Bestemmingsplan Buitengebied Borger, Lemenweg 13 te

Vastgesteld

Opdrachtgever: Rapportnummer: RB 10.033 Datum vrijgave: Mei 2014 Opsteller: Dhr. M. Beek Goedkeuring: Dhr. H. de Roo

Gemeente Borger- Blad 2 van 28 Bestemmingsplan Buitengebied Borger Mei 2014 Lemenweg 13 Drouwen Versie 01

Inhoudsopgave

...... 1 1 AANLEIDING ...... 4 1.1 Inleiding ...... 4 1.2 Planologisch kader ...... 4 1.3 Doel ...... 5 1.4 Verantwoording ...... 5 1.5 Leeswijzer ...... 6 2 PLANBESCHRIJVING ...... 7 2.1 Huidige situatie ...... 7 2.2 Historie van de pensionstalling ...... 7 3 BELEIDSKADER ...... 9 3.1 Rijksbeleid ...... 9 3.1.1 Ruimtelijk - Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte ...... 9 3.2 Provinciaal beleid ...... 11 3.2.1 Omgevingsvisie ...... 11 3.3 Gemeentelijk beleid ...... 12 3.3.1 Toekomstvisie Borger-Odoorn ...... 12 3.3.2 Structuurvisie Borger-Odoorn ...... 12 4 OMGEVINGSFACTOREN ...... 14 4.1 Archeologie ...... 14 4.1.1 Aanleiding en doel ...... 14 4.1.2 Doorwerking naar het plan ...... 14 4.2 Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) ...... 15 4.2.1 Aanleiding en doel ...... 15 4.2.2 Doorwerking naar het plan ...... 15 4.3 Bodem ...... 16 4.3.1 Aanleiding en doel ...... 16 4.3.2 Doorwerking naar het plan ...... 16 4.4 Flora en Fauna ...... 17 4.4.1 Aanleiding en doel ...... 17 4.4.2 Doorwerking naar het plan ...... 17 4.5 Geluid ...... 18 4.5.1 Aanleiding en doel ...... 18 4.5.2 Doorwerking naar het plan ...... 19 4.6 Luchtkwaliteit ...... 19 4.6.1 Aanleiding en doel ...... 19 4.6.2 Doorwerking naar het plan ...... 20 4.7 M.E.R.-beoordeling ...... 20 4.7.1 Aanleiding en doel ...... 20 4.7.2 Doorwerking naar het plan ...... 20 4.8 Milieu(hinder) ...... 20 4.8.1 Aanleiding en doel ...... 20 4.8.2 Doorwerking naar het plan ...... 21 4.9 Verkeer en vervoer ...... 22 4.10 Watertoets ...... 23 4.10.1 Aanleiding en doel ...... 23 4.10.2 Doorwerking naar het plan ...... 23

NL.IMRO.1681.00BP0027-VG01 Toelichting

Gemeente Borger-Odoorn Blad 3 van 28 Bestemmingsplan Buitengebied Borger Mei 2014 Lemenweg 13 Drouwen Versie 01

5 ECONOMISCHE UITVOERBAARHEID ...... 24 6 OVERLEG EN INSPRAAK ...... 25 7 JURIDISCHE VORMGEVING ...... 26 7.1 Algemeen ...... 26 7.2 Toelichting op de bestemming...... 26 8 REGELS ...... 27

NL.IMRO.1681.00BP0027-VG01 Toelichting

Gemeente Borger-Odoorn Blad 4 van 28 Bestemmingsplan Buitengebied Borger Mei 2014 Lemenweg 13 Drouwen Versie 01

1 Aanleiding

Voorliggend bestemmingsplan is bedoeld om het juridisch kader te bieden voor het kunnen uitvoeren van een ruimtelijke initiatief. Tevens biedt voorliggend bestemmingsplan de onderbouwing van waarom het gewenste ruimtelijk initiatief inpasbaar is op de door initiatiefnemer gewenste locatie.

1.1 Inleiding

Op het perceel Lemenweg 13 te Drouwen bevindt zich een gemengd agrarisch bedrijf in de vorm van een melk- en fokvee en akkerbouwbedrijf. In één van de agrarische bedrijfsgebouwen wordt een 9-tal paarden gehouden, 3 van de eigenaar zelf en gemiddeld genomen 6 paarden van derden, hetgeen te scharen is onder de noemer van ‘pensionstalling’. De hiertoe gebruikte oppervlakte aan stallen bedraagt circa 50 m2. Tevens is bij het bedrijf een paardenbak gerealiseerd en is een aantal sleufsilo’s aangelegd aan de noordwestzijde van het bedrijf.

1.2 Planologisch kader

Het perceel Lemenweg 13 te Drouwen is planologisch gezien vastgelegd in de op 13 juni 2013 vastgestelde Beheersverordening Buitengebied. Binnen deze beheersverordening is het perceel bestemd als ‘Agrarisch bedrijf’. Onderstaand een weergave daarvan.

Op basis van de bij deze bestemming behorende regels is een dergelijke vorm van pensionstalling niet toegestaan, omdat dit niet is aan te merken als een agrarische bedrijfsactiviteit. Om deze kleinschalige en ondergeschikte vorm van pensionstalling toe te staan binnen een bestaande stal op het bedrijf is het noodzakelijk dat een aanvullende aanduiding ‘paardenhouderij’ wordt toegevoegd aan dit bedrijfsgebouw.

Ook de aanwezige sleufsilo’s die buiten de denkbeeldige vierhoek zijn gerealiseerd als de gerealiseerde paardenbak passen niet binnen het planologisch kader.

Hieronder een overzicht van de locatie Lemwenweg 13 te Drouwen, het gebouw waar de stalling van paarden in plaatsvindt bevindt zich in het oranje omkaderde bedrijfsgebouw.

NL.IMRO.1681.00BP0027-VG01 Toelichting

Gemeente Borger-Odoorn Blad 5 van 28 Bestemmingsplan Buitengebied Borger Mei 2014 Lemenweg 13 Drouwen Versie 01

Bron : Google earth.

Via voorliggend bestemmingsplan zijn de bestaande en aanwezige sluifsilo’s op de bestemmingsplanverbeelding nader aangeduid als silo’s. In dit bestemmingsplan is hier geen bouwblok geprojecteerd, zodat hier ook geen bedrijfsgebouwen kunnen komen. Alleen de silo’s zijn hier dus toegestaan. Op deze wijze wordt voorkomen dat bedrijfsgebouwen achter de woning Lemenweg 11 gebouwd kunnen worden.

De paardenbak is geprojecteerd aan de oostzijde van het bedrijf. Deze paardenbak wordt gebruikt voor zowel de eigen paarden als ook de paarden die vanuit de pensionstalling gehouden worden. Op de verbeelding is deze paardenbak buiten het bouwvlak gelaten en voorzien van een nadere aanduiding ‘paardenbak / paardenhouderij’ zodat deze gebruikt kan worden voor de aanwezige paarden.

Vanuit ruimtelijk oogpunt bezien is op deze wijze gegarandeerd dat er geen gebouwen achter de woning nummer 11 worden gebouwd. De paardenbak bevindt zich aan de oostzijde van het perceel Lemenweg 13. Vanuit landschappelijk oogpunt zijn er voor de gemeente geen beletselen om op deze wijze de inrichting van de silo’s en de paardenbak op te nemen in het bestemmingsplan.

1.3 Doel

In deze partiële herziening wordt ingegaan op de (ruimtelijke) gevolgen van de voorgenomen ontwikkeling van het betreffende gebied. De realisatie van de plannen met de bouwwerken moet passen binnen deze visie.

