Quick viewing(Text Mode)

Standaard Rapport

Standaard Rapport

Bestemmingsplan Reconstructie N34 afslag Odoorn Noord –

CONCEPT

Opdrachtgever: Gemeente Borger-Odoorn Rapportnummer: RB 10.220 Datum vrijgave: Juli 2016 Opsteller: Dhr. M. Beek Goedkeuring: Dhr. H. de Roo

Gemeente Borger-Odoorn Blad 2 van 35 Bestemmingsplan Reconstructie N34 afslag Odoorn Noord – Exloo Juli 2016 Versie 01

Inhoudsopgave

...... 1 1 HOOFDSTUK 1 INLEIDEND HOOFDSTUK ...... 3 1.1 Aanleiding ...... 3 1.2 Inleiding ...... 3 1.3 Korte omschrijving van het plan ...... 3 1.4 Doel ...... 5 1.5 Verantwoording ...... 6 1.6 Leeswijzer ...... 6 1.7 Juridische status ...... 6 2 HOOFDSTUK 2 PLANGEBIED EN HISTORIE ...... 7 2.1 Ligging ...... 7 2.2 Rol Provincie ...... 8 2.3 Gewenste situatie ...... 8 3 HOOFDSTUK 3 BELEIDSKADER ...... 10 3.1 Rijksbeleid ...... 10 3.1.1 Ruimtelijk - Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte ...... 10 3.2 Provinciaal beleid ...... 10 3.2.1 Actualisatie Omgevingsvisie Drenthe 2014 ...... 10 3.2.2 Provinciaal verkeers- en vervoerplan (PVVP 2007) ...... 16 3.2.3 Duurzaam Veilig ...... 18 3.3 Gemeentelijk beleid ...... 18 3.3.1 Structuurvisie Borger-Odoorn ...... 18 3.3.2 Gemeentelijk verkeer- en vervoerplan Borger-Odoorn ...... 20 4 HOOFDSTUK 5 OMGEVINGSFACTOREN ...... 21 4.1 Archeologie ...... 21 4.2 Bodem ...... 22 4.3 Externe veiligheid ...... 23 4.4 Flora en Fauna ...... 23 4.5 Geluid ...... 25 4.6 Luchtkwaliteit ...... 26 4.7 M.E.R.-beoordeling ...... 27 4.8 Watertoets ...... 28 5 HOOFDSTUK 5 UITVOERBAARHEID ...... 30 6 HOOFDSTUK 6 OVERLEG EN INSPRAAK ...... 31 7 HOOFDSTUK 7 JURIDISCHE TOELICHTING ...... 32 7.1 Algemeen ...... 32 7.2 Koppeling Toelichting en Verbeelding ...... 32 7.3 Toelichting op de planregels...... 33

NL.IMRO.1681.00BP0047-CO01 Toelichting

Gemeente Borger-Odoorn Blad 3 van 35 Bestemmingsplan Reconstructie N34 afslag Odoorn Noord – Exloo Juli 2016 Versie 01

1 Hoofdstuk 1 Inleidend hoofdstuk

1.1 Aanleiding

Voorliggend bestemmingsplan is bedoeld om het juridisch kader te bieden voor het kunnen uitvoeren van een ruimtelijk initiatief. Tevens biedt voorliggend bestemmingsplan de onderbouwing van waarom het gewenste ruimtelijk initiatief inpasbaar is op de door initiatiefnemer gewenste locatie, in dit geval het afsluiten van de bestaande aansluiting van de N34 bij Odoorn en het verbreden van de bestaande parallelweg evenwijdig langs de N34 richting de aansluiting bij Exloo en het aanleggen van een vrij-liggend fietspad daarnaast ten behoeve van de veiligheid van de fetsers.

1.2 Inleiding

Over het grondgebied van de gemeente Borger-Odoorn loopt de provinciale weg de N34. De N34 is een niet-autosnelweg en provinciale weg in Nederland, in het beheer van de provincies Drenthe en Overijssel. De weg is grotendeels een autoweg en vormt een noord-zuidroute vanaf de N36 bij Ommen via Hardenberg, Coevorden, Emmen en Gieten naar de A28 bij Zuidlaren. De N34 is 88 kilometer lang.

De N34 werd per 1 januari 2007 overgedragen van het Rijk naar de provincies Drenthe en Overijssel. Vanaf dat moment was de N34 geen rijksweg meer. De provincie Drenthe ging in 2007 meteen aan de slag om de weg om te bouwen tot een volwaardige enkelbaans stroomweg. Daartoe werden meerdere ongelijkvloerse kruisingen aangelegd.

In Drenthe is nu bijna de hele N34 een volwaardige ongelijkvloerse stroomweg, maar in de gemeente Borger-Odoorn bevinden zich nog de gelijkvloerse aansluitingen Emmen- Noord en Odoorn. De provincie Drenthe heeft besloten deze te vervangen door een ongelijkvloerse aansluiting op de Slenerweg te . Als gevolg van de nieuwe aansluiting bij Klijndijk zal de bestaande aansluiting op de N34 bij Odoorn komen te vervallen. Wel zal de bestaande parallelweg worden verbreed (van nu 4,00 meter naar straks 6,30 meter) en wordt voorzien in de de aanleg van een naastgelegen vrij-liggend fietspad. Om dit te kunnen realiseren is een herziening van het geldende bestemmingsplan Buitengebied noodzakelijk. Voorliggend bestemmingsplan voorziet hierin.

1.3 Korte omschrijving van het plan

Vanaf de aansluiting Odoorn-Noord richting Exloo wordt de bestaande parallelweg verbreed en voorzien van een vrij-liggend fietspad tot aan de nieuwe aansluiting Exloo. Onderstaand een weergave hiervan, met eveneens een profiel van de tracés gezien vanaf de ‘rand’ van de bestaande N34.

NL.IMRO.1681.00BP0047-CO01 Toelichting

Gemeente Borger-Odoorn Blad 4 van 35 Bestemmingsplan Reconstructie N34 afslag Odoorn Noord – Exloo Juli 2016 Versie 01

Hierna een globale weergave van het gebied waar de ontwikkeling gaat plaatsvinden.

NL.IMRO.1681.00BP0047-CO01 Toelichting

Gemeente Borger-Odoorn Blad 5 van 35 Bestemmingsplan Reconstructie N34 afslag Odoorn Noord – Exloo Juli 2016 Versie 01

1.4 Doel

In onderhavig bestemmingsplan wordt ingegaan op de (ruimtelijke) gevolgen van de voorgenomen ontwikkeling van het betreffende gebied. De realisatie van de plannen dient niet in strijd te zijn met een goede ruimtelijke ordening.

NL.IMRO.1681.00BP0047-CO01 Toelichting

Gemeente Borger-Odoorn Blad 6 van 35 Bestemmingsplan Reconstructie N34 afslag Odoorn Noord – Exloo Juli 2016 Versie 01

1.5 Verantwoording

Bij het opstellen van voorliggend bestemmingsplan is gebruik gemaakt van diverse (beleids)documenten en websites. Sommige (beleids)documenten en beeldbeschrijvende documenten zijn in voorkomende gevallen integraal overgenomen om de inhoud zoveel mogelijk te waarborgen. Daar waar bronnen zijn gebruikt is dat in de tekst weergegeven.

1.6 Leeswijzer

Na dit inleidende hoofdstuk wordt in hoofdstuk 2 een uitgebreidere weergave gegeven van het plan mede in relatie tot het vigerende ruimtelijk beleid. In Hoofdstuk 3 komen de verschillende relevante beleidsstukken voorbij die van toepassing zijn op het plan en uitgewerkt op Rijksniveau, provinciaal niveau en gemeentelijk niveau. Hoofdstuk 4 geeft de invloed weer van het plan tot de verschillende omgevingsaspecten. In hoofdstuk 5 staat de economische uitvoerbaarheid centraal. Hoofdstuk 6 doet verslag van de inspraak- en overlegreacties, waarna hoofdstuk 7 ingaat op de juridische vertaling van het plan en vervolgens volgen nog de regels en de verbeelding.

1.7 Juridische status

Bij het voorliggende bestemmingsplan wordt gebruik gemaakt van een uitgebreide en uitvoerige toelichting en planregels plus een verbeelding. Slechts de planregels en de verbeelding hebben een formele juridische status in de zin van dat deze voor een ieder bindend zijn. De toelichting van het bestemmingsplan is bedoeld om een nadere verduidelijking te geven van de planregels en de verbeelding en is daarmee een onlosmakelijk geheel geworden.

NL.IMRO.1681.00BP0047-CO01 Toelichting

Gemeente Borger-Odoorn Blad 7 van 35 Bestemmingsplan Reconstructie N34 afslag Odoorn Noord – Exloo Juli 2016 Versie 01

2 Hoofdstuk 2 Plangebied en historie

2.1 Ligging

Het tracé waar de werkzaamheden gaan plaatsvinden (gebied tussen bestaande aansluiting N34 bij Odoorn en nieuwe aansluiting N34 bij Exlooo) ligt binnen het grondgebied van de Drentse gemeente Borger-Odoorn en bevindt zich aan de oostaknt

van de bestaande N34. Onderstaand een weergave van de ligging van het gebied. D

NL.IMRO.1681.00BP0047-CO01 Toelichting

Gemeente Borger-Odoorn Blad 8 van 35 Bestemmingsplan Reconstructie N34 afslag Odoorn Noord – Exloo Juli 2016 Versie 01

2.2 Rol Provincie Drenthe

Sinds de overdracht van de N34 van het Rijk naar de provincie Drenthe zijn veel maatregelen genomen om de verkeersveiligheid op de N34 te verbeteren. De N34 is hierbij ingericht conform Duurzaam Veilig (Essentiële Herkenbaarheidkenmerken), passend bij de functie van een stroomweg. De stroomwegfunctie vertaalt zich in de status van autoweg (100 km/h). Belangrijke kenmerken van een autoweg zijn de groene streep in de middenas en de ongelijkvloerse uitvoering van de aansluitingen. Passend bij de stroomwegfunctie zijn in het eindbeeld alle aansluitingen op de N34 ongelijkvloers, zo ook de N34 op het tracé Emmen - Exloo.

Bij een regionale stroomweg 100 km/h staan de doorstroming en veiligheid van het (doorgaande) autoverkeer centraal. Dit betekent dat het wegontwerp is gebaseerd op een visueel continu wegprofiel met zo weinig mogelijk onderbrekingen. De aansluitingen van de omliggende gebieden aan de weg liggen nabij de belangrijke economische locaties, op onderling ruime afstand. Ze worden –conform de landelijke richtlijnen– uitgevoerd als ongelijkvloerse aansluitingen. De onderling grotere afstand tussen deze aansluitingen betekent dat het verkeer van/naar de stroomweg wordt gebundeld op een relatief klein aantal aansluitingen, die ieder een relevant verkeersaanbod verwerken. Bij een stroomweg vermindert daardoor het aantal mogelijkheden om de weg te kruisen. Zo dient ook de bestaande aansluiting bij Odoorn te verdwijnen. Onderstaand een weergave van de bestaande aansluiting bij Odoorn. Deze verdwijnt zogezegd.

2.3 Gewenste situatie

Na diverse onderzoeken en gesprekken met gemeenten en andere betrokkenen heeft de provincie Drenthe op 23 juni 2015 besloten om een nieuwe ongelijkvloerse N34- aansluiting aan te leggen ter hoogte van de Slenerweg bij Klijndijk en dientengevolge daarvan de bestaande aansluiting bij Odoorn zal verdwijnen. Wel wordt vanaf Odoorn- Noord de bestaande parallelweg verbreed en voorzien van een vrij-liggend fietspad tot aan de nieuwe aansluiting Exloo.

Onderstaand het profiel van de verbrede parallelweg en het aan te leggen vrijliggende fietspad.

NL.IMRO.1681.00BP0047-CO01 Toelichting

Gemeente Borger-Odoorn Blad 9 van 35 Bestemmingsplan Reconstructie N34 afslag Odoorn Noord – Exloo Juli 2016 Versie 01

De bestaande parallelweg heeft een breedte van 4,0 meter. Deze wordt verbreed naar 6,30 meter. Daarna volgt een berm van 2,0 meter breed, waarna een fietspad volgt met een breedte van 2,75 meter. Zo ontstaat een veiligere situatie voor de fietsers. Vervolgens komt er weer een berm van 2,0 meter breed en een sloot met een breedte van 3,0 meter.

NL.IMRO.1681.00BP0047-CO01 Toelichting

Gemeente Borger-Odoorn Blad 10 van 35 Bestemmingsplan Reconstructie N34 afslag Odoorn Noord – Exloo Juli 2016 Versie 01

3 Hoofdstuk 3 Beleidskader

Binnen het ruimtelijk werkveld is door de verschillende overheidslagen veel beleid opgesteld. Middels dit beleid is getracht richting te geven aan de inrichting en het beheer van de openbare ruimte.

Getoetst wordt of het plan past binnen het vigerende planologisch kader en binnen het ruimtelijk beleid van de verschillende overheidslagen. In dit hoofdstuk staat een overzicht van het van toepassing zijnde beleid in relatie tot de gewenste ontwikkelingen van de initiatiefnemer.

3.1 Rijksbeleid

3.1.1 Ruimtelijk - Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) is op 22 november 2011 onder aanvaarding van een aantal moties door de Tweede Kamer aangenomen en 13 maart 2012 vastgesteld. Onderdeel van deze structuurvisie is het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro).

Met de structuurvisie kiest het rijk voor een selectievere inzet van rijksbeleid op slechts 13 nationale belangen. Voor deze belangen is het Rijk verantwoordelijk en wil het resultaten boeken. Buiten deze 13 belangen hebben decentrale overheden beleidsvrijheid.

Voor de projectlocatie zijn in de SVIR geen specifieke onderwerpen opgenomen die aangemerkt worden als nationaal belang waarmee rekening gehouden dient te worden.

3.2 Provinciaal beleid

3.2.1 Actualisatie Omgevingsvisie Drenthe 2014

Op 2 juli 2014 is de Actualisatie omgevingsvisie Drenthe 2014 vastgesteld. De bijbehorende Omgevingsverordening is met ingang van 17 oktober 2015 in werking getreden. De regels in de verordening vormen het sluitstuk op de Omgevingsvisie. De omgevingsvisie is hét strategische kader voor de ruimtelijk-economische ontwikkeling van Drenthe. De visie formuleert de belangen, ambities, rollen, verantwoordelijkheden en sturing van de provincie in het ruimtelijke domein.

In de Omgevingsvisie zijn vier wettelijk voorgeschreven provinciale planvormen samengenomen, te weten:  De provinciale structuurvisie op grond van de Wro;  Het provinciaal milieubeleidsplan op grond van de Wet milieubeheer (Wm);  Het regionaal waterplan op grond van de waterwetgeving;  Het Provinciaal Verkeers- en Vervoersplan op grond van de Planwet verkeer en vervoer. De Omgevingsvisie beschrijft de ruimtelijk-economische ontwikkeling van Drenthe voor de periode tot 2020, met in sommige gevallen een doorkijk naar de periode erna.

NL.IMRO.1681.00BP0047-CO01 Toelichting

Gemeente Borger-Odoorn Blad 11 van 35 Bestemmingsplan Reconstructie N34 afslag Odoorn Noord – Exloo Juli 2016 Versie 01

Missie De missie uit de Omgevingsvisie luidt: ‘Het ontwikkelen van een bruisend Drenthe, passend bij de kernkwaliteiten die de provincie rijk is’.

De kernkwaliteiten zijn:  rust, ruimte, natuur en landschap;  oorspronkelijkheid;  naoberschap;  menselijke maat;  veiligheid;  kleinschaligheid (Drentse schaal).

Ruimtelijke ontwikkelingen De provincie wil ontwikkelingen stimuleren die een bijdrage leveren aan de ruimtelijke kwaliteit. Deze kwaliteit zit voor de provincie in het zorgvuldig gebruikmaken van de ruimte, het behouden en waar mogelijk versterken van de kernkwaliteiten en het waarborgen van de kwaliteit van het milieu en de leefomgeving.

Hierna volgen de relevante delen uit de Omgevingsvisie die relevant zijn voor het voorliggende ruimtelijk initiatief.

Mobiliteit Voor de ruimtelijk-economische ontwikkeling van Drenthe is het van belang gunstige vestigingsvoorwaarden te creëren waarmee Drenthe kan concurreren met andere regio’s. Dit vraagt om een goede bereikbaarheid. Mobiliteit heeft ook een belangrijke sociale functie: een goede bereikbaarheid van sociale voorzieningen, zorgvoorzieningen, onderwijsvoorzieningen en recreatieve voorzieningen draagt bij aan de ontplooiingsmogelijkheden van de inwoners van Drenthe.

De provincie streeft voor Drenthe naar een optimale en veilige bereikbaarheid. In haar verkeers- en vervoersbeleid heeft zij normen voor reistijd en veiligheid opgenomen voor de verschillende schaalniveaus van infrastructuur (internationaal, regionaal en lokaal). De samenhang en de betrouwbaarheid van de netwerken voor auto, openbaar vervoer, fiets en goederen zijn van provinciaal belang, evenals de verknoping van het regionale netwerk met het (inter)nationale netwerk. Het beleid zoals vastgelegd in het Provinciaal verkeers- en vervoersplan (PVVP, 2007) blijft onveranderd van kracht.

De provincie voert de regie op de duurzame verbetering van de regionale mobiliteit door met haar partners afspraken te maken over investeringen. De provincie geeft prioriteit aan:  het verbeteren van verbindingen, locaties of voorzieningen in het regionale netwerk (weg, spoor en water) die niet voldoen aan de normen voor bereikbaarheid en/of veiligheid;  het verbeteren van het openbaar vervoer per spoor en/of over de weg;  het vervolmaken van het fietsnetwerk voor woon-werkverkeer.

Met de gemeenten wil de provincie komen tot een samenhangend pakket van maatregelen om de bereikbaarheid voor auto, openbaar vervoer en fiets te verbeteren. Ook stimuleert de provincie de gemeenten om de infrastructuur veiliger te maken en het verkeersgedrag te verbeteren.

NL.IMRO.1681.00BP0047-CO01 Toelichting

Gemeente Borger-Odoorn Blad 12 van 35 Bestemmingsplan Reconstructie N34 afslag Odoorn Noord – Exloo Juli 2016 Versie 01

De belangrijkste knelpunten voor het autoverkeer bevinden zich op het hoofdwegennet en de stedelijke ontsluiting. In de uitwerking van het verkeers- en vervoersbeleid geeft de provincie prioriteit aan verbindingen die niet voldoen aan de normen voor bereikbaarheid en/of veiligheid. De nadere doorwerking vindt zogezegd plaats in het Provinciaal verkeers- en vervoersplan, deze wordt toegelicht in paragraaf 3.2.2.

3.2.1.1 Kernkwaliteiten-analyse

Tevens is beoordeeld of er sprake is van zogeheten Kernkwaliteiten, waarmee rekening dient te worden gehouden. Daartoe is gebruik gemaakt van de kaartenviewer behorend bij de Omgevingsvisie. Dit levert voor de beide locaties het volgende beeld op.

Kernkwaliteit Aardkundige waarden Er is sprake van een kernkwaliteit op het gebied van ‘Aardkundige waarden’, hieronder is dit zichtbaar gemaakt met de globale ligging van het trace als een zwarte lijn.

Wat betekent deze kernkwaliteit? Drenthe heeft een eigen karakter, een eigen (ruimtelijke) identiteit, die door inwoners en bezoekers hoog gewaardeerd wordt. Het aardkundige landschap van Drenthe is hiervoor in belangrijke mate bepalend. Het provinciaal aardkundig erfgoed is de enige informatiebron over de natuurlijke ontstaansgeschiedenis van Drenthe. Net als archeologische waarden zijn aardkundige waarden voor het merendeel onzichtbaar, onvervangbaar en niet te compenseren. Ze zijn per definitie kwetsbaar voor ruimtelijke

NL.IMRO.1681.00BP0047-CO01 Toelichting

Gemeente Borger-Odoorn Blad 13 van 35 Bestemmingsplan Reconstructie N34 afslag Odoorn Noord – Exloo Juli 2016 Versie 01

ontwikkelingen die met bodemingrepen gepaard gaan. Maar wat zijn precies aardkundige waarden? De provincie omschrijft aardkundige waarden als volgt:

“Drenthe staat bekend om zijn rijke bodemarchief, om zijn aardkundige waarden (AW). De aardkorst geeft belangrijke informatie over de ontstaansgeschiedenis van de wereld, die u kunt aflezen aan hoogveengebieden, stuwwallen en stuifzandgebieden. Niet alleen de natuur, maar ook de mens heeft zijn sporen achtergelaten op en in de Drentse bodem. Dan kunt u denken aan essen, veenterpen en grafheuvels. De zichtbare en onzichtbare rijkdom van onze aardkorst zijn onvervangbare bronnen van kennis van een ver verleden. Dit wordt daarom ook wel aardkundig erfgoed of aardkundige waarden genoemd.”

Jaarlijks tracht de provincie één aardkundig monument vast te leggen en te onthullen, als eerste provinciaal aardkundig monument is het gebied Drouwenerzand aangewezen.

De provincie wil aardkundige waarden die bijdragen aan het specifieke Drentse karakter behouden en waar mogelijk herstellen zonder daarbij het normale landbouwkundig gebruik te belemmeren.

Voor aardkundige waarden onderscheidt de provincie drie beschermingsniveaus die verschillen in de mate van inzet van de provincie. De twee hoogste beschermingsniveaus (beschermen en regisseren) zijn van provinciaal belang en aangegeven op de kaart van de Omgevingsvisie. Het gebied ligt in een gebied met de beide hoogste beschermingsniveaus, zodat er voor dit gedeelte sprake is van een direct doorwerkend provinciaal belang en staat de provincie voor dit gebied alleen ontwikkelingen toe als de aardkundige kwaliteiten en kenmerken worden behouden. Het zorgvuldig en verantwoord omgaan met de aardkundige waarden vormt het vertrekpunt in het planvormingsproces.

Voor dit project geldt dat alleen die gronden gaan worden verstoord die noodzakelijk zijn voor de verbreding van de parallelweg en het fietspad, allen ten behoeve van het vergroten van de verkeersveiligheid en daarmee het terugbrengen van ongevallen. Het project heeft een hoog maatschappelijk belang. Niet meer ingrepen als strikt noodzakelijk worden uitgevoerd om zodoende bestaande kwaliteiten zo goed mogelijk onaangetast te laten. Het voordeel is dat er reeds sprake is van bestaande infrastructuur en het gebied daarop is aangepast.

