Tweede Kamer der Staten-Generaal 2

Zitting 1977-1978

13 001 Gemeentelijke herindeling van het Eemsmondgebied

Nr. 20 NADER GEWIJZIGD ONTWERP VAN WET ZOALS HET LUIDT NA AANNEMING VAN DE AMENDEMENTEN VOORKOMEND OP DE STUKKEN NRS. 14 EN 17

Wij Juliana, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz., enz., enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten: Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is, de gemeen- ten en met gedeelten van de gemeenten Bierum en 't Zandt samen te voegen tot een nieuwe gemeente en de grens tussen de gemeenten Appingedam en Delfzijl te wijzigen; Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

HOOFDSTUK I

Algemene bepalingen

Artikel 1

In deze wet wordt onder «datum van herindeling» verstaan de eerste dag van de vierde kalendermaand na de datum van inwerkingtreding van deze wet.

Artikel 2

Waar in deze wet wordt gesproken van overgaand of toegevoegd gebied wordt daaronder mede verstaan het gebied van een gemeente, dat deel gaat uitmaken van de bij deze wet te vormen nieuwe gemeente.

HOOFDSTUK II

Gemeentelijke herindeling en grensomschrijvingen

Artikel 3

1. Met ingang van de datum van herindeling worden de gemeenten Uithui- zen en Uithuizermeeden opgeheven en worden zij, te zamen met gedeelten

4 vel Tweede Kamer, zitting 1977-1978,13001, nr. 20 1 van de gemeenten Bierum en 't Zandt, samengevoegd tot een nieuwe ge- meente Hefshuizen, zodanig dat de grens dier gemeente komt te lopen als volgt: vanaf de rijksgrens volgt de grens van de nieuwe gemeente een rechte lijn welke getrokken kan worden tussen de nieuwe vuurtoren van Borkum (D) met coördinaten in het stelsel der rijksdriehoeksmeting X = + 84 429,05 en Y = +160 279,19, en het punt met coördinaten X= +83 000,00 en Y= +154 000,00. Vervolgens volgt de grens een rechte lijn die vanaf het laatstge- noemde punt getrokken kan worden naar het punt met coördinaten X= + 81 900,00 en Y= +150 000,00. Hierna volgt de grens een rechte lijn welke ge- trokken kan worden tussen laatstgenoemd punt en het noordwestelijke hoek- punt van het perceel, kadastraal bekend gemeente Uithuizen, sectie A, nr. 1657. Vanaf dit punt volgt de grens in hoofdzakelijk zuidelijke richting de bestaande kadastrale gemeentegrens tot aan de zeedijk, bedoeld in het pro- ces-verbaal van de grensomschrijving van de gemeente Uithuizen van 1828. Vanaf dit punt volgt de grens , in hoofdzakelijk zuidelijke en vervolgens hoofdzakelijk oostelijke richting de bestaande grens tussen de huidige ge- meenten en Uithuizen, en Uithuizen, Kantens en Uithuizer- meeden, Stedum en Uithuizermeeden en 't Zandt en Uithuizermeeden tot het noordoostelijke hoekpunt van het perceel, kadastraal bekend gemeente 't Zandt sectie A, nr. 1645. Vanaf dit punt buigt de grens in hoofdzakelijk zuid- oostelijke richting en volgt de oostelijke grens van de percelen, kadastraal bekend gemeente't Zandt sectie A, nrs. 1645 en 1646 tot het zuidoostelijke hoekpunt van laatstgenoemd perceel. Op dit punt buigt de grens in hoofdza- kelijk zuidwestelijke richting en volgt de noordelijke grens van het perceel kadastraal bekend gemeente't Zandt sectie A, nr. 1654 tot het noordwestelijke hoekpunt van dit perceel. Vanaf dit punt buigt de grens in hoofdzakelijk zuid- oostelijke richting en volgt de westelijke begrenzing van laatstgenoemd per- ceel en het perceel, kadastraal bekend gemeente 't Zandt sectie A, nr. 1655 tot aan het zuidwestelijke hoekpunt van laatstgenoemd perceel. Op dit punt buigt de grens in hoofdzakelijk noordoostelijke richting en volgt de bestaan- de grens tussen de gemeenten Bierum en 't Zandt tot aan het noordwestelijke hoekpunt van het perceel kadastraal bekend gemeente Bierum sectie B, nr. 9. Vanaf dit punt loopt de grens in hoofdzakelijk zuidoostelijke richting en volgt de noordoostelijke begrenzing van de percelen, kadastraal bekend gemeen- te Bierum, sectie B, nrs.9,1289, 1288,1289,1265,1152,1166,1350,1361, 1359,1362,1243,1020, 941,994, 995, 958,959, 905, 902, 963, 904,1006,846, 681, 680,1417,1413,1412,1418, 210 en 211 tot aan het noordoostelijke hoekpunt van laatstgenoemd perceel. De grens blijft in hoofdzakelijk zuid- oostelijke richting lopen langs de zuidwestelijke begrenzing van het perceel, kadastraal bekend gemeente Bierum, sectie A, nr. 106 en het voormalige perceel nr. 296 tot aan het zuidoostelijke hoekpunt van laatstgenoemd per- ceel en buigt vervolgens in hoofdzakelijk noordoostelijke richting langs de zuidoostelijke begrenzing van laatstgenoemd perceel tot aan het noordwes- telijke hoekpunt van het perceel, voorheen kadastraal bekend gemeente Bie- rum, sectie B, nr. 1273. Vanaf dit punt buigt de grens in zuidoostelijke rich- ting en volgt de noordoostelijke begrenzing van laatstgenoemd perceel tot aan het zuidoostelijke hoekpunt van het perceel, kadastraal bekend gemeen- te Bierum, sectie A, nr. 304. De grens volgt vanaf hier een lijn welke van ge- noemd punt in zuiver oostelijke richting tot aan de rijksgrens kan worden ge- trokken, waarbij het perceel, kadastraal bekend gemeente Bierum, sectie A, nr. 275, wordt doorsneden.

