<<

HillenGa Martin HillenGa

‘Wie zich Nederlander wil voelen moet naar gaan’. Dat concludeerde de schrijver Alfred Kossmann, toen hij in 1965 een rondreis maakte door Nederland.

Dit boek gaat over het eigene van Groningen. Over zaken die tradities, gebruiken Nederlanders zich in Groningen soms Nederlands laten voelen. en (eigen)aardigheden En die Groningers zich er misschien van bewust maken dát ze 101 Groninger Groningers zijn.

Dus afhankelijk van waar de lezer vandaan komt: de 101 stukjes over levende tradities, gebruiken en eigenaardigheden kunnen een gevoel oproepen van milde verbazing. Of ze zijn juist een warm bad van herkenning. Maar hopelijk denken Groningers ook regelmatig Wadapatja! (oftewel ‘Wat apart ja’). ‘Een goed verhaal is nooit weg’

Opgedragen aan dr. Jurjen van der Kooi (1943-2018), een inspirerend docent en aimabel mens. Martin HillenGa

Wadapattradities, gebruikenA 101 Groninger en (eigen)aardigheden

Centrum Groninger Taal & Cultuur / Stichting Groninger Historische Publicaties / WBOOKS, 2019 Inleiding ‘Typisch Gronings’ – Waar komt dat eigenlijk weg? 6

Taal en lied Van wieg tot graf Eten en drinken 1 Streektaal 44 21 Kinderbrengers 100 36 Knipsel- of dreuge bonen 138 2 Sjibbolets 48 22 Babyhokje uit 102 37 Spekclubs 140 3 Moi 50 23 Edelzalf 104 38 Droge worst 142 4 Gebarentaal 52 24 Liefdesslotjes 106 49 Groninger koek 144 5 Gruno 54 25 Ede Staal - Uitvaartmuziek 108 40 Oudewijvenkoek 147 6 Voornamen 56 26 Grafrekjes 110 41 Pleverkouk 149 7 Schimpnamen 58 42 Kniepertjes en rolletjes 151 8 Bijnamen 60 43 Spekdikken 153 9 Volkslied 62 44 Poffert 155 10 Peerd van Ome Loeks 65 45 Knappertjes 158 11 Rederijkers 69 46 Hardbroden 160 12 Shantykoren 71 School, studie en werK 47 Groninger mosterd 162 13 Aardbevingsliederen 27 Stoetbomen 116 48 Eierbal 164 en -cultuur 74 28 Omlandia 119 49 Chinees-Indische 29 Pedel 121 restaurants 167 30 Hoogleraarsportretten 123 50 Krentjebrij 170 31 Toga 125 51 Mollebonen 172 32 Fopdrachten 128 52 Kluinbier 174 33 Kraaite 130 53 Fladderak 176 KerK en geloof 34 Zijner Majesteits Groningen 132 54 Heet bier 178 14 Lampengeld voor 35 Garnalenkoningin 134 55 Kraantjespot 180 de Nicolaaskerk 80 56 Balletje van Berg 184 15 Schutspatronen 82 57 Kekaigies 186 16 Haringuitdeling in Niekerk 84 58 Massee 188 17 Zoepenbrijklokjes 86 18 Bedevaarterij in 88 19 Torentrots 90 20 Kloksmeer 95

4 Alles dat groeit en bloeit Ontspanning en vermaaK Feesten het jaar rond 59 Wilsterflappen 192 70 Grunneger Daansers 222 87 Driekoningen 266 60 Zeehonden 195 71 Op Roakeldais 224 88 Carnaval 269 61 Groninger Meeuw 198 72 Groninger dracht 227 89 Palmpasen 272 62 Groninger slenk 200 73 Midwinterhoorn 230 90 Paasvuren 275 63 Blaarkoppen 203 74 Kaaibakken 232 91 Groningens Ontzet 278 64 Groninger Paard 205 75 Notenschieten 234 92 Sint-Maarten 282 65 Eigenheimer 208 76 Leekster Tak 236 93 Sinterklaas 287 66 Groninger Kroon 210 77 Wadlopen 238 94 Kerst 292 67 Boekweit 212 78 Stads- en dorpsomroepers 240 95 Carbidschieten 295 68 Koolzaadtochten 214 79 FC Groningen 242 96 Slepen 298 69 Oranjebomen 217 80 Stad-Groninger draaiorgels 245 81 Piratencultuur 248 82 Bierdouche 251 83 Bloemetjesmarkt Groningen 253 84 Meikermis 255 85 Pinksterfeesten Delfzijl 258 Bestuur en recht 86 Adrillenmarkt 261 97 Groninger vlag 302 98 Ommelander wapen en vlag 306 99 Pekelder ABC 309 100 Damster 'burgemeesters- steen' 312 101 Beklemrecht 314