1.4 Verantwoording

Bij het opstellen van voorliggend bestemmingsplan is gebruik gemaakt van diverse (beleids)documenten en websites. Sommige (beleids)documenten en beeldbeschrijvende documenten zijn in voorkomende gevallen integraal overgenomen

NL.IMRO.1681.00BP0027-VG01 Toelichting

Gemeente Borger-Odoorn Blad 6 van 28 Bestemmingsplan Buitengebied Borger Mei 2014 Lemenweg 13 Drouwen Versie 01

om de inhoud zoveel mogelijk te waarborgen. Daar waar bronnen zijn gebruikt is dat in de tekst weergegeven.

1.5 Leeswijzer

Na dit inleidende hoofdstuk wordt in hoofdstuk 2 een uitgebreidere weergave gegeven van het plan mede in relatie tot het vigerende ruimtelijk beleid. In Hoofdstuk 3 komen de verschillende relevante beleidsstukken voorbij die van toepassing zijn op het plan en uitgewerkt op Rijksniveau, provinciaal niveau en gemeentelijk niveau. Hoofdstuk 4 geeft de invloed weer van het plan tot de verschillende omgevingsaspecten. In hoofdstuk 5 staat de economische uitvoerbaarheid centraal. Hoofdstuk 6 doet verslag van de inspraak- en overlegreacties, waarna hoofdstuk 7 ingaat op de juridische vertaling van het plan en vervolgens volgen in hoofdstuk 8 de regels.

NL.IMRO.1681.00BP0027-VG01 Toelichting

Gemeente Borger-Odoorn Blad 7 van 28 Bestemmingsplan Buitengebied Borger Mei 2014 Lemenweg 13 Drouwen Versie 01

2 Planbeschrijving

2.1 Huidige situatie

Het perceel Lemenweg 13 te Drouwen ligt in de gemeente Borger-Odoorn in het zuidoostelijk deel van Drenthe en ligt op de hoger gelegen Hondsrug.

Nederland, Drenthe, Borger-Odoorn en Drouwen in één oogopslag.

Het perceel bevindt zich op een afstand van circa 1,5 kilometer ten oosten van de kern Drouwen en ligt aan de Lemenweg, die richting het oosten overgaat in de Drouwenerstraat en zodoende de verbinding vormt tussen Drouwen en . Direct ten noorden van het perceel bevindt zich het Drouwenerzand, een natuurgebied in het kader van Natura 2000. Ten zuiden van het perceel bevindt zich het buurtschap . Het perceel ligt op het overgangsgebied van de Hondsrug naar het veenkoloniale gebied.

2.2 Historie van de pensionstalling

De eigenaren van het bedrijf rijden al jaren paard. De paarden stonden met het jongvee van het toen nog in werking zijnde melkveebedrijf op stal. Na het stoppen met het melkvee kwam een deel van dat gebouw vrij. Voor het agrarische bedrijf was, na omschakeling op jongveeopfok, deze ruimte niet langer nodig. Dus was de vraag wat te

NL.IMRO.1681.00BP0027-VG01 Toelichting

Gemeente Borger-Odoorn Blad 8 van 28 Bestemmingsplan Buitengebied Borger Mei 2014 Lemenweg 13 Drouwen Versie 01

doen met de vrijkomende ruimte. Het lag voor de hand, de eigen paarden stonden er nog, om daar meer paarden te stallen. De andere bedrijfsgebouwen zijn geschikter voor de opfok van jongvee en voor het akkerbouwbedrijf.

Inpandig zijn daarop enkele paardenboxen bijgeplaatst. Drie plaatsen zijn voor de eigen paarden en de overige zes voor pensionpaarden. Grofweg wordt zo’n 45 m2 gebruikt voor de boxen van de pension-paarden.

De werkzaamheden voor de paarden zijn verdeeld tussen de eigenaren en de eigenaren van de paarden. Het voeren, het dagelijks weiden van de paarden en het toezichthouden wordt uitgevoerd door de eigenaren van het bedrijf. Het uitmesten van de boxen en de verdere verzorging wordt gedaan door de paardeneigenaars. Uiteraard worden de paarden door de eigenaars bereden; zowel in de buitenbak of voor een buitenrit in de omgeving van het bedrijf. De meeste eigenaars komen om te berijden 1 à 2 keer per week. Hieronder de tekening van het bedrijfsgebouw waarin de paarden gestald staan, deze ligt binnen de blauwe cirkel.

NL.IMRO.1681.00BP0027-VG01 Toelichting

Gemeente Borger-Odoorn Blad 9 van 28 Bestemmingsplan Buitengebied Borger Mei 2014 Lemenweg 13 Drouwen Versie 01

3 Beleidskader

Wat is beleid. Beleid is het stellen van doelen, middelen en een tijdpad in onderlinge samenhang. Liefst zijn plaats en tijd omschreven. Onder beleid wordt dus verstaan het aangeven van de richting en de middelen waarmee men gestelde organisatiedoelen wil gaan realiseren.

Binnen het ruimtelijk werkveld is door de verschillende overheidslagen veel beleid opgesteld. Middels dit beleid is getracht richting te geven aan de inrichting en het beheer van de openbare ruimte.

De ruimtelijke ordening in Nederland bevat top-down maar ook steeds meer bottum-up elementen. Door de decennia heen is de visie op de ruimtelijke ordening aan verandering onderhevig geweest. Op rijksniveau is de omslag naar de ontwikkelingsplanologie goed zichtbaar wanneer de Nota Ruimte (VROM, 2006) en de Vierde Nota Ruimtelijke ordening worden vergeleken. Niet langer bepaalt de overheid wat wel of niet kan (toelatingsplanologie), steeds meer geven overheid en derden ruimtelijke ontwikkelingen samen vorm. Vanuit deze filosofie wordt in dit hoofdstuk het overheidsbeleid in beeld gebracht.

Getoetst wordt of het plan past binnen het vigerende planologisch kader en binnen het ruimtelijk beleid van de verschillende overheidslagen. In dit hoofdstuk staat een overzicht van het van toepassing zijnde beleid in relatie tot de gewenste ontwikkelingen van de initiatiefnemer.

3.1 Rijksbeleid

3.1.1 Ruimtelijk - Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) is op 22 november 2011 onder aanvaarding van een aantal moties door de Tweede Kamer aangenomen en 13 maart 2012 vastgesteld. Onderdeel van deze structuurvisie is het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro).

Met de structuurvisie kiest het rijk voor een selectievere inzet van rijksbeleid op slechts 13 nationale belangen. Voor deze belangen is het Rijk verantwoordelijk en wil het resultaten boeken. Buiten deze 13 belangen hebben decentrale overheden beleidsvrijheid. Hieronder zijn de 13 nationale belangen weergegeven.