2. Met ingang van de datum van herindeling wordt de grens tussen de ge- meenten Appingedam en Delfzijl in dier voege gewijzigd, dat de nieuwe grens komt te lopen als volgt: beginnende in het punt op de bestaande grens tussen de gemeenten Appingedam en Delfzijl in de zuidelijke begren- zing van het perceel, kadastraal bekend gemeente Appingedam, sectie E, nr. 733 (Uitwierdermaar), loopt de grens in een rechte lijn in ongeveer zuidelijke richting naar een punt, gelegen in het midden van de oost-west lopende grens tussen de percelen, kadastraal bekend gemeente Appingedam, sectie

Tweede Kamerzitting 1977-1978,13 001, nr. 20 2 G, nrs. 2493 en 2494, waarbij de percelen, kadastraal bekend gemeente Ap- pingedam, sectie E, nrs. 510 (Trekweg) en 297 (Damsterdiep) en sectie F, nrs. 373, 374, 375 en sectie G, nrs. 2495 (Farnsumerweg) en 2494 worden door- sneden; van dit punt af loopt de grens in een rechte lijn in ongeveer zuidzuid- oostelijke richting over het meest oostelijke hoekpunt van het perceel, kada- straal bekend gemeente Appingedam, sectie G, nr. 2489, naar een punt, ge- legen in het midden van het Eemskanaal, deel uitmakende van het perceel, kadastraal bekend gemeente Appingedam, sectie F, nr. 274, waarbij de per- celen, kadastraal bekend gemeente Appingedam, sectie G, nrs. 2493, 2492, 2490 (Eelwerderweg), 2487, 2488 en sectie F, nr. 273 worden doorsneden. Daarna volgt de grens het midden van het Eemskanaal in ongeveer oost- noordoostelijke richting tot het punt, waar laatstgenoemd midden de be- staande grens tussen de gemeenten Appingedam en Delfzijl snijdt.

HOOFDSTUK III

Rechtskracht voorschriften en uitoefening bevoegdheden

Artikel 4

1. De op de dag, voorafgaande aan de datum van herindeling, voor een overgaand gebied geldende gemeentelijke voorschriften behouden gedu- rende twee jaren na die datum voor dat gebied hun rechtskracht, voor zover deze voorschriften door het bevoegde gezag der gemeente waaraan dat ge- bied wordt toegevoegd, niet eerder voor dat gebied vervallen worden ver- klaard. 2. De op de dag, voorafgaande aan de datum van herindeling, in de ge- meente Delfzijl van kracht zijnde gemeentelijke voorschriften gelden gedu- rende twee jaren na die datum niet voor het aan die gemeente toegevoegde gebied, voor zover het bevoegde gezag dier gemeente deze voorschriften niet eerder voor dat gebied geldend verklaart. 3. Het bevoegde gezag van de nieuwe gemeente Hefshuizen bepaalt bin- nen twee jaren na de datum van herindeling welke van de in het eerste lid bedoelde voorschriften voor het gehele gebied der nieuwe gemeente zullen gelden. 4. Indien het bevoegde gezag van de gemeente Delfzijl onderscheidenlijk de nieuwe gemeente Hefshuizen krachtens het tweede onderscheidenlijk derde lid een voorschrift voor het gebied dier gemeente geldend heeft ver- klaard, brengt het gemeentebestuur dit op de ter plaatse gebruikelijke wijze ter openbare kennis. 5. In afwijking in zoverre van het bepaalde in het eerste lid worden de vóór de datum van herindeling vastgestelde structuurplannen en onherroe- pelijk goedgekeurde bestemmingsplannen, alsmede de onherroepelijk goedgekeurde regelingen en voorschriften, welke ingevolge artikel 10, eer- ste lid, van de Overgangswet ruimtelijke ordening en volkshuisvesting wor- den geacht bestemmingsplannen te zijn in de zin van de Wet op de Ruimte- lijke Ordening, met betrekking tot een overgegaan gebied voor de toepas- sing van laatstgenoemde wet en de Woningwet geacht te zijn vastgesteld door het bevoegde gezag van de gemeente waaraan dat gebied wordt toe- gevoegd, en behouden zij hun rechtskracht zolang het bevoegde gezag niet anders bepaalt.

Artikel 5

1. De instructies voor de secretaris en de ontvanger der op te heffen ge- meente Uithuizen gelden voor de secretaris en, voor zover nodig, de ontvan- ger van de nieuwe gemeente Hefshuizen, totdat zij door andere zijn vervan- gen. 2. De reglementen van orde voor de vergaderingen van de raden en van de colleges van burgemeester en wethouders der op te heffen gemeente Uit- huizen gelden voor de nieuwe gemeente Hefshuizen, totdat zij door andere zijn vervangen.

Tweede Kamer, zitting 1977-1978, 13001, nr. 20 3 Artikel 6

1. Met ingang van de datum van herindeling en zolang de in artikel 4, eer- ste lid, bedoelde voorschriften blijven gelden, oefenen in overgaand gebied de in de gemeente waaraan dat gebied wordt toegevoegd, bevoegde orga- nen en ambtenaren de bevoegdheden uit, welke bij die voorschriften aan overeenkomstige organen en ambtenaren zijn toegekend. 2. De bevoegdheid tot het heffen en invorderen van bestaande gemeente- lijke belastingen in een overgaand gebied over een belastingjaar, dat vóór de datum van herindeling is aangevangen, blijft voorbehouden aan de organen en de ambtenaren der gemeente, waarvan het gebied tevoren deel uitmaak- te, met dien verstande, dat de organen en de ambtenaren van de nieuwe ge- meente Hefshuizen in de plaats treden van de organen en de ambtenaren van de op te heffen gemeenten Uithuizen en Uithuizermeeden.

