<<

Geschiedenis van de Japanse kunst

Jômoncultuur De oudste bekende cultuur gaat terug tot ong. 10.000 v. C. Het gevonden aardewerk uit deze periode is simpel, glad en verder onbewerkt. Deze periode, tot ong. 7500 v. C. wordt wel pre- of proto Jômon periode genoemd omdat deze vóór de periode ligt waarin het aardewerk met touwmotieven wordt bewerkt. Deze ingedrukte touwmotieven (Jômon in het ) verschijnen dus later. Vanaf 7500 v. C. wordt, kunsthistorisch gezien, de Jômon periode opgedeeld in vieren.

Men spreekt over de vroege Jômon periode als de periode waarin potten gemaakt worden die uit lagen zijn opgebouwd, met een conische onderkant (zoals we bij amfora zien) en de touwmotieven worden aangebracht, door touw in het klei te drukken. Het indrukken van touw kan op allerlei manieren, bijv. door touw op een bepaalde manier op een stokje te wikkelen en dat over het kleioppervlak te rollen, waardoor verschillende patronen kunnen ontstaan.

Tijdens de Midden Jômon worden de onderkanten van voorwerpen plat (niet meer zo conisch) en de

oppervlakken van de voorwerpen worden voorzien van Jômonpot opvallende kronkelende, meanderende rillen, zoals bij Umataka. Er wordt weinig of geen huishoudelijk vaatwerk gevonden. Tijdens het Laat Jômon (ong. 2500 - 1000 v.C.) komt het vaatwerk met conische onderkant weer terug en zien we wat invloeden van het vaste land van Azië. Tijdens

deLaatste Jômon (1000 - 300 v.C.) zien we aardewerk gebruiksvoorwerpen maar ook Umataka voorwerpen waarvan het doel niet duidelijk is. Ook worden figuren uit klei gemaakt, sommige met hele grote, insectenachtige ogen, ogen met kleine spleten, mogelijk werden deze figuren gebruikt voor religieuze doeleinden.

Yayoicultuur (300 v. C. - 300 n.C.)

Men denkt dat Yayoicultuur naar werd gebracht door mensen die vanuit Zuid-Korea Japan (Kyushu) binnenkwamen. Zij verdreven de Jômonmensen naar het zuiden (Okinawa) en naar het noorden (Hokkaido), maar zij vermengden zich waarschijnlijk ook wel op grote schaal met de toenmalige bewoners, de Jômon. De verdreven Jômonmensen zijn waarschijnlijk de voorouders van de huidige Ainu. De Yayoicultuur vestigde zich, komend uit Kyushu, in Yamato, de streek in buurt van het huidige Kyoto en Nara. Yamato zal een heel belangrijk gebied voor Japan worden en het woord Yamato is eigenlijk synoniem met Japan. Het is echter niet bekend of het in de eerste annalen genoemde Yamato ook dit gebied ten zuiden van het huidige Kyoto was of wellicht een gebied op Kyushu.

Het grote verschil met het Jômon aardewerk is dat er nu gebruik gemaakt wordt van de

draaischijf. We zien nu ook verschillende gebruiksvoorwerpen van aardewerk, maar nu met dôtaku gladde oppervlakken. Het bewerken van metaal is ook door hen meegenomen, zodat we zowel ijzeren als bronzen voorwerpen tegenkomen. Men importeert spiegels vanuit China en leert, ook vanuit China (ongeveer in de eerste eeuw na Christus) het gieten van brons, te zien aan de bronzen bellen (of klokken), de dôtaku. De dôtaku zijn typische bronzen klokken, die we uitsluitend in deze periode tegenkomen en die waarschijnlijk een religieuze functie hadden.

Kofun periode (300 - 710 n. C.) De kofuncultuur is genoemd naar de grafheuvels (tumuli, in het Japans: kofun) waar belangrijke personen werden begraven. Rondom een dergelijk tumulus werden velen kleine voorwerpen geplaatst, de zgn. haniwa. De kofun periode wordt, kunsthistorisch gezien, opgedeeld in: de Yamato periode (300-552), de Asuka periode (552-645) en de Hokuhô periode (645-710). De Kofun periode is heel belangrijk geweest voor Japan omdat in 538 (of in 552) het boeddhisme vanuit Korea wordt ingevoerd en een grote invloed heeft op de kunst, met name sculptuur en Haniwa architectuur. Eén van de voorvechters voor de invoering is prins Shôtoku, hij haalt als prins-regent, de banden met China en Korea aan en er komen veel ambachtslieden, zoals beeldhouwers uit Korea naar Japan, waardoor veel karakteristieken uit de Koreaanse kunst in de Japanse kunst van die tijd zijn terug te vinden.

Prins Shôtoku bouwt een paleis bij de Yamatorivier en er dichtbij bouwt hij een boeddhistische tempel, de Wakakusa- dera. Na zijn dood wordt het paleis (in 643) en de tempel (in 670) in brand gestoken maar kort daarna wordt de tempel weer opgebouwd, nu onder de naam Hôryû-ji (-ji en -dera betekenen beide 'boeddhistische tempel'). Deze tempel staat er nog steeds en ligt dichtbij Nara. Het is de oudst bekende tempel van Japan en herbergt vele Japanse kunstschatten, zoals het oudst bekende voorbeeld van architectuur uit de Asuka periode, de Tamamushischrijn. De pagode en de hoofdhal (Kondô) van de Hôryûji In 645 luidt een omwenteling op staatsrechtelijk gebied, die Taika (Grote Verandering) wordt genoemd, de Asuka periode in. Nu wordt ook de eerste Japanse nengô ingevoerd, d.w.z. voor het eerst krijgt een bepaalde periode een naam, deze eerste periode heet dan ook Taika.

Zoals al eerder is vermeld is het boeddhisme een geweldige inspiratiebron voor kunstenaars, zoals overigens bijna alle religies. Zo worden er veel sculpturen van Boeddha's en bodhisattva's gemaakt (van geschilderd klei of hout) maar ook veel tekeningen en schilderingen. In het begin zijn dit nog typisch boeddhistisch Chinese schilderingen, zelfs zijn het nog Chinese landschappen. Pas later komen er eigen interpretaties en ontstaan de Japanse schilderingen, met Japanse taferelen en landschappen. Deze laatste worden yamato-e (Japanse prenten) genoemd ter onderscheiding van de eerdere Chinese prenten, diekara-e worden genoemd. Tegenwoordig verstaat men onder yamato-e meer de umakimono, horizontaal oprolbare en verhalende schilderingen op papier, zoals het verhaal van prins Genji op een beroemde umakimono uit de 11e eeuw. Nara periode (710 - 794) ook wel Tenpyô periode (kunsthistorisch) In 712 komt de Kojiki gereed en in 720 de uitbreiding op de Kojiki, de Nihon shoki. In deze boeken wordt de (mythische) geschiedenis van Japan voor het eerst vastgelegd. Tot de komst van de Chinese schrifttekens heeft Japan immers nooit schrift gekend en is de geschiedenis alleen uit overlevering bekend. In 752 komt de Grote Boeddha van Tôdaiji gereed en wordt deze op indrukwekkende wijze ingewijd.

Heianperiode (794 - 1192) De Heian periode is zeer belangrijk geweest voor de kunst in Japan. Voor belangrijke regerings- en andere functies aan het Japanse keizerlijke hof achtte men de mate waarin men kunsten als kalligrafie en poëzie kon bedrijven belangrijker dan welke andere capaciteiten dan ook. Bij het schrijven bedienen de mannen zich voornamelijk van de Chinese schrifttekens, de , die eigenlijk niet geschikt zijn voor het weergeven van het Japans, maar wel een zekere status geven, hetgeen dan heel belangrijk is. De vrouwen gebruiken de afgeleide karakters, de hiragana, waarmee exact de Japanse taal kan worden

weergegeven. Rond het jaar 1000 verschijnen twee boeken van twee hofdames. Murasaki Shikibu Beide boeken behoren nu tot de top van de oude Japanse literatuur. Sei Shonagon schreef begin 11e eeuw: Het hoofdkussenboek (Makura no Soshi) over belevenissen aan het hof en Murasaki Shikibu schreef:Het verhaal van prins Genji (Genji Monogatari). Het verhaal van een prins aan het hof, Hikaru Genji, die zoals gewoon was in zijn tijd, vele minnaressen had. Hij kon echter zijn vorige liefdes niet vergeten. Het boek is gepubliceerd rond 1020.

Kamakuraperiode (1192 - 1333) Het boeddhisme wordt in deze periode heel belangrijk, voornamelijk omdat het gewone volk nu ook toegang kreeg tot de tempels. Binnen het boeddhisme ontstonden nieuwe sekten, zoals de Jodosekte, maar ook het zenboeddhisme dat heel belangrijk gaat worden. In 1252 werd de 13,5 meter hoge bronzen Grote Amida Boeddha van Kamakura gegoten. Dit enorme beeld stond in de Kotokuin tempel van de Jodosekte. Oorspronkelijk stond het beeld in een grote hal maar deze

hal is verwoest tijdens een storm in 1369. Het toegepaste perspectief, Amida Boeddha in Kamakura waardoor het beeld in de juiste proporties lijkt als men er vlak voor staat, wijst op Griekse invloeden, mogelijk via de Zijderoute.

Muromachiperiode (1333 - 1573) De Muromachi periode, genoemd naar de wijk in Muromachi in Kyoto waar de shôguns gehuisvest waren, wordt ook wel Ashikaga periode genoemd naar de shôguns van de Ashikaga clan. Het was een onrustige en onstabiele tijd waardoor men zich meer ging richten tot geestelijke zaken als zenboeddhisme, theeceremonie, ikebana en de Japanse tuinarchitectuur. Het zenboeddhisme kreeg een grote invloed op de verschillende kunstuitingen. Het was de derde Ashigaka shôgun, Ashikaga Yoshimitsu (1358- 1408), die de beroemde Kinkakuji (Gouden Paviljoen) in 1397 in Kyoto liet bouwen, aanvankelijk als een villa voor zichzelf om zich daar te kunnen terugtrekken na zijn abdicatie als shôgun in 1395. Hij was een overtuigd zenboeddhist en na zijn dood moest zijn villa worden omgebouwd tot een tempel. Officiële naam is Rokuonji. Als een soort tegenhanger heeft shôgun Ashikaga Yoshimasa in 1489 een ander

paviljoen laten bouwen, het Zilveren paviljoen of de Ginkakuji, in het

Kinkakuji in Kyoto noord-oosten van Kyoto, terwijl de Kinkakuji in het noord-westen ligt. Er werden veel zentempels gebouwd met al hun benodigde versieringen waardoor de kunst weer een grote vlucht nam. Ook de bij deze tempels horende tuinen, de kare sansui tuinen (de droge zentuinen) ontstonden, zoals bijv. de Daisen-in in Kyoto.

Azuchi-Momoyamaperiode (1573 - 1600)

Detail van een kamerscherm uit de Himeijiburcht Azuchi-Momoyamaperiode

Deze periode wordt wel de gouden eeuw van de Japanse kunst genoemd. Niet alleen omdat de kunst vele hoogtepunten kende maar ook omdat er veel goud in de kunst gebruikt werd, zoals heel goed te zien bij kamerschermen uit die tijd. Ook later nog in de Edoperiode wordt veel (blad)goud gebruikt. Deze periode wordt ook gekenmerkt door het bouwen van burchten, waarvan die van Himeiji tot de bekendste behoort

Edoperiode (1600 - 1868) De Edoperiode is v.w.b. de kunst voornamelijk bekend geworden door de prentkunst. Halverwege de 17e eeuw was het Iwasa Matabei die het alledaagse leven vastlegde met een nieuwe techniek, waarbij de afbeelding in een houtblok werd gesneden. Aanvankelijk alleen in zwart/wit. Hoewel men wel de techniek voor meerkleurendruk kende en toepaste bij meer technische werken werd dit pas in de 18e eeuw voor prenten gebruikt. Deze prenten werden ukiyo-e genoemd, hetgeen

Kitagawa Utamaro Suzuki Harunobu "afbeelding van de vlietende wereld" betekent. Het waren (1753-1806) (1725-1770) realistische afbeeldingen van het leven van alledag, inclusief erotische prenten die openlijk vertoond werden en pas later verboden werden. Waarschijnlijk was het Suzuki Harunobu die in het midden van de 18e eeuw, als één van de eersten, meerkleurendrukprenten maakte. In deze beginperiode werden er veel prenten gemaakt uit het 'vlietende leven', het leven zoals zich dat afspeelde in de uitgaanswijken. Veel prenten van beroemde geisha's,

overigens een beroep met een hoge status, en veel prenten van Hokusai Andô Hiroshige kabukiacteurs, meestal tijdens het uitoefenen van hun beroep, (1760-1849) (1797-1858) in een bepaalde rol. Hele geslachten van beroemde acteurs zijn op die manier vastgelegd. Andere dankbare onderwerpen waren de 'bijin', (letterlijk vertaald 'mooie vrouwen' maar veelal werden hier prostituees mee aangeduid) en de samoerai (deze prenten werden musha-e genoemd). Ook populair waren de erotische prenten (shunga), die vaak alles toonden alsof het door een vergrootglas was bekeken. Landschappen werden als minderwaardig beoordeeld, maar later zien we die toch verschijnen, zoals van Hokusai en Hiroshige. Het zijn dan veelal series, zoals de 'zesendertig gezichten van de berg Fuji' (Hokusai en Hiroshige) en bijv. 'drieënvijftig stations langs de Tôkaidô' van Hiroshige.

Moderne tijd Japanse kunstenaars hebben tegenwoordig, ook in het westen, veel naam gemaakt. Denk aan de grote hoeveelheid geproduceerde teken- en speelfilms. Deze kunstenaars hebben zeker een nieuwe dimensie toegevoegd aan de tekenfilmindustrie ("anime", afgeleid van het Engels 'animation'), met als bekend voorbeeld Akira, oorspronkelijk een stripboek (manga) uit 1982 van Otomo Katsuhiro. De tekenfilm Akira wordt wel gezien als een van de beste tekenfilms aller tijden. De film werd in 1988 in de Verenigde Staten uitgegeven en was meteen een succes. In de speelfilmindustrie is natuurlijk Kurosawa Akira (hier bekend als Akira Kurosawa) een van de bekendste regisseurs, vooral door zijn film "The Seven ". Deze film heeft model gestaan voor de bekende Amerikaanse uitvoering, "The Magnificent Seven". Ook als designers van (huishoudelijke) voorwerpen maar bovenal in de architectuur hebben de Japanners veel nieuwe en gedurfde ontwerpen op hun naam staan. Veel van de moderne en gewaagde ontwerpen in Japan en daarbuiten zijn van de hand van Japanse architecten.

Algemene- en kunstgeschiedenis van Japan in jaartallen

De jaartallen van de verschillende perioden en zelfs van sommige vroege gebeurtenissen liggen niet eenduidig vast, maar zijn afhankelijk van bepaalde interpretaties en verschillen daardoor soms per bron. We hebben gemeend de kunsthistorische jaartallen te moeten vervlechten met de politiek-historische jaartallen omdat de meeste kunstuitingen geplaatst dienen te worden binnen hun politiek-historisch kader. Kunsthistorische informatie is in groen weergegeven

60.000 - 10.000 v.C. Oude stenen tijdperk. Volgens sommigen moeten we echter nog verder terug.

10.000 - 7500 v.C. Vroege proto-Jômoncultuur

7500 - 300 v.C. Jômon periode (Jomon cultuur) Aardewerk met touwmotieven.

660 v. C. Mythische stichting van Japan onder Jimmu Tennô. Op 11 februari (eerste dag van eerste maanmaand) werd Jimmo Tennô gekroond als de eerste keizer van Japan en dit wordt gezien als de stichting van het keizerrijk Japan. Dit is slechts uit overlevering bekend en het is mogelijk dat hij of veel later heeft geleefd (rond 60 v.C.) of misschien zelfs helemaal niet. Hij zou dan de verpersoonlijking kunnen zijn van de samentrekking van een aantal personen.

300 v.C. - 300 n.C. Yayoi periode (Yayoi cultuur) Vanaf het vasteland (Korea) binnentrekkende groepen vormen een nieuwe cultuur. Ontstaan van landbouwgemeenschappen met introductie van natte rijstbouw. Uit deze kleine geïsoleerde gemeenschappen ontstond de belangrijke clan-cultuur in Japan. Kleine koninkrijkjes ontstaan, zoals: koninkrijk Wa en koninkrijk Nu. Introductie in Japan van metaalbewerking, smeedkunst (ijzer en brons) en weefkunst.

300 - 710 Kofun periode Deze periode is genoemd naar de grafheuvels of tumuli, 'kofun' in het Japans, waarin men belangrijke doden begroef, zoals de bekende tumulus van keizer Nintoku (vlakbij Nara). Rond deze tumuli zijn vele kleine kleibeeldjes gevonden, de haniwa.

300 - 645 Yamato periode Genoemd naar het toen belangrijkste gebied Yamato, de streek bij het huidige Kyoto en Nara.

300 - 552 Yamato periode Kunsthistorici maken een iets andere indeling van de kofun periode

300 Eerste regering in Yamato

405 Officiële introductie van het Chinese schrift in Japan. Een leraar Wani komt uit Korea om aan één van de Japanse prinsen het Chinese schrift te leren. Sommige bronnen spreken echter over het jaar 285. Zie hiervoor het hoofdstuk over de Geschiedenis van de Japanse taal.