De structuurvisie bepaalt de ambities voor Nederland in 2040. Deze hebben betrekking op de concurrentiekracht, bereikbaarheid, en leefbaarheid en veiligheid van/in Nederland. Voor deze 3 rijksdoelen worden 13 onderwerpen van nationaal belang genoemd. Hiermee geeft het Rijk aan waarvoor zij verantwoordelijk is en waarop het resultaat wil boeken. De benoemde nationale belangen zijn:

1. Een excellent en internationaal bereikbaar vestigingsklimaat in de stedelijke regio’s met een concentratie van topsectoren; 2. Ruimte voor het hoofdnetwerk voor (duurzame) energievoorziening en de energietransitie; 3. Ruimte voor het hoofdnetwerk voor vervoer van (gevaarlijke) stoffen via buisleidingen;

NL.IMRO.1681.00BP0027-VG01 Toelichting

Gemeente Borger-Odoorn Blad 10 van 28 Bestemmingsplan Buitengebied Borger Mei 2014 Lemenweg 13 Drouwen Versie 01

4. Efficiënt gebruik van de ondergrond; 5. Een robuust hoofdnetwerk van weg, spoor en vaarwegen rondom en tussen de belangrijkste stedelijke regio’s inclusief de achterlandverbindingen; 6. Betere benutting van de capaciteit van het bestaande mobiliteitssysteem van weg, spoor en vaarwegen; 7. Het instandhouden van de hoofdnetwerken van weg, spoor en vaarwegen om het functioneren van de netwerken te waarborgen; 8. Verbeteren van de milieukwaliteit (lucht, bodem, water) en bescherming tegen geluidsoverlast en externe veiligheidsrisico’s; 9. Ruimte voor waterveiligheid, een duurzame zoetwatervoorziening en klimaatbestendige stedelijke (her)ontwikkeling; 10. Ruimte voor behoud en versterking van (inter)nationale unieke cultuurhistorische en natuurlijke kwaliteiten; 11. Ruimte voor een nationaal netwerk van natuur voor het overleven en ontwikkelen van flora- en faunasoorten; 12. Ruimte voor militaire terreinen en activiteiten; 13. Zorgvuldige afwegingen en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke plannen.

De structuurvisie geeft een totaalbeeld van het ruimtelijk- en mobiliteitsbeleid op rijksniveau en is de 'kapstok' voor bestaand en nieuw rijksbeleid met ruimtelijke consequenties. De SVIR vervangt de Nota Ruimte, de Structuurvisie Randstad 2040, de Nota Mobiliteit, de MobiliteitsAanpak en de Structuurvisie voor de Snelwegomgeving. Tevens vervangt het de ruimtelijke doelen en uitspraken in de volgende documenten: PKB Tweede structuurschema Militaire terreinen, de agenda landschap, de agenda Vitaal Platteland en Pieken in de Delta.

Delen van de structuurvisie die de nationale ruimtelijke belangen borgen en die juridische doorwerking behoeven, zijn uitgewerkt in een algemene maatregel van bestuur, de Amvb Ruimte (Barro).

Het Rijk gaat er vanuit dat de nationale ruimtelijke belangen die via wet- en regelgeving opgedragen worden aan de andere overheden goed door hen worden behartigd. Het nieuwe Rijkstoezicht in de ruimtelijke ordening richt zich op het toezicht achteraf. Wanneer rijksdoelen en nationale belangen raken aan regionale opgaven, vraagt dit om heldere taakverdeling en samenwerkingsafspraken tussen de betrokken overheden. Waar het Barro bepalingen bevat gericht op gemeentelijke bestemmingsplannen gaat het Rijk er vanuit dat deze doorwerking krijgen. Het Rijk zal tijdens het opstellen en vaststellen van bestemmingsplannen dan ook niet toetsen op een correcte doorwerking van nationale belangen. Daarnaast blijft het Rijk opkomen voor zijn directe belangen bij gemeentelijke en provinciale plannen vanuit de rol van weg- en waterbeheerder (Rijkswaterstaat), eigenaar van defensieterreinen (ministerie van Defensie) en voor projecten in het kader van de rijkscoördinatieregeling rond rijksinpassingsplannen op het terrein van de energie-infrastructuur (het ministerie van EL&I).

Voor Drouwen zijn in de SVIR geen onderwerpen opgenomen die aangemerkt worden als nationaal belang waarmee rekening gehouden dient te worden.

NL.IMRO.1681.00BP0027-VG01 Toelichting

Gemeente Borger-Odoorn Blad 11 van 28 Bestemmingsplan Buitengebied Borger Mei 2014 Lemenweg 13 Drouwen Versie 01

3.2 Provinciaal beleid

3.2.1 Omgevingsvisie Drenthe

Op 2 juni 2010 is de Omgevingsvisie Drenthe vastgesteld. De Omgevingsvisie is hét strategische kader voor de ruimtelijk-economische ontwikkeling van Drenthe. De visie formuleert de belangen, ambities, rollen, verantwoordelijkheden en sturing van de provincie in het ruimtelijke domein. In de Omgevingsvisie zijn vier wettelijk voorgeschreven provinciale planvormen samengenomen:  de provinciale structuurvisie op grond van de Wro;  het provinciaal milieubeleidsplan op grond van de Wet milieubeheer (Wm);  het regionaal waterplan op grond van de waterwetgeving;  het Provinciaal Verkeers- en Vervoersplan op grond van de Planwet verkeer en vervoer.

De Omgevingsvisie beschrijft de ruimtelijk-economische ontwikkeling van Drenthe voor de periode tot 2020, met in sommige gevallen een doorkijk naar de periode daarna. Hieronder volgend de relevante delen uit de Omgevingsvisie die relevant zijn op voorliggend ruimtelijk initiatief.

Vitaal platteland In het verleden had het platteland vooral een productiefunctie voor voedsel. Tegenwoordig krijgt het steeds meer andere economische functies. Hoewel de landbouw nog steeds een belangrijke pijler van de plattelandseconomie is, wordt het ‘medegebruik’ van het platteland door de gehele samenleving groter. Voorbeelden zijn toerisme en recreatie, educatie, genieten van natuur, ruimte en stilte en authentieke voedingsproducten.

Op deze manier wordt het platteland als het ware een producent van belevenissen. Ten slotte heeft het platteland zich in de loop der jaren ook bewezen als (innovatieve) kraamkamer voor het MKB en kunst en cultuur.

Om het platteland vitaal te houden, zet de provincie, naast de focus op een robuuste landbouw, in op het versterken en verbreden van niet-agrarische economische activiteiten. Het groene karakter van Drenthe met haar natuurlijke, cultuurhistorische en landschappelijke diversiteit biedt immers uitstekende potenties voor toeristisch- recreatieve ontwikkelingen en activiteiten in de sfeer van gezondheid, wellness en leisure. Daarnaast biedt de provincie ruimte aan kleinschalige en lokaal georiënteerde activiteiten op het gebied van nijverheid en dienstverlening.

Versterken van de sociaal-economische vitaliteit van de plattelandseconomie De aanwezigheid van het MKB op het platteland levert een belangrijke bijdrage aan de sociaal-economische vitaliteit op het platteland. Ons streven naar concentratie van bedrijvigheid in de steden wil dan ook niet zeggen dat daarmee geen ruimte wordt geboden aan bedrijvigheid op het platteland. In beginsel wordt daarbij vooral ruimte geboden aan bedrijven uit sectoren landbouw, recreatie&toerisme en het kleinschalig MKB.

Het toestaan van een ondergeschikte, semi-recreatieve functie van een pensionstalling bij een actief agrarisch bedrijf is in overeenstemming met het provinciaal beleid.

