Quick viewing(Text Mode)

Drouwenermond, Zuiderdiep 30

Drouwenermond, Zuiderdiep 30

bestemmingsplan ", Zuiderdiep 30" (vastgesteld) 2

Inhoudsopgave

Toelichting 5 Hoofdstuk 1 Inleiding 7 1.1 Aanleiding en doel 7 1.2 Ligging plangebied 7 1.3 Leeswijzer 7 Hoofdstuk 2 Het plan 9 2.1 Huidige situatie 9 2.2 Vigerende bestemming 9 2.3 Toekomstige situatie 10 Hoofdstuk 3 Beleidskader 11 3.1 Nationaal beleid 11 3.2 Provinciaal beleid 12 3.3 Gemeentelijk beleid 14 Hoofdstuk 4 Onderzoeken 17 4.1 Milieu 17 4.2 Ecologie 19 4.3 Water 20 4.4 Cultuurhistorie en archeologie 21 Hoofdstuk 5 Juridische aspecten 25 5.1 Plansystematiek 25 5.2 Algemeen 25 Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid 27 6.1 Maatschappelijke uitvoerbaarheid 27 6.2 Economische uitvoerbaarheid 27

Bijlagen bij toelichting 29 Bijlage 1 Watertoets 31 Bijlage 2 Erfinrichtingsplan 33 Bijlage 3 Vooroverlegreactie provincie 35 Bijlage 4 Vooroverleg Waterschap 37 Bijlage 5 Vooroverleg RUD 39

bestemmingsplan "Drouwenermond, Zuiderdiep 30" (vastgesteld) 3

Regels 41 Hoofdstuk 1 Inleidende regels 43 Artikel 1 Begrippen 43 Artikel 2 Wijze van meten 47 Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels 49 Artikel 3 Agrarisch 49 Artikel 4 Water 53 Hoofdstuk 3 Algemene regels 55 Artikel 5 Algemene gebruiksregels 55 Artikel 6 Anti-dubbeltelbepaling 56 Artikel 7 Algemene afwijkingsregels 57 Artikel 8 Overige regels 59 Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels 61 Artikel 9 Overgangsrecht 61 Artikel 10 Slotregel 62

Bijlagen bij regels 63 Bijlage 1 Erfinrichtingsschets 65 Bijlage 2 Lijst van nevenactiviteiten 67

bestemmingsplan "Drouwenermond, Zuiderdiep 30" (vastgesteld) 4

Toelichting

bestemmingsplan "Drouwenermond, Zuiderdiep 30" (vastgesteld) 5

bestemmingsplan "Drouwenermond, Zuiderdiep 30" (vastgesteld) 6

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding en doel De initiatiefnemer heeft een akkerbouwbedrijf op het adres Zuiderdiep 30 te Drouwenermond. Om het bedrijf voldoende continuïteit te bieden en voor uitbreiding van de bedrijfsgebouwen aan de achterzijde van zijn agrarisch bouwperceel voor stalling van het materiaal is uitbreiding van het agrarisch bouwblok naar 1,5 ha noodzakelijk.

1.2 Ligging plangebied De locatie van het plangebied ligt in de lintbebouwing van Drouwenermond in de gemeente Borger-. Op onderstaande afbeelding is de ligging globaal weergegeven.

Afbeelding 1: Ligging plangebied

1.3 Leeswijzer In hoofdstuk 2 worden de huidige en de toekomstige situatie van het plangebied beschreven. Hoofdstuk 3 gaat in op het beleid van het Rijk, de provincie en de gemeente. In hoofdstuk 4 worden de uitgevoerde onderzoeken beschreven. De juridische aspecten van het plan komen in hoofdstuk 5 aan de orde. Hoofdstuk 6 behandelt de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid van het plan.

bestemmingsplan "Drouwenermond, Zuiderdiep 30" (vastgesteld) 7

bestemmingsplan "Drouwenermond, Zuiderdiep 30" (vastgesteld) 8

Hoofdstuk 2 Het plan

2.1 Huidige situatie In de huidige situatie staan er naast de bedrijfswoning, een schuur en een tweetal grote bedrijfsgebouwen.

Afbeelding 2: Huidige situatie

2.2 Vigerende bestemming Het formeel geldend planologisch kader is bepaald in het bestemmingsplan Drouwenermond van de gemeente Borger-Odoorn. Het perceel heeft daarin de bestemming "Agrarisch", en tevens de dubbelbestemming "Waarde - Archeologie 3" . Voor het bedrijf is een bouwblok opgenomen.

De geplande uitbreiding ligt voor een deel nog in het bestemmingsplan Buitengebied. Het ontwerp van het plan heeft tot en met 9 mei 2018 ter inzage gelegen. Aansluitend op het bestemmingsplan Drouwenermond heeft het perceel binnen het nieuwe bestemmingsplan Buitengebied de bestemming "Agrarisch" en tevens de bestemming "Waarde - Landschap en cultuurhistorie 3" binnen het plan Buitengebied.

De initiatiefnemer heeft een verzoek ingediend bij de gemeente Borger-Odoorn voor de uitbreiding van het agrarisch bouwblok tot 1,5 ha. Het college heeft in principe ingestemd met de voorgenomen uitbreiding door mee te werken aan de voorbereiding van een bestemmingsplan.

bestemmingsplan "Drouwenermond, Zuiderdiep 30" (vastgesteld) 9

2.3 Toekomstige situatie

Voor de huidige bedrijfsvoering is op het perceel een bouwblok opgenomen van 1 ha groot. Het is gebleken dat de huidige agrarisch bouwblok niet volstaat. Ten opzichte van 5 jaar geleden zijn de verwerkings- en sorteerbewegingen in het bedrijf toegenomen. Activiteiten die hoofdzakelijk in de bestaande schuur plaatsvinden. Hier zijn ook de schaftruimte en de toiletten te vinden. De uitbreiding is in het bijzonder noodzakelijk in verband met toegenomen opslag. Zo gaat het om een uitbreiding van de opslag van uien van eerder 400 ton naar gemiddeld 1500 tot 2000 ton. Bij het eerste plan was nog geen sprake van tulpen. Inmiddels gaat het om de opslag van ongeveer 1400 kisten minimaal met tulpen. Eerdere vestiging ging nog uit van een bedrijf met een omvang van 180 ha. Inmiddels gaat het om 250 ha met intensieve teelt van tulpen en uien. Verder kan worden vastgesteld dat meer machines en materialen buiten worden opgeslagen. Deze daardoor meer onderhoud vragen. Door stalling zullen de machines en de materialen langer meegaan. Kortom om het bedrijf toekomstbestendig te maken is een bouwblok van 1,5 ha noodzakelijk. De gewenste uitbreiding van het bouwblok ligt in het verlengde van het huidig bouwblok. De oppervlakte van de bedrijfswoning wordt meegerekend bij de totale oppervlakte van het agrarisch bouwblok. Op onderstaande schets is de uitbreiding in grote lijnen aangegeven.

Afbeelding 3: Toekomstige situatie

Landschappelijke inpassing De uitbreiding van het bouwblok en het toestaan van bebouwing heeft geen invloed op de landschappelijke hoofdstructuur. De voorgenomen ontwikkeling zal landschappelijk worden ingepast en wordt getoetst aan het kwaliteitsdocument Buitengebied Borger-Odoorn. Het erfinrichtingsplan is als Bijlage 2 bij de toelichting gevoegd.

bestemmingsplan "Drouwenermond, Zuiderdiep 30" (vastgesteld) 10

Hoofdstuk 3 Beleidskader

3.1 Nationaal beleid 3.1.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

Op 13 maart 2012 is de nationale Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) van kracht geworden.

In de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte geeft het Rijk haar visie aan op de ruimtelijke- en mobiliteitsopgaven voor Nederland richting 2040. Dit betreft een nieuw, integraal kader dat de basis vormt voor bestaand en nieuw rijksbeleid met ruimtelijke consequenties. Voor de periode tot 2028 zijn de ambities van het Rijk in drie Rijksdoelen uitgewerkt:  vergroten van de concurrentiekracht door versterking van de ruimtelijk-economische structuur van Nederland;  verbeteren van de bereikbaarheid;  zorgen voor een leefbare en veilige omgeving met unieke natuurlijke en cultuurhistorische waarden.

Het Rijksbeleid met betrekking tot de landbouw is niet zozeer gericht op de (on)mogelijkheden met betrekking tot de bedrijfsvoering, maar meer op de landbouw in relatie tot het omringende landschap, onder meer op het gebied van natuur, milieu en waterbeheer. Het Rijk zet in op de verduurzaming van het Europees Landbouwbeleid (GLB) waarbij grondeigenaren kunnen worden gestimuleerd en beloond bij maatschappelijke prestaties op de voorgenoemde terreinen.

Het waarborgen van een leefbare en veilige omgeving waarin unieke natuurlijke en cultuurhistorische waarden zijn behouden, is één van de Rijksdoelen. Om flora- en faunasoorten in staat te stellen om op lange termijn te overleven en zich te ontwikkelen, is het behoud van leefgebieden en de mogelijkheid om zich te kunnen verplaatsen tussen leefgebieden essentieel. In het rijksbeleid worden de (begrensde) gebieden van de (herijkte) NNN (Natuur Netwerk Nederland, voorheen EHS) aangemerkt als onderdeel van de nationale Ruimtelijke Hoofdstructuur. Binnen de door het Rijk gestelde kaders begrenzen, beschermen en onderhouden de provincies dit natuurnetwerk met de juiste ruimtelijke, water- en milieucondities voor kenmerkende ecosystemen van (inter-)nationaal belang. Nieuwe plannen, projecten of handelingen binnen het NNN zijn slechts toegestaan als de wezenlijke kenmerken of waarden van het gebied niet worden aangetast.

Conclusie De voorgenomen ontwikkeling is niet strijdig met de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte.

bestemmingsplan "Drouwenermond, Zuiderdiep 30" (vastgesteld) 11

3.2 Provinciaal beleid 3.2.1 Omgevingsvisie

Voor de provincie geldt de Omgevingsvisie Drenthe 2018. De Omgevingsvisie is het strategisch kader voor de ruimtelijk - economische ontwikkeling van Drenthe voor de periode tot 2030 met in sommige gevallen een doorkijk naar de periode daarna.

Het doel van de omgevingsvisie is het koesteren van kwaliteiten en het ontwikkelen van een bruisend Drenthe, passend bij die kwaliteiten. Het is een streven naar ruimtelijke kwaliteit door nieuwe ontwikkelingen en behoud van bestaande kwaliteiten. De missie is "het ontwikkelen van een bruisend Drenthe, passend bij de kernkwaliteiten die de provincie rijk is". Gestreefd wordt naar ruimtelijke kwaliteit door nieuwe ontwikkelingen en bestaande kwaliteiten in samenhang te bezien.

De belangrijkste doelstelling van het nieuwe omgevingsbeleid, is het behouden en creëren van ruimtelijke kwaliteit, die de provincie definieert als de optelsom van de gebruikswaarde, de belevingswaarde en de toekomstwaarde van omgevingen. De provincie onderscheidt een aantal kernkwaliteiten die samen voor een hoge ruimtelijke kwaliteit in Drenthe zorgen. Behoud en ontwikkeling van deze kernkwaliteiten staan centraal in het provinciale beleid. Voor een omgeving als die van de betreffende locatie zijn met name de volgende kernkwaliteiten relevant:  rust, ruimte, natuur en landschap;  oorspronkelijkheid (authenticiteit, Drents eigen);  naoberschap/leefbaarheid;  menselijke maat en kleinschaligheid (passend bij Drenthe).

Naast ruimtelijke kwaliteit staan in de Omgevingsvisie zorgvuldig ruimtegebruik en het beschermen van de milieu- en leefomgevingskwaliteit centraal.

In de Omgevingsvisie zijn de provinciale belangen benoemd, waarmee gemeenten rekening dienen te houden bij het opstellen van bestemmingsplannen. De provinciale belangen zijn verdeeld in Drentse kwaliteiten en ontwikkelingen. Binnen de Drentse kwaliteiten staat het behoud en de ontwikkeling van de kernkwaliteiten, de dynamiek van bedrijvigheid, de biodiversiteit en de milieu- en leefomgevingskwaliteit centraal.

De Omgevingsvisie is gefundeerd op drie onderdelen, namelijk de kernkwaliteiten, zorgvuldig ruimtegebruik (SER-ladder) en de milieu- en leefomgevingskwaliteit. Daarnaast staat de kernwaarde bedrijvigheid centraal. Deze is gelijkwaardig aan de kernkwaliteiten. Bij een beoordeling vindt een integrale afweging plaats.

Ad 1: Kernkwaliteiten De locatie ligt in het gebied 'Landschap van de veenkoloniën'. Van provinciaal belang is de samenhang tussen het systematische ontginningspatroon van grootschalige openheid met kenmerkende wijkenstructuur en de bebouwingslinten met daaruit opgaande percelen. Het provinciaal beleid is gericht op:  de laanbeplanting langs de hoofdontsluiting;  de ontginningsstructuur en de afwisseling tussen massa en ruimte;  de kenmerkende bebouwingslinten en de onderlinge afstanden. Bij de planvorming van de locatie is rekening gehouden met de cultuurhistorische waarden van het landschap van de locatie en de omgeving.

bestemmingsplan "Drouwenermond, Zuiderdiep 30" (vastgesteld) 12

Voor de kernkwaliteit aardkundige waarden geldt voor de locatie het middel 'respecteren'. In deze gebieden wil de provincie de lokale aardkundige kenmerken voor de toekomst bewaren. Vanuit dit aspect zijn er geen belemmeringen voor de voorgenomen ontwikkeling.

Voor de kernkwaliteit archeologie is het beschermingsregime 'verwachting toetsen' van toepassing, waarbij geldt dat behoudenswaardige vindplaatsen niet ongezien kunnen verdwijnen. In paragraaf 4.4 is nader ingegaan op archeologie.

Voor de kernkwaliteit cultuurhistorie is het beschermingsregime 'eisen stellen' in deze gebieden wil de provincie de lokale cultuurhistorische kenmerken voor de toekomst bewaren. In paragraaf 4.4 is nader ingegaan op cultuurhistorie.

Ad 2: SER-ladder Nieuwe ruimtevragende ontwikkelingen op het gebied van niet aan het buitengebied gebonden woon- en werklocaties zijn pas toegestaan als blijkt dat dit op basis van de SER-ladder gerechtvaardigd is. De voorgenomen ontwikkeling betreft een aan het buitengebied gebonden functie. Daarom hoeft niet nader te worden ingegaan op de SER-ladder.

Ad 3: Milieu- en leefomgevingskwaliteit De milieubelasting in Drenthe is relatief gering en neemt, met uitzondering van ammoniak, steeds verder af. De gewenste kwaliteit wordt echter nog niet overal bereikt. Het doel is dat in Drenthe minimaal aan de wettelijke milieunormen wordt voldaan en er wordt gestreefd naar behoud en waar mogelijk verbetering van de huidige milieu- en leefomgevingskwaliteit.

De uitvoering van het milieubeleid in Drenthe wordt in sterke mate gestuurd door Europese en landelijke wet- en regelgeving. Het provinciaal milieubeleid richt zich in hoofdlijnen op het vroegtijdig aanhaken bij processen in de ruimtelijke ordening, het opnemen van eisen in omgevingsvergunningen milieu (milieuvergunningen), het saneren van situaties die niet aan de milieunorm voldoen, het concentreren en zoneren van milieuhinderlijke bedrijven en het verlenen van subsidies.

Met het voorliggende plan vindt een koppeling plaats tussen het milieubeleid en het proces van de ruimtelijke ordening. In Hoofdstuk 4 is nader ingegaan op de milieutechnische randvoorwaarden bij de voorgenomen ontwikkeling.

Robuust landbouwsysteem De provincie stelt de Drentse agribusiness in staat haar positie op de Europese en wereldmarkt te versterken. Ook voor de landbouw wordt om die reden gestreefd naar een robuust systeem. Daarom worden onder andere gebieden aangewezen waar de landbouw de ruimte krijgt om zich te ontwikkelen, door innovatie in de landbouw te stimuleren en door minder beperkingen op te leggen.