Artikel 7

1. Gemeenschappelijke regelingen, waaraan uitsluitend wordt deelgeno- men door de op te heffen gemeenten Uithuizen en Uithuizermeeden, verval- len met ingang van de datum van herindeling. Het bestuur van de nieuwe gemeente Hefshuizen treft in verband hiermede de nodige voorzieningen. Op het daarbij betrokken personeel zijn de bepalingen van Hoofdstuk VI van overeenkomstige toepassing. 2. De overige gemeenschappelijke regelingen, waaraan bij de herindeling betrokken gemeenten deelnemen, blijven, mede voor overgaand gebied, ongewijzigd van kracht totdat toepassing is gegeven aan het vierde of vijfde lid. 3. De gemeenten, op het grondgebied waarvan ten gevolge van het be- paalde in het vorige lid een gemeenschappelijke regeling van kracht wordt, worden geacht mede aan deze regeling deel te nemen. Deze gemeenten tre- den met betrekking tot het overgaande gebied voor de toepassing van deze gemeenschappelijke regeling in de plaats van de gemeenten, waarvan het betrokken gebied op de dag, voorafgaande aan de datum van herindeling, deel uitmaakte. 4. De besturen van de gemeenten, die aan een gemeenschappelijke rege- ling, als in het tweede lid bedoeld, deelnemen of geacht worden deel te ne- men, treffen binnen zes maanden na de datum van herindeling met toepas- sing van de Wet gemeenschappelijke regelingen de ingevolge de gewijzigde gemeentelijke indeling nodige voorzieningen. Zij kunnen daarbij afwijken van de bepalingen van de gemeenschappelijke regeling met betrekking tot wijziging en opheffing van de regeling en het toe- en uittreden van deelne- mers. De in de eerste volzin genoemde termijn kan door Gedeputeerde Sta- ten van Groningen of, zo de regeling uitsluitend tussen burgemeesters is ge- sloten, door Onze Commissaris in die provincie, met ten hoogste zes maan- den worden verlengd. 5. Indien de nodige voorzieningen, bedoeld in het vorige lid, niet binnen de daarvoor gestelde termijn zijn getroffen, kan dit geschieden door Gede- puteerde Staten van Groningen of, zo de regeling uitsluitend tussen burge- meesters is gesloten, door Onze Commissaris in die provincie. 6. De leden van bij gemeenschappelijke regeling ingestelde organen, aan- gewezen door de besturen van de in het tweede lid bedoelde gemeenten, blijven in deze organen zitting hebben, totdat de na de datum van herindeling bevoegde gemeentebesturen, zo nodig met afwijking van hetgeen in de gemeenschappelijke regeling ten aanzien van de zittingsduur is bepaald, in de aanwijzing hebben voorzien. 7. Tegen een besluit van Gedeputeerde Staten of van Onze Commissaris, genomen krachtens het vijfde lid, kunnen de betrokken gemeentebesturen binnen dertig dagen, te rekenen van de dag van verzending van het besluit, bij Ons voorziening vragen. 8. Indien bij de gemeenschappelijke regeling mede niet in de provincie Groningen gelegen gemeenten zijn betrokken, treden Wij voor de toepas- sing van dit artikel in de plaats van Gedeputeerde Staten van Groningen, on- derscheidenlijk van Onze Commissaris in die provincie.

Tweede Kamer, zitting 1977-1978, 13001, nr. 20 4 HOOFDSTUK IV

Overgang rechten, lasten, verplichtingen en bezittingen

Artikel 8

1. Onverminderd het bepaalde in het volgende lid en in artikel 10 gaan op de datum van herindeling alle rechten, lasten, verplichtingen en bezittingen van de op te heffen gemeenten Uithuizen en Uithuizermeeden over op de nieuwe gemeente Hefshuizen, zonder dat daarvoor een nadere akte wordt gevorderd. 2. Alle rechten, lasten, verplichtingen en bezittingen van de gemeente Ap- pingedam onderscheidenlijk de gemeenten Bierum en 't Zandt, betrekking hebbende op of gelegen in van die gemeenten naar de gemeente Delfzijl on- derscheidenlijk de nieuwe gemeente Hefshuizen overgaand gebied, gaan op de datum van herindeling over op onderscheidenlijk laatstgenoemde ge- meenten, zonder dat daarvoor een nadere akte wordt gevorderd. 3. Wettelijke procedures dan wel rechtsgedingen, waarbij een gemeente van welke gebied overgaat, betrokken is, worden met ingang van de datum van herindeling voortgezet door of tegen de gemeente op welke de rechten, lasten, verplichtingen en bezittingen waarop zij betrekking hebben, krachtens het in de vorige leden bepaalde overgaan. Ten aanzien van de rechtsgedin- gen zijn de artikelen 254-262 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvorde- ring van overeenkomstige toepassing. 4. Ten aanzien van de in de eerste twee leden begrepen onroerende zaken zal verandering in de tenaamstelling in de kadastrale legger plaatshebben. Gedeputeerde Staten van Groningen doen de daartoe nodige opgave aan de desbetreffende hypotheekbewaarder.

Artikel 9

1. Voor wat betreft de voorziening van gas blijven de overgaande gebie- den behoren tot het voorzieningsgebied van de bedrijven, die op de dag, voorafgaande aan de datum van herindeling, in deze gebieden daarin voor- zagen of gerechtigd waren daarin te voorzien, indien en voor zover ter zake door de betrokken partijen geen nadere regeling wordt getroffen. 2. Zodanige regeling behoeft de goedkeuring van Onze Ministers van Bin- nenlandse Zaken en van Economische Zaken. Alvorens te beslissen horen Onze Ministers Gedeputeerde Staten van Groningen en de betrokken partij- en. 3. Indien één der betrokken partijen een nadere regeling wenst en partijen hieromtrent niet binnen een jaar nadat die wens schriftelijk ter kennisvan de wederpartij is gebracht tot overeenstemming komen, kan elk der partijen Ons verzoeken ter zake een regeling vast te stellen. Wij beslissen op voor- dracht van Onze in het tweede lid bedoelde Ministers, de Raad van State, Af- deling voor de geschillen van bestuur, gehoord.