NL.IMRO.1681.00BP0027-VG01 Toelichting

Gemeente Borger-Odoorn Blad 12 van 28 Bestemmingsplan Buitengebied Borger Mei 2014 Lemenweg 13 Drouwen Versie 01

3.3 Gemeentelijk beleid

3.3.1 Toekomstvisie Borger-Odoorn

In november 2009 heeft de gemeenteraad van de gemeente Borger-Odoorn de Toekomstvisie Borger-Odoorn, ‘hoe verder je kijkt, hoe meer je ziet’ vastgesteld. De reden om deze visie opgesteld te hebben is de volgende:

‘De gemeente Borger-Odoorn heeft behoefte aan een toekomstvisie waarin de gemeente haar ambities voor de komende jaren formuleert. Een toekomstvisie waarin de gemeente haar wensen en belangen in beeld brengt voor de lange termijn. Een toekomstvisie die richting geeft aan de toekomstige gewenste ontwikkeling van de gemeente, de afzonderlijke kernen en het buitengebied. Vanuit deze visie kunnen vervolgens op zorgvuldige wijze onderbouwde keuzes gemaakt worden ten aanzien van ontwikkelingen op het gebied van bijvoorbeeld wonen, werken, voorzieningen, toerisme en natuur’.Bron : www.borger-odoorn.nl

Op basis van de Toekomstvisie ligt het gebied op het Zand. Over de landbouw staat het volgende genoemd, eerst in algemene zin, vervolgens toegespitst op het Zand.

Het boerenbedrijf wordt steeds zakelijker, kleinschalige landbouw komt steeds meer onder druk te staan door de concurrentie met de lagelonenlanden. Deze ontwikkeling is in de gemeente Borger-Odoorn ook merkbaar, sinds 2000 is 22% van de boeren gestopt met het agrarische bedrijf. Opvallend is echter wel dat het arsenaal cultuurgrond slechts met 3% is afgenomen. Dit betekent dat de agrarische bedrijven die er zijn, groter zijn geworden. Deze trend van schaalvergroting zal naar verwachting doorzetten. Aan deze ontwikkeling zal ruimte geboden moeten worden om agrarische bedrijven niet op slot te zetten. De kwaliteit van leven van de plattelandsbevolking is echter ook belangrijk. Deze wordt gewaarborgd door de steeds strengere milieueisen ten aanzien van geluids- en stankoverlast.

Op het Zand is er minder ruimte voor schaalvergroting. Om het karakteristieke landschap te behouden is de landbouw van groot belang. De (kleinschalige) landbouw zal verder onder druk komen te staan door de concurrentie waardoor het aantal agrarische bedrijven zal afnemen en de kans bestaat dat het landschap steeds meer een monotoon en grootschalig karakter krijgt. Met name voor het Zand binnen de gemeente zorgt de kleinschalige landbouw tezamen met het bos voor de kenmerkende identiteit en kwaliteit van dit gebied. Door op het Zand de verbreding van landbouwbedrijven te stimuleren, waarbij mogelijkheden worden geboden voor het uitoefenen van verschillende functies, kan de kleinschaligheid in dit gebied worden bewaard. Ook agrarisch natuurbeheer kan hier een verbreding zijn van de sector.

3.3.2 Structuurvisie Borger-Odoorn

Aanleiding De Wet ruimtelijke ordening (Wro) verplicht gemeenten om voor hun grondgebied een structuurvisie vast te stellen. Op grond van artikel 2.1 van de Wro bevat de structuurvisie de hoofdlijnen van de voorgenomen ontwikkeling van het gebied en de hoofdzaken van het door de gemeente te voeren ruimtelijk beleid. De structuurvisie gaat

NL.IMRO.1681.00BP0027-VG01 Toelichting

Gemeente Borger-Odoorn Blad 13 van 28 Bestemmingsplan Buitengebied Borger Mei 2014 Lemenweg 13 Drouwen Versie 01

tevens in op de wijze waarop de Raad zich voorstelt de voorgenomen ontwikkeling te realiseren. Met de komst van de Wro wordt invulling geven aan het motto “decentraal wat kan en centraal wat moet”. De rol van de provincie op het gebied van ruimtelijke ordening verschuift van controlerend naar kaderstellend. Dit betekent dat het voor gemeenten belangrijk is om in beeld te brengen wat de lokale gemeentelijke belangen zijn ten opzichte van de provinciale belangen. Bovenstaande is aanleiding geweest voor de gemeente Borger-Odoorn om in overeenstemming met de Wro de eerder beschreven toekomstvisie te vertalen naar een concrete structuurvisie.

Doel De structuurvisie geeft de strategische ruimtelijke visie op de ontwikkeling van het grondgebied van de gemeente Borger-Odoorn voor de komende 10 jaar. Deze visie brengt de gemeentelijke ruimtelijke belangen in beeld aan de hand van de ruimtelijk relevante thema’s en trends. De structuurvisie geeft richting aan ruimtelijke ontwikkelingen en initiatieven van overheid, organisaties en marktpartijen. De structuurvisie Borger-Odoorn is inmiddels vastgesteld. Op basis van de Structuurvisie ligt het in een gebied ‘Agrarische functie met aandacht voor landschappelijke en natuurlijke waarden’. Het betreft hier een inpandig paardenpension zonder fysieke aantasting van gebouwen, dus geen invloed op landschappelijke en natuurlijke waarden.

Voor landbouw geldt verder het volgende indien deze op het Zand zijn gesitueerd, zoals aan de orde bij de Lemenweg 13.

Verbreding Op het zand zorgt het kleinschalige coulissenlandschap met een afwisseling van landbouw en natuur voor de kenmerkende identiteit en kwaliteit van dit gebied. Door op het zand de verbreding van landbouwbedrijven te stimuleren, waarbij mogelijkheden worden geboden voor het uitoefenen van verschillende functies, kan de kleinschaligheid en afwisseling in dit gebied worden bewaard. Ook agrarisch natuurbeheer kan hier een verbreding zijn van de sector. De gebieden waar de functie landbouw in nauwe samenhang met landschap en natuur functioneert zijn aangeduid met ‘agrarische functie met aandacht voor landschappelijke en natuurlijke waarden.’ Het toevoegen van een extra tak (pensionstalling) bij een agrarisch bedrijf is in overeenstemming met de structuurvisie.

NL.IMRO.1681.00BP0027-VG01 Toelichting

Gemeente Borger-Odoorn Blad 14 van 28 Bestemmingsplan Buitengebied Borger Mei 2014 Lemenweg 13 Drouwen Versie 01

4 Omgevingsfactoren

Ruimtelijke plannen kunnen van invloed zijn op de omgeving. Anderzijds kan ook de zichtbare en soms niet zichtbare omgeving van invloed zijn op de uitvoerbaarheid van de voorgenomen plannen. In dit hoofdstuk worden de omgevingsfactoren beschreven. Daarnaast wordt per omgevingsfactor beoordeeld wat de invloed op het plan kan zijn.

4.1 Archeologie

4.1.1 Aanleiding en doel

De toenemende bedreiging van het archeologische erfgoed in heel Europa, niet alleen door natuurlijke processen of ondeskundig gebruik van het bodemarchief, maar ook door ontwikkelingen in de ruimtelijke ordening, gaf aanleiding voor het in 1992 door de Europese lidstaten ondertekende Verdrag van Valletta. Dit verdrag wordt ook wel het Verdrag van Malta genoemd.

Doel van het archeologisch (voor)onderzoek is het waar nodig beschermen van archeologische waarden en het streven naar behoud van de waarden in de bodem (in situ). De essentie van het archeologisch (voor)onderzoek is het verkrijgen van gegevens over de archeologische resten in de bodem teneinde in een vroeg stadium een goede afweging te kunnen maken van alle bij een ruimtelijk besluit betrokken belangen. (bron: www.rijksoverheid.nl)

4.1.2 Doorwerking naar het plan

Op basis van de door de gemeenteraad vastgestelde archeologische beleidskaart ligt het perceel Lemenweg 13 in een gebied met op basis van archeologie hoge of middelhoge verwachtingswaarde.