NL.IMRO.1681.00BP0047-CO01 Toelichting

Gemeente Borger-Odoorn Blad 14 van 35 Bestemmingsplan Reconstructie N34 afslag Odoorn Noord – Exloo Juli 2016 Versie 01

Kernkwaliteit Natuur

Er is sprake van een kernkwaliteit Natuur, te weten EHS. Het plangebied bevindt zich volgens deze kaart in zijn geheel in de EHS.

Over de EHS, die nu aangeduid wordt met de term Natuurnetwerk Nederland, zijn landelijk afspraken gemaakt. De kern van het Natuurnetwerk blijft de EHS: hier stuurt de provincie maximaal met subsidies en regelgeving. De ambitie is hier gericht op het behoud van de bestaande waarden van de kernkwaliteit Natuur. De regelgeving is gekoppeld aan de begrensde EHS. De EHS wordt regelmatig geactualiseerd. De fijnste vertakkingen daaromheen hebben de aanduiding Natuurnetwerk Drenthe gekregen. Voor dit netwerk gelden minder regels. Gemeenten en waterschappen hebben hier als eerst verantwoordelijke de zorg voor natuurwaarden en biodiversiteit. De bescherming van soorten is vastgelegd in de Flora- en faunawet.

Er zal onderzoek worden gedaan naar de effecten van de te verbreden parallelweg op zowel de EHS als ook de aanwezige soorten. Indien er maatregels getroffen moeten worden om eventuele aantasting van natuurwaarden en soorten te compenseren dan zullen deze worden getroffen. Op basis van het nog uit te voeren onderzoek hiertoe zullen vervolgstappen worden onderzocht.

NL.IMRO.1681.00BP0047-CO01 Toelichting

Gemeente Borger-Odoorn Blad 15 van 35 Bestemmingsplan Reconstructie N34 afslag Odoorn Noord – Exloo Juli 2016 Versie 01

Kernkwaliteit Landschap Er is in het plangebied sprake van een kernkwaliteiten landschap, te weten ‘esdorpenlandschap’. Er is overigens geen sprake van een ‘waardevolle es’.

Wat betekent deze kernkwaliteit? De kwaliteit en de diversiteit van het Drentse landschap dragen sterk bij aan het aantrekkelijke milieu om te wonen, te werken en te recreëren. De identiteit van het Drentse landschap wordt bepaald door de ontstaansgeschiedenis en de diversiteit aan landschapstypen.

De provinciale ambitie is het behouden en versterken van de verscheidenheid, de kwaliteit, de identiteit en de beleefbaarheid van het landschap. Van provinciaal belang is het behouden van landschapskenmerken en de onderlinge samenhang en het versterken van de verschillende landschapstypen.

De doelstellingen voor de kernkwaliteit landschap zijn:  Het behouden en versterken van de ruimtelijke afwisseling van landschapstypen;  Het behouden en versterken van de volgende karakteristieke kenmerken van de verschillende landschapstypen: - in esdorpenlandschap/esgehuchten: de essen en beekdalen. - Landschap van de Veenkoloniën: de wijkenstructuur en de openheid.

NL.IMRO.1681.00BP0047-CO01 Toelichting

Gemeente Borger-Odoorn Blad 16 van 35 Bestemmingsplan Reconstructie N34 afslag Odoorn Noord – Exloo Juli 2016 Versie 01

Voor het esdorpenlandschap is het provinciale belang gericht op de essen en de beekdalen. De essen zijn de in het esdorpenlandschap kenmerkende open ruimtes die veelal omgeven zijn met esrandbeplanting. De beekdalen zijn onbebouwde gebieden met kleinschalige beplantingstructuren en beekdal(rand)beplanting. Het provinciale beleid is bij de essen gericht op het behoud van die open ruimte en het versterken van de esrandbeplanting en bij de beekdalen op het behoud van het onbebouwde karakter en het versterken van de karakteristieke beekdal(rand)beplanting.

In voorliggend bestemmingsplan is ‘slechts’ sprake van de verdubbeling van een bestaande parallelweg en de aanleg van een fietspad en deze dienen een hoog maatschappelijk belang, namelijk het verbeteren van de verkeersveiligheid. Er is reeds sprake van een verstoring van het landschap als gevolg van de bestaande wegenstructuur. De te verbreden parallelweg en fietspad zullen zo adequaat en landschapsvriendelijk in het bestaande landschap worden ingepast, maar ze kunnen zeker niet geheel uit het zicht gehaald worden.

De overige kernkwaliteiten, te weten: ‘rust, cultuurhistorie en archeologie’ zijn niet aanwezig, of van een dusdanige lage waarde, dat ze geen directe doorwerking kennen voor de uitvoering van dit plan.

3.2.2 Provinciaal verkeers- en vervoerplan (PVVP 2007)

Zoals in 3.2.1 al genoemd is het Provinciaal verkeers- en vervoersplan 2007 nog steeds van kracht.

Het PVVP is het algemene beleidskader voor het mobiliteitsbeleid en bestaat uit twee delen. In het eerste deel, Kaders en Ambities 2007 - 2020, wordt het ambitieniveau voor het provinciale mobiliteitsbeleid voor de periode tot 2020 beschreven. In het eerste deel worden doelen, ambities en sterprojecten benoemd. Ook zijn de essentiële onderdelen in dit deel verwerkt. Dit zijn de onderdelen van het beleid die van wezenlijk belang zijn voor de realisatie van de doelen uit de Nota Mobiliteit en de provinciale doelstellingen. Op grond van de Planwet Verkeer en Vervoer werken de essentiële onderdelen door in gemeentelijke verkeers- en vervoersplannen. De essentiële onderdelen werken ook door in de keuze van activiteiten, zoals vastgelegd in het tweede deel, de Uitvoeringsagenda.

Voor de N34 is met name het aspect veiligheid van belang. Hierover staat het volgende genoemd bij de Kaders en Ambities.

Wegbeheerders, politie, Openbaar Ministerie en partners werken nauw samen in het verbeteren van de verkeersveiligheid. De samenwerking lijkt vruchten af te werpen: het aantal ziekenhuisgewonden en doden als gevolg van verkeersongevallen vertoont de laatste jaren een dalende trend. Het aantal verkeersdoden daalt sterker dan het aantal ziekenhuisgewonden.

De meeste verkeersslachtoffers vallen onder jongeren (16 tot 25 jaar) en dan met name bromfietsers en jonge automobilisten. Ongeveer een derde van alle verkeersslachtoffers in Drenthe is het gevolg van een rijongeval (bij 90% van deze ongevallen is alleen het voertuig van de verongelukte betrokken). Ook een derde van de slachtoffers is het gevolg van voorrangsongevallen. De belangrijkste oorzaken van deze ongevaltypen zijn het gebrek aan ervaring, gebrek aan aandacht bij de rijtaak en

NL.IMRO.1681.00BP0047-CO01 Toelichting

Gemeente Borger-Odoorn Blad 17 van 35 Bestemmingsplan Reconstructie N34 afslag Odoorn Noord – Exloo Juli 2016 Versie 01

de invloed van alcohol, drugs of medicijnen. De meest voorkomende onveilige gedragingen houden verband met snelheidsoverschrijding. Uit onderzoek van onder andere de Adviesdienst Verkeer en Vervoer blijkt dat weggebruikers zelf voornamelijk aandacht vragen voor agressief of asociaal rijgedrag.

Ambities  Het voortzetten van het beleid in het kader van Duurzaam Veilig. Waar in de eerste fase voornamelijk is ingezet op het opheffen van ‘black spots’, verschuift in de huidige fase de aandacht meer naar de inrichting van wegvakken, permanente verkeerseducatie en handhaving;  Afspraken maken met de gezamenlijke wegbeheerders over de uniforme weginrichting van het Drentse wegennet, waarbij landelijke richtlijnen als uitgangspunt worden genomen;  De gezamenlijke wegbeheerders geven prioriteit geven aan de invoering van essentiële herkenbaarheidkenmerken, het terugdringen van het aantal rijongevallen en het aantal voorrangsongevallen;  Voor de invoering van infrastructurele maatregelen in het buitengebied werken gemeenten en provincie gezamenlijk een implementatieplan uit. De gezamenlijke uitwerking draagt bij aan de uniformiteit in beleid en inrichting en de afstemming in communicatie. In de uitwerking worden naast verkeersveiligheid, de belangen van openbaar vervoer en hulpdiensten betrokken;  Met de toepassing van snelheidsremmende voorzieningen wordt terughoudend omgegaan. De maatregelen worden uitsluitend toegepast wanneer er sprake is van een risico voor de verkeersveiligheid en alternatieve maatregelen onvoldoende effect sorteren. Waar mogelijk wordt de voorkeur wordt gegeven aan maatregelen in het horizontale vlak (wegversmalling, chicanes) boven maatregelen in het verticale vlak (drempels). De wegbeheerder draagt zorg voor een uniforme uitvoering en snelheidsreducerend effect passend bij de omgeving. Cumulatie- effecten op reistijd van het openbaar vervoer en aanrijdtijden van hulpdiensten worden betrokken in de afweging; Hoe vertalen deze ambities zich naar de uitvoering. De vormgeving van de infrastructuur moet vanzelf leiden tot het gewenste verkeersgedrag. Uniformiteit en herkenbaarheid zijn daarbij essentieel. Bij de herinrichting van het wegennet wordt prioriteit gegeven aan de maatregelen die sterk bijdragen aan slachtofferreductie. Kosteneffectiviteit speelt een belangrijke rol in de afwegingen.

Voor de korte termijn (was tot 2010) lag het accent op de invoering van essentiële herkenbaarheidskenmerken, het voorkomen van rijongevallen en het opheffen van resterende ‘blackspots’. Voor de langere termijn (na 2010) ligt het accent op de herinrichting van regionale stroomwegen en gebiedsontsluitingswegen en de omgevingsinpassing van erftoegangswegen. Dit alles overeenkomstig het landelijk kader Duurzaam Veilig.

De reconstructie van de N34 bij de Slenerweg te Klijndijk is in lijn met de bovengenoemde ambitie. Er is sprake van de vervanging van de gelijkvloerse kruisingen te Emmen-Noord en Odoorn waar al veel (dodelijke) ongelukken hebben plaatsgevonden. Als gevolg van het realiseren van een ongelijkvloerse kruising bij de Slenerweg te Klijndijk (=Duurzaam Veilig maken) verdwijnt deze ‘blackspot’. Onderdeel van deze reconstructie van de nieuwe aansluiting bij Klijndijk is ook het verdwijnen van

NL.IMRO.1681.00BP0047-CO01 Toelichting

Gemeente Borger-Odoorn Blad 18 van 35 Bestemmingsplan Reconstructie N34 afslag Odoorn Noord – Exloo Juli 2016 Versie 01

de bestaande aansluiting op de N34 bij Odoorn. Voorliggend bestemmingsplan geeft hier uitvoering aan en is daarmee in lijn met het PVVP 2007.

3.2.3 Duurzaam Veilig

Algemeen Duurzaam Veilig of eigenlijk Duurzaam Veilig Verkeer is een initiatief van de verschillende Nederlandse overheden om de verkeersveiligheid van het wegverkeer te vergroten.

Binnen een Duurzaam Veilig Verkeer draait het om het voorkomen van ongelukken oftewel preventie. Voordat Duurzaam Veilig werd geïntroduceerd werd voornamelijk geprobeerd om de gevolgen van verkeersonveiligheid te beperken. Dat wil zeggen dat veelal achteraf maatregelen werden getroffen om onveilige situaties aan te pakken. Dit wordt ook wel een curatieve benadering genoemd. Natuurlijk is dat nog steeds nodig, maar het curatieve beleid wordt nu gecombineerd met een preventief beleid: Duurzaam Veilig.

Duurzaam Veilig principes De Duurzaam Veilig visie is gebaseerd op een aantal leidende principes. Volgens de Stichting Wetenschappelijk Onderzoek Verkeersveiligheid (SWOV) zijn deze vijf principes onderbouwd door wetenschappelijk onderzoek:  Functionaliteit;  Homogeniteit;  Herkenbaarheid;  Vergevingsgezindheid;  Statusonderkenning

Het uitgangspunt van functionaliteit van wegen is in de Duurzaam Veilig visie vertaald in een eenduidige categorisering van wegtypen. Er worden drie categorieën wegen onderscheiden met een verschillende functie:  Stroomwegen;  Gebiedsontsluitingswegen; en  Erftoegangswegen.

De N34 betreft een stroomweg. Stroomwegen (SW) zijn bedoeld voor een betrouwbare afwikkeling van relatief grote hoeveelheden verkeer met een hoge gemiddelde snelheid. Bij stroomwegen mag geen sprake eer zijn van ‘gelijkvloerse’ kruisingen zoals bij Odoorn nog wel het geval is. Het verwijderen van de gelijkvloerse kruisingen bij Odoorn is in overeenstemming met de principes van Duurzaam Veilig. In de Duurzaam Veilig visie kent een stroomweg (zoals de N34) namelijk geen gelijkvloerse kruisingen. Voorliggend bestemmingsplan geeft uitvoering aan het project Duurzaam Veilig.

3.3 Gemeentelijk beleid

3.3.1 Structuurvisie Borger-Odoorn

Aanleiding De Wet ruimtelijke ordening (Wro) verplicht gemeenten om voor hun grondgebied een structuurvisie vast te stellen. Op grond van artikel 2.1 van de Wro bevat de structuurvisie de hoofdlijnen van de voorgenomen ontwikkeling van het gebied en de

NL.IMRO.1681.00BP0047-CO01 Toelichting

Gemeente Borger-Odoorn Blad 19 van 35 Bestemmingsplan Reconstructie N34 afslag Odoorn Noord – Exloo Juli 2016 Versie 01

hoofdzaken van het door de gemeente te voeren ruimtelijk beleid. De structuurvisie gaat tevens in op de wijze waarop de Raad zich voorstelt de voorgenomen ontwikkeling te realiseren.

Met de komst van de Wro wordt invulling geven aan het motto “decentraal wat kan en centraal wat moet”. De rol van de provincie op het gebied van ruimtelijke ordening verschuift van controlerend naar kaderstellend. Dit betekent dat het voor gemeenten belangrijk is om in beeld te brengen wat de lokale gemeentelijke belangen zijn ten opzichte van de provinciale belangen. Bovenstaande is aanleiding geweest voor de gemeente Borger-Odoorn om in overeenstemming met de Wro de eerder beschreven toekomstvisie te vertalen naar een concrete structuurvisie.

Doel De structuurvisie geeft de strategische ruimtelijke visie op de ontwikkeling van het grondgebied van de gemeente Borger-Odoorn voor de komende 10 jaar. Deze visie brengt de gemeentelijke ruimtelijke belangen in beeld aan de hand van de ruimtelijk relevante thema’s en trends.

De structuurvisie geeft richting aan ruimtelijke ontwikkelingen en initiatieven van overheid, organisaties en marktpartijen. Ten aanzien van bereikbaarheid en met name toegespitst op infrastructuur is het volgende geformuleerd in de structuurvisie.

Onder Leefbaarheid : voorzieningen, zorg en welzijn staat het volgende genoemd.

De ligging in de regio heeft grote invloed op de ruimtelijke ontwikkeling van de gemeente. De gemeente Borger-Odoorn heeft geen kernen waar grootschalige winkel-, cultuur, zorg- en onderwijsvoorzieningen aanwezig zijn. Borger heeft het hoogste voorzieningenniveau met een behoorlijk winkelbestand, een middelbare school en een theatervoorziening in de kerk. Er wordt ingezet op goede verbindingen met omliggende gemeenten waar deze voorzieningen wel voorhanden zijn. Een goede ontsluiting van kernen op de N34 (Emmen, Assen), Mondenweg (Stadskanaal, Emmen) en N374 (Stadskanaal, Assen) is daarom van groot belang. Daarnaast zijn goede openbaar vervoer- en fietsverbindingen van belang. Genoemde verbindingen zijn ook belangrijk voor mensen van buiten de gemeente. Zo kunnen bezoekers gebruik maken van de aanwezige toeristische en recreatieve voorzieningen en genieten van het natuur- en landschappelijke schoon dat Borger- Odoorn binnen haar grenzen heeft. De aansluitingen van Exloo, Odoorn en N391 op de N34 worden verbeterd ten behoeve van betere bereikbaarheid van Emmen en de veenkoloniën. De aansluiting van Exloo en Odoorn op de N34 wordt ongelijkvloers, waarmee de verkeersveiligheid ook aanzienlijk wordt verbeterd. De gemeente Borger-Odoorn verleent medewerking aan het verkennen van de mogelijkheden van hoogwaardige openbaarvervoersverbindingen langs de N34 in het kader van de Railvisie 2040 en de treinverbinding Emmen- Stadskanaal, wanneer dit een bijdrage kan leveren aan duurzame mobiliteit.

Herijking Structuurvisie + uitvoeringsagenda Bij de vaststelling van de structuurvisie is aangegeven dat het een dynamisch document betreft die in veranderende tijden kan worden aangepast. Onder verwijzing naar de op

NL.IMRO.1681.00BP0047-CO01 Toelichting

Gemeente Borger-Odoorn Blad 20 van 35 Bestemmingsplan Reconstructie N34 afslag Odoorn Noord – Exloo Juli 2016 Versie 01

handen zijnde invoering van de nieuwe Omgevinsgwet zal de structuurvisie een basis gaan worden om via participatie te komen tot een integrale Omgevingsvisie.

3.3.2 Gemeentelijk verkeer- en vervoerplan Borger-Odoorn

Het GVVP Borger-Odoorn dateert van juli 2000. In 2005 is een actualisatie van het GVVP uitgevoerd waarin een beeld van de situatie in 2005 is opgenomen. Meer recentelijk is het GVVP weer geüpdatet in 2013. Het doel hier van is om te komen tot speerpunten en het opstellen van een prioriteitenoverzicht voor te treffen verkeersmaatregelen in de komende jaren.

Het GVVP is de basis van het verkeer- en vervoersbeleid in de gemeente Borger- Odoorn. Centraal staat het verbeteren/vergroten van de verkeersveiligheid en de bereikbaarheid met eigen auto/fiets en het openbaar vervoer. Bij het opstellen van het plan zijn de uitgangspunten van de visie Duurzaam Veilig gehanteerd.

NL.IMRO.1681.00BP0047-CO01 Toelichting

Gemeente Borger-Odoorn Blad 21 van 35 Bestemmingsplan Reconstructie N34 afslag Odoorn Noord – Exloo Juli 2016 Versie 01

4 Hoofdstuk 5 Omgevingsfactoren

Ruimtelijke plannen kunnen van invloed zijn op de omgeving. Anderzijds kan ook de zichtbare en soms niet zichtbare omgeving van invloed zijn op de uitvoerbaarheid van de voorgenomen plannen. In dit hoofdstuk worden de omgevingsfactoren beschreven. Daarnaast wordt per omgevingsfactor beoordeeld wat de invloed op het plan kan zijn.

4.1 Archeologie

In de toelichting van het bestemmingsplan moet worden aangegeven hoe het cultureel erfgoed wordt beschermd in relatie tot de wettelijke bepalingen (Wet op de archeologische monumentenzorg) en hoe met het oog op het noodzakelijk onderzoek met het aspect archeologie is omgegaan. Eventuele onderzoeksrapporten moeten als bijlage bij de toelichting worden gevoegd. Op basis van de door de gemeenteraad van Borger-Odoorn vastgestelde Archeologische beleidskaart blijkt het volgende ten aanzien van Archeologie.

NL.IMRO.1681.00BP0047-CO01 Toelichting

Gemeente Borger-Odoorn Blad 22 van 35 Bestemmingsplan Reconstructie N34 afslag Odoorn Noord – Exloo Juli 2016 Versie 01

Er is sprake van een tweetal gebieden, te weten ‘zalmroze = hoog/middelhoog’ en ‘lichtroze = hoog (stuifzandgebieden). Al deze gebieden hebben hun eigen archeologisch beschermingsniveau met bijbehorende onderzoeknormen. Deze onderzoeksnormen zijn op onderstaande tabel weergegeven.

Op 9 oktober 2014 heeft de gemeenteraad van Borger-Odoorn een wijziging van de archeologische beleidsadvieskaart vastgesteld. De vrijstelling voor gebieden met een hoge of middelhoge verwachting (al dan niet verstoord) die een vrijstelling van archeologisch onderzoek hebben voor bodemingrepen van minder dan 500 m2, wordt vergroot tot 1000 m2. Dit geldt voor het gebied met de zalmroze kleur.

Voor beide kleurgebieden geldt een onderzoeksverplichting.

Ten tijde van de ter inzage ligging van het Ontwerp-bestemmingsplan zullen de resultaten van het uitgevoerde archeologisch onderzoek beschikbaar zijn. Tot die tijd zal het gehele plangebied zijn voorzien van een archeologische dubbelbestemming Waarde – Archeologie 3.

4.2 Bodem

In het bestemmingsplan dient aangegeven te worden wat de kwaliteit van de bodem ter plaatse van het plangebied is. Tevens dient, op basis van de Mor (Ministeriële regeling omgevingsrecht), bij de aanvraag van een omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen een rapportage van een recent uitgevoerd verkennend bodemonderzoek toegevoegd te worden. Voor verkennend bodemonderzoek op een locatie wordt de norm NEN 5740 gehanteerd (onderzoeksstrategie voor verkennend bodemonderzoek).

De bodemonderzoeksplicht geldt alleen voor bouwwerken waarvoor:  een reguliere omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen is vereist;  waarin voortdurend of nagenoeg voortdurend (1,5 of meer uren per dag) mensen kunnen verblijven;  die de grond raken;  waarvan het bestaande gebruik wijzigt (interne verbouwing van niet-verblijfsruimte naar verblijfsruimte);  die niet naar aard en omvang gelijk zijn aan een bouwwerk genoemd in het Besluit bouwwerken;  waarvan geen reeds bruikbare recente onderzoeksresultaten aanwezig zijn;  die geen tijdelijk bouwwerk betreffen waarbij uit het vooronderzoek blijkt dat de locatie onverdacht is.