De locatie ligt in het gebied 'Landbouwgebied plus' en 'Proefgebied Landbouw'. In deze gebieden heeft de landbouw nog verdere mogelijkheden, zoals schaalvergroting en meer geïndustrialiseerde vormen van landbouw. Ook zijn dit de voorkeursgebieden voor het verplaatsen en het inplaatsen van agrarische bedrijven. De kernkwaliteiten spelen in deze gebieden een ondergeschikte rol. Dit betekent dat bij de belangenafweging het belang van de landbouw zwaarder weegt dan dat van de kernkwaliteiten. Er vindt wel een afweging tussen beide plaats. Wanneer de gewenste ontwikkeling niet kan samengaan met de aanwezige kernkwaliteiten, moet

bestemmingsplan "Drouwenermond, Zuiderdiep 30" (vastgesteld) 13

dit worden onderbouwd. In deze gebieden is geen ruimte voor andere grootschalige functies, zoals nieuwe grootschalige verblijfsrecreatie, natuur en vestiging van landgoederen en woonmilieus.

Grondgebonden agrarische bedrijven Agrarische bedrijven die zich verder willen ontwikkelen, hebben vaak behoefte aan uitbreiding of nieuwbouw van bedrijfsgebouwen. Uitbreiding van het bouwvlak moet ruimtelijk worden ingepast. Hierbij moeten de kernkwaliteiten (kaarten 2a t/m 2f) in acht worden genomen.

Voor de gebieden met de aanduiding ‘landbouwgebied’ (kaart 6, Robuust landbouwsysteem) zijn de gemeenten verantwoordelijk voor het vaststellen van de maximale oppervlaktemaat. Voor de multifunctionele gebieden is de maximale grootte van het bouwblok 1,5 hectare. Onder voorwaarde van ruimtelijke inpassing is een verdere vergroting mogelijk.

Wanneer aantoonbaar andere provinciale doelen worden gehaald (bijvoorbeeld uitplaatsing uit de NNN), hoeft de grootte van een agrarisch bouwvlak onze medewerking niet in de weg te staan. We streven in die gevallen samen met de betrokken partijen naar een oplossing op maat.

Conclusie De voorgenomen ontwikkeling past binnen de uitgangspunten van de Provinciale Omgevingsvisie.

3.2.2 Omgevingsverordening Drenthe

De uitgangspunten uit de omgevingsvisie zijn vertaald naar regels voor ruimtelijke plannen in de Omgevingsvisie Drenthe. Het plan is in overeenstemming met de regels uit de verordening.

Conclusie De conclusie is dat de ontwikkeling die door middel van dit bestemmingsplan mogelijk wordt gemaakt, past binnen de beleidskeuzes van de provincie en dat er geen afbreuk aan de kenmerken van het gebied wordt gedaan.

3.3 Gemeentelijk beleid 3.3.1 Structuurvisie Borger-Odoorn

De gemeente Borger-Odoorn heeft op 9 december 2010 de Structuurvisie Borger-Odoorn vastgesteld. De structuurvisie geeft een ruimtelijk overzicht van bestaande visies en plannen om zo in de toekomst op samenhangende en integrale wijze de ruimtelijke ontwikkeling van Borger-Odoorn te kunnen sturen.

De structuurvisie zegt over grootschalige (innovatieve) landbouw, dat de pioniersgeest die het veengebied heeft gevormd, vormt nu de basis voor een hoogwaardig en innovatief landbouwgebied. Borger-Odoorn biedt ruimte voor innovatie op het gebied van energie, duurzame, logistieke verbindingen en waterbeheersing ten behoeve van grootschalige landbouw in de Veenkoloniën. Verder worden in de structuurvisie de volgende voelen van de gemeente binnen thema landbouw benoemd:

bestemmingsplan "Drouwenermond, Zuiderdiep 30" (vastgesteld) 14

 ruimte voor ontwikkeling landbouw, Borger-Odoorn als economische pijler platteland  verbreding van de landbouw met natuur- en landschapsbeheer op het zand  verbreding landbouw met bio-energiewinning in het veen  balans natuur en landbouw met het oog op recreatieve waarde platteland

Specifiek voor het veengebied waar Zuiderdiep 30 zich bevindt, wordt soepel omgesprongen met het vergroten van bouwkavels ten behoeve van de landbouw, mits er geen milieuconflicten ontstaan door de aanwezigheid van woningen nabij de agrarische bedrijven. In de gebieden die gekenmerkt worden door grootschaligheid vormt landbouw de ruimtelijke drager van het gebied.

Conclusie Bij de voorgenomen ontwikkeling gaat het om de uitbreiding van een bestaand agrarisch bedrijf en de ontwikkeling is daarom niet strijdig met de uitgangspunten van de Structuurvisie Borger-Odoorn.

3.3.2 Toekomstvisie Borger-Odoorn

De gemeente Borger-Odoorn heeft op 29 oktober 2009 de toekomstvisie Borger-Odoorn vastgesteld. In de toekomstvisie worden de ontwikkelingen benoemd waar de gemeente Borger-Odoorn de komende jaren mee te maken krijgt en hoe de gemeente met deze ontwikkelingen om zal gaan.

In de gemeente Borger-Odoorn komt de landbouw steeds meer onder druk te staan. Vele agrarische bedrijven zijn de afgelopen jaren gestopt met hun bedrijfsvoering. Daar tegenover staat dat de bedrijven die zijn overgebleven, steeds groter zijn geworden. Deze schaalvergroting zal volgens de gemeente de komende jaren doorzetten. Aan deze ontwikkeling wordt daarom ook ruimte geboden, om de agrarische bedrijven niet op slot te zetten. De kwaliteit van leven van de plattelandsbevolking is echter ook belangrijk. Deze wordt gewaarborgd door de steeds strengere milieueisen ten aanzien van geluids- en stankoverlast.

De mogelijkheden voor schaalvergroting in de landbouw verschillen per deelgebied. Op het Veen, waar de voorgenomen ontwikkeling zich bevindt, is ruimte voor uitbreiding van de huidige agrarische bedrijven zolang dit vanwege milieuhygiënische overwegingen en ruimtelijke beperkingen mogelijk is. Als uitbreiding op de huidige locatie niet mogelijk is zal het Veengebied ruimte moeten bieden aan nieuwe en grote akkerbouw- en veeteeltbedrijven. Deze bedrijven mogen echter niet de identiteit en de rust en ruimte van het gebied verstoren. Daarom is het van belang om clustering van agrarische bedrijven te stimuleren. Langs de wegen die parallel lopen aan de lintdorpen is ruimte voor bouwblokken die landschappelijk ingepast worden en waar ruimte geboden kan worden aan duurzame gebouwen. Innovatie, (bio-)energie en nieuwe bedrijvigheid dienen te worden gestimuleerd.

Conclusie De voorgenomen ontwikkeling is niet strijdig met de uitgangspunten van de Toekomstvisie Borger-Odoorn. Op de milieuhygiënische aspecten wordt verder ingegaan in hoofdstuk 4.

bestemmingsplan "Drouwenermond, Zuiderdiep 30" (vastgesteld) 15

bestemmingsplan "Drouwenermond, Zuiderdiep 30" (vastgesteld) 16

Hoofdstuk 4 Onderzoeken

4.1 Milieu 4.1.1 Bodem

Ten aanzien van de bodemkwaliteit geldt de Wet bodembescherming (Wbb) en het (bijbehorende) Besluit bodemkwaliteit. Gestreefd wordt naar een duurzaam gebruik van de bodem. Bij een ruimtelijk plan moet de bodemkwaliteit van het betreffende gebied inzichtelijk worden gemaakt. Hierbij is van belang te weten of ter plaatse van de percelen een bodemverontreiniging in de grond aanwezig is die de functiedoelen kan frustreren en de financiële haalbaarheid van de het ruimtelijke plan in gevaar kan brengen. Hiervoor is wettelijk verplichte informatie over de bodemkwaliteit nodig. Het uitgangspunt wat betreft de bodem in het plangebied is, dat de kwaliteit ervan zodanig dient te zijn dat er geen risico's zijn voor de volksgezondheid bij het gebruik van het plangebied voor de voorgenomen functie(s). Conclusie Uit de beschikbare bodeminformatie bij de gemeente en de RUD Drenthe blijkt dat het aspect 'bodem' naar verwachting niet zal leiden tot belemmeringen van de voorgenomen ontwikkeling ter plaatse van het bestemmingsplangebied. Opgemerkt wordt dat in het kader van een aanvraag omgevingsvergunning activiteit bouw een verkennend bodemonderzoek conform NEN 5740 nodig kan zijn. Indien grond van het eigen terrein moet worden afgevoerd, dan dient deze verwerkt te worden conform de eisen van het Besluit Bodemkwaliteit. De mogelijkheden hiertoe kunnen worden vastgesteld na overleg met de betrokken overheidsinstanties. Tijdens de nieuwbouw van de bedrijfsgebouwen is het zorgplichtbeginsel uit artikel 13 van de Wet bodembescherming van toepassing. Het zorgplichtbeginsel verplicht degene die handelingen verricht waardoor de bodem kan worden verontreinigd of aangetast, alle maatregelen te nemen die redelijkerwijs van hem kunnen worden gevergd om de bodem te saneren en de directe gevolgen te beperken en zo veel mogelijk ongedaan te maken. Indien in de grond zintuigelijk duidelijk waarneembare verontreinigingen (zoals puin, koolas, asbest, afwijkende geur, verkleuringen, afval) aanwezig zijn, moeten de werkzaamheden ter stond worden gestaakt en contact opgenomen worden met gemeente Borger-Odoorn. Door middel van een bodemonderzoek moet de milieuhygiënische kwaliteit van de grond worden bepaald, waarna eventueel te nemen vervolgstappen kunnen worden bepaald.

Conclusie Het aspect 'bodem' leidt niet tot belemmeringen van de voorgenomen ontwikkeling.

bestemmingsplan "Drouwenermond, Zuiderdiep 30" (vastgesteld) 17

4.1.2 Bedrijven en milieuzonering

Op basis van Bedrijven en milieuzonering geldt voor akkerbouwbedrijven een grootste afstand van 30 m. Zelfs indien wordt uitgegaan van bloembollendroog- en prepareerbedrijven. De dichtsbijzijnde woning staat op een afstand van ongeveer 60 gerekend vanaf de dichtsbijzijnde erfgrens van het bestaande agrarisch bouwblok. De uitbreiding van het agrarisch bouwblok is ook nog eens aan de achterzijde gesitueerd, zodat de ontwikkeling geen probleem vormt voor wat betreft de Bedrijven en milieuzonering. 4.1.3 Geluid

De Wet geluidhinder (Wgh) heeft tot doel de volksgezondheid en het milieu te beschermen tegen geluidsoverlast ten gevolge van weg-, spoorweg- of industrielawaai. In deze wet is een zonering van industrieterreinen, wegen en spoorwegen geregeld. Enerzijds betekent dit dat (geluids-)eisen worden gesteld aan de milieubelastende functies, anderzijds betekent dit dat beperkingen worden opgelegd aan milieugevoelige functies.

De verplichting tot het uitvoeren van een akoestisch onderzoek in relatie tot het opstellen van een bestemmingsplan geldt indien in dat bestemmingsplan mogelijkheden worden geboden voor het realiseren van nieuwe woningen en andere geluidgevoelige objecten.

Het plan betreft de vergroting van het agrarisch bouwvlak van het perceel. Nieuwe geluidgevoelige objecten in het kader van wegverkeerslawaai, industrielawaai en spoorweglawaai worden hiermee niet mogelijk gemaakt.

In algemene zin kan worden opgemerkt dat het bedrijf zal moeten voldoen aan de geluidsvoorschriften van de vergunning, danwel de eisen op basis van het Activiteitenbesluit. Gelet op de afstand tot de naastgelegen woningen wordt verwacht dat het bedrijf hieraan kan voldoen. Er is volgens de RUD sprake van waarborgen van een goed woon- en leefklimaat.

Conclusie Het aspect geluid levert geen beperkingen op voor het voorliggende plan.

4.1.4 Externe veiligheid

De voorgenomen ontwikkeling maakt geen gevoelige functies mogelijk en betreft zelf geen risicovolle inrichting. Verder kan worden opgemerkt dat de locatie op tenminste 1 kilometer afstand is gelegen van de N374. In de directe omgeving zijn geen risicovolle inrichtingen gevestigd. Het aspect 'externe veiligheid' is hier dus niet aan de orde.

De RUD is gevraagd advies uit te brengen ten aanzien van het onderdeel externe veiligheid. In het advies wordt melding gemaakt van een aardgastransportleiding die op 25 meter vanaf de planlocatie is gelegen. Echter deze transportleiding is buiten gebruik gesteld in begin 2018 vanwege de sluiting van de Gaszuiveringsinstallatie in Emmen. De leiding heeft geen consequenties meer voor het plangebied.

bestemmingsplan "Drouwenermond, Zuiderdiep 30" (vastgesteld) 18

Op de verbeelding van het aangrenzende bestemmingsplan Buitengebied is de ligging van deze aardgastransportleiding met bijbehorende belemmeringenstrook nog wel zichtbaar. In het kader van dit bestemmingsplan hoeft hieraan verder geen aandacht te worden besteed. 4.1.5 Luchtkwaliteit

Met betrekking tot luchtkwaliteit moet rekening worden gehouden met het gestelde in de Wet Milieubeheer, hoofdstuk 5, titel 5.2 Luchtkwaliteitseisen en de bijbehorende bijlagen. Op basis van artikel 5.16 Wm kan, samengevat, een bestemmingsplan of ruimtelijke onderbouwing worden vastgesteld, indien: a. aannemelijk is gemaakt dat de mogelijkheden die het bestemmingsplan of ruimtelijke onderbouwing biedt, niet leiden tot het overschrijden van de aangegeven grenswaarde, of b. aannemelijk is gemaakt dat de mogelijkheden die het bestemmingsplan of ruimtelijke onderbouwing biedt, leiden tot een verbetering per saldo van de concentratie in de buitenlucht van de desbetreffende stof dan wel, bij een beperkte toename van de concentratie van de desbetreffende stof, de luchtkwaliteit per saldo verbetert door een samenhangende maatregel of een optredend effect, of c. aannemelijk is gemaakt dat de mogelijkheden die het bestemmingsplan of ruimtelijke onderbouwing biedt niet in betekenende mate bijdragen aan de concentratie in de buitenlucht van een stof waarvoor een aangegeven grenswaarde is opgenomen of d. het project is genoemd of beschreven dan wel past binnen een programma van het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit.

Van een verslechtering van de luchtkwaliteit "in betekenende mate" als bedoeld onder c is sprake indien zich één van de volgende ontwikkelingen voordoet: 1. woningbouw: 1.500 woningen netto bij 1 ontsluitende weg of 3.000 woningen bij 2 ontsluitende wegen; 2. infrastructuur: 3% concentratiebijdrage (verkeerseffecten gecorrigeerd voor minder congestie); 3. kantoorlocaties: 10.000 m2 brutovloeroppervlak bij 1 ontsluitende weg, 20.000 m2 brutovloeroppervlak bij 2 ontsluitende wegen.

Het bestemmingsplan betreft slechts de uitbreiding van een agrarisch bouwblok en maakt de bouw van schuren mogelijk en daarom kan geconcludeerd worden dat door de ontwikkeling, die in het onderhavige bestemmingsplan mogelijk wordt gemaakt, de luchtkwaliteit niet "in betekenende mate" zal verslechteren. Derhalve hoeft niet nader op het aspect luchtkwaliteit te worden ingegaan.

4.2 Ecologie De geplande vergroting van het agrarisch bouwblok is gepland op agrarisch grond aansluitend aan het huidige agrarische bouwblok. Conclusie Het aspect 'ecologie' levert geen belemmeringen op bij de voorgenomen ontwikkeling.

bestemmingsplan "Drouwenermond, Zuiderdiep 30" (vastgesteld) 19

4.3 Water Algemeen Op grond van paragraaf 3.1, in het Besluit Ruimtelijke Ordening, moeten ruimtelijke plannen worden afgestemd met o.a. de waterschappen. Hiervoor moet bij het waterschap Hunze en Aa's het proces van de digitale watertoets worden doorlopen. Bij het watertoetsproces gaat het om het hele proces van vroegtijdig meedenken, informeren, adviseren, afwegen en uiteindelijk beoordelen van de waterhuishoudkundige aspecten in ruimtelijke plannen en besluiten. Waterschap Hunze en Aa's beoordeelt wat de invloed van het plan op de waterhuishouding is en geeft een wateradvies. In maart 2018 is de digitale watertoets ingevuld ten behoeve van de ontwikkeling. Op basis van de ingevulde gegevens heeft het waterschap een reactie afgegeven, die als Bijlage 1 bij dit plan is gevoegd.