540 - 587 Keizer Yômei. Keizer van 586-587. (Niet verwarren met keizer Jomei, die keizer was van 629-641). Yômei was de vader van prins Shôtoku en hij werd door toedoen van prins Shôtoku tijdens zijn laatste jaren boeddhist. Hij was hiermee de eerste boeddhistische keizer van Japan. 552 - 645 Asuka periode De kunsthistorische Asuka periode wijkt af van de politiek-historische Asuka periode (645- 710). Deze periode is genoemd naar de plaats Asuka in het Yamato gebied. Asuka was een belangrijke plaats op cultureel gebied en veelal centrum van politieke macht.

552 (of 538) Koning van Paekche (één van de drie koninkrijken in Korea) stuurt boeddhabeeld. Wordt gezien als introductie van boeddhisme in Japan. De Nihongi of Nihon shogi noemt het jaar 552. Andere bronnen spreken over het jaar 538.

572 - 622 Shôtoku-taishi (kroonprins Shôtoku). Tweede zoon van keizer Yômei. Groot hervormer en voorvechter van het boeddhisme. Hij wordt gezien als een van de belangrijkste figuren van Japan uit die tijd. Hij is regent geweest van 592-622 voor zijn tante, keizerin Suiko. Hij is nooit keizer geweest, dus niet verwarren met (keizerin) Shôtoku (keizerin van 764-770) Shôtoku was zijn boeddhistische naam, zijn eigenlijke naam was prins Umayado. Umaya en dit betekent paardenstal. Hij werd geboren in een paardenstal omdat zijn moeder daar juist wandelde toen hij plotseling ter wereld kwam.

586 - 587 Periode van keizer Yômei, de vader van Shôtoku-taishi. Hij leeft van 540-587. Hij wordt opgevolgd door Sushun, zijn broer.

587 - 592 Periode van keizer Sushun, broer van keizer Yômei. Hij wordt in 592 vermoord door Soga no Umako. Soga no Umako zet dan Suiko, de zuster van Sushun (en van Yômei), op de troon als keizerin.

592 - 628 Periode van keizerin Suiko. Ze was de zuster van keizer Yômei en keizer Sushun. Ze leefde van 554-628. Shôtoku-taishi was tot zijn dood in 622 regent voor zijn tante, keizerin Suiko.

594 Shôtoku-taishi proclameert het boeddhisme als staatsgodsdienst.

596 Soga no Umako bouwt Hôkôji, een boeddhistische tempel.

604 Afkondiging van de eerste Japanse grondwet, bestaande uit 17 artikelen. Volgens de verhalen zijn deze opgesteld door prins Shôtoku.

607 Shôtoku-taishi stuurt een delegatie o.l.v. Imoko naar China. Invoering van de Chinese kalender. Prins Shôtoku bouwt tempel af die zijn vader, de eerder overleden keizer Yômei, was begonnen. Deze tempel heet dan Wakakusadera maar brandt af in 670. Wordt later weer opnieuw gebouwd maar krijgt dan de naam Hôryûji en deze bestaat nog steeds. Waarschijnlijk heette de tempel voor het afbranden nog Ikarugadera. De Hôryuji is nu de oudste bestaande tempel in Japan met vele kunstschatten.

608 Tweede delegatie, weer o.l.v. Ono Imoko, naar China.

614 - 669 Nakatomi no Kamatari. Belangrijke telg van de Nakatomi-clan. Hij verslaat de Soga-clan in 645 en begint met grote hervormingen door te voeren. De Nakatomi-clan stamt af van Ame no Koyane no mikoto, die weer een zoon is van Takami musubi no kami, een shintôgod. In 669 krijgt Nakatomi no Kamatari het recht om de naam Fujiwara te dragen. 645 - 710 Asuka periode Politiek-historische indeling, genoemd naar belangrijke plaats in Yamato gebied waar ook een aantal keizers resideerden.

645 - 710 Hakuhô periode De kunsthistorische indeling van de kofun periode wijkt af van die van de politiek-historische indeling.

645 Belangrijke Soga-clan wordt verslagen door Nakatomi no Kamatari. Taika Reformatie of Grote Hervormingen die in het verlengde lagen van die van Shôtoku- taishi, worden o.l.v. Prins Naka no Ôe en Nakatomi no Kamatari ingevoerd. Naniwa (huidig Osaka) wordt hoofdstad onder keizer Kôtoku.

667 - 673 Ôtsu (plaatsje in provincie Ômi aan het Biwameer) is de hoofdstad van Japan tijdens het bewind van de keizers Tenji en Kôbun.

669 Vlak voor zijn overlijden in 669 krijgt Nakatomi no Kamatari van de keizer het recht om de familienaam Fujiwara te dragen. Zijn zoon Fujiwara no Fuhito (659-720) is een belangrijke minister tijdens verscheidene keizers en begint met de opmars der Fujiwara's.

670 De Hôryûji tempel brandt af.

694 Fujiwarakyô wordt hoofdstad.

710 - 794 Nara periode ook wel Tenpyô periode genoemd In 710 wordt Heijôkyô (Nara) hoofdstad. Cultuur import uit China en Korea (tot ong. 860)

712 Het boek Kojiki verschijnt.

720 Het boek Nihongi (Nihon shoki) verschijnt.

724 - 749 Periode van keizer Shômu. Hij was de 45ste keizer van Japan, leefde van 699-754. Hij werd opgevolgd door zijn dochter Kôken.

728 Bouw van Tôdaiji in Nara

749 - 758 Periode van keizerin Kôken, de dochter van Shômu. Was sterk beïnvloed door Fujiwara Toyonari en Fujiwara Nakamaro (broers). Nakamaro dwong haar in 758 af te treden en zij ging in het klooster. Zij was van 764-770 echter weer keizerin, nu als keizerin Shôtoku.

752 Inwijding van de Grote Boeddha (Daibutsu) van Tôdaiji

764 - 770 Periode van keizerin Shôtoku, dezelfde als keizerin Kôken. Voordat zij voor de tweede keer keizerin werd, stond zij onder sterke invloed van een monnik, Dôkyô. In feite kon ze juist door zijn toedoen voor een tweede keer keizerin worden en daardoor kreeg Dôkyô veel macht aan het hof. Hij wierp zichzelf al op als de volgende keizer maar werd uiteindelijk verbannen.

781 - 806 Periode van keizer Kanmu, de 50ste keizer. Hij liet een lijst opstellen met de postume namen van alle vorige keizers, de namen waarmee de keizers later zouden worden aangeduid en die nog steeds gebruikt worden. Tot die tijd werden de keizers aangeduid door hun hoofdstad of de gewone naam. 784 Wegens te grote invloed van de boeddhistische monniken verlaat de keizer de hoofdstad Nara en wordt Nagaoka de nieuwe hoofdstad als Nagaoka-kyô.

794 - 1185 Heian periode

794 Heian (Kyoto) wordt hoofdstad

894 Verbreking van de betrekkingen met China. Japan gaat een eigen koers varen.

1002 Sei Shonagon schrijft Hoofdkussenboek

1008 - 1020 Murasaki schrijft boek Genji Monogatari

1147 - 1199 Minamoto Yoritomo. Is de eerste shôgun van Japan van 1192 - 1199.

1053 Fenikshal (Hôôdô), met daarin de beroemde Amida Boeddha, van de Byôdôin wordt gebouwd te Uji (ten zuiden van Kyoto).

1133 - 1212 Boeddhistische priester Hônen. Hij is de stichter van de Zuivere (of Reine) Land sekte (Jôdôshû).

1141 - 1215 Boeddhistische priester Eisai. Hij is de stichter van de Renzai school van het zenboeddhisme.

1160 Heiji-oorlog (Heiji no ran). Slag tussen Minamoto Yoshitomo en Taira Kiyomori, die door Taira Kiyomori wordt gewonnen. Minamoto Yoshitomo vlucht maar wordt gedood en zijn zoons Minamoto Yoritomo en Minamoto Yoshitsune worden naar Izu verbannen.

1180 - 1185 Gempei oorlog. Minamoto Yoritomo (van de Minamoto clan, deze clan wordt ook wel Genji genoemd) kan toch weer een leger opbouwen en samen met zijn broer Yoshitsune verslaat hij in 1185 de Taira (of Heike) clan in de zeeslag bij Dan-no-mura.

1180 Verwoesting van Tôdaiji en de Kôfukuji.

1185 Slag bij Dan-no-mura. Beslissende slag tussen de Minamoto clan (Yoritomo) en de Taira clan. De Taira kind-keizer Antoku verdrinkt.

1189 Uit wantrouwen laat Minamoto Yoritomo zijn broer Yoshitsune ombrengen, d.w.z. Yoshitsune wordt gedwongen zelfmoord te plegen.

1191 De monnik Eisai introduceert het Zenboeddhisme in Japan.

1192 Minamoto (no) Yoritomo wordt de eerste shôgun.

1192 - 1333 Kamakura periode Macht bij de shôgun Minamoto Yoritomo en zijn bakufu (besturingsapparaat). Keizer verliest zijn macht.

1195 Wederopbouw van de hal van de Daibutsu van de Tôdaiji in Nara.

1199 Yoritomo sterft. Zijn zoon, Minamoto no Yoriie, volgt hem op. Grote zuidelijke poort (Nandaimon) van de Tôdaiji wordt gebouwd. Introductie van de Grote Boeddha-stijl (Daibutsuyô) in de tempel architectuur.

1203 Minamoto Sanetomo, broer van Yoriie, wordt shôgun. Hôjô clan komt aan de macht met Hôjô Tokimasa als Shikken (regent voor de shôgun). 1219 Minamoto Sanetomo wordt vermoord door zijn neef, de zoon van zijn broer Yoriie. Hij is de laatste Minamoto shôgun. Hôjô clan heeft volledige macht als Shikken.

1226 Fujiwara Yoritsune (8 jaar oud) wordt als shôgun benoemd. Hôjô heeft de eigenlijke macht.

1250 Heike Monogatari (de geschiedenis van de Taira clan) wordt geschreven.

1274 Eerste Mongoolse invasie (Kubilai Khan). Mongolen verdreven door een tyfoon.

1281 Tweede Mongoolse invasie. Mongolen weer verdreven door een tyfoon.

1305 - 1358 Ashikaga Takauji. Eerste Ashikaga shôgun, van 1338-1358.

1331 De keizer Go-Daigo komt in opstand tegen de bakufu (Hôjô clan). Hij verliest en wordt verbannen.

1333 Hôjô clan verliest de macht door toedoen van generaal Ashikaga Takauji. Deze loopt over van de Hôjô naar de kant van de keizer. De Hôjô worden gedood. Keizer Go-Daigo krijgt zijn macht terug. Shôgun Morikuni treedt af. Een zoon van Go-Daigo wordt shôgun.

1333 - 1573 Muromachi periode of Muromachi bakufu Genoemd naar wijk in Kyoto waar de bakufu is gevestigd in deze periode.

1336 Ashikaga Takauji verslaat keizer Go-Daigo (die hij dus eerst gesteund had) en benoemt Kômyô tot nieuwe keizer. Go-Daigo blijft zichzelf echter als echte keizer beschouwen maar draagt de keizerlijke regalia (zwaard, spiegel en juweel) over aan de andere keizer. Later wordt beweerd dat deze nagemaakt waren en dat dus Go-Daigo toch de echte keizer was gebleven.

1336 - 1392 Nambokuchô-jidai (periode van noordelijk en zuidelijk hof). Keizer Go-Daigo vlucht naar het zuiden van Yamato en handhaaft daar zijn hof. Er zijn nu twee keizerlijke hoven (Noord en Zuid). Het noordelijk hof met keizer Kômyô, gesteund door Ashikaga Takauji en het zuidelijk hof met keizer Go-Daigo. Deze periode wordt de Nanbokuchô-periode genoemd en duurt tot 1392.

1338 Ashikaga Takauji wordt door keizer Kômyô tot shôgun benoemd. Door sommigen wordt dit gezien als het begin van de Muromachi periode

1358 - 1408 Ashikaga Yoshimitsu. Derde Ashikaga shôgun. Hij was 9 jaar toen hij zijn vader als shôgun opvolgde in 1367. Hij trad af in 1395, werd monnik en trok zich terug in zijn villa in Kitayama (Noordelijke bergen van Kyoto). Van daaruit regelde hij nog steeds de landszaken voor zijn opvolger, zijn zoon Yoshimochi, die toen 9 jaar oud was.

1367 - 1408 Kitayama cultuur. Een bepaalde kunstcultuur die Ashikaga Yoshimitsu om zich heen creëerde.

1392 Er wordt overeenstemming bereikt tussen het Noordelijk en het Zuidelijk hof. Einde van de Nanbokuchô-periode.

1398 Kinkakuji (Gouden paviljoen) gebouwd door Ashikaga Yoshimitsu, de derde Ashikaga shôgun. Het was deel van een villacomplex in Kitayama. Na de dood van Yoshimitsu werd de villa een tempel, Rokuonji. Het paviljoen werd een shariden (relikwieënhal). 1435 - 1490 Ashikaga Yoshimasa, de achtste Ashikaga shôgun van 1449 -1473. Hij bouwde ook een villa, de Ginkakuji (Zilveren paviljoen in 1484) in Higashiyama (Oostelijke bergen van Kyoto) als een tegenhanger van de Kinkakuji. Hield zich meer bezig met culturele zaken i.p.v. de grote problemen in het land (Oninoorlog). Hij trad af in 1474.

1443 - 1490 Higashiyama cultuur. Overeenkomstig zijn voorganger Yoshimitsu, bouwde Ashikaga Yoshimasa ook een cultuur om zich heen op rond Higashiyama .

1467 - 1477 Oninoorlog. Ruzie binnen de bakufu clans. De Ashikaga shôguns verliezen macht en het land valt uiteen. Kyoto is aan het eind van de Onin-oorlog één grote puinhoop.

1467 - 1600 of Sengoku-jidai. Periode van de "staten in oorlog". Grote veldslagen tussen de verschillende 1467 - 1568 daimyô, waaruit uiteindelijk als duidelijke leider te voorschijn komt.

1484 Ginkakuji (Zilveren paviljoen) wordt gebouwd door de 8ste Ashikaga shôgun, Ashikaga Yoshimasa. Deze wordt voltooid in 1489.

1499 Ryôanji tuin wordt aangelegd.

1513 Daisen'in tuin (Kyoto) wordt aangelegd.

1534 - 1582 Oda Nobunaga. Eerste van de drie grote daimyô die begint te werken aan de eenheid van Japan. In 1573 zet hij Ashikaga Yoshiaki af en dan begint de Azuchi-Momoyama periode, een shôgun-loos tijdperk tot 1603. Nobunaga wordt in 1582 door zijn eigen generaal Akechi Mitsuhide vermoord. Na hem werken Toyotomi Hideyoshi en verder aan de eenwording van Japan.

1536 - 1598 Toyotomi Hideyoshi. Hij volgt Oda Nobunaga op als deze wordt vermoord in 1582. Toyotomi gaat verder met de hereniging van Japan en probeert ook Korea te onderwerpen, hetgeen mislukt.

1542 - 1616 Tokugawa Ieyasu. Levert in oktober 1600 de beroemde slag bij Sekigahara, die hij wint en verkrijgt daarmee praktisch de alleenheerschappij over Japan. Hij wordt in 1603 shôgun en start het Tokugawa shogunaat dat tot 1868 stand houdt, met de bakufu in Edo (huidig ). Kyoto blijft de hoofdstad tot 1868. In 1605 treedt hij terug als shôgun, ten gunste van zijn zoon Hidetada, maar houdt tot zijn dood in 1616 nog steeds de touwtjes in handen.

1543 Portugezen landen in Tanegashima. Zij brengen de vuurwapens in Japan.

1549 De Portugese Jezuïet Fransiscus Xaverius landt in Kagoshima. Verspreiding van het Christendom begint.

1560 Oda Nobunaga (een van de daimyô) verslaat Imagawa Yoshimoto (een andere belangrijke daimyô) in de slag bij Okehazama en toont zich een briljant strateeg. Hierdoor wordt hij steeds invloedrijker.

1562 Tokugawa Ieyasu sluit zich aan bij Oda Nobunaga.

1568 Oda Nobunaga trekt Kyoto binnen. Ashikaga Yoshiaki wordt shôgun. 1573 Oda Nobunaga zet Ashikaga Yoshiaki af. Einde Muromachi bakufu.

1573 - 1600 Azuchi-momoyama periode

1579 - 1632 Tokugawa Hidetada. Zoon van Ieyasu. Is van 1605-1623 de tweede Tokugawa shôgun.

1582 Oda Nobunaga en Tokugawa Ieyasu verslaan samen Takeda Katsuyori. Oda Nobunaga wordt vermoord in Kyoto. Toyotomi Hideyoshi komt op als sterke man.