NL.IMRO.1681.00BP0047-CO01 Toelichting

Gemeente Borger-Odoorn Blad 23 van 35 Bestemmingsplan Reconstructie N34 afslag Odoorn Noord – Exloo Juli 2016 Versie 01

Er is geen sprake van een dergelijk bouwwerk (verblijsruimte) waarin nagenoeg voortdurend mensen verblijven, zodat er geen verkennend bodemonderzoek nodig lijkt te zijn.

Wel zal er sprake zijn van grondverzet. Bij grondverzet met schone grond moet een vervoerder kunnen aantonen dat het gaat om schone grond. Ook de ontvanger van de grond moet tot een jaar na ontvangst de kwaliteit van de grond kunnen aantonen.

Grondverzet waarbij het gaat om niet-schone grond kan plaatsvinden onder de regels van het Besluit Bodemkwaliteit.

Ten tijde van de grondverzet zal middels grondkeuringen worden bepaald of de grond vrij toepasbaar is.

4.3 Externe veiligheid

Het Besluit richt zich primair op inrichtingen zoals bedoeld in de Wet milieubeheer. In artikel 2, lid 1 van het Bevi staan de inrichtingen genoemd waarop het besluit van toepassing is. Deze inrichtingen brengen risico’s met zich mee voor de in de omgeving aanwezige risicogevoelige objecten. De te verbreden bestaande parallelweg en het vrijliggende fietspad zullen niet worden gebruikt voor het transport van gevaarlijke stoffen, zodat er geen onderzoek hoeft worden uitgevoerd hiervoor vanaf de parallelweg en fietspad naar de omgeving toe.

4.3.1.1 Bevi-inrichtingen binnen het plangebied

In het plangebied zijn geen Bevi-bedrijven gelegen.

4.3.1.2 Bevi-inrichtingen buiten het plangebied

Buiten/rondom het plangebied zijn geen Bevi-inrichtingen gelegen.

4.3.1.3 Buisleidingen

In het plangebied zijn geen buisleidingen gelegen.

4.3.1.4 Route gevaarlijke stoffen

De N34 is een weg waarover gevaarlijke stoffen worden getransporteerd, echter heeft deze geen invloed op de parallelweg en het fietspad.

4.4 Flora en Fauna

De vraag om een natuurtoets komt voort uit de flora- en faunawet. In deze wet wordt voor ruimtelijke ingrepen, inzicht vereist in de aanwezigheid van beschermde planten- en diersoorten. Door middel van internet- en literatuuronderzoek en een veldbezoek kan worden bepaald welke beschermde plant- en diersoorten er in het plangebied voorkomen of eventueel voor kunnen komen (soortenbescherming) en hoe het perceel ligt ten opzichte van waardevolle natuurbeschermingsgebieden en de Ecologische Hoofdstructuur (EHS) (gebiedsbescherming).

NL.IMRO.1681.00BP0047-CO01 Toelichting

Gemeente Borger-Odoorn Blad 24 van 35 Bestemmingsplan Reconstructie N34 afslag Odoorn Noord – Exloo Juli 2016 Versie 01

Gebiedsbescherming Op basis van onderstaande afbeelding blijkt dat de wegenstructuur van de N34 zelf niet is gelegen in de EHS, maar de gebieden er omheen wel. Het wordt raadzaam geacht om onderzoek te laten doen naar de gebiedsbescherming EHS, omdat mogelijk onderdelen van de te verbreden parallelweg dan wel fietspad door de EHS zullen gaan.

Soortenbescherming Naast de gebiedsbescherming is er ook nog de zogeheten ‘soortenbescherming’ uit de Flora- en faunawet. De Flora- en faunawet is gemaakt om planten- en diersoorten die vrij in het wild leven te beschermen. Ongeveer 500 van de 36.000 soorten die in Nederland voorkomen vallen onder de bescherming van deze wet. Om deze kwetsbare soorten te beschermen bevat de Flora- en faunawet een aantal verbodsbepalingen. Onder bepaalde voorwaarden mogen de activiteiten wel doorgaan.

Het is verboden: 1. Beschermde inheemse plantensoorten te plukken, te verzamelen, af te snijden, uit te steken, te vernielen, te beschadigen, te ontwortelen of op enig andere wijze van hun groeiplaats te verwijderen; 2. Beschermde inheemse diersoorten te doden, te verwonden, te vangen, te bemachtigen of met het oog daarop op te sporen opzettelijk te verontrusten; 3. Van beschermde inheemse diersoorten de nesten, holen of andere voortplantings- of vaste rust- of verblijfplaatsen te beschadigen, te vernielen, uit te halen, weg te nemen of te verstoren, de eieren te zoeken, te rapen, uit het nest te nemen, te beschadigen of te vernielen

Van belang is om na te gaan of één of meerdere van deze ‘verbodsactiviteiten’ aan de orde is of kan zijn. Deze kunnen aan de orde zijn omdat er bomen gekapt dienen te worden ten behoeve van de te verbreden parallelweg en aan te leggen fietspad. Vanwege deze beoogde activiteiten is door ecologisch onderzoeksbureau XX uit XXX een ecologische quickscan uitgevoerd. Ten tijde van de ter inzage legging van het ontwerp-bestemmingsplan zullen de resultaten van de onderzoeken aanwezig zijn.

NL.IMRO.1681.00BP0047-CO01 Toelichting

Gemeente Borger-Odoorn Blad 25 van 35 Bestemmingsplan Reconstructie N34 afslag Odoorn Noord – Exloo Juli 2016 Versie 01

4.5 Geluid

De eventuele verplichting tot uitvoering van een akoestisch onderzoek is vastgelegd in de Wet geluidhinder (Wgh). De Wgh bevat geluidnormen en richtlijnen over de toelaatbaarheid van geluidniveaus als gevolg van rail- en wegverkeerslawaai, industrielawaai en luchtvaartlawaai. De Wgh geeft aan dat een akoestisch onderzoek moet worden uitgevoerd bij het voorbereiden van de vaststelling van een bestemmingsplan of het nemen van een projectafwijkingsbesluit, indien het plan een geluidgevoelig object mogelijk maakt binnen een geluidszone van een bestaande geluidsbron of indien het plan een nieuwe geluidsbron mogelijk maakt. Een eventueel akoestisch onderzoek moet uitwijzen of de wettelijke voorkeursgrenswaarde bij geluidgevoelige objecten wordt overschreden en zo ja, welke maatregelen nodig zijn om aan de voorkeursgrenswaarde te voldoen.

Ten behoeve van de verbreding van de parallelweg is door onderzoeksbureau RoyalHaskoning/DHV een geluidsrapport opgesteld. Deze rapportage is in zijn geheel als bijlage bij het bestemmingsplan gevoegd. Onderstaand een weergave van de resultaten die relevant zijn voor voorliggend bestemmigsplan.

De bestaande aansluiting Odoorn-Noord wordt opgeheven. Daardoor komt de aansluiting van de Borgerderweg op de N34 te vervallen. In de toekomstige situatie wordt de Borgerderweg, die parallel langs de N34 loopt, verbreedt, waarna deze ter hoogte van Exloo aansluit op de N34. Ook vindt een snelheidsverlaging plaats van 80 km/uur in de huidige situatie naar 60 km/uur in de toekomstige situatie. In onderstaande afbeelding is het onderzoeksgebied en de ligging van de daarbinnen gelegen geluidgevoelige objecten weergegeven.

NL.IMRO.1681.00BP0047-CO01 Toelichting

Gemeente Borger-Odoorn Blad 26 van 35 Bestemmingsplan Reconstructie N34 afslag Odoorn Noord – Exloo Juli 2016 Versie 01

Resultaten Binnen het onderzoeksgebied van de Borgerderweg zijn tien woningen gelegen. In navolgende tabel zijn de rekenresultaten voor deze woningen opgenomen.

Uit bovenstaande tabel blijkt dat bij geen enkele woning de grenswaarde wordt overschreden. Er is geen sprake van reconstructie volgens de Wet geluidhinder. De Wet geluidhinder stelt geen aanvullende eisen aan de wijzigingen aan deze weg.

4.6 Luchtkwaliteit

Ten behoeve van onder andere dit bestemmingsplan is door Royal Haskoning / DHV onderzoek uitgevoerd naar de invloed van de plannen op de luchtkwaliteit en de stikstofdepositie. De onderzoeksmemo is als bijlage bij dit bestemmingsplan gevoegd. Hierna volgen de conclusies van het uitgevoerde onderzoek.

Luchtkwaliteit Uit de NSL-Monitoringstool blijkt dat in het ruime gebied rond de planlocatie de jaargemiddelde concentraties ruim onder de grenswaarden uit de Wm liggen en dat concentraties, onder invloed van dalende achtergrondconcentraties en emissiefactoren, in de toekomst verder zullen dalen.

NL.IMRO.1681.00BP0047-CO01 Toelichting

Gemeente Borger-Odoorn Blad 27 van 35 Bestemmingsplan Reconstructie N34 afslag Odoorn Noord – Exloo Juli 2016 Versie 01

De aanpassingen aan de N34 en aansluitingen hebben, in relatie tot de bestaande situatie, een beperkt effect op de verkeersafwikkeling en verkeersaantrekkende werking. Gezien dit effect en de grote ruimte tussen de heersende concentraties en de grenswaarden uit de Wm, zullen de aanpassingen aan de N34 en aansluitingen niet leiden tot een benadering of overschrijding van de grenswaarden uit de Wm. Hierdoor is aannemelijk gemaakt dat het plan op grond van art 5.16, lid 1 sub a voldoet aan de luchtkwaliteitseisen uit de Wet milieubeheer (Wm).

Stikstofdepositie Effecten op stikstofdepositie worden berekend in PAS-gebieden binnen 3 km van de relevante wegvakken in het projectgebied en het gebied waar netwerkeffecten optreden.

De dichtstbijzijnde Natura 2000-gebieden (Drouwenerzand en Elperstroomgebied), ligt ten noorden respectievelijk noordwesten van het projectgebied op ongeveer 10 kilometer van de meest noordelijke wijziging (verbreden Borgerderweg). De afstand is groter dan 3 kilometer waardoor geen effecten vanuit het projectgebied optreden. Daarnaast lig het Elperstroomgebied niet langs de N34 en zijn netwerkeffecten daardoor uitgesloten.

De afstand tussen het gebied waarbinnen de project- en netwerkeffecten als gevolg van de wijzigingen optreden en de nabijgelegen Natura 2000-gebieden is groter dan 3 kilometer. Daarmee zijn negatieve effecten op stikstofdepositie binnen Natura 2000- gebieden als gevolg van het plan uitgesloten.

4.7 M.E.R.-beoordeling

De milieueffectrapportage is een hulpmiddel om bij diverse procedures het milieubelang een volwaardige plaats in de besluitvorming te geven. De m.e.r.-procedure is gekoppeld aan de bovenliggende procedure'. Dit is de procedure op grond waarvan de besluitvorming plaatsvindt, bijvoorbeeld de bestemmingsplanprocedure, of een milieuvergunningsprocedure.

In het Besluit m.e.r., bijlage D onder 12 staat genoemd dat een MER moet plaatsvinden indien er sprake is van de wijziging of uitbreiding van: a. een autosnelweg, of autoweg, niet zijnde een hoofdweg (...) in gevallen waarin de activiteit betrekking heeft op een weg met een tracélengte van 5 kilometer of meer.

Qua aard, omvang en ligging is voorliggende reconstructie niet langer dan 5 kilometer en dus niet gelijk te stellen aan de betreffende en omschreven activiteit zoals bedoeld in het Besluit m.e.r.

Echter, op 1 april 2011 heeft een wijziging van het Besluit m.e.r. plaatsgevonden. Daardoor is nu een beoordeling van een activiteit zoals die voorkomt op lijst D noodzakelijk, zelfs al is de omvang van de activiteit ver onder de drempelwaarde gelegen.

Voor elk besluit of plan dat betrekking heeft op activiteit(en) die voorkomen op de D-lijst en die beneden de drempelwaarden vallen moet een toets worden uitgevoerd of

NL.IMRO.1681.00BP0047-CO01 Toelichting

Gemeente Borger-Odoorn Blad 28 van 35 Bestemmingsplan Reconstructie N34 afslag Odoorn Noord – Exloo Juli 2016 Versie 01

belangrijke nadelige milieugevolgen kunnen worden uitgesloten. Deze vormvrije m.e.r.- beoordeling kan tot twee uitkomsten leiden:  Belangrijke nadelige milieugevolgen zijn uitgesloten: er is geen m.e.r.- beoordeling noodzakelijk;  Belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu zijn niet uitgesloten: er moet een m.e.r.-beoordeling plaatsvinden of er kan direct worden gekozen voor een m.e.r.

In bijlage III van de EU-richtlijn m.e.r staan de criteria genoemd waarnaar moet worden gekeken bij de beoordeling. In voorliggende casus is gekeken naar deze Europese criteria.

Op basis van de uitkomsten in dit hoofdstuk 4 – Omgevingsfactoren – is inzichtelijk gemaakt dat er geen belangrijk nadelige gevolgen zijn voor de omgeving en het milieu. Verder hebben de locatie en de omgeving verder geen bijzondere kenmerken die geschaad worden door het initiatief. Gezien de aard van de ingrepen zijn verder geen negatieve effecten te verwachten, zodat op basis hiervan kan worden afgezien van het verrichten van een (vorm)vrije m.e.r.-beoordeling.

4.8 Watertoets

De wijziging van het Besluit op de Ruimtelijke Ordening (Bro) regelt een verplichte waterparagraaf in de toelichting bij de genoemde ruimtelijke plannen en een uitbreiding van het vooroverleg met de waterschappen. De verplichting geldt formeel niet voor de structuurvisie. De ruimtelijke structuurvisie is een belangrijk instrument, omdat hierin de strategische ruimtelijke keuzen (locatiekeuzen) voor water en ruimtelijke ontwikkelingen worden gemaakt. Het instrument is vorm- en procedurevrij. Gezien het belang van het instrument is het wel noodzakelijk de waterbeheerder hier goed bij te betrekken.

Ter plaaste wordt voorzien in het verbreden van de parallelweg Borgerderweg van Odoorn tot aan de nieuwe aansluiting bij Exloo. Als gevolg van deze verbreding neemt het verharde oppervlakte toe met circa 4750 m2. De aanleg van het vrijliggende fietspad betekent een toename verhard oppervlakte van circa 6000 m2. Het doen verdwijnen van de bestaande aansluiting bij Odoorn op de N34 betekent een afname van 1800 m2 aan verhard oppervlakte. Per saldo is er sprake van een toename van het verharde oppervlakte van 8950 m2. Met deze gegevens is vervolgens de watertoets uitgevoerd.

Voorlopige watertoets Op 19 juli 2016 is via www.dewatertoets.nl de zogeheten watertoets uitgevoerd voor het bestemmingsplan. Het Waterschap Hunze en Aa’s is hierdoor geïnformeerd over het plan Bestemming reconstructie aansluiting N34 Odoorn Noord - Exloo door gebruik te maken van de digitale watertoets (www.dewatertoets.nl). De beantwoording van de vragen heeft er toe geleid dat de Normale procedure van de watertoets moet worden doorlopen. Dit houdt in dat het waterschap Hunze en Aa’s een maatwerk wateradvies moet maken. Vooralsnog is daarom van het waterschap een voorlopige standaard uitgangspuntennotitie ontvangen. Deze notitie zal op basis van het plan nader uitgewerkt worden. Binnen 6 weken na 19 juli 2016 wordt de definitieve uitgangspuntennotitie voor dit plan ontvangen. Het voorlopige watertoetsdocument is als bijlage bij dit bestemmingsplan gevoegd. Ten tijde van het ontwerp- bestemmingsplan zal het definitieve watertoetsdocument aanwezig zijn en zal worden

NL.IMRO.1681.00BP0047-CO01 Toelichting

Gemeente Borger-Odoorn Blad 29 van 35 Bestemmingsplan Reconstructie N34 afslag Odoorn Noord – Exloo Juli 2016 Versie 01

omschreven in het bestemmingsplan hoe met het wateraspect omgegaan zal gaan worden.

NL.IMRO.1681.00BP0047-CO01 Toelichting

Gemeente Borger-Odoorn Blad 30 van 35 Bestemmingsplan Reconstructie N34 afslag Odoorn Noord – Exloo Juli 2016 Versie 01

5 Hoofdstuk 5 Uitvoerbaarheid

De kosten die gepaard gaan met de uitvoering van de plannen zullen door de provincie Drenthe worden gedragen en zijn daarmee economisch uitvoerbaar. De kosten voor het opstellen van het bestemmingsplan en bijbehorende onderzoeken worden gedragen door de gemeente Borger-Odoorn en zijn daarmee ook economisch uitvoerbaar.

NL.IMRO.1681.00BP0047-CO01 Toelichting

Gemeente Borger-Odoorn Blad 31 van 35 Bestemmingsplan Reconstructie N34 afslag Odoorn Noord – Exloo Juli 2016 Versie 01

6 Hoofdstuk 6 Overleg en inspraak

In deze paragraaf worden, wanneer deze beschikbaar zijn en indien noodzakelijk, de resultaten van het overleg op grond van artikel 3.1.1. Besluit ruimtelijke ordening uiteengezet. Ook de resultaten van de inspraak dan wel ter visie legging worden hier uiteengezet wanneer deze beschikbaar zijn.

Ontwerp-bestemmingsplan

PM Volgt

NL.IMRO.1681.00BP0047-CO01 Toelichting

Gemeente Borger-Odoorn Blad 32 van 35 Bestemmingsplan Reconstructie N34 afslag Odoorn Noord – Exloo Juli 2016 Versie 01

7 Hoofdstuk 7 Juridische Toelichting

7.1 Algemeen

Het bestemmingsplan regelt de gebruiks- en bebouwingsmogelijkheden van de gronden binnen het plangebied. De wijze waarop deze regeling juridisch kan worden vormgegeven, wordt in grote lijnen bepaald door de op 1 juli 2008 in werking getreden Wet ruimtelijke ordening, en door het daarbij behorende Besluit ruimtelijke ordening en de Regeling standaarden ruimtelijke ordening 2012, zoals deze per 1 oktober 2012 in werking is getreden. De verbeelding dient in samenhang met de planregels te worden gelezen.

In de Wet ruimtelijke ordening (hierna Wro) met bijbehorend Besluit ruimtelijke ordening (hierna Bro) heeft het bestemmingsplan een belangrijke rol als normstellend instrument voor het ruimtelijk beleid van gemeenten, provincies en het rijk. In de ministeriële Regeling standaarden ruimtelijke ordening (hierna Rsro) is vastgelegd dat de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (hierna SVBP2012) de norm is voor de vergelijkbaarheid van bestemmingsplannen. Naast de SVBP2012 zijn ook het Informatiemodel Ruimtelijke Ordening (hierna IMRO2012) en de Standaard Toegankelijkheid Ruimtelijke Instrumenten (hierna STRI2012) normerend bij het vastleggen en beschikbaar stellen van bestemmingsplannen.

Conform Wro en Bro wordt een bestemmingsplan met de daarbij behorende toelichting in digitale geautoriseerde bronbestanden vastgelegd en in die vorm vastgesteld. Daarnaast kent de Wro een papieren versie van (hetzelfde) bestemmingsplan. Indien de inhoud van digitale stukken tot een andere uitleg leidt dan de stukken op papier, dan is de digitale inhoud beslissend. Het bestemmingsplan is daarmee een digitaal juridisch authentiek document. De informatie die is vastgelegd in het plan moet in elektronische vorm volledig toegankelijk en raadpleegbaar zijn. Dit wordt de digitale verbeelding genoemd.

De SVBP2012 geeft normen voor de opbouw van de planregels en voor de digitale verbeelding van het bestemmingsplan. De standaard heeft geen betrekking op de toelichting van het bestemmingsplan. Er worden geen normen gesteld omtrent de vormgeving en inrichting van de analoge weergave van het bestemmingsplan. De SVBP2012 heeft ook geen betrekking op de totstandkoming van de inhoud van een bestemmingsplan. Dit is de verantwoordelijkheid van het bevoegde gezag. In de SVBP2012 is wel aangegeven hoe de inhoud van een bestemmingsplan digitaal moet worden weergegeven.

De SVBP2012 geeft bindende standaarden voor de opbouw en de verbeelding van het bestemmingsplan. De verbeelding en planregels van dit bestemmingsplan zijn opgesteld conform deze standaarden.

7.2 Koppeling Toelichting en Verbeelding

De informatie die is vastgelegd in het plan moet in elektronische vorm volledig toegankelijk en raadpleegbaar zijn. Dit wordt de digitale verbeelding genoemd. De digitale verbeelding is de verbeelding van het bestemmingsplan in een interactieve raadpleegomgeving, waarin alle relevante bestemmingsplaninformatie wordt getoond: de combinatie van de verbeelding en regels met de toelichting.

NL.IMRO.1681.00BP0047-CO01 Toelichting

Gemeente Borger-Odoorn Blad 33 van 35 Bestemmingsplan Reconstructie N34 afslag Odoorn Noord – Exloo Juli 2016 Versie 01

Een raadpleger van het bestemmingsplan moet alle relevante bestemmingsplaninformatie op eenvoudige wijze voor ogen kunnen krijgen. De relevante bestemmingsplaninformatie heeft betrekking op de bestemmingen, dubbelbestemmingen en aanduidingen met bijbehorende regels in het bestemmingsplan. Voor zowel bestemmingen als aanduidingen geldt dat deze zichtbaar moeten zijn in de digitale verbeelding.

7.3 Toelichting op de planregels

De inrichting van de planregels is deels voorgeschreven door de SVBP2012. De groepering van de planregels, de naamgeving van een aantal planregels en zelf de inrichting van bestemmingen is deels bepaald door de ministeriële regeling. Een aantal planregels is zelfs geheel voorgeschreven: het overgangsrecht, de anti-dubbeltelregel en de slotregel. De regels zijn standaard ingedeeld in vier hoofdstukken. Bij elke planregel (elk artikel) wordt hieronder een nadere toelichting gegeven.

Toelichting Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 : Begrippen In dit artikel staan de belangrijkste begrippen verklaard zoals die in de planregels en in deze plantoelichting worden gebruikt. De lijst bevat meer begrippen dan mogelijk in dit bestemmingsplan gebruikt worden.