Over de wijze waarop het waterschap betrokken dient te worden bij ruimtelijke plannen is terug te vinden in Bijlage 1. Voor wat betreft de te bepalen compensatie bij toename verharding is rekening gehouden bij het erfbeplantingsplan, dit plan is als Bijlage 2 bij deze toelichting gevoegd. Het hemelwater wordt los gekoppeld van de riolering ter plaatse. Uitgangspunt is infiltratie in de bodem. Echter bij grote pieken biedt de bestaande sloot voldoende capaciteit om deze pieken op te vangen. De bestaande sloot zal voor zover mogelijk worden verlengd en iets worden verbreed, zodat de capaciteit toeneemt. Verder kan worden opgemerkt dat alle agrarische bedrijven vallen onder het Activiteitenbesluit. Voor akkerbouwbedrijven gelden aanvullende voorschriften voor de toepassing van bestrijdingsmiddelen en kunstmest. In het Activiteitenbesluit is een lozingsverbod opgenomen van verontreinigd hemelwater dat rechtstreeks afstroomt van het verharde erf naar het oppervlaktewater (=erfafspoelwater). Bij de inrichting van het plan moet rekeningen worden gehouden met de voorschriften uit het Activiteitenbesluit. Voor het Activiteitenbesluit geldt een meldingsplicht bij het waterschap.

Betrokkenheid van Waterschap Vanuit het Activiteitenbesluit zal het waterschap in ieder geval betrokken worden bij de totstandkoming van de plannen. Voor een deel zal de uitgangspuntennotitie zoals verwoord in Bijlage 1 bepalend zijn voor de vergroting van het agrarisch bouwblok en de bouw van de bedrijfshal. Deze uitgangspuntennotitie is afgestemd op uw geselecteerd plangebied. Voor alle water gerelateerde onderwerpen die van toepassing zijn, zijn adviezen opgenomen in dit document. Bouwplan De vergroting van het agrarisch bouwblok heeft alles te maken met het nieuw realiseren van opslagruimte. In de nieuwe bedrijfshal zullen geen voorzieningen worden gemaakt als toiletgebouwen en wasgelegenheid. Met andere woorden er is geen sprake van huishoudelijk afvalwater. De hiervoor genoemde voorzieningen zijn al aanwezig in de bestaande bedrijfshal.

Conclusie In het kader van het Activiteitenbesluit wordt het waterschap actief betrokken bij de planvorming (vergroting agrarisch bouwblok en bouw van de bedrijfshal). Tijdens de bestemmingsplanprocedure wordt nader overleg gepleegd met het waterschap. Mits wordt voldaan aan de nog door het waterschap te stellen voorwaarden levert de ontwikkeling wat betreft het aspect water geen problemen op.

bestemmingsplan "Drouwenermond, Zuiderdiep 30" (vastgesteld) 20

4.4 Cultuurhistorie en archeologie Cultuurhistorie Als gevolg van het rijksbeleid ten aanzien van de monumentenzorg, is per 1 januari 2012 een wijziging van het Besluit ruimtelijke ordening van kracht. De wijziging betreft artikel 3.1.6, tweede lid, onderdeel a, als gevolg waarvan alle cultuurhistorische waarden uitdrukkelijk dienen te worden mee gewogen bij het vaststellen van ruimtelijke plannen. Dit betekent dat in aanvulling op de archeologische aspecten nu ook de overige cultuurhistorische waarden moeten worden betrokken in het onderzoek.

Wat zijn cultuurhistorische waarden? De Memorie van Toelichting bij het Besluit ruimtelijke ordening zegt met betrekking tot artikel 3.1.6 het volgende:

Bij cultuurhistorische waarden gaat het over de positieve waardering van sporen, objecten, patronen en structuren die zichtbaar of niet zichtbaar onderdeel uitmaken van onze leefomgeving en een beeld geven van een historische situatie of ontwikkeling. In veel gevallen bepalen deze cultuurhistorische waarden de identiteit van een plek of gebied en bieden ze aanknopingspunten voor toekomstige ontwikkelingen. Deze cultuurhistorische elementen kan men niet allemaal als beschermd monument of gezicht aanwijzen, maar zijn wel onderdeel van de manier waarop we ons land beleven, inrichten en gebruiken.

Het veengebied in de gemeente Borger-Odoorn kenmerkt zich door de openheid. Het contrast tussen het coulissenlandschap en het grootschalige open landschap is uniek. Nieuwe bebouwing vindt daarom plaats binnen de structuur van de linten. Dit geldt ook voor agrarische bebouwing. Uitzondering hierop is de mogelijkheid van clustering van agrarische bedrijven langs de 2/3e weg tussen Nieuw- en 1e Exloërmond. Door clustering wordt de openheid zoveel mogelijk behouden. Bij de ontwikkeling van dit plan is rekening gehouden met de concentratie van bebouwing in het lint van Drouwenermond. Verder zal het plan moeten voldoen aan de algemene uitgangspunten voor erfbeplanting, zoals opgenomen in de Kwaliteitsdocument Borger-Odoorn en meer specifiek aan het landschappelijk inpassingsplan (erfinrichitngsplan), zoals dat in Bijlage 2 bij deze toelichting is opgenomen.

bestemmingsplan "Drouwenermond, Zuiderdiep 30" (vastgesteld) 21

Archeologie Binnen de archeologie in Nederland kan op basis van de Archeologische Monumentenkaart (AMK) en de Indicatieve Kaart van Archeologische Waarden (IKAW) worden vastgesteld dat de locatie niet is aangemerkt als van Archeologische waarde, Hoge archeologische waarde en/of Zeer hoge archeologische waarde, beschermd.

bestemmingsplan "Drouwenermond, Zuiderdiep 30" (vastgesteld) 22

Volgens de gemeentelijke archeologische beleidsadvieskaart is op deze locatie sprake van een middelhoge of lage archeologische verwachting. Het gaat hierbij om Veenkoloniale ontginnngsvlakte. Deze gronden zijn al behoorlijk verstoord door de veenkoloniale ontginning en vaak ook door latere ruilverkavelingen. Hoewel het dekzand onder het veen nog wel intact zou kunnen zijn, blijkt uit de aanwezigheid van (een winbare hoeveelheid) veen wel dat de afwatering van dergelijke locaties niet goed was. Deze omstandigheden waren dus minder geschikt voor prehistorische nederzettingen. Uitgangspunt is dat tijdens de graafwerkzaamheden een veldinspectie wordt gehouden. De inspectie houdt in dat een archeologische begeleiding achteraf plaatsvindt. Tijdens de graafwerkzaamheden is er geen archeoloog aanwezig. Bij bodemontsluitingen worden deze direct nadat ze zijn gegraven, geïnspecteerd op het voorkomen van archeologische resten. Er kan alleen in zeer uitzonderlijke gevallen voor een veldinspectie worden gekozen, bijvoorbeeld omdat er een lage archeologische verwachting voor een gebied geldt, maar er desondanks een controle dient plaats te vinden. Een veldinspectie wordt als zodanig niet genoemd in de KNA.

Wijziging archeologische beleidsadvieskaart Op 9 oktober 2014 heeft de gemeenteraad van Borger-Odoorn een wijziging van de archeologische beleidsadvieskaart vastgesteld. De vrijstelling voor gebieden met een hoge of middelhoge verwachting (al dan niet verstoord) die een vrijstelling van archeologisch onderzoek hebben voor bodemingrepen van minder dan 500 m², wordt vergroot tot 1000 m². Deze wijziging is op 13 november 2014 van kracht geworden. Deze verruiming zal vertaald worden in de gemeentelijke bestemmingsplannen en ook als toetscriterium worden gebruikt voor ontwikkelingen waar een bodemingreep bij nodig is.

Conclusie De voorgenomen ontwikkeling past binnen het beleid op cultuurhistorie en archeologie. Er wordt toegezien op een veldinspectie achteraf.

bestemmingsplan "Drouwenermond, Zuiderdiep 30" (vastgesteld) 23

bestemmingsplan "Drouwenermond, Zuiderdiep 30" (vastgesteld) 24

Hoofdstuk 5 Juridische aspecten

5.1 Plansystematiek Een bestemmingsplan bestaat uit een toelichting, een verbeelding en regels. Het bestemmingsplan is opgesteld conform de nieuwe Wet ruimtelijke ordening welke op 1 juli 2008 in werking is getreden.

De voor dit plan gestelde bouw- en gebruiksregels zijn opgenomen in artikel 3: "Agrarisch". Dit artikel legt het gebruik van de gronden vast, alsmede het oppervlakte en de maatvoering van de agrarische bedrijfsbebouwing. Binnen deze bestemming is tevens een voorwaardelijke verplichting opgenomen voor de erfinrichting. Dit houdt in dat de nieuw gewenste bedrijfsbebouwing pas gebouwd kan worden als invulling is gegeven aan het erfinrichtingsplan. De bouw wordt mede afhankelijk gesteld van eventuele watercompensatie.

De verbeelding is opgesteld volgens de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2012 (SVBP 2012).

5.2 Algemeen De opzet van de regels is zodanig dat is aangesloten op nieuwe wettelijke regelingen, namelijk de nieuwe Wet ruimtelijke ordening (Wro) en het nieuwe Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Tevens sluiten de regels aan bij de nieuwe eisen conform de Standaard Vergelijkbare BestemmingsPlannen 2008 (SVBP 2012).

De inleidende regels (begrippen en wijze van meten) sluiten aan bij de eisen van de nieuwe Bro. Dit geldt tevens voor de opzet van het overgangsrecht bouwwerken, het overgangsrecht gebruik en de anti-dubbeltelbepaling.

Het bestemmingsplan is overeenkomstig artikel 3.1.3 van het Besluit ruimtelijke ordening vervat in: a. een geometrische plaatsbepaling van het plangebied en van de daarin aangewezen bestemmingen; b. een beschrijving van de bestemmingen, waarbij per bestemming het doel wordt of de doeleinden worden aangegeven.

bestemmingsplan "Drouwenermond, Zuiderdiep 30" (vastgesteld) 25

bestemmingsplan "Drouwenermond, Zuiderdiep 30" (vastgesteld) 26

Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid

6.1 Maatschappelijke uitvoerbaarheid Het bestemmingsplan Drouwenermond, Zuiderdiep 30 wordt conform artikel 3.9a van de Wet ruimtelijke ordening voorbereid met de procedure van afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht. Dat betekent dat er gelegenheid wordt gegeven voor het indienen van zienswijzen.

Vooroverleg Het voorontwerpplan is aan de provincie Drenthe opgestuurd voor advies. De provincie heeft bij brief van 16 augustus 2018 laten weten dat als het plan overeenkomstig het voorontwerp in procedure wordt gebracht, met als aandachtspunten de situering van de bebouwing, duidelijkheid over wijkstructuur en bovengenoemde aanpassing in de toelichting cultuurhistorie, er geen aanleiding is in te grijpen vanuit het provinciaal belang. De brief is als Bijlage 3 bij deze toelichting gevoegd.

In het kader van het vooroverleg is een reactie gekomen van het Waterschap Hunze en Aa's. Zij adviseren in artikel Waarde - Archeologie 3 het artikel 5.4.1. onder g te verwijderen uit de regelgeving. Aangegeven kan worden dat de bestemming 'Waarde - Archeologie 3' in zijn geheel is verwijderd. De brief van het waterschap is als Bijlage 4 bij deze toelichting gevoegd.

De RUD heeft bij advies van 25 juli 2018 een vooroverlegreactie gegeven op het plan. De verschillend genoemde aspecten/opmerkingen over bodem, externe veiligheid, geluid, luchtkwaliteit en milieu algemeen zijn in de toelichting verwerkt. Verwezen wordt naar met name hoofdstuk 4 van dit plan. Het advies is als Bijlage 5 bij deze toelichting gevoegd.

6.2 Economische uitvoerbaarheid Dit project is een particulier initiatief en heeft voor de gemeente geen financiële gevolgen. Er hoeft geen exploitatieplan op grond van artikel 6.12 Wro opgesteld te worden. Voor eventuele planschade is een planschadeovereenkomst gesloten.

april 2019

bestemmingsplan "Drouwenermond, Zuiderdiep 30" (vastgesteld) 27

bestemmingsplan "Drouwenermond, Zuiderdiep 30" (vastgesteld) 28

Bijlagen bij toelichting

bestemmingsplan "Drouwenermond, Zuiderdiep 30" (vastgesteld) 29

bestemmingsplan "Drouwenermond, Zuiderdiep 30" (vastgesteld) 30

Bijlage 1 Watertoets

bestemmingsplan "Drouwenermond, Zuiderdiep 30" (vastgesteld) 31

bestemmingsplan "Drouwenermond, Zuiderdiep 30" (vastgesteld) 32

datum 22-3-2018 dossiercode 20180322-33-17413

VOORLOPIGE UITGANGSPUNTEN NOTITIE WATERTOETS - wateradvies

U heeft het Waterschap Hunze en Aa's geïnformeerd over het plan Zuiderdiep 30, Drouwenermond door gebruik te maken van de digitale watertoets (www.dewatertoets.nl). De beantwoording van de vragen heeft er toe geleid dat de Normale procedure van de watertoets moet worden doorlopen. Dit houdt in dat het waterschap Hunze en Aa's een maatwerk wateradvies moet maken. Vooralsnog ontvangt u van ons een voorlopige standaard uitgangspuntennotitie. Deze notitie zal op basis van uw plan nader uitgewerkt worden. U ontvangt binnen 6 weken het de definitieve uitgangspuntennotitie voor dit plan.

PLAN: Zuiderdiep 30, Drouwenermond ------

Algemene projectgegevens:

Projectomschrijving: Het gaat om een agrarisch bouwperceel. Bedoeling is om het perceel uit te breiden van 1 naar 1,5 ha. Op de uitbreiding zal bedrijfsbebouwing komen voor de opslag van landbouwwerktuigen/machines en producten van het land. Voor de bereikbaarheid zal het terrein van 0,5 grotendeels worden verhard. Voor landschappelijk inpassing zal een groensingel worden aangelegd. Een plan moet hiervoor nog worden opgesteld.

Oppervlakte plangebied: 9849 m2

Toename verharding in plangebied: Het agrarisch bouwblok neemt met 0,5 ha toe. Het gaat om bebouwing en bestrating in het landelijk gebied. m2

------

Aanvrager / initiatiefnemer:

Jitze Terpstra, namens R.J Wollerich Witpaard BV Dorpsweg 103 8271 BL IJsselmuiden 038 4216800 [email protected] ------

Gemeente Borger-Odoorn:

Ronald Krikke 0591 53 52 34 [email protected] ------Waterschap Hunze en Aa's

Emiel Galetzka (0598) 69 3248 [email protected]

------

Geachte Jitze Terpstra, namens R.J Wollerich,

Het klimaat is aan het veranderen. De gevolgen zijn ook in onze omgeving merkbaar. Regenbuien worden extremer. Er valt in een korte periode meer regen, maar ook nattere winters en drogere zomers komen steeds vaker voor. Ook stijgt de zeespiegel, waardoor waterafvoer naar zee minder eenvoudig wordt en dijken moeten worden verhoogd. Op sommige plaatsen in ons beheergebied hebben we te maken met bodemdaling. Ook bij ruimtelijke plannen dient men hiermee rekening te houden. Gevolgen van extreme neerslag- gebeurtenissen mogen geen wateroverlast veroorzaken, er moet voldoende water zijn ingeval van lange perioden met droogte en het watersysteem dient voldoende veilig te zijn.

Op grond van paragraaf 3.1, in het Besluit Ruimtelijke Ordening, moeten ruimtelijke plannen worden afgestemd met o.a. de waterschappen. Hiervoor moet bij het waterschap Hunze en Aa's het proces van de digitale watertoets worden doorlopen. Bij het watertoetsproces gaat het om het hele proces van vroegtijdig meedenken, informeren, adviseren, afwegen en uiteindelijk beoordelen van de waterhuishoudkundige aspecten in ruimtelijke plannen en besluiten. Waterschap Hunze en Aa's beoordeelt wat de invloed van het plan op de waterhuishouding is en geeft een wateradvies.

Waterparagraaf

In het kader van de ontwikkelingen van dit plan dient overleg gevoerd te worden met waterschap Hunze en Aa's. De wijze waarop de aanvrager het waterschap informeert over ruimtelijke plannen en om advies vraagt, hangt sterk af van de aard van het plan. In de waterparagraaf dienen de keuzes in ruimtelijke plannen ten aanzien van de waterhuishoudkundige aspecten gemotiveerd worden beschreven. Het wateradvies van het waterschap moet daarin zijn meegenomen.