Artikel 10

1. De uitkeringen, welke door het rijk, de provincie of gemeenten over de vóór de datum van herindeling aangevangen boekingstijdvakken, dienstja- ren of uitkeringsjaren met betrekking tot overgaande gebieden aan de op te heffen gemeenten Uithuizen en Uithuizermeeden en aan de gemeenten Ap- pingedam, Bierum en 't Zandt zijn verschuldigd, worden gedaan onderschei- denlijk aan de nieuwe gemeente Hefshuizen, aan de gemeente Appingedam, aan de gemeente Bierum en aan de gemeente 't Zandt. 2. De uitkeringen, welke met betrekking tot overgaande gebieden door de op te heffen gemeenten Uithuizen en Uithuizermeeden en door de gemeen- ten Appingedam, Bierum en 't Zandt over de in het vorige lid bedoelde boe- kingstijdvakken, dienstjaren of uitkeringsjaren aan het rijk, de provincie of gemeenten zijn verschuldigd, worden gedaan onderscheidenlijk door de nieuwe gemeente Hefshuizen, door de gemeente Appingedam, door de ge- meente Bierum en door de gemeente 't Zandt.

Tweede Kamer, zitting 1977-1978,13001, nr. 20 5 Artikel 11

1. Indien in verband met het bepaalde in artikel 6, tweede lid, artikel 8, eerste en tweede lid, en artikel 10 een verrekening tussen de betreffende ge- meenten dient plaats te vinden, bepalen Gedeputeerde Staten van Gronin- gen, de besturen dier gemeenten gehoord, het bedrag en, zo nodig, de wijze van betaling daarvan. 2. Op een verzoek om verrekening, als bedoeld in het vorige lid, beslissen Gedeputeerde Staten niet afwijzend, dan na de besturen van de in dat lid be- doelde gemeenten te hebben gehoord. 3. Tegen een besluit van Gedeputeerde Staten, als bedoeld in het eerste en het tweede lid, kan het bestuur van elke daarbij betrokken gemeente binnen dertig dagen, te rekenen van de dag van verzending van het besluit, bij Ons voorziening vragen.

Artikel 12

1. Het comptabel beheer van de op te heffen gemeenten Uithuizen en Uit- huizermeeden wordt met ingang van de datum van herindeling voortgezet door de bevoegde organen van de nieuwe gemeente Hefshuizen. 2. Ten behoeve van de voortzettting van het comptabel beheer van over- gaand gebied kunnen Gedeputeerde Staten van Groningen, de besturen van de betrokken gemeenten gehoord, aanwijzingen geven, welke door die besturen in acht genomen moeten worden. 3. Indien een gemeentebestuur zich met de gegeven aanwijzingen niet kan verenigen, kan het binnen dertig dagen, te rekenen van de dag van ver- zending van de aanwijzingen, bij Ons voorziening vragen.

HOOFDSTUK V

Verkiezing vertegenwoordigende lichamen

Artikel 13

1. Burgemeester en wethouders der op te heffen gemeente Uithuizermee- den en burgemeester en wethouders der gemeenten Bierum en 't Zandt zen- den aan burgemeester en wethouders der op te heffen gemeente Uithuizen een afschrift van of een uittreksel uit het kiezersregister hunner gemeente betreffende de in dat register op de in het tweede lid bedoelde datum voor- komende personen, die op die datum in het naar de nieuwe gemeente Hefs- huizen overgaande gebied werkelijke woonplaats hebben. 2. De toezending, in het vorige lid bedoeld, geschiedt op een door Gede- puteerde Staten van Groningen te bepalen datum. 3. Indien van de in het vorige lid bedoelde datum af tot de dag van kandi- daatstelling, bedoeld in het eerste lid van het volgende artikel, verande- ringen optreden in een kiezersregister ten aanzien van personen, die werke- lijke woonplaats hebben of verkrijgen in de gemeente of het deel van de ge- meente, waarop een afschrift of een uittreksel, als bedoeld in het eerste lid, betrekking heeft, worden deze veranderingen onverwijld ter kennis gebracht van het college van burgemeester en wethouders van de op te heffen ge- meente Uithuizen, waarna dit college deze veranderingen in het afschrift of uittreksel aanbrengt.

Artikel 14

1. De kandidaatstelling en de eventuele stemming voor de verkiezing van de leden van de raad der nieuwe gemeente Hefshuizen geschieden op de da- gen, door Gedeputeerde Staten van Groningen te bepalen, met dien ver- stande, dat de stemming vóór de datum van herindeling plaatsvindt.