Artikel 2 : Wijze van meten In dit artikel staan de belangrijkste begrippen verklaard zoals die in de planregels en in deze plantoelichting worden gebruikt. De lijst bevat meer begrippen dan mogelijk in dit bestemmingsplan gebruikt worden.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 : Groen De voor ‘Groen’ aangewezen gronden zijn bestemd voor bos, groenvoorzieningen, openbare nutsvoorzieningen, voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding en verkeersdoeleinden in de vorm van ontsluitingswegen, fiets- en voetpaden, parkeervoorzieningen. Binnen deze bestemming mogen geen gebouwen worden gebouwd. Wel zijn bouwwerken, geen gebouwen zijnde toegestaan tot een maximale bouwhoogte van 8,0 meter.

Artikel 4 : Verkeer Ten behoeve van de functie wegverkeer binnen de bestemming ‘Verkeer’ geldt dat de gonden binnen deze bestemming bestemd zijn ten behoeve van wegen en straten (waarbij gestreefd wordt naar een inrichting hoofdzakelijk gericht op de afwikkeling van het verkeer), paden, bruggen, dammen en/of duikers, sloten, onder meer ten behoeve van de aan- en afvoer en berging van water, bermen en beplanting, parkeervoorzieningen en gebouwen ten behoeven van openbare nutsvoorziengen. Ten behoeve van het bouwen geldt dat binnen deze bestemming geen gebouwen mogen worden gebouwd, behoudens een gebouw ten behoeve van openbare nutsvoorzieningen tot een inhoud van 25 m3. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt een maximale bouwhoogte van 12,0 meter.

NL.IMRO.1681.00BP0047-CO01 Toelichting

Gemeente Borger-Odoorn Blad 34 van 35 Bestemmingsplan Reconstructie N34 afslag Odoorn Noord – Exloo Juli 2016 Versie 01

Artikel 5 : Waarde – Archeologie 3 Deze bestemming heeft betrekking op gronden met een hoge tot middelhoge trefkans. Ten aanzien van bouwwerken ter plaatse van deze gronden geldt een verbod indien de bodem over een oppervlakte van meer dan 1000 m2 en dieper dan 30 cm wordt geroerd. Burgemeester en wethouders kunnen een omgevingsvergunning verlenen voor het uitvoeren van werkzaamheden indien op basis van een Inventariserend Veldonderzoek (IVO) wordt aangetoond dat er geen archeologische waarden aanwezig zijn of deze niet onevenredig worden geschaad. Bij verlenen van de vergunning dient de gemeentelijk archeologisch adviseur geraadpleegd te worden. Voor aanlegwerkzaamheden geldt een vergelijkbare regeling. Deze regeling biedt een garantie dat de archeologische waarden niet worden aangetast zonder dat de deskundigen hiervan op de hoogte worden gesteld.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 6 Anti-dubbeltelregel Deze regel is geheel voorgeschreven door het Besluit ruimtelijke ordening (in artikel 3.2.4 Bro). Deze standaardbepaling strekt ertoe te voorkomen dat van ruimte die in een bestemmingsplan voor de realisering van een bepaald gebruik of functie mogelijk is gemaakt, na realisering daarvan, ten gevolge van feitelijke functie- of gebruiksverandering van het gerealiseerde, nogmaals zou kunnen worden gebruik gemaakt.

Artikel 7 Algemene afwijkingsregels Bij uitzondering kan door middel van een omgevingsvergunning onder voorwaarden worden afgeweken van de in het plan gegeven regels.

Artikel 8 Overige regels In deze regel is de koppeling gelegd tussen de flora- en faunawet en de overige regels van het bestemmingsplan.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 9 : Overgangsrecht Het overgangsrecht voorziet in een bepaling ten aanzien van bouwwerken die ooit met een omgevingsvergunning voor het bouwen (voorheen bouwvergunning) of een melding zijn gebouwd, of een gebruik dat ooit is toegestaan, maar die nu, vanwege een bestemmings- of beleidswijziging onder het overgangsrecht zijn gebracht.

Artikel 10 : Slotregel Dit artikel bevat de citeertitel van het bestemmingsplan.

NL.IMRO.1681.00BP0047-CO01 Toelichting

Gemeente Borger-Odoorn Blad 35 van 35 Bestemmingsplan Reconstructie N34 afslag Odoorn Noord – Exloo Juli 2016 Versie 01

Projectgegevens Project : N34 afslag Odoorn Noord - Exloo IMRO : NL.IMRO.1681.00BP0047-CO01 Projectnummer : RB 10.297 Versie : 01 Datum : Juli 2016

Opdrachtgever Gemeente Borger-Odoorn

RooBeek Advies Nautilusstraat 7b 7821 AG Emmen H. de Roo & M.Beek www.roobeek-advies.nl

NL.IMRO.1681.00BP0047-CO01 Toelichting

Inhoudsopgave

HOOFDSTUK 1 INLEIDENDE REGELS ...... 2 Artikel 1 Begrippen...... 2 Artikel 2 Wijze van meten ...... 4 HOOFDSTUK 2 BESTEMMINGSREGELS ...... 5 Artikel 3 Groen ...... 5 Artikel 4 Verkeer ...... 6 Artikel 5 Waarde - Archeologie 3 ...... 7 HOOFDSTUK 3 ALGEMENE REGELS ...... 10 Artikel 6 Anti-dubbeltelregel ...... 10 Artikel 7 Algemene afwijkingsregels ...... 11 Artikel 8 Overige regels ...... 12 HOOFDSTUK 4 OVERGANGS- EN SLOTREGELS ...... 13 Artikel 9 Overgangsrecht ...... 13 Artikel 10 Slotregel ...... 14

Gemeente Borger-Odoorn Blad 2 van 14 Bestemmingsplan Reconstructie N34 afslag Odoorn Noord - Exloo Juli 2016 Versie 01

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder: a. het plan: het bestemmingsplan Reconstructie N34 afslag Odoorn Noord – Exloo, van de gemeente Borger-Odoorn; b. bestemmingsplan: de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.1681.00BP0047-CO01 met de bijbehorende regels en bijlagen; c. aan- of uitbouw: een onderdeel van een hoofdgebouw, dat in bouwkundig opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw; d. aanduiding: een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden; e. aanduidingsgrens: de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft; f. bebouwing: één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde; g. bestaande: 1. het gebruik dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig is en/of bebouwing die op dat tijdstip aanwezig of in uitvoering is, dan wel kan worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning; 2. het onder 1 bedoelde geldt niet voorzover sprake was van strijd met het voorheen geldende bestemmingsplan, de voorheen geldende beheersverordening, daaronder mede begrepen het overgangsrecht van het bestemmingsplan of de beheersverordening, of een andere planologische toestemming; h. bestemmingsgrens: de grens van een bestemmingsvlak; i. bestemmingsvlak: een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming; j. bouwen: het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;

NL.IMRO.1681.00BP0047-CO01 Regels

Gemeente Borger-Odoorn Blad 3 van 14 Bestemmingsplan Reconstructie N34 afslag Odoorn Noord - Exloo Juli 2016 Versie 01

k. bouwperceelgrens: de grens van een bouwperceel; l. bouwwerk: elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, welke hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond; m. bouwwerk ten behoeve van recreatief nachtverblijf: een bouwwerk dat naar de aard en inrichting is bedoeld voor recreatieve bewoning, met een met de grond verbonden constructie van enige omvang en met een plaatsgebonden karakter; n. geluidszoneringsplichtige inrichting: een inrichting, bij welke ingevolge de Wet geluidhinder rondom het terrein van vestiging in het bestemmingsplan een zone moet worden vastgesteld; o. gebouw: elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt; p. peil: 1 . peil gebouw: de hoogte van de afgewerkte vloer ter plaatse van de hoofdtoegang; 2 . peil ander bouwwerk: de hoogte ter plaatse van het gemiddelde afgewerkte terrein; q. rijstrook: het deel van een rijbaan dat de breedte heeft van een voertuig, plus enige speling aan beide zijden; r. risicovolle inrichting: een inrichting, bij welke ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een grenswaarde, richtwaarde voor het risico c.q. een risicoafstand moet worden aangehouden bij het in het bestemmingsplan toelaten van kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten; s. seksinrichting: een voor publiek toegankelijke, besloten ruimte, waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in elk geval verstaan een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub of een prostitutiebedrijf, waaronder tevens begrepen een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar; t. verblijfsrecreatie met een kleinschalig karakter: het houden van een kampeerterrein van kleinschalige omvang waarop kampeermiddelen kunnen worden geplaatst; u. zomerseizoen: de periode tussen 15 maart en 31 oktober.

NL.IMRO.1681.00BP0047-CO01 Regels

Gemeente Borger-Odoorn Blad 4 van 14 Bestemmingsplan Reconstructie N34 afslag Odoorn Noord - Exloo Juli 2016 Versie 01

Artikel 2 Wijze van meten

Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten: a. Dakhelling: Langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak; b. De goothoogte van een bouwwerk: Vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel; c. De inhoud van een bouwwerk: Tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van de daken en dakkapellen; d. De bouwhoogte van een bouwwerk: Vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen; e. De oppervlakte van een bouwwerk: Tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van bouwen worden ondergeschikte bouwdelen als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, overstekken, schoorstenen, gevel – en kroonlijsten, luifels, erkers, balkons en toegangsportalen buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van de naar de weg gekeerde gevel niet meer dan 1,5 meter bedraagt.

NL.IMRO.1681.00BP0047-CO01 Regels

Gemeente Borger-Odoorn Blad 5 van 14 Bestemmingsplan Reconstructie N34 afslag Odoorn Noord - Exloo Juli 2016 Versie 01

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Groen

3.1 Bestemmingsomschrijving De voor ‘groen’ aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. bos; b. groenvoorzieningen; c. openbare nutsvoorzieningen; d. voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding; e. verkeersdoeleinden in de vorm van ontsluitingswegen, fiets- en voetpaden, parkeervoorzieningen.

3.2 Bouwregels a. Voor deze bestemming geldt dat geen gebouwen mogen worden gebouwd; b. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt dat de hoogte van de bouwwerken ten hoogste 8 m bedraagt, met dien verstande dat de hoogte van de perceel- en erfafscheiding ten hoogste 2 m bedraagt.

NL.IMRO.1681.00BP0047-CO01 Regels

Gemeente Borger-Odoorn Blad 6 van 14 Bestemmingsplan Reconstructie N34 afslag Odoorn Noord - Exloo Juli 2016 Versie 01

Artikel 4 Verkeer

4.1 Bestemmingsomschrijving De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. wegen en straten; b. waarbij gestreefd wordt naar een inrichting hoofdzakelijk gericht op de afwikkeling van het verkeer; c. paden en fietspaden; d. bruggen, dammen en/of duikers; e. sloten, onder meer ten behoeve van de aan- en afvoer en berging van water, bermen en beplanting; f. parkeervoorzieningen; g. gebouwen ten behoeve van openbare nutsvoorziengen; met de daarbijbehorende; h. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

4.2 Bouwregels 4.2.1 Gebouwen en overkappingen Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden opgericht, anders dan gebouwen ten behoeve van openbare nutsvoorzieningen tot een inhoud van 25 m3.

4.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels: a. de bouwhoogte van bruggen, niet zijnde bruggen ten behoeve van de ontsluiting van erven, en/of viaducten mag ten hoogste 10,00 m bedragen; b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag ten hoogste 12,00 m bedragen;

4.3 Specifieke gebruiksregels Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend: a. het aanleggen van wegen of anderszins inrichten van het bestemmingsvlak, zodanig dat wegen uit meer dan twee rijstroken bestaan, anders dan invoegers en uitvoegers.

NL.IMRO.1681.00BP0047-CO01 Regels

Gemeente Borger-Odoorn Blad 7 van 14 Bestemmingsplan Reconstructie N34 afslag Odoorn Noord - Exloo Juli 2016 Versie 01

Artikel 5 Waarde - Archeologie 3

5.1 Bestemmingsomschrijving De voor ‘Waarde – Archeologie 3’ aangewezen gronden zijn ,behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor: - het behoud van terreinen met hoge of middelhoge archeologische verwachtingswaarden.

5.2 Bouwregels 5.2.1 Bouwwerken met een oppervlakte groter dan 1000 m2 Op of in deze gronden mogen geen bouwwerken worden gebouwd, waarbij de bodem dieper dan 0,30 m –Mv wordt geroerd, met uitzondering van: a. bouwwerken ter vervanging van bestaande bouwwerken waarbij de bestaande oppervlakte met ten hoogste 1000 m2 wordt uitgebreid; b. bouwwerken met een oppervlakte kleiner dan 1000 m2 ten behoeve van andere daar voorkomende bestemming(en).

5.3 Afwijking van de bouwregels Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 5.2, mits: a. op basis van archeologisch onderzoek door een daartoe bevoegde instantie is aangetoond dat geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn, of; b. op basis van archeologisch door een daartoe bevoegde instantie is aangetoond dat de archeologische waarden door de bouwactiviteiten niet onevenredig wordt geschaad, of; c. één of meer van de volgende voorwaarden in acht wordt of worden genomen: 1. een verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden; 2. een verplichting tot het doen van archeologisch onderzoek door middel van opgravingen op basis van een door het bevoegd gezag goedgekeurd Programma van Eisen; 3. een verplichting de bouw van een bouwwerk te laten begeleiden door een archeologisch deskundige op basis van een door het bevoegd gezag goedgekeurd Programma van Eisen; d. middels verleende vergunningen, rekeningen van uitgevoerd werk en dergelijke aangetoond wordt dat de bodem reeds eerder dieper geroerd is dan 0,30 m -Mv.

Indien aan de afwijking voorwaarden worden verbonden, wordt een archeologisch deskundige om advies gevraagd.

NL.IMRO.1681.00BP0047-CO01 Regels

Gemeente Borger-Odoorn Blad 8 van 14 Bestemmingsplan Reconstructie N34 afslag Odoorn Noord - Exloo Juli 2016 Versie 01

5.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden 5.4.1 Vergunningplichtige werken en werkzaamheden Voor de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden met een oppervlak groter dan 1000 m² is, ongeacht het bepaalde in de regels bij de andere op deze gronden voorkomende bestemmingen, een omgevingsvergunning vereist: a. het ontginnen, egaliseren van natuurlijk reliëf of een naar de aard daarmee gelijk te stellen grondbewerking; b. het afgraven, mengwoelen, diepploegen of een naar de aard daarmee gelijk te stellen grondbewerking dieper dan 0,3 m; c. niet-bodemkerende werkzaamheden ten behoeve van het oplossen van een verdichte bodemstructuur (woelen), dieper dan 0,10 m onder de bouwvoor; d. het graven of vergraven van waterlopen; e. het graven van sleuven breder dan 0,3 m en dieper dan 1,00 m ten behoeve van het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie-, telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties en/of apparatuur; f. het aanplanten van bomen of een houtig gewas voor zover het gaat om planten waarvan zeker is dat bij de oogst van de plant, dan wel het verwijderen van de gehele plant, de bodem dieper dan 0,30 m zal worden geroerd; g. het permanent verlagen van het waterpeil.

5.4.2 Uitzondering Het bepaalde in lid 5.4.1 is niet van toepassing op werken en werkzaamheden, die: a. het normale onderhoud, het normaal gebruik, waaronder drainage, of het normaal bos- of natuurbeheer betreffen; b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan; c. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende omgevingsvergunning; d. aanvaardbaar zijn op basis van een eerder onderzoek waaruit is gebleken dat ter plaatse geen archeologische waarden aanwezig zijn.

5.4.3 Toetsingscriteria De omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien: a. op basis van archeologisch onderzoek door een daartoe bevoegde instantie is aangetoond dat geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn, of; b. op basis van archeologisch onderzoek door een daartoe bevoegde instantie is aangetoond dat de archeologische waarden door de werken en werkzaamheden niet onevenredig wordt geschaad, of; c. één of meer van de volgende voorwaarden in acht wordt of worden genomen: 1. een verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden; 2. een verplichting tot het doen van archeologisch onderzoek door middel van opgravingen op basis van een door het bevoegd gezag goedgekeurd Programma van Eisen; 3. een verplichting de bouw van een bouwwerk te laten begeleiden door een archeologisch deskundige op basis van een door het bevoegd gezag goedgekeurd Programma van Eisen; d. middels verleende vergunningen, rekeningen van uitgevoerd werk en dergelijke aangetoond wordt dat de bodem reeds eerder dieper geroerd is dan 0,30 m -Mv.

Indien aan de omgevingsvergunning voorwaarden worden verbonden, wordt een archeologisch deskundige om advies gevraagd.

NL.IMRO.1681.00BP0047-CO01 Regels

Gemeente Borger-Odoorn Blad 9 van 14 Bestemmingsplan Reconstructie N34 afslag Odoorn Noord - Exloo Juli 2016 Versie 01

5.5 Wijzigingsbevoegdheid Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de dubbel- bestemming Waarde - Archeologie 3 wordt verwijderd, indien op basis van archeologisch onderzoek door een daartoe bevoegde instantie is aangetoond dat ter plaatse geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn.

NL.IMRO.1681.00BP0047-CO01 Regels

Gemeente Borger-Odoorn Blad 10 van 14 Bestemmingsplan Reconstructie N34 afslag Odoorn Noord - Exloo Juli 2016 Versie 01

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 6 Anti-dubbeltelregel

Grond, die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

NL.IMRO.1681.00BP0047-CO01 Regels

Gemeente Borger-Odoorn Blad 11 van 14 Bestemmingsplan Reconstructie N34 afslag Odoorn Noord - Exloo Juli 2016 Versie 01

Artikel 7 Algemene afwijkingsregels

7.1 Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van: a. de gegeven maten en afmetingen tot niet meer dan 10% van die maten en afmetingen, daaronder niet begrepen de oppervlakte voor bijgebouwen en aan- en/of uitbouwen; b. het bepaalde in het plan en toestaan dat: - een geringe verschuiving van de in het plan aangegeven bestemmingsgrenzen, bouwgrenzen en indelingslijnen met ten hoogste 5 m wordt aangebracht; - openbare nutsvoorzieningen en openbare nutsgebouwtjes worden aangelegd, mits de inhoud per gebouwtje niet meer dan 10 m³ bedraagt;

NL.IMRO.1681.00BP0047-CO01 Regels

Gemeente Borger-Odoorn Blad 12 van 14 Bestemmingsplan Reconstructie N34 afslag Odoorn Noord - Exloo Juli 2016 Versie 01

Artikel 8 Overige regels

8.1 Kleinschalige verblijfsrecreatie Het bestemmingsplan verzet zich tegen het gebruik van verblijfsrecreatie met een kleinschalig karakter.

8.2 Uitsluiting seksinrichting Het bestemmingsplan verzet zich tegen het gebruik van de gronden als seksinrichting.

8.3 Afstemming flora- en faunawet Bij de beoordeling van de toelaatbaarheid van bouwwerken en/of andere activiteiten zal rekening worden gehouden met de mogelijke aanwezigheid van te beschermen planten- en diersoorten op grond van de Flora- en faunawet. Indien uit gegevens, dan wel uit onderzoek blijkt dat sprake is van (een) beschermde soort(en) en het bouwwerk en/of de activiteit beschadiging of vernieling van voortplantings- of rustplaatsen, dan wel ontworteling of vernieling veroorzaken, zal de betreffende (bouw)werkzaamheid c.q. activiteit pas kunnen plaatsvinden nadat vrijstelling, dan wel ontheffing op grond van de Flora- en faunawet is verkregen.

NL.IMRO.1681.00BP0047-CO01 Regels

Gemeente Borger-Odoorn Blad 13 van 14 Bestemmingsplan Reconstructie N34 afslag Odoorn Noord - Exloo Juli 2016 Versie 01

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 9 Overgangsrecht

A Overgangsrecht bouwwerken

1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel kan worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot: a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd; b. na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is tenietgegaan.

2. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%;

3. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

B Overgangsrecht gebruik

1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;

2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

3. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

4. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

NL.IMRO.1681.00BP0047-CO01 Regels

Gemeente Borger-Odoorn Blad 14 van 14 Bestemmingsplan Reconstructie N34 afslag Odoorn Noord - Exloo Juli 2016 Versie 01

Artikel 10 Slotregel

Deze regels kunnen worden aangehaald als: 'Regels behorende bij het bestemmingsplan Reconstructie N34 afslag Odoorn Noord - Exloo’.

NL.IMRO.1681.00BP0047-CO01 Regels

Nieuwe Molenkampsweg

Borgerderweg

Borgerderweg

Rijksweg N34

Borgerderweg

Rijksweg N34

Borgerderweg

Borgerderweg

V

Borgerderweg

Rijksweg N34

Bosweg

Borgerderweg

Rijksweg N34

Bosweg

Borgerderweg

Rijksweg N34

Borgerderweg

Bosweg

Bosweg

G Legenda Plangebied

Enkelbestemmingen G Groen V Verkeer

Dubbelbestemmingen WR-A3 Waarde - Archeologie 3

Borgerderweg

Gemeente : Borger-Odoorn

Rijksweg N34 Naam plan : 5HFRQVWUXFWLH1DIVODJ2GRRUQ1RRUG±([ORR

Locatie : 1DIVODJ2GRRUQ1RRUG±([ORR

projectnr. status formaat schaal datum NL.IMRO.1681.00BP0047-CO01 concept A3 1:2000 juli 2016

RAPPORT

Reconstructie N34 Odoorn-Klijndijk

Akoestisch onderzoek

Klant: Gemeente Borger-Odoorn

Referentie: MD-AF20150610 Versie: 01/Finale versie Datum: 10 december 2015

HASKONINGDHV NEDERLAND B.V.

Laan 1914 no.35 3818 EX Amersfoort Planning & Strategy Trade register number: 56515154

+31 88 348 20 00 T +31 33 463 36 52 F [email protected] E royalhaskoningdhv.com W

Titel document: Reconstructie N34 Odoorn-Klijndijk

Ondertitel: Referentie: MD-AF20150610 Versie: 01/Finale versie Datum: 10 december 2015 Projectnaam: Reconstructie N34 Odoorn-Klijndijk Projectnummer: BD1627-110-100 Auteur(s): Andries van der Veen

Opgesteld door: Andries van der Veen

Gecontroleerd door: Ramon Nieborg

Datum/Initialen: 4 december 2015

Goedgekeurd door: Gilbert Mulder

Datum/Initialen: 10 december 2015

Classificatie Openbaar

Disclaimer No part of these specifications/printed matter may be reproduced and/or published by print, photocopy, microfilm or by any other means, without the prior written permission of HaskoningDHV Nederland B.V.; nor may they be used, without such permission, for any purposes other than that for which they were produced. HaskoningDHV Nederland B.V. accepts no responsibility or liability for these specifications/printed matter to any party other than the persons by whom it was commissioned and as concluded under that Appointment. The quality management system of HaskoningDHV Nederland B.V. has been certified in accordance with ISO 9001, ISO 14001 and OHSAS 18001.

