PDF Van Tekst

Total Page:16

File Type:pdf, Size:1020Kb

Load more

Dietsche Warande. Nieuwe reeks. Deel 3

bron

Dietsche Warande. Nieuwe reeks. Deel 3. C.L. van Langenhuysen, Amsterdam 1881 Zie voor verantwoording: http://www.dbnl.org/tekst/_die003188101_01/colofon.php

© 2012 dbnl

i.s.m.

V

Inhoud.

Blz. 440 23
BILDERDIJK, door P.F.TH. VAN HOOGSTRATEN (VI, VII) 1,

VONDEL IN ZIJN ‘BESPIEGELINGEN’, door P.F.J.V. DE GROOT, (Slot) DE ILIAS VAN HOMEROS, door P.F.TH. VAN HOOGSTRATEN

44
DE HEEREN VAN HALEWIJN, Markiezen van Peene, eene genealogische bijdrage 53 van A.B.J. STERCK

ADRIAAN WILLEM BARON VAN RENESSE, voorlaatste abt van Sinte Geertruide te Leuven, door ED. VAN EVEN
81, 168

EENE WANHOPIGE ‘LEVENSBESCHOUWING’. Lilith, Gedicht in drie zangen, van

MARCELLUS EMANTS, door A.TH.

97

REINIER CRAEYVANGER, door A.TH.

125 129 142 147 187

HET HOLLANDSCH BLOED VAN ALBERT GRAAF DE MUN, door H.J. ALLARD

ANTIEKE BEELDEN. ‘Frauengestalten’ van Mevr. Schneider, door A.TH.

ONUITGEGEVEN VAERZEN van MR. W. BILDERDIJK

MONUMENTALE SCHILDERKUNST, Makarts ‘Intocht van Karel den Ve’, door A.TH.

EENIGE TREKKEN UIT DE GESCHIEDENIS DER BESCHAVING VAN BELGIË door Prof. Dr P.P.M. ALBERDINGK THIJM.

201
ONUITGEGEVEN DICHTSTUK [van Dirck Rz. Camphuysen?] medegedeeld door J.F. 220

VAN SOMEREN

JOANNES MURMELLIUS, een Nederlandsch Humanist, door W. WESSELS

PIAE MEMORIAE G.W. VREEDE, door J.W SPIN

223 289 252

GESLACHTLIJST DER FAMILIE HOOFT, door J.A.ALB.TH.

Dietsche Warande. Nieuwe reeks. Deel 3

VI
Blz.
EEN LETTERKUNDIG EEUWFEEST, 16 Maart 1581-16 Maart 313 1881, door Dr. JAN TEN BRINK

SUSANNE BARTELOTTI, Komedie, in twee Bedrijven, door 327 J.A.A.TH.

SLOT VOOR SUSANNE BARTELOTTI

385
ROLVERVULLING in ‘Warenar’ en ‘Susanne Bartelotti’ 386

DE TOONEELVOORSTELLING BIJ HET HOOFT-FEEST TOT DE GENEALOGIE HOOFT, door D.C. MEIJER, Jr.

364 372

GENEALOGISCHE FRAGMENTEN, tot de omgeving van Hooft
387

WIE WAS NEEF SAMMER? door H.J. ALLARD NOG EENS HOOFT

380 390 391

AAN PIETER CORNELISZOON HOOFT, 16 Maart 1881,

door J.A.A.TH.

NAGERECHT TOT DE P. CZ.-HOOFTVIERING:

I. Aanvullingen op de Genealogie, door D.C.
402
MEIJER, Jr. II. Mededeelingen, door Dr 406

J. TE WINKEL

III. Andermaal tot de Gen. 411 Hooft, door H.J. ALLARD

IV. Aan de Redaktie, door 412

KIRGHBIJL TEN DAM
OUD-TESTAM. WONDEREN EN VERHALEN in de

Middelned. Letterkunde, door A.J. SERVAAS VAN

ROOYEN

394

ANTONIS MOR VAN DASHORST, door EDM. SAINT-RAYMOND

TWEE BRIEVEN VAN Dr MAARTEN BAUDEWIJNSZOON, door A.M. VAN LOMMEL

415 428

MEDEDEELINGEN UIT DE NALATENSCHAP VAN GEERAARDT 433

BRANDT (I), door J.A.A.TH.

LATIJNSCHE VAERZEN OP SINTE MARYE, meêgedeeld

door Prof. Dr P.P.M. ALBERDINGK THIJM
473

MARNIX EN ZIJNE NEDERLANDSCHE GESCHRIFTEN, door 476

D.R

DE EER DER FRANSCHE MEESTERS, door L. VAN DEYSSEL 478

Dietsche Warande. Nieuwe reeks. Deel 3

REMBRANDT, GEHULDIGD, den 15n Juli, 1881, in de Rijks-Akademie van Beeldende Kunsten te Amsterdam. Voordracht van Prof. J.A. ALBERDINGK THIJM
513
DE WARE GESCHIED BEOEFENING. ‘Histoire de Menin, 525 par le Dr Rembry-Barth. 1881’, door L. VAN DEYSSEL

EÈN PAAR STEENEN VOOR EEN STANDBEELD VAN

HUYGENS. (Iets over zijn Dagh- en Cluys-werck), door

A.J. SERVAAS VAN ROOYEN

532

Dietsche Warande. Nieuwe reeks. Deel 3

VII
Blz. 549 552 557 563

EEN WOORD OVER CONSCIENCE, door A. DUYRCANT MAX ROOSES OVER KILIAAN, door L. VAN DEYSSEL

VOSMAERS ‘AMAZONE’, door J.A.A.TH.