Tweede Kamer, zitting 1977-1978,13001, nr. 20 6 2. Voor de in het eerste lid bedoelde verkiezing kunnen Gedeputeerde Staten van Groningen besluiten tot afwijking van de in artikel G 3 der Kies- wet bedoelde termijnen inzake registratie van namen en aanduidingen van politieke groeperingen. 3. De krachtens dit artikel te kiezen raad der nieuwe gemeente Hefshuizen zal bestaan uit het door Gedeputeerde Staten van Groningen met overeen- komstige toepassing van artikel 5 der gemeentewet te bepalen aantal leden. 4. Het kiezersregister voor de verkiezing van de leden van de raad van de nieuwe gemeente Hefshuizen wordt geacht te zijn samengesteld uit het kie- zersregister van de op te heffen gemeente Uithuizen, nadat daaraan zijn toe- gevoegd de personen, die voorkomen op de ingevolge het eerste lid van het vorige artikel aan burgemeester en wethouders van de op te heffen gemeen- te Uithuizen gezonden afschriften van of uittreksels uit de kiezersregisters der gemeenten Uithuizermeeden, Bierum en 't Zandt, zoals deze afschriften of uittreksels luiden na toepassing van het derde lid van het vorige artikel. 5. Het indelen in stemdistricten voor de in het eerste lid bedoelde verkie- zing van het gebied van de nieuwe gemeente Hefshuizen, het benoemen van de leden en de plaatsvervangende leden van de hoofdstembureaus en het benoemen van de leden en de plaatsvervangende leden van de stembu- reaus voor deze verkiezing geschieden voor een door Gedeputeerde Staten van Groningen te bepalen datum door burgemeester en wethouders van de op te heffen gemeente Uithuizen. 6. Artikel H 14 der Kieswet blijft bij de in het eerste lid bedoelde verkiezing buiten toepassing. 7. Voor zover met betrekking tot de in het eerste lid bedoelde verkiezing ingevolge enig wettelijk voorschrift medewerking moet worden verleend door de raad, door burgemeester en wethouders of door de burgemeester geschiedt dit door onderscheidenlijk de raad, burgemeester en wethouders of de burgemeester van de op te heffen gemeente Uithuizen. 8. Het onderzoek van de geloofsbrieven van de leden van de raad van de nieuwe gemeente Hefshuizen geschiedt vóór een door Gedeputeerde Staten van Groningen te bepalen datum door de raad van de op te heffen gemeente Uithuizen. 9. Voor de toepassing van artikel 21 der gemeentewet ten aanzien van het lidmaatschap van de raad van de nieuwe gemeente Hefshuizen, worden on- der ingezetenen verstaan zij, die hun werkelijke woonplaats hebben in het gebied, dat met ingang van de datum van herindeling het grondgebied van die gemeente vormt. 10. De eerste vergadering van de raad van de nieuwe gemeente Hefshuizen wordt gehouden op de eerste werkdag, volgende op de datum van herinde- ling. In deze vergadering worden de wethouders benoemd. 11. De leden van de raad van de nieuwe gemeente Hefshuizen en de door die raad gekozen wethouders hebben zitting tot de eerste dinsdag in sep- tember 1982.

HOOFDSTUK VI

Rechtspositie van ambtenaren en het overige personeel

Artikel 15

Met ingang van de datum van herindeling zijn de secretarissen en, indien zulke functionarissen er zijn, de ontvangers van de op te heffen gemeenten Uithuizen en Uithuizermeeden eervol uit hun ambt ontslagen.

Artikel 16

Met ingang van de datum van herindeling gaan de onderwijzers, werk- zaam aan de openbare lagere scholen, alsmede de leidsters, verbonden aan de openbare kleuterscholen, welke zijn gevestigd in overgaand gebied, over

Tweede Kamer, zitting 1977-1978,13 001, nr. 20 7 in dienst van de gemeente waaraan dat gebied wordt toegevoegd, op dezelf- de voet en ook overigens in dezelfde rechtstoestand als waarop zij op de dag, voorafgaande aan die datum, werkzaam waren. Deze bepaling is van overeenkomstige toepassing op de rectoren, directeuren, leraren en overig personeel, bedoeld in artikel 38 van de Wet op het voortgezet onderwijs, ver- bonden aan de gemeentelijke, ingevolge genoemde wet bekostigde scho- len, welke zijn gevestigd in overgaand gebied.

Artikel 17

1. Met ingang van de datum van herindeling gaan de overige in dienst van de op te heffen gemeenten Uithuizen en Uithuizermeeden werkzame ambtenaren in dezelfde rang, op dezelfde voet en ook overigens in dezelfde rechtstoestand voorlopig in dienst van de nieuwe gemeente Hefshuizen over. De eden of beloften, in verband met hun ambt door deze ambtenaren afge- legd, worden geacht mede op die voorlopige dienstvervulling betrekking te hebben. Voor de toepassing van dit artikel worden onder ambtenaren mede begrepen personen in dienst van de op te heffen gemeenten op arbeidsover- eenkomst naar burgerlijk recht werkzaam. 2. Binnen zes maanden na de datum van herindeling neemt het bevoegde gezag in de nieuwe gemeente Hefshuizen ten aanzien van de in het vorige lid bedoelde ambtenaren één van de volgende beslissingen: a. dat, en in welke rang en op welke voet hij in dienst van de nieuwe ge- meente blijft; b. dat hij eervol wordt ontslagen. De termijn van zes maanden kan door Gedeputeerde Staten van Gronin- gen met ten hoogste zes maanden worden verlengd. 3. Een beslissing als bedoeld onder b van het vorige lid wordt slechts ge- nomen, indien niet beschikbaar is een functie of samenstel van functies wel- ke in verband met de persoonlijkheid en omstandigheden van de betrokkene passend kan worden geacht en welke hem ten minste een bezoldiging ople- vert als aan zijn functie of samenstel van functies in de gemeente of ge- meenten, in welker dienst hij op de dag, voorafgaande aan de datum van herindeling, werkzaam was, laatstelijk was verbonden, ongeacht kindertoe- lage onderscheidenlijk kinderbijslag. Bij de ontslagverlening wordt een op- zeggingstermijn van drie maanden in acht genomen. 4. Voor het bepalen van de bezoldiging van de ambtenaar, die door toe- passing van het tweede lid in dienst van de nieuwe gemeente blijft, wordt ten aanzien van hem ten minste de salarispositie in aanmerking genomen, welke in de gemeente of gemeenten, in welker dienst hij op de dag, vooraf- gaande aan de datum van herindeling, werkzaam was, voor de berekening van zijn bezoldiging zou hebben gegolden.