10 december 2015 MD-AF20150610 i

Inhoud

1 Inleiding 1

2 Wettelijk kader 3 2.1 Algemeen 3 2.2 Omvang geluidzones 3 2.3 Geluidgevoelige objecten 4 2.4 Definitie gevel conform Wgh 4 2.5 Reken- en meetvoorschrift geluid 2012 en geluidbelasting 5 2.6 Aftrek conform art. 110g Wgh 5 2.7 De plicht tot toetsing aan grenswaarden 6 2.8 Cumulatie 9 2.9 Uitstraling van de effecten 9

3 Uitgangspunten 10 3.1 Wegontwerp 10 3.2 Onderzoeksgebied 10 3.3 De onderzochte situatie 11 3.4 Gebruikte rekenmethode 11 3.5 Verkeersintensiteiten 12 3.6 Snelheden van de voertuigen 12 3.7 Verharding wegdek 12 3.8 Optrektoeslag 12 3.9 Rekenpunten 13

4 Resultaten 14 4.1 N34 14 4.2 Slenerweg 18 4.3 Odoornerweg 21 4.4 Borgerderweg 23 4.5 Uitstraling van de effecten 25

5 Conclusie 26

Bijlagen 1. Verkeersgegevens

10 december 2015 MD-AF20150610 ii

1 Inleiding

De provincie Drenthe en de gemeente Borger-Odoorn zijn voornemens de N34 op twee locaties te wijzigen:  Aansluiting Emmen-Noord: de bestaande aansluiting Emmen-Noord wordt opgeheven en er wordt een nieuwe, ongelijkvloerse aansluiting gerealiseerd op de Slenerweg. De Odoornerweg wordt verlegd en komt parallel aan de N34 te liggen. De Slenerweg wordt verbreed.  Aansluiting Odoorn-Noord: de bestaande aansluiting Odoorn-Noord wordt opgeheven. Daarbij wordt de parallel aan de N34 gelegen Borgerderweg verbreed.

In Figuur 1-1 is het plangebied weergegeven.

Figuur 1-1: Onderzoeksgebieden

Volgens de Wet geluidhinder dienen de wijzigingen aan de wegvakken van de N34, Slenerweg, Odoornerweg en Borgerderweg te worden getoetst aan de regelgeving en de grenswaarden van deze wet.

Doel van het onderzoek is te bepalen of sprake is van “reconstructie” zoals omschreven in de Wet geluidhinder. Indien sprake is van reconstructie dan wordt onderzocht welke geluidbeperkende maatregelen getroffen kunnen worden. Indien de maatregelen niet mogelijk zijn of stuiten op bezwaren dan wordt aangegeven voor welke geluidgevoelige objecten een hogere waarde dient te worden vastgesteld.

10 december 2015 MD-AF20150610 1

In dit rapport wordt in hoofdstuk 2 ingegaan op het wettelijk kader en in hoofdstuk 3 worden de uitgangspunten voor het onderzoek nader beschreven. In hoofdstuk 4 zijn de resultaten en eventueel te treffen geluidbeperkende maatregelen vermeld. Ten slotte wordt in hoofdstuk 5 ingegaan op de conclusie.

10 december 2015 MD-AF20150610 2

2 Wettelijk kader

2.1 Algemeen De Wet geluidhinder (Wgh) stelt eisen aan de ten hoogste toelaatbare geluidbelasting op bestaande geluidgevoelige objecten ten gevolge van de wijziging van een weg. Op grond van afdeling 4 van hoofdstuk VI van de Wgh moet onderzoek worden verricht naar de te wijzigen weg(vakken). Van deze wegen moet de geluidbelasting vóór de wijziging van de bestaande wegen en de toekomstige geluidbelasting na wijziging van deze wegen worden onderzocht.

Voor een deel van de Odoornerweg is sprake van aanleg van een nieuwe weg, waarvoor op grond van afdeling 2 van hoofdstuk VI van de Wet geluidhinder een onderzoek ingesteld moet worden naar de toekomstige geluidbelasting vanwege de nieuwe wegen op geluidgevoelige objecten. Er zijn binnen de geluidzone (zie paragraaf 2.2) van het nieuwe deel van de Odoornerweg echter geen geluidgevoelige objecten aanwezig. Derhalve zal in het vervolg van dit hoofdstuk niet worden ingegaan op de wet- en regelgeving die geldt bij de aanleg van deze nieuwe wegen.

Het Reken- en meetvoorschrift geluid 2012 (Rmg2012) stelt de regels voor het bepalen van de geluidbelastingen. Uitgangspunt voor het bepalen van de toekomstige geluidbelasting is volgens het Rmg2012 het zogenoemde maatgevende jaar; het 10de jaar na realisatie van de wijziging aan de weg. De toekomstige geluidbelasting is bepalend voor het treffen van eventuele geluid-maatregelen. Ten aanzien van de wijzigingen aan de bestaande wegen dient ook de heersende geluidbelasting te worden bepaald. Dit is één jaar vóór de wijziging van de weg. In paragraaf 3.3 zijn de toetsjaren beschreven.

De Wet geluidhinder is alleen van toepassing voor zover het gaat om geluidgevoelige objecten binnen de geluidzone van de wegen. Binnen deze zones wordt de geluidbelasting getoetst aan de grenswaarden. De grenswaarden zijn opgenomen in de Wgh en Besluit geluidhinder (Bg).

2.2 Omvang geluidzones In art. 74 Wgh zijn de geluidzones gedefinieerd. De geluidzones zijn te beschouwen als aandachts- of onderzoeksgebieden. Zones zijn van rechtswege aanwezig. Dat wil zeggen dat er geen apart besluit nodig is om ze in te stellen. Op het moment dat het aantal rijstroken van de weg zodanig wordt gewijzigd dat daar een andere wettelijke zonebreedte bij hoort, is die nieuwe zonebreedte automatisch van kracht.

De wettelijke breedte van de geluidzone wordt bepaald door het aantal rijstroken van de weg, en het binnen- of buitenstedelijke karakter van de weg. In paragraaf 3.2 zijn de geluidzones van de te wijzigen wegvakken beschreven. In Tabel 2-1 zijn de wettelijke zonebreedten opgesomd die de Wgh kent.

In art. 1 Wgh zijn de definities opgenomen van stedelijk en buitenstedelijk gebied. Deze definities luiden:  Buitenstedelijk: het gebied buiten de bebouwde kom (bepaald door borden komgrens) en het gebied (binnen en buiten de bebouwde kom) binnen de zone van een autoweg of autosnelweg;  Stedelijk: het gebied binnen de bebouwde kom met uitzondering van de gebieden binnen de zone van een autoweg of autosnelweg.

10 december 2015 MD-AF20150610 3

Tabel 2-1 Zonebreedten wegverkeer Aantal rijstroken Breedte van de geluidzone

Buitenstedelijk gebied Stedelijk gebied

1 of 2 250 m 200 m

3 of 4 400 m 350 m

5 of meer 600 m 350 m

2.3 Geluidgevoelige objecten Onder geluidgevoelige objecten worden in de Wet geluidhinder verstaan: woningen, andere geluidgevoelige gebouwen en geluidgevoelige terreinen. De grenswaarden van de Wgh zijn van toepassing op de geluidgevoelige objecten voor zover deze liggen binnen de geluidzone van een weg.

Woning Onder een woning wordt verstaan: gebouw of deel daarvan waar bewoning is toegestaan (art. 1 Wgh).

Ander geluidgevoelig gebouw Onder een ‘ander geluidgevoelig gebouw’ wordt verstaan: een bij algemene maatregel van bestuur als zodanig aangewezen gebouw, niet zijnde een woning, dat vanwege de bestemming daarvan bijzondere bescherming tegen geluid behoeft (art. 1 Wgh). Wat betreft het gebruik wordt uitgegaan van het bovengenoemde. Wat andere geluidgevoelige gebouwen zijn, is bepaald in art. 1.2,1 Bg: a. een onderwijsgebouw; b. een ziekenhuis; c. een verpleeghuis; d. een verzorgingstehuis; e. een psychiatrische inrichting; f. een kinderdagverblijf.

Geluidgevoelig terrein Onder een ‘geluidgevoelig terrein’ wordt verstaan: een bij algemene maatregel van bestuur als zodanig aangewezen terrein dat vanwege de bestemming daarvan bijzondere bescherming tegen geluid behoeft. Onder geluidgevoelige terreinen wordt verstaan (art. 1.2,3 Bg): a. een woonwagenstandplaats; b. een ligplaats in het water, die in het bestemmingsplan is aangewezen om door een woonschip te worden ingenomen.

2.4 Definitie gevel conform Wgh In art. 1 Wgh is de definitie voor een gevel opgenomen. Onder een gevel wordt verstaan: bouwkundige constructie die een ruimte in een woning of ander geluidgevoelig gebouw scheidt van de buitenlucht, daaronder begrepen het dak. Ingevolge art. 1b,4 Wgh wordt onder een gevel in de zin van deze wet en de daarop berustende bepalingen niet verstaan: a. een bouwkundige constructie waarin geen te openen delen aanwezig zijn en met een in NEN 5077 bedoelde karakteristieke geluidwering die ten minste gelijk is aan het verschil tussen de geluidbelasting van die constructie en 33 dB onderscheidenlijk 35 dB(A), alsmede b. een bouwkundige constructie waarin alleen bij uitzondering te openen delen aanwezig zijn, mits de delen niet direct grenzen aan een geluidgevoelige ruimte.

10 december 2015 MD-AF20150610 4

De geluidgevoelige ruimte binnen een woning omvat de ruimte voor zover deze kennelijk als slaap-, woon- of eetkamer wordt gebruikt of voor een zodanig gebruik is bestemd, alsmede een keuken van ten minste 11 m2 (art. 1 Wgh).

2.5 Reken- en meetvoorschrift geluid 2012 en geluidbelasting Reken en meetvoorschrift geluid 2012 In het Reken- en meetvoorschrift geluid 2012 (Rmg2012) is bepaald hoe de geluidbelastingen op geluidgevoelige objecten bepaald moeten worden. Daarbij geldt dat in het rapport de te toetsen geluidbelastingen als afgeronde waarden moeten worden gepresenteerd. Verschillen tussen geluidbelastingen moeten echter worden berekend uit niet-afgeronde waarden, en pas daarna afgerond worden. Bij het afronden van geluidbelastingen of van verschillen tussen geluidbelastingen wordt een waarde die precies op 0,50 eindigt afgerond naar het dichtstbijzijnde even getal (art. 1.3 Rmg2012).

Zo wordt een verschilwaarde van 1,49 afgerond naar 1, en een verschilwaarde van 1,50 wordt afgerond naar 2. Een verschil van 2,50 wordt echter ook afgerond naar 2, het dichtstbijzijnde even getal. Een geluidbelasting van bijvoorbeeld 57,50 dB wordt afgerond naar 58 dB, maar een geluidbelasting van 58,50 dB wordt ook afgerond naar 58 dB, het dichtstbijzijnde even getal.

Geluidbelasting De geluidbelasting wordt berekend als het gemiddelde van een geheel jaar. Overeenkomstig art. 1 Wgh wordt onder de Lden-waarde verstaan het energetisch en naar de tijdsduur van de beoordelingsperiode gemiddelde van de volgende drie waarden:

 het equivalente geluidniveau gedurende de dagperiode Lday (van 07:00 uur tot 19:00 uur);  het equivalente geluidniveau gedurende de avondperiode Levening (van 19:00 uur tot 23:00 uur) vermeerderd met 5 dB;

 het equivalente geluidniveau gedurende de nachtperiode Lnight (van 23:00 uur tot 07:00 uur) vermeerderd met 10 dB.

Op de berekende de Lden-waarden wordt overeenkomstig art. 110g Wgh een aftrek toegepast bij wegverkeerslawaai.

2.6 Aftrek conform art. 110g Wgh Volgens art. 110g Wgh dient de berekende geluidbelasting vanwege het wegverkeer te worden gecorrigeerd voordat wordt getoetst aan de grenswaarden in de Wgh. In art. 3.4,3b Rmg2012 is de aftrek van art. 110g Wgh omschreven. Deze aftrek is tot 1 juli 2018: a. 2 dB voor wegen waarvoor de representatief te achten snelheid van lichte motorvoertuigen 70 km/uur of meer bedraagt; b. 5 dB voor de overige wegen. In paragraaf 3.6 zijn de snelheden weergegeven.

10 december 2015 MD-AF20150610 5

2.7 De plicht tot toetsing aan grenswaarden

2.7.1 Sanering Er is alleen sprake van een saneringsgeval indien deze bij het Ministerie van Infrastructuur en Milieu is gemeld vóór 1 januari 2009 en nog niet zijn afgehandeld als sanering. Voor de woningen die reeds zijn afgehandeld/gereed zijn gemeld is een hogere waarde vastgesteld. Deze hogere waarde wordt meegenomen in de toetsing aan de grenswaarde

2.7.2 Reconstructie van een weg

In art. 1 Wgh is de volgende definitie van een reconstructie van een weg opgenomen: “Een of meer wijzigingen op of aan een aanwezige weg ten gevolge waarvan uit akoestisch onderzoek als bedoeld in art. 77, eerste lid, onder a, en art. 77, derde lid, blijkt dat de berekende geluidbelasting vanwege de weg in het toekomstig maatgevende jaar zonder het treffen van maatregelen ten opzichte van de geluidbelasting die op grond van art. 100 dan wel het bepaalde krachtens art. 100b, aanhef en onder a, als de ten hoogste toelaatbare geluidbelasting geldt met 2 dB of meer wordt verhoogd.”

Er is derhalve sprake van “reconstructie” als aan de volgende twee voorwaarden wordt voldaan:  Er moet sprake zijn van een fysieke wijziging op of aan de weg. Het gaat dan bijvoorbeeld om een wijziging van het profiel, de wegbreedte, de hoogteligging, het wegdek, het aantal rijstroken, de aanleg van kruispunten, de aanleg van aansluitingen, op- en afritten, wijzigingen van de maximumsnelheid.  Ten gevolge van de wijziging(en) en de verwachte groei van het verkeer in de eerste tien jaar na de wijziging(en) moet er sprake zijn van een toename van de geluidbelasting ten opzichte van de grenswaarde met (afgerond) 2 dB of meer.

Om dit te kunnen bepalen moet eerst voor elke geluidgevoelig object de geldende “grenswaarde” worden bepaald. Vervolgens wordt bezien of deze grenswaarde in de toekomstige situatie, doorgaans het 10e jaar na openstelling van de gewijzigde weg, afgerond met tenminste 2 dB wordt overschreden.

Bepalen grenswaarde Om de grenswaarde voor deze gevallen te kunnen bepalen, is het allereerst van belang om te weten of sprake is van een in het verleden vastgestelde hogere waarde voor de ten hoogste toelaatbare geluidbelasting (in het vervolg van dit rapport kortweg “hogere waarde” genoemd).

Als geen sprake is van een eerder vastgestelde hogere waarde, is de grenswaarde gelijk aan de heersende geluidbelasting (dat is de geluidbelasting één jaar voor de wijziging van de weg). Hierbij geldt conform de Wet geluidhinder dat een geluidbelasting van 48 dB of lager altijd is toegestaan.

Als echter in het verleden voor de te wijzigen weg al eens een hogere waarde is vastgesteld die lager is dan de geluidbelasting in het jaar voor wijziging, dan geldt deze hogere waarde als grenswaarde (art. 99 Wgh). Zodoende is de geldende grenswaarde de laagste waarde van:  De geluidbelasting één jaar voor de wijziging;  Een eventueel eerder vastgestelde hogere waarde.

Vervolgens wordt bezien of deze grenswaarde in de toekomstige situatie, het 10e jaar na openstelling van de weg, en zonder geluidmaatregelen, met 2 dB (onafgerond 1,50 dB) of meer overschreden wordt.

In de Tabel 2-2 zijn de grenswaarden voor het bepalen van het “reconstructie-effect” samengevat.

10 december 2015 MD-AF20150610 6

Tabel 2-2 Grenswaarden bij reconstructie Situatie Grenswaarden

Niet eerder hogere waarde vastgesteld en heersende 48 dB geluidbelasting <=48 dB (art. 100,1 Wgh, art. 3.3,1 en 3.3,4 Bg)

Niet eerder hogere waarde vastgesteld en heersende Heersende geluidbelasting (= 1 jaar voor wijziging van de weg)* geluidbelasting > 48 dB (art. 100,3 Wgh, art. 3.3,3 en 3.3,4 Bg)

Laagste van: Eerder vastgestelde hogere waarde (art. 100,2 Wgh, art. 3.3,2 en  Heersende geluidbelasting (= 1 jaar voor wijziging van de 3.3,4 Bg) weg) met een minimum van 48 dB  Eerder vastgestelde hogere waarde * Als een geluidgevoelig object of weg pas na 1 januari 2007 voor het eerst is opgenomen in een bestemmingsplan, en voor dit geluidgevoelige object of vanwege deze wegen géén hogere waarde is vastgesteld, geldt voor altijd een vaste grenswaarde van 48 dB.

Bepalen toename Of er sprake is van “reconstructie” in de zin van de Wet geluidhinder wordt per geluidgevoelig object bepaald. Het kan dus zo zijn dat voor het ene object wel sprake is van reconstructie en voor het andere object niet.

Bepalen maatregelen Indien er sprake is van reconstructie in de zin van de Wet geluidhinder moet worden onderzocht of er maatregelen kunnen worden getroffen om de overschrijding van de grenswaarde ongedaan te maken.

Het doel daarbij is om de toekomstige geluidbelasting zo veel mogelijk terug te brengen tot de grenswaarde. Daarbij wordt eerst gekeken naar maatregelen bij de bron (stiller wegdek) en vervolgens naar maatregelen in de overdracht (geluidschermen of -wallen).

Als maatregelen niet mogelijk zijn of stuiten op bezwaren van technische, financiële, verkeerskundige op landschappelijke aard, moet een hogere grenswaarde voor de ten hoogst toelaatbare toekomstige geluidbelasting worden vastgesteld.

Ten hoogste toelaatbare geluidbelasting In beginsel is de ten hoogste toelaatbare overschrijding van de grenswaarde als gevolg van “reconstructie van de weg” 5 dB (minder dan onafgerond 5,50 dB). Een toename van meer dan 5 dB is alleen toegestaan indien ten gevolge van de reconstructie de geluidbelasting van de gevel van ten minste een gelijk aantal woningen elders met een ten minste gelijke waarde zal verminderen (art. 100a,1a Wgh). De ten hoogste toelaatbare geluidbelasting mag echter niet worden overschreden.

De ten hoogst toelaatbare geluidbelastingen die kunnen worden vastgesteld, zijn mede afhankelijk of eerder de Wet geluidhinder van toepassing is geweest en of sprake is van stedelijk of buitenstedelijk gebied. Voor de onderhavige situatie is sprake van buitenstedelijk gebied. In Tabel 2-3 zijn de ten hoogste toelaatbare geluidbelasting bij reconstructie in het buitenstedelijk gebied weergegeven.

10 december 2015 MD-AF20150610 7

Tabel 2-3 Ten hoogste toelaatbare geluidbelasting bij reconstructie in buitenstedelijk gebied Geluidgevoelige object Voorkeurswaarde Ten hoogste toelaatbare geluidbelasting

Indien:  Eerder hogere waarde vastgesteld Woning 58 dB art. 100a,1,b1º Wgh  Niet eerder hogere waarde vastgesteld en heersende waarde ≤ 53 dB

Alle overige gevallen 68 dB art. 100a,2 Wgh

Indien: Ander geluidgevoelig  Eerder hogere waarde vastgesteld 58 dB art. 3.4,2,1º Bg gebouw  Niet eerder hogere waarde vastgesteld en heersende waarde ≤ 53 dB

Alle overige gevallen 68 dB art. 3.4,3 Bg

Geluidgevoelig terrein Alle situaties 53 dB art. 3.4,5 Bg

Vaststellen hogere grenswaarde (art. 110a Wgh) Een hogere waarde dan de voorkeurswaarde kan worden vastgesteld in gevallen waarin de toepassing van maatregelen (bron- en overdrachtsmaatregelen) onvoldoende doeltreffend is, of waarin deze maatregelen overwegende bezwaren van stedenbouwkundige, verkeerskundige, vervoerskundige, landschappelijke of financiële aard ontmoeten. Bij bezwaren van financiële aard moet er sprake zijn van bovenmatige kosten, alsmede het ontbreken van alternatieven (art. 110a,5 Wgh).

Voor de reconstructie van provinciale wegen is Gedeputeerde Staten van de provincie Drenthe bevoegd gezag voor het vaststellen van hogere waarden. Voor de reconstructie van lokale wegen dient het College van Burgemeester en Wethouders de hogere waarden vast te stellen.

Voor het verkrijgen van een hogere grenswaarde dan de voorkeurswaarde dient de procedure gevolgd te worden zoals is omschreven in art. 110c Wgh. Dit betreft de procedure zoals geregeld in afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Een van de aspecten hierbij is een ter visie legging van het (ontwerp)besluit en de akoestische rapportage.

Binnenwaarde Wanneer een hogere waarde wordt vastgesteld dient krachtens art. 112 Wgh en art. 3.10 Bg het College van Burgemeester en Wethouders er op toe te zien dat de geluidbelasting in de geluidgevoelige ruimten van de geluidgevoelige objecten de in de wet gestelde waarden niet overschrijdt. In het volgende zijn de grenswaarden samengevat.

Woningen  33 dB indien voor de eerste maal een hogere waarde wordt vastgesteld (art. 112a Wgh);  voor woningen waarvoor eerder een hogere waarde is vastgesteld, geldt de waarde die voor deze situatie eerder is bepaald (art. 112b Wgh);  voor woningen waarvoor sprake is van een saneringssituatie, geldt een waarde van 43 dB (art. 111b,3 Wgh).