Noten inleiding 316 Gebruikte literatuur en bronnen 321 Illustratieverantwoording 333 Over de auteur 335

5 ‘Typisch Gronings’ waar komt dat eigenlijk weg?

6 EEN TERUGBLIK ALS VOORAFJE

‘Wie zich Nederlander wil voelen moet naar Groningen Wat Groningen nu precies anders maakte, kon Kossmann gaan’. Dat concludeerde Alfred Kossmann in 1965, toen maar moeilijk verwoorden. Hij hinkte hierbij tenminste hij een rondreis maakte door Nederland. Zijn indrukken op twee gedachten. Enerzijds was dat de Groninger verschenen in de rubriek ‘Toerist in eigen land’ van het eigenheid: ‘Geen kwaad woord over Groningen, men leeft dagblad Het vrije volk. In Groningen reed de schrijver er moeilijk maar kennelijk met voldoende plezier en dat door het ‘ruime en stille land’, met ‘knorrige namen de Groningers vasthouden aan hun verleden en hun taal als Dorkwerd, , , Ezinge’. siert hen, al klinkt die taal niet opvallend welluidend. Met sombere verwachtingen doorkruiste hij de Veen- Ze schrijven er toneelstukken in die ze zelf spelen, met koloniën per bus: ‘Onze zakelijkheid heeft nimmer een pauzes waarin koek wordt gegeten en borrels worden ge- geschifter resultaat gehad’. Uiteraard belandde hij ook dronken, een uitstekende folklore dunkt me.’ Anderzijds in de Stad. Wat hem daar trof, was de tevredenheid. meende hij dat bij Groningers ‘alle vaderlandse deugden Er was immers ‘alles wat een redelijk mens nodig heeft: en ondeugden op de spits [zijn] gedreven’. Hij somberde een schouwburg, bioscopen, prostituees, Hollanders, ‘wij uit het westen, steeds meer onszelf kwijtrakend, cafés en intellectuelen’. kunnen nu en dan naar Groningen gaan om onszelf te bezinnen. (…) Onze ergste deugden, onze liefste ondeug- den laten wij zo maar verloren gaan ter wille van een glad internationalisme.’1

Een belangrijk thema in dit boek is het eigene van Gro- ningen. Over zaken die Nederlanders in Groningen zich Nederlands laten voelen, of anderzijds Groningers zich juist Groningers. De afzonderlijke stukjes kunnen een gevoel oproepen van milde verbazing of juist herkenning – afhankelijk van waar u als lezer vandaan of weg komt. Ook enkele Groninger lezers zullen hopelijk denken ‘Wat apart ja’. Voor de niet-Groningers: gelieve dit uit te spreken als ‘Wadapatja’.2

Immaterieel erfgoed is culturele bagage Centraal in dit boek staat immaterieel erfgoed. Dat werd tot voor kort voornamelijk aangeduid als volkscultuur, en in een nog verder verleden als folklore – de inhoud van

← ‘The super Europe route’, in de jaren ’60 uitgegeven door de Groninger VVV. De provincie is gevuld met onder meer boerderijen en wind­molens, met in het centrum een kraantjespot.

7 3 Ja

moieven!

← ‘Moi Majesteit’, zwaaihand op Koningsdag 2018. De koninklijke familie bezocht toen de stad Groningen.

50 MOI

‘Moi!’ ‘Ja, moi!’ Wat is er nou Groningser dan deze tijdloze groet die elk moment van de dag is te gebruiken? Oost-Groningers bezigen daarnaast ‘moie’ (fonetisch: moijeuh) dat ook gebruikt kan worden om verbazing of af- keer uit te drukken.