Voor dergelijke gebieden geldt een onderzoeksplicht bij ruimtelijke ingrepen die groter zijn dan 500 m2.

In voorliggend geval is slechts sprake van een (reeds uitgevoerde) inpandige verbouwing/herinrichting tot pensionstalling in een bestaand bedrijfsgebouw. Er zijn of worden geen extra m2 gebouwd ten behoeve van het project. Er hoeft geen nader onderzoek naar archeologie plaats te vinden.

NL.IMRO.1681.00BP0027-VG01 Toelichting

Gemeente Borger-Odoorn Blad 15 van 28 Bestemmingsplan Buitengebied Borger Mei 2014 Lemenweg 13 Drouwen Versie 01

4.2 Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi)

4.2.1 Aanleiding en doel

Bij het transport, de opslag en bij het be- en verwerken in bedrijven van gevaarlijke stoffen, maar ook nabij luchthavens bestaat de kans op ongevallen waarbij slachtoffers vallen die niet bij de activiteit betrokken zijn. Personen die in bedrijven werken worden door de wetgeving rond arbeidsomstandigheden beschermd. Personen die zich buiten (extern) de bedrijfsgrens bevinden worden beschermd door wet- en regelgeving voor externe veiligheid. De vuurwerkramp in Enschede van mei 2000 heeft geresulteerd in een formalisering en deels aanscherping van wet- en regelgeving om het risico van dergelijke ongevallen te beperken.

Het doel van de toets op externe veiligheidsaspecten rond ruimtelijke plannen is na te gaan welke risico’s de voorgenomen ontwikkelingen met zich brengen. Dit om de mogelijkheid te bieden een externe veiligheidssituatie te creëren die voldoet aan de behoeften. Daartoe kan het ruimtelijk initiatief of specifieke wijze worden ingevuld en kunnen eventuele aanvullende maatregelen worden getroffen.

Het externe veiligheidsonderzoek richt zich eerst op het plaatsgebonden risico. Dit geeft een beeld van de ruimtelijke verdeling van de hoogte van de risico’s rond een bron. Vervolgens wordt nagegaan wat de hoogte van het groepsrisico is. Dit geeft inzicht in de aantallen personen die bij een ongeval kunnen worden betrokken. Als er sprake is van groepsrisico, als een ongeval tot meer dan 10 dodelijke slachtoffers kan leiden, moeten risicogegevens worden verzameld, moet een advies over het voorgenomen initiatief aan de regionale brandweer worden gevraagd en is de initiatiefnemer verplicht de veranderingen in het groepsrisico door de nieuwe ruimtelijke ontwikkeling te verantwoorden.(bron : www.rijksoverheid.nl)

4.2.2 Doorwerking naar het plan

Het Besluit richt zich primair op inrichtingen zoals bedoeld in de Wet milieubeheer. In artikel 2, lid 1 van het BEVI staan de inrichtingen genoemd waarop het besluit van toepassing is. Deze inrichtingen brengen risico’s met zich mee voor de in de omgeving aanwezige risicogevoelige objecten. Een pensionstalling wordt niet in het Besluit genoemd als zijnde risico-veroorzakende inrichting.

Daarnaast is het van belang om na te gaan of er andere Bevi-inrichtingen in het plangebied aanwezig zijn die de ruimtelijke ingreep kunnen belemmeren. Hiertoe is een check uitgevoerd op de risicokaart van Drenthe. Dit levert het navolgende beeld op.

NL.IMRO.1681.00BP0027-VG01 Toelichting

Gemeente Borger-Odoorn Blad 16 van 28 Bestemmingsplan Buitengebied Borger Mei 2014 Lemenweg 13 Drouwen Versie 01

Hieruit blijkt dat in de directe nabijheid van het perceel geen risicoveroorzakende inrichtingen en transportleidingen aanwezig die van belemmerende invloed kunnen zijn op het ruimtelijk initiatief.

4.3 Bodem

4.3.1 Aanleiding en doel

De mens gebruikt de bodem op vele manier, voor bijvoorbeeld woningbouw, landbouw, aanleg van wegen en winning van grondstoffen. Om te zorgen dat dit ook in de toekomst mogelijk blijft, is een duurzaam beheer van de bodem belangrijk. Doordat de mens al vele eeuwen gebruik maakt van de bodem heeft hij overal sporen achtergelaten. Deze sporen zijn terug te zien in het landschap en te vinden op en in de bodem. Door bodemsanering worden de ernstige chemische verontreiniging van de bodem aangepakt. Bescherming van de bodem betekent bovendien het voorkomen dat schone grond verontreinigd raakt en het rekening houden met de eigenschappen van de bodem.

Het doel van de bodemtoets bij ruimtelijke plannen is de bescherming van de bodem. Een bodemonderzoek moeten worden uitgevoerd om te kunnen beoordelen of de bodem geschikt is voor de geplande functie en of sprake is van een eventuele saneringsnoodzaak.

Artikel 9 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) bepaalt dat in het bestemmingsplan rekening gehouden moet worden met de bodemkwaliteit ter plaatse. De reden hiervoor is dat eventueel aanwezige bodemverontreiniging van groot belang kan zijn voor de keuze van bepaalde bestemmingen en/of voor de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan. De bodemtoets moet worden uitgevoerd bij het wijzigen of opstellen van een bestemmingsplan (bron: www.rijksoverheid.nl).

4.3.2 Doorwerking naar het plan

De bodemonderzoeksplicht geldt alleen voor bouwwerken waarvoor: - een omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen is vereist; - waarin voortdurend of nagenoeg voortdurend (twee of meer uren per dag) mensen zullen verblijven; - die de grond raken; - waarvan het bestaande gebruik wijzigt (interne verbouwing);

NL.IMRO.1681.00BP0027-VG01 Toelichting

Gemeente Borger-Odoorn Blad 17 van 28 Bestemmingsplan Buitengebied Borger Mei 2014 Lemenweg 13 Drouwen Versie 01

- die niet naar aard en omvang gelijk zijn aan een bouwwerk genoemd in het Besluit bouwwerken; - waarvan geen reeds bruikbare recente onderzoeksresultaten aanwezig zijn; - die geen tijdelijk bouwwerk betreffen waarbij uit het vooronderzoek blijkt dat de locatie onverdacht is.

Hier is sprake van een agrarisch bedrijfsgebouw waar een aantal paarden is gestald, het betreft geen ruimte waarin voortdurend of nagenoeg voortdurend mensen verblijven, zodat er geen noodzaak is tot het uitvoeren van een verkennend bodemonderzoek.

4.4 Flora en Fauna

4.4.1 Aanleiding en doel

Het beschermen, ontwikkelen en beheren van natuurgebieden is niet altijd genoeg om de verscheidenheid aan planten- en diersoorten in stand te houden. Bovendien komen veel soorten ook buiten natuurgebieden voor. De Flora- en Faunawet regelt de bescherming van planten- en diersoorten. De Flora- en Faunawet beschermt soorten, niet individuele planten of dieren, om te voorkomen dat het voortbestaan van de soort in gevaar komt. Alle soorten hebben een eigen rol in het ecosysteem en dragen bij aan de biodiversiteit.

Doelstelling van de Flora- en Faunawet is de bescherming en het behoud van in het wild levende planten- en diersoorten. Het uitgangspunt van de wet is het Nee, tenzij. Dit betekent dat geen schade mag worden gedaan aan beschermde dieren of planten, tenzij dit uitdrukkelijk is toegestaan. Heel vaak gaan activiteiten en de bescherming van soorten prima samen. Soms is het optreden van schade aan beschermde dieren en planten echter onvermijdelijk. In die situaties is het nodig om vooraf te bekijken of hiervoor een vrijstelling geldt, of dat een ontheffing moet worden aangevraagd.