EEN ONVOLLEDIG BEKENDE BRIEF VAN P.-CZ. HOOFT, door A TH.

Bibliografie:

Het verloren Kind door Dr JAN TEN BRINK,
91 door J.A.ALB.TH. Geslachtsregister van het Vorstenhuis 95 Waldeck-Pyrmont door A.A. VORSTERMAN VAN OYEN, door A TH.

  • Poëzie door Gr. WAALNER
  • 96

Catalogus van het museum van oudheden, te Utrecht, door Mr S. MULLER FZ.,

Inventaris van het oud archief der stad Middelburg, door Mr J.H. DE STOPPELAAR, De Kameraars- en Rentmeesters-Rekeningen der stad

Kampen, van 1515-1540, door Mr J.

NANNINGA UITTERDIJK,

  • Archief. Vroegere en latere
  • 157

163 mededeelingen voornamelijk in betrekking tot Zeeland; door A.S.

Acta et Decreta SS. conciliorum recentiorum, door de PP. S.J. van

Maria-Laach. V, door Dr P.A.TH.

Gedichten van S. DAEMS, door Dr P.A.TH.
165
Van en over Betje Wolff, geb. Bekker, 565 door Mr. R.H.J. Gallandat Huet, door L.H.

  • De Spaansche Inquisitie, door A.D.
  • 566

Refereinen en andere gedichten uit de 567 XVIe eeuw, door LOUIS HOVIUS Des Bohémiens et de leur musique en 571 Hongrie, door Pr. D.

Jahresberichte der Greschichtswissenschaft, door J.K.

Dietsche Warande. Nieuwe reeks. Deel 3

Lentesotternyen, Poëzie van Pol de Mont, door A. DUYRCANT
573
De Kataloog der Ten-toon-stelling van 576 oude Kunst te Luik, door L. HOVIUS

De Passiespelen van Oberammergau, 578 door v. DEYSSEL

Bibliotheek van Nederlandsche Klassieken, door L.H.
579
Jodocus van Lodenstein Academisch proefschrift, door J.K.
581

Dietsche Warande. Nieuwe reeks. Deel 3

VIII
Blz.

  • 583
  • Alfred Friedmann. Bijbelsche starren,

door L. HOVIUS.

Vlaamsch letterkundig Album, door V.D. 585

OUWE

Art and Letters an illustrated Monthly Magazine, door M.S
586

  • 587
  • Marnix en zijne Nederlandsche

Geschriften, door J.K.

Een zomernacht-vertelling in 1881, door 590 A.TH.

Mengelingen:

Cocqiana-Coddeana, door H.J.A. Lezen en Schrijven
195 199 307 308
Eene Annexatie Volksliederen uit Brugge, door Dr P.A.TH.

  • Shaking-hands
  • 310

311 590 592 593 596
Een Misverstand Nationale Roem De beroemde Got Redeneerkunde Ornamentstijl (Kataloog boekverkoopers-ten-toon-stelling)

Bulletins, par J.A.A.Th.

I-III Lettre à Madame la Douairière H, née Mary B. à Estavayer-le-lac
1

  • 5
  • IV-VI

Dietsche Warande. Nieuwe reeks. Deel 3

1

Bilderdijk, door P.F.Th. van Hoogstraten.

VI.

Gy schraagde, gy-alleen, gy troostte my in 't leven: U leefde ik, u dit hart, my slechts voor u gegeven!
En mooglijk, zoo mijn ziel aan 't eindperk dezer baan, De wieken stouter rept en vrijer uit durft slaan,
Om 't blijde morgenrood, dat voor haar op moet dagen, Te groeten, van dit kleed, dit aardsche kleed ontslagen,
Dat ze u als leidster in haar hooger vlucht erkent. Dan, mooglijk, steiler dan de zonnewagen rent,
Strijkt ze aan uw zijde neêr op andre wareldkloten Van d' onzen door een' riem van vuurgloed afgesloten
En zielenloutrend licht; en eert voor 's Hoogsten throon In u een' troostgezant van Zijn' gezalfden Zoon!

Wie als grijzaard eene zoo heerlijke lofspraak wijdt aan de dichtkunst, moet veel van haar hebben genoten. Dat had Bilderdijk dan ook in der daad. De poëzie is in den hoogsten zin des woords zijn levensadem geweest. ‘Zijne verzen zijn met hem opgegroeid; zij zijn met zijne tranen nat gemaakt, met zijn bloed gevoed. Zij hebben hem de slapelooze nachten vol pijn doorgeholpen; met breeder golven stroomende, naarmate soms het lijden hooger klom, zijn ze een uitweg geweest voor het vuur, dat hem anders zelven mocht verteerd hebben.’1

Hy wien Poëzie behoefte, ziel, en levensadem was, Rust die van zijn ademhalen, eer zijn lichaam keert tot asch?

  • 1
  • Gorter.

