Tweede Kamer Der Staten Generaal 2
Total Page:16
File Type:pdf, Size:1020Kb
Tweede Kamer der Staten Generaal 2 Vergaderjaar 1988-1989 20 887 Gemeentelijke herindeling van de provincie Groningen (Herindelingswet provincie Groningen) Nr.6 MEMORIE VAN ANTWOORD Ontvangen 26 april 1989 Inhoudsopgave blz 1.1. Inleiding 3 1.2. Voorgeschiedenis van het herindelingsbeleid in de provincie 6 Groningen 2. Grondslagen van het provinciaal voorstel 7 3. Hoofdlijnen van het herindelingsbeleid op rijksniveau 7 4. De herindelingsvoorstellen en de inhoudelijke 8 standpuntbepaling van de regering 4.1. West-Groningen 8 4.1.1. De nieuwe gemeente Grootegast 8 4.1.2. De nieuwe gemeente Zuidhorn 9 4.2. Noord Groningen 12 4.2.1. De nieuwe gemeente Ulrum 12 4.2.2. De nieuwe gemeente Winsum 12 4.2.3. De nieuwe gemeente Hefshuizen 15 4.2.4. De nieuwe gemeente Loppersum 17 43. Oost-Groningen 19 4.3.1. De nieuwe gemeente Delfzijl 19 4.3.2. De nieuwe gemeente Scheemda 22 4.3.3. De nieuwe gemeente Bellingwedde 23 434. De nieuwe gemeente Oosterbroek 24 4.3.5. De nieuwe gemeente Oude Pekela 26 4.3.6 Positie van de gemeente Winschoten 29 5. Grenswijzigingen 31 5.1. West-Groningen 31 5.1.1. Grootegast-Achtkarspelen 31 5.1.2. Grijpskerk-Grootegast 31 5.1.3. Ezinge Aduard 31 5.1.4. Oldehove-Ezinge 32 5.2. Noord-Groningen 32 5.2.1. Eenrum-Baflo 32 5.22. Hefshuizen-'t Zandt 32 53 Oost-Groningen 32 5.3.1. Muntendam-Veendam 32 5.3.2. Scheemda-Oude Pekela 32 5.3.3. Nieuwe Pekela-Stadskanaal 33 6. Afwijking van het provinciaal voorstel 33 8. Naamgeving van de nieuwe gemeenten 34 9. Financiële aspecten 35 9.1. Gekozen uitgangspunten 35 913145F ISSN 0921 7371 SDU uitgeverij 's Gravenhage 1989 Tweede Kamer, vergaderjaar 1988-1989, 20 887, nr. 6 9.2. Beoordeling van de financiële levensvatbaarheid van nieuw te 36 vormen gemeenten 9.2.1. de nieuwe gemeente Grootegast 36 9.2.2. de nieuwe gemeente Ulrum 37 9.2.3. de nieuwe gemeente Winsum 37 9.2.4. de nieuwe gemeente Hefshuizen 38 9.2.5. de nieuwe gemeente Bellingwedde 38 9.3. Betrokkenheid van artikel-1 2 gemeenten bij gemeentelijke 41 herindeling 9.4. de nieuwe gemeente Oude Pekela 41 9.5. Algemene financiële vragen 42 9.5.1. Combinatie-functies 42 9.5.2. Verfijningen 42 9.5.3. Bezetting Rijkspolitie 42 9.6. Varianten op de voorgestelde indeling 42 10. Slotopmerkingen 43 Bijlagen I. Besluit provinciale staten van Groningen, 18-12-1 985, 44 alsmede bijbehorende kaart 11. Tabel herkomst leerlingen voortgezet onderwijs (schooljaar 46 1988-1989) III. Varianten herindeling, bijlage behorend bij paragraaf 9 47 Tweede Kamer, vergaderjaar 1988-1989, 20 887, nr. 6 2 /. /. Inleiding De regering deelt de opvatting van de leden die in het belang van alle betrokkenen pleiten voor een spoedige afronding van de besluitvorming opdat duidelijkheid gaat ontstaan over de datum van inwerkingtreding van de gemeentelijke herindeling van de provincie Groningen. In dit stadium lijkt de datum van 1 januari 1990 gelet op ervaringen in het recente verleden, haalbaar. Voor twijfel die de leden van de fractie van de P.v.d.A. op dit punt uitspreken zie ik voorshands geen aanleiding. De leden van de fractie van het C.D.A. plaatsen aan het begin van hun bijdrage de kanttekening dat zij «soms uitvoerig zouden stilstaan bij een aantal aspecten van het wetsvoorstel die niet onmiddellijk een