In de Flora- en Faunawet geldt een verbod op activiteiten met een schadelijk effect op beschermde soorten. De wet spreekt niet van (ruimtelijke) plannen. Op basis van de onderzoeksplicht (Wro) en de plicht tot het vaststellen van een uitvoerbaar plan dient bij het maken van bestemmingsplannen beoordeeld te worden of er belemmeringen aanwezig zijn voor verlening van een eventuele ontheffing voor de activiteiten in het plan.

In 2005 is met het gewijzigde Besluit vrijstelling beschermde dier- en platensoorten het beschermingsregime versoepeld. Met deze aangepaste regelgeving is niet meer altijd een ontheffing nodig voor het uitvoeren van werkzaamheden in de openbare ruimte. Voor regulier voorkomende werkzaamheden en ruimtelijke ontwikkelingen geldt nu een vrijstellingsregeling.

4.4.2 Doorwerking naar het plan

De vraag om een natuurtoets komt voort uit de flora- en faunawet. In deze wet wordt voor ruimtelijke ingrepen, inzicht vereist in de aanwezigheid van beschermde planten- en diersoorten. Door middel van internet- en literatuuronderzoek en een veldbezoek kan worden bepaald welke beschermde plant- en diersoorten er in het plangebied voorkomen of eventueel voor kunnen komen en hoe het perceel ligt ten opzichte van waardevolle natuurbeschermingsgebieden en de Ecologische Hoofdstructuur (EHS).

NL.IMRO.1681.00BP0027-VG01 Toelichting

Gemeente Borger-Odoorn Blad 18 van 28 Bestemmingsplan Buitengebied Borger Mei 2014 Lemenweg 13 Drouwen Versie 01

Vanuit een eerste toets via www.synbiosys.alterra.nl blijkt dat zich ten noorden van het perceel een Natura 2000 gebied (in ontwerp) bevindt. Het betreft hier het zogeheten ‘Drouwenerzand’. Hieronder is dit zichtbaar gemaakt, waarbij het ‘Drouwenerzand’ het ingekleurde gebied is binnen de cirkel.

Aangezien er bij voorliggend initiatief slechts sprake is van een interne verbouwing van een bestaand gebouw, waarbij verder niet gesloopt en bijgebouwd en waarbij ‘stalling van vee’ nog steeds de functie is wordt is het uitvoeren van een nadere quickscan naar de flora- en fauna niet noodzakelijk.

4.5 Geluid

4.5.1 Aanleiding en doel

Geluid kan hinderlijk en schadelijk voor de gezondheid zijn. Zo kunnen hoge geluidsniveaus het gehoor beschadigen. Maar ook verstoring van de slaap kan op de lange duur slecht zijn voor de gezondheid. In Nederland zijn afspraken gemaakt over wat acceptabele geluidsniveaus zijn en wat niet (de geluidsnormen).

Op Europees niveau is het voornaamste doel op het gebied van geluidshinder dat niemand wordt blootgesteld aan geluidsniveaus die zijn of haar gezondheid en de kwaliteit van zijn of haar bestaan in gevaar brengen.

Voor de bestrijding van geluidshinder kunnen verschillende soorten maatregelen worden getroffen: bestrijding van geluid aan de bron, bijvoorbeeld stillere auto's, stillere wegdekken, het verkeersluw maken van straten, het zachter zetten van de stereo, het dempen van de piano. Maatregelen tussen bron en ontvanger; bijvoorbeeld het plaatsen van een geluidsscherm of -wal of een betere muurisolatie tussen woningen. Maatregelen aan de kant van de ontvanger; meestal gaat het dan om het aanbrengen van (extra) geluidsisolatie aan de woning en het rekening houden met geluidsnormeringseisen bij het ontwerpen van woningen. Het doel van het akoestisch onderzoek bij ruimtelijke plannen is het voorkomen van geluidshinder bij geluidsgevoelige objecten (scholen, woningen, etc.) door het

NL.IMRO.1681.00BP0027-VG01 Toelichting

Gemeente Borger-Odoorn Blad 19 van 28 Bestemmingsplan Buitengebied Borger Mei 2014 Lemenweg 13 Drouwen Versie 01

aanhouden van voldoende afstand ten opzichte van geluidsproducenten (industrie, railverkeer etc.) of het treffen van andere maatregelen.

De verplichting tot uitvoering van een akoestisch onderzoek is vastgelegd in de Wet geluidhinder (Wgh). De Wgh bevat geluidnormen en richtlijnen over de toelaatbaarheid van geluidniveaus als gevolg van rail- en wegverkeerslawaai, industrielawaai en luchtvaartlawaai. De Wgh geeft aan dat een akoestisch onderzoek moet worden uitgevoerd bij het voorbereiden van de vaststelling van een bestemmingsplan of het nemen van een projectafwijkingsbesluit indien het plan een geluidgevoelig object mogelijk maakt binnen een geluidszone van een bestaande geluidsbron of indien het plan een nieuwe geluidsbron mogelijk maakt. Het akoestisch onderzoek moet uitwijzen of de wettelijke voorkeursgrenswaarde bij geluidgevoelige objecten wordt overschreden en zo ja, welke maatregelen nodig zijn om aan de voorkeursgrenswaarde te voldoen.

4.5.2 Doorwerking naar het plan

Voorliggend bestemmingsplan voorziet in het nader bestemmen van een grondgebonden agrarisch bedrijf tot een (beperkte) mogelijkheid voor pensionstalling waarbij verder niet wordt gebouwd. Een pensionstalling is op basis van de Wet geluidhinder niet aan te merken als een geluidgevoelig object/inrichting dan wel een geluidsveroorzakende inrichting, zodat een nadere berekening ten aanzien van geluid niet noodzakelijk is. Vanuit de Wet geluidhinder is er geen belemmering.

4.6 Luchtkwaliteit

4.6.1 Aanleiding en doel

Een gezonde buitenlucht is belangrijk voor de maatschappij. Tot op Europees niveau spant men zich daarom in om de luchtkwaliteit op orde te krijgen door middel van regels en normen. Hoewel de luchtkwaliteit de afgelopen decennia in Nederland is verbeterd, voldoet ze nog steeds niet overal aan de normen. Met name fijn stof en stikstofdioxiden leveren problemen op. Een groot aantal bouwprojecten, zoals wegverbredingen en de aanleg van bedrijventerreinen en nieuwbouwwijken, lagen en liggen daarom soms nog steeds stil. Doordat in overschrijdingsgebieden soms ook gewenste of noodzakelijke plannen en projecten worden stilgelegd, ontstond een discussie om gewenste en soms noodzakelijke plannen toch doorgang te kunnen laten vinden. Dat heeft geresulteerd in nieuwe regels voor luchtkwaliteit.

Het doel van het luchtkwaliteitonderzoek is het geven van inzicht in de gevolgen van een plan voor de luchtkwaliteit om een goede luchtkwaliteit te kunnen garanderen. Daarom moet luchtkwaliteit al in een vroeg stadium van de planvorming worden meegewogen. Gegevens over de luchtkwaliteit worden verzameld om vervolgens te kunnen bepalen of er voor het doorgaan van het project al dan niet aanvullende maatregelen nodig zijn. In de praktijk zullen met name fijn stof en stikstofdioxiden moeten worden onderzocht. Daarnaast kan een goede ruimtelijke ordening met zich brengen dat een afweging wordt gemaakt rondom de aanvaardbaarheid van een project op een bepaalde locatie.