‘Moi’ is behalve in het spraakver- Moi, moin, mojen Het ontbreken van bewijs is natuur- keer populair op mokken, T-shirts, ‘Moi’, en alle variaties daarop, lijk nog geen bewijs voor het ont- ansichtkaarten, petten en ook het komt in meerdere talen voor. Denk breken. Maar gecombineerd met het tijdschrift van de jaarlijkse Dag van maar aan onze directe buren, de feit dat moi in oudere woordenboe- de Groninger Geschiedenis heet ker- Oost-Friezen, wie het moin – of zelfs ken niet is opgenomen: waarschijn- nachtig ‘Moi.’ Moi is daarmee haast moinmoin – voor in de mond ligt. lijk is het een relatief jong woord, een icoon geworden voor de Gronin- Daarnaast zegt men moi in Drenthe daterend uit de vroege twintigste ger en zijn taal. Vrij naar de Franse en het oosten van het land, moin eeuw, en pas in onze tijd iconisch Zonnekoning: ‘l’état, c’est moi’. Maar in delen van Denemarken (Jutland) geworden. Een eerste schriftelijke waar komt het woord vandaan? En en mojen in Luxemburg. De op- vermelding werd door Siemon Reker is het wel zo ‘oer-Gronings’ als vaak somming kan moeiteloos worden aangetroffen in het blijspelNaothan wordt gedacht? uitgebreid. de Wieze van Germ Elst, verschenen De woordherkomst van moi, in de omstreeks 1922. Eén van de perso- Woordenboeken Nedersaksische context, is duister. nages daarin – Noathan, handels- Dat laatste is maar zeer de vraag. Het zou afgeleid kunnen zijn van reiziger in verfwaren – groet daarin Helmer Molema nam ‘Moi’ niet op in mooi (‘een mooie dag gewenst’). Het met ‘Mojje’. zijn Woordenboek der Groningsche Oost-Friese moin is dan een verbui- Volkstaal (1887). Ook in de eerste ging van de vierde naamval (vergelijk Moi heeft het begroetingen als editie van het Nieuw Groninger goedendag). Ook de ouderdom is goidag, dat door oudere genera- Woordenboek (1929) van K. Ter Laan onduidelijk. In de schoolmeesterrap- ties als netter wordt ervaren, naar moi bladert de moi-zoeker vergeefs. Pas porten van 1828 zijn verscheidene achteren gedrongen. Moi lijkt daarin in de tweede editie van 1952 is het tweegesprekjes in het Gronings wel wat op het (nog jongere) hoi en opgenomen: opgenomen, vaak beginnend met is misschien ook ooit begonnen als een begroeting, maar ‘moi’ ont- jongerentaal. MÒI(DEN)! = goeie morgen! breekt daarin geheel. In klinkt naar ‘t Holl. het bijvoorbeeld ‘Gouden dag’, in Nog even dit Meedhuizen ‘Goudag’, in Midwolde De uitdrukking ‘Moin n dokter!’ heeft Naar het Hollands? Moin n dokter! - ‘Dag met enkander’ en in Vierhuizen met de begroeting ‘moi’ niets van dat is even slikken… De vraag is of kortweg ‘Hé’. doen – dat is een samentrekking van Ter Laan daarin wel gelijk heeft. moi-je = moet je.

51 6 Tammo en de dodo

VOORNAMEN

Van de Zuid-Chinese tijgers zijn één van de vele voornamen met een stoutmoedig. Dat tweede element ongeveer vijftig over, voornamelijk uitgang op -o die zijn gaan gelden als bald is verkort en voorzien van het in dierentuinen. Ook de Noordelij- typisch Gronings. Een kleine greep: achtervoegsel -o. Door zo’n verkor- ke Wezelmaki is ernstig bedreigd. Popko, Bronno, Luppo, Haiko, Anko, ting is niet altijd duidelijk wat het Op Madagascar komen nog enkele Eltjo, Siebo, Dato en Bouwo – in tweede naamsdeel was. Tammo kan tientallen van deze aapjes voor. totaal zijn er meer dan zeshonderd ontstaan zijn uit Dank, geest of ge- Eveneens wordt gevreesd voor het varianten bekend. dachte, en mar, vermaard. Dus hoezo voortbestaan van de Noordelijke ‘malle Tammo’? Uitgangen op een -e Tammo’s, die in het wild vooral in Eppe-type kwamen ook voor, dus dan wordt het Groningen leven. Hun populatie Van oorsprong zijn dit Germaanse Siebe en Tamme. De historicus Johan slinkt snel. namen die in het hele noordelijke Huizinga noemde deze soort namen kustgebied voorkwamen. Ze dateren treffend het ‘Eppe-type’. uit de tijd van vóór het Christendom Schierste Grunneger Noam en ontstonden uit twee ‘bouwele- Christelijke concurrentie Tammo, in 2017 nog uitgeroepen menten’. Siebo gaat bijvoorbeeld In de late Middeleeuwen, tussen tot ‘Schierste Grunneger Noam’, is terug op Sigi, zege, en (mogelijk) bald, 1450 en 1550, kregen de Germaanse