Dietsche Warande. Nieuwe reeks. Deel 3

2

Waarom ruischt het murmlend beekjen? waarom vloeit het stroomnat af? Waarom zuist het popelboschjen, 't geen de lente schaduw gaf? Waarom bruischt het ruim der golven op het blazen van de lucht? Waarom heft de maagdenboezem van nog onbekende zucht? Waarom klatert, gromt en dondert de op elkaâr gedrongen wolk? Waarom bromt de holle weêrklank uit de diepte van de kolk? Waarom schreit de droefheid tranen, en ontfronzelt zich de vreugd, Bleekt de schrik het blozend aanschijn, de ouderdom de glans der jeugd? Vraag d' ondichterlijken slechthoofd wien de dichtgloed nooit doordrong, Die zijn vingers op de Dichtlier naar ontleende lessen dwong, Wien de Poëzy der Englen niet uit eigen ader welt, Wien zijn boezem slechts door d' invloed van verhitte hersens zwelt, Vraag dien onder 't sylbentellen, onder 't zoeken naar een woord, Naar een denkbeeld, naar een beeldnis, in zijn barenswee versmoord, Waarom zingt gy? Maar men vrage 't aan geen Dichter van natuur, Wiens gevoel een loutre vlam is, geen in de asch vervonklend vuur!

Wij achten het voor de kennis en beoordeeling van Bilderdijks dichtergave van het hoogste belang van hem-zelven te vernemen, waarin hij het wezen stelde der waarachtige poëzie.
‘Poëzy is eenzelvig. Zy is uitstorting van overstelpend gevoel, even onwillekeurig als schreien of lachen. Uitstorting van gevoel, dat lucht eischt, dat zich uitbreiden, dat zich verveelvuldigen moet, of het hart zou barsten, en de geest tot de overspanning der razerny overgaan. Die dit niet beproefd heeft, die niet weet, wat de onwederstaanlijke dronkenschap des gevoels is, die men Poëzy noemt; die zich koel en kalm in zijn leuningstoel nederzet, om een vers te maken; die zich dat, wat hij zeggen zal, voorstelt; dit in woorden brengt; deze woorden in maat; en het rijm tot de verzen zoekt; laat, ô mijne vrienden, laat den welmeenenden sukkel zijn troostrijke inbeelding, gy zult nooit misleid worden, om hem voor Poëet, of zijne nietige koude voortbrengselen voor Poëzy te houden.
't Is 't gevoel der ziel, 't is het redelijk, het onstoffelijk gevoel van het goede, het kwade, het schoone, het onschoone;

Dietsche Warande. Nieuwe reeks. Deel 3

3
't is dit zuiver gevoel, in zijn aart eindloos fijner, eindloos sterker, eindloos vermogender, dan de hevigste der lichaamlijke wellust of smart, dat de ziel in beweging brengt, en waardoor zy in geene doodsche of vuidige vadzigheid inslaapt, maar tot haar bestemming wordt opgewekt. Dit gevoel is het, hetgeen alle hare vermogens en vatbaarheden werken en ontwikkelen doet. Dit bevrucht haar verbeelding, ontsluit aan de reden het oog, en zijn alles bezielende schok schiet de vonk der oorspronklijkheid uit in alle de punten van aanroering, waarvoor zy slechts vatbaar is.
Ieder die gevoel heeft, is Dichter; maar hij die als zoodanig voor zijne
Natuurgenooten zal optreden, hy, die boven andere, min bevoorrechte stervelingen, Dichter mag heeten; in hem moet dat gevoel heerschende, voor de duizenderlei onderscheidene spanningen, die een snaar ondergaan kan, vatbaar zijn, en derwijze vatbaar, dat het zich in de oneindigheid van verscheidenheden kan meêdeelen en overgieten, die noch paal noch perken kent.

De pijn, de vreugde spreekt, en eischt zich uit te gieten; 't Gevoel wil doortocht, ja! in lijden en genieten;
Het hart wordt overstelpt, de ziel moet uitgebreid, En vraagt niet, wie ons hoort, en met ons juicht of schreit?
Bedwing het, Dichter! ja, niets hoeft dien stroom te nopen, Die in uw' boezem welt. Hy barst zijn sluizen open,
Uw borst verwijdt zich, en uw ingewand wordt vuur. Uw wezen breidt zich uit door d' omvang der Natuur.
Uw bloed stijgt kokend op, en klemt den stroeven gorgel, En de adem neemt voor spraak den toonklank aan van 't orgel.
Verbeelding vliegt in vlam, en spiegelt, beeld voor beeld, De zielsbewegiug af die door uw aders speelt.
Nu zingt ge, en 't is muzyk; 't zijn beelden, die als schimmen, Door tooverkracht gedaagd, uit donkre nevels klimmen,
Maar blinkend, schittringvol, en door hun eigen licht.