Artikel 18

Het bevoegde gezag van de nieuwe gemeente Hefshuizen regelt binnen zes maanden na de datum van herindeling voor zoveel nodig de rechtstoestand met inbegrip van de bezoldiging van de in dienst van die gemeente werkza- me personen. Tot aan de vaststelling van deze regeling blijft voor de in arti- kel 16 bedoelde onderwijzers en leidsters en voor de in artikel 17, tweede lid, sub a, bedoelde ambtenaren gelden de regeling van de rechtstoestand wel- ke voor hen laatstelijk gold in de gemeente, in welker dienst zij op de dag, voorafgaande aan de datum van herindeling, werkzaam waren.

Artikel 19

Uiterlijk dertig dagen vóór de datum van herindeling benoemen Gedepu- teerde Staten van Groningen met ingang van die datum een tijdelijke secre- taris en een tijdelijke functionaris, belast met de taak van een ontvanger, voor de nieuwe gemeente Hefshuizen. Deze benoemingen gelden tot de dag, waarop overeenkomstig de gemeentewet in de vervulling van deze functies is voorzien.

Tweede Kamer, zitting 1977-1978, 13001, nr. 20 8 Artikel 20

1. De ambtenaren in vaste en in tijdelijke dienst, mits dit laatste dienstver- band ten minste vijf jaren heeft geduurd en de aanstelling niet is geschied in een betrekking van kennelijk tijdelijke aard, die ten gevolge van deze wet worden of zijn ontslagen, hebben ten laste van Hoofdstuk VII der rijksbegro- ting aanspraak op wachtgeld volgens de regelen, vastgesteld bij de algeme- ne maatregel van bestuur van 23 november 1972, Stb. 671. 2. Voor hem, die benoemd is in een tijdelijke functie als bedoeld in artikel 18, gaat het recht op wachtgeld in op de dag, nadat zijn benoeming in die functie is vervallen.

Artikel 21

De ambtenaren in tijdelijke dienst, wier dienstverband minder dan vijf ja- ren heeft geduurd dan wel van kennelijk tijdelijke aard was, alsmede de per- sonen, in dienst op arbeidsovereenkomst naar burgerlijk recht, die ten ge- volge van deze wet worden of zijn ontslagen onderscheidenlijk wier dienst- verband ingevolge deze wet wordt beëindigd, hebben ten laste van Hoofd- stuk VII der rijksbegroting aanspraak op uitkering volgens de regelen, vast- gesteld bij de algemene maatregel van bestuur van 23 november 1972, Stb. 672.

Artikel 22

Indien een bij deze wet betrokken gemeente is aangesloten bij een inter- communale regeling «Instituut Ziektekostenvoorziening Ambtenaren», wordt met betrekking tot de deelnemers in het instituut, die recht hebben op wachtgeld of op een uitkering krachtens artikel 20 of artikel 21 van deze wet, voor de duur van dit recht het aandeel van deze gemeente in de bijdrage, welke aan het instituut verschuldigd is, ten laste gebracht van Hoofdstuk VII van de rijksbegroting.

Artikel 23

Aan de ambtenaren, die door toepassing van artikel 17 naar een nieuwe gemeente overgaan en daardoor genoopt zijn te verhuizen, wordt door die gemeente een tegemoetkoming verleend op de voet van het Verplaatsings- kostenbesluit 1962.

Artikel 24

1. Voor de burgemeester, de secretaris en de ontvanger van de op te hef- fen gemeenten Uithuizen en Uithuizermeeden, die benoemd worden tot on- derscheidenlijk burgemeester, secretaris of ontvanger van de nieuwe ge- meente Hefshuizen, wordt bepaald: a. hun overeenkomstig de desbetreffende bezoldigingsregeling vast te stellen bezoldiging voor de betrekking, waarin zij in de nieuwe gemeente worden benoemd; b. de bezoldiging, welke zij krachtens de op de dag, voorafgaande aan de datum van herindeling, voor hen geldende bezoldigingsregeling in de be- trekking, onderscheidenlijk betrekkingen van burgemeester, secretaris en ontvanger genoten, een en ander met dien verstande, dat het bepaalde in het tweede lid van artikel 4 van het Rijkswachtgeldbesluit 1959 van overeen- komstige toepassing is. 2. Indien en zolang de in het vorig lid onder a bedoelde bezoldiging lager is dan die, bedoeld onder b, genieten de in het vorige lid bedoelde personen een persoonlijke toelage, gelijk aan het verschil. Deze, door de nieuwe ge- meente uit te betalen toelage, wordt als deel hunner bezoldiging aange- merkt en komt ten laste van Hoofdstuk VII der rijksbegroting.

Tweede Kamer, zitting 1977-1978, 13 001, nr. 20 9 HOOFDSTUK VII

Voorzieningen in verband met de toepassing van enkele administratieve wetten

Artikel 25

Zij die op de dag, voorafgaande aan de datum van herindeling, als leerling zijn ingeschreven van een openbare lagere school of kleuterschool dan wel een gemeentelijke school voor voortgezet onderwijs in een bij deze wet be- trokken gemeente, worden ook na die datum tot die school toegelaten op dezelfde voorwaarden als voordien golden.