56 voor winkeliers en liep rond met re- clameborden en in reclamepakken. Rijkens werd veelvuldig geportret- teerd door schilders van De Ploeg.

Een bijklank zit ook aan ‘Tachtig Tammo!’ Borden met deze oproep werden in de jaren ’90 geplaatst langs de Kielsterachterweg. Ze spoorden automobilisten aan om zich te houden aan de maximum- snelheid. De slogan werd bedacht door Rob Mulder, later vooral bekend als verslaggever van RTV Noord.

namen in Groningen stevige concur- Malle Tammo rentie van christelijke voornamen als De dalende populariteit van juist Johannes, Nicolaas en Peter. Toch de naam Tammo hangt mogelijk handhaafden ze zich. In de achttien- samen met de spreekwoordelijke de en negentiende eeuw kenden de ‘Malle Tammo’. Die gaat terug op een o-namen zelfs weer een periode van bekend stadstype, Tammo Rijkens opleving. (1888-1966). Nadat deze Sappemeer- ster als soldaat in Indië had gediend, Het verval zette in de twintig- werd hij een bekende figuur in de ste eeuw in. Anno 2014 waren er Groninger straten. Hij deed klusjes bijvoorbeeld slechts 381 Nederland- se mannen die Tammo als eerste ↑ Drie kunstenaars uit Finsterwolde lieten voornaam droegen. Aanwas van zich voor hun werk laten inspireren door onderop is er bijna niet. In 2016 werd de namen op het kerkhof. Op de expositie ‘Veurnoam/Voornaam’ was in 2013-2014 nog maar één Tammo geboren. De onder meer weefkunst te zien van Mirja Tammo gaat, net zoals veel traditio- Wark. nele Groninger namen, langzaam de → Litho door Ploegkunstenaar Johan Dijkstra dodo achterna. van Tammo Rijkens (‘malle Tammo’).

57 14 Oudlichterij in

Een godslamp verlichtte in de ka- tegenwoordig ‘Iturea’ heet, gelegen verdwenen, maar de betalingsver- tholieke tijd het sacramentshuisje aan het ‘t Baalkjepad 2 in Oldenzijl. plichting had zich gehandhaafd. waarin de hostie werd bewaard. Bij Een vermelding van deze betaling is Hoe oud het gebruik is, blijft duis- recente restauraties werden in de onder andere te vinden in het hand- ter. Een zestiende-eeuws register dertiende-eeuwse Sint-Nicolaaskerk schrift ‘Ommelands Eer’ (1664) van de maakt gewag van een ‘Rampeheerd, van Oldenzijl geen sporen van een jezuïetenpater Franciscus Mijleman: alijs Lampe off Kampe’, mogelijk dergelijk huisje aangetroffen, maar een verwijzing naar de boerderij die waarschijnlijk zal het zich hebben ‘Tot Oldenzijl was een eeuwelijcke het lampengeld betaalde. Oudere bevonden in de buurt van het altaar brandende lampe geordonneert vermeldingen zijn niet aangetroffen, in het koor. ende gefondeert. Noch allen jaere maar dat sluit niet uit dat het lam- word sekere huusmansplaets al- pengeld van (veel) eerdere datum is. Lampengeld daer (...) afgehaelt lampegeld.’ De olie die nodig was om de lamp Beklemming brandend te houden, werd betaald De lamp was in de zeventiende De verplichting om het lampen- uit de huuropbrengst van een stuk eeuw, na de overgang tot het geld af te dragen, is verbonden aan land behorend bij de boerderij die protestantse geloof in 1594, dus al een smal perceel grond dat bij de

80 LAMPENGELD VOOR DE NICOLAASKERK

De eigenaren van een boerderij in Oldenzijl betalen al sinds de Middeleeuwen een jaarlijks bedrag aan lampengeld aan de kerk. Daarmee werd oorspronkelijk de ‘godslampe’ brandend gehouden. Het gebruik overleefde de Reformatie en wist zich tot in de eenentwintigste eeuw staande te houden. Maar wanneer dooft het licht?