1583 Hideyoshi gaat in zijn kasteel in Osaka wonen.

1584 Gevechten tussen Toyotomi Hideyoshi en Tokugawa Ieyasu. Strijd eindigt onbeslist en men sluit vrede.

1585 Toyotomi Hideyoshi wordt kampaku.

1587 Begin met verdrijving van katholieke priesters. Hideyoshi verbiedt Christendom.

1588 Alle niet-samoerai mogen geen wapens meer dragen.

1590 De Hôjô clan verliest hun kasteel in Odawara (vlakbij Edo = Tokyo) aan Hideyoshi Toyotomi. Tokugawa Ieyasu krijgt een gebied dat van de Hôjô clan was en vestigt zich in Edo.

1592 Toyotomi Hideyoshi valt Korea binnen (eerste keer).

1597 In Nagasaki worden, in opdracht van Toyotomi Hideyoshi, 26 Christenen gekruisigd.

1597 - 1598 Tweede invasie van Korea door Hideyoshi. Hij wordt verslagen door Chinese en Koreaanse troepen en moet terug.

1598 Toyotomi Hideyoshi sterft. Zijn zoon Hideyori moet hem opvolgen maar is minderjarig. 5 Regenten nemen het over: Tokugawa Ieyasu, Maeda Toshiie, Mori Terumoto, Ukita Hideie en Uesugi Kagekatsu. Een andere belangrijke daimyô was ook nog Ishida Mitsunari. Vanuit Rotterdam vertrekken de 5 schepen: De Hoop, Geloof, Liefde, Trouw en Blijde Boodschap voor hun reis naar Japan.

1600 19 april. Het Nederlandse schip De Liefde strandt op de kust van het zuidelijke eiland Kyushu, bij Bungo (later Funai en tegenwoordig Oita), in de baai van Beppu. In oktober vindt de grote slag bij Sekigahara plaats. Tokugawa Ieyasu komt hieruit te voorschijn als overwinnaar. Toyotomi Hideyori blijft op zijn kasteel in Osaka.

1600 - 1867 Tokugawa periode (ook wel Edo periode genoemd maar deze is eigenlijk van 1603 - 1867)

1603 - 1605 Tokugawa Ieyasu is de eerste Tokugawa shôgun en is daarmee de stichter van het Tokugawa shogunaat. Tokugawa bakufu in Edo. Kyoto blijft hoofdstad.

1605 - 1623 Tokugawa Hidetada, zoon van Ieyasu, wordt de tweede Tokugawa shôgun. Tokugawa Ieyasu treedt af als shôgun, maar blijft achter de schermen de grote leider.

1609 De eerste VOC schepen, de Rode Leeuw en de Griffioen, komen aan in Japan. Begin van de handelsrelatie Nederland-Japan. Nederlandse handelspost op Hirado. Eerste hofreis naar de shôgun. Jacques Specx wordt eerste opperhoofd. 1612 Christendom wordt verboden.

1613 De Engelsen krijgen toestemming om op Japan te handelen. Engelsen krijgen ook handelspost op Hirado.

1615 Tokugawa Ieyasu vindt een gelegenheid om Toyotomi Hideyori te verslaan in diens kasteel in Osaka. Op 4 juni 1615 geeft Hideyori zich gewonnen en pleegt zijn hele familie zelfmoord. De Toyotomi's houden op te bestaan terwijl de Tokugawa's nu de volledige alleenheerschappij over Japan verkrijgen. Hoewel Tokugawa Hideta sinds 1605 shôgun is, is zijn vader, Tokugawa Ieyasu nog steeds de stuwende kracht achter deze overwinning. Dit zou stabiliteit en vrede brengen tot de restauratie.

1616 Voor de buitenlanders blijven nog slechts twee havens beschikbaar: Hirado en Nagasaki. Tokugawa Ieyasu overlijdt.

1622 Verbranding van 55 Christenen in Nagasaki.

1623 - 1651 Tokugawa Iemitsu, de kleinzoon van Tokugawa Ieyasu, wordt de derde Tokugawa shôgun. De christenvervolging wordt geïntensiveerd. Engelsen sluiten hun handelsfactorij in Hirado.

1628 Nederlandse factorij (handelspost) wordt gesloten wegens onenigheid over optreden Nederlander Nuyts.

1630 Verbod op invoer van Chinese boeken en van boeken uit het Westen. In feite verbod op invoer van Christelijke boeken.

1632 Teneinde de de kwestie Nuyts op te lossen, leveren de Nederlanders Nuyts uit aan de Japanners. Hij wordt gevangen gezet en blijft dat tot 1637.

1633 Afsluiting van Japan voor de Japanners. Alleen schepen met speciale toestemming mogen Japan verlaten. Japanners buiten Japan mogen niet meer terugkeren. Kwestie Nuys opgelost. Hirado wordt heropend. Van nu af aan wordt de hofreis jaarlijks gehouden.

1635 De shôgun Tokugawa Iemitsu vaardigt een wet uit, de sankin-kôtai, waarbij de daimyô (grote landheren) werden verplicht afwisselend in Edo en op hun eigen landgoederen te verblijven. Meestal betekende dit een jaar in Edo en dan een jaar op hun landgoederen en dan weer een jaar in Edo enz. Als zij terugkeerden naar hun bezittingen moesten hun vrouwen en kinderen min of meer als gegijzelden in Edo achterblijven. Op die manier hadden de daimyô geen tijd en geld en vanwege de achtergebleven familieleden ook geen zin, om acties tegen de shôgun te ondernemen. De sankin-kodai werd in 1862 afgeschaft. Verdere afsluiting van Japan: Nagasaki wordt de enige haven voor de buitenlanders. Japanners mogen Japan niet meer verlaten en de Japanners in het buitenland mogen niet meer terugkeren.

1636 Portugezen worden verbannen naar Deshima. Nederlanders blijven nog in Hirado.

1637 Grote opstand van Christelijke boeren op Kyushu (Shimabara opstand). François Caron maakt hofreis naar de shôgun. Nuyts wordt vrijgelaten. 1639 Portugezen moeten Japan verlaten. Alleen de Nederlanders en de Chinezen mogen nog blijven.

1640 Nederlandse factorij in Hirado wordt opgeheven.

1641 Nederlanders moeten naar Deshima, een kunstmatig eiland voor Nagasaki. Japan is nu volledig afgesloten. Alleen via de Nederlanders op Deshima vindt onder scherpe controle nog handel plaats. Ook Chinezen zitten op een kunstmatig eiland bij Nagasaki. Alle onderlinge correspondentie tussen Japanners in Japan en Japanners die buiten Japan wonen, wordt verboden. Er wonen bijv. Japanners in Batavia, door toedoen van de Nederlanders.

1651 - 1680 Tokugawa Ietsuna is de vierde Tokugawa shôgun. Enige rônin proberen een opstand te organiseren. Deze mislukt.

1656 Enige onderlinge correspondentie tussen Japanners binnen en buiten Japan wordt weer toegestaan.

1657 Grote brand in Tokyo.

1680 - 1709 Tokugawa Tsunayoshi is de vijfde Tokugwa shôgun. Hij wordt ook wel de honden-shôgun genoemd. Hij verbood het doden van alle levende wezens en verzorgde vooral honden.

1690 Engelbert Kaempfer (VOC) komt aan op Deshima.

1709 - 1712 Tokugawa Ienobu is de zesde Tokugawa shôgun.

1712 - 1716 Tokugawa Ietsugu is de zevende shôgun.

1716 - 1745 Tokugawa Yoshimune is de achtste Tokugawa shôgun. Hij weigerde aanvankelijk shôgun te worden maar de familieraad verplichtte hem tot aanvaarding van het ambt. Hij was een rechtschapen shôgun met een goed functionerend apparaat achter zich. Hij werd daarom wel kome-shôgun (rijst shôgun) genoemd.

1716 Bakufu hervormingen onder shôgun Tokugawa Yoshimune

1745 - 1760 Tokugawa Ieshige is de negende Tokugawa shôgun.

1760 - 1786 Tokugawa Ieharu is de tiende Tokugawa shôgun.

1778 De Russen willen een handelsverdrag maar dit wordt geweigerd.

1779 Isaac Titsingh wordt opperhoofd op Deshima (eerste keer).

1786 - 1837 Tokugawa Ienari is de elfde negende Tokugawa shôgun.

1790 Vanaf nu vindt de hofreis maar eens in de vier jaar plaats wegens geringere handel.

1792 Opnieuw vragen de Russen om op Japan te handelen. Wordt weer geweigerd.

1796 Nederlands-Japans woordenboek (Halma) van Inamura Sanpaku verschijnt.

1799 In Nederland wordt de VOC opgeheven.

1803 Amerikanen landen in Nagasaki. Vragen toestemming om te handelen. Dit wordt geweigerd. Hendrik Doeff wordt opperhoofd op Deshima. Hij zal dit blijven tot 1817 wegens bezetting van Nederland door Frankrijk (Napoleon). 1804 Russen vragen weer om te mogen handelen. Wordt weer geweigerd.

1809 Jan Cock Blomhoff komt aan in Deshima. Hij begint als pakhuismeester.

1813 Engelsen proberen Deshima over te nemen. Wordt voorkomen door optreden Doeff.

1817 Jan Cock Blomhoff wordt opperhoofd op Deshima. Bij aankomst op Deshima blijkt dat hij zijn vrouw Titia en zoon Johannes heeft meegenomen, alsmede een dienstmeid en een kindermeid. Dit is streng verboden. Veel hilariteit bij de Japanners, ze zien voor het eerst westerse vrouwen. De vrouwen moeten met de volgende boot weer terug.

1821 Nederlanders brengen kamelen naar Japan, als geschenk voor de shôgun.

1823 Von Siebold, Duitse arts in dienst van de VOC, komt als arts naar Deshima.

1824 Britten gaan aan land in Satsuma.

1825 Bakufu beveelt dat buitenlandse schepen direct verjaagd moeten worden.

1826 Von Siebold gaat als arts mee op hofreis. Hij verzamelt op deze reis veel van de Japanse flora en fauna.

1828 Von Siebold incident. De Duitse arts krijgt kaarten van Japan van zijn leerling en vriend Takahashi Kageyasu. Dit is ten strengste verboden. Von Siebold wordt verbannen. Kageyasu wordt gevangen gezet.

1829 Von Siebold moet Japan verlaten. Hij moet zijn Japanse vrouw en kind achterlaten.

1837 - 1853 Tokugawa Ieyoshi is de twaalfde Tokugawa shôgun.

1837 Een Amerikaans schip wordt door de Japanse kustwacht verdreven.

1844 De Nederlandse koning Willem II adviseert de shôgun middels een brief het land open te stellen.

1846 - 1867 Periode van keizer Kômei. Hij leefde van 1821-1867.

1853 - 1858 Tokugawa Iesada is de dertiende Tokugawa shôgun.

1853 Commander Perry komt met een Amerikaans vlooteskader in Uraga en eist de openstelling van de havens voor buitenlandse handel. Belooft over een tijdje terug te komen voor de uitslag. Ook de Russen komen een maand later met een dergelijke eis.

1854 Perry keert terug en er wordt een verdrag gesloten, waarbij de havens van Shimoda en Hakodate worden geopend. Dergelijke verdragen worden dan ook met Engeland en Rusland. Begin van Bakumatsu periode (openstelling).

1855 Verdrag met Nederland.

1856 Eerste Amerikaanse consul in Shimoda.

1857 De Amerikaanse consul gaat op audiëntie bij de shôgun en adviseert hem het land verder open te stellen voor buitenlandse handel.

1858 - 1866 Tokugawa Iemochi is de veertiende Tokugawa shôgun. 1858 De bakufu verzoekt de keizer de gesloten handelsverdragen goed te keuren. Het hof weigert in eerste instantie (de hofedelen waren verdeeld). Later worden alle verdragen alsnog goedgekeurd.

1862 Het hof en de bakufu willen samenwerken. Het hof wil de buitenlanders verdrijven. De bakufu doet mee. De sankin-kôdai wordt officiëel afgeschaft. (Zie ook het jaar 1634)

1863 In Chôshû en Satsuma wordt het vuur geopend op de buitenlandse schepen.

1864 De buitenlandse (waaronder Nederlandse) oorlogsschepen bombarderen Shimonoseki.

1866 - 1868 Tokugawa Yoshinobu (ook wel Keiki genoemd) wordt shôgun en is dit tot begin 1868. Hij is de vijftiende en tevens laatste Tokugawa shôgun.

1867 Keizer Kômei komt op 3 februari te overlijden. Zijn 15 jarige zoon Mutsuhito (later bekend als keizer Meiji) wordt de nieuwe keizer. De haven van Kôbe wordt opengesteld (op last van de keizer). De keizer beveelt de bakufu ten val te brengen. Shôgun Tokugawa Yoshinobu is eind 1867 bereid macht over te dragen aan de keizer.

1868 Shôgun Tokugawa Yoshinobu herroept zijn beslissing om de macht over te dragen als hij hoort van een opstand in Satsuma, maar geeft snel daarna toch het bestuur terug aan de keizer. Dan volgt een keizerlijk decreet waarin het bestuur van de keizer wordt hersteld. Eind Tokugawa shogunaat. Begin Meiji periode 12 november. Officiële installatie van keizer Mutsuhito (Meiji)

1868 - 1912 Meiji periode van keizer Mutsuhito of keizer Meiji.

1869 In april wordt Edo de nieuwe officiële hoofdstad en heet vanaf nu Tokyo. In juni wordt de laatste opstand van de aanhangers van de shôgun

1870 Japanners krijgen het recht een familienaam te dragen. Tokyo en Niigata worden opengesteld voor buitenlanders.

1872 Opening van de eerste spoorlijn, die van Tokyo naar Yokohama. Keizer Meiji decreteert dat voortaan bij officiële plechtigheden de mannen in westerse kleding dienen te verschijnen.

1873 Op 1 januari stapt Japan over op zonnekalender, onze Gregoriaanse kalender. Afkondiging leger op basis van dienstplicht.

1876 Het dragen van zwaarden (door samoerai) wordt verboden.

1877 Satsuma rebellie. Opstand van samoerai wegens verliezen van status en voorrechten. Bedwongen door het nieuwe (dienstplichte) regeringsleger.

1879 Ryûkyû eilanden als Okinawa bij Japan

1889 Afkondiging van de nieuwe "Meiji grondwet".

1890 25 november. Eerste zitting van het nieuwe parlement.

1894 Handelsverdrag met Engeland. Begin Japans-Chinese oorlog 1895 Einde Japans-Chinese oorlog. Verdrag van Shimonoseki.

1896 15 juni. Aardbeving met een kracht van 7,2 op schaal van Richter nabij Sanriku (in het noordoosten van Japan) met een grote tsunami als gevolg. Hierbij vonden 27.000 mensen de dood. Vissers die op zee waren hadden niets van de tsunami gemerkt maar bij thuiskomst bleek hun hele dorp te zijn verdwenen.

1904-1905 Russisch-Japanse oorlog

1906 Zuidelijk Sachalin bij Japan.

1907 Japan neemt bestuur van Korea over.

1910 Groep anarchisten gearresteerd wegens beramen moordaanslag op de keizer. Totale annexatie van Korea.

1912 Keizer Meiji sterft. Eind Meiji periode. Begin Taishô periode.

1912 - 1926 Taishô periode van keizer Yoshihito.

1914 Begin Eerste Wereldoorlog. Japan verklaart de oorlog aan Japan en bezet Duits gebied in China en in de Stille Oceaan.

1915 21 Eisen van Japan aan China, die China onderworpen zou maken aan Japan.

1918 Expeditie van Japanse leger naar Siberië.

1920 Japan wordt permanent lid van de Volkenbond.

1921 Hirohito, zoon van keizer Taishô, wordt regent voor zijn vader, die geestesziek is.

1923 1 september. Grote aardbeving in Kantôgebied (8,3 op schaal van Richter) en daarop volgende brand. Tokyo en Yokohama verwoest. 143.000 doden. 27 december. Moordaanslag op Prins Hirohito (de latere Shôwa keizer). Keizer wordt niet geraakt. Kabinet treedt af.

1925 Hervatting Japans-Russische betrekkingen. Nieuwe kieswet: kiesrecht voor alle mannen, ouder dan 25 jaar

1926 Keizer Taishô overlijdt. Zijn zoon Hirohito neemt over onder de naam Shôwa. Einde Taishô periode. Begin Shôwa periode.

1926 - 1989 Shôwa periode van keizer Hirohito.

1931 Leger van Japan valt Mantsjoerije binnen.

1932 Mantsjoerije wordt staat Manshûkoku.

1933 Japan verlaat de Volkenbond wegens veroordeling optreden in Mantsjoerije.

1936 Jonge militaire officieren bezetten centrum van Tokyo met het doel dat het leger de macht over zou nemen wegens ontevredenheid over de politiek. Verdrag met Nazi-Duitsland, bedoeld tegen Rusland.

1937 Japanse en Chinese troepen vechten tegen elkaar bij Peking en Shanghai. Japan bezet Nanking. Slachting van Nanking. 1938 Gevechten tegen Japanse en Russische legers bij grens Korea.

1939 Begin Tweede Wereldoorlog

1940 In Nanking komt een pro-Japanse regering. Japan bezet een deel van Frans Indo-China (in overleg met Franse Vichy-regering).

1941 7 december. Japanse aanval op Pearl Harbor. V.S. verklaart de oorlog aan Japan, Duitsland en Italië.