beant- woording van de regering vergden». De regering is de leden erkentelijk voor deze benadering. Om de lengte van de memorie van antwoord te beperken, heb ik de opmerking van deze leden aldus verstaan dat ik in beginsel alleen inga op hun concrete vragen. De leden van de fractie van de P.v.d.A. vragen naar de verkiezingstech- nische gevolgen van de datum van inwerkingtreding. De streefdatum van inwerkingtreding van het onderhavige wetsvoorstel is 1 januari 1990. Voorafgaande daaraan zullen gemeenteraadsverkiezingen in de nieuw te vormen gemeenten plaatshebben. In artikel 9 van het onderhavige wetsvoorstel is geregeld dat de reguliere gemeenteraadsverkiezingen die in maart 1990 worden gehouden, in de betrokken gemeenten niet zullen worden gehouden. Hierdoor wordt voorkomen dat in deze gemeenten binnen een periode van één jaar, tweemaal gemeenteraadsverkiezingen plaatshebben. De oplossing als bedoeld in artikel 9 van het wetsvoorstel is niet toereikend voor het geval de datum van 1 januari 1990 niet haalbaar blijkt te zijn. Voor die situatie, dus een herindeling op 1 januari 1991, is een andere oplossing mogelijk. Ik heb het voornemen alsdan de indiening van een afzonderlijk wetsvoorstel - een noodwetje - bij de kamer te bevorderen. Dat voorstel zal zich richten op het verlengen van de zittingsduur van de raden van de gemeenten die betrokken zijn bij de vorming van nieuwe gemeenten, tot aan het moment waarop in 1990 herindelingsverkiezingen dan wel de uitgestelde reguliere raadsverkie- zingen zullen plaatshebben. De leden van de fractie van de V.V.D. vragen naar de ontwikkelingen van de gemeentelijke herindeling in de provincie Noord-Brabant. In april 1988 is door gedeputeerde staten van Noord-Brabant een adviescom- missie ingesteld. Het werk van de adviescommissie heeft in januari 1989 geresulteerd in de nota «Verkenning Herindelingsbeleid, deelrapport 1». Deze nota bevat de resultaten van een verkenning van het adviescollege naar de uitgangspunten voor een eventuele gemeentelijke herindeling in Noord-Brabant en zal worden gevolgd door een nota met concrete voorstellen voor de toepassing daarvan in Noordoost-Brabant. De provincie Noord-Brabant bevindt zich derhalve nog in wat men kan noemen de «voorfase van de gemeentewettelijke voorprocedure». De leden van de fracties van de S.G.P., het G.P.V. en de R.P.F, vragen om het concreet aangeven van knelpunten in de bestaande gemeenten. Zoals ik ook in de memorie van antwoord van de gemeentelijke herin- deling van Waterland (Tweede Kamerstukken 1988-1989, 20 421, nr. 10) heb opgemerkt, kunnen structurele tekortkomingen in een redelijk functionerende gemeente niet altijd worden aangetoond. Met name niet omdat zulke tekortkomingen in de praktijk door de persoonlijke en collec- tieve inzet van alle betrokken bestuurlijke en ambtelijke functionarissen Tweede Kamer, vergaderjaar 1988-1989, 20 887, nr. 6 3 kunnen zijn opgevangen. Duidelijk is dat de werking en de effectiviteit van een bestuurssysteem als een gemeente erg afhankelijk kan zijn van de personele samenstelling. De discussie over de territoriale indeling van het land mag daar naar mijn mening niet van afhankelijk worden gemaakt. Het lid van de fractie van het G.P.V. stelt dat de bestuurlijke of ruimte- lijke knelpunten in een gebied dat onder druk staat van de grote steden