Andere geluidgevoelige gebouwen Afhankelijk van de verblijfsruimte van het gebouw geldt:  28 dB voor verblijfsruimte, genoemd in art. 1.1,1d onder 1° t/m 3° Bg (art. 3.10,1a Bg);  33 dB voor verblijfsruimte, genoemd in art. 1.1,1d onder 4° t/m 5° Bg (art. 3.10,1b Bg).

10 december 2015 MD-AF20150610 8

Indien sprake is van een saneringssituatie dan geldt:  38 dB voor verblijfsruimte, genoemd in art. 1.1,1d onder 1° t/m 3° Bg (art. 3.10,2a Bg);  43 dB voor verblijfsruimte, genoemd in art. 1.1,1d onder 4° t/m 5° Bg (art. 3.10,2b Bg).

Geluidgevoelige terreinen De aanwijzing van een woonwagenstandplaats of een ligplaats voor een woonschip brengt met zich mee dat een woonwagen of woonschip geen verblijfsruimte heeft. Derhalve zijn de binnenwaarden uit de Wgh niet van toepassing.

2.8 Cumulatie Bij het vaststellen van een hogere grenswaarde voor een geluidgevoelig object moet op grond van art. 110f Wgh aandacht geschonken worden aan de eventuele cumulatie met andere gezoneerde geluidbronnen, indien het geluidgevoelig object tevens binnen de geluidzone van een of meer van deze geluidbronnen ligt. Hierbij wordt de geluidbelasting gecumuleerd met de andere gezoneerde geluidbronnen waarbij sprake is van een geluidbelasting hoger dan de zogenaamde voorkeurswaarden.

Voor de cumulatie is aangesloten op de methodiek in hoofdstuk 2 van bijlage 1 van het Rmg2012. Hierbij dient de aftrek ingevolge art. 110g Wgh niet te worden toegepast.

Er zijn voor gecumuleerde geluidbelastingen geen grenswaarden in de Wet geluidhinder opgenomen. Op basis van de hoogte van de gecumuleerde geluidbelasting dient het bevoegd gezag een afweging te maken over de toelaatbaarheid (art. 110a,6 Wgh).

2.9 Uitstraling van de effecten In art. 99,2 Wgh is omschreven dat indien redelijkerwijs kan worden verwacht dat de reconstructie van een weg zal leiden tot een toename van de geluidbelasting van 2 dB of meer vanwege andere wegen dan de te reconstrueren weg of wegdelen, ook inzicht dient te worden gegeven in de effecten op die andere wegen.

Er bestaat geen formele plicht op grond van de Wgh om maatregelen te treffen vanwege de geluidtoename van die andere weg of wegdeel. Wel moeten de resultaten van het onderzoek worden meegewogen in de besluitvorming.

10 december 2015 MD-AF20150610 9

3 Uitgangspunten

3.1 Wegontwerp De wegontwerpen zijn aangeleverd door de provincie Drenthe in de volgende bestanden:  SLENERWEG-2.0 Geluid.dwg, ontvangen op 30 oktober 2015;  Parweg Exloo-Odoorn geluid.dwg, ontvangen op 4 november 2015.

3.2 Onderzoeksgebied Voor het bepalen van het onderzoeksgebied is aangesloten op de werkwijze in de Handleiding Akoestisch Onderzoek Wegverkeer – 2009 (HAOW - 2009) van Rijkswaterstaat. De basis voor het onderzoeksgebied is de wettelijke zonebreedte langs het wegvak dat wordt gewijzigd (de begrenzing van het werkgebied). Vervolgens is het onderzoeksgebied uitgebreid door het werkgebied met ⅓ van de breedte van de geluidzone door te trekken (zie onderstaand figuur).

einde einde wijziging wijziging

onderzoeksgebied weg

d

d/3

Figuur 3-1: Onderzoeksgebied (d = zonebreedte)

Geluidzone en onderzoeksgebied In de onderstaande tabel is de breedte van de geluidzone langs de wegvakken weergegeven met het onderzoeksgebied langs de wegvakken. Dit is op kaart weergegeven in Figuur 3-2.

Tabel 3-1 Geluidzone en onderzoeksgebied langs wegvakken Aantal rijstroken Onderzoeksgbied Wegvak Breedte geluidzone hoofdrijbaan (+1/3 breedte geluidzone)

N34 2 250 meter +83 meer

Slenerweg 2 250 meter +83 meer

Odoornerweg 2 250 meter +83 meer

Borgerderweg 2 250 meter +83 meer

10 december 2015 MD-AF20150610 10

Figuur 3-2: Onderzoeksgebieden

3.3 De onderzochte situatie De geluidberekeningen voor de te wijzigen weg zijn uitgevoerd voor de huidige situatie (2016) en het toekomstige maatgevende jaar (2028). De in de Wgh gestelde grenswaarden zijn van toepassing op de geluidbelasting vanwege de afzonderlijke geluidbronnen. In dit onderzoek is de geluidbelasting daarom per weg berekend en getoetst.

3.4 Gebruikte rekenmethode De berekeningen voor de wegen zijn overeenkomstig art. 3.2 Rmg2012 uitgevoerd. Hierin zijn de factoren voorgeschreven waarmee rekening dient te worden gehouden wordt, zoals bijvoorbeeld samenstelling van het verkeer, afstandsreducties, reflecties, afschermingen, bodem- en luchtdemping, hoogteligging.

Er is gebruik gemaakt van het rekenprogramma GeoMilieu, versie 3.11. Dit rekenprogramma voldoet aan Standaardrekenmethode 2 (SRM2) van het Rmg2012.

De adressen van de bestaande gebouwen zijn ontleend aan de Basisregistratie Adressen en Gebouwen (BAG). Het aantal bouwlagen is bepaald aan de hand van Google Streetview. In het akoestisch model zijn alle gebouwen ingevoerd voor zover deze door reflectie of afscherming invloed hebben op de geluidbelasting op de geluidgevoelige objecten.

10 december 2015 MD-AF20150610 11

3.5 Verkeersintensiteiten Met betrekking tot de wegen worden de verkeersintensiteiten uitgedrukt in het gemiddeld aantal motorvoertuigen dat in de betreffende dag-, avond- en nachtperiode per uur over de weg rijdt (weekdagjaargemiddelden).

De verkeersgegevens zijn ontleend aan het verkeersmodel dat door Royal HaskoningDHV voor de gemeente is opgesteld. De totstandkoming van de verkeersgegevens is beschreven in het rapport Verkeerseffecten Slenerweg (d.d. 8 september 2015), dat als bijlage bij het bestemmingsplan Borger- Odoorn (Slenerweg) is toegevoegd.

De uitgebreide invoergegevens zijn in bijlage 1 opgenomen.

3.6 Snelheden van de voertuigen In de onderstaande tabel zijn de maximumsnelheden in de huidige en toekomstige situatie van de beschouwde wegvakken opgenomen.

Tabel 3-2 Snelheden beschouwde wegvakken Weg(vak) Wettelijke snelheid in 2016 (km/uur) Wettelijke snelheid in 2028 (km/uur)

N34 100 100

Slenerweg 80 80

Odoornerweg 80 80

Borgerderweg 80 60

Voor de N34 geldt ter hoogte van aansluitingen plaatselijk een maximumsnelheid van 70 km/uur. In de huidige situatie is dat van toepassing op de aansluitingen Emmen-Noord, Odoorn-Noord en Exloo. In de toekomstige situatie is dit niet van toepassing vanwege de wijziging van de aansluitingen.

Verder geldt voor de Odoornerweg en de Borgerderweg in de bebouwde kommen een snelheid van 50 km/uur.

3.7 Verharding wegdek Voor alle beschouwde wegen is uitgegaan van een wegdekverharding die bestaat uit dicht asfaltbeton (DAB).

De emissieparameters voor deze wegdektypen zijn ontleend aan de CROW-publicatie 316 "De wegdekcorrectie voor geluid van wegverkeer 2012”. Op de website van InfoMil worden de actuele wegdekcorrectiefactoren van verschillende wegdektypen bijgehouden met het toepassingsbereik waarbinnen de wegdekcorrectiefactoren mogen worden toegepast.

3.8 Optrektoeslag De optrektoeslag is een correctieterm ten gevolge van het afremmen en optrekken van het verkeer door de aanwezigheid van een kruispunt of een situatie die de gemiddelde snelheid van het verkeer sterk beperkt. De optrektoeslag mag alleen worden toegepast als ten gevolge van deze snelheidsbeperkende maatregel de gemiddelde snelheid van de motorvoertuigen ten minste wordt gehalveerd. De optrektoeslag is alleen van toepassing op middelzware en zware motorvoertuigen. In het Rmg2012 wordt de optrektoeslag onderscheiden in een kruispunt- en een obstakeltoeslag.

10 december 2015 MD-AF20150610 12

De kruispunttoeslag wordt alleen in rekening gebracht op kruispunten met een verkeersregelinstallatie. Deze komen binnen het onderzoeksgebied niet voor.

De obstakeltoeslag wordt toegepast bij rotondes. Voor de kruising van de Slenerweg met de Hoofdweg is een obstakeltoeslag in rekening gebracht. In de toekomstige situatie zijn ook voorzien ter hoogte van de aansluiting van de N34 op de Slenerweg. Ook daarvoor is een obstakeltoeslag in rekening gebracht.

3.9 Rekenpunten Op elk geluidgevoelig object binnen de geluidzone van de weg is een rekenpunt gelegd. Bij twijfel over de maatgevende gevel, zijn op meerdere gevels waarneempunten neergelegd. De geluidbelastingen zijn berekend voor alle bouwlagen. Op de begane grond is er gerekend op een hoogte van 1,5 meter. De rekenhoogte voor de 1e verdieping is 4,5 meter. Vervolgens is er een verdiepingshoogte aangehouden van 3 meter.

10 december 2015 MD-AF20150610 13

4 Resultaten

4.1 N34 De N34 wordt op twee locaties gewijzigd:  Aansluiting Emmen-Noord: de bestaande aansluiting Emmen-Noord wordt opgeheven en er wordt een nieuwe, ongelijkvloerse aansluiting gerealiseerd op de Slenerweg.  Aansluiting Odoorn-Noord: de bestaande aansluiting Odoorn-Noord wordt opgeheven.

Aansluiting Emmen-Noord Voor de aanleg van de nieuwe aansluiting ter hoogte van de Slenerweg wordt de N34 tussen km 65.5 en km 67.8 gereconstrueerd. Vanwege het opheffen van de bestaande aansluiting Emmen-Noord kan de snelheidsbeperking van 70 km/uur tussen km 65.7 en km 66.2 worden opgeheven. In de toekomstige situatie wordt de maximumsnelheid 100 km/uur. Voor deze wijzigingen is getoetst of bij de geluidgevoelige objecten binnen de geluidzone sprake is van “reconstructie” in de zin van de Wet geluidhinder.

In onderstaande afbeelding is het onderzoeksgebied en de ligging van de daarbinnen gelegen geluidgevoelige objecten weergegeven.

Figuur 4-1: Onderzoeksgebied en geluidgevoelige objecten N34 bij Emmen-Noord

Resultaten Binnen het onderzoeksgebied van dit deel van de N34 is één woning gelegen: Zijtak 6. In Tabel 4-1 zijn de rekenresultaten voor deze woning opgenomen.

10 december 2015 MD-AF20150610 14

Tabel 4-1 Rekenresultaten N34 ter hoogte van aansluiting Emmen-Noord

Adres Gevel Rekenhoogte (m) Geluidbelasting huidige situatie (2016) Toetswaarde Geluidbelasting toekomstige situatie (2036) Toename t.o.v. toetswaarde Sprake van "reconstructie"

Zijtak 6 ZW 1.5 47.92 48.00 48.59 0.59 nee

ZW 4.5 48.66 48.66 49.33 0.67 nee

ZW 7.5 48.94 48.94 49.60 0.66 nee

Uit bovenstaande tabel blijkt dat bij de woning Zijtak 6 de grenswaarde niet wordt overschreden. Er is geen sprake van reconstructie volgens de Wet geluidhinder. De Wet geluidhinder stelt geen aanvullende eisen aan de wijzigingen aan deze weg.

Aansluiting Odoorn-Noord De bestaande aansluiting Odoorn-Noord wordt opgeheven. Daardoor kan de snelheidsbeperking van 70 km/uur op de N34 tussen km 71.85 en km 72.35 worden opgeheven, In de toekomstige situatie wordt de maximumsnelheid 100 km/uur. Voor deze wijziging is getoetst of sprake is van “reconstructie” in de zin van de Wet geluidhinder. In onderstaande afbeelding is het onderzoeksgebied en de ligging van de daarbinnen gelegen geluidgevoelige objecten weergegeven.

Figuur 4-2: Onderzoeksgebied en geluidgevoelige objecten N34 bij Odoorn-Noord

10 december 2015 MD-AF20150610 15

Resultaten Ter hoogte van de aansluiting Odoorn-Noord loopt de N34 door een landelijk gebied. Aan de oostzijde van de N34 is lintbebouwing aanwezig aan de Borgerderweg, waarvan negen woningen binnen het onderzoeksgebied van dit deel van de N34 zijn gelegen. In Tabel 4-2 zijn de rekenresultaten voor deze woningen opgenomen.

Tabel 4-2 Rekenresultaten N34 ter hoogte van aansluiting Odoorn-Noord

Adres Gevel Rekenhoogte (m) Geluidbelasting huidige situatie (2016) Toetswaarde Geluidbelasting toekomstige situatie (2036) Toename t.o.v. toetswaarde Sprake van "reconstructie" Geluidbelasting toekomstige situatie (2036) met dunne deklaag A Toename met dunne deklaag A t.o.v. toetswaarde

Borgerderweg 13 ZW 1.5 48.33 48.33 49.17 0.84 nee 47.99 -0.34

ZW 4.5 50.36 50.36 51.48 1.12 nee 49.98 -0.38

Borgerderweg 26 ZW 1.5 46.65 48.00 47.46 -0.54 nee 46.54 -1.46

ZW 4.5 47.80 48.00 48.60 0.60 nee 47.76 -0.24

Borgerderweg 26a ZW 1.5 47.50 48.00 48.38 0.38 nee 47.42 -0.58

Borgerderweg 28 ZW 1.5 46.16 48.00 46.86 -1.14 nee 45.83 -2.17

ZW 4.5 48.48 48.48 49.56 1.08 nee 48.27 -0.21

Borgerderweg 30 ZW 1.5 49.26 49.26 50.76 1.50 nee 48.94 -0.32

ZW 4.5 50.26 50.26 51.72 1.46 nee 49.97 -0.29

Borgerderweg 32 ZW 1.5 48.70 48.70 50.32 1.62 ja 48.34 -0.36

Borgerderweg 34 ZW 1.5 50.22 50.22 51.85 1.63 ja 49.80 -0.42

ZW 4.5 51.52 51.52 53.07 1.55 ja 51.19 -0.33

Borgerderweg 36 ZW 1.5 51.06 51.06 52.62 1.56 ja 50.46 -0.60

Borgerderweg 38 ZW 1.5 52.21 52.21 53.77 1.56 ja 52.08 -0.13

ZW 4.5 52.98 52.98 54.50 1.52 ja 52.68 -0.30

Uit bovenstaande tabel blijkt dat bij vier woningen aan de Borgerderweg sprake is van “reconstructie”. Ten gevolge van het verhogen van de maximumsnelheid en verkeersgroei tussen 2016 en 2028 wordt bij de woningen Borgerderweg 32-38 de grenswaarde met ten hoogste 2 dB overschreden.

Deze overschrijdingen kunnen worden voorkomen door op de hoofdrijbaan van de N34 tussen km 71.77 en km 72.27 een dunne deklaag type A toe te passen als wegdekverharding. De twee meest rechtse kolommen van Tabel 4-2 laten zien dat dan bij geen enkele woning nog sprake is van een toename van de geluidbelasting ten opzichte van de toetswaarde. In Figuur 4-3 is deze maatregel op kaart weergegeven.

Indien het toepassen van deze wegdekverharding stuit op bezwaren vanuit bijvoorbeeld verkeerskundig oogpunt dan dient voor de woningen Borgerderweg 32, 34, 36 en 38 een hogere waarde te worden vastgesteld. Daarbij dient aandacht gegeven te worden aan de cumulatie van geluid met andere geluidbronnen. De enige andere relevante geluidbron ter hoogte van deze woningen is de Borgerderweg. Uit Tabel 4-3 blijkt dat de N34 de maatgevende geluidbron is voor de woningen aan de Borgerderweg. Het toepassen van een dunne deklaag A op de N34 kan derhalve als effectieve maatregel worden beschouwd. Er hoeven dan geen hogere waarden te worden vastgesteld voor deze woningen.

10 december 2015 MD-AF20150610 16

Figuur 4-3: Dunne deklaag A op N34 ter hoogte van Odoorn-Noord

Tabel 4-3 Cumulatieve geluidbelastingen Borgerderweg 32-38

Adres Gevel Rekenhoogte (m) Geluidbelasting t.g.v. N34 Geluidbelasting t.g.v. Borgerderweg Cumulatieve geluidbelasting Geluidbelasting t.g.v. N34 met dunne deklaag A Geluidbelasting t.g.v. Borgerderweg Cumulatieve geluidbelasting met dunne deklaag A op de N34

Borgerderweg 32 ZW 1.5 52 47 54 50 47 52

Borgerderweg 34 ZW 1.5 54 50 55 52 50 54

ZW 4.5 55 52 57 53 52 55

Borgerderweg 36 ZW 1.5 55 50 56 52 50 54

Borgerderweg 38 ZW 1.5 56 46 56 54 46 55

ZW 4.5 57 47 57 55 47 55 Cumulatieve geluidbelasting is bepaald exclusief de aftrek conform artikel 110g Wgh

10 december 2015 MD-AF20150610 17

4.2 Slenerweg Voor de aanleg van de nieuwe aansluiting van de N34 op de Slenerweg wordt de Slenerweg gewijzigd. Ter hoogte van de aansluiting op de N34 worden twee nieuwe rotondes gerealiseerd en tussen de nieuwe aansluiting en de bebouwde kom van Klijndijk wordt de Slenerweg verbreed. Voor deze wijzigingen is getoetst of bij de geluidgevoelige objecten binnen de geluidzone sprake is van “reconstructie” in de zin van de Wet geluidhinder.

In onderstaande afbeelding is het onderzoeksgebied en de ligging van de daarbinnen gelegen geluidgevoelige objecten weergegeven.

Figuur 4-4: Onderzoeksgebied en geluidgevoelige objecten Slenerweg

Rekenresultaten Binnen het onderzoeksgebied van de Slenerweg zijn vijf geluidgevoelige objecten gelegen. In Tabel 4-4 zijn de rekenresultaten weergegeven.

10 december 2015 MD-AF20150610 18

Tabel 4-4 Rekenresultaten Slenerweg

Adres Gevel Rekenhoogte (m) Geluidbelasting huidige situatie (2016) Toetswaarde Geluidbelasting toekomstige situatie (2036) Toename t.o.v. toetswaarde Sprake van "reconstructie" Geluidbelasting toekomstige situatie (2036) met dunne deklaag A Toename met dunne deklaag A t.o.v. toetswaarde Geluidbelasting toekomstige situatie met 60 km/uur Slenerweg Toename60 met km/uur Slenerweg t.o.v. toetswaarde

Hoofdweg 26 N 1.5 42.47 48.00 48.28 0.28 nee 47.49 -0.51 48.13 0.13

N 4.5 44.16 48.00 49.99 1.99 ja 49.19 1.19 49.84 1.84

Hoofdweg 26 W 1.5 43.40 48.00 49.19 1.19 nee 47.57 -0.43 48.35 0.35

W 4.5 45.05 48.00 50.84 2.84 ja 49.28 1.28 50.07 2.07

Hoofdweg 28 NW 1.5 31.68 48.00 37.53 -10.47 nee 36.04 -11.96 35.51 -12.49

NW 4.5 32.70 48.00 38.58 -9.42 nee 37.13 -10.87 36.57 -11.43

Hoofdweg 59 W 1.5 33.08 48.00 38.79 -9.21 nee 36.59 -11.41 36.60 -11.40

W 4.5 33.77 48.00 39.54 -8.46 nee 37.47 -10.53 37.40 -10.60

Hoofdweg 59 N 1.5 32.87 48.00 38.57 -9.43 nee 35.80 -12.20 36.02 -11.98

N 4.5 33.38 48.00 39.09 -8.91 nee 36.36 -11.64 36.54 -11.46

Slenerweg 2 ZO 1.5 45.33 48.00 51.30 3.30 ja 50.70 2.70 50.95 2.95

ZO 4.5 46.40 48.00 52.39 4.39 ja 51.73 3.73 52.02 4.02

Slenerweg 7 N 1.5 45.89 48.00 51.57 3.57 ja 48.47 0.47 48.35 0.35

N 4.5 47.85 48.00 53.53 5.53 ja 50.52 2.52 50.32 2.32

Slenerweg 7 W 1.5 44.65 48.00 50.38 2.38 ja 47.72 -0.28 47.31 -0.69

W 4.5 46.57 48.00 52.29 4.29 ja 49.65 1.65 49.21 1.21

Uit de berekeningen blijkt dat bij alle woningen in de huidige situatie sprake is van een geluidbelasting lager dan de voorkeurswaarde van 48 dB. De te hanteren toetswaarde bedraagt voor alle woningen 48 dB.

In de toekomstige situatie neemt de geluidbelasting bij de Hoofdweg 26 en Slenerweg 2 toe tot 51, respectievelijk 52 dB. Daarmee wordt de toetswaarde met 3 à 4 dB overschreden. Bij de Slenerweg 7 neemt de geluidbelasting toe tot maximaal 54 dB, waarmee de toetswaarde met 6 dB wordt overschreden. Dit is een hogere toename dan de maximaal toelaatbare toename van 5 dB, die in de Wgh wordt gesteld. Het is derhalve verplicht om maatregelen te treffen om de overschrijding te beperken. Deze toenames worden veroorzaakt door de het verkeersaantrekkend effect van de nieuwe aansluiting. Vanwege het realiseren van de nieuwe aansluiting op de N34 zal er meer verkeer van de Slenerweg gebruik gaan maken om vanuit Klijndijk de N34 te bereiken. De verkeersintensiteit op de Slenerweg neemt hierdoor met circa 400% toe.