Artikel 26

1. Indien de vergoeding, bedoeld in de artikelen 101 en 101 bis der Lager- onderwijswet 1920 onderscheidenlijk artikel 73 der Kleuteronderwijswet, toekomende aan het bestuur van een bijzondere lagere school onderschei- denlijk bijzondere kleuterschool, gevestigd in een gebied dat deel gaat uit- maken van de nieuwe gemeente Hefshuizen, over op de datum van herinde- ling voorafgaande kalenderjaren nog niet is vastgesteld krachtens artikel 103, tweede lid, der Lager-onderwijswet 1920 onderscheidenlijk artikel 75, derde lid, der Kleuteronderwijswet, geschiedt deze vaststelling naar de grondslagen, welke voor die school in het desbetreffende jaar golden, door de raad en voor rekening van die nieuwe gemeente. 2. Indien de vaststelling, bedoeld in artikel 88, eerste lid, van de Wet op het voortgezet onderwijs voor de gemeentelijke scholen voor middelbaar al- gemeen voortgezet onderwijs, die bedoeld in artikel 55ter, eerste lid, der La- ger-onderwijswet 1920 voor de openbare lagere scholen en die bedoeld in artikel 47, eerste lid, der Kleuteronderwijswet voor de openbare kleuterscho- len, gevestigd in een gebied, dat deel gaat uitmaken van de nieuwe gemeen- te Hefshuizen, op de datum van herindeling voor enig op die datum verstre- ken jaar nog niet heeft plaatsgehad, geschiedt de vaststelling naar de grondslagen, welke voor die scholen in het desbetreffende jaar golden, door de raad van die nieuwe gemeente. 3. Bij de toepassing vanartikel 101, vierde lid, der Lager-onderwijswet 1920 en artikel 73, derde lid, der Kleuteronderwijswet, betrekking hebbende op enig vijfjarig tijdvak, eindigende vóór de datum van herindeling is het be- paalde in het eerste lid van overeenkomstige toepassing. Bij de toepassing van artikel 44, tweede lid, van de Overgangswet W.V.O. is het eerste lid van overeenkomstige toepassing. 4. Bij de toepassing van artikel 88, tweede lid, van de Wet op het voortge- zet onderwijs, wordt voor het op de datum van herindeling lopende vijfjarige tijdvak het overschrijdingsbedrag per leerling voor de scholen voor middel- baar algemeen voortgezet onderwijs, gelegen in overgaand gebied, bere- kend overeenkomstig het bepaalde in artikel 89 van bovengenoemde wet, over de kalenderjaren vóór het jaar van herindeling als had geen herindeling plaatsgevonden, en over de overige jaren van dat vijfjarig tijdvak naar de toestand na die herindeling. 5. De nieuwe gemeente Hefshuizen past de artikelen 55bis, eerste lid, en 55ter, eerste lid, der Lager-onderwijswet 1920 voor het jaar van herindeling toe als had geen herindeling plaatsgevonden, met dien verstande, dat indien de datum van herindeling valt op of na 1 maart de bedragen gelden die de opgeheven gemeenten Uithuizen en Uithuizermeeden ingevolge artikel 55bis, eerste lid, hebben vastgesteld, en dat, indien artikel 55bis, eerste lid, geen toepassing heeft gevonden, voor dat jaar de bedragen gelden, die in het voorafgaande jaar hebben gegolden. Bij de toepassing van artikel 101, vierde lid, der Lager-onderwijswet 1920 voor het op de datum van herinde- ling lopende vijfjarige tijdvak wordt de extra-vergoeding voor de in over- gaand gebied gelegen bijzondere lagere scholen bepaald op de som van

Tweede Kamer, zitting 1977-1978, 13001, nr. 20 10 enerzijds het per leerling omgerekende overschrijdingsbedrag, berekend over de kalenderjaren na het jaar van herindeling en anderzijds het gemid- delde van de per leerling omgerekende overschrijdingsbedragen, berekend als had geen herindeling plaatsgevonden, over de overige jaren van het vijf- jarig tijdvak. 6. De nieuwe gemeente Hefshuizen stelt voor het jaar van herindeling, in- dien de datum van herindeling ligt vóór 1 maart, het aantal wekelijkse les- uren vast, bedoeld in artikel 101 bis, eerste lid, der Lager-onderwijswet 1920. Is de datum van herindeling een latere datum, dan blijven de reeds vastge- stelde getallen van kracht en vindt de vaststelling van de aan de besturen der bijzondere scholen uit te keren vergoeding voor beloning van vakonder- wijzers plaats als had geen herindeling plaatsgevonden. De bijzondere scho- len, gelegen in van de opgeheven gemeente Uithuizen overgaand gebied, worden voor de toepassing van artikel 101 bis der Lager-onderwijswet 1920 geacht met ingang van het jaar van herindeling in de nieuwe gemeente Hefshuizen te zijn gesticht.

Artikel 27

1. Onverminderd het bepaalde in het tweede lid en in de artikelen 28 en 30 gaan de archieven van de op te heffen gemeenten Uithuizen en Uithuizer- meeden over naar de nieuwe gemeente Hefshuizen. 2. Alle kadastrale en andere stukken, uitsluitend betrekking hebbende op van de gemeente Appingedam naar de gemeente Delfzijl en van de gemeen- ten Bierum en 't Zandt naar de nieuwe gemeente Hefshuizen overgaand ge- bied worden van de datum van herindeling af bewaard door de gemeente waaraan dat gebied wordt toegevoegd. 3. Het bestuur der gemeente Appingedam en dat der nieuwe gemeente Hefshuizen enerzijds en de besturen van de gemeenten Delfzijl, Bierum en 't Zandt anderzijds hebben van de datum van herindeling af het recht te allen tijde kosteloos inzage te nemen van elkanders gemeentearchieven en op kosten hunner gemeente afschriften of uittreksels van de zich in die ar- chieven bevindende stukken te vorderen, voorzover deze mede betrekking hebben op onderscheidenlijk van de gemeente Appingedam naar de ge- meente Delfzijl en van de gemeenten, Bierum en 't Zandt naar de nieuwe ge- meente Hefshuizen overgegane gebieden.

Artikel 28

1. Het deel van het tot het bevolkingsregister van een gemeente behoren- de persoons- en woningregister, hetwelk betrekking heeft op de personen en woningen, die op de datum van herindeling in een andere gemeente ge- vestigd of gelegen zijn, wordt door burgemeester en wethouders van eerst- bedoelde gemeente op die datum gezonden aan burgemeester en wethou- ders van die andere gemeente. 2. Het in het vorige lid bedoelde deel van het woningregister wordt bin- nen drie weken door burgemeester en wethouders van laatstbedoelde ge- meente, nadat daarvan afschrift is gehouden, teruggezonden aan burge- meester en wethouders van eerstbedoelde gemeente, waar het, gescheiden van het woningregister, wordt bewaard.