↙ Gezicht op Oldenzijl vanaf het hoogholtje over het Meedstermaar. Links staat de boerderij Iturea aan het Baalkjepad.

→ De in oorsprong dertiende-eeuwse Nicolaaskerk van Oldenzijl. De ronde uitbouw aan de achterzijde is het koor, waarin de godslamp ooit brandde.

boerderij ’t Baalkjepad 2 hoorde. Dit tegenwoordige eigenaar van Iturea lasten ‘de levende dinosauriërs van perceel ligt redelijk ver verwijderd betaalt ruim een euro per jaar aan de het recht’. Over het voortbestaan van de boerderij, aan de rand van het kerk. Een bescheiden bijdrage in de toonde hij zich zorgelijk: ‘Er komt Oude Maar. Sinds de ruilverkaveling elektriciteitsrekening, want olie wordt onherroepelijk een moment dat in 1990 behoort het land aan een al lang niet meer verbruikt voor de niet-geregistreerde grondlasten niet andere boerderij (Oldenzijlsterweg verlichting van de Oldenzijlster kerk. langer worden geaccepteerd. Nu al is 29), maar de betalingsverplichting het grootste deel afgeschaft, afge- bleef berusten bij de oude gebruiker Dinosauriërs kocht, vergeten of verjaard.’ aan ’t Baalkjepad. De betaling van het lampengeld is redelijk uniek in Nederland gezien de Hij pleitte er dan ook voor om Omdat de betaling deel uitmaakt lange tijd dat het zich weet te hand- rechten als dit lampengeld aan te van de beklemming (vaste huur), is haven zonder ergens centraal te melden voor de Nationale Inventaris deze door de eeuwen heen amper zijn geregistreerd. Dr. Egbert Koops, Immaterieel Erfgoed: ‘En zo nieuwe veranderd. In de achttiende eeuw universitair docent Goederenrecht olie te leveren voor het flakkerende, bedroeg de termijn twee gulden en bij de Rijksuniversiteit Groningen, maar vooralsnog brandende lampje vijf stuivers, later werd dat f 2,25. De noemde in 2013 dergelijke grond- van Oldenzijl.’

81 21 Dikke buik, dikke boom

100 KINDERBRENGERS

Soms vinden ouders hun kinderen Van alles werd aangegrepen om een Ook markante bomen hadden de nog te jong om precies uit te leggen lastig verhaal te omzeilen: in Mee- naam van kinderbrenger. De be- waar hun nieuwe broertje of zusje den kwamen kinderen uit de molen, kendste daarvan was wel de Dikke vandaan komt. Of eigenlijk vinden op delen van het Hoogeland van- Boom in het Slochterbos. De beuk ze zichzelf te jong om seksuele achter de zeedijk. In de Stad waren woei om in 1963, het jaar dat ‘de pil’ voorlichting te geven. Daarom wer- kinderen afkomstig uit de ‘Woalpud- in Nederland werd geïntroduceerd. den (en worden) er allerlei baker- de’ in de Herestraat. Toen die in 1866 Maar dat is vast toeval. praatjes de wereld in geholpen. werd gedempt, moest een nieuwe smoes worden verzonnen.

Tegenwoordig zijn de kool en vooral de ooievaar in trek om de herkomst van baby’s te verklaren. Maar de laatste is pas eind negentiende eeuw als kinderbrenger uit Duitsland komen overvliegen. Vroeger had iedere streek of dorp wel zijn eigen varianten op het bakerpraatje. In sommige Groninger dorpen werd een grote kei aangewezen als her- komstplaats voor baby’s. In Ezinge was dat bijvoorbeeld een steen bij de kerktoren, in Leek kwamen ze van onder een kindersteen bij de Kromme Kolk.