1942 Japan begint met bezettingen, zoals Manilla, Singapore en Nederlands-Indië. Zeeslag bij Midway.

1945 Amerikanen vechten zich over de eilanden Iwo Jima en Okinawa naar Japan. Duitsland capituleert. 6 augustus 8.15 uur. Atoombom op Hiroshima. 8 augustus. Rusland valt Mantsjoerije binnen. 9 augustus 11.02 uur. Atoombom op Nagasaki. 15 augustus. Keizer Hirohito houdt historische radiotoespraak waarin hij meldt dat Japan de verklaring van Potsdam accepteert en zich onvoorwaardelijk overgeeft. 2 september. Officiële tekening aan boord van Amerikaans slagschip Missouri in de Baai van Tokyo. Generaal Douglas MacArthur aangesteld als Supreme Commander of the Allied Power, leider van de bezettingsmacht.. Ontbinding van zaibatsu (handelsconglomeraties). Nieuwe kieswet waarbij ook vrouwen actief en passief kiesrecht kregen.

1946 Eerste algemene verkiezingen.

1947 3 mei. Nieuwe grondwet, opgesteld door MacArthur en zijn mensen, wordt van kracht. De keizer verliest zijn goddelijke status. Het is Japan niet toegestaan nog een leger te hebben.

1948 Militair tribunaal voor het Verre Oosten spreekt doodstraf uit over aantal Japanse oorlogsmisdadigers.

1950 Uitbreken Koreaanse oorlog. Japan levert veel machines aan Amerikaans leger, mede daardoor begin economisch opbloei in Japan.

1952 Vredesverdrag in San Francisco, waardoor einde van de bezetting van Japan door Amerika.

1953 Einde Koreaanse oorlog.

1954 Japan krijgt een zelfverdedigingsmacht (een leger is niet toegestaan).

1955 Oprichting van de Liberaal Democratische Partij (LDP).

1956 Japan treedt toe tot de Verenigde Naties.

1959 Demonstraties in Japan tegen veiligheidsverdrag met Verenigde Staten.

1962 3 mei. Grote treinramp ten noorden van Tokyo. Er vallen 160 doden.

1963 9 november. Treinramp bij Yokohama met 161 doden. 1964 16 juni. De omgeving van Niigata wordt getroffen door een aardbeving met een kracht van 7,4 op de schaal van Richter. Hierbij vallen 26 doden. Olympische Spelen in Tokyo. Eerste Shinkansen (hoge snelheidstrein) gaat rijden.

1965 Weer betrekkingen met Zuid-Korea.

1968 Veel demonstraties tegen nieuw aan te leggen vliegveld Narita bij Tokyo.

1970 Expo in Osaka.

1971 Keizer Hirohito bezoekt Nederland. Een aantal Nederlanders, w.o. Wim Kan, protesteert hiertegen.

1972 Teruggave van Okinawa door Amerika aan Japan. Er blijft nog wel een Amerikaanse basis. Herstel van normale betrekkingen met China.

1976 Lockheed schandaal.

1989 Keizer Hirohito overlijdt op 7 januari. Zijn zoon Akihito neemt over. Einde shôwa periode. Begin Heisei periode.

1989 - heden Heisei periode van keizer Akihito.

1995 17 januari. Zware aardbeving (Hyogo-ken Nanbu aardbeving, ook wel Hanshin aardbeving genoemd) treft Kobe. De aardbeving was 6,9 op de schaal van Richter terwijl het epicentrum maar 20 km ten zuidwesten van Kobe lag, met meer dan 6400 doden als gevolg (bron USGS). 20 maart. Gasaanvallen (sarin) in metro van Tokyo door AUM sekte. 27 december. Ongeluk bij het station van Mishima met een shinkansen. Eerste en enige dodelijk ongeluk (1 persoon overlijdt) met de shinkansen.

2000 Viering 400 jaar handelsbetrekkingen Nederland - Japan. Keizer Akihito bezoekt Nederland.

2003 26 september. Japan (140 km ten zuiden van Hokkaido) wordt getroffen door een aardbeving met een kracht van 8,3 op de schaal van Richter (bron USGS) met bijna 600 gewonden. Een kleine tsunami was het gevolg.

2004 21 oktober. Het midden van Japan wordt getroffen door een zeer krachtige tyfoon, met de naam Tokage. Plaatsen op Shikoku worden getroffen, maar ook op Honshu, zoals Toyama. Het is de tiende tyfoon dit jaar (zes is normaal). Sommige plaatsen krijgen te maken met overstromingen. Rond de tachtig personen vinden de dood. 23 oktober een vrij zware zware aardbeving (de Choetsu aardbeving), met een kracht van 6,6 op de schaal van Richter, treft de prefectuur Niigata (250 km ten noorden van Tokyo). Naschokken worden gevoeld tijdens de dagen erna, waarvan er een met een kracht van 5,6. Hierbij ontspoort een shinkansen, echter zonder persoonlijke ongelukken. 27 oktober. Opnieuw een aardschok gevoeld in hetzelfde gebied, met een kracht van 6,1 op de schaal van Richter. Totaal zijn er 39 doden gevallen.

2005 25 maart - 25 september. Wereldtentoonstelling in Japan (omgeving Nagoya). 25 april. Treinramp in Amagaseki (nabij Osaka) met meer dan 100 doden en ruim 450 gewonden. Dit ongeluk behoort hiermee tot een van de ernstigste treinrampen in Japan. 16 augustus. Vlak voor het middaguur (Japanse tijd) is het gebied bij Sendai getroffen door een aardbeving met een kracht van 7.2 op schaal van Richter. Er waren 45 gewonden. Het centrum van de beving lag in zee, bijna 100 km oostelijk van Sendai, op een diepte van 53 km.

2006 17 - 31 augustus. Het Japanse kroonprinselijk paar brengt een vakantiebezoek aan Nederland. 6 september. Prins Akishino en prinses Kiko krijgen een zoon, waardoor de mannelijk troonopvolging voorlopig is veilig gesteld.

2007 25 maart. Aardbeving in de Zee van Japan, 75 km ten noorden van Kanazawa. De beving had een kracht van 6,7 op de schaal van Richter. Er vielen 1 dode en ong. 170 gewonden. 16 juli. Aardbeving treft weer de prefecturen Niigata en Nagano (zelfde gebied als in oktober 2004) . De beving had een kracht van 6,8 op de schaal van Richter. Er vielen 9 doden en ongeveer 1000 gewonden.

2008 14 juni. Prefectuur Miyagi (ong. 350 km ten noorden van Tokyo) is getroffen door een aardbeving met een kracht van 7,2 op de schaal van Richter. In feite treft het alle noordelijke prefecturen Iwate, Miyagi, Fukushima, Akita and Yamagata. Er zijn 9 doden en bijna 200 gewonden gevallen.

2009 10 - 11 augustus. Omgeving van Tokyo is getroffen door een aardbeving met een kracht van 6,5 op de schaal van Richter. Epicentrum lag 150 km Z.W. van Tokyo. Er zijn geen doden, wel 64 gewonden. Ook deze dagen is het westen van Japan getroffen door de tyfoon Etau. Hierdoor 13 doden en nog een aantal vermisten. 21 - 26 augustus. Prins en Prinses Akishino van Japan brengen een bezoek aan Nederland in het kader van 400 jaar handelsbetrekkingen met Japan en de opening van een tentoonstelling hierover in Den Haag.

2011 11 maart om 16.46 uur (lok. tijd). Zeer zware aardbeving treft N.O. van Japan met een kracht van 8,9 op de schaal van Richter. Epicentrum lag in de oceaan, ongeveer 180 km oostelijk van Sendai (prefectuur Miyagi), op diepte van 10 km. Het N.O. van Japan werd zwaar getroffen, eerst door de aardbeving, maar later vooral door de tsunami met golven van 6-10 meter hoog. Meer dan duizend doden en veel gewonden. Ingestorte gebouwen, veel verwoestingen en problemen met kernreactoren. In Tokyo ligt tijdelijk openbaar vervoer plat. 12 maart om 04.00 uur (lok. tijd). Nieuwe aardbeving in omgeving Nagano met een kracht van 6,6 op de schaal van Richter. Grote brand ten noorden van Tokyo.

2014 28 - 31 oktober. Koning Willem-Alexander en koningin Maxima brengen een bezoek aan Japan. 22 november (zaterdag) rond 22.30 uur lokale tijd, werd Japan getroffen door een vrij krachtige aardbeving in het gebied bij de stad Nagano. De beving had een kracht van 6,8 op de schaal van Richter. Er vielen 41 gewonden, waaronder 7 zwaar gewonden. Er werden veel huizen verwoest. Het epicentrum van de beving lag op ongeveer 5 kilometer diepte, op ongeveer 180 kilometer ten noordwesten van Tokio. Omdat het een landbeving was, was er geen gevaar voor een vloedgolf. 2015 30 mei. Japan wordt om 20.24 uur lokale tijd opgeschrikt door een aardbeving met een kracht van 7,8 op de schaal van Richter. Deze lag echter 1000 km ten zuiden van Tokyo en op een diepte van 590 km. Hierdoor beperkten de gevolgen zich tot enkele stroomstoringen.

2016 14 april. Om 21.26 lokale tijd treft een aardbeving (6,2 op schaal van Richter) het eiland Kyushu, recht onder de stad Mashiki (dichtbij Kumamoto). Hierdoor en door de geringe diepte van de beving (maar 10 km) vielen er 9 doden en 1000 gewonden. Ook zijn er veel gebouwen beschadigd of zelfs ingestort. 16 april. Om 1.15 uur lokale tijd wordt er opnieuw een aardbeving gevoeld bij de stad Kumamoto. Dit keer met een kracht van 7,4 op de schaal van Richter op 40 km diepte. Hierbij vielen 40 doden. Een half uur later nog een naschok van 6,0 op de schaal van Richter. De nabij gelegen krater van Mt. Aso is ook actief geworden met een kleine uitbarsting.

Prentkunst

De Japanse kunst heeft een enorme impuls gekregen door de introductie van het boeddhisme in de 6e eeuw vanuit Korea. De bijbehorende kunstvormen werden in eerste instantie voor een groot deel ook uit Korea verkregen maar al vrij snel daarna haalde men dit ook direct uit China. Eén van deze kunstvormen was de prentkunst. Tekende men aanvankelijk voornamelijk op (boeddhistisch) Chinese wijze, d.w.z. men tekende zelfs typisch Chinese landschappen, later ging men over tot het tekenen van meer Japanse taferelen en dit waren dan voornamelijk hoftaferelen die men Deel van een yamato-e uit de Heiantijd veelal op horizontale 'scrolls' (rollen) tekende. De typisch Chinese prenten worden 'kara-e' genoemd, terwijl de Japanse prenten 'yamato-e' genoemd worden. De Chinese prenten zijn veelal monochrome prenten (zwart-wit, soms met lichte kleuren) en worden met subtiele penseelstreken neergezet terwijl de yamato-e fijnere details vertonen en gebruik maken van meer kleuren.

De twee 'scholen' blijven lange tijd naast elkaar bestaan, mede door de opkomst van het zenboeddhisme, waardoor de (Chinese) Zen-inkt-tekeningen populair worden. De typisch Chinese landschappen hebben dan al plaatsgemaakt voor de Japanse tegenhangers, maar we zien nog wel de kenmerkende Chinese tekenstijl. Dit wordt 'suiboku' genoemd (eigenlijk suibokuga, hetgeen plaatje van water en zwarte inkt betekent) of 'sumi-e'. Onder deze naam is het ook in het westen bekend. Sumi-e betekent 'plaatje van inkt'. De hierbij gebruikte materialen zijn dezelfde als die bij kalligrafie, namelijk een puntig kwastje en zelf aangemaakte zwarte inkt van sumi (zie ook bij kalligrafie). Een belangrijke vertegenwoordiger van deze schilders is de priester-schilder Sesshu (Sesshû Tôyô, 1420-1506).

De yamato-e vertegenwoordigers komen veelal voort uit de bekende en Een inkttekening van Sesshu invloedrijke Tosa-school, die op steun van hofedelen van Kyoto kan rekenen. Deze steun wordt eind 16e eeuw steeds minder door de tanende macht van het hof in Kyoto. De twee genoemde stijlen (de Chinese en Japanse) worden gecombineerd door de volgelingen van de Kanô school (opgericht in de 10e eeuw). Zij combineren de typische Chinese kenmerken met het kleurengebruik en taferelen van de yamato-e. In de 17e eeuw, de Tokugawa tijd, krijgen zij de steun van militaire heersers. Uit hun gelederen komen de eerste ukiyo-e schilders. Overigens wordt vanaf ongeveer de 15e eeuw de Chinese stijl 'kanga-e' genoemd, terwijl kara- e meer betrekking heeft op de Chinese stijl uit de Heian en Kamakuratijd.

Kleurenhoutsneden en Ukiyo-e Hoewel ukiyo-e en de in die tijd toegepaste houtdruktechniek veelal in één adem worden genoemd, staat ukiyo-e voor het type afbeelding en dat staat in principe los van de gebruikte druktechniek. Ukiyo-e kan dus gezien worden als een onderdeel van de Japanse kleurenhoutsneden, hoewel er ook enkele geschilderde ukiyo-e bestaan. Wel heeft de gebruikte houtdruktechniek gezorgd voor grote (goedkope) oplagen en voor grootschalige verspreiding onder de bevolking. De term 'ukiyo-e' wordt overigens vaak gebruikt ter aanduiding van de Japanse kleurhoutsneden in het algemeen, hoewel dat strikt genomen dus niet zo is. De ukiyo-e ontstaat rond het midden van de 17e eeuw.

De term 'ukiyo' komt uit het boeddhisme en betekende aanvankelijk 'een wereld van pijn'. Hierbij doelde men op het leven van lijden in een vergankelijke wereld. De betekenis is wat verschoven en later bedoelde men hiermee de vergankelijke wereld op zich en kreeg toen de betekenis van het vlietende leven. Aangezien 'e' afbeelding of prent betekent, betekent ukiyo-e, een afbeelding van het vlietende leven, het leven van alledag dat aan ieder voorbijgaat. Het zijn prenten, veelal dus gedrukt m.b.v. houtdruktechniek, waarbij aanvankelijk de onderwerpen meestal werden gevormd door mooie vrouwen, (bijin, meestal waren dit courtisanes, geisha's), kabuki acteurs en sumo worstelaars. Dit waren ook meestal zeer bekende en gewaardeerde figuren. (Zo gezien kan men deze prenten beschouwen als de voorlopers van

de huidige society-roddelbladen, alleen dan zonder roddels maar met In een ukiyo-e van Eishi zien afbeeldingen). Ook de "goede" courtisanes (prostituees), waren dames van we een bekende courtisane naam, die werden geadoreerd en hun afbeeldingen werden grif gekocht. Landschappen werden eerst als minderwaardig gezien maar door toedoen van bijv. Hiroshige werd dit meer en meer geaccepteerd. Door het gebruik van de houtdruktechniek begon de vlucht van ukiyo-e eind 17e eeuw met hoogtepunten in de 18e en 19e eeuw. Grote namen als Utamaro (1753-1806) en Hiroshige (1797-1858) hebben mede voor deze hoogtepunten gezorgd.

Een shunga van Kunisada

Populair waren ook de erotische prenten, de shunga, waarvan we hier links een voorbeeld zien. Deze is van Kunisada. Ook in het westen raakten de ukiyo-e bekend en van de hand van Vincent van Gogh zijn de bekende (min of meer) kopieën van een aantal ukiyo-e. Ukiyo-e zijn tot ver in de 20e eeuw gemaakt maar ook (bijv. in de Meijitijd) werden oude prenten weer opnieuw uitgebracht, vaak met een iets mindere kwaliteit.

Men kent een aantal belangrijke perioden voor de Ukiyo-e:

Edo periode (1600-1868) Dit is de periode waarin de ukiyo-e ontwikkeld wordt.

Meiji periode (1868-1912) In deze periode, als Japan is opengesteld voor het buitenland, wordt de invloed van het westen duidelijk zichtbaar, de ukiyo-e gaan er meer westers uitzien.

Shin Hanga (1913-1962) De Shin Hanga (nieuwe prenten) is een stroming die de oude ukiyo-e weer wil doen herleven maar wel met nieuwe inzichten als perspectief. Onderwerpen zijn over het algemeen dezelfde als de oude ukiyo-e. Sosaku Hanga Gelijkertijd met Shin Hanga ontstaat een andere stroming, de Sosaku Hanga (creatieve prenten). Hier worden nieuwe, vaak op westerse ideeën geïnspireerde inzichten gebruikt. Ook de onderwerpen zijn niet meer traditioneel Japans. De Sosaku Hanga is dus duidelijk beïnvloed door Europese schilders.

Kunstenaars Veelal werden de kunstenaars bekend onder hun 'voornaam' of eigenlijk hun artiestennaam. Ook veranderde deze naam nogal eens tijdens het leven van een kunstenaar. Andô Hiroshige bijv. is bekend onder de naam Hiroshige of Hiroshige I, maar Tanaka was zijn eigenlijke familienaam. Hij werd geadopteerd door de Andô familie en nam, toen hij 14 was, de artiestennaam Hiroshige aan, vandaar Andô Hiroshige. Hij studeerde bij Utagawa Toyokuni en Utagawa Toyohiro, die hem later toestonden de naam Utagawa te gebruiken. Onder de naam Utagawa Hiroshige is hij ook bekend. Ook kon een 'school' ontstaan, als de opvolgers onder dezelfde naam verder gingen, zoals Hiroshige II, Hiroshige III en Hiroshige IV. Dit waren niet noodzakelijkerwijs eigen kinderen maar eerder studenten van de grote meester. Hiroshige II was Suzuki Chimpei, een student van Hiroshige, die trouwde met een dochter van Hiroshige. Hiroshige III was ook student en trouwde ook met diezelfde dochter, nadat ze gescheiden was van Hiroshige II. Men schilderde wel in ongeveer dezelfde stijl.