Artikel 29

1. Met betrekking tot zaken, de dienstplicht betreffende, met inbegrip van de mobilisatieuitkeringen, vinden de voorschriften, door of namens Onze Minister van Defensie gegeven terzake van verhuizing, overeenkomstige toepassing ten aanzien van de overgang van personen van een gemeente naar een andere gemeente krachtens deze wet. 2. Met betrekking tot zaken, de noodwachtplicht betreffende, vinden de voorschriften, door Onze Minister van Binnenlandse Zaken gegeven ter- zake van verhuizing, overeenkomstige toepassing ten aanzien van de over- gang van personen van een gemeente naar een andere gemeente krachtens deze wet.

Tweede Kamer, zitting 1977-1978, 13001, nr. 20 11 Artikel 30

De burgemeesters-strandvonder der op te heffen gemeenten Uithuizen en Uithuizermeeden en die der gemeente 't Zandt dragen, indien en voor zover zij op de dag, voorafgaande aan de datum van herindeling, krachtens de wet op de strandvonderij strandgoed onder hun beheer hebben, op die dag dit strandgoed, benevens alle op de strandvonderij in hun gemeenten betrek- king hebbende bescheiden en gelden, over aan de burgemeester-strandvon- dervan de nieuwe gemeente Hefshuizen.

Artikel 31

Kosten van bijstand als bedoeld in de artikelen 16,17 en 18 van de Alge- mene Bijstandswetten behoeve van personen, die op of vóór de datum van herindeling woonachtig zijn of geweest zijn in overgaand gebied, komen met ingang van die datum ten laste van de gemeente, aan welke dat gebied wordt toegevoegd.

Artikel 32

1. Burgemeester en wethouders der nieuwe gemeente Hefshuizen zijn verplicht binnen twee jaren na de datum van herindeling overeenkomstig de bepalingen van de Wegenwet een ontwerp voor een nieuwe legger der we- gen op te maken en dit ter vaststelling aan Gedeputeerde Staten van Gronin- gen te zenden. 2. Zolang deze nieuwe legger niet is vastgesteld wordt de legger der we- gen van de nieuwe gemeente Hefshuizen geacht te zijn samengesteld uit de leggers der wegen van de op te heffen gemeenten Uithuizen en Uithuizer- meeden en de leggers der wegen der gemeenten Bierum en 't Zandt, een en ander voor zover het gebied dier gemeenten deel gaat uitmaken van de nieuwe gemeente Hefshuizen. 3. Gedeputeerde Staten van Groningen voeren de in het van de gemeente Appingedam naar de gemeente Delfzijl overgaand gebied gelegen wegen die daarvoor in aanmerking komen, van de wegenlegger van de gemeente Appingedam af en brengen die over naar de wegenlegger van de gemeente Delfzijl, een en ander met toepassing, voor zoveel nodig, van de artikelen 39-42 van de Wegenwet.

Artikel 33

Met ingang van de datum van herindeling wordt in artikel 10 van de wet van 10 augustus 1951, Stb. 347, houdende nieuwe vaststelling van het rechtsgebied en de zetels der rechtbanken en kantongerechten, a. het gestelde onder «Kantongerecht Groningen» gelezen als volgt: Adorp, Aduard, Appingedam, Baflo, Bedum, Bierum, Delfzijl, Eenrum, Ezinge, Groningen, Grootegast, Grijpskerk, Haren, Hefshuizen, Kantens, Kloosterburen, Leek, Leens, Loppersum, Marum, Middelstum, Oldehoeve, Oldekerk, Slochteren, Stedum, Ten Boer, Ulrum, Usquert, , Win- sum, 't Zandt, Zuidhorn; b. het gestelde onder «Kantongerecht Winschoten» gelezen als volgt: Beerta, Bellingwedde, Finsterwolde, Midwolda, Nieuwe Pekela, Niéuwe- schans, Nieuwolda, Oude Pekela, Scheemda, Stadskanaal, Termunten, Vlagtwedde, Winschoten.

Artikel 34

Deze wet is niet van invloed op de bevoegdheid van de rechter en op die van procureurs van partijen met betrekking tot zaken, op de dag, vooraf- gaande aan de datum van herindeling, voor enig gerecht aanhangig.

Tweede Kamer, zitting 1977-1978, 13001, nr. 20 12 Artikel 35

De in artikel 2, eerste lid, van de Brandweerwet genoemde termijn van drie jaar vangt voor de nieuwe gemeente Hefshuizen aan op de datum van herin- deling.

Artikel 36

Met ingang van de datum van herindeling vervalt in tabel B, bedoeld in ar- tikel E 1 der Kieswet, onder het hoofd Groningen, onder II, Bedum, het woord «Uithuizen», wordt de komma achter het woord «Usquert» vervan- gen door een punt en wordt het gestelde in deze tabel, onder dit hoofd, on- der III, Appingedam, gelezen als volgt: De gemeenten Appingedam, Delfzijl, Bierum, 't Zandt, Loppersum, Ten Boer, Slochteren, Stedum, Hefshuizen, Termunten, Haren.

Artikel 37

Binnen twee jaar na de datum van herindeling bericht de raad van de nieu- we gemeente Hefshuizen aan Gedeputeerde Staten van Groningen gemoti- veerd, of en zo ja op welke wijze uitvoering is gegeven aan de artikelen 61-64f der gemeentewet.

HOOFDSTUK VIII

Slotbepalingen

Artikel 38

Geschillen omtrent de toepassing van deze wet, waarvan de beslissing niet aan anderen is opgedragen, worden door Ons beslist.

Artikel 39

Deze wet treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgif- te van het Staatsblad waarin zij is geplaatst.

Lasten en bevelen, dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst, en dat alle ministeriële departementen, autoriteiten, colleges en ambtenaren, wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven

De Minister van Binnenlandse Zaken,

Tweede Kamerzitting 1977-1978,13001, nr. 20 13