's Dichters gevoel is hem alles; aan dit wederstaat hij niet. Dit te genieten, dit uit te breiden, dit meê te deelen, is al zijn bestemming; hy kent geene andere; voor hem is geene

Dietsche Warande. Nieuwe reeks. Deel 3

4andere mogelijk. Dit gevoel is 't genot der zaken niet; neen, het is iets denkbeeldigs, uit de voorwerpen genomen, terwijl hij de voorwerpen daar laat.
Dit gevoel doet hem denken, doet hem zien, doet hem bevatten, wat niemand bevat, en dat uit zijn mond in welluidende klanken gevloeid, een gelijk gevoel opwekt, waarin zich de ziel niet alleenlijk behaagt, maar, geheel boven zich-zelve verheven, uit haar kring weggerukt, en als in eene andere wareld verplaatst voelt.’
‘Zij gevoelt dus, de ziel, en gevoelt de eenheid, die uit de verscheidenheid der zich samenstellende gewaarwordingen spruit: maar, wanneer die verscheidenheid zich aan hare aandacht ontwikkelt, dan, dan eerst wordt zy gezegd het te overdenken; en dan geniet zy 't gevoel, dat zy eerst ongenoten en by overstelping en verrassing verzwolg. Dan wordt het gevoel haar verstandelijkt: en het is op die wijze dat zy en de vatbaarheid en de vaardigheid machtig wordt, om juister, om fijner, om volkomener te gevoelen. Het verstand is niet slechts de nasporer en terechtwijzer des gevoels; 't is zijn meester, zijn opleider, zijn volmaker; en waar het verstand het gevoel niet gevormd, niet gezuiverd, veredeld, verfijnd en vatbarer gemaakt heeft, is het stomp, dof en dierlijk, is het van zich-zelve onzeker, onbestemd, en een bron van misleiding, van dwaling, van onzin, ja zelfs van verwarring en kwelling des verstands, dat er aan onderligt.’
‘De Poëzy heeft hare Logica, die geheel met de algemeene overeenstemt, maar bijzonder gewijzigd wordt 't Is haar oogmerk niet, waarheden na te sporen, of haar verband te doen kennen; 't is, het gevoel, in de regelmatige opvolging die de natuur daar in brengt, uit te storten: maar wanneer by hem die gevoelt, het gevoel tot de erkentenis eener waarheid leidt en tot hare ontwikkeling drijft, zal de dichterlijke afwisseling van gevoel deze ontwikkeling doen geboren worden op een wijze, die den samenhang der denkbeelden wel nu en dan eens vooruit schijnt te loopen, en onvoorbereide sprongen te doen; maar ook zelfs deze schijnbare sprongen zullen hun genoegzamen grond

Dietsche Warande. Nieuwe reeks. Deel 3

5hebben in dien samenhang, dien zij, of het ware, verstoren en afbreken.’
Welken lezer behoeven wij er opmerkzaam op te maken, dat een dichter, die altijd en alom aldus spreekt over de poëzie, waarlijk in en door haar moet geleefd hebben? Bilderdijk is in alle hoogere levensuitingen dichter geweest. Te vergeefs zoudt gij u bij hem hebben aangemeld, om hem eenige oogenblikken over zuiver stoffelijke belangen te raadplegen; maar hij zou u een gantschen nacht aangehoord en keer op keer lichtvonken uit uwe eigene denkbeelden hebben geslagen, zoo de zucht naar waarheid- of schoonheidsgenot u in zijn huis had gevoerd. En welk een waereld lag er voor hem op het gebied der poëzie! Hij achtte haar zegepraal dàn eerst volkomen, wanneer zij Gods algenoegzaamheid, voor zoover mogelijk, aan des menschen ziel toespiegelde. Van daar dat de beschouwing van eenige waarheid bij hem nooit iets flauws heeft, nooit iets koels of onverschilligs. Van daar dat koninklijke fierheid en ridderlijke kracht steeds om den voorrang dingen in zijne kunstgewrochten.
In het volle genot der schoonheid gevoelde Bilderdijks geest zijne kracht. In de voor hem knellende banden des dagelijkschen levens vermeestert hem een gevoel van folterende smart en zelfs van onheiligen wrevel; maar zoo vaak hij in de glansen der schoonheid mag staren, is hij geheel zich-zelf: dan vermag niets zijn steigerenden geest in boeien te slaan. Dan werpt hij zonnestralen op de hem omringende voorwerpen of - doet ze verzwinden in een stikdonkeren nacht.
Zoo men niet telkens het oog blijft richten op den dichter, kan men Bilderdijk ook als mensch niet naar waarde beoordeelen. De mensch Bilderdijk is in den regel de dichter Bilderdijk. Zijn oordeel over personen, die in godsdienst of politiek een ander richtsnoer volgden dan hij, was, zou men zeggen, doorgaands een doodvonnis. Had hij zelfs wel altoos een genadig oordeel voor hen, die hem met de meeste belangeloosheid weldaden hadden bewezen? - Echter moet men gants en al een vreemdeling zijn in Bilderdijks schriften, zoo men hem een oogenblik van ondankbaarheid zou kunnen verdenken. Alleen de lezing