Een voorbeeld van 'bijin' (mooie vrouwen) is deze ukiyo-e van Kunisada. Tsunoda Kunisada (1786-1864) werd bekend door zijn ukiyo-e van van mooie vrouwen en kabuki acteurs. Ook illustreerde hij veel boeken. Hiernaast één van die bijin-ukiyo-e.

Suzuki Harunobu (1725-1770) wordt wel gezien als één van de eerste die meerkleurendrukprenten (nishiki-e) maakte, halverwege de 18e eeuw. Ook maakte hij prenten voor kalenders, zoals deze, waarbij de achterste dame zich klaarmaakt om de koto te bespelen. De voorste bekijkt een boekje met liedteksten. Harunobu maakte ook veel erotische prenten.

De kunstenaar Kitagawa Utamaro (1753-1806) is wereldberoemd geworden door zijn vele vrouwenportretten. Zijn eerste werken verschijnen in 1775, maar pas na 1790 verschijnen de meeste vrouwenportretten, aanvankelijk voornamelijk bekende courtisanes maar later ook andere bekende idolen. Hierbij toont hij de kijker vaak een blik achter de schermen bij de dagelijkse routine handelingen van zo'n bekende dame.

Katsushika Hokusai (1760-1849), gewoon bekend als Hokusai, behoort tot groten der Japanse schilders hoewel men vermoedt dat hij geen aangeboren talent had en tot zijn negentiende jaar autodidact was door tekeningen van anderen te bestuderen. Zo was hij boekverkoper, maar ook leerling houtbloksnijder. Op zijn negentiende kwam hij bij de bekende Katsukawa Shunsô en maakte tekeningen onder de naam Katsukawa Shunrô.Het was gebruikelijk dat leerling een deel van de naam van de meester overnamen. Weer later nam hij les bij Tawaraya Sôri en nam de naam Sôri aan. Hij maakte later ook veel series landschappen, waarbij hij zich o.m. baseerde op de kopergravures van de Hollandse school. Landschappen waren tot dan toe niet gebruikelijk, men schilderde voornamelijk courtisanes en acteurs. De invloed van de Hollandse schilderkunst is o.a. te zien aan het invoeren van perspectivisch tekenen, het gebruiken van een omlijsting

en, heel grappig, het schrijven van Japanse teksten op de westerse wijze, namelijk horizontaal, waarbij in het begin de tekst wel verticaal was geschreven, maar horizontaal werd geplaatst.

Een van deze series van Hokusai was: Zesendertig gezichten op de berg Fuji. Bijgaande Ukiyo-e 'De grote golf voor de kust van Kanagawa', gemaakt rond 1830, komt uit deze serie en is zo beroemd geworden, dat deze golf symbolisch is geworden voor de Japanse schilderkunst.

Uit diezelfde serie van Hokusai is deze 'Bliksem onder de top' uit ongeveer 1830, waarbij de berg Fuji uittoornt boven de bliksem. Overigens zijn veel prenten, zoals deze, in verschillende uitvoeringen te bewonderen, waarbij in latere uitvoeringen wat kleine (kleur) wijzigingen zijn aangebracht.

Ook Andô Hiroshige (1797-1858), die vanaf 1812 Utagawa Hiroshige heette, maakte veel series. Een van deze series was "Drieënvijftig nederzettingen aan de Tôkaidô". De Tokaidô was de belangrijkste weg tussen Edo (plaats van het shogunaat) en Kyoto. Langs deze route waren 53 plaatsen waren de reizigers konden overnachten of uitrusten. De ukiyo-e serie over deze 53 nederzettingen langs de Tôkaidô zijn door Hiroshige zowel in de horizontale als in de verticale uitvoering gemaakt. Hier links zien we een voorbeeld uit de verticale serie. Het betreft hier het dorpje Futakawa. Dit is de 33ste halteplaats langs de weg van Edo naar Kyoto, dus ergens halverwege.

Uit deze serie komt ook deze weergave van Lake Ashi bij Hakone. Hier was ook een van 53 plaatsen langs de Tôkaidô.

Een andere serie van Andô Hiroshige was (net als bij Hokusai) de 'Zesendertig gezichten van de berg Fuji'. Deze serie is in twee formaten gepubliceerd, in chûban (ong. 15,5 x 18 cm), rond 1852 en in het bekende ôban tate, formaat (38 x 25,5 cm) en de 'tate' betekent 'staand' formaat. Deze prent is de kustlijn bij Hoda. Deze ôban serie is rond 1858 gepubliceerd.

Andere beroemde namen zijn: Hishikawa Moronobu (1631-1694), Sugimura Jihei (actief 1680-1690), Katsukawa Shûnko (1743- 1812),Katsukawa Shûnsho (1726-1792), Keisai Eisen (1791-1848) en Taiso Yoshitoshi (1839-1892) met bijv. zijn serie "Honderd aspecten van de maan".

Prenten en de signaturen Japanse prenten hebben veelal verklarende teksten, die overigens niet op een vaste plaats in de prent staan. Soms zijn dit korte verhaaltjes maar het kunnen ook gedichtjes als haiku zijn. Ook staan op de meeste prenten een aantal zegels en een signatuur. Kijken we naar de twee onderste van bovenstaande prenten van Hiroshige dan zien we rechts boven de tekst die verklaart dat de prenten, in dit geval, uit een bepaalde serie zijn. In de bovenste van deze twee prenten vertelt het verhaal dat de prent uit de serie '53 plaatsen langs de Tôkaidô' is. Links onder zien we een rode balk met daaronder nog een paar zegels. Dit deel hebben we hier links uitvergroot weergegeven. De rode balk toont de signatuur van de schilder, in dit geval dus Hiroshige. Daaronder staan nog 3 stempels. De twee kleine ronde zegels zijn van de censuur, die het Tokugawa shogunaat had ingesteld. Alles werd door het shogunaat gecontroleerd. Alles dat gepubliceerd werd, moest de toestemming hebben van het shogunaat, d.w.z. van de locale autoriteiten. Het rechter van deze twee ronde zegels is de aratame-zegel. Dit betekent 'bekeken en goedgekeurd'. Het linker zegel is een jaarzegel en meldt dat de prent in de zevende maand van het jaar U is uitgegeven. Men gebruikte toen nog de Chinese kalender die de tekens van de dierenriem als jaarindicatie had. Het jaar U is het jaar van de haas en dat was toen 1855. Overigens werd lang niet altijd een jaarzegel geplaatst, maar alleen in sommige perioden. Het zegel onder in de hoek tenslotte, is het zegel van de uitgever. De uitgever was zeer belangrijk voor een goede kwaliteit van de prent. Bedenk dat de kunstenaar alleen de tekening zelf maakte, maar het uitsnijden in hout in de verschillende blokken en het drukken in de vereiste kleuren door de uitgever werd verzorgd. Het zegel hier is van de uitgever Tsutaya Kichizô.

Houtdruktechniek De gebruikte houtdruktechniek is de techniek waarbij de afbeelding in houtblokken wordt gesneden. Dit deed men door de betreffende (gespiegelde) tekening op een houtblok te lijmen en dan het hout ging snijden volgens de tekening. De eerste monochrome (zwart-wit) prenten werden halverwege de 17e eeuw gemaakt terwijl de eerste meerkleurenprenten halverwege de 18e eeuw ontstonden. Door voor elke kleur een ander houtblok te snijden (soms wordt wel 1 blok voor meerdere kleuren gebruikt om tot een bepaalde kleur te komen) en deze tot 1 afbeelding te combineren ontstaat een fraai geheel. Hiervoor kunnen wel 5 of 6 houtblokken nodig zijn. De uiteindelijke kwaliteit is dan ook afhankelijk van de kunstenaar/ontwerper, de houtsnijder, de drukker en de uitgever. Een "originele" Hiroshige betekent dat voor de prent de eerste blokken gebruikt zijn en de inkten van de eerste drukken. De huidige prijzen van deze prenten kunnen erg variëren, vanaf een paar honderd euro tot duizenden euro's, afhankelijk van de kwaliteit. Door het gebruik van houtblokken en het feit dat deze blokken niet mochten kromtrekken was men gebonden aan een maximale maat en in de loop van de tijd zijn er enige typische maten in gebruik gekomen. Enige typische formaten:

ôban ong. 38 x 25,5 cm

chûban ong. 15,5 x 18 cm

hosoban ong. 35 x 15 cm

hashira-e ong. 70 x 15 cm

shikishiban ong. 20 x 17 cm

Daarnaast ziet men wel:

tate-e staande afbeelding

yoko-e horizontale afbeelding

Bunjinga In de 18e eeuw ontstond er in Japan weer een hang naar de Chinese kunsttraditie. Helaas was Japan van de buitenwereld afgesloten en had men dus weinig voorbeelden om op terug te vallen, maar met de voorbeelden die er waren begon men toch een eigen stijl te ontwikkelen. Nu was de Chinese kunst van oudsher min of meer opgedeeld in twee 'scholen'. Men sprak wel van de 'noordelijke' en de 'zuidelijke' school. Hierbij was de noordelijke school wat conventioneler en met oog voor details, zo men wil schilderde men objectief terwijl de noordelijke school zeer subtiel werkte meer vanuit het innerlijk. Men schilderde eigenlijk meer achter het schilderij, eigenlijk meer subjectief en men vertelde het liefst in zo weinig mogelijk, veelal in meer gestileerde stijl. Het is deze zuidelijke school die nu navolging kreeg en dan vooral onder de intelligentsia, zoals onder de geleerden en dichters. In Japan werd deze richting daarom wel de 'bunjinga', de kunst van de intelligentsia genoemd. In de Engelse literatuur spreekt men dan van de 'literati style'.

Toneel en Dans

In Japan en dan met name het oude Japan, waren dans, toneel en muziek vaak onlosmakelijk met elkaar verbonden. Een echt onderscheid maken is daarom niet goed mogelijk, althans voor de traditionele vormen. Het Japanse toneel kent zowel oude als nieuwe toneelvormen. De namen van deze oude toneelvormen zijn in het westen vaak wel bekend maar het eigenlijke toneel kennen we niet, waarschijnlijk omdat het een toneelvorm is die de westerlingen niet aanspreekt. De laatste jaren is er toch wel meer belangstelling vanuit het westen en vinden er meer en meer opvoeringen plaats buiten Japan. Dit geldt ook steeds meer voor de Japanse muziek en de Japanse dans, zoals de moderne Butoh.

De oude dansvorm werd wel "kami asobi" (spel van de goden) genoemd, een kami werd nl. gedacht bij iemand binnen te gaan en hem tot dansen leiden. Het heeft te maken met het oude geloof dat dansen een methode is om de goden te bedanken. Het dansen gaat zelfs terug tot het scheppingsverhaal van Japan, waarbij de zonnegodin uit haar hol wordt gelonkt door een dansopvoering (zie Stichting van Japan) van de Vreselijke Hemelvrouw en we zien het dan ook weer terug bij diverse shintôceremonieën en -feesten.

Dengaku De combinatie van zang en dans, afkomstig uit de oude boerenfolklore, uit de festiviteiten rondom het planten van de rijst, werd later als dengaku aan het hof opgevoerd. Dengaku heeft lang naast het hierna te noemen sarugaku bestaan, maar heeft het tenslotte afgelegd.

Bugaku Bugaku is een oude, in de 8ste eeuw uit China ingevoerde, wat serene vorm van een combinatie van muziek en dans die uitsluitend aan het hof werd opgevoerd. Tegenwoordig wordt het bij sommige tempels nog opgevoerd en valt meer onder de noemer 'dans'. 'Bugaku' betekent 'dansmuziek'.

Sangaku Net als Bugaku is deze dans in de 8e eeuw uit China ingevoerd. Deze dans is echter veel levendiger, met veel acrobatische toeren, maar het bevat veel meer, zoals zang, dans en ook komische sketches Na ong. 950 na Chr. mocht deze dans niet meer opgevoerd worden aan het hof en dan zien we dat het juist werd omarmd door het gewone volk, het werd toen Sarugaku (apenmuziek) genoemd. Deze dansvorm ging, ongeveer in 1350, weer over in Nô of Nôgaku,

Nô (Noh) Wat we nu nô (noh is de westerse schrijfwijze) noemen is dus ontstaan uit sarugaku of eigenlijk uit sangaku. Het was voornamelijk dans die te maken had met de landbouw en waarin ook acrobatiek een rol speelde maar die wel levendig en humoristisch was. Later (14e en 15e eeuw) is dit geperfectioneerd en ontwikkelde het zich meer als tijdverdrijf voor de shôgun en de militaire kaste. Men noemde dit muzikale dansdrama: nôgaku en nô. Nô betekent 'talent' en gaku is 'muziek' dus muziek van getalenteerden. Voor nôgaku zie hieronder. In het westen schrijven we meestal noh. Kenmerkend voor nô zijn de maskers, die heel duidelijk de gespeelde personages uitbeelden. Net als het hieronder genoemde en met nô verbonden kyôgen (en ook kabuki) wordt nô alleen in speciale theaters gespeeld (nôgakudô) en uitsluitend door mannelijke acteurs (net als bij kabuki). Men speelt op een kaal toneel met eigenlijk geen decors. Het enige dat men ziet is een decor van dennenbomen op de achterwand. Dit dateert nog uit de tijd dat men nô in de openlucht speelde.

Nô moeten we zien als toneelspelen waarbij merendeels wordt gezongen en waarbij de dans een hele belangrijke rol speelt. Het zijn de bewegingen, die bij de dans horen, die de expressie brengen. Kleine dansbewegingen kunnen een noh masker zeer dramatisch effect Noh theater hebben. Zo is 'mai' de dans met vloeiende cirkelbewegingen en glijdende stappen en 'hataraki' de dans van de korte krachtige stappen, waarmee vaak een god of een demon uitgebeeld wordt. De (niet natuurlijke) manier van bewegen van de acteur is heel belangrijk, maar ligt in principe helemaal vast. Nô is geen realistisch toneel, dit kan voor de westerling wat bevreemdend werken, maar het geeft meer mogelijkheden. Twee figuren die vlak naast elkaar staan op het toneel kunnen in het verhaal op totaal verschillende plaatsen zijn. Een complete nô uitvoering bestaat uit 5 delen en tussen deze delen wordt voor de afwisseling kyôgen opgevoerd, dit zijn er dus 4. De kyôgenopvoeringen zijn, zoals hieronder is vermeld, meer komische stukken waarin uitsluitend geacteerd wordt, dus niet gezongen. Het toneel bij nô is vrij leeg en men gebruikt meestal historische kostuums en maar weinig rekwisieten. Het is een open toneel, zonder gordijnen. De gebruikte taal is oud-Japans en bovendien veelal gezongen zodat het publiek veelal tekstboekjes gebruikt om het te kunnen volgen.

Zoals gezegd zijn de maskers (nômen of omote) heel bepalend voor nô. In een nô spel dragen eigenlijk alleen de hoofdrolspeler (shite) en soms zijn helper (waki) een masker. Dit zijn dan meestal rollen waar het eigen gezicht niet bij past, zoals vrouwen-, jongens-, bejaarden- of demonenrollen. Men kent 200 typen maskers, onderverdeeld in 4 groepen: vrouwen (ko-omote), mannen, oude mannen en demonenmaskers (kobeshimi) Binnen deze groepen worden nog wel nieuwe maskers gemaakt, soms voor één bepaalde rol, door speciale maskermakers. De maskers worden gemaakt van het hout van de Japanse cipres en dit hout wordt gedurende 5 jaar geprepareerd, voordat het masker gesneden gaat worden. Hoewel de gezichtsuitdrukkingen eigenlijk vastliggen door het gebruikte masker kan dit wel beïnvloed worden door de kijkrichting en lichtval en is men in staat allerlei gevoelens uit te drukken.

Kyôgen Kyôgen is net als nô ontstaan uit het sarugaku en dus eigenlijk uit het originele sangaku. Het was een humoristisch deel dat tijdens de latere perfectioneringsfase meer zelfstandig werd en in pauzes tussen noh-spelen werd opgevoerd. Deze humoristische stukjes werden 'kyôgen' genoemd. (kyô betekent 'gek')

Nôgaku Zoals hierboven bij kyôgen vermeld staat, speelde men tijdens de verschillende pauzes tussen de nô- delen, de komische stukjes, de kyôgen. Het geheel van nô en kyôgen wordt nôgaku genoemd.