Bij het opstellen van de waterparagraaf zijn ruimtelijk relevante criteria te onderscheiden in criteria die betrekking hebben op de locatiekeuze en in criteria die betrekking hebben op de inrichting van een ruimtelijk plan. In de waterparagraaf van het bestemmingsplan dienen zowel de huidige- als toekomstige relevante thema's te worden beschreven. Hieronder wordt een overzicht gegeven van de thema's die in de waterparagraaf kunnen worden meegenomen: veiligheid, wateroverlast, afvalwater & riolering, grondwater & ontwatering, peilen & drooglegging, waterkwaliteit & volksgezondheid, inrichting watersysteem, natuur & ecologie en bodemdaling.

Waterhuishoudkundige consequenties van een plan mogen niet op de omgeving afgewenteld worden. Het waterschap streeft er naar om de ingrepen binnen een peilgebied waterneutraal te houden. Wateraspecten die met een specifiek instrument geregeld kunnen worden, worden in de watertoets wel gesignaleerd maar niet geregeld. In het afgegeven advies wordt wel verwezen naar de regelstellende instrumenten zoals, de Keur van het waterschap, Activiteitenbesluit, Besluit lozen buiten inrichtingen, Besluit bodemkwaliteit, peilbesluit, gemeentelijke verordening, watervergunning.

------

Thema wateroverlast Het waterschap zorgt voor het functioneren van het watersysteem. Het watersysteem moet nu, maar ook op de lange termijn, goed functioneren. Het watersysteem moet zodanig zijn dat de inundatienormen niet worden overschreden bij toekomstige veranderingen zoals klimaatverandering, zeespiegelstijging, bodemdaling en toename van verhard oppervlak. Dit is gebaseerd op het principe van niet-afwentelen, zowel bestuurlijk, financieel en geografisch, in de tijd op elk schaalniveau. Er zijn landelijke werknormen (Nationaal Bestuursakkoord Water) opgesteld voor wateroverlast. Het gaat hierbij om wateroverlast, die ontstaat door inundatie vanuit oppervlaktewater als gevolg van lokale neerslag. De normen zijn uitgedrukt in de kans dat het peil van het oppervlaktewater het niveau van het maaiveld overschrijdt.

Grondgebruikstype Maaiveldcriterium Inundatienorm (1/jaar)

grasland 5 procent 1/10

akkerbouw 1 procent 1/25

hoogwaardige land- en tuinbouw 1 procent 1/50

glastuinbouwgebied 1 procent 1/50

bebouwd gebied 0 procent 1/100

Bovenstaande werknormen zijn gebaseerd op basis van de middenvariant van het klimaatscenario 2050 van het KNMI (klimaatscenario G).

Stedelijk gebied

In bestaand open water in stedelijk gebied kan water geborgen worden. De berging is afhankelijk van het oppervlak open water en de maximale toelaatbare peilstijging. In een situatie T is 10 (inclusief 13 procent klimaatsverandering, T is herhalingstijd in jaren) wordt een geoorloofde peilstijging van 0,40 meter gehanteerd en ingeval van een T is 100 (inclusief 13 procent klimaatverandering) is dat afhankelijk van de laagst gelegen gronden in het stedelijk gebied, 0 procent van het bebouwd gebied mag inunderen. Hierbij moet opgemerkt worden dat in stedelijk gebied ook groen en gras voorkomt waarop een lagere norm (nm. de norm van het grondgebruikstype grasland) van toepassing is dan het bebouwd gebied. Bepaalde gebieden kunnen zelfs aangewezen worden voor de tijdelijke berging van water.

Bij stedelijke uitbreidingen of herstructureringen mag een toename van het verhard oppervlak niet resulteren in een extra belasting van het watersysteem, er moet waterneutraal gebouwd worden. Dit houdt in dat de initiatiefnemer voldoende maatregelen neemt om de versnelde waterafvoer, te compenseren. De initiatiefnemers van de uitbreiding van het verhard oppervlak moeten ervoor zorgen dat ze voldoende compenserende maatregelen nemen.

Bepalen compensatie bij toename verharding

Voor de berekening van de vereiste waterberging, om de toename van het verhard oppervlak te compenseren, wordt gebruik gemaakt van de regenduurlijnmethode. Met deze methode kan op basis van het oppervlak open water, de maximale peilstijging, de afvoernorm bij maatgevende afvoer, maatgevende buien en het maatgevende klimaatscenario op eenvoudige wijze inzichtelijk gemaakt worden hoeveel extra waterberging vereist is.

Voor stedelijke gebieden betekent dit concreet dat een regenbui van 89 mm in 24 uur opgevangen moet kunnen worden zonder dat de inundatienorm en de toegestane gebiedsafvoer wordt overschreden.

Als vuistregel hanteert het waterschap dat per m2 toename verhard oppervlak 80 liter extra waterberging gerealiseerd moet worden in het plangebied. In het definitieve wateradvies van het waterschap wordt een maatwerkberekening opgenomen voor de benodigde extra berging.

Vragen: ------Op de vraag Neemt in het plan het verharde oppervlak van bebouwing en bestrating toe met meer dan 1500 m2 in het landelijke gebied of met 150 m2 in het stedelijk gebied? is met ja geantwoord. Dit houdt in dat de toename van het verhard oppervlak boven de verhardingstoename norm ligt van de keur. Op grond van algemene regels zijn compenserende maatregelen verplicht.

Op de aanvullende vraag In het plan is er sprake van een toename van het verhard oppervlak. Met hoeveel m2 neemt te verharding toe? Betreft het een toename in het landelijk of in het stedelijk gebied? is geantwoord: Het agrarisch bouwblok neemt met 0,5 ha toe. Het gaat om bebouwing en bestrating in het landelijk gebied.

------

Thema afvalwater & riolering

De vergunningencheck van het Omgevingsloket geeft u nadere informatie over de vergunningplicht of meldingsplicht op grond van de Waterwet.

Voor het toepassen van grond en baggerspecie in het oppervlaktewaterlichaam geldt een meldingsplicht op grond van het besluit Bodemkwaliteit. Meer informatie hierover kunt u vinden op de site van Meldpunt Bodemkwaliteit.

Informatie over het Activiteitenbesluit kunt u vinden op de Activiteitenbesluit internet module.

Samenwerking in de waterketen leidt tot een grotere doelmatigheid en verdergaande kwaliteitsverbetering van het oppervlaktewater. In een groot deel van het bestaand stedelijk gebied wordt het hemelwater en het afvalwater verzameld in een gemengd rioolstelsel. Via het gemengde stelsel wordt dit afvalwater getransporteerd naar de RWZI, waar het na zuivering geloosd wordt op het oppervlaktewater. Door het hemelwater gescheiden te houden van het afvalwater wordt het hemelwater niet vervuild en kan dit schone water behouden blijven voor het watersysteem. Ook is een vermindering van het volume afvalwater gunstig voor de capaciteit van de bestaande riolering, transportvoorzieningen en de RWZI. Het vrijkomende hemelwater na afkoppeling mag niet resulteren in een versnelde afvoer en het hemelwater mag in principe niet door diffuse bronnen zijn verontreinigd voordat het in het oppervlaktewatersysteem terechtkomt.

Verontreiniging voorkomen De invloed van diffuse bronnen op hemelwater moet zoveel mogelijk worden beperkt door het hanteren van de beleidsuitgangspunten in het landelijk emissiebeleid. Dit gaat volgens de trits voorkomen, scheiden en zuiveren. Door het gebruik van preventieve/ brongerichte maatregelen komt hemelwater met zo weinig mogelijk vervuilende stoffen of uitlogende materialen in aanraking en blijft het zo schoon mogelijk. Het uitgangspunt bij de invulling van deze zorgplicht is het gebruik van de beste beschikbare technieken. Alternatieve maatregelen zijn ook acceptabel, mits deze maatregelen aantoonbaar hetzelfde effect opleveren. Op grond van de huidige wet- en regelgeving is het niet de bedoeling om de zorgplicht volledig af te kaderen. De lozer mag zelf invulling geven aan de zorgplicht.

Mogelijke preventieve/brongerichte maatregelen zijn:

● Bij nieuwbouw en renovatie zo weinig mogelijk uitlogende materialen zoals zink, koper en lood gebruiken. Alternatieven gebruiken heeft de voorkeur. De nationale pakketten duurzaam bouwen geven handvaten voor alternatieven; ● Hondenuitlaatplaatsen aanleggen of de verplichting in de APV (Algemene Plaatselijke Verordening) opnemen om hondenpoep op te ruimen; ● Afvalinzamelpunten plaatsen in woonbuurten, langs toegankelijke wegen voor burgers en op publieksintensieve locaties als pleinen en markten om zwerfvuil te voorkomen; ● Autowasplaatsen aanleggen of autowassen op straat verbieden in de APV (Algemene Plaatselijke Verordening) om menging van autowaswater met hemelwater te voorkomen; ● De openbare ruimte zodanig inrichten dat onkruidgroei zo weinig mogelijk kans krijgt. Hiermee kan het gebruik van chemische bestrijdingsmiddelen op verhardingen worden voorkomen of beperkt. Het rapport "Handboek Bestrijdingsmiddelen in stedelijk gebied" gaat hierop in. Als de middelen toch gebruikt worden, dan moet de gebruiker maatregelen treffen om contact met hemelwater zoveel mogelijk te voorkomen. Deze maatregelen zijn opgenomen in de methode voor Duurzaam Onkruidbeheer (DOB-methode); ● Goten langs wegen vegen om onkruidgroei te voorkomen. ● Op opslagplaatsen, tankputten en andere terreinen van bedrijven zo weinig mogelijk knoeien met stoffen; ● Bij op- en overslag bulkpartijen bevochtigen om verwaaiing te voorkomen of beperken; ● Luchtemissies van bedrijven verminderen of voorkomen om atmosferische depositie te beperken of te voorkomen; ● Gladheidbestrijding effectief toepassen of beperken zolang de veiligheid dit toelaat. Gebruik middelen, die zo milieuvriendelijk mogelijk zijn.

Ten aanzien van het gebruik van verboden middelen op verharding kunt u het middelenverbod raadplegen.

Lozing van hemelwater op het oppervlaktewaterlichaam mag niet leiden tot een verslechtering van de kwaliteit van dat oppervlaktewaterlichaam. Daarnaast moet de lozing van hemelwater passen binnen de te bereiken waterkwaliteitsdoelstellingen voor het oppervlaktewaterlichaam of de functies van het gebied. Lozen op een oppervlaktewaterlichaam zonder één van de hierna aangegeven specifieke functies heeft de voorkeur boven lozen op een kwetsbaar oppervlaktewaterlichaam.

Kwetsbaar water Op een aantal kwetsbare oppervlaktewaterlichamen staat waterschap Hunze en Aa's geen afvalwaterlozingen toe:

● met de functie zwemwater; ● met de functie drinkwater; ● met de functie natuur(waarde); ● met de functie viswater; ● in een ecologisch gevoelig gebied; ● met een geringe doorstroming.

Landelijk beleid Voor de beoordeling van hemelwater, dat in contact is geweest met verontreinigde oppervlakken/activiteiten of schadelijke/verontreinigende stoffen, geeft de huidige Europese en landelijke wet- en regelgeving, het emissiebeleid en het vergunningen- en handhavingsbeleid van waterschap Hunze en Aa's het kader aan.

Hemelwater lozen op het vuilwaterriool is de minst gewenste en minst duurzame manier om het hemelwater af te voeren. Hemelwater mag alleen op het vuilwaterriool worden geloosd als de lozer het hemelwater niet kan hergebruiken of kan afvoeren via de bodem, het openbaar regenwaterstelsel, een oppervlaktewaterlichaam zonder een specifieke functie of een kwetsbaar oppervlaktewaterlichaam. Lozingen op de riolering vallen onder de bevoegdheid van de gemeente. Het besluit lozen buiteninrichtingen geeft aan in artikel 3.4 dat het vervuilde regenwater (first flush) van o.a. tunnels naar het vuilwaterriool afgevoerd moet worden.

Alle agrarische bedrijven vallen onder het Activiteitenbesluit. Voor akkerbouwbedrijven gelden aanvullende voorschriften voor de toepassing van bestrijdingsmiddelen en kunstmest. In het Activiteitenbesluit is een lozingsverbod opgenomen van verontreinigd hemelwater dat rechtstreeks afstroomt van het verharde erf naar het oppervlaktewater (=erfafspoelwater). Bij de inrichting van het plan moet rekeningen worden gehouden met de voorschriften uit het Activiteitenbesluit. Voor het Activiteitenbesluit geldt een meldingsplicht bij het waterschap.

Vragen: ------

Op de vraag Wordt afgekoppeld hemelwater op een ander oppervlaktewater gebracht, dan waar de overstort van de riolering op loosde? is met ja geantwoord.

Dit houdt in dat het water waar nu het hemelwater op wordt geloosd extra wordt belast. Om te voorkomen dat dit resulteert in problemen dient onderzocht te worden of het ontvangende water voldoende bergingscapaciteit bevat en of de hydraulische capaciteit van het afvoersysteem deze extra belasting aan kan. Het waterschap moet beoordelen of hiervan sprake is. Hiervoor moet het plan aan het waterschap voorgelegd worden. Wanneer dit onvoldoende is dan moeten er in overleg met het waterschap maatregelen genomen worden. Op de vraag Hoe wordt er omgegaan met het vrijkomende hemelwater en op welke wijze wordt invulling gegeven aan de trits vasthouden, bergen afvoeren? is geantwoord: Hemelwater wordt afgevoerd op het oppervlaktewater

Op de vraag Worden er materialen gebruikt die het afstromend hemelwater kunnen verontreinigen? Zo ja, welke en waarom worden hiervoor geen milieuvriendelijke alternatieven toegepast? is geantwoord: Uitgangspunt is milieuvriendelijke alternatieven

Op de vraag Zijn er bedrijfsmatige activiteiten die het afstromend hemelwater kunnen verontreinigen? Zo ja, welke en welke maatregelen worden er getroffen om vervuiling van hemelwater te voorkomen en/of te beperken? is geantwoord: Mogelijk afspuiten van landbouwmachines

Op de vraag Hoe wordt in het plan het afvalwater en het hemelwater behandeld? is geantwoord:

● via een gescheiden stelsel: hemelwater wordt afgevoerd naar oppervlaktewater:

------

------

Thema grondwater & ontwatering

Taken en verantwoordelijkheid Ten aanzien van grondwater zijn de taken en verantwoordelijkheden verdeeld tussen burger, gemeente en waterschap. Perceeleigenaren zijn zelf verantwoordelijk voor het treffen van maatregelen tegen grondwateroverlast op hun eigen perceel, voor zover deze problemen niet aantoonbaar worden veroorzaakt door onrechtmatig handelen of nalaten van de buur (overheid of particulier). Gemeente hebben een zorgplicht in het openbaar gebied en moeten maatregelen treffen om structureel nadelige gevolgen van de grondwaterstand voor de aan de grond gegeven bestemming zoveel mogelijk te voorkomen of te beperken. Dit voor zover gemeentelijke maatregelen doelmatig zijn en het niet de verantwoordelijkheid van de provincie of het waterschap is om maatregelen te nemen. Maatregelen die een gemeente kan nemen zijn het aanleggen van drainage , ontwateringssloten of hemelwaterriolering (grondwater mag niet geloosd worden op vuilwaterriolering). Het waterschap is beheerder van het freatisch (ondiep) grondwater. Het beheer bestaat vooral uit toetsing, advies en vergunningverlening voor kleine onttrekkingen.

Grondwater ordenend Het functioneren van het grondwatersysteem moet als ordenend element meegenomen worden in de locatiekeuze en de inrichting van plannen. Bij de aanleg van nieuwe gebieden is het uitgangspunt dat wijzigingen in de grondwaterstanden niet mogen resulteren in nadelige gevolgen voor andere gebieden. Dat kan tot gevolg hebben dat het oppervlaktewaterpeil niet gewijzigd kan worden of dat er daarvoor of daardoor aanvullende maatregelen noodzakelijk zijn om grondwateroverlast in het plangebied te voorkomen.