De luchtkwaliteit hoeft (artikel 5.16 Wet milieubeheer) geen belemmering te vormen voor ruimtelijke ontwikkelingen als:

NL.IMRO.1681.00BP0027-VG01 Toelichting

Gemeente Borger-Odoorn Blad 20 van 28 Bestemmingsplan Buitengebied Borger Mei 2014 Lemenweg 13 Drouwen Versie 01

- geen sprake is van een feitelijke of dreigende overschrijding van een grenswaarde; - een plan of project niet in betekenende mate (NIBM) bijdraagt; - een project per saldo niet tot een verslechtering van de luchtkwaliteit leidt; - een project is opgenomen in een regionaal programma van maatregelen of in het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) dat tevens voorziet in maatregelen om de luchtkwaliteit te verbeteren. (bron : www.rijksoverheid.nl)

4.6.2 Doorwerking naar het plan

Op 15 november 2007 is het onderdeel luchtkwaliteit van de Wet milieubeheer in werking getreden. Kern van de wet is het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL). Projecten die ‘niet in betekende mate’ (nibm) van invloed zijn op de luchtkwaliteit hoeven niet meer getoetst te worden aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit. In de AMvB-nibm zijn de criteria vastgelegd om te kunnen beoordelen of voor een project sprake is van nibm. Zo is een project waarbij in totaal 1.500 woningen aan één ontsluitingsweg worden gebouwd nog aangemerkt als een Nibm-project. De inpandige verbouwing van een stallingsruimte van circa 45 m2 ten behoeve van pensionstalling blijft daarmee ruimschoots onder de drempelnorm. Nader onderzoek naar luchtkwaliteit is niet nodig.

4.7 M.E.R.-beoordeling

4.7.1 Aanleiding en doel

De milieueffectrapportage is een hulpmiddel om bij diverse procedures het milieubelang een volwaardige plaats in de besluitvorming te geven. De m.e.r.-procedure is gekoppeld aan de 'moederprocedure'. Dit is de procedure op grond waarvan de besluitvorming plaatsvindt, bijvoorbeeld de bestemmingsplanprocedure, of een milieuvergunningsprocedure.

4.7.2 Doorwerking naar het plan

In het Besluit m.e.r. onder 11.2 in de zogeheten Bijlage C en D staat genoemd wanneer een m.e.r.-onderzoek dan wel een m.e.r-beoordeling moet plaatsvinden. Een pensionstalling wordt hierin niet genoemd, zodat geen nadere aandacht hoeft worden besteedt aan het aspect m.e.r.

4.8 Milieu(hinder)

4.8.1 Aanleiding en doel

Nieuwe functies kunnen milieuhinderlijk zijn voor omringende woningen dan wel bedrijven. Er dient een beoordeling plaats te vinden of de nieuwe functie wel milieuhygiënisch inpasbaar is. Er dient daarom beoordeeld te worden of in de omgeving van het plangebied functies voorkomen die gehinderd kunnen worden door onderhavig project of waarvan het project juist hinder ondervindt.

De (indicatieve) lijst “Bedrijven en Milieuzonering 2009”, uitgegeven door de Vereniging

NL.IMRO.1681.00BP0027-VG01 Toelichting

Gemeente Borger-Odoorn Blad 21 van 28 Bestemmingsplan Buitengebied Borger Mei 2014 Lemenweg 13 Drouwen Versie 01

van Nederlandse gemeenten, geeft weer wat de richtafstanden zijn voor milieubelastende activiteiten. In deze publicatie worden de indicatieve richtafstanden gegeven voor de vier ruimtelijk relevante milieuaspecten geur, stof, geluid en gevaar.

Bij het bepalen van de richtafstanden wordt uitgegaan van de volgende uitgangspunten: - het betreft gemiddeld moderne bedrijfsactiviteiten met gebruikelijke productieprocessen en voorzieningen; - de richtafstanden hebben betrekking op de omgevingstypen ‘rustige woonwijk’ en ‘rustig buitengebied’; - de richtafstanden bieden in beginsel ruimte voor normale groei van de bedrijfsactiviteiten; - bij activiteiten met ruimtelijk duidelijk te onderscheiden deelactiviteiten kunnen deze activiteiten desgewenst als afzonderlijk te zoneren activiteiten worden beschouwd, bijvoorbeeld bij de ligging van de activiteit binnen zones met een verschillende milieucategorie.

De gegeven richtafstanden zijn in het algemeen richtafstanden en geen harde afstandseisen. Ze moeten daarom gemotiveerd worden toegepast. Dit betekent dat geringe afwijkingen in de lokale situatie mogelijk zijn. Het is aan te bevelen deze afwijkingen te benoemen en te motiveren indien aan de orde.

4.8.2 Doorwerking naar het plan

De omgeving van het perceel Lemenweg 13 te Drouwen kenmerkt zich door een agrarisch en landelijk karakter. De bebouwingsintensiteit is dusdanig laag dat gesproken kan worden van een ‘rustig buitengebied’.

In de VNG-reeks is een voorziening zoals hier aanwezig niet specifiek benoemd, zodat is geoordeeld welke activiteiten vergelijkbaar zijn met in de VNG-reeks genoemde activiteiten. Als vergelijkbaar is geacht een paardenhouderij.

Deze activiteiten hebben volgens de VNG-lijst een grootste richtafstand van 50 m ten opzichte van milieugevoelige functies op basis van het milieucriterium geur. Deze 50 meter geldt vanaf de grens van de inrichting waar in dit geval de activiteit ‘pensionstalling’ mogelijk is tot aan de gevel van een woning.

Het emissiepunt is gelegen aan de oostzijde van de stalruimte. De afstand van dit punt tot aan de woning Lemenweg 11 bedraagt meer dan 50 meter en voldoet daarmee aan de gestelde normafstand als aangegeven in de VNG-lijst.

In het Activiteitenbesluit (artikel 2.1) is daarnaast opgenomen dat openingen gesloten moeten zijn behoudens het onmiddellijk doorlaten van mens, dier of goederen. Gevelopeningen vormen in ieder geval geen emissiepunten voor zover deze gesloten zijn danwel kortstondig worden geopend voor het onmiddellijk doorlaten van mens, dier of goederen.

Omdat de gevelopeningen die binnen de 50m afstand tot de woning zijn gelegen zijn dichtgemaakt, is er in dezen geen sprake meer van een emissiepunt. Ook de deuren van de schuren zijn steeds gesloten, met uitzondering van de kortstondige momenten voor het onmiddellijk doorlaten van mens, dier en goederen. Deze deuren vormen in die zin dan ook geen emissiepunt.

NL.IMRO.1681.00BP0027-VG01 Toelichting

Gemeente Borger-Odoorn Blad 22 van 28 Bestemmingsplan Buitengebied Borger Mei 2014 Lemenweg 13 Drouwen Versie 01

Omdat de gevelopeningen zijn dichtgemaakt en de staldeuren onder genoemde voorwaarden kortstondig mogen openstaan zijn deze niet als emissiepunten aan te merken, zodat er in die situaties niet voor onderdruk in de stal hoeft te worden zorggedragen.