Dietsche Warande. Nieuwe reeks. Deel 3

6van 's dichters brieven aan J. De Vries kan in dat opzicht een ieder van zijne dwaling genezen. Duizendmalen schat de dichter ontfangen weldaden hooger dan zij verdienen. Hij wendt ze, om het dus uit te drukken, van alle zijden naar het zonnelicht, en wanneer zij aldus in zijne oogen schitteren, is vaak alleen een bruischende lierzang in staat om zijn dankgevoel te vertolken. - Doch waan nu niet, dat dit gevoel ook maar voor een oogwenk het gevoel van waarheid en recht of van goed en schoon in hem zal versmoren. Wanneer hij zijn weldoener moet beoordeelen als kunstenaar, kan het zijn dat gij uit zijn mond een schijnbaar zeer onbarmhartig vonnis verneemt. Zeg nu niet: die blakende lofspraak van zoo even was huichelarij; maar erken de gebiedende kracht van het onweêrstaanbaar gevoel, zoowel in het hart van den beweldadigde als in den geest van den onverbiddelijken kunstrechter. Even zoo: wanneer gij verneemt, dat hij eene daad of een gevoelen verafschuwt, oordeel dan niet terstond, dat hij niet meer aan de goede trouw gelooft van hem die aan deze daad of aan dat gevoelen schuldig staat. Door aldus te oordeelen zoudt gij u in de meeste gevallen bedriegen.
Desgelijks, wanneer Bilderdijk beroemde personen bezingt. Waar hij bewondert, kunt ge zeker zijn dat hij de voorstelling dier bewondering tot het hoogst mogelijke punt zal opvoeren- Hij ziet en gevoelt in zijne dichterlijke geestdrift niets anders dan zijn voorwerp; hij omvademt dat voorwerp in eens en geheel. Maar geef er nauwlettend acht op wat dat voorwerp eigenlijk is; omschrijf en bepaal het zoo duidelijk en nauwkeurig mogelijk in uw eigen geest; anders loopt gij waarschijnlijk gevaar de lichtzijde van dat voorwerp verder uit te strekken dan de dichter gedaan heeft en zijne bedoeling geheel te miskennen. Bilderdijk was kunstenaar in den hoogsten zin van het woord: wat in grootsche trekken voor zijn geest stond moest hij met gloeiende kleuren weêrgeven.
Wat wij hier met een enkel woord opmerken, is door de meeste beoordeelaars van Bilderdijk voorbijgezien. Hoe zou men anders met zooveel kleinsteedsche verontwaardiging zijn Nero aan de Nakomelingschap hebben durven vonnissen? Dit gedicht is

Dietsche Warande. Nieuwe reeks. Deel 3

7een diep-psychologische lierzang, waarin Bilderdijks geniale intuïtie als zielkundige zich in bijna iederen regel luide uitspreekt. Men zou het ten eenenmaal miskennen, indien men er een rechtvaardiging van Neroos gruweldaden in meende te vinden.
In geen lierzang van Bilderdijk straalt misschien de kracht van zijn verheven dichtergevoel zoo schitterend uit als in de Ode Napoleon. Voor een ieder, die maar eenigszins bekend is met dichterlijke geestdrift en hoogere gedachtenvlucht, moet het dan ook een onoplosbaar raadsel zijn, hoe diezelfde ode door niet weinigen heeft kunnen misbruikt worden om er een in alle opzichten onrechtvaardig oordeel over des dichters politieke denkbeelden op te gronden. Beschouwen wij dit gedicht een oogenblik van nabij.
Reeds in 1800 had Bilderdijk den dichter Jer. De Bosch, die zijne Latijnsche lier ter eer van den uit Egypte als overwinnaar weêrkeerenden Bonaparte stemde, aldus toegezongen:

Is 't mooglijk! Gy dien Oorlogsdonder
Bezingen! ongelijkbre Bosch!
Gy volgt (ô zielontzettend wonder!)
Dien Mavors op zijn krijgskaros!
Gy vlecht uw grootsche Dichtlauwrieren
Den moord, de heerschzucht om de kruin,
Terwijl hy waadt door bloedrivieren,
En steden, rijken, legt in puin!
Uw zachte ziel kan 't schouwspel dragen
Der menschlijkheid in 't stof getrêen;
Stijgt met dien Attila ten wagen,
En juicht by zoo veel ijslijkhêen!
Hoe! 't half Heelal, in bloed verdronken -
Verwoesting, weidende over de aard -
De volken, in een boei geklonken,
Die ieder oogenblik verzwaart! -
Uw hart, gevormd voor deugd en zede,
Voor 't zacht, voor 't zielverteedrend schoon,
Voor al de aanminnighêen der Vrede,
Bezwijkt niet by dien Wapentoon!

Dietsche Warande. Nieuwe reeks. Deel 3

8
Wij hebben reeds kennis genomen van 's dichters ‘smart- en wraakkreet’ na den moord van Enghien. Die kreet was van 1804. In 1806 heft Bilderdijk op nieuw een lied aan op den door ‘bloedrivieren’ wadenden veroveraar. Een tweede wraakkreet? Luister!

Gebergten, boort door lucht en wolken!
Beschanst uw kruin met eeuwig ijs!
Verheft u, saamgespannen volken!
En gy, ô vlam des afgronds, rijs!
Vergeefs 't Heelal in bloed gedompeld, Met dood en slachting overrompeld!
Vergeefs! De ontembre Held houdt stand.
Hy spreekt, en de aarde schokt haar thronen! Hy spreekt, en 't regent Vorstenkronen!
En 't Noodlot vliegt hem van de hand.

De Nijlgod rolt bebloede stroomen:
De Kison wentelt bloedig zand:
De Donau lekt bebloede zoomen:
De Po, de Tyber ligt aan band.
Zal de Oder thands den loop bepalen Dier meer dan dertig zegepralen? -
Dier vlam, die alles overmag? -
Vloeit sneller, vloeit, ja vloeit, mijn zangen! Reeds heeft hy 't Frankisch juk ontfangen,
En de Oostzee draagt de Keizersvlag!