Wateroverlast Een te hoge grondwaterstand kan grondwateroverlast veroorzaken, bijvoorbeeld in de vorm van water in de kruipruimte. Te lage grondwaterstanden daarentegen resulteren in verdroging. Het verlagen van grondwaterstanden in bestaande bebouwde gebieden kan problemen geven wanneer er sprake is van houten funderingen en funderingen op klei op veen. Zijn die aanwezig dan mogen de gemiddeld laagste grondwaterstanden (GLG) niet verder worden overschreden (niet nog lager worden). Ook de aanwezigheid van oude bomen verdient aandacht. Volwassen bomen kunnen afsterven als de ontwateringsdiepte snel en drastisch wordt veranderd en verder verlaagd wordt dan 1 m minus maaiveld. Oude bomen kunnen hun wortelstelsel niet meer aanpassen aan grote veranderingen in het grondwater. Tevens kunnen natuurgebieden in en rond het plangebied negatief beïnvloed worden wanneer het hydrologisch systeem veranderd. Het is dan ook belangrijk bij elk inrichtingsplan samen met het waterschap vanuit het bestaande watersysteem vast te stellen wat de huidige en gewenste grondwaterstanden zijn en of er sprake is van een nadelige beïnvloeding van de omgeving. Normen Bij een gewenste grondwatersituatie is er geen sprake van overlast en zijn de volgende ontwateringseisen richtinggevend. Voor verschillende typen grondgebruik gelden bij een halve maatgevende afvoer (een afvoer die 10 a 15 keer per jaar wordt overschreden) de volgende ontwateringsadviezen.

Advies ontwateringsdiepte grondgebruik:

● Woningen met kruipruimte: 0,7 m onder onderkant vloer; ● woning zonder kruipruimte: 0,3 m onder onderkant vloer; ● drijvende woningen: geen ontwateringseis; ● woningen op (houten) palen: Er mag geen verdroging optreden, grondwaterstand mag niet verlagen en de paalkoppen moeten onder de gemiddeld laagste grondwaterstanden blijven; ● gangbare wegen (met grof zand cunet) primair: 1,0 m onder as van de weg; ● gangbare wegen (met grof zand cunet) secondair: 0,7 m onder as van de weg; ● gangbare wegen (met grof zand cunet) weg op polystyreen-hardschuim: circa 0,3 m onder as van de weg; ● gangbare tuin/plantsoen: 0,5 m onder maaiveld; ● industrieterreinen: 0,7 m onder maaiveld.

Om de geadviseerde ontwateringsdiepte te realiseren moet het oppervlaktewaterpeil en het technisch ontwerp hier op afgestemd worden. Technische aspecten die van invloed zijn op de grondwaterstand zijn bodemtype, waterpeil, afstanden van waterlopen en drains en draindiepten. Als de gewenste grondwaterstanden niet te realiseren zijn met sturing in peilen, waterlopen en drainage of omdat aanpassing van de grondwaterstanden niet gewenst is door de negatieve beïnvloeding van de omgeving, bieden maatregelen als ophoging van het maaiveld, kruipruimteloos bouwen of een aangepaste inrichtingsvorm of een aangepaste functie wellicht een oplossing. Door creatief te zoeken naar van nature geschikte locaties of aangepaste inrichtingsvormen (partieel ophogen van wegen en woningen, of minder gangbare vormen van woningen, wegen en tuinen) moet gestreefd worden naar een inrichting tegen de laagste maatschappelijke kosten.

Vragen: ------Op de vraag Vindt er tijdelijke of permanente onttrekking van grondwater plaats? Zo ja, licht toe waarom deze onttrekking plaatsvindt en wat de omvang en duur is van deze onttrekking. is geantwoord: Is niet van toepassing

------

Infiltratie In het plangebied wordt de grondwaterstand lokaal beïnvloed door een neerwaartse grondwaterstroming (> 0.75 mm). Deze gebieden zijn meestal voldoende diep ontwaterd en bieden mogelijkheden om hemelwater in de bodem te infiltreren, mits er geen sprake is van ondiepe slecht doorlatende lagen.

------

Thema oppervlaktewaterpeilen & drooglegging

Het uitgangspunt voor het operationele peilbeheer is het streven naar de gewenste grondwaterstand voor de verschillende functies en belangen. Het waterschap stelt voor het gehele beheersgebied peilbesluiten op waarin de te hanteren oppervlaktewater peilen worden vastgelegd. Een wijziging van een functie kan een reden zijn het peil te wijzigen, uitgangspunt hierbij is dat de peilwijziging niet mag resulteren in nadelige gevolgen voor andere gebieden als gevolg van de door de peilwijziging opgetreden wijziging in de grondwaterstand. Het wijzigen van een peil moet vastgelegd worden in een peilbesluit.

Het gewenste peil kan bepaald worden op basis van de drooglegging en of op basis van het gewenste grondwaterregime (GGOR). Drooglegging is de maat waarop het maaiveld, het straatniveau of het bouwpeil boven het vastgestelde oppervlaktewaterpeil of het streefpeil ligt. Voor bebouwd gebied hanteert het waterschap voor het straatpeil een droogleggingsnorm van 1 meter en voor het bouwpeil (= vloerpeil van de begane grond) een norm van 1,30 meter. Deze droogleggingsnormen gelden bij het zomerstreefpeil.

Om water te kunnen bergen in extremere situaties is een stijging van het waterpeil toelaatbaar. Conform de landelijke werknormen mag in een situatie die 1/100 per jaar (inclusief 13% klimaatverandering) voorkomt in bebouwd gebied 0% inunderen, de toelaatbare peilstijging is in dergelijke situaties afhankelijk van de maaiveldhoogte. Hierbij dient opgemerkt te worden dat in stedelijk gebied ook groen en gras voorkomt waarop een lagere inundatienorm van toepassing is dan het bebouwd gebied.

------

Thema inrichting watersysteem

Het eigendom, beheer en onderhoud van alle oppervlaktewater en de bijbehorende infrastructuur ligt bij waterschap, gemeente of derden. Het waterschap Hunze en Aa's streeft ernaar om het hoofdsysteem welke een belangrijke functie vervult in de aan- en afvoer van water in eigendom, beheer en onderhoud te hebben.

Naast het stelsel van hoofdwatergangen zijn er ook sloten aangewezen als schouwsloot. Schouwsloten vervullen een belangrijke functie in de detailwaterbeheersing en zijn meestal in eigendom bij gemeente en/of derden. Schouwsloten vallen onder de schouwverordening van het waterschap en moeten jaarlijks in november worden geschoond.

Met het dempen van sloten/watergangen neemt de potentiële bergingsruimte van oppervlaktewater af. Het dempen van sloten veroorzaakt hogere grondwaterstanden. In dit kader is een beleidsregel vastgesteld die het dempen van hoofdwatergangen, schouwsloten en overige sloten verbiedt. Het is onder andere verboden het profiel van hoofdwatergangen en schouwsloten te veranderen. Het dempen van sloten is alleen mogelijk onder de voorwaarden die zijn opgenomen in de beleidsregel Dempingen.

De vergunningencheck van het Omgevingsloket geeft u nadere informatie over de vergunningenplicht of meldingsplicht op grond van de Waterwet.

Vragen: ------

Op de vraag Worden er beheers- en/of inrichtingsmaatregelen getroffen ter verbetering van de chemisch en ecologisch oppervlaktewaterkwaliteit? Zo ja welke? is geantwoord: Is niet het uitgangspunt

Op de vraag Hoe wordt er in het ontwerp van het watersysteem en het plangebied rekening gehouden met het principe 'schoonhouden, scheiden, zuiveren'? is geantwoord: Hemelwater wordt afgekoppeld en vuil water in principe via riolering afgevoerd.

Op de vraag Welke wijzigingen worden aangebracht in het watersysteem? is aangevinkt:

● graven of verleggen van watergangen: ● dempen watergang: ● aanbrengen dam: ● kabels en leidingen in en langs watergangen: ja ● werken/activiteiten in of nabij waterkeringen: ● aanbrengen beschoeiing of damwand: ● aanbrengen vlonders/steigers: ● aanbrengen brug: ● beplanting langs watergang: ja ● inrichten natuurvriendelijke oevers: ● wijzigen waterpeil:

De geplande wijzigingen in het watersysteem moeten overlegd worden met de beleidsmedewerker planvorming. Omdat het waterschap verantwoordelijk is voor het stedelijk water, moet de inrichting van het systeem aan bepaalde normen en voorwaarden voldoen. Dit kan het waterschap aangeven. In de keur van het waterschap is aangegeven voor welke werkzaamheden een watervergunning noodzakelijk is.

Schouwsloot Binnen het plangebied Zuiderdiep 30, Drouwenermond zijn schouwsloten gelegen. Schouwsloten zijn sloten die niet in eigendom zijn van het waterschap maar wel een belangrijke functie vervullen voor de ontwatering. Om deze ontwateringsfunctie goed te laten vervullen is het van belang dat een schouwsloot schoon is. De eigenaren van de schouwsloot zijn verplicht de schouwsloot jaarlijks schoon te maken, het waterschap ziet hier op toe. Schouwsloten mogen niet zonder toestemming van het waterschap gedempt worden, ook het profiel van een schouwsloot mag niet zonder toestemming gewijzigd worden. In de beleidsregel dempingen is aangegeven onder welke voorwaarden demping mogelijk is.

------

Thema inrichting natuur en ecologie

Bij de inrichting van het watersysteem dient er aandacht te zijn voor waterkwaliteit en ecologie. Van groot belang is het voorkomen van stilstaand water. In wateren met onvoldoende doorstroom mogelijkheden kunnen waterkwaliteitsproblemen ontstaan als vissterfte, blauwalg en de opeenhoping van drijfvuil. Bij het ontwerp dient rekening gehouden te worden met doorspoelmogelijkheden en moeten stilstaand water in watergangen voorkomen worden.

Tevens is een goede waterkwaliteit sterk afhankelijk van de mogelijkheid of water- en oeverplanten zich in voldoende mate kunnen vestigen en ontwikkelen. Ruimte voor natuurvriendelijke oevers met geleidelijke overgangen van nat naar droog is van groot belang voor het ecologisch functioneren van het watersysteem en het bieden van voldoende migratiemogelijkheden en leef- en foerageergebied voor planten en dieren.

Naast de inrichting is ook het beheer en onderhoud van invloed op het te behalen resultaat voor de natuur. Tijdens de voorbereiding van plannen moet ook nagedacht moeten worden over het uit te voeren toekomstig onderhoud en de daarbij behorende voorzieningen.

------

------

------

BETROKKENHEID waterschap Hunze en Aa's Deze uitgangspuntennotitie is afgestemd op uw geselecteerd plangebied. Voor alle water gerelateerde onderwerpen die van toepassing zijn, zijn adviezen opgenomen in dit document.

Voor de verdere procedurele afhandeling van de watertoets is het van belang om het waterschap te blijven betrekken en rekening te houden met de in dit document aangegeven adviezen. In de waterparagraaf van het plan moet aangegeven worden op welke wijze omgegaan wordt met de gegeven adviezen. Natuurlijk kunt u het waterschap altijd raadplegen voor overleg en nadere uitleg. De uitgewerkte waterparagraaf moet voorgelegd worden aan de beleidsmedewerker planvorming.

------

De WaterToets 2017

Bijlage 2 Erfinrichtingsplan

bestemmingsplan "Drouwenermond, Zuiderdiep 30" (vastgesteld) 33

bestemmingsplan "Drouwenermond, Zuiderdiep 30" (vastgesteld) 34

Landschappelijke inpassing erf Roelof Jan Wollerich, Zuiderdiep 30 te Drouwenermond november 2018

Bestaande situatie

Nieuwbouw woning in stijl van de veenontginningen met daarachter de Zicht op huidig bedrijfsgebouw en achtergelegen openheid vanaf het Zicht op het open landschap langs bedrijfsgebouw richting zuiden vanaf Zicht op het open landschap richting oosten vanaf het achtererf gezien. bedrijfsgebouwen. Zuiderdiep gezien. De bestaande erfbeplanting bestaat uit wilg en eik. het achtererf gezien. Themakaarten

zicht op beperkt zicht op voor bedrijfsgebouw geplande nieuwbouw bouwvlak achter

zicht op geplande erfgrens / nieuwbouw bouwblok beoogd volume nieuwbouw vanuit landschap matig zicht op geplande nieuwbouw Uitgangssituatie Landschapsstructuren Voor versus achter Zicht op het erf

Uitgangssituatie (foto Google Earth) met daarop aangegeven het beoogde Het erf ligt in een oorspronkelijke veenontginning en heeft daar ook de Van oudsher maar ook nu nog is een denkbeeldige lijn te trekken tussen De zichtbaarheid van de (geplande) nieuwbouw is niet overal even groot; bouwvlak, in totaal 1.5 hectare, en schematische weergave nieuwbouw. kenmerken van: orthogonale structuren in de vorm van wegen, watergan- voorerf en achtererf, beide met hun eigen functies en bijbehorende hierop wordt de positie en dichtheid van de nieuwe beplanting afge- De nokrichting van de nieuwbouw zal haaks dan wel parallel op de erf- gen, en nieuwbouw die refereert aan de oorspronkelijke bouwstijl in deze beplantingen: decoratief versus functioneel. Beplanting op het achtererf stemd. Vanuit het zuiden gezien is er door de grote afstand tot de weg grens komen te staan. omgeving. Weg- en erfbeplantingen contrasteren met de achtergelegen ontbreekt vooralsnog. (ongeveer 1200 meter) weinig zichtbaar van het erf. openheid.

boomgroep

boomgroep bestaande solitaire bomen water- bomen voerende duiker

singel uit berk, met onderbegroeiing bestaande watergang van voor waterberging, hazelaar, mogelijk iets te Gelderse roos, verharding verbreden. hulst

Voorgestelde beplantingen Verhardingen Water

Aan de voorzijde van het erf is ruimte voor boomgroepen en solitairen die Een groot deel van het erf zal uiteindelijk verhard worden met het oog op De bestaande watergang kan benut worden voor extra waterberging. Doorsnede en aanzicht van de beplanting rond de geplande nieuwbouw: het zicht op het achtererf ten dele ontnemen, en de woning aankleden. de geplande bedrijfsactiviteiten. Eventueel kan deze in zuidelijke richting iets verbreed worden; door de een bomenrij uit berk (Betula pubescens) met daaronder een dubbele rij Een singel uit berk met onderbegroeiing aan de zuidwestzijde breekt het jaren heen is deze smaller geworden. struikvormers (hazelaar, hulst, Gelderse roos), afwisselend geplant. zicht op het achtererf. Ter hoogte van de woning ligt er in de watergang een duiker i.v.m. woon- Uitgangsmaat berk: minimaal S 14-16, 27 stuks bestemming (veiligheid i.v.m. kleine kinderen). Uitgangsmaat struiken: 80 - 100 cm, 135 totaal, 45 per soort. Plankaart inpassing Uitgangsmaat solitaire bomen voorerf: S 18-20 De insteek van deze inpassing bestaat niet alleen uit het omplanten van de geplande nieuwbouw, maar vooral Tegelijkertijd wordt daarmee het beeld van een woning van formaat en met karakter, met bijbehorende beplan- ook uit het zodanig beplanten van het voorerf dat het aanzicht van het achtererf verzacht wordt. tingen, versterkt. Plangebied De beplantingPlangrens is er niet op gericht de nieuwbouw geheel aan het zicht te onttrekken; in een agrarische omgeving horenEnkelbestemmingen bedrijfsgebouwen bij het landschapsbeeld. De kleurstelling en materialisering van de nieuwbouw hebben een groteA invloedAgrarisch op de mate waarin de nieuwbouw teveel aandacht naar zich toe zal trekken of juist op de ach-

tergrondWA blijftWater in dit open en grootschalige landschap. boomgroep passend bij woning / voorerf ReferentiesDubbelbestemmingen voorgestelde beplantingen achtererf WR-A3 Waarde - Archeologie 3

Bouwvlakken

bouwvlak .

boomgroep passend bij solitaire bomen op over- woning / voorerf WA gang voorerf / achtererf

bestaande bomen

A Berk hazelaar Gelderse roos hulst De voorgestelde singel uit berk met een onderbegroeiing van hazelaar, Gelderse roos en hulst.