Kabuki In 1603 (begin van de Edo-periode) danste in Kyoto een danseres van de Izumoschrijn, Izumo no Ôkuni, samen met een aantal anderen, een combinatie van (min of meer sensuele) volksdansen en heilige dansen, waarbij ook gezongen werd, hetgeen de bevolking zeer aansprak. Hieruit ontstond een vorm van dans en toneel, die men 'kabuki' ging noemen of ook wel kabuki odori. Kabuki betekende 'vreemd' omdat dit geheel door vrouwen opgevoerde toneel voor die tijd ongebruikelijk was. In die tijd speelden prostituees veel vrouwenrollen en dit werd door het Tokugawa shogunaat gezien als slecht voor de publieke moraal. In 1629 bepaalde het shôgunaat dat vrouwen niet meer mochten meespelen. Hierop namen jonge mannen of jongens de vrouwenrollen voor hun rekening (wakashu kabuki). Omdat ook nu de seks toch niet helemaal verbannen kon worden, werd ook deze vorm in 1652 verboden. Hierna ontstond de wat serieuzere vorm (yaro kabuki of kabuki van de man) en het woord 'kabuki' ging men met andere karakters schrijven, die de betekenis van muziek (ka), dans (bu) en vaardigheid (ki) hadden. Deze vorm van theater was, mede door z'n achtergrond en ontstaansgeschiedenis, voor de lagere sociale klassen. De samoerai (de heersende klasse) bekeken deze theatervorm met argusogen en het werd door hen alleen toegestaan in bepaalde uitgaanswijken (net als de prostitutie), zodat men er wel controle over had, hoewel ook de samoerai, vaak vermomd, de voorstellingen bekeken in de kabukitheaters. Het werd erg populair, er werden bepaalde misstanden aan de kaak gesteld en het was een fraai schouwspel door de vaak flamboyante aankleding en kostuums. Het was realistischer theater dan het noh theater, de onderwerpen waren meestal dagelijkse zaken met geld en liefdesverhoudingen. Dit theater stond als het ware midden tussen het volk en mogelijk ook door het type publiek was er vaak een verbaal contact tussen de acteurs en het (vaak jonge) publiek. Het grappige is dat men ook nu nog tijdens een kabukivoorstelling het publiek kan horen roepen om hun favoriete acteurs aan te moedigen, bijv. door het 'huis' waar toe zij behoren te roepen, zoals 'Naritaya'. Deze kreten worden 'Kakegoe' genoemd.

Het oudste nog in gebruik zijnde kabukitheater Net als vroeger moeten de bezoekers van van Japan staat in Kotohira (Shikoku) dit theater gebukt naar binnen.

In de loop van de tijd is kabuki een volwassen theatervorm geworden maar worden alle vrouwenrollen nog steeds door mannen gespeeld. Deze acteurs, onnagata of oyama geheten, zijn heel gespecialiseerd en worden zeer bewonderd. Het gaat vaak over van vader op zoon. Hierbij krijgen zij generatienummers. Zo is van het huis 'Naritaya' het geslacht Ichikawa heel beroemd met Danjuro, zoals Ichikawa Danjuro V, die leefde van 1791-1859. De kostuums zijn nog steeds spectaculair en ook houdt men van speciale effecten als bliksem en donder of een stevige sneeuwstorm. Het toneel kent allerlei hulpmiddelen, zoals een draaiend platform en een lift waarmee de acteurs opeens kunnen verdwijnen of verschijnen.

De zaal van het theater als de bezoekers Een uitvergroting toont hoe de dames net beginnen binnen te stromen. urenlang op hun kussentje zitten.

Men kan de kabukistukken grofweg in drieën verdelen: 1. Jidai-mono, historische stukken, die het leven uit het feodale tijdperk weergeven, meestal het landleven. 2. Sewa-mono, meer huiselijke taferelen uit de stadse kringen 3. Shosagoto, dansstukken Kabuki wordt in speciale kabuki-theaters opgevoerd die zijn uitgerust met een kabuki-toneel. Een dergelijk toneel heeft een aantal speciale voorzieningen zoals een draaitoneel (mawari butai) en een lift op toneel (seri) waardoor acteurs snel op het toneel kunnen verschijnen of juist verdwijnen. Een heel bekend en beroemd kabukistuk is 'Chushingura' of uitgebreider 'Kanadehon Chusingura'. Het is het waargebeurde verhaal van de 47 rônin. Een rônin is een samoerai die zijn meester of heer heeft verloren. Het verhaal speelt zich af in 1701/1702 ten tijde van de shôgun Tokugawa Tsunayoshi.

Chushingura

Het was in het kasteel van de shôgun Tokugawa Tsunayoshi in Edo dat in de 3e maand van het jaar 1701 een heer Asano Takumi no kami Naganori een andere heer, de hoge functionaris Kira Kozuke no suke, met een zwaard aanviel omdat de laatste Asano Naganori had beledigd. Hierbij werd heer Kira slechts licht gewond maar omdat het gebruik van wapens in het kasteel van de shôgun was verboden werd Asano Naganori veroordeeld tot het plegen van seppuku. Voor hij seppuku pleegde verzocht Asano Naganori zijn volgelingen, 47 samoerai, hem te wreken en daarbij het zwaard te gebruiken dat hij zou gebruiken bij de seppuku. Alle bezittingen van heer Asano werden geconfisqueerd en de 47 samoerai hadden geen meester meer, ze waren dus ronin geworden. Omdat heer Kira wraak verwachtte van de samoerai van Asano, liet hij ze continu in de gaten en met name over de leider van deze samoerai, Ôishi no suke Yoshio, werd alles gerapporteerd. Deze leidde echter een bandeloos leven, bezocht prostituees en was steeds dronken. Hierdoor werden de spionnen van Kira misleid en men verwachtte geen wraak meer. Echter, in de 12e maand van het jaar 1702 overvielen de 46 ronin (één was inmiddels overleden) het huis van heer Kira, doodden hem met het zwaard zoals zij beloofd hadden en brachten Kira's hoofd naar het graf van Asano Naganori, bij de Sengakuji tempel in Tokyo. Hierop gaven zij zich over aan de politie, wel wetend wat hun te wachten stond. Het was een daad die de ronin verplicht waren aan hun stand als (gewezen) samoerai, sterker nog, het was hun plicht volgens de bushidô (de weg van de samoerai) en daarom had iedereen hier begrip voor. Ook de shôgun begreep dit maar moest ze toch tot de dood veroordelen. Als bijzondere geste mochten zij seppuku plegen, hetgeen hun eer redde.

Toen Chushingura als kabukistuk zou worden opgevoerd werd het als zodanig verboden door de shôgun. Men verplaatste het verhaal hierop naar een eerdere periode (naar de 14e eeuw, ten tijde van shôgun Ashikaga Takauji) en veranderde alle namen. Dit mocht wel en het zou een enorm succes worden. Het wordt nog steeds gespeeld als kabukistuk. Inmiddels is het ook diverse keren verfilmd.

Bunraku Bunraku is een poppenspel waarbij de poppenspelers ook op een (speciaal) toneel staan. Hierbij zijn de poppen bijna levensgroot. Veelal worden de poppen door 3 man bediend. De belangrijkste poppenspeler, de 'omozukai' bedient middels stangen en diverse mechanieken, het hoofd van de pop, zoals de gezichtsexpressie en de rechterarm. Een tweede speler bedient de linkerarm van de pop en verzorgt de benodigde attributen, hij heet 'hidarizukai'. De derde, de 'ashizukai' bedient de benen van de pop. De laatste twee spelers hebben zwarte zakken over hun hoofd en worden geacht onzichtbaar te zijn. Het duurt ongeveer 30 jaar voor men als volleerd 'omozukai' kan optreden. Als leerling poppenspeler speelt men eerst ong. 10 jaar als 'ashizukai' (de benenbedienaar), daarna weer 10 jaar als 'hidarizukai' en tenslotte nog eens 10 jaar als aankomend 'omozukai'. Butoh Een moderne Japanse dansvorm die in de jaren zestig van de vorige eeuw werd gecreëerd en ontwikkeld door Hijikata Tatsumi (1928-1986). Hierbij zijn de dansers of danseressen helemaal wit geschilderd en voeren een veelal trage ietwat absurdistisch uitziende dansen op, die fel realistisch kunnen zijn met nadruk op dood en verderf. De groep van Hijikata Tatsumi heet Dairakuda Kan. Een andere butohgroep, Sankai Juku, die ook al in Nederland (Amsterdam) heeft opgetreden, is inmiddels Sankai Juku wereldberoemd geworden. Het gezelschap Sankai Juku Copyright foto: Sankai Juku werd in 1979 door Amagatsu opgericht. Sankai Juku betekent zoiets als: het atelier van de bergen en de zeeën. De kringloop van het leven, die zo belangrijk is bij Butoh-dans, komt ook in deze naam tot uitdrukking. In elke voorstelling speelt de kringloop, de continuïteit van het leven een rol.

Unesco en de Japanse kunst In 2001 heeft de Unesco in een eerste proclamatie het Japanse nôgaku-theater uitgeroepen tot immateriëel erfgoed van de mensheid. In een tweede proclamatie in 2003 gebeurde dit met het bunraku poppentheater. In een derde en waarschijnlijk laatste proclamatie in 2005, viel deze eer te beurt aan het kabukitheater.

Muziek

Geschiedenis Van de vroegste Japanse muziekgeschiedenis is weinig bekend, voor een belangrijk deel omdat het Japans geen schrift kende. Uit de Chinese annalen (3e eeuw n. C.) blijkt wel dat men in Japan (Yamato) toen al wel muziek, zang en dans kende bij begrafenissen. Ook zijn er haniwa (zie Kofunperiode) gevonden die een muziekinstrument vasthouden. Net als in andere cultuuronderdelen is ook in de muziek de invloed van China van de 5de tot de 9de eeuw groot geweest. De muzikanten aan het Japanse hof in de Naraperiode (710 - 794) waren voornamelijk afkomstig uit China of Korea. In de daaropvolgende Heianperiode (794 - 1133) zien we een steeds grotere eigen (Japanse) inbreng, de uitvoerende musici zijn nu vaker Japanners zelf. Ook doet boeddhistische muziek meer zijn intrede, zoals gezongen lofzangen met muziek.

In de Japanse hof- en tempelmuziek herkent men nog steeds het Chinese vijftonensysteem, zonder halve tonen. De volksmuziek kende ook een vijftonensysteem maar wel met halve tonen. Deze beide soorten muziek zijn in de loop van de tijd naar elkaar toe gegroeid. Men kent nog steeds de oude muziekvormen, zoals gagaku (gaku betekent muziek, gagaku is oude hofmuziek) en bugaku. Dit betekent dansmuziek is een oude, wat serene vorm van een combinatie van muziek en dans dat uitsluitend aan het hof werd opgevoerd. Tegenwoordig wordt het bij sommige tempels nog opgevoerd maar valt meer onder de noemer 'dans'. Ook kent men de nôgaku, de speciale Nô-muziek. Het geheel van de unieke Japanse muziek wordt wel hôgaku genoemd.

Vormen van muziek Men onderscheidt de volgende (traditionele) soorten muziek: Kagura Een soort verzamelnaam voor alle shintomuziek en bijbehorende dansen. Het betekent 'Gods muziek'. Hierbij kan nog een verdere onderverdeling gemaakt worden, maar die wordt niet algemeen gebruikt. Er wordt nu verondersteld dat de basis van de shintomuziek en -dans werd gelegd door de hemelvrouw Ame no Uzume, toen zij Amaterasu uit haar grot wilde lokken (zie Mythische schepping van Japan). Alle shintomuziek valt onder de term kagura, dus zowel de tempelmuziek als de ceremoniële muziek. Gagaku Oude hofmuziek, afkomstig, zoals zo veel, uit China en Korea. Wordt tegenwoordig alleen nog in of bij shintotempels opgevoerd. De hierbij gebruikte muziekinstrumenten waren: de biwa, shô, de tsuzumi en de taiko. Nôgaku Speciale muziek die bij een Noh-drama wordt gespeeld. Met name de instrumenten zijn hierbij van belang.

Daarnaast kent men muziek van een bepaald instrument: Shakuhachi Muziek van de shakuhachi (zie hieronder). Biwagaku Biwa-muziek. Muziek gemaakt met de Biwa (zie hieronder) Shamisenongaku Shamisenmuziek. De shamisen wordt veel gebruikt tijdens Kabuki en Bunraku voorstellingen

Muziekinstrumenten Biwa Een 5 snarig, luitvormig muziekinstrument dat met een groot plectrum wordt geslagen. (afbeelding links)

Koto Een 13 snarig instrument dat nog het meest lijkt op een horizontale harp. De koto heeft een beweegbare brug (kotoji). Met de rechterhand worden de snaren "geplukt" met 3 ivoren 'hulpnagels' op de duim, wijsvinger en middelvinger. Met de linkerhand worden de snaren aangedrukt achter de brug. De snaren zijn

van zijde en het frame is van Paulowniahout (kiri). Er is speciale kotomuziek (sôkyoku). Begin 20ste eeuw Het bespelen van de koto werd een 17-snarige koto ontwikkeld en tegenwoordig kent men ook al de 20-snarige koto.

Shamisen Een banjo-achtig instrument met 3 snaren van zijde, wordt met een plectrum (bachi) bespeeld. Wordt vooral gebruikt bij het begeleiden van Bunraku en Kabuki. Ook geisha's leren dit instrument bespelen.

Shakuhachi Een ong. 54 cm lange, iets gebogen, bamboefluit, zonder rietje. Werd (en wordt) bespeeld door Zen-

priesters. De naam, eigenlijk 'isshaku hassun' ofwel 'i Vrouw bespeelt shamisen shaku hachi sun' verwijst naar de lengte van de fluit, uitgedrukt in twee oude lengtematen. De 'shaku' (ong. 30 cm) en de sun (1/10 shaku = ong. 3 cm). 'i shaku hachi sun' betekent 1 x shaku + 8 x sun = ong. 54 cm. De fluit is tegenwoordig echter in verschillende lengtes verkrijgbaar. Het bespelen van shakuhachi wordt de laatste tijd, zoals veel (oudere) Japanse

kunstuitingen, erg populair, ook (of misschien wel juist) buiten Japan. In Nederland is het Nederlands Shakuhachi Genootschap actief en de Nederlander Kees Kort geeft Shakuhachi veel demonstraties in het Rijksmuseum voor Volkenkunde in Leiden. Voor meer info, zie de evenementenkalenderen de links onderin de pagina. Het is mogelijk om Kees Kort bij Japanse evenementen op te laten treden. Zie hiervoor het kader onderin deze pagina.

Yokobue Een rechte lange bamboefluit.

Shô Een bamboefluit die uit meerdere pijpen bestaat, ongeveer als een panfluit, maar de shô wordt verticaal voor de mond gehouden en er wordt onderin ingeblazen, dus onder een hoek van 90° met de pijpen.

Taiko Drum in allerlei grootten, van enkele tientallen centimeters tot enkele meters groot. De taiko staan meestal op de grond, maar de grote taiko zijn zo groot dat liggen op een stellage noodzakelijk is. De taiko wordt bespeeld met stokken (bachi). (Deze bachi heten dus net als het plectrum van de shamisen 'bachi', maar het wordt met andere karakters geschreven). Ook voor de taiko geldt dat dit muziekinstrument en de muziek daarvan zeer populair aan het

worden is, met name buiten Japan. Er worden veel optredens verzorgd door diverse Japanse taiko- Bespelen van de Lid van de taikogroep groepen, ook in Nederland maar inmiddels zijn er ook al taiko Hanadon Nederlandse taiko-groepen, zoals de groep Hanadon uit (foto: The Japan Amsterdam. Forum) Een bekende taikogroep uit Japan is Kodô, zij komen van het eiland Sado. Ook de Japanse groep Dadada Dan Tenko uit Osaka komt regelmatig naar Europa. Ook de groep Yamato is gekend. Het is indrukwekkend. Tsuzumi Kleine drum die in de schoot of op de schouders wordt gedragen en met de handen wordt bespeeld.

De Japanse film

Het begin Hoewel de film over het algemeen als een 20ste eeuws fenomeen wordt gezien, dateren de eerste ontwikkelingen uit het laatste deel van de 19e eeuw. In Europa zijn het Auguste en Louis Lumiére, die in 1895 een eerste filmvertoning verzorgen in een klein cafeetje. In Japan worden deze ontwikkelingen gevolgd, hetgeen mogelijk is door de openstelling van Japan en de daarop volgende Meijirestauratie. Het is niet bekend wanneer de eerste filmvertoning in Japan heeft plaatsgevonden maar de oudste film die men nog heeft bewaard, dateert van 1899. Het is de verfilming van een bekend nô-drama, getiteld Momijigari. Momijigari is het 'gezamenlijk kijken naar de herfstkleuren van esdoorns', een bekend tijdverdrijf in Japan. Aanvankelijk richtte men zich voornamelijk op verfilming van nô- en kabukistukken, inclusief de onnagata, de mannen die vrouwenrollen spelen. Op zich was dit logisch want dat was wat men voorhanden had. Onder invloed van (natuurlijk) Amerika, begon eigenlijk pas na de Eerste Wereldoorlog een nieuwe ontwikkeling op gang te komen, hetgeen men een 'shinpa' (nieuwe school) noemt. Het was een volkomen nieuwe roep in Japan om realisme, met als gevolg dat nu 'echte' vrouwen de vrouwenrollen gingen spelen, iets dat in eeuwen niet gebeurd was en men verlaat dan de meer traditionele theaterstukken in de cinema. Men onderscheidt vanaf die tijd wel twee soorten films: de jidai-geki en de gendai-geki. Geki betekent 'stuk, een toneelstuk'. Jidai betekent 'periode' en jidai-geki is dan een historisch stuk uit een bepaalde periode. Veelal zien we dan de problematiek van de samoerai die worstelt tussen zijn plichten ten opzichte van zijn meester en zijn gevoelens. Deze plichten of verplichtingen is een diep geworteld fenomeen in de Japanse samenleving en wordt 'giri' genoemd. In de loop van de tijd zien we ook hier een verschuiving, van de samoerai naar de rônin als held. De andere genoemde richting is dus de gendai-geki, hetgeen 'modern stuk' betekent en behandelt de moderne problematiek van de moderne samenleving met al zijn sociale problemen. Door het opkomend militarisme in Japan komt ook de censuur om de hoek kijken. Tijdens de Tweede Wereldoorlog was er een zware censuur waardoor de toch vrij grote productie (men moet denken aan zo'n 500 films per jaar) behoorlijk instortte. Pas na de Tweede Wereldoorlog en eigenlijk pas na 1949 komt de filmindustrie weer op gang, dit kwam mede zo laat omdat de Amerikanen tijdens hun bezetting van Japan, de films die de oude samoeraicode als thema hadden of vertoonden, hadden verboden.