in de Randstad om een andere aanpak vraagt dan vergelijkbare knelpunten in de grote delen van Groningen. De regering meent dat elk voorstel op zijn eigen merites dient te worden beoordeeld. De voorgestelde schaalvergroting leidt tot een aanmerkelijke versterking van de gemeentelijke bestuurslaag in de provincie Groningen, hetgeen door de regering voor een goede ontwikkeling van het gebied als een essentiële voorwaarde wordt gezien. De idee van het lid van de fractie van de R.P.F, om het voorstel in heroverweging te nemen en aan te passen aan de «wat bijgestelde inzichten inzake gemeentelijke herindeling», gaat voorbij aan het feit dat bij de uitnodiging voor de zogenaamde tweede fase door mij uitdrukkelijk de geldende hoofdlijnen van het herindelingsbeleid in de beschouwingen zijn betrokken (zie brief van 27 november 1987, bijlage I bij de memorie van toelichting). De regering verschilt dan ook sterk van opvatting met het lid van de fractie van de R.P.F, waar hij voorts stelt dat het provinciale plan voor revisie naar het provinciaal bestuur van Groningen had moeten worden teruggestuurd. Daartoe was geen enkele reden omdat de provinciale plannen passen binnen de hoofdlijnen van het herindelingsbeleid zoals in de memorie van toelichting is uiteengezet. Daar komt bij dat de inhoud van het provinciale eindadvies door de meerderheid van provinciale staten van Groningen wordt onderschreven, voor de tekst van de betref- fende uitspraak kan worden verwezen naar bijlage IV van de memorie van toelichting (pagina 183). Gegeven de inrichting van het binnenlands bestuur acht de regering het van groot belang dat aan het oordeel van het provinciaal bestuur bijzondere betekenis wordt gehecht. De regering acht het voorts wenselijk dat de procedure niet langer duurt dan strikt noodzakelijk is. Het lid van de fractie van de R.P.F, heeft in een korte samenvatting zijn bezwaren tegen het nu gevoerde herindelingsbeleid verwoord; gaarne geef ik gehoor aan zijn verzoek die bezwaren van een kort commentaar te voorzien: 1. «Schaalvergroting is op velerlei terrein al lang een achterhaalde zaak.» Voor de nadelen verwees hij naar het rapport van de heer Derksen. Zie ik het goed dan bevat het rapport «De bestuurskracht van kleine gemeenten» van dr. W. Derksen c.s., dat in opdracht van het ministerie van Binnenlandse Zaken is geschreven, niet de resultaten van een onderzoek waarmee de nadelen van schaalvergroting in beeld zijn gebracht. Voor wat betreft het oordeel van de regering over dit rapport en het rapport «Gemeentegrootte en ambtelijke organisatie» van Bleker en De Koningh uit 1987, verwijs ik gaarne naar mijn brief aan de voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal van 24 september 1987. (Kamerstukken II, 1987-1988, 20 200 hfdst. VII, nr. 12) 2. «De bestuurskracht van kleine gemeenten is niet zelden kwalitatief beter dan die van grote gemeenten. De oorzaak daarvan kan niet zelden Tweede Kamer, vergaderjaar 1988-1989, 20 887, nr. 6 4 worden gevonden in de korte bestuurslijnen en de grotere betrokkenheid van het ambtenarenkorps op de plaatselijke situatie». Binnen het raam van de hoofdlijnen van het herindelingsbeleid ligt bij de beoordeling van de bestuurskracht het accent op de verhouding tussen de aard en schaal van een gemeente in relatie tot haar opdrachten en taken.