WR-A3 singel uit berk met onderbegroeiing van hazelaar, Gelderse roos, hulst Referenties voorgestelde beplantingen voorerf

bestaande watergang als wateropvang, eventueel iets te verbreden richting zuiden. WA voorgestelde nieuwbouw

Zuiderdiep

Gemeente Borger-Odoorn 'Bestemmingsplan Zuiderdiep 30, Drouwenermond'

12 april 2018

1.50 m concept 5.00 m 1:1000 N374 NL.IMRO.1681.0000000-0001 - Linde Andor Keur (kc) Tulpenboom 1/1 Locatie 1.50 m 9.00 m Op het voorerf kunnen - zoals oorspronkelijk gebruikelijk was in deze streek - bomen met een imposante kroon / sierwaarde toegepast worden zoals BGT 12-04-2018 bijvoorbeeld de linde en de Chinese tulpenboom.

12-4-2018 J:\617\155\70\3 Projectresultaat\Borger-Odoorn - Zuiderdiep 30 Drouwermond\dwgRO-BP-Zuiderdiep 30-01.dwg

Bijlage 3 Vooroverlegreactie provincie

bestemmingsplan "Drouwenermond, Zuiderdiep 30" (vastgesteld) 35

bestemmingsplan "Drouwenermond, Zuiderdiep 30" (vastgesteld) 36 provinciehuis Westerbrink I, Assen postadres Postbus 122,9400 AC Assen www.drenthe.nl provincie Drenthe (0592) 36 55 55

Aan: Gemeente Borger-Odoorn Postbus 3 II Cesnee n te sorger-Odoorn l 7875 ZG

~~} 0 Sf' "»1''110 D.eI. inkluitg ! i I~ ~lJ. LUIO 1111111111111111" IIIIII p II

Zaaknr . • • .' 0 ••••••••• ~ _l I

Assen, 16 augustus 2018 Ons kenmerk 201802374-Q0773034 Behandeld door mevrouw E. Thijssen (0592) 3651 16 Onderwerp: bestemmingsplan Drouwenermond, Zuiderdiep 30 te Drouwenermond, gemeente Borger Odoorn

Geacht college,

U hebt ons gevraagd advies uit te brengen over het voorontwerpbestemmingsplan Drouwenermond, Zuiderdiep 30 in gemeente Borger-Odoorn. Het betreft hier een akkerbouwbedrijf waarvoor dit plan voorziet in de uitbreiding van het agrarisch bouwblok tot 1,5 ha.

Provinciaal belang Op basis van de Omgevingsvisie zijn devolgende aspecten van provinciaal belang: Kernkwaliteiten landschap en cultuurhistorie

Onze reactie Binnen het plangebied speelt het provinciaal belang landschap. Het provinciaal belang is goed meegenomen in het plan door de duidelijke weergave in het inpassingsplan, wel adviseren wij om een weergave toe te voegen van de situering van de nieuwe bebouwing. Dit is relevant voor de ruimtelijke onderbouwing van het plan, omdat de oriëntatie van de bebouwing dient aan te sluiten bij de orthogonale structuur van het erf wat weer past in de omgeving. Het plan is gelegen in het landschap van de Veenkoloniën wat wordt gekenmerkt door de planmatige en orthogonale structuur van wegen, kanalen en wijken. Een volgend aandachtspunt is de onduidelijkheid over de lengte van de wijk. Niet duidelijk is of deze ook wordt uitgebreid richting de weg langs het voorerf. Dit zou namelijk de beleving van de structuurbepalende watergang versterken. Het is vanuit cultuurhistorisch oogpunt beter om deze watergang niet te veel te verbreden maar juist de oorspronkelijke lengte te herstellen. De aankleding van het voorerf is vrij beperkt en het lijkt ons goed om de in het plan getekende boomgroepen te realiseren, passend bij de grote boerderijen in de Veenkoloniën.

Het plangebied valt onder de kernkwaliteit cultuurhistorie niet in de sturingscategorie 'respecteren' zoals in de toelichting staat weergegeven, dit moet zijn 'eisen stellen'. Graag dit aanpassen in het ontwerp. Welke ambities daarbij passen is te vinden in het Cultuurhistorisch Kompas onder deelgebied 4: De Drentse Monden en ook via de Omgevingsvisie (Geoportaal Drenthe). In de toelichting missen wij de relatie van het plan met de cultuurhistorische waardenkaart (RAAP 013), waarin de gemeentelijke karakteristieke landschaps- en bebouwingsensembles uiteen zijn gezet. Het advies is om dit aan te passen en onder kopje 4.4 cultuurhistorie te verwijzen naar het landschappelijke inpassingsplan, waarin de cultuurhistorische en de landschappelijke waarden zijn meegenomen. Dit is een van de voorwaarden die geldt voor ruimtelijke plannen in de sturingscategorie 'eisen stellen'.

Indien het plan overeenkomstig dit voorontwerp in procedure wordt gebracht - met als aandachtspunten de situering van de bebouwing, duidelijkheid over wijkstructuur en bovengenoemde aanpassing in de toelichting cultuurhistorie - mag u ervan uitgaan dat wij geen reden zien vanuit provinciaal belang in te grijpen in de verdere procedure.

Hoogachtend,

Gedeputeerde Staten van Drenthe, namens dezen, b.a.

ing. E.J.F. Diekema MSc, teamleider Verkeer en Vervoer

Bijlage 4 Vooroverleg Waterschap

bestemmingsplan "Drouwenermond, Zuiderdiep 30" (vastgesteld) 37

bestemmingsplan "Drouwenermond, Zuiderdiep 30" (vastgesteld) 38

HunzeWATERSCHAP en AasI

Gemeente Borger-Odoorn Aquapark 5, Veendam De heer R. Krikke Postbus 195 Postbus 3 9640 AD Veendam 7875 ZG EXLOO Te10598-693800 www.hunzeenaas.nl

Uw brief Datum 10 augustus 2018 Ons kenmerk Z10915/18-025687 Behandeld door Emiel Galetzka Onderwerp bestemmingsplan Drouwenermond, Doorkiesnummer 05ra:f.l9.3248 uemeente Borger~Odoorri Zuideinde 30 D .e.I ink/uitg 1 v':i 1Jl'I'"1tJtJ , L"0 , Ii}~

Geachte heer Krikke, Zaaknr.

In reactie op het bestemmingsplan Drouwenermond, Zuideinde 30, delen wij u het volgende mee.

Ten aanzien van de regels is ons het volgende opgevallen. In het artikel Waarde - Archeologie 3, art. 5.4.1 g, is ten onrechte een vergunningsplicht opgenomen voor het verlagen van het waterpeil. Het is namelijk wettelijk bepaald dat ten aanzien van (grond)waterpeilveranderingen het bevoegd gezag bij het waterschap ligt. Wij verzoeken u daarom dringend om ongewenste dubbele regelgeving te voorkomen en deze vergunningsplicht ten aanzien van (grond)waterpeil uit uw bestemmingsregels te verwijderen.

In het licht van bovenstaande m.b.t. de regels kunnen wij vooralsnog niet instemmen met het voorontwerp bestemmingsplan Drouwenermond, Zuideinde 30.

Met vriendelijke groet,

Emiel Galetzka Beleidsmedewerker Planvorm ing Afdeling Beleid, Projecten en Laboratorium

Bijlage 5 Vooroverleg RUD

bestemmingsplan "Drouwenermond, Zuiderdiep 30" (vastgesteld) 39

bestemmingsplan "Drouwenermond, Zuiderdiep 30" (vastgesteld) 40

Advies

Onderwerp: Integraal advies - Zuiderdiep 30 Drouwenermond Opsteller: J.W. Trof Datum: 25-07-2018 zaaknummer: Z2018-00025219 bevoegd gezag: Gemeente Borger-Odoorn zaaknummer BG Bestemmingsplan Drouwenermond Zuiderdiep

De gemeente Borger-Odoorn heeft verzocht het ontwerp bestemmingsplan ‘Drouwenermond, Zuiderdiep 30’ te toetsen op milieu aspecten. Het gaat om vergroting van het agrarisch bouwblok naar 1,5 ha om voldoende continuïteit te bieden en uitbreiding van de bedrijfsgebouwen aan de achterzijde van het perceel mogelijk te maken.

De volgende aspecten zijn getoetst Bodem – Externe veiligheid – Lucht/energie – Geluid – Milieu algemeen

Bodem 1. Geadviseerd wordt om de huidige tekst onder sectie 4..1.1 Bodem te vervangen met onderstaand aangevuld gedeelte: “ Ten aanzien van de bodemkwaliteit geldt de Wet bodembescherming (Wbb) en het (bijbehorende) Besluit bodemkwaliteit. Gestreefd wordt naar een duurzaam gebruik van de bodem. Bij een ruimtelijk plan moet de bodemkwaliteit van het betreffende gebied inzichtelijk worden gemaakt.

Hierbij is van belang te weten of ter plaatse van de percelen een bodemverontreiniging in de grond aanwezig is die de functiedoelen kan frustreren en de financiële haalbarheid van de het ruimtelijke plan in gevaar kan brengen.

Hiervoor is wettelijk verplichte informatie over de bodemkwaliteit nodig. Het uitgangspunt wat betreft de bodem in het plangebied is, dat de kwaliteit ervan zodanig dient te zijn dat er geen risico's zijn voor de volksgezondheid bij het gebruik van het plangebied voor de voorgenomen functie(s).

Conclusie Uit de beschikbare bodeminformatie bij de gemeente en de RUD Drenthe blijkt dat het aspect ‘bodem’ naar verwachting niet zal leiden tot belemmeringen van de voorgenomen ontwikkeling ter plaatse van het bestemmingsplangebied. Opgemerkt wordt dat in het kader van een aanvraag omgevingsvergunning activiteit bouw een verkennend bodemonderzoek conform NEN 5740 nodig kan zijn.

Indien grond van het eigen terrein moet worden afgevoerd, dan dient deze verwerkt te worden conform de eisen van het Besluit Bodemkwaliteit. De mogelijkheden hiertoe kunnen worden vastgesteld na overleg met de betrokken overheidsinstanties.

Tijdens de nieuwbouw van de bedrijfsgebouwen is het zorgplichtbeginsel uit artikel 13 van de Wet bodembescherming van toepassing.

Het zorgplichtbeginsel verplicht degene die handelingen verricht waardoor de bodem kan worden verontreinigd of aangetast, alle maatregelen te nemen die redelijkerwijs van hem kunnen worden gevergd om de bodem te saneren en de directe gevolgen te beperken en zo veel mogelijk ongedaan te maken. Indien in de grond zintuigelijk duidelijk waarneembare verontreinigingen (zoals puin, koolas, asbest, afwijkende geur, verkleuringen, afval) aanwezig zijn, moeten de werkzaamheden ter stond worden gestaakt en contact opgenomen worden met gemeente Borger-Odoorn. Door middel van een bodemonderzoek moet de milieuhygiënische kwaliteit van de grond worden bepaald, waarna eventueel te nemen vervolgstappen kunnen worden bepaald. ”

Externe veiligheid Om op het aspect Externe Veiligheid te kunnen adviseren is een inventarisatie uitgevoerd met behulp van de risicokaart 18-7-2018.

Buisleiding

Planlocatie

Planlocatie met de ligging van een buisleidingen

In de figuur hierboven is de ligging van de locatie weergegeven. De planlocatie ligt op circa 25 meter vanaf een begin van 2018 uit gebruik genomen hoge druk aardgasleiding van de NAM met kenmerk 000438). Deze buisleiding heeft een maximale werkdruk 66.2 bar en heeft een diameter 728 mm. Omdat de leiding buiten gebruik is gesteld is er geen sprake van een invloedsgebied. Vanwege de sluiting van de GZI in Emmen is deze buisleiding buiten gebruik gesteld.

Een verantwoording van het groepsrisico is nu niet meer aan de orde. De buisleiding is namelijk ook niet meer op de risicokaart vermeld. Wanneer de buisleiding nog wel in gebruik zou zijn dan had deze planwijziging geen invloed op het groepsrisico. De populatie neemt vanwege het vergroten van het bouwvlak niet toe.

In de toelichting wordt niets over deze buisleiding vermeld. Voor de volledigheid stel ik voor hier wel een en ander over te vermelden dat de op 25 meter afstand aanwezige buisleiding begin 2018 uit gebruik is genomen vanwege de sluiting van de GZI (gaszuiveringsinstallatie) in Emmen.

Op de verbeelding van het aangrenzende bestemmingsplan Buitengebied is de ligging van deze buisleiding met bijbehorende belemmeringenstrook wel zichtbaar.

Geluid Als de uitbreiding van het bouwblok gebruikt wordt om een materiaalloods te bouwen voor bestaand materiaal is geluid niet aan de orde. Als het bouwblok gebruikt wordt om de activiteiten uit te breiden is geluid wel aan de orde.

Het bedrijf moet sowieso aan de geluidsvoorschriften van de vergunning of het AB voldoen. Gelet op de afstand tot buren verwacht ik dat dit mogelijk is.

Een goed woon- en leefklimaat is daarmee gewaarborgd.

Conclusie: Geluid is geen beperking voor het plan.

Luchtkwaliteit In het ontwerpbestemmingsplan wordt het aspect luchtkwaliteit niet behandeld. Gezien ook de beoogde ontwikkeling die met het plan mogelijk wordt gemaakt zal dit naar verwachting niet-in-betekenende-mate bijdragen aan de concentraties stoffen in de lucht.

Conclusie: Uit oogpunt van luchtkwaliteit bestaat er geen belemmering voor de beoogde ontwikkeling.

Milieu algemeen (melding / vergunning / omgekeerde werking) In het bestemmingsplan is geen aandacht besteed aan het geldende toetsingskader milieu, dat naar verwachting het Activiteitenbesluit kan zijn. Ook is er geen aandacht voor de omgekeerde werking (al zal dat in dit geval waarschijnlijk meevallen). Er is sprake van verlening van het bouwblok, waardoor dit niet dichterbij de aan weerszijden gelegen woningen komt. Ten zuiden van de inrichting ligt in de directe nabijheid geen woning. Daarnaast zie ik geen toetsing aan de brochure ‘Bedrijven en milieuzonering’. Dit betreft een RO toetsing. Aan deze aspecten nog aandacht besteden.