De overschrijding kan worden beperkt door een dunne deklaag type A toe te passen op de Slenerweg. Hiermee wordt een geluidreductie van maximaal 3 dB gehaald bij de Slenerweg 7, en wordt de overschrijding van de toetswaarde beperkt tot 3 dB. Bij de woningen Hoofdweg 26 en Slenerweg 2 bedraagt de geluidreductie maximaal 2 dB, omdat het om civieltechnische redenen niet mogelijk is om een geluidreducerend wegdek toe te passen ter hoogte van de kruising met de Hoofdweg. Geluidreducerende wegdekken zijn namelijk niet goed bestand tegen het wringend effect van optrekkend

10 december 2015 MD-AF20150610 19

en afremmend verkeer ter hoogte van kruisingen. De locatie van de dunne deklaag A is weergegeven in Figuur 4-5.

Figuur 4-5: Dunne deklaag A op de Slenerweg

Als alternatieve maatregel kan ook de maximumsnelheid op de Slenerweg tussen Klijndijk en de nieuwe aansluiting op de N34 verlaagd worden naar 60 km/uur. Hiermee wordt een geluidreductie van maximaal 3 dB gehaald bij de woning Slenerweg 7, en wordt de overschrijding van de toetswaarde beperkt tot 2 dB. Bij de woningen Hoofdweg 26 en Slenerweg 2 bedraagt de geluidreductie maximaal 1 dB, omdat ter hoogte van deze woningen de maximumsnelheid niet verder verlaagd kan worden. De Slenerweg ligt hier namelijk binnen de bebouwde kom van Klijndijk, waar een maximumsnelheid van 50 km/uur geldt.

Zoals eerder genoemd is het treffen van maatregelen verplicht, omdat de toetswaarde bij de Slenerweg 7 met meer dan 5 dB wordt overschreden. De hiervoor genoemde maatregelen zijn niet voldoende om de overschrijdingen volledig weg te nemen. Dat betekent dat voor de woningen Hoofdweg 26, Slenerweg 2 en Slenerweg 7 hogere waarden moeten worden vastgesteld. Daarbij dient aandacht gegeven te worden aan de cumulatie van geluid met andere geluidbronnen.

Er zijn geen andere geluidbronnen aanwezig die voor cumulatie relevant zijn. De N34 ligt op grote afstand en de verkeersintensiteit op de Hoofdweg in Klijndijk is lager dan de verkeersintensiteit van de Slenerweg zelf. De Slenerweg is voor deze drie woningen derhalve de maatgevende geluidbron. Het treffen van maatregelen op die weg is daarom het meest effectief.

10 december 2015 MD-AF20150610 20

4.3 Odoornerweg De bestaande aansluiting Emmen-Noord wordt opgeheven. Daardoor komt de aansluiting van de Odoornerweg op de N34 te vervallen. In de toekomstige situatie wordt de Odoornerweg langs de N34 gelegd, waarna deze ter hoogte van Slenerweg aansluit op de N34.

In onderstaande afbeelding is het onderzoeksgebied en de ligging van de daarbinnen gelegen geluidgevoelige objecten weergegeven. Voor een deel van de Odoornerweg is sprake van aanleg van een nieuwe weg. Binnen de geluidzone van het nieuw aan te leggen deel van de Odoornerweg zijn geen geluidgevoelige objecten aanwezig. Binnen het deel van de weg dat wordt gewijzigd, bevinden zich twee woningen.

Figuur 4-6: Onderzoeksgebied en geluidgevoelige objecten Odoornerweg

Resultaten Binnen het onderzoeksgebied van de Odoornerweg zijn twee woningen gelegen: Hoofdweg 48 en 48a. In Tabel 4-5 zijn de rekenresultaten voor deze woning opgenomen.

10 december 2015 MD-AF20150610 21

Tabel 4-5 Rekenresultaten Odoornerweg

Adres Gevel Rekenhoogte (m) Geluidbelasting huidige situatie (2016) Toetswaarde Geluidbelasting toekomstige situatie (2036) Toename t.o.v. toetswaarde Sprake van "reconstructie"

Hoofdweg 48 en 48a ZW 1.5 39.03 48.00 39.85 -8.15 nee

ZW 4.5 44.46 48.00 43.89 -4.11 nee

Hoofdweg 48 en 48a NW 1.5 36.48 48.00 37.48 -10.52 nee

NW 4.5 37.34 48.00 38.36 -9.64 nee

Hoofdweg 48 en 48a ZO 1.5 39.45 48.00 38.92 -9.08 nee

ZO 4.5 43.88 48.00 42.96 -5.04 nee

Uit bovenstaande tabel blijkt dat bij de woningen Hoofdweg 48 en 48a de grenswaarde niet wordt overschreden. Er is geen sprake van reconstructie volgens de Wet geluidhinder. De Wet geluidhinder stelt geen aanvullende eisen aan de wijzigingen aan deze weg.

10 december 2015 MD-AF20150610 22

4.4 Borgerderweg De bestaande aansluiting Odoorn-Noord wordt opgeheven. Daardoor komt de aansluiting van de Borgerderweg op de N34 te vervallen. In de toekomstige situatie wordt de Borgerderweg, die parallel langs de N34 loopt, verbreedt, waarna deze ter hoogte van Exloo aansluit op de N34. Ook vindt een snelheidsverlaging plaats van 80 km/uur in de huidige situatie naar 60 km/uur in de toekomstige situatie.

In onderstaande afbeelding is het onderzoeksgebied en de ligging van de daarbinnen gelegen geluidgevoelige objecten weergegeven.

Figuur 4-7: Onderzoeksgebied en geluidgevoelige objecten Borgerderweg

Resultaten Binnen het onderzoeksgebied van de Borgerderweg zijn tien woningen gelegen. In Tabel 4-6 zijn de rekenresultaten voor deze woning opgenomen.

10 december 2015 MD-AF20150610 23

Tabel 4-6 Rekenresultaten Borgerderweg

Adres Gevel Rekenhoogte (m) Geluidbelasting huidige situatie (2016) Toetswaarde Geluidbelasting toekomstige situatie (2036) Toename t.o.v. toetswaarde Sprake van "reconstructie"

Borgerderweg 17 NO 1.5 27.02 48.00 39.20 -8.80 nee

NO 4.5 28.30 48.00 40.66 -7.34 nee

Borgerderweg 21 NO 1.5 15.55 48.00 39.53 -8.47 nee

NO 4.5 17.37 48.00 41.00 -7.00 nee

Borgerderweg 23 NO 1.5 14.95 48.00 42.09 -5.91 nee

NO 4.5 16.87 48.00 43.88 -4.12 nee

Borgerderweg 25 NO 1.5 0.06 48.00 40.40 -7.60 nee

NO 4.5 4.97 48.00 42.15 -5.85 nee

Borgerderweg 27 NO 1.5 12.39 48.00 33.30 -14.70 nee

NO 4.5 14.37 48.00 34.50 -13.50 nee

Borgerderweg 34 ZW 1.5 50.72 50.72 44.84 -5.88 nee

ZW 4.5 52.17 52.17 46.33 -5.84 nee

Borgerderweg 36 ZW 1.5 50.72 50.72 44.90 -5.82 nee

Borgerderweg 38 ZW 1.5 37.34 48.00 40.43 -7.57 nee

ZW 4.5 40.50 48.00 42.18 -5.82 nee

Borgerderweg 40 ZW 1.5 22.78 48.00 36.18 -11.82 nee

ZW 4.5 24.61 48.00 37.47 -10.53 nee

Borgerderweg 42 ZW 1.5 21.50 48.00 48.59 0.59 nee

ZW 4.5 22.90 48.00 49.26 1.26 nee

Uit bovenstaande tabel blijkt dat bij geen enkele woning de grenswaarde wordt overschreden. Er is geen sprake van reconstructie volgens de Wet geluidhinder. De Wet geluidhinder stelt geen aanvullende eisen aan de wijzigingen aan deze weg.

10 december 2015 MD-AF20150610 24

4.5 Uitstraling van de effecten Uit een analyse van de verkeersintensiteiten in de directe omgeving van de aanpassingen is gebleken dat er geen andere wegen dan de te wijzigen wegen zijn waar een toename van de geluidbelasting van 2 dB of meer kan worden verwacht. Er is daarom geen nader onderzoek ingesteld naar de geluidbelasting ten gevolge van andere wegen dan de te wijzigen wegen.

10 december 2015 MD-AF20150610 25

5 Conclusie

De provincie Drenthe en de gemeente Borger-Odoorn zijn voornemens de N34 op twee locaties te wijzigen:  Aansluiting Emmen-Noord: de bestaande aansluiting Emmen-Noord wordt opgeheven en er wordt een nieuwe, ongelijkvloerse aansluiting gerealiseerd op de Slenerweg. De Odoornerweg wordt verlegd en komt parallel aan de N34 te liggen.  Aansluiting Odoorn-Noord: de bestaande aansluiting Odoorn-Noord wordt opgeheven. Daarbij wordt de parallel aan de N34 gelegen Borgerderweg verbreed.

De wijzigingen aan de wegvakken van de N34, Slenerweg, Odoornerweg en Borgerderweg zijn getoetst aan de regelgeving en de grenswaarden van de Wet geluidhinder.

Uit het onderzoek is gebleken dat op twee locaties sprake is van “reconstructie” in de zin van de Wet geluidhinder:  N34, ter hoogte van Odoorn-Noord: ten gevolge van het opheffen van de aansluiting Odoorn-Noord kan de geldende snelheidsbeperking van 70 km/uur op de N34 worden opgeheven. Vanwege het verhogen van de maximumsnelheid en verkeersgroei tussen 2016 en 2028 wordt bij de twee woningen (Borgerderweg 32-38) de grenswaarde met 2 dB overschreden.  Slenerweg: vanwege het realiseren van de nieuwe aansluiting op de N34 bij Klijndijk zal er meer verkeer van de Slenerweg gebruik gaan maken om vanuit Klijndijk de N34 te bereiken. De verkeersintensiteit op de Slenerweg neemt hierdoor met circa 400% toe. Daardoor neemt de geluidbelasting bij 3 woningen toe tot boven de grenswaarde. Bij de woning Slenerweg 7 wordt de grenswaarde met meer dan 5 dB overschreden. Het is verplicht om maatregelen te treffen om de overschrijding te beperken.

Wij geven het bevoegd gezag in overweging om op de volgende locaties een dunne deklaag type A, of een wegdekverharding met dezelfde akoestische eigenschappen, toe te passen:  N34, tussen km 71.8 en km 72.3;  Slenerweg, tussen de nieuwe aansluiting op de N34 en de kruising met de hoofdweg. Als alternatief kan er voor worden gekozen de maximumsnelheid op de Slenerweg te verlagen naar 60 km/uur.

In Tabel 5-1 is het aantal vast te stellen hogere waarden met en zonder bronmaatregelen samengevat.

Tabel 5-1 Aantal vast te stellen hogere waarden met en zonder bronmaatregelen Aantal vast te stellen hogere waarden Weg Zonder bronmaatregelen Met bronmaatregelen

N34, ter hoogte van aansluiting Odoorn-Noord 4 0

Slenerweg 3* 3 * Wanneer geen bronmaatregel wordt getroffen op de Slenerweg moet de maximumsnelheid worden verlaagd naar 60 km/uur. In dat geval moet voor 3 woningen een hogere waarde worden vastgesteld.

10 december 2015 MD-AF20150610 26

De vast te stellen hogere waarden zijn opgenomen in Tabel 5-2 en Tabel 5-3.

Tabel 5-2 Vast te stellen hogere waarden t.g.v. N34 N34

Adres Gevel Hoogte Zonder dunne Met dunne deklaag type A deklaag type A

Borgerderweg 32 ZW 1.5 50 -

Borgerderweg 34 ZW 1.5 52 -

ZW 4.5 53 -

Borgerderweg 36 ZW 1.5 53 -

Borgerderweg 38 ZW 1.5 54 -

ZW 4.5 55 -

Tabel 5-3 Vast te stellen hogere waarden t.g.v. Slenerweg Slenerweg

Verlaging Adres Gevel Hoogte Met dunne maximumsnelheid deklaag type A naar 60 km/uur

Hoofdweg 26 N 4.5 49 50

Hoofdweg 26 W 4.5 49 50

Slenerweg 2 ZO 1.5 51 51

ZO 4.5 52 52

Slenerweg 7 N 4.5 51 50

Slenerweg 7 W 4.5 50 49

10 december 2015 MD-AF20150610 27

Bijlage 1.1 ‐ Verkeergegevens huidige situatie 2016

Etmaal‐ Dagperiode (07:00 ‐ 19:00) Avondperiode (19:00 ‐ 23:00) Nachtperiode (23:00 ‐ 07:00) Wegvak ID intensiteit Licht Middelzwaar Zwaar Licht Middelzwaar Zwaar Licht Middelzwaar Zwaar 1 12229 642 57 117 293 17 32 94 13 28 5 1164 71 3 2 40 11900 8 12718 671 75 106 291 23 28 94 20 27 9 14865 803 81 113 348 25 30 112 21 29 15 16219 884 85 119 383 26 32 124 22 30 18 5851 334 29 23 168 8 5 54 6 3 19 5641 328 24 19 165 7 4 52 5 2 22 1114 67 3 2 37 1 0 10 1 0 28 2169 135 10 4 68 3 1 11 1 0 3389957213410600 Bijlage 1.2 ‐ Verkeersgegevens toekomstige situatie 2028

Etmaal‐ Dagperiode (07:00 ‐ 19:00) Avondperiode (19:00 ‐ 23:00) Nachtperiode (23:00 ‐ 07:00) Wegvak ID intensiteit Licht Middelzwaar Zwaar Licht Middelzwaar Zwaar Licht Middelzwaar Zwaar 1 13860 733 62 129 334 19 35 108 14 31 3 1578 94 4 6 46 2 2 13 1 2 4 1685 102 2 8 44 1 2 16 0 2 5 4584 261 27 19 146 7 5 32 1 0 6 1785 97 9 13 47 3 4 13 2 3 7 1834 99 6 19 42 1 5 16 1 4 8 14061 732 88 123 317 27 33 103 23 31 15 15502 816 93 130 354 28 35 114 24 33 18 4928 264 34 28 133 9 5 42 7 4 19 3326 173 27 21 87 7 4 28 5 3 22 4015 237 15 9 130 5 2 38 2 2 28 1162 71 6 3 36 21600 3378650113010500 35 13009 665 86 120 288 26 32 93 22 30 datum 19-7-2016 dossiercode 20160719-33-13373

VOORLOPIGE UITGANGSPUNTEN NOTITIE WATERTOETS - NORMALE PROCEDURE

U heeft het Waterschap Hunze en Aa's geïnformeerd over het plan Bestemming reconstructie aansluiting N34 Odoorn Noord - Exloo door gebruik te maken van de digitale watertoets (www.dewatertoets.nl). De beantwoording van de vragen heeft er toe geleid dat de Normale procedure van de watertoets moet worden doorlopen. Dit houdt in dat het waterschap Hunze en Aa's een maatwerk wateradvies moet maken. Vooralsnog ontvangt u van ons een voorlopige standaard uitgangspuntennotitie. Deze notitie zal op basis van uw plan nader uitgewerkt worden. U ontvangt binnen 6 weken het de definitieve uitgangspuntennotitie voor dit plan.

PLAN: Bestemming reconstructie aansluiting N34 Odoorn Noord - Exloo ------

Algemene projectgegevens:

Projectomschrijving: Omdat ter hoogte van Klijndijk een nieuwe ongelijkvloerse kruising wordt gemaakt met de N34 wordt de bestaande aansluiting van Odoorn op de N34 ongedaan gemaakt. Wel wordt de bestaande parallelweg (Borgerderweg) vanaf de 'oude' aansluiting tto de nieuwe aansluiting bij Exloo verbreed van 4,0 meter naar 6,30 meter breed en wordt een vrijliggend fietspad gerealiseerd met een breedte van 2,75 meter. In de tekening is te zien dat er rekening is gehouden met een strook van 3 meter breed voor de/een aan te leggen sloot. Deze zal dusdanig worden aangelegd dat de toename verhard oppervlakte wordt gecompenseerd. Zodra bekend is welke compensatienorm geldt kan hier een civieltechnische tekening voor worden opgesteld met een duidelijke weergave van het slootprofiel en een berekening van het compenserend vermogen in m3 van deze sloot. Oppervlakte plangebied: 30059 m2 Toename verharding in plangebied: Toename verhard oppervlakte circa 8950 m2

------

Aanvrager / initiatiefnemer:

Marcel Beek RooBeek Advies Nautilustraat 7b 7821 AG Emmen 0613141715 [email protected]

------

Gemeente Borger-Odoorn:

De heer Henk Brink 0591-535353 [email protected]

------

Waterschap Hunze en Aa's Emiel Galetzka (0598) 69 32 48 mailto:[email protected]

------

Geachte Marcel Beek,

Het klimaat is aan het veranderen. De gevolgen zijn ook in onze omgeving merkbaar. Regenbuien worden extremer. Er valt in een korte periode meer regen, maar ook nattere winters en drogere zomers komen steeds vaker voor. Ook stijgt de zeespiegel, waardoor waterafvoer naar zee minder eenvoudig wordt en dijken moeten worden verhoogd. Op sommige plaatsen in ons beheergebied hebben we te maken met bodemdaling. Ook bij ruimtelijke plannen dient men hiermee rekening te houden. Gevolgen van extreme neerslag- gebeurtenissen mogen geen wateroverlast veroorzaken, er moet voldoende water zijn ingeval van lange perioden met droogte en het watersysteem dient voldoende veilig te zijn.

Op grond van artikel 12 uit het besluit ruimtelijke ordening moeten ruimtelijke plannen zijn voorzien van een waterparagraaf. Hiervoor moet het proces van de watertoets worden doorlopen. Bij het watertoetsproces gaat het om het hele proces van vroegtijdig meedenken, informeren, adviseren, afwegen en uiteindelijk beoordelen van de waterhuishoudkundige aspecten in ruimtelijke plannen en besluiten. Waterschap Hunze en Aa's beoordeelt wat de invloed van het plan op de waterhuishouding is en geeft een wateradvies.

Waterparagraaf

In het kader van de ontwikkelingen van dit plan dient overleg gevoerd te worden met waterschap Hunze en Aa's. De wijze waarop de aanvrager het waterschap informeert over ruimtelijke plannen en om advies vraagt, hangt sterk af van de aard van het plan. In de waterparagraaf dienen de keuzes in ruimtelijke plannen ten aanzien van de waterhuishoudkundige aspecten gemotiveerd worden beschreven. Het wateradvies van het waterschap moet daarin zijn meegenomen.

Bij het opstellen van de waterparagraaf zijn ruimtelijk relevante criteria te onderscheiden in criteria die betrekking hebben op de locatiekeuze en in criteria die betrekking hebben op de inrichting van een ruimtelijk plan. In de waterparagraaf van het bestemmingsplan dienen zowel de huidige- als toekomstige relevante thema's te worden beschreven. Hieronder wordt een overzicht gegeven van de thema's die in de waterparagraaf kunnen worden meegenomen: veiligheid, wateroverlast, afvalwater & riolering, grondwater & ontwatering, peilen & drooglegging, waterkwaliteit & volksgezondheid, inrichting watersysteem, natuur & ecologie en bodemdaling.

Waterhuishoudkundige consequenties van een plan mogen niet op de omgeving afgewenteld worden. Het waterschap streeft er naar om de ingrepen binnen een peilgebied waterneutraal te houden. Wateraspecten die met een specifiek instrument geregeld kunnen worden, worden in de watertoets wel gesignaleerd maar niet geregeld. In het afgegeven advies wordt wel verwezen naar de regelstellende instrumenten zoals, de Keur van het waterschap, Activiteitenbesluit, Besluit lozen buiten inrichtingen, Besluit bodemkwaliteit, peilbesluit, gemeentelijke verordening, watervergunning.

------

Thema wateroverlast

Het waterschap zorgt voor het functioneren van het watersysteem. Het watersysteem moet nu, maar ook op de lange termijn, goed functioneren. Het watersysteem moet zodanig zijn dat de inundatienormen niet worden overschreden bij toekomstige veranderingen zoals klimaatverandering, zeespiegelstijging, bodemdaling en toename van verhard oppervlak. Dit is gebaseerd op het principe van niet-afwentelen, zowel bestuurlijk, financieel en geografisch, in de tijd op elk schaalniveau. Er zijn landelijke werknormen (Nationaal Bestuursakkoord Water) opgesteld voor wateroverlast. Het gaat hierbij om wateroverlast, die ontstaat door inundatie vanuit oppervlaktewater als gevolg van lokale neerslag. De normen zijn uitgedrukt in de kans dat het peil van het oppervlaktewater het niveau van het maaiveld overschrijdt.

Grondgebruikstype Maaiveldcriterium Inundatienorm (1/jaar)

grasland 5 procent 1/10

akkerbouw 1 procent 1/25 hoogwaardige land- en tuinbouw 1 procent 1/50

glastuinbouwgebied 1 procent 1/50

bebouwd gebied 0 procent 1/100

Bovenstaande werknormen zijn gebaseerd op basis van de middenvariant van het klimaatscenario 2050 van het KNMI (klimaatscenario G).

In open water in stedelijk gebied kan water geborgen worden. De berging is afhankelijk van het oppervlak open water en de maximale toelaatbare peilstijging. In een situatie T is 10 (inclusief 13 procent klimaatsverandering, T is herhalingstijd in jaren) wordt een geoorloofde peilstijging van 0,40 meter gehanteerd en ingeval van een T is 100 (inclusief 13 procent klimaatverandering) is dat afhankelijk van de laagst gelegen gronden in het stedelijk gebied, 0 procent van het bebouwd gebied mag inunderen. Hierbij moet opgemerkt worden dat in stedelijk gebied ook groen en gras voorkomt waarop een lagere norm (nm. de norm van het grondgebruikstype grasland) van toepassing is dan het bebouwd gebied. Bepaalde gebieden kunnen zelfs aangewezen worden voor de tijdelijke berging van water.

Bij stedelijke uitbreidingen of herstructureringen mag een toename van het verhard oppervlak niet resulteren in een extra belasting van het watersysteem, er moet waterneutraal gebouwd worden. Dit houdt in dat de initiatiefnemer voldoende maatregelen neemt om de versnelde waterafvoer, te compenseren. De initiatiefnemers van de uitbreiding van het verhard oppervlak moeten ervoor zorgen dat ze voldoende compenserende maatregelen nemen.