← Gedenkplaat gemaakt naar aanleiding van de groei van de gemeente Groningen tot 100.000 inwoners. Dat aantal werd bereikt op 13 april 1927 met de geboorte van Frederik Johannes Gramsbergen in de Graaf Adolfstraat.

→ De ‘dikke boom’ met het beeld van Flora in het Slochterbos, jaren ’20.

101 Juf Coba Cremer deelt in 1931 stoetbomen uit aan nieuwe leerlingen tijdens hun eerste 27 schooldag op de openbare lagere school van Spijk. vestigen op een traditie waarmee bak- kers een extra boterham konden verdienen.

Stoetjes en

116 strikjes STOETBOMEN dag wat mee van den stoetboom. De krentenbolletjes worden met Arme, arme vijf- en zesjarigen. De overgang van groep 2 naar groep 3 van de den dag wat harder, maar eerst basisschool betekent voor hen een hard afscheid van buitenspelen, water- mag je eierkoeken en die kereltjes bak, vingerverf en Dikkie Dik. Voortaan moet er vooral geleerd en gewerkt van brood opeten. En dan later de worden. Maar in een klein deel van Groningen, vooral in Fivelingo, wacht de krentenstoepjes en dan nog weer kinderen naast een schok op de eerste schooldag na de grote vakantie óók later. De zakjes met zuurtjes en een aangename verrassing: de stoetboom. de sinaasappels en eindelijk de chocoladereepen. En dan planten we met z’n vieren den boom in Stoet en slik leed wat te verzachten. Iedere dag mijn tuintje, misschien groeit er ‘t Een stoetboom is een takje versierd mocht er iets van de boom worden volgend jaar wéér zooveel lekkers met strikken, lintjes, broodjes (‘stoe- geplukt (het ‘schoolgeven’), om de aan ....’. tjes’) en, in latere tijd, ook fruit en gang naar school te associëren met snoep. Van oudsher wil het verhaal iets prettigs. In 1928 heette het in Verschillen dat de boom groeide op de zolder , volgens een artikel Van plaats tot plaats verschilde van de meester of van het schoolge- in een onderwijsblad uit dat jaar: de uitvoering van de boom. Soms bouw. Kinderen die voor het eerst de werden bolletjes deeg al aan de tak lagere school bezochten, kregen de ‘Niets prettiger, dan naar school gebakken en in andere gevallen wer- lekkernij op hun eerste lesdag om het te mogen gaan! Je krijgt nu elken den de broodjes er later in gehangen.

117 Colofon

Uitgave Dit boek kwam tot stand dankzij financiële bijdragen van: WBOOKS, Zwolle Centrum Groninger Taal en Cultuur [email protected] Prins Bernhard Cultuurfonds Groningen www.wbooks.com Stichting Groninger Historische Publicaties i.s.m. Stichting J.B. Scholtenfonds Centrum Groninger Taal en Cultuur 1 Stichting Groninger Historische Publicaties

Tekst, onderzoek en beeldredactie Martin Hillenga

Vormgeving en illustraties Richard Bos

© 2019 WBOOKS Zwolle / Martin Hillenga Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvou- digd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen of op enige andere wijze, zonder voorafgaande Stichting Groninger Historische Publicaties is mede-uitgever schriftelijke toestemming van de uitgever. van deze publicatie. GHP stelt zich ten doel publicaties over de geschiedenis van de provincie Groningen samen te stel- De uitgever heeft ernaar gestreefd de rechten met betrekking tot de illus- len en uit te (doen) geven om wetenschappelijk gefundeerd traties volgens de wettelijke bepalingen te regelen. Degenen die desondanks onderzoek toegankelijk te maken voor een breder publiek. menen zekere rechten te kunnen doen gelden, kunnen zich alsnog tot de Zij beoogt daarmee vervolginitiatieven te stimuleren. uitgever wenden. Deze publicatie is mede ondersteund door Stichting Gronin- ger Historische Publicaties met bijdragen uit het door haar Van werken van beeldende kunstenaars aangesloten bij een CISAC-organisa- beheerde Groenman Fonds en G.G. Bolhuis Fonds. tie is het auteursrecht geregeld met Pictoright te Amsterdam.

© c/o Pictoright Amsterdam 2019.

ISBN 978 94 625 8345 0 NUR 693, 694

336