Regels

bestemmingsplan "Drouwenermond, Zuiderdiep 30" (vastgesteld) 41

bestemmingsplan "Drouwenermond, Zuiderdiep 30" (vastgesteld) 42

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen In deze regels wordt verstaan onder: 1.1 plan:

het bestemmingsplan Drouwenermond, Zuiderdiep 30, van de gemeente Borger-Odoorn; 1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.1681.07BP0004-VG01 met de bijbehorende regels; 1.3 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden; 1.4 aanduidingsgrens:

de grens van de aanduiding indien het een vlak betreft; 1.5 agrarisch bedrijf:

een bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of door het houden van dieren; 1.6 akkerbouw:

de vorm van grondgebonden agrarisch bedrijf die zich uitsluitend of in hoofdzaak bezighoudt met de grootschalige teelt van veldgewassen op of in de open grond; 1.7 archeologische verwachtingswaarden:

waarden die aan een gebied zijn toegekend op basis van de kans op het voorkomen van archeologische resten, ook wel archeologische verwachting genoemd. De archeologische verwachting zegt iets over de dichtheid waarin archeologische terreinen binnen een landschappelijke eenheid voorkomen of worden verwacht. Hoe hoger de archeologische verwachting, hoe groter de verwachte dichtheid aan archeologische resten. Hoe groter de dichtheid aan archeologische resten, hoe groter de (verwachte) archeologische waarde van een bepaalde landschappelijke eenheid. Met de termen hoge, middelhoge en lage verwachting wordt dit tot uitdrukking gebracht; 1.8 archeologische waarden:

waarden die aan een gebied zijn toegekend vanwege de kennis en wetenschap van de in dat gebied voorkomende overblijfselen van menselijke aanwezigheid of activiteiten uit het verleden. Bij toetsing aan de archeologische waarde zal telkens de Archeologische beleidsadvieskaart gemeente Borger-Odoorn toetsingskader zijn; 1.9 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

bestemmingsplan "Drouwenermond, Zuiderdiep 30" (vastgesteld) 43

1.10 bed & breakfastvoorziening:

een kleinschalige aan de woonfunctie ondergeschikte accommodatie voor uitsluitend logies en ontbijt met maximaal 2 kamers en maximaal 6 personen, die deel uitmaakt van het hoofdgebouw en die geen zelfstandige eenheid mag zijn of kan verworden tot een zelfstandige eenheid; 1.11 bedrijfsbebouwing:

één of meerdere gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, die ten dienste staan van de uitoefening van een bedrijf, waaronder niet wordt begrepen een bedrijfswoning met de daarbij behorende bijbehorende bouwwerken; 1.12 bedrijfswoning:

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het gezin van) een persoon, wiens huisvesting daar, gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein, noodzakelijk is; 1.13 bestaande:

1. het gebruik dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig is en/of bebouwing die op dat tijdstip aanwezig of in uitvoering is, dan wel kan worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen; 2. het onder 1 bedoelde geldt niet voor zover sprake was van strijd met het voorheen geldende bestemmingsplan, de voorheen geldende beheersverordening, daaronder mede begrepen het overgangsrecht van het bestemmingsplan of de beheersverordening, of een andere planologische toestemming; 1.14 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak; 1.15 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming; 1.16 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk; 1.17 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak; 1.18 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten; 1.19 bouwperceelgrens:

de grens van een bouwperceel; 1.20 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegestaan;

bestemmingsplan "Drouwenermond, Zuiderdiep 30" (vastgesteld) 44

1.21 bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die op de plaats van bestemming hetzij direct hetzij indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond, bedoel om ter plaatse te functioneren; 1.22 bouwwerk voor recreatief nachtverblijf:

een bouwwerk dat naar aard en inrichting is bedoeld voor recreatief nachtverblijf, met een met de grond verbonden constructie en een plaatsgebonden karakter, hiertoe worden gerekend chalets, trekkershutten, stacaravans en dergelijke; 1.23 dagrecreatief medegebruik:

een recreatief gebruik van gronden dat ondergeschikt is aan de functie van de bestemming waarbinnen dit recreatieve gebruik is toegestaan; de inrichting van de gronden is beperkt tot voet-, fiets- en ruiterpaden, picknickplaatsen, parkeervoorzieningen, visoevers en naar de aard daarmee gelijk te stellen voorzieningen; 1.24 dienst-/bedrijfswoning:

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bestemd voor (het gezin van) een persoon, wiens huisvesting daar, gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein, noodzakelijk is; 1.25 erf:

een al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw, waarbij het bestemmingsplan die inrichting niet verbiedt; 1.26 gebouw:

elk bouwwerk dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt; 1.27 grondgebonden agrarisch bedrijf:

een agrarisch bedrijf waarbij hoofdzakelijk gebruik wordt gemaakt van open grond; 1.28 intensieve veehouderij:

agrarisch bedrijf met een bedrijfsvoering die geheel of in overwegende mate in gebouwen plaatsvindt en die gericht is op het houden van dieren, zoals rundveemesterij, varkens-, vleeskalver-, pluimvee-, pelsdier-, geiten- of schapenhouderij of een combinatie van deze bedrijfsvormen, alsmede naar de aard daarmee gelijk te stellen bedrijfsvormen, met uitzondering van grondgebonden melkveehouderij en het biologisch houden van dieren conform de Landbouwkwaliteitswet; 1.29 kampeermiddel:

een tent, een tentwagen, een kampeerauto of een caravan, dan wel enig ander onderkomen of enig ander voertuig of gewezen voertuig of gedeelte daarvan, voorzover geen bouwwerk zijnde; een en ander voorzover deze onderkomens of voertuigen geheel of ten dele blijvend zijn bestemd of opgericht, dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf gedurende de periode van 1 maart tot en met 31 oktober;

bestemmingsplan "Drouwenermond, Zuiderdiep 30" (vastgesteld) 45

1.30 landschappelijk inpassingsplan:

plan dat aangeeft op welke wijze de inpassing van de voorgenomen ruimtelijke ontwikkelingen in het desbetreffende gebied plaatsvindt; tot deze inpassing behoren de situering van de opstallen en de inrichting van het perceel, waaronder de erfbeplanting ten opzichte van het landschap; het gaat om bestaande en gewenste karakteristieken en kwaliteiten van het landschap; 1.31 landschappelijke waarden:

de essentiële elementen en kenmerken van landschappen, fysiek van aard, zoals beschreven in het 'kwaliteitsdocument buitengebied Borger-Odoorn'; 1.32 overkapping:

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, dat dient ter overdekking en dat met een of twee wanden is omgeven; hieronder wordt in elk geval een carport verstaan; 1.33 peil:

1. peil gebouw: de hoogte van de afgewerkte vloer ter plaatse van de hoofdtoegang; 2. peil ander bouwwerk: de hoogte van het omliggende gemiddelde terrein in afgewerkte staat; 1.34 seksinrichting:

een voor publiek toegankelijke, besloten ruimte, waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in elk geval verstaan een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub of een prostitutiebedrijf, waaronder tevens begrepen een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar; 1.35 stikstofdepositie:

het neerslaan van stikstof uit de lucht op een oppervlakte; de depositie wordt uitgedrukt in mol per hectare per jaar (mol/ha/jaar); 1.36 verblijfsrecreatie:

recreatief verblijf, waarbij wordt overnacht in kampeermiddelen, recreatiewoningen, appartementen en/of recreatieverblijven, waarbij hoofdverblijf elders wordt gehouden; 1.37 verblijfsrecreatie met een kleinschalig karakter:

het houden van een kampeerterrein van kleinschalige omvang waarop kampeermiddelen kunnen worden geplaatst; 1.38 woning:

een complex van ruimten in een gebouw, krachtens zijn indeling geschikt en bestemd voor de huisvesting van één persoon of meerdere personen of een gezin.

bestemmingsplan "Drouwenermond, Zuiderdiep 30" (vastgesteld) 46

Artikel 2 Wijze van meten Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

a. de goothoogte van een bouwwerk: vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeiboord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

b. de inhoud van een bouwwerk: tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van de daken en dakkapellen;

c. de bouwhoogte van een bouwwerk: vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde;

d. dakhelling: helling (in graden) langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak

e. de oppervlakte van een bouwwerk: tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van bouwen worden ondergeschikte bouwdelen als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, overstekken, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, balkons en toegangsportalen buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van de buitenzijde van de gevel niet meer dan 1,5 m bedraagt.

Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van bouwen worden wolfseinden niet meegerekend.

Bij toepassing van het bepaalde ten aanzien van bouwen wordt de afstand gemeten als kortste afstand tussen de buitengevels van de hoofdgebouwen en/of (bedrijfs-)woningen.

bestemmingsplan "Drouwenermond, Zuiderdiep 30" (vastgesteld) 47

bestemmingsplan "Drouwenermond, Zuiderdiep 30" (vastgesteld) 48

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch 3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. de uitoefening van een grondgebonden agrarisch bedrijf met dien verstande dat: 1. ter plaatse van de aanduiding 'akkerbouw' uitsluitend akkerbouwbedrijven zijn toegestaan; b. agrarische cultuurgrond; c. de instandhouding van de aanwezige landschappelijke waarde in de vorm van openheid; d. openbare nutsvoorzieningen; e. voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding; f. landbouw- en kavelontsluitingswegen; g. opgaande groenvoorzieningen in de vorm van erfbeplanting. 3.2 Bouwregels

3.2.1 Agrarische bedrijfsgebouwen en overkappingen a. Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels: 1. agrarische gebouwen en overkappingen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd, met uitzondering van bestaande schuilstallen; 2. de gebouwen en overkappingen worden uitsluitend gebouwd ten behoeve van het daar gevestigde agrarische bedrijf; 3. bij het bouwen van nieuwe gebouwen en overkappingen met een inhoud van meer dan 500 m3 dient het bouwplan vergezeld te gaan van een erfinrichtingsschets en een beplantingsplan, met inachtneming van het 'Kwaliteitsdocument Buitengebied Borger-Odoorn'; het gebruik van de nieuwe bebouwing is uitsluitend toegestaan indien de erfinrichting en de beplanting is uitgevoerd en in stand gehouden conform het Erfinrichtingsschets en het daarbij horende beplantingsplan; 4. de goot- en bouwhoogte bedraagt niet meer dan respectievelijk, 4,5 en 9 m, dan wel de bestaande goot- en bouwhoogte indien deze hoger zijn; 5. de agrarische bedrijfsgebouwen bestaan uit één bouwlaag; 6. de bouwhoogte van overkappingen bedraagt ten hoogste 5 m. 3.2.2 Bedrijfswoningen Voor het bouwen van bedrijfswoningen gelden de volgende regels: a. bedrijfswoningen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd; b. per bestemmingsvlak mag niet meer dan één bedrijfswoning worden gebouwd; c. de goot- en bouwhoogte bedragen niet meer dan respectievelijk 3,5 m en 9 m, dan wel de bestaande goot- en bouwhoogte indien deze hoger zijn. 3.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, gelden de volgende regels: a. de bouwhoogte binnen het bouwvlak bedraagt; 1. van torensilo's ten hoogste 12 m; 2. van sleufsilo's ten hoogste 3 m;

bestemmingsplan "Drouwenermond, Zuiderdiep 30" (vastgesteld) 49

3. van perceel- en erfafscheidingen ten hoogste 1 m indien zij voor de naar de weg gekeerde gevel van de bedrijfswoning of het verlengde hiervan worden opgericht en in overige gevallen ten hoogste 2 m; 4. van overige bouwwerken ten hoogste 8 m; b. de bouwhoogte buiten het bouwvlak bedraagt: 1. van perceelafscheidingen ten hoogste 1 m; 2. van overige bouwwerken ten hoogste 3 m. 3.3 Afwijking van de bouwregels

Bij een omgevingsvergunning kan, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:  de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en gebouwen;  het straat- en bebouwingsbeeld;  de verkeersveiligheid;  natuur en landschap, a. worden afgeweken van het bepaalde in lid 3.2.2 voor het bouwen van een tweede bedrijfswoning, mits: 1. is aangetoond dat de tweede bedrijfswoning noodzakelijk is voor het constante toezicht op het agrarisch bedrijf en er voldoende bedrijfsomvang aanwezig is in verband met de duurzaamheid van het bedrijf als volwaardig meermansbedrijf; 2. de noodzaak is aangetoond met behulp van een bedrijfsontwikkelingsplan; 3. de tweede bedrijfswoning aan de wegzijde binnen het bouwvlak, in de directe omgeving van de bedrijfsgebouwen, wordt gesitueerd; 4. is aangetoond dat geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt; 5. er nog niet eerder een tweede bedrijfswoning is gebouwd; 6. de geluidsbelasting van het geluidgevoelige gebouw niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde, of een verkregen hogere waarde; 7. de bouwregels van lid 3.2.2 van toepassing zijn. b. worden afgeweken van het bepaalde in lid 3.2.1 onder a 4 voor het verhogen van de goothoogte, voor ten hoogste 5,5 m 3.4 Specifieke gebruiksregels

3.4.1 Toegestaan gebruik Het gebruik van de gronden en bouwwerken voor ondergeschikte nevenactiviteiten, zoals genoemd in de bij deze regels behorende 'Lijst van nevenactiviteiten' bij recht bij agrarische bedrijven is toegestaan, mits: a. de activiteiten ondergeschikt zijn aan de agrarische bedrijfsvoering; b. de activiteiten geen grote verkeersaantrekkende werking hebben; c. het parkeren op eigen erf plaatsvindt; d. er geen opslag en/of stalling van goederen en materiaal plaatsvindt buiten de bedrijfsgebouwen. 3.4.2 Strijdig gebruik Onder strijdig gebruik met dit bestemmingsplan wordt begrepen a. het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving; b. het gebruik van bedrijfsgebouwen, niet zijnde de bedrijfswoning en de daarbij behorende gebouwen, voor permanente bewoning;

bestemmingsplan "Drouwenermond, Zuiderdiep 30" (vastgesteld) 50

c. het gebruik van de gronden en gebouwen voor verblijfsrecreatie, met uitzondering van bestaande (vergunde) bed & breakfastvoorzieningen, kleinschalige kampeerterreinen en recreatieappartementen; d. het gebruik van gronden voor reclamedoeleinden, anders dan voor het op de gronden gevestigde agrarisch bedrijf; e. nieuwe boom- en fruitteelt, met uitzondering van de teelt van niet-opgaande gewassen; f. houtteelt en bosbouw, met uitzondering van bestaand productiebos. 3.4.3 Strijdig gebruik toename stikstofdepositie Onder strijdig gebruik met de bestemming inzake toename stifstofdepositie wordt begrepen: a. het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in elk geval wordt begrepen het gebruik van gronden en bebouwing binnen het agrarisch bouwperceel voor het houden van vee, indien dit, ten opzichte van de bestaande situatie, leidt tot een toename van de stikstofdepositie vanaf het betreffende agrarisch bouwperceel op de maatgevende voor stikstofgevoelige habitats in Natura 2000-gebieden; b. het bepaalde onder a. geldt niet voor het gebruik, waarbij het aantal stuks vee op gronden en in bebouwing binnen het agrarisch bouwperceel toeneemt ten opzichte van de bestaande situatie en deze toename van de veestapel, afzonderlijk of in combinatie met andere projecten of handelingen, niet leidt tot een zodanige toename van de stikstofdepositie op de maatgevende voor stikstofgevoelige habitats in Natura 2000-gebieden dat deze, in de periode waarvoor het Programma Aanpak Stikstof als bedoeld in artikel 2.1 van het Besluit natuurbescherming geldt, de grenswaarde overschrijdt zoals vastgesteld in artikel 2.12 van het Besluit natuurbescherming. 3.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming wijzigen ten behoeve van het vergroten van het bouwvlak van een agrarisch bedrijf, danwel buiten het plangebied in het bestemmingsplan Buitengebied ligt en waarvan het bouwvlak aan de achterzijde in het plangebied van het bestemmingsplan Buitengebied ligt, tot een bouwvlak van maximaal 2 hectare, mits: a. is aangetoond dat binnen het bestaande bouwvlak geen ruimte meer is voor de benodigde uitbreiding; b. de noodzaak van de bedrijfsuitbreiding is aangetoond; c. dit, voor zover het een intensieve veehouderij betreft, samengaat met winst voor het milieu en het dierenwelzijn; d. er geen sprake is van omschakeling van een grondgebonden bedrijf met neventak intensieve veehouderij naar een intensieve veehouderij; e. de uitbreiding achter en aansluitend aan het bestaande bouwvlak wordt gerealiseerd; f. met de vormgeving van het bouwvlak zoveel mogelijk wordt aangesloten bij de landschappelijke karakteristiek en/of de landschappelijke structuur; g. er een landschappelijk inpassingsplan wordt opgesteld met inachtneming van het 'Kwaliteitsdocument Buitengebied Borger-Odoorn' en dat de aanleg en instandhouding hiervan in het wijzigingsplan wordt geborgd; h. is aangetoond dat geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de waterhuishoudkundige situatie, de natuurlijke en landschappelijke waarden, de geomorfologische waarden, de cultuurhistorische en archeologische waarden, de woonsituatie, het bebouwingsbeeld en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

bestemmingsplan "Drouwenermond, Zuiderdiep 30" (vastgesteld) 51

3.6 Voorwaardelijke verplichting

a. Tot een met de bestemming strijdige gebruik wordt in elk geval gerekend het gebruik van en in gebruik laten nemen van gronden en bouwwerken overeenkomstig de in lid 3.1 opgenomen bestemmingsomschrijving zonder de aanleg en instandhouding van de landschapsmaatregelen conform het 'Kwaliteitsdocument Buitengebied Borger-Odoorn' , zoals opgenomen in de Erfinrichitngsschets (Bijlage 1) teneinde te komen tot een goede landschappelijke inpassing; b. in afwijking van het bepaald onder a mogen gronden en bouwwerken overeenkomstig de in lid 3.1 opgenomen bestemmingsomschrijving worden gebruikt onder voorwaarde dat binnen een jaar na tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan uitvoering wordt gegeven aan de aanleg en instandhouding van de landschapsmaatregelen conform het 'Kwaliteitsdocument Buitengebied Borger-Odoorn', zoals opgenomen in de Erfinrichtingsschets (Bijlage 1) teneinde te komen tot een goede landschappelijke inpassing; c. tot en met de bestemming strijdig gebruik wordt in ieder geval gerekend het gebruik van en het in gebruik laten nemen van gronden en bouwwerken overeenkomstig de in lid 3.1 opgenomen bestemmingsomschrijving zonder de realisatie van watercompensatie als bedoeld in de brief van het waterschap Hunze en Aa's.

bestemmingsplan "Drouwenermond, Zuiderdiep 30" (vastgesteld) 52

Artikel 4 Water 4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. waterberging; b. waterhuishouding; c. waterlopen, waterwegen en/of vijvers; d. nutsvoorzieningen; en tevens voor: e. groenvoorzieningen; f. openbare nutsvoorzieningen. 4.2 Bouwregels

