De Wetgeving Op De Voorwaardelijke Invrijheidstelling Sinds Jules Lejeune
Total Page:16
File Type:pdf, Size:1020Kb
ebook Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent Academiejaar 2011-12 De wetgeving op de Voorwaardelijke Invrijheidstelling sinds Jules Lejeune. Een case van veranderingen in het Belgische strafuitvoeringsbeleid Masterproef van de opleiding ‘Master in de rechten’ Ingediend door Bart De Boes Studentennr. 00706138 Promotor: Prof. Dr. T. Vander Beken Commissaris: Prof. Dr. B. De Ruyver “Quand je dis à un condamné: je te libère conditionnellement, c’est comme si je lui disais: sors de ta cellule et passé au préau; mais tu restes sous ma main; je ne pardonne pas; j’exécute la peine! La libération conditionnelle n’est qu’un mode d’exécution de la peine… hors de la prison.”1 1 Minister van Justitie Jules LEJEUNE, in de Kamer van Volksvertegenwoordigers 1888, Pas. 1888, 245. Voorwoord Deze masterproef vormt de kers op de taart van mijn vijfjarige studie Rechtsgeleerdheid aan de Universiteit te Gent. Met dit voorwoord wil ik dan ook de kans grijpen om een aantal mensen te bedanken zonder wiens steun en hulp deze masterproef nooit zou geworden zijn tot wat hij nu is. In de eerste plaats is mijn dankwoord gericht aan mijn promotor, Prof. Dr. Tom Vander Beken die steeds beschikbaar was voor positieve feedback en kritische reflectie omtrent deze masterproef. Het is mede dankzij hem dat mijn interesse voor het onderwerp enorm is toegenomen en ik steeds een klare kijk op de zaken behield. Daarnaast dank ik ook commissaris Prof. Dr. B. De Ruyver voor het nalezen en beoordelen van deze masterproef. Bovendien wil ik ook mijn oprechte dank uitdrukken aan mijn ouders die zowel morele als financiële steun hebben geboden tijdens mijn studieloopbaan en zonder hun ondersteuning had ik deze kansen nooit gekregen. In het bijzonder wil ik graag mijn vader bedanken die zonder enige moeite steeds klaar stond om medewerking te verlenen tijdens het vergaren van de nodige literatuur en voor het nalezen en de correctie van deze masterproef. Tot slot wil ik ook vrienden en familie bedanken die van deze vijf jaar de meest onvergetelijke jaren hebben gemaakt en bij wie ik te allen tijde terecht kon voor raad en daad. Inhoud Voorwoord ............................................................................................................... Inleiding ................................................................................................................. 1 Deel : Denken over strafuitvoering in België ...................................................... 4 Hoofdstuk 1: het Ancien Regime ....................................................................... 4 Hoofdstuk 2: de Verlichting ............................................................................... 6 Hoofdstuk 3: een onafhankelijk België in het licht van het Positivisme ......... 11 Hoofdstuk 4: Oud Sociaal Verweer ................................................................. 15 Hoofdstuk 5: Nieuw Sociaal Verweer ............................................................. 19 Hoofdstuk 6: Nieuw Realisme en Herstelrecht ................................................ 21 Besluit ............................................................................................................... 24 Deel : Jules Lejeune en zijn Wet Lejeune ........................................................ 26 Hoofdstuk 1: de persoon Lejeune en zijn visie ................................................ 26 Zijn academische loopbaan en advocatenpraktijk ........................................ 26 Minister van Justitie ...................................................................................... 30 Visie en strafrechtelijk beleid ....................................................................... 35 Hoofdstuk 2: de Wet Lejeune .......................................................................... 41 Voorwaardelijke genade en een systeem van strafvermindering ................. 41 Parlementaire voorbereiding ......................................................................... 43 Wet Lejeune .................................................................................................. 49 Hoofdstuk 3: latere evolutie ............................................................................. 59 Besluit ............................................................................................................... 67 I Deel : Voorwaardelijke Invrijheidstelling als afspiegeling van het strafuitvoeringsbeleid sinds 1996 ........................................................................ 70 Hoofdstuk 1: Oriëntatienota De Clerck en de zaak Dutroux ........................... 70 Hoofdstuk 2: Nieuwe Wet V.I. en Wet V.I.-commissies in 1998 ................... 