Wat buigt ge u neêr, ô roekeloozen,
Die 't vlammend krijgslot tegenstreeft!
Bezwijken kan hy zonder blozen
Die zonder wroeging strijdt en sneeft.
Maar neen, verkrompen van zijn roede, Verspilt ge u-zelv' in ijdle woede,
Geslingerd door berouw en spijt;
Als de adder, in 't gebloemt vertreden, Die nog, met platgekneusde leden,
Den wandlaar naar de hielen bijt.

Dietsche Warande. Nieuwe reeks. Deel 3

9

Zie, aardrijk, zie uw scepters duiken!
De ontzachlijk Aadlaar1 is niet meer;
Een nieuwe tijdkring gaat ontluiken:
Reeds daalt hy uit de wolken nêer!
Gij, Vorsten, op den throon geboren, Doorziet wat de Almacht heeft beschoren!
Aanbidt, en treedt uw zetels af!
Doet de aarde met u nederknielen; Of - sterft als vrijgeboren zielen,
En bonst met kroon en rijk in 't graf!

Recommended publications
  • Hoge Regering Inventaris Van Het Archief Van De Gouverneur-Generaal En Raden Van Indië

    Hoge Regering Inventaris Van Het Archief Van De Gouverneur-Generaal En Raden Van Indië

    Nummer Toegang: Hoge Regering Inventaris van het archief van de gouverneur-generaal en raden van Indië (Hoge Regering) van de Verenigde Oostindische Compagnie en taakopvolgers, 1612-1812 Louisa Balk en Frans van Dijk, medewerkenden: mw. Dra. Dwi Mudalsih, mw. Dwi Nurmaningsih, mw. Dra. Esti Kartikaningsih, mw. Dra. Euis Shariasih, mw. Isye Djumenar, mw. Iyos Rosidah, mw. Dra. Kris Hapsari, hr. Drs. Langgeng Solistyo Budi, mw. Mira Puspita Rini, mw. Drs. Risma Manurung, mw. Sutiasni, mw. Triana Widyaningrum, hr. Drs. Sunarto, hr. Syarif Usman en mw. Dra. Widiyanti Arsip Nasional Republik Indonesia, Jakarta (c) 2002 This finding aid is written in Dutch. Hoge Regering 3 INHOUDSOPGAVE BESCHRIJVING VAN HET ARCHIEF INHOUD EN STRUCTUUR VAN HET ARCHIEF ................ 7 Aanwijzingen voor de gebruiker ............................................................................. 9 Openbaarheidsbeperkingen ...................................................................................9 Beperkingen aan het gebruik .................................................................................9 Materiële beperkingen ..........................................................................................9 Aanvraaginstructie ...............................................................................................9 Citeerinstructie ....................................................................................................9 Archiefvorming ...................................................................................................
  • Gouverneur-Generaals Van Nederlands-Indië in Beeld

    Gouverneur-Generaals Van Nederlands-Indië in Beeld

    JIM VAN DER MEER MOHR Gouverneur-generaals van Nederlands-Indië in beeld In dit artikel worden de penningen beschreven die de afgelo- pen eeuwen zijn geproduceerd over de gouverneur-generaals van Nederlands-Indië. Maar liefs acht penningen zijn er geslagen over Bij het samenstellen van het overzicht heb ik de nu zo verguisde gouverneur-generaal (GG) voor de volledigheid een lijst gemaakt van alle Jan Pieterszoon Coen. In zijn tijd kreeg hij geen GG’s en daarin aangegeven met wie er penningen erepenning of eremedaille, maar wel zes in de in relatie gebracht kunnen worden. Het zijn vorige eeuw en al in 1893 werd er een penning uiteindelijk 24 van de 67 GG’s (niet meegeteld zijn uitgegeven ter gelegenheid van de onthulling van de luitenant-generaals uit de Engelse tijd), die in het standbeeld in Hoorn. In hetzelfde jaar prijkte hun tijd of ervoor of erna met één of meerdere zijn beeltenis op de keerzijde van een prijspen- penningen zijn geëerd. Bij de samenstelling van ning die is geslagen voor schietwedstrijden in dit overzicht heb ik ervoor gekozen ook pennin- Den Haag. Hoe kan het beeld dat wij van iemand gen op te nemen waarin GG’s worden genoemd, hebben kantelen. Maar tegelijkertijd is het goed zoals overlijdenspenningen van echtgenotes en erbij stil te staan dat er in andere tijden anders penningen die ter gelegenheid van een andere naar personen en functionarissen werd gekeken. functie of gelegenheid dan het GG-schap zijn Ik wil hier geen oordeel uitspreken over het al dan geslagen, zoals die over Dirck Fock. In dit artikel niet juiste perspectief dat iedere tijd op een voor- zal ik aan de hand van het overzicht stilstaan bij val of iemand kan hebben.
  • De Tijgersgracht Te Batavia