Op de voor 'Water' aangewezen gronden mogen geen gebouwen en/of overkappingen worden gebouwd.

bestemmingsplan "Drouwenermond, Zuiderdiep 30" (vastgesteld) 53

bestemmingsplan "Drouwenermond, Zuiderdiep 30" (vastgesteld) 54

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 5 Algemene gebruiksregels Het is verboden gronden te gebruiken in strijd met de in het plan aan de grond en/of bouwwerken gegeven bestemmingsomschrijving. Als strijdig gebruik wordt in elk geval aangemerkt het gebruik van (vrijstaande) bijbehorend bouwwerken voor bewoning.

bestemmingsplan "Drouwenermond, Zuiderdiep 30" (vastgesteld) 55

Artikel 6 Anti-dubbeltelbepaling Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

bestemmingsplan "Drouwenermond, Zuiderdiep 30" (vastgesteld) 56

Artikel 7 Algemene afwijkingsregels 7.1 Algemeen

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van: a. de in het plan gegeven maten en afmetingen tot niet meer dan 10% van die maten en afmetingen; b. het bepaalde in het plan en worden toegestaan dat:  en geringe verschuiving van de in het plan aangegeven bouwgrenzen met ten hoogste 5 m wordt aangebracht;  openbare nutsvoorzieningen en openbare nutsgebouwtjes worden aangelegd, mits de inhoud per gebouwtje niet meer dan 10 m³ bedraagt;  (ondergrondse) rioleringswerken, zoals rioolputten en bergbezinkbassins worden aangelegd. 7.2 Bed & breakfastvoorziening

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in het plan en worden toegestaan dat in de woning of (agrarische) bedrijfswoning en/of aangebouwde bijbehorende bouwwerken logies worden verstrekt in de vorm van een bed and breakfast. Hierbij dienen de volgende voorwaarden in acht te worden genomen: a. gebruik dient te worden gemaakt van de hoofdentree en andere voorzieningen van de woning of (agrarische) bedrijfswoning; b. de bed and breakfastvoorziening mag door de bouwkundige opzet, indeling en maatvoering niet functioneren als een zelfstandige eenheid; c. de omvang van het verstrekken van logies dient ten opzichte van de huidige bestaande functie van de woning of (agrarische) bedrijfswoning van ondergeschikte betekenis te zijn tot maximaal 50% van het vloeroppervlak van de woning of bedrijfswoning met een maximale oppervlakte van 75 m²; d. de bed and breakfastvoorziening biedt ruimte aan maximaal zes personen in maximaal twee slaapkamers; e. er mogen geen verkeersaantrekkende activiteiten ontstaan waardoor extra verkeersmaatregelen nodig zijn; f. het parkeren dient op eigen erf plaats te vinden; g. er mag geen extra inrit worden gemaakt als gevolg van de realisatie van een bed and breakfastvoorziening; h. een bed and breakfastvoorziening is uitsluitend toegestaan in combinatie met de woonfunctie van de woning of (agrarische) bedrijfswoning; i. de initiatiefnemer van de bed and breakfastvoorziening dient zelf de hoofdbewoner van de woning of bedrijfswoning te zijn. 7.3 Recreatieappartementen

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in het plan en worden toegestaan dat een recreatieappartement wordt gerealiseerd in een bestaand vrijstaand bijbehorend bouwwerk. Hierbij dienen de volgende voorwaarden in acht te worden genomen: a. de oppervlakte van het recreatieappartement bedraagt niet meer dan 50 m2; b. er mogen geen verkeersaantrekkende activiteiten ontstaan waardoor extra verkeersmaatregelen nodig zijn; c. het parkeren dient op eigen erf plaats te vinden; d. er mag geen extra inrit worden gemaakt voor het recreatieappartement;

bestemmingsplan "Drouwenermond, Zuiderdiep 30" (vastgesteld) 57

e. een recreatieappartement is uitsluitend toegestaan in combinatie met de woonfunctie van de woning of (agrarische) bedrijfswoning; f. de initiatiefnemer van het recreatieappartement dient zelf de hoofdbewoner van de woning of bedrijfswoning te zijn. 7.4 Gereguleerde overnachtingsplaats voor campers

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in het plan voor de realisatie van een gereguleerde overnachtingsplaats voor campers. Voor de situering, inrichting en het gebruik zijn de volgende voorwaarden van toepassing: a. de overnachtingsplaats mag uitsluitend worden gebruikt voor campers; b. het totaal aantal camperplaatsen in de gemeente mag niet meer dan 50 bedragen; c. er worden voorzieningen aangelegd voor drinkwater, afval(water) en elektriciteit; d. de bouw van nieuwe gebouwen voor voorzieningen is niet toegestaan; e. de afstand van de overnachtingsplaats tot woningen van derden en/of andere geluidgevoelige bebouwing bedraagt minimaal 50 m; f. de overnachtingsplaats is zodanig gesitueerd dat er sprake is van een goede sociale veiligheid, zoals nabijheid van en zichtbaarheid vanaf bebouwing en wegen; g. er wordt voorzien in een goede openbare verlichting;

het gebruik van de overnachtingsplaats is gedurende het hele jaar toegestaan;

de aanvraag voor een omgevingsvergunning gaat gepaard met een voorstel tot landschappelijke inpassing van de gereguleerde overnachtingsplaats; het gebruik van het terrein is uitsluitend toegestaan indien de landschappelijke inpassing is uitgevoerd en in stand gehouden conform het landschappelijk inpassingsplan. 7.5 Voorwaarden

De in lid 7.1 tot en met 7.4 bedoelde omgevingsvergunning mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van: a. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gevoelige objecten en/of bedrijven; b. de verkeersveiligheid; c. het straat- en bebouwingsbeeld; d. natuur en landschap.

bestemmingsplan "Drouwenermond, Zuiderdiep 30" (vastgesteld) 58

Artikel 8 Overige regels 8.1 Uitsluiting seksinrichting

Het bestemmingsplan verzet zich tegen het gebruik van de gronden als seksinrichting, met uitzondering van de seksinrichting die als zodanig is bestemd en aangeduid. 8.2 Afstemming Wet Natuurbescherming

Bij de beoordeling van de toelaatbaarheid van bouwwerken en/of andere activiteiten zal rekening worden gehouden met de mogelijke aanwezigheid van te beschermen planten- en diersoorten op grond van de Wet natuurbescherming. Indien uit gegevens, dan wel uit onderzoek blijkt dat sprake is van (een) beschermde soort(en) en het bouwwerk en/of de activiteit beschadiging of vernieling van voortplantings- of rustplaatsen, dan wel ontworteling of vernieling veroorzaken, zal de betreffende (bouw)werkzaamheid c.q. activiteit pas kunnen plaatsvinden nadat vrijstelling, dan wel ontheffing op grond van de Wet natuurbescherming is verkregen. 8.3 Parkeergelegenheid en los- en laadmogelijkheden

a. Bij de verlening van een omgevingsvergunning voor bouwen of een omgevingsvergunning voor een gebruiksverandering moet, indien de omvang of de bestemming van een gebouw daartoe aanleiding geeft, ten behoeve van het parkeren of stallen van auto's, (motor)fietsen of andere voertuigen in voldoende mate ruimte zijn aangebracht in, op of onder het gebouw, dan wel op of onder het bijbehorend bouwperceel. Dit betekent dat moet worden voldaan aan de parkeerkencijfers in de CROW-publicatie 317 en dat, indien deze beleidsregels gedurende de planperiode worden gewijzigd, rekening wordt gehouden met de wijziging. b. Indien de bestemming van een gebouw aanleiding geeft tot een te verwachten behoefte aan ruimte voor het laden of lossen van goederen, moet in deze behoefte in voldoende mate zijn voorzien aan, in of onder dat gebouw, dan wel op of onder het bijbehorend bouwperceel. c. Gerealiseerde voorzieningen als bedoeld in sub a en b, dienen na de realisering in stand te worden gehouden. d. Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van het bepaalde in sub a en b: 1. indien het voldoen aan die bepalingen door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit; of 2. voor zover op andere wijze in de nodige parkeer- of stallingruimte, dan wel laad- of losruimte wordt voorzien.

bestemmingsplan "Drouwenermond, Zuiderdiep 30" (vastgesteld) 59

bestemmingsplan "Drouwenermond, Zuiderdiep 30" (vastgesteld) 60

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 9 Overgangsrecht 9.1 Overgangsrecht bouwwerken

a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot, 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd; 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan. b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van sublid a. een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het sublid a. met maximaal 10 %. c. Sublid a. is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan. 9.2 Overgangsrecht gebruik

a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet. b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het sublid a., te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind. c. Indien het gebruik, bedoeld in sublid a., na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten. d. Sublid a. is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

bestemmingsplan "Drouwenermond, Zuiderdiep 30" (vastgesteld) 61

Artikel 10 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan "Drouwenermond, Zuiderdiep 30".

april 2019.

bestemmingsplan "Drouwenermond, Zuiderdiep 30" (vastgesteld) 62

Bijlagen bij regels

bestemmingsplan "Drouwenermond, Zuiderdiep 30" (vastgesteld) 63

bestemmingsplan "Drouwenermond, Zuiderdiep 30" (vastgesteld) 64

Bijlage 1 Erfinrichtingsschets

bestemmingsplan "Drouwenermond, Zuiderdiep 30" (vastgesteld) 65

bestemmingsplan "Drouwenermond, Zuiderdiep 30" (vastgesteld) 66

Landschappelijke inpassing erf Roelof Jan Wollerich, Zuiderdiep 30 te Drouwenermond november 2018

Bestaande situatie

Nieuwbouw woning in stijl van de veenontginningen met daarachter de Zicht op huidig bedrijfsgebouw en achtergelegen openheid vanaf het Zicht op het open landschap langs bedrijfsgebouw richting zuiden vanaf Zicht op het open landschap richting oosten vanaf het achtererf gezien. bedrijfsgebouwen. Zuiderdiep gezien. De bestaande erfbeplanting bestaat uit wilg en eik. het achtererf gezien. Themakaarten

zicht op beperkt zicht op voor bedrijfsgebouw geplande nieuwbouw bouwvlak achter

zicht op geplande erfgrens / nieuwbouw bouwblok beoogd volume nieuwbouw vanuit landschap matig zicht op geplande nieuwbouw Uitgangssituatie Landschapsstructuren Voor versus achter Zicht op het erf

Uitgangssituatie (foto Google Earth) met daarop aangegeven het beoogde Het erf ligt in een oorspronkelijke veenontginning en heeft daar ook de Van oudsher maar ook nu nog is een denkbeeldige lijn te trekken tussen De zichtbaarheid van de (geplande) nieuwbouw is niet overal even groot; bouwvlak, in totaal 1.5 hectare, en schematische weergave nieuwbouw. kenmerken van: orthogonale structuren in de vorm van wegen, watergan- voorerf en achtererf, beide met hun eigen functies en bijbehorende hierop wordt de positie en dichtheid van de nieuwe beplanting afge- De nokrichting van de nieuwbouw zal haaks dan wel parallel op de erf- gen, en nieuwbouw die refereert aan de oorspronkelijke bouwstijl in deze beplantingen: decoratief versus functioneel. Beplanting op het achtererf stemd. Vanuit het zuiden gezien is er door de grote afstand tot de weg grens komen te staan. omgeving. Weg- en erfbeplantingen contrasteren met de achtergelegen ontbreekt vooralsnog. (ongeveer 1200 meter) weinig zichtbaar van het erf. openheid.

boomgroep

boomgroep bestaande solitaire bomen water- bomen voerende duiker

singel uit berk, met onderbegroeiing bestaande watergang van voor waterberging, hazelaar, mogelijk iets te Gelderse roos, verharding verbreden. hulst

Voorgestelde beplantingen Verhardingen Water

Aan de voorzijde van het erf is ruimte voor boomgroepen en solitairen die Een groot deel van het erf zal uiteindelijk verhard worden met het oog op De bestaande watergang kan benut worden voor extra waterberging. Doorsnede en aanzicht van de beplanting rond de geplande nieuwbouw: het zicht op het achtererf ten dele ontnemen, en de woning aankleden. de geplande bedrijfsactiviteiten. Eventueel kan deze in zuidelijke richting iets verbreed worden; door de een bomenrij uit berk (Betula pubescens) met daaronder een dubbele rij Een singel uit berk met onderbegroeiing aan de zuidwestzijde breekt het jaren heen is deze smaller geworden. struikvormers (hazelaar, hulst, Gelderse roos), afwisselend geplant. zicht op het achtererf. Ter hoogte van de woning ligt er in de watergang een duiker i.v.m. woon- Uitgangsmaat berk: minimaal S 14-16, 27 stuks bestemming (veiligheid i.v.m. kleine kinderen). Uitgangsmaat struiken: 80 - 100 cm, 135 totaal, 45 per soort. Plankaart inpassing Uitgangsmaat solitaire bomen voorerf: S 18-20 De insteek van deze inpassing bestaat niet alleen uit het omplanten van de geplande nieuwbouw, maar vooral Tegelijkertijd wordt daarmee het beeld van een woning van formaat en met karakter, met bijbehorende beplan- ook uit het zodanig beplanten van het voorerf dat het aanzicht van het achtererf verzacht wordt. tingen, versterkt. Plangebied De beplantingPlangrens is er niet op gericht de nieuwbouw geheel aan het zicht te onttrekken; in een agrarische omgeving horenEnkelbestemmingen bedrijfsgebouwen bij het landschapsbeeld. De kleurstelling en materialisering van de nieuwbouw hebben een groteA invloedAgrarisch op de mate waarin de nieuwbouw teveel aandacht naar zich toe zal trekken of juist op de ach-

tergrondWA blijftWater in dit open en grootschalige landschap. boomgroep passend bij woning / voorerf ReferentiesDubbelbestemmingen voorgestelde beplantingen achtererf WR-A3 Waarde - Archeologie 3

Bouwvlakken

bouwvlak .

boomgroep passend bij solitaire bomen op over- woning / voorerf WA gang voorerf / achtererf

bestaande bomen

A Berk hazelaar Gelderse roos hulst De voorgestelde singel uit berk met een onderbegroeiing van hazelaar, Gelderse roos en hulst.

WR-A3 singel uit berk met onderbegroeiing van hazelaar, Gelderse roos, hulst Referenties voorgestelde beplantingen voorerf

bestaande watergang als wateropvang, eventueel iets te verbreden richting zuiden. WA voorgestelde nieuwbouw

Zuiderdiep

Gemeente Borger-Odoorn 'Bestemmingsplan Zuiderdiep 30, Drouwenermond'

12 april 2018

1.50 m concept 5.00 m 1:1000 N374 NL.IMRO.1681.0000000-0001 - Linde Andor Keur (kc) Tulpenboom 1/1 Locatie 1.50 m 9.00 m Op het voorerf kunnen - zoals oorspronkelijk gebruikelijk was in deze streek - bomen met een imposante kroon / sierwaarde toegepast worden zoals BGT 12-04-2018 bijvoorbeeld de linde en de Chinese tulpenboom.

12-4-2018 J:\617\155\70\3 Projectresultaat\Borger-Odoorn - Zuiderdiep 30 Drouwermond\dwgRO-BP-Zuiderdiep 30-01.dwg

Bijlage 2 Lijst van nevenactiviteiten

bestemmingsplan "Drouwenermond, Zuiderdiep 30" (vastgesteld) 67

bestemmingsplan "Drouwenermond, Zuiderdiep 30" (vastgesteld) 68

Indicatieve lijst van ondergeschikte nevenactiviteiten bij agrarische b e d r i j v e n Dagrecreatie en educatie Bezoekers- en cursuscentrum Atelier, museum, galerie en kunsthandel Speeltuin Kinderboerderij Verhuur van fietsen, kano’s en daarmee vergelijkbare kleinschalige recreatieproducten Sport en spel, zoals boerengolf Zorgactiviteiten Kinderopvang Zorgboerderij Stalling en opslag Bedrijfsmatige stalling en/of opslag van vaartuigen of kampeermiddelen; Detailhandel Detailhandel overwegend in ter plaatse voortgebrachte of streekeigen producten tot een oppervlakte van ten hoogste 60 m2 Horeca Horeca ten dienste van extensieve recreatie, zoals een theeschenkerij of een ijs/snackverkooppunt