77 Hoofdstuk 3: Commissie Holsters ................................................................... 86 Hoofdstuk 4: Wet Externe Rechtspositie en Wet Strafuitvoeringsrechtbanken .......................................................................................................................... 95 Besluit ............................................................................................................. 112 Algemene conclusie .......................................................................................... 115 Bibliografie ........................................................................................................ 120 Bijlagen .............................................................................................................. 135 A) Wet Lejeune 1888 .................................................................................... 136 B) K.B. Wet Lejeune 1888 ........................................................................... 138 C) WEP (algemeen deel & V.I. artikelen) en Wet SURB ............................ 142 II Inleiding Alle begin is moeilijk. Met dit motto in gedachten wordt een aanvang genomen met het schrijven van deze masterproef. Het moet ook de overtuiging geweest zijn bij Minister van Justitie Jules Lejeune op het ogenblik dat hij koos voor de invoering van een voor België “revolutionaire” Wet inzake de Voorwaardelijke Invrijheidstelling (hierna V.I. genoemd) en Voorwaardelijke Veroordeling (hierna V.V. genoemd). Tekenend hiervoor is het hevige verzet dat de Minister ondervond bij het verdedigen van zijn wetsontwerp voor de Kamer van Volksvertegenwoordigers2. Verzet dat zich voornamelijk toespitst op de noodzaak van een wet rond de V.I. De introductietekst betreft een citaat van de Minister van Justitie Jules Lejeune, die in feite de passende inleiding vormt voor deze masterproef. Met deze krachtdadige woorden geeft Minister Lejeune meteen aan waar het om gaat bij de V.I. Hij bepleit niet dat gevangenen zonder meer opnieuw de samenleving worden ingestuurd of dat hun daden worden vergeven, het gaat om de uitvoering van hun straf. De V.I. maakte en maakt nog steeds een wezenlijk deel uit van de strafuitvoering. De V.I. wordt daarom ook wel eens het koninginnestuk van de strafuitvoering genoemd3. De strafuitvoering op zijn beurt maakt een belangrijk deel uit van de strafrechtsketen, zijnde het strafrechtelijk beleid sensu stricto. Dit wijst er dan ook op dat de V.I. deel uitmaakt van een beleid dat gevoerd wordt door de Minister van Justitie, en het is ook dat wat Jules Lejeune destijds voor ogen had. Een globaal strafrechtelijk beleid waarvan ook de strafuitvoering - en meer bepaald de V.I. - een belangrijke schakel in de keten vormt. Om deze redenen kan de V.I. dan ook gezien worden als een belangrijke afspiegeling van het strafuitvoeringsbeleid dat doorheen de jaren gevoerd werd en zoals het vandaag de dag zou moeten gevoerd worden. 2 Pas. 1888, 222-269. 3 R. PERRIËNS, F. PIETERS en P. PIRON, “De voorwaardelijke invrijheidstelling: much ado about nothing?”, Panopticon 2003, afl. 6, 563. 1 De motivatie waarom deze thesis het onderwerp van de V.I. behandelt, ligt in de continue aandacht die deze wijze van strafuitvoering de laatste jaren krijgt. Aandacht die zowel voortkomt vanuit de politiek als de media, voornamelijk gestuwd door “de publieke opinie”. Interesse werd dan ook gewekt door de wekelijkse berichtgeving4 over het al dan niet voorwaardelijk vrijkomen van gedetineerden, beklaagden die volgens de man in de straat onvoldoende zwaar worden bestraft, steeds verwijzend naar de mogelijkheid tot vervroegde invrijheidstelling via de zogenaamde Wet Lejeune. Klopt het inderdaad dat veroordeelden zomaar kunnen worden vrijgelaten? Zijn er dan geen voorwaarden aan verbonden, want het gaat tenslotte toch om een voorwaardelijke invrijheidstelling? Is er dan geen enkele vorm van controle? Waarom kreeg deze de naam Wet Lejeune? Wie is hij? Curiositeit en tegelijk onwetendheid over de V.I. in combinatie met de beperkte kennis omtrent het bestaan van een strafuitvoeringsbeleid gesteund op bepaalde strafrechtstheorieën, vormden de concrete basis voor de onderzoeksvraag die tevens ook de titel vormt van deze masterproef: “De wetgeving op de Voorwaardelijke Invrijheidstelling sinds Jules Lejeune: een case van veranderingen in het Belgische strafuitvoeringsbeleid.” Deze masterproef is te omschrijven als een historische studie gecombineerd met een kritische studie over het hedendaagse strafuitvoeringsbeleid, meer bepaald het beleid inzake de V.I. In deze masterproef wordt aan de hand van een analyse van de wetgeving inzake de V.I. nagegaan in welke mate de strafuitvoering en het beleid daaromtrent gewijzigd zijn sinds de Wet Lejeune uit 1888. De strafuitvoering zal bekeken worden vanuit het oogpunt van de V.I. dat als sluitstuk in de strafuitvoering ideaal geplaatst