    De Tijgersgracht Te Batavia

    DE TIJGERSGRACHT TE BATAVIA. DOOR S. KALFF. Thans moet men ze zoeken, de voornaamste, de deftigste gracht van het oude Batavia, maar in de dagen van de loffelijke Compagnie was zij een slagader van het verkeer, de wijk der notabelen bij uitnemendheid, door dichters bezongen en door schilders, althans door teekenaars „affgeconterfeit." 't Was geenszins toeval dat de hoofdgrachten der stad meerendeels gedoopt waren met namen, aan de tropische dierwereld ontleend. Er was een Kaaimans-, een Leeuwinne-, een Rhinocer-, een Tijgersgracht, met nog een Buffelsrivier, Plattegrond van Batavia met het kasteel. verbonden door ettelijke dwarsgrachten. Batavia was eene stad naar vader- landsch model aangelegd en de rivier waaraan zij gelegen was, de Groote Rivier, maakte zelve, tusschen gemetselde beschoeiingen ingeklemd, de voor- naamste gracht uit. Uit deze van de Blauwe Bergen afstroomende Tjiliwong had de waterver- deeling plaats in het net van zestien grachten, waarmede het college van heemraden de hoofdstad in den loop der jaren begiftigd had. In later dagen zou Batavia, wat den plattegrond en de bouworde harer huizen betreft, wel eens een tweede uitgaaf van Amsterdam genoemd worden, doch de slingerende DE TIJGERSGRACHT TË BATAVIA. 445 stroomlijn der Amsterdamsche grachten werd hier gemist. De Bataviaasche, met uitzondering van de Ringgracht om het Kasteel, sneden elkander recht- hoekig en verdeelden over 't geheel de stad in paralellogrammen, die waarlijk wel den tooi der boomenreien langs hunne zoomen behoefden om het oog eenigszins tevreden te stellen. De stad was gebouwd op een alluviaal en moerassig terrein, en, eenmaal die plaats gekozen, was het natuurlijk dat men door een samenstel van grachten en vaarten den weeken grond trachtte te draineeren en tevens in het verkeer te water te voorzien.
  • De Kwartierstaat Van Theodorus Arend Wolterbeek

    De Kwartierstaat Van Theodorus Arend Wolterbeek

    een genealogieonline publicatie De kwartierstaat van Theodorus Arend Wolterbeek door Rob de Ridder 5 augustus 2021 De kwartierstaat van Theodorus Arend Wolterbeek Rob de Ridder De kwartierstaat van Theodorus Arend Wolterbeek Generatie 1 1. Theodorus Arend Wolterbeek, zoon van Adolph G.C. Wolterbeek (volg 2) en Petronella Johanna Frederica ten Cate (volg 3), is geboren op 7 December 1891 in Weltevreden. Jakarta, Indonesia. Hij is van 8 December 1932 tot 26 januari 1942 in Dessa Taloen bij Blitar ijsfabrikant van beroep. Theodorus Arend is overleden op 77 jarige leeftijd op 1 januari 1969 in Leiden, South Holland, Netherlands (diakonessen ziekenhuis. Generatie 2 2. Adolph G.C. Wolterbeek, zoon van Antoon August Wolterbeek (volg 4) en Pauline Walbeehm (volg 5), is geboren op 7 januari 1856 in Batavia, Djawa Barat, Indonesia. Hij is zoutpakhuismeester. [pekalongan.] en zoutpakhuismeester van beroep. Adolph G.C. is overleden op 78 jarige leeftijd op 10 juli 1934 in Batavia, Djawa Barat, Indonesia. 3. Petronella Johanna Frederica ten Cate, dochter van Pieter Johannes Folkert ten Cate (volg 6) en Frederika Constantina van Motman (volg 7), is geboren op 2 juli 1857 in Buitenzorg, Jawa Barat, Indonesia. Petronella Johanna Frederica is overleden na 3 november 1932 in Batavia, Jawa Barat, Indonesia. Generatie 3 4. Antoon August Wolterbeek, zoon van Jan David Wolterbeek (volg 8) en Wilhelmina Johanna Henrica Nies (volg 9), is geboren op 7 september 1820 in Steenderen, Gelderland, Netherlands. Hij is landheer van tjoeroek lontar en 1e officier administratie koninklijke nederlandse marine van beroep. Antoon August is overleden op 59 jarige leeftijd op 25 augustus 1880 in Batavia, Java, Indonesia.
  • Appendix Appendix

    Appendix Appendix

    APPENDIX APPENDIX DYNASTIC LISTS, WITH GOVERNORS AND GOVERNORS-GENERAL Burma and Arakan: A. Rulers of Pagan before 1044 B. The Pagan dynasty, 1044-1287 C. Myinsaing and Pinya, 1298-1364 D. Sagaing, 1315-64 E. Ava, 1364-1555 F. The Toungoo dynasty, 1486-1752 G. The Alaungpaya or Konbaung dynasty, 1752- 1885 H. Mon rulers of Hanthawaddy (Pegu) I. Arakan Cambodia: A. Funan B. Chenla C. The Angkor monarchy D. The post-Angkor period Champa: A. Linyi B. Champa Indonesia and Malaya: A. Java, Pre-Muslim period B. Java, Muslim period C. Malacca D. Acheh (Achin) E. Governors-General of the Netherlands East Indies Tai Dynasties: A. Sukhot'ai B. Ayut'ia C. Bangkok D. Muong Swa E. Lang Chang F. Vien Chang (Vientiane) G. Luang Prabang 954 APPENDIX 955 Vietnam: A. The Hong-Bang, 2879-258 B.c. B. The Thuc, 257-208 B.C. C. The Trieu, 207-I I I B.C. D. The Earlier Li, A.D. 544-602 E. The Ngo, 939-54 F. The Dinh, 968-79 G. The Earlier Le, 980-I009 H. The Later Li, I009-I225 I. The Tran, 1225-I400 J. The Ho, I400-I407 K. The restored Tran, I407-I8 L. The Later Le, I4I8-I8o4 M. The Mac, I527-I677 N. The Trinh, I539-I787 0. The Tay-Son, I778-I8o2 P. The Nguyen Q. Governors and governors-general of French Indo­ China APPENDIX DYNASTIC LISTS BURMA AND ARAKAN A. RULERS OF PAGAN BEFORE IOH (According to the Burmese chronicles) dat~ of accusion 1. Pyusawti 167 2. Timinyi, son of I 242 3· Yimminpaik, son of 2 299 4· Paikthili, son of 3 .
  • Downloaded From