De Gouden Periode Nu breekt een periode aan die wel de Gouden Periode van de Japanse film wordt genoemd. De eerste Godzilla film wordt 1954 in Japan uitgebracht. Drie namen van drie grote regisseurs ziet men in alle publicaties steeds weer terugkomen. Kurosawa Akira, Ozu Yasujirô en Mizoguchi Kenji. Kurosawa Akira (1910-1998) is, ook buiten Japan, wellicht de meest bekende Japanse regisseur. Hij begon als regisseur al tijdens de Tweede Wereldoorlog met films als Sugata Sanshiro (1943) en Ichiban Utsukushiku (De mooiste, 1944). In 1950 maakte hij de film Rashômon (Rashomon). In de bossen wordt een vrouw verkracht en haar man vermoord. Vier getuigen vertellen, schuilend voor de regen bij de Rashomonpoort in Kyoto, in flashbacks de gebeurtenis. Er komen vier verschillende verhalen. Het is een zeer intrigerende film die in 1950 de Gouden Leeuw en in 1952

een Oscar voor de beste niet-Engelstalige film kreeg. Deze film wordt Mifune Toshirô in Rashomon gezien als een belangrijke mijlpaal in de geschiedenis van de film en wordt wel vergeleken met klassiekers als Citizin Kane en Pantserkruiser Potemkin. Kurosawa is duidelijk beïnvloed door westerse regisseurs en verfilmde bijv. westerse of Russische romans, zoals Hakuchi (De gek, 1951) gebaseerd op de roman van Dostojewski of de bekende Ran (1985), een ruim 2 1/2 uur durende film, naar Shakespear's King Lear, waarmee hij een Oscar won voor de kostuums. Ook Kurosawa's werken kunnen worden onderverdeeld in jidai-geki en gendai-geki. Onder de eerste categorie vallen bijv. de bekende Shichinin no samurai (The seven samurai, 1954) en Yojimbo (Yôjinbô, 1961). De eerste heeft model heeft gestaan voor de latere Hollywoord productie The magnificent seven en de tweede heeft model gestaan voor A fistful of dollars. Omdat Yojimbo zo'n succes was, wilde men een vervolg en dit werd Tsubaki Sanjûrô (Sanjuro, 1962). Ook The Hidden Fortress (Kakushi toride no san akunin, 1958) valt in de categorie jidai-geki. In deze toch wel komische film, waarin twee boeren een belangrijke rol spelen, trekt een prinses door vijandig gebied onder begeleiding van generaal Makabe (Mifune Toshirô). Een latere film uit deze categorie is Kagemusha (1980). Als een belangrijke krijgsheer, Shingen Takeda (Kagemusha), sterft wordt zijn dood verzwegen en wordt zijn plaats, vanwege de gelijkenis, ingenomen door een verbannen dief, die het niet slecht doet. Een voorbeeld van gendai-geki van Kurosawa is bijv. Ikiru (Leven, 1952), waarin een man, die zijn leven lang een simpel kantoorbaantje leidt en daarbij eigenlijk weinig zinvols doet, te horen krijgt dat hij kanker heeft. Hij besluit alsnog iets nuttigs te gaan doen.

Ozu Yasujirô (1903-1963), staat bekend als "meest-Japanse regisseur" (zoals Kurosawa bekend staat als "minst-Japanse regisseur"). Ozu Yasujirô maakte vooral films over het dagelijkse leven van gewone mensen. Late Spring (Banshun, 1949) vertelt van een jonge vrouw, Noriko, die niet wil trouwen omdat ze haar vader, een weduwnaar, wil blijven verzorgen. Hij wil wel graag dat ze een eigen leven gaat leiden en verzint een list zodat ze toch bereid is te trouwen en het huis te verlaten. In Good morning (Ohayô, 1959) willen twee broertjes dat hun vader een televisie

koopt, maar de vader weigert dat. Als protest weigeren de jongens nog te praten. Ozu Yasujirô (© Total Film) De buren merken dit en al snel doen er allerlei roddels de ronde. Early Summer (Bakushû, 1951) behandelt weer eens het thema van een dochter die maar eens moet gaan trouwen. Een heel bekende film van Ozu is Tokyo Story (Tokyo monogatari, 1953), waarin een ouder echtpaar, dat op het platteland woont, op bezoek gaat bij hun kinderen in Tokyo. Behalve een schoondochter, die al acht jaar weduwe is, heeft niemand van de kinderen daar eigenlijk tijd voor en het echtpaar keert teleurgesteld terug naar hun huis. Enige dagen na dit bezoek overlijdt de moeder en nu moeten de kinderen op reis, naar het ouderlijk huis op het platteland. De film The End of Summer (Kohayagawa-ke no aki, 1961) is een van de weinige kleurenfilms van Ozu. Het is weer een familieverhaal, met een dochter die niet (weer opnieuw) wil trouwen en een vader die juist een Tokyo Story (© Total Film) oude liefdesaffaire weer opnieuw wil oprakelen. Na The End of Summer maakte hij zijn laatste film: An Autumn Afternoon (Sanma no aji, 1962).

Mizoguchi Kenji (1898-1956) is vooral bekend geworden door Ugetsu Monogatari (Ugetsu, 1953) en Saikaku Ichidai Onna (Het leven van Oharu, 1952), waarmee hij een prijs in Venetië won alsmede Utamaro o meguru gonin no onna (De 5 vrouwen van Utamaro, 1946).

Van de Japanse acteurs willen we nog even Mifune Toshirô (1920-1997) noemen, hij speelt in een groot aantal films van Kurosawa, zoals in Rashomon en Yojimbo waarin hij een rônin (samoerai zonder heer) speelt. In The seven samurai speelt hij één van de zeven samoerai. Mifune Toshirô werd zeer populair en werd in 1984 uitgeroepen tot meest populaire persoon van de Japanse filmindustrie. Terloops zij hier vermeld dat hij ook een belangrijke rol speelt als Toranaga (shôgun Tokugawa Ieyasu) in de TV-serie 'Shogun' uit 1980, waarin Richard Chamberlain de rol van John Blackthorne (Adam Williams) speelt.

Naast de hierboven genoemde drie grote regisseurs zijn er natuurlijk meer geweest die naam hebben gemaakt, zoals bijv. Teshigahara Hiroshi met zijn schitterende zwart/wit film Suna no Onna (Vrouw in het zand of Woman in the Dunes, 1964), naar het boek van Kôbô Abe. Dit is een indrukwekkende, erotisch geladen vertelling over een man die plotseling een heel ander leven krijgt doordat hij bij een vrouw overnacht, die in een huis in een grote zandkuil woont. De volgende morgen is de touwladder verdwenen en kan hij niet meer uit de kuil ontsnappen. Zijn leven wordt dan beheerst door het overal aanwezige zand, water en de mysterieuze vrouw.

Woman in the Dunes (© Total Film) Het is de tijd van de Nouvelle Vague in Europa en ook in Japan zien we regisseurs die, zoals hun collega's in Europa, met nieuwe frisse ideeën films maken maar ook tegen de gevestigde orde schoppen, zoals Imamura Shôhei (1926-2006), met bijv. Ningen jôhatsu (A man vanishes, 1967). Later zullen we hem ook weer tegen komen. Ook Suzuki Seijun (1923) valt in deze categorie regisseurs, met films als Tokyo nagaremono (Tokyo drifter, 1966) en Koroshi no rakuin (Branded to kill, 1967). Rond deze tijd zijn de filmproducties in handen van 6 grote productiehuizen: Daiei, Nikkatsu, Shintôhô, Shôchiku, Tôei en Tôhô, die weinig (financiële) risico's willen nemen en daardoor nieuwe aankomende regisseurs weinig kans geven. Om die reden richtte een aantal regisseurs, zoals bijv. Ôshia Nagisa en Imamura Shôhei ieder een eigen productiemaatschappij op.

Een donkere periode Aan het eind van die jaren zestig moest een groot aantal bioscopen sluiten en zakte de filmindustrie in Japan in elkaar, voor een belangrijk deel door de opkomst van de TV, zegt men. Ook de zeventiger en tachtiger jaren waren zeer somber voor de filmindustrie in Japan, ondanks grote successen als Tora-san. Het was ook een roerige tijd, wereldwijd. De nieuwe regisseurs kwamen soms met zeer controversiële films, die veelal gemaakt werden met buitenlands geld omdat de Japanse productiehuizen liever op safe speelden. Regisseurs zijn bijv.: Yamada Yoji, regisseerde alle Tora-san films, met 48 films de meest succesvolle filmserie uit de geschiedenis, die in 1969 startte met Kiyoshi Atsumi als Tora-san. Kiyoshi Atsumi overleed in 1996 waardoor de serie tot een einde kwam. Ôshima Nagisa (1932), een op taboe-jagende filmmaker die zeer controversiële films maakte, maar ook films als Senjô no merrii kurisumasu (Merry Christmas Mr. Lawrence) in 1983 met David Bowie, de bekende musicus Sakamoto Ryuichi en de hieronder genoemde Kitano Takeshi. Een recentere film van hem is Gohatto (Taboo, 1999) waari hij de homosexualiteit onder de vroegere samoerai verwerkt. Ook met Kitano Takeshi en de muziek is van Sakamoto Ryuichi.

De nieuwe tijd Van de zes productiehuizen zijn er inmiddels nog maar vier overgebleven. Eén van deze vier heeft kunnen overleven door zich te richten op pornofilms (Nikkatsu). Het productiehuis Tôhô had de Godzilla serie, Tôei deed voornamelijk yakuza-films (misdaadfilms met acteurs als Takakura Ken) en Shôchika had succes met de Tora-san serie. Daiei en Shintôhô waren verdwenen. Hoewel er best wel goede films gemaakt werden, werden die veelal met buitenlands geld gefinancierd. Zoals de al eerder genoemde Merry Christmas Mr. Lawrence, dat een Brits/Japanse coproductie was. Kurosawa maakte Kagemusha (1980) en Ran (1985). Niet alle films waren serieus, men probeerde ook wel komedies te maken. In 1986 komt bijv. Tampopo uit, van Itami Juzo, waarin men probeert de perfecte noedels te maken. De Japanse filmindustrie zit echter in een enorm dieptepunt als Sony in 1989 Columbia Pictures opkoopt. Het is soms moeilijk om achteraf de echte directe oorzaken aan te wijzen maar feit is dat er dan ook buitenlands invloed komt en er komt weer een opleving van de Japanse film. Nieuwe regisseurs gaan aan de slag, zoals Kitano Takeshi (1947, ook wel Beat Takeshi genoemd). Hij is begonnen als helft van een komisch duo en hij werd een zeer bekende TV-presentator. Vervolgens ging hij acteren om later zelf te gaan regisseren. Bekende films van zijn hand zijn Sonatine (1993) en Hana-bi (Vuurwerk, 1997), waarvan de laatste geproduceerd werd door zijn eigen productiebedrijf. Takeshi is een omstreden figuur. Zo voorkomend als hij is op TV, zo hard en wreed is hij in zijn films. Maar ook in zijn persoonlijk leven mijdt hij geen geweld. Een bekend verhaal is dat een blad dat over een vermeende verhouding tussen hem en een jong meisje schreef, dat moest bekopen met een verwoest kantoor en een aantal in het ziekenhuis geslagen redacteuren. Zoals hierboven al is vermeld kwam in 1999 ook Ôshima Nagisa terug met zijn film Gohatto (Taboo). Van de nieuwe tijd willen we ook nog noemen:Imamura Shôhei, weliswaar al een ouder iemand, maar wel nog steeds iemand met tegendraadse ideeën. Hierboven noemden we hem met zijn vroegere films maar de prijzen kreeg hij voor zijn latere films. Zijn bekendste film is Narayama bushiko (De ballade van Narayama, 1983), waarvoor hij een Gouden Palm kreeg. Die kreeg hij eveneens voor Unagi (De paling, 1997). In 1989 maakte hij nog een schitterende zwart-wit film, Kuroi ame (Black Rain of Zwarte Regen), naar de gelijknamige roman van Ibusi Masuji, over de gevolgen van de atoombom op Hiroshima. Als een vertegenwoordiger van de Japanse nieuwe golf wordt wel Masumura Yasuzo (1924-1986) gezien. Eén van zijn eerste Narayama bushiko (Ballade van Narayama) films was Aozora Musume (1957), hier wel vertaald als Blue Sky (© Total Film) Maiden. Andere memorabele films zijn Akai tenshi (Red Angel, 1966), Môjû (Blind Beast, 1969) over een blinde beeldhouwer die een mooi model kidnapt en haar mee naar huis neemt, waar hij met zijn moeder woont. Hanaoka seishu no tsuma (Docter's wife, 1967) is de verfilming van de gelijknamige roman van Ariyoshi Sawako. Over een Japanse arts die op zoek is naar een narcosemiddel. Zijn vrouw en zijn moeder beconcurreren elkaar bij hun hulp. Eén van de weinige moderne vrouwelijke regisseurs is Kawase Naomi (1969). Zij kreeg in 1997 een Camera d'Or in Cannes voor haar film Moe no suzaku (Suzaku, 1997), een autobiografisch werk. Een soort vervolg werd Hotaru (Vuurvliegjes, 2000) en in 2003 verscheen Sharasojyu (Shara). Een recente film van haar is Mogari no mori (The Mourning Forest, 2007), in Nederland uitgebracht in oktober 2008. Een indrukwekkende film over een licht dementerende grijsaard en een jonge verzorgster, die beiden gebukt gaan door een enorm verlies. Verdwaald in een groot bos, kunnen zij samen tot een afsluitend rouwproces kunnen komen. Andere regisseurs van de nieuwe lichting zijn bijv. Kurosawa Kiyoshi (1955, geen familie van de andere Kurosawa) die in 1997 doorbreekt met Kyua (Cure, 1997) en in 2001 Kaïro (Pulse) maakt. Zijn laatste films zijn: Rofuto (Loft, 2005), Sakebi (Retribution, 2006) en tenslotte Tokyo sonata (2008). In deze film verliest de hoofdpersoon zijn baan, maar verzwijgt dit voor iedereen, inclusief zijn gezin en doet alsof hij nog werkt. Een bekend verschijnsel in de Japanse maatschappij. Als nieuwlichter kunnen we ook nog Harada Masato (1949) noemen met Inugami (Inugami, 2001). De al eerder genoemde Yamada Yoji (van de Tora-san films) komt in 2002 met een schitterende film, Tasogare Seibei, hier uitgebracht in 2004 als The Twilight Samurai. Het verhaal van een samoerai aan het eind van het samoerai tijdperk. In 2004 werd deze film genomineerd voor een Oscar in de categorie beste buitenlandse film. Ook van recente datum is de film Dare mo shiranai (Nobody knows, 2004) van Koreeda Hirokazu. Het verhaal van 4 kinderen, waarvan de (alleenstaande) moeder opeens het gezin verlaat. De oudste van de 4 kinderen, die 12 jaar is, moet dan voor zijn broertje en zusjes zorgen. Gebaseerd op een waar gebeurd verhaal in Tokyo. De hoofdrolspeler, die de 12 jarige Akira speelt en zelf 14 jaar is, won in Cannes (2004) een prijs voor de beste acteur. Eerdere films van deze regisseur waren o.a. Maboroshi no hikari (Maborosi, 1995), Wandafuru raifu (After Life, 1998) en Distance (2001). Iemand die niet zo lang geleden de Europese bioscopen haalde was Ishii Katsuhito met de film Cha no aji, bij ons beter bekend als Taste of tea (2004). Een eerdere film van hem was Samehada otoko to momojiri onna uit 1998. In het westen uitgebracht als Shark Skin Man and a Peach Hip Girl. Recente films In 2008 maakt Koreeda Hirokazu de film Still Walking (Aruitemo aruitemo), waarin een gezin bijeenkomt om de dood (al lang geleden) van de oudste zoon te herdenken. Ook Tokyo Sonata (2008) van de eerder genoemde Kurosawa Kiyoshi. Een typisch Japans probleem, een vader vertelt thuis niet dat hij ontslagen is, maar probeert de schijn op te houden. In Departures (Okuribito, 2008, in Ned. 2009) van Takita Yôjirô verliest ook iemand zijn baan, als cellist in een orkest, het orkest wordt opgeheven. Hij solliciteert voor een baan als 'reisbegeleider', maar de advertentie vermeldt niet dat het de laatste reis betreft. In Japan wordt een baan met de dood nog steeds als onrein gezien met alle sociale gevolgen van dien. Tenslotte kan Megane (Japan 2007) van Ogigami Naoko genoemd worden. Een overwerkte carrièrevrouw Taeko, in de film als sensei (lerares) aangesproken, wil tot rust komen op een van de Okinawa eilanden. Dat lijkt niet te lukken in een hotel waar verder nauwelijks gasten komen en er verder wat vreemde figuren rondlopen.