Verder is nog te melden dat deze schuur voorheen werd gebruikt als stalruimte voor jongvee waarmee aangegeven wordt dat hier altijd al dieren in de vorm van voorheen jongvee en nu paarden gestald zijn, hetgeen qua gebruik (stalruimte) ongewijzigd is en dus niet als ‘nieuwe’ activiteit hoeft worden beschouwd.

4.9 Verkeer en vervoer

Nieuwe (of formaliseren bestaande) functies betekenen meestal ook dat er sprake is of zal zijn van een toename van verkeersbewegingen, alsmede ontstaat er een parkeerbehoefte. Uitgangspunt is dat nieuwe functies geen onevenredige extra hinder veroorzaken voor reeds aanwezige functies in de omgeving.

Toename verkeersintensiteit Om de verkeerstoename en bijbehorende parkeerbalans te bepalen is het noodzakelijk de verdeling van het plan inzichtelijk te maken en per functie te oordelen over de verkeerstoename en parkeerbalans. Hiertoe is ook weergegeven hoe het parkeren in de huidige situatie is geregeld. Er is gebruik gemaakt van de CROW-parkeernormen.

Ten aanzien van paardenhouderijen geldt een gemiddelde parkeernorm van 0,4 parkeerplaats per paardenbox. Uitgaande van 6 paarden(boxen) van derden betekent dit een parkeerbehoefte van 2,4 parkeerplaats. Het parkeren dient op eigen terrein plaats te vinden. Op eigen terrein is voldoende ruimte aanwezig om hierin te voorzien.

NL.IMRO.1681.00BP0027-VG01 Toelichting

Gemeente Borger-Odoorn Blad 23 van 28 Bestemmingsplan Buitengebied Borger Mei 2014 Lemenweg 13 Drouwen Versie 01

4.10 Watertoets

4.10.1 Aanleiding en doel

In de loop van de tijd hebben ruimtelijke ontwikkelingen in Nederland veel ruimte aan water en/of waterberginglocaties onttrokken. Aan het begin van de 21e is geconstateerd dat ruimtelijke ontwikkelingen de ruimte voor water niet verder zou mogen beperken. Juist meer ruimte voor water is nodig om klimaatveranderingen, zeespiegelrijzing en bodemdaling op te vangen. Eén van de instrumenten om het nieuwe waterbeleid voor de 21e eeuw vorm te geven is de watertoets.

Het doel van de watertoets is waarborgen dat waterhuishoudkundige doelstellingen expliciet en op evenwichtige wijze in beschouwing worden genomen bij alle waterhuishoudkundig relevante ruimtelijke plannen en besluiten. De meerwaarde van de watertoets is dat zij zorgt voor een vroegtijdige systematische aandacht voor het meewegen van wateraspecten in ruimtelijke plannen en besluiten.

De watertoets is wettelijk verankerd met het Besluit van 3 juli 2003 tot wijziging van het Besluit op de ruimtelijke ordening 1985 in verband met gevolgen van ruimtelijke plannen voor de waterhuishouding (watertoets).

De wijziging van het Besluit op de Ruimtelijke Ordening (Bro) regelt een verplichte waterparagraaf in de toelichting bij de genoemde ruimtelijke plannen en een uitbreiding van het vooroverleg met de waterschappen. De verplichting geldt formeel niet voor de structuurvisie. De ruimtelijke structuurvisie is een belangrijk instrument, omdat hierin de strategische ruimtelijke keuzen (locatiekeuzen) voor water en ruimtelijke ontwikkelingen worden gemaakt. Het instrument is vorm- en procedurevrij. Gezien het belang van het instrument is het wel noodzakelijk de waterbeheerder hier goed bij te betrekken. (bron : www.rijksoverheid.nl)

4.10.2 Doorwerking naar het plan

Op 29 mei 2012 is via www.dewatertoets.nl een wateradvies gevraagd. Op basis van de watertoets is gebleken dat het perceel Lemenweg 13 te Drouwen is gelegen in het beheersgebied van het waterschap Hunze aan Aa.

Op basis van de systematische invulvragen is gebleken dat geen sprake is van enig waterschapsbelang. Het waterschap geeft aan slechts sprake is van een functiewijziging van bestaande bebouwing.

In de bijlage is het volledige waterschapsadvies opgenomen.

NL.IMRO.1681.00BP0027-VG01 Toelichting

Gemeente Borger-Odoorn Blad 24 van 28 Bestemmingsplan Buitengebied Borger Mei 2014 Lemenweg 13 Drouwen Versie 01

5 Economische uitvoerbaarheid

De kosten die gepaard gaan met de uitvoering van de plannen zullen door de initiatiefnemer worden gedragen.

NL.IMRO.1681.00BP0027-VG01 Toelichting

Gemeente Borger-Odoorn Blad 25 van 28 Bestemmingsplan Buitengebied Borger Mei 2014 Lemenweg 13 Drouwen Versie 01

6 Overleg en inspraak

In deze paragraaf worden, wanneer deze beschikbaar zijn en indien noodzakelijk, de resultaten van het overleg op grond van artikel 3.1.1. Besluit ruimtelijke ordening uiteengezet. Ook de resultaten van de inspraak dan wel ter visie legging worden hier uiteengezet wanneer deze beschikbaar is.

Ontwerp-bestemmingsplan Het ontwerp-bestemmingsplan heeft met ingang van 4 oktober 2012 gedurende zes weken ter inzage gelegen. Gedurende deze termijn is één zienswijze binnengekomen, deze is ingediend door Stichting Univé Rechtshulp. Deze is als bijlage bij dit bestemmingsplan gevoegd.

NL.IMRO.1681.00BP0027-VG01 Toelichting

Gemeente Borger-Odoorn Blad 26 van 28 Bestemmingsplan Buitengebied Borger Mei 2014 Lemenweg 13 Drouwen Versie 01

7 Juridische vormgeving

7.1 Algemeen

Een bestemmingsplan bestaat uit 3 onderdelen:

- Toelichting: In de toelichting staan de kenmerken van een wijk en de plannen met het gebied of de buurt. - Verbeelding: De plankaart is een kaart van het plangebied met daarop weergegeven de bestemmingen. - Regels: In de regels staat wat voor soort bebouwing er mag plaatsvinden en hoe er gebouwd mag worden. De maximale hoogte of breedte van bouwwerken wordt hier bijvoorbeeld in beschreven.

7.2 Toelichting op de bestemming

Hieronder volgt een korte omschrijving van de in dit plan voorkomende bestemming, te weten ‘Agrarisch’.

Ter plaatse kan het bestaande gemend agrarisch bedrijf gevestigd zijn waarbij maximaal 50 m2 van de bedrijfsgebouwen mag worden ingericht als pensionstalling.

NL.IMRO.1681.00BP0027-VG01 Toelichting

Gemeente Borger-Odoorn Blad 27 van 28 Bestemmingsplan Buitengebied Borger Mei 2014 Lemenweg 13 Drouwen Versie 01

8 Regels

NL.IMRO.1681.00BP0027-VG01 Toelichting

Gemeente Borger-Odoorn Blad 28 van 28 Bestemmingsplan Buitengebied Borger Mei 2014 Lemenweg 13 Drouwen Versie 01

Projectgegevens Project : Pensionstalling Lemenweg 13 Drouwen Projectnummer : RB 10.033 IMRO : NL.IMRO.1681.00BP0027-VG01 Versie : 01 Datum : Mei 2014

Opdrachtgever Naam Adres PC en Plaats

RooBeek Advies Nautilusstraat 7b 7821 AG Emmen H. de Roo & M.Beek www.roobeek-advies.nl

NL.IMRO.1681.00BP0027-VG01 Toelichting