Voor de berekening van de vereiste waterberging, om de toename van het verhard oppervlak te compenseren, wordt gebruik gemaakt van de regenduurlijnmethode. Met deze methode kan op basis van het oppervlak open water, de maximale peilstijging, de afvoernorm bij maatgevende afvoer, maatgevende buien en het maatgevende klimaatscenario op eenvoudige wijze inzichtelijk gemaakt worden hoeveel extra waterberging vereist is.

Voor stedelijke gebieden betekent dit concreet dat een regenbui van 89 mm in 24 uur opgevangen moet kunnen worden zonder dat de inundatienorm en de toegestane gebiedsafvoer wordt overschreden.

Als vuistregel hanteert het waterschap dat per m2 toename verhard oppervlak 80 liter extra waterberging gerealiseerd moet worden in het plangebied. In het definitieve wateradvies van het waterschap wordt een maatwerkberekening opgenomen voor de benodigde extra berging.

Vragen: ------

Op de vraag Neemt in het plan het verharde oppervlak van bebouwing en bestrating toe met meer dan 1500 m2 in het landelijke gebied of met 150 m2 in het stedelijk gebied? is met ja geantwoord. Dit houdt in dat de toename van het verhard oppervlak boven de verhardingstoename norm ligt van de keur. Op grond van algemene regels zijn compenserende maatregelen verplicht.

Op de aanvullende vraag In het plan is er sprake van een toename van het verhard oppervlak. Met hoeveel m2 neemt te verharding toe? Betreft het een toename in het landelijk of in het stedelijk gebied? is geantwoord: Toename verhard oppervlakte circa 8950 m2

------

Thema afvalwater & riolering

De vergunningencheck van het Omgevingsloket geeft u nadere informatie over de vergunningplicht of meldingsplicht op grond van de Waterwet.

Voor het toepassen van grond en baggerspecie in het oppervlaktewaterlichaam geldt een meldingsplicht op grond van het besluit Bodemkwaliteit. Meer informatie hierover kunt u vinden op de site van Meldpunt Bodemkwaliteit.

Informatie over het Activiteitenbesluit kunt u vinden op de Activiteitenbesluit internet module. Samenwerking in de waterketen leidt tot een grotere doelmatigheid en verdergaande kwaliteitsverbetering van het oppervlaktewater. In een groot deel van het bestaand stedelijk gebied wordt het hemelwater en het afvalwater verzameld in een gemengd rioolstelsel. Via het gemengde stelsel wordt dit afvalwater getransporteerd naar de RWZI, waar het na zuivering geloosd wordt op het oppervlaktewater. Door het hemelwater gescheiden te houden van het afvalwater wordt het hemelwater niet vervuild en kan dit schone water behouden blijven voor het watersysteem. Ook is een vermindering van het volume afvalwater gunstig voor de capaciteit van de bestaande riolering, transportvoorzieningen en de RWZI. Het vrijkomende hemelwater na afkoppeling mag niet resulteren in een versnelde afvoer en het hemelwater mag in principe niet door diffuse bronnen zijn verontreinigd voordat het in het oppervlaktewatersysteem terechtkomt.

Verontreiniging voorkomen De invloed van diffuse bronnen op hemelwater moet zoveel mogelijk worden beperkt door het hanteren van de beleidsuitgangspunten in het landelijk emissiebeleid. Dit gaat volgens de trits voorkomen, scheiden en zuiveren. Door het gebruik van preventieve/ brongerichte maatregelen komt hemelwater met zo weinig mogelijk vervuilende stoffen of uitlogende materialen in aanraking en blijft het zo schoon mogelijk. Het uitgangspunt bij de invulling van deze zorgplicht is het gebruik van de beste beschikbare technieken. Alternatieve maatregelen zijn ook acceptabel, mits deze maatregelen aantoonbaar hetzelfde effect opleveren. Op grond van de huidige wet- en regelgeving is het niet de bedoeling om de zorgplicht volledig af te kaderen. De lozer mag zelf invulling geven aan de zorgplicht.

Mogelijke preventieve/brongerichte maatregelen zijn:

● Bij nieuwbouw en renovatie zo weinig mogelijk uitlogende materialen zoals zink, koper en lood gebruiken. Alternatieven gebruiken heeft de voorkeur. De nationale pakketten duurzaam bouwen geven handvaten voor alternatieven; ● Hondenuitlaatplaatsen aanleggen of de verplichting in de APV (Algemene Plaatselijke Verordening) opnemen om hondenpoep op te ruimen; ● Afvalinzamelpunten plaatsen in woonbuurten, langs toegankelijke wegen voor burgers en op publieksintensieve locaties als pleinen en markten om zwerfvuil te voorkomen; ● Autowasplaatsen aanleggen of autowassen op straat verbieden in de APV (Algemene Plaatselijke Verordening) om menging van autowaswater met hemelwater te voorkomen; ● De openbare ruimte zodanig inrichten dat onkruidgroei zo weinig mogelijk kans krijgt. Hiermee kan het gebruik van chemische bestrijdingsmiddelen op verhardingen worden voorkomen of beperkt. Het rapport "Handboek Bestrijdingsmiddelen in stedelijk gebied" gaat hierop in. Als de middelen toch gebruikt worden, dan moet de gebruiker maatregelen treffen om contact met hemelwater zoveel mogelijk te voorkomen. Deze maatregelen zijn opgenomen in de methode voor Duurzaam Onkruidbeheer (DOB-methode); ● Goten langs wegen vegen om onkruidgroei te voorkomen. ● Op opslagplaatsen, tankputten en andere terreinen van bedrijven zo weinig mogelijk knoeien met stoffen; ● Bij op- en overslag bulkpartijen bevochtigen om verwaaiing te voorkomen of beperken; ● Luchtemissies van bedrijven verminderen of voorkomen om atmosferische depositie te beperken of te voorkomen; ● Gladheidbestrijding effectief toepassen of beperken zolang de veiligheid dit toelaat. Gebruik middelen, die zo milieuvriendelijk mogelijk zijn. ● Ten aanzien van het gebruik van verboden middelen op verharding kunt u het middelenverbod raadplegen.

Lozing van hemelwater op het oppervlaktewaterlichaam mag niet leiden tot een verslechtering van de kwaliteit van dat oppervlaktewaterlichaam. Daarnaast moet de lozing van hemelwater passen binnen de te bereiken waterkwaliteitsdoelstellingen voor het oppervlaktewaterlichaam of de functies van het gebied. Lozen op een oppervlaktewaterlichaam zonder één van de hierna aangegeven specifieke functies heeft de voorkeur boven lozen op een kwetsbaar oppervlaktewaterlichaam.

Kwetsbaar water Op een aantal kwetsbare oppervlaktewaterlichamen staat waterschap Hunze en Aa's geen afvalwaterlozingen toe:

● Oppervlaktewaterlichamen met de functie zwemwater; ● Oppervlaktewaterlichamen met de functie drinkwater; ● Oppervlaktewaterlichamen met de functie natuur(waarde); ● Oppervlaktewaterlichamen met de functie viswater; ● Oppervlaktewaterlichamen in een ecologisch gevoelig gebied; ● Kleine oppervlaktewaterlichamen met een geringe doorstroming.

Landelijk beleid Voor de beoordeling van hemelwater, dat in contact is geweest met verontreinigde oppervlakken/activiteiten of schadelijke/verontreinigende stoffen, geeft de huidige Europese en landelijke wet- en regelgeving, het emissiebeleid en het vergunningen- en handhavingsbeleid van waterschap Hunze en Aa's het kader aan.

Hemelwater lozen op het vuilwaterriool is de minst gewenste en minst duurzame manier om het hemelwater af te voeren. Hemelwater mag alleen op het vuilwaterriool worden geloosd als de lozer het hemelwater niet kan hergebruiken of kan afvoeren via de bodem, het openbaar regenwaterstelsel, een oppervlaktewaterlichaam zonder een specifieke functie of een kwetsbaar oppervlaktewaterlichaam. Lozingen op de riolering vallen onder de bevoegdheid van de gemeente. Het besluit lozen buiteninrichtingen geeft aan in artikel 3.4 dat het vervuilde regenwater (first flush) van o.a. tunnels naar het vuilwaterriool afgevoerd moet worden. Alle agrarische bedrijven vallen onder het Activiteitenbesluit. Voor akkerbouwbedrijven gelden aanvullende voorschriften voor de toepassing van bestrijdingsmiddelen en kunstmest. In het Activiteitenbesluit is een lozingsverbod opgenomen van verontreinigd hemelwater dat rechtstreeks afstroomt van het verharde erf naar het oppervlaktewater (=erfafspoelwater). Bij de inrichting van het plan moet rekeningen worden gehouden met de voorschriften uit het Activiteitenbesluit. Voor het Activiteitenbesluit geldt een meldingsplicht bij het waterschap.

Vragen: ------

Op de vraag Hoe wordt er omgegaan met het vrijkomende hemelwater en op welke wijze wordt invulling gegeven aan de trits vasthouden, bergen afvoeren? is geantwoord: Hemelwater infiltreert in de bodem en in naastgelegen aan te leggen greppel/sloot

Op de vraag Worden er materialen gebruikt die het afstromend hemelwater kunnen verontreinigen? Zo ja, welke en waarom worden hiervoor geen milieuvriendelijke alternatieven toegepast? is geantwoord: nvt

Op de vraag Zijn er bedrijfsmatige activiteiten die het afstromend hemelwater kunnen verontreinigen? Zo ja, welke en welke maatregelen worden er getroffen om vervuiling van hemelwater te voorkomen en/of te beperken? is geantwoord: nvt

Op de vraag Hoe wordt in het plan het afvalwater en het hemelwater behandeld? is geantwoord:

● via een gescheiden stelsel: hemelwater wordt geinfiltreerd:

------

------

Thema grondwater & ontwatering

Taken en verantwoordelijkheid Ten aanzien van grondwater zijn de taken en verantwoordelijkheden verdeeld tussen burger, gemeente en waterschap. Perceeleigenaren zijn zelf verantwoordelijk voor het treffen van maatregelen tegen grondwateroverlast op hun eigen perceel, voor zover deze problemen niet aantoonbaar worden veroorzaakt door onrechtmatig handelen of nalaten van de buur (overheid of particulier). Gemeente hebben een zorgplicht in het openbaar gebied en moeten maatregelen treffen om structureel nadelige gevolgen van de grondwaterstand voor de aan de grond gegeven bestemming zoveel mogelijk te voorkomen of te beperken. Dit voor zover gemeentelijke maatregelen doelmatig zijn en het niet de verantwoordelijkheid van de provincie of het waterschap is om maatregelen te nemen. Maatregelen die een gemeente kan nemen zijn het aanleggen van drainage , ontwateringssloten of hemelwaterriolering (grondwater mag niet geloosd worden op vuilwaterriolering). Het waterschap is beheerder van het freatisch (ondiep) grondwater. Het beheer bestaat vooral uit toetsing, advies en vergunningverlening voor kleine onttrekkingen.

Grondwater ordenend Het functioneren van het grondwatersysteem moet als ordenend element meegenomen worden in de locatiekeuze en de inrichting van plannen. Bij de aanleg van nieuwe gebieden is het uitgangspunt dat wijzigingen in de grondwaterstanden niet mogen resulteren in nadelige gevolgen voor andere gebieden. Dat kan tot gevolg hebben dat het oppervlaktewaterpeil niet gewijzigd kan worden of dat er daarvoor of daardoor aanvullende maatregelen noodzakelijk zijn om grondwateroverlast in het plangebied te voorkomen.

Wateroverlast Een te hoge grondwaterstand kan grondwateroverlast veroorzaken, bijvoorbeeld in de vorm van water in de kruipruimte. Te lage grondwaterstanden daarentegen resulteren in verdroging. Het verlagen van grondwaterstanden in bestaande bebouwde gebieden kan problemen geven wanneer er sprake is van houten funderingen en funderingen op klei op veen. Zijn die aanwezig dan mogen de gemiddeld laagste grondwaterstanden (GLG) niet verder worden overschreden (niet nog lager worden). Ook de aanwezigheid van oude bomen verdient aandacht. Volwassen bomen kunnen afsterven als de ontwateringsdiepte snel en drastisch wordt veranderd en verder verlaagd wordt dan 1 m minus maaiveld. Oude bomen kunnen hun wortelstelsel niet meer aanpassen aan grote veranderingen in het grondwater. Tevens kunnen natuurgebieden in en rond het plangebied negatief beïnvloed worden wanneer het hydrologisch systeem veranderd. Het is dan ook belangrijk bij elk inrichtingsplan samen met het waterschap vanuit het bestaande watersysteem vast te stellen wat de huidige en gewenste grondwaterstanden zijn en of er sprake is van een nadelige beïnvloeding van de omgeving.

Normen Bij een gewenste grondwatersituatie is er geen sprake van overlast en zijn de volgende ontwateringseisen richtinggevend. Voor verschillende typen grondgebruik gelden bij een halve maatgevende afvoer (een afvoer die 10 a 15 keer per jaar wordt overschreden) de volgende ontwateringsadviezen.

Advies ontwateringsdiepte grondgebruik:

● Woningen met kruipruimte: 0,7 m onder onderkant vloer; ● woning zonder kruipruimte: 0,3 m onder onderkant vloer; ● drijvende woningen: geen ontwateringseis; ● woningen op (houten) palen: Er mag geen verdroging optreden, grondwaterstand mag niet verlagen en de paalkoppen moeten onder de gemiddeld laagste grondwaterstanden blijven; ● gangbare wegen (met grof zand cunet) primair: 1,0 m onder as van de weg; ● gangbare wegen (met grof zand cunet) secondair: 0,7 m onder as van de weg; ● gangbare wegen (met grof zand cunet) weg op polystyreen-hardschuim: circa 0,3 m onder as van de weg; ● gangbare tuin/plantsoen: 0,5 m onder maaiveld; ● industrieterreinen: 0,7 m onder maaiveld.

Om de geadviseerde ontwateringsdiepte te realiseren moet het oppervlaktewaterpeil en het technisch ontwerp hier op afgestemd worden. Technische aspecten die van invloed zijn op de grondwaterstand zijn bodemtype, waterpeil, afstanden van waterlopen en drains en draindiepten. Als de gewenste grondwaterstanden niet te realiseren zijn met sturing in peilen, waterlopen en drainage of omdat aanpassing van de grondwaterstanden niet gewenst is door de negatieve beïnvloeding van de omgeving, bieden maatregelen als ophoging van het maaiveld, kruipruimteloos bouwen of een aangepaste inrichtingsvorm of een aangepaste functie wellicht een oplossing. Door creatief te zoeken naar van nature geschikte locaties of aangepaste inrichtingsvormen (partieel ophogen van wegen en woningen, of minder gangbare vormen van woningen, wegen en tuinen) moet gestreefd worden naar een inrichting tegen de laagste maatschappelijke kosten.

Vragen: ------Op de vraag Vindt er tijdelijke of permanente onttrekking van grondwater plaats? Zo ja, licht toe waarom deze onttrekking plaatsvindt en wat de omvang en duur is van deze onttrekking. is geantwoord: nvt

------

Infiltratie In het plangebied wordt de grondwaterstand lokaal beïnvloed door een neerwaartse grondwaterstroming (> 0.75 mm). Deze gebieden zijn meestal voldoende diep ontwaterd en bieden mogelijkheden om hemelwater in de bodem te infiltreren, mits er geen sprake is van ondiepe slecht doorlatende lagen.

------

Thema oppervlaktewaterpeilen & drooglegging

Het uitgangspunt voor het operationele peilbeheer is het streven naar de gewenste grondwaterstand voor de verschillende functies en belangen. Het waterschap stelt voor het gehele beheersgebied peilbesluiten op waarin de te hanteren oppervlaktewater peilen worden vastgelegd. Een wijziging van een functie kan een reden zijn het peil te wijzigen, uitgangspunt hierbij is dat de peilwijziging niet mag resulteren in nadelige gevolgen voor andere gebieden als gevolg van de door de peilwijziging opgetreden wijziging in de grondwaterstand. Het wijzigen van een peil moet vastgelegd worden in een peilbesluit.

Het gewenste peil kan bepaald worden op basis van de drooglegging en of op basis van het gewenste grondwaterregime (GGOR). Drooglegging is de maat waarop het maaiveld, het straatniveau of het bouwpeil boven het vastgestelde oppervlaktewaterpeil of het streefpeil ligt. Voor bebouwd gebied hanteert het waterschap voor het straatpeil een droogleggingsnorm van 1 meter en voor het bouwpeil (= vloerpeil van de begane grond) een norm van 1,30 meter. Deze droogleggingsnormen gelden bij het zomerstreefpeil.

Om water te kunnen bergen in extremere situaties is een stijging van het waterpeil toelaatbaar. Conform de landelijke werknormen mag in een situatie die 1/100 per jaar (inclusief 13% klimaatverandering) voorkomt in bebouwd gebied 0% inunderen, de toelaatbare peilstijging is in dergelijke situaties afhankelijk van de maaiveldhoogte. Hierbij dient opgemerkt te worden dat in stedelijk gebied ook groen en gras voorkomt waarop een lagere inundatienorm van toepassing is dan het bebouwd gebied. ------

Thema inrichting watersysteem

Het eigendom, beheer en onderhoud van alle oppervlaktewater en de bijbehorende infrastructuur ligt bij waterschap, gemeente of derden. Het waterschap Hunze en Aa's streeft ernaar om het hoofdsysteem welke een belangrijke functie vervult in de aan- en afvoer van water in eigendom, beheer en onderhoud te hebben.

Naast het stelsel van hoofdwatergangen zijn er ook sloten aangewezen als schouwsloot. Schouwsloten vervullen een belangrijke functie in de detailwaterbeheersing en zijn meestal in eigendom bij gemeente en/of derden. Schouwsloten vallen onder de schouwverordening van het waterschap en moeten jaarlijks in november worden geschoond.

Met het dempen van sloten/watergangen neemt de potentiële bergingsruimte van oppervlaktewater af. Het dempen van sloten veroorzaakt hogere grondwaterstanden. In dit kader is een beleidsregel vastgesteld die het dempen van hoofdwatergangen, schouwsloten en overige sloten verbiedt. Het is onder andere verboden het profiel van hoofdwatergangen en schouwsloten te veranderen. Het dempen van sloten is alleen mogelijk onder de voorwaarden die zijn opgenomen in de beleidsregel Dempingen.

De vergunningencheck van het Omgevingsloket geeft u nadere informatie over de vergunningenplicht of meldingsplicht op grond van de Waterwet.

Vragen: ------

Op de vraag Worden er beheers- en/of inrichtingsmaatregelen getroffen ter verbetering van de chemisch en ecologisch oppervlaktewaterkwaliteit? Zo ja welke? is geantwoord: nvt

Op de vraag Hoe wordt er in het ontwerp van het watersysteem en het plangebied rekening gehouden met het principe 'schoonhouden, scheiden, zuiveren'? is geantwoord: nvt

Op de vraag Welke wijzigingen worden aangebracht in het watersysteem? is aangevinkt:

● graven of verleggen van watergangen: ● dempen watergang: ● aanbrengen dam: ● kabels en leidingen in en langs watergangen: ● werken/activiteiten in of nabij waterkeringen: ● aanbrengen beschoeiing of damwand: ● aanbrengen vlonders/steigers: ● aanbrengen brug: ● beplanting langs watergang: ● inrichten natuurvriendelijke oevers: ● wijzigen waterpeil:

De geplande wijzigingen in het watersysteem moeten overlegd worden met de beleidsmedewerker planvorming. Omdat het waterschap verantwoordelijk is voor het stedelijk water, moet de inrichting van het systeem aan bepaalde normen en voorwaarden voldoen. Dit kan het waterschap aangeven. In de keur van het waterschap is aangegeven voor welke werkzaamheden een watervergunning noodzakelijk is.

------

Thema inrichting natuur en ecologie

Bij de inrichting van het watersysteem dient er aandacht te zijn voor waterkwaliteit en ecologie. Van groot belang is het voorkomen van stilstaand water. In wateren met onvoldoende doorstroom mogelijkheden kunnen waterkwaliteitsproblemen ontstaan als vissterfte, blauwalg en de opeenhoping van drijfvuil. Bij het ontwerp dient rekening gehouden te worden met doorspoelmogelijkheden en moeten stilstaand water in watergangen voorkomen worden.

Tevens is een goede waterkwaliteit sterk afhankelijk van de mogelijkheid of water- en oeverplanten zich in voldoende mate kunnen vestigen en ontwikkelen. Ruimte voor natuurvriendelijke oevers met geleidelijke overgangen van nat naar droog is van groot belang voor het ecologisch functioneren van het watersysteem en het bieden van voldoende migratiemogelijken en leef- en fourageergebied voor planten en dieren.

Naast de inrichting is ook het beheer en onderhoud van invloed op het te behalen resultaat voor de natuur. Tijdens de voorbereiding van plannen moet ook nagedacht moeten worden over het uit te voeren toekomstig onderhoud en de daarbij behorende voorzieningen.

------

BETROKKENHEID waterschap Hunze en Aa's

Deze uitgangspuntennotitie is afgestemd op uw geselecteerd plangebied. Voor alle water gerelateerde onderwerpen die van toepassing zijn, zijn adviezen opgenomen in dit document.

Voor de verdere procedurele afhandeling van de watertoets is het van belang om het waterschap te blijven betrekken en rekening te houden met de in dit document aangegeven adviezen. In de waterparagraaf van het plan moet aangegeven worden op welke wijze omgegaan wordt met de gegeven adviezen. Natuurlijk kunt u het waterschap altijd raadplegen voor overleg en nadere uitleg. De uitgewerkte waterparagraaf moet voorgelegd worden aan de beleidsmedewerker planvorming.

------

LINKS Waterschap Hunze en Aa's:

Keur + WVO (watervergunning): http://www.hunzeenaas.nl/Vergunningen,Keur-WVO-schouw.html#De_Keur http://www.hunzeenaas.nl/Vergunningen,lozen-van-afvalwater

Beleid Beheerplan-2016-2021 Nota stedelijk water Watersysteemplannen

Natuur en waterkwaliteit Factsheets Kader Richtlijn Water

Noodberging: http://www.hunzeenaas.nl/binaries/website/documenten/waterbergingsgebieden.pdf

De WaterToets 2014