Anime - de Japanse tekenfilm

Het begin In Japan zijn de stripboeken, bekend als 'manga', al heel lang bijzonder populair. Velen, jong en oud, lezen de stripboeken, bijv. in de trein of metro. De eerste (stomme) tekenfilm, eigenlijk een verfilmde manga, werd in Japan zo rond 1918 gemaakt en in 1932 maakte Masaoka Kenzo de eerste tekenfilm met geluid. Deze tekenfilms worden 'anime' genoemd, afgeleid van het Engelse (Amerikaanse) woord 'animation'.

Hadden de aanvankelijke Japanse tekenfilms wel overeenkomsten met de Disney-films, met de komst van Astro Boy, van Tezuka Osamu, kreeg de Japanse tekenfilm een eigen 'look' door een andere toegepaste techniek, hoewel bijv. Tezuka Osamu later wel toegaf beïnvloed te zijn geweest door de films van Walt Disney.

Astro Boy werd een geweldig succes en daarmee werd de weg geëffend voor een nieuw soort science fiction tekenfilm. Een ander succes is de robot-kat of kat-robot Doraemon, die uit de 22ste eeuw naar de aarde komt een om een

jongetje Nobita te helpen. Vanaf 1979 wordt er elk jaar een film van Doraemon uitgebracht. Doraemon

De anime Een verschil met de Disney films is dat deze in principe altijd geschikt zijn voor kinderen,

hetgeen lang niet van alle Japanse tekenfilms gezegd kan worden, maar dat ligt voor een Astro Boy belangrijk deel in de oorsprong van beide. De laatste tijd zijn deze anime ook populair geworden in Europa en Amerika. Ook hier op tv zien we veel tekenfilms die afkomstig zijn uit Japan, met name voor de kinderen. Veel van deze tekenfilms tonen robotachtige vechtmachines, zoals in de film Kidosenshi Gundam (Mobile Suit Gundam), waarin Gundam een geheim wapen is van een Federatie.

De anime als volwassen tekenfilm Inmiddels is de anime zeer populair geworden bij de westerse oudere kinderen en volwassenen. Een voorbeeld hiervan is de in 1988 uitgebrachte anime Akira van Otomo Katsuhiro. Een wereldwijde hit, die nu wel gezien wordt als de beste tekenfilm die ooit gemaakt is. Ook uit 1988 stamt de anime Hotaru no Haka (Grave of the Fireflies) van Takahata Isao, over een jongen en een meisje die alleen moeten zien te overleven in Japan tijdens de Tweede Wereldoorlog.

Japan blijft het land van de anime, met een duidelijk andere stijl en opzet dan bijv. Walt Disney in Amerika. In 1997 verschijnt Mononoke Hime (Princess Mononoke) van Miyazaki Hayao. Net als de al eerder genoemde anime Akira, wordt ook deze film alom geprezen en gezien als een van de belangrijkste tekenfilms. Dit zelfde geldt overigens ook voor Sen to Chihiro no kamikakushi (Spirited Away) uit 2002, eveneens van Miyazaki Hayao. Deze film kreeg in 2002 de Gouden Beer in Berlijn en in 2003 een Oscar voor de beste animatiefilm. Diezelfde Miyazaki Hayao brengt in 2004 de tekenfilm Hauru no ugoku shiro (Howl's moving Castle) uit, die in datzelfde jaar werd genomineerd voor de Gouden Leeuw in Venetië, al wordt deze anime niet zo hoog aangeslagen als zijn Spirited Away. De al eerder genoemde Tezuka Osamu leverde het verhaal (via zijn manga uit de 40-er jaren van de vorige eeuw) voor de anime Metoroporisu (Metropolis) van de regisseur Tarô Rin, die in 2001 werd uitgebracht, over een robot-meisje Tima. Overigens was in 1927 al een gelijknamige speelfilm van Fritz Lang uitgebracht, eveneens over een robot-meisje, nu Maria. Bovengenoemde recente anime zijn inmiddels allemaal op DVD uitgebracht. Inmiddels heeft Miyazaki Hayao weer een nieuwe anime gemaakt, Gake no Ue no Ponyo (Ponyo of Ponyo On The Cliff By The Sea). Het verhaal gaat over een jongetje Sôsuke dat een visje uit een fles redt. Hij noemt het visje Ponyo. Ponyo wil bij Sôsuke blijven en mens worden, maar haar vader, de tovenaar Fujimoto, is het daar niet mee eens. Wederom een fraaie (kinder) anime.

Japanse poppen

Kokeshi Een van de bekendste typen poppen die Japan heeft is ongetwijfeld de Kokeshi-pop (kokeshi ningyô). Dit type is er in vele soorten en maten. Meest bekende is dan weer de lange simpele strakke houten pop. Oorspronkelijk komen de poppen uit het noorden van Japan, de prefecturen Akita, Iwate en Aomori. 's Winters hadden hier de boeren niet zo veel te doen en begonnen zij wat huisvlijtwerkzaamheden te verrichten, zoals het snijden van houten poppen, die als speelgoed voor de kinderen konden dienen. Deze massieve houten poppen waren simpel van vorm, een lang lijf en een relatief groot hoofd. Deze poppen werden later cadeau gegeven aan de grootouders, waarbij de grootte (lengte) van de kokeshi overeenkwam met de lengte van de baby. De meer gefortuneerde families hadden hun eigen typen pop, waarbij de gelaatstrekken gelijkenis vertoonden met de typische familietrekken. Nog weer later ontfermden kunstenaars zich over de kokeshi en ontstonden er allerlei fraai uitgevoerde poppen, die echter steeds allemaal gemeen hebben dat ze geen benen en geen armen hebben. Ze hebben veelal eigen passende namen, zoals de kokeshi hier boven rechts, deze heet Nadeshiko. Nadeshiko heeft in het Japans 2 betekenissen: 1. 'anjer' (de bloem op de kokeshi) en 2. lief zorgzaam meisje. Het hout dat voor de poppen gebruikt wordt is van rode kornoelje (mizuki). Deze leent zich qua hardheid, structuur en kleuring het best voor de pop. Delen van de pop worden gekleurd d.m.v. lak maar vaak wordt een deel ongekleurd gelaten en blijft de originele houtkleur zichtbaar. In de loop van de jaren verkleurt dit deel langzaam van licht naar een mooie donker bruine tint. Tegenwoordig komen deze poppen niet alleen meer uit de genoemde prefecturen, maar de woon- of werkplaatsen van de kunstenaars zijn verspreid over voornamelijk het oostelijk deel van Japan. Er zijn jaarlijks wedstrijden om de mooiste kokeshi. De winnaar is vrijwel altijd een oudere kunstenaar met jarenlange ervaring en naast de wedstrijdprijs kan hij dan ook hogere prijzen voor zijn kokeshi opstrijken. Natuurlijk ziet men de kokeshi door heel Japan in alle toeristische winkels, maar deze, in grote series gemaakte poppen, hebben uiteraard geen kunstzinnige waarde. Hakata ningyô De westkant van Japan is meer de kant van de porseleinen poppen met Hakata (Kyushu bij Fukuoka) als bakermat. Deze poppen worden dan ook wel Hakata-poppen genoemd. Zoals het linkerbeeldje, Fukujusô. Het beeldje rechts is een Kurodabushi, oftewel een samoerai uit Kuroda (niet ver van Kyoto) maar het beeldje komt zelf uit Hakata. De prijzen van van deze poppen of beeldjes varieert van enkele tientallen tot honderden of duizenden euro's. De prijs is afhankelijk van de detaillering, de complexiteit en vooral of de maker een bekende meester- poppenmaker is of was. Hakatapoppen zijn van ongeglazuurd aardewerk en worden gemaakt van klei.

De poppenmaker maakt eerst een massief beeldje of pop van klei, zoals het eruit moet zien. Daarna wordt er een mal van gips gemaakt en wordt de oorspronkelijke pop verwijderd. Afhankelijk van de complexiteit van de pop moeten er meerdere (deel)mallen gemaakt worden. Vervolgens wordt in de mal of mallen een laag klei gedrukt die wel overal even dik moet zijn. Om dit goed uit te voeren is een jarenlange ervaring vereist. Dan worden de delen uit de mallen gehaald en samengevoegd om te worden gebakken. Dit bakken gebeurt bij ongeveer 800-900°C. Daarna worden de poppen heel secuur geschilderd. Door het gebruik van mallen is mogelijk om jarenlang dezelfde poppen van de 'meester poppenmaker' te maken, zelfs als hij al is overleden. Zijn opvolgers mogen dan wel deze mallen gebruiken, maar mogen dan niet zijn 'handtekening' (naam in kanji) onder de pop zelf zetten. Deze mag dan wel bijv. op het plankje onder de pop gezet worden.

Nara ningyô of Nara Ittobori Een apart soort poppen zijn de Nara ningyô of Nara Ittobori poppen. Deze poppen werden oorspronkelijk gebruikt bij festivals in Nara bij de bekende Kasuga Taisha schrijn (rond de 12e eeuw). Veel later maakten kunstenaars er echte kunstwerken van. Ittobori staat voor 'één-snede' techniek, waarbij alle snijbewegingen uit één snede mogen bestaan, er mogen geen correcties worden toegepast. Gebruikte houtsoorten moeten natuurlijk dan aan bepaalde eisen voldoen, men gebruikt de witte ceder (hinoki), camphor (kusunoki) in de arborvitae, de Levensboom of Thuja (hiba). Hele bijzondere poppen zijn de Hina ningyô (van de Hina matsuri) in de Nara Ittobori uitvoering. Deze Hina ningyô bestaat uit de bekende poppen (zie hieronder) die op deze wijze zijn vervaardigd. De poppetjes zijn nog geen 4 cm hoog, maar zijn toch zeer gedetailleerd gesneden en geverfd, o.a. met bladgoud.

Ishô ningyô Ishô ningyô betekent iets van (aan)geklede poppen en is in feite een heel scala aan typen poppen, waarvan de bekendste waarschijnlijk de Bijin ningyô is, deze term staat voor 'mooie vrouw'. In principe zouden we alle poppen met een kimono Ishô ningyô kunnen noemen, maar over het algemeen spreekt men liever over 'nihon ningyô' (Japanse pop)

Oyama-ningyô Ook bekende poppen zijn de oyama ningyô (尾山人形), die ook wel . geisha poppen worden genoemd omdat ze veelal geisha's voorstelden. De naam oyama komt van de regio Oyama waar de poppen vandaan kwamen. Alle geishapoppen (vooral Edo geishapoppen) worden in het algemeen dus oyama ningyo genoemd. Vroeger waren er ook poppen met de kostuums van (mannelijke) Kabukispelers, de onnagata en om die reden werden er ook wel andere tekens voor het woord oyama ningyô gebruikt, namelijk onnagata ningyô (女形人形). Deze kanji hebben dus als betekenis en uitspraak: onnagata ningyô. Het grappige is dat een andere uitspraak van deze kanji 'oyama ningyô' is. Daarom werden de oyama poppen ook wel onnagata poppen genoemd. De oyamapoppen stelden geisha's voor maar in die tijd traden de geisha's tijdens hun entertainment act ook wel op als kabuki acteur, dus gekleed als onnagata en dus kan een kabuki pop ook een geishapop zijn. Daarom wordt tegenwoordig de term onnagata ningyô in Japan niet meer gebruikt, maar zijn het allemaal oyama ningyô. De verschillende naamgevingen zijn in de praktijk overigens niet zo strikt.

Ichimatsu ningyô Een heel ander type pop is de Ichimatsu ningyô, maar dit wordt meestal ingekort tot ichima ningyô. Deze poppen waren vroeger echte poppen voor kinderen om mee te spelen. De armen en benen konden bewegen en ze konden worden aan- en uitgekleed met bijvoorbeeld kimono's. Tegenwoordig zijn deze poppen een verzamelobject geworden en zijn dan te kostbaar om als speelgoed voor kinderen te dienen.

Gosho ningyô (fijne aardewerk poppen uit Kyoto). Dit zijn poppen die kleine jongens van 3 - 5 jaar uitbeelden met een witte huid, nooit meisjes. De poppen hebben een wat onnatuurlijk groot hoofd.

Kimekomi-ningyo (met stof ingedrukte poppen) De oorsprong van de Kimekomi-pop voert ons terug naar het Japan van het midden van de 18de eeuw. Het begon allemaal in 1739, toen een miyadaiku (een timmerman die gespecialiseerd is in timmerwerk voor Shinto tempels) een pop maakte van een stukje overgebleven wilgenhout en stof van het kostuum van de priesters. Hoewel houten of beklede poppen al lang in Japan bestonden, had Tadashige Takahashi, de miyadaiku van de Kamo-tempel een heel unieke pop gemaakt. Deze pop was in eerste instantie een massieve houten pop, maar het unieke was dat hij stukjes stof in de gegraveerde groefjes op het lijf gedrukt had. Daarmee leek het noch op een houten pop, noch op een beklede pop. In de Meiji periode ( 1868-1912 ) had een poppenmaker, Eikichi Yoshino, die de originele techniek van de Kimekomi- pop geleerd had, een nieuwe methode geïntroduceerd. In plaats van een beeldje uit een stukje wilgenhout te snijden, had hij in een vorm van het lijf een mengsel van paulowniapoeder en rijstlijm (Kanbaiko) geperst. Daardoor werd het mogelijk om steeds moeilijker modellen van poppen te maken. De Kamo-tempel was in de 2de eeuw vóór Christus voor de Japanse Keizerlijke familie gebouwd. Sindsdien was de Kamo-tempel één van de belangrijkste tempels voor Japanse Keizerlijke familie geworden. Daardoor waren de Kimekomi-poppen die door de miyadaiku van de Kamo-tempel gemaakt waren in het begin alleen maar in het bezit van de Keizerlijke familie geweest. De originele naam van deze poppen is daarom Kamo-pop. Maar sinds deze unieke poppen onder het Japanse volk verspreid werden, zijn ze bekend geworden als de Kimekomi-poppen omdat het werk om een stukje stof in groefjes van een stukje hout te drukken in het Japans Kimekomu wordt genoemd/

Bijzondere poppen

Voor speciale gelegenheden zijn er vaak speciale poppen, zoals de Hina ningyô en Daruma. Hina ningyô De hina ningyô zijn de bijzondere poppen die worden gebruikt bij de opstelling van poppen op het meisjesfeest of Hina matsuri op 3 maart. Zij zijn er in verschillende uitvoeringen. In de basis bestaat de opstelling uit 5 lagen en stellen een keizerlijk hof voor ten tijde van Heianperiode. Boven zitten de keizer en de keizerin. In de opstelling zit de keizer links en de keizerin rechts. Daaronder zitten 3 hofdames met sake spullen (zoals een sake kopje en twee speciale sake lepels). Daaronder 5 musici, in een opstelling zoals gebruikelijk is bij Noh spelen. Dit zijn 3 met een trommel, een fluitist en een zanger. Daaronder staan twee bewakers. Vroeger (en soms nu nog) speelden de kompasrichtingen een belangrijke rol. Een paleis werd dan noord-zuid gebouwd met de opening op het zuiden. In deze opstelling wordt de keizer geacht naar het zuiden te kijken. De bewaker aan de oostkant staat dan links van de keizer en heet Sakon-e. Deze staat voor de toeschouwer dus rechts in de opstelling. De andere bewaker (rechts van de keizer), dus van de westkant heet Ukon-e. Daaronder komen dan nog drie leden van de hofhouding. Daruma De Daruma pop is vernoemd naar Daruma. Daruma (ook wel Bodai-Daruma geheten) is de Japanse naam voor Bodhidharme, die zoon van een koning in India (5e eeuw) was maar monnik werd, naar China trok (daar Tamo heette) en daar de Chang sekte stichtte. In Japan zou deze sekte later tot het zenboeddhisme leiden. Daruma wordt meestal afgebeeld als een pop zonder benen omdat van hem gezegd wordt dat hij het gebruik van benen verloor door negen jaar zittend te mediteren. Daruma is in Japan een altijd rood gekleurde pop, zoals gezegd meestal zonder benen, waarbij de ogen nog niet zijn ingetekend. Zodra men een wens doet wordt de rechteroog van Daruma ingetekend. Als de wens is uitgekomen wordt het andere oog in getekend. Bijv. politici die gekozen willen worden vullen eerst het ene oog in en zodra zij gekozen zijn, wordt het tweede oog ingetekend. De Darumapop kan vaak worden gevonden in de vele toeristische winkels in Japan.