    Downloaded From

    'Zonder eigen gewinne en glorie' : Mr. Iman Wilhelm Falck (1736-1785), gouverneur en directeur van Ceylon en Onderhorigheden Dulm, F. van der Citation Dulm, F. van der. (2012, February 9). 'Zonder eigen gewinne en glorie' : Mr. Iman Wilhelm Falck (1736-1785), gouverneur en directeur van Ceylon en Onderhorigheden. Uitgeverij Verloren, Hilversum. Retrieved from https://hdl.handle.net/1887/18470 Version: Not Applicable (or Unknown) Licence agreement concerning inclusion of doctoral License: thesis in the Institutional Repository of the University of Leiden Downloaded from: https://hdl.handle.net/1887/18470 Note: To cite this publication please use the final published version (if applicable). Frits van Dulm Iman Wilhelm Falck (1736-1785) verhuisde als jongeling van Ceylon, het huidige Sri Lanka, naar Utrecht, waar hij rech- ten studeerde. Hij koos niet voor een bestuurlijke loopbaan ‘Zonder eigen gewinne en glorie’ in de Republiek, maar voor een ongewisse carrière in Azië. In 1765 werd hij benoemd tot gouverneur van de VOC-vestiging Ceylon, waar hij een einde maakte aan de oorlog met het binnen- landse koninkrijk Kandy. Gedurende twintig jaar toonde hij een eigenzinnige visie op de te volgen politiek ten opzichte van de opdringende Britse macht in India. Zijn matige gezondheid en grote teleurstelling over het weinig krachtige Nederlandse optreden tijdens de Vierde En- gelse Oorlog deden hem afzien van een verdere car- rière in Batavia. Deze biografie van Falck, gebaseerd op vele herontdekte archieven, geeft een interes- sant beeld van zijn leven als diplomaat, zijn familieachtergronden, netwerken en intriges evenals de handel en de bin- nen- en buitenlandse politiek in de acht- tiende eeuw.
  • Aanw. 1E Afd. ARA 3

    Aanw. 1E Afd. ARA 3

    Nummer Toegang: 1.11.01.01 Inventaris van de collectie aanwinsten van de voormalige Eerste Afdeling van het Algemeen Rijksarchief, 14e eeuw-1933 Versie: 14-04-2021 W.D. Post, E.A.T.M. Schreuder Nationaal Archief, Den Haag (c) 1993 This finding aid is written in Dutch. 1.11.01.01 Aanw. 1e afd. ARA 3 INHOUDSOPGAVE Beschrijving van het archief......................................................................................5 Aanwijzingen voor de gebruiker.................................................................................................7 Openbaarheidsbeperkingen.......................................................................................................7 Beperkingen aan het gebruik......................................................................................................7 Aanvraaginstructie...................................................................................................................... 7 Citeerinstructie............................................................................................................................ 7 Archiefvorming...........................................................................................................................8 Geschiedenis van het archiefbeheer...........................................................................................8 De vorming van de Collectie Aanwinsten van de Eerste Afdeling.........................................8 De verwerving van het archief...............................................................................................8
  • Cascade : Bulletin Voor Tuinhistorie

    Cascade : Bulletin Voor Tuinhistorie

    CASCADE bulletin voor tuinhistorie WWW.CASCADE1987.nl Jaargang 2010 (19) nummer 1 € 4,25 1 ‘LUSTWARANDEN VAN AANMINNELYKEN ZWIER’. Bataviase Thuynen*) Adrienne Zuiderweg Wellustiger plaetse De oudste impressie van de Oost-Indische natuur is afkomstig van Jacob Corne- lisz van Neck (1564-1638). Deze commandant in dienst van de Amsterdamse Oude Compagnie, een voorloper van de in 1602 op te richten Vere(e)nigde Oost- Indische Compagnie, voerde het bevel over de zogenoemde Tweede Schipvaert. Op weg naar Oost-Indië had Van Neck het Europese landschap zien overvloeien in een Afrikaans en Aziatisch. Desondanks was hij in januari 1599 toen hij de zeestraat Sunda tussen de eilanden Sumatra en Java binnenvoer, verrukt over het natuurschoon van het eiland Sebuku, waarvan het landschap hem ‘vermaec- kelijck dochte’,1 zoals hij later na thuiskomst zou schrijven. Hij zag er een ‘welbe- hangen sale’ met gracieus geplante bomen vol vrolijk vogelgekwetter en kluchtig gebuitel van smalneusapen. Hij hoorde het geruis van zilverachtige watervallen en rook geurige kruidjes en planten. Op de vruchtbare heuvels en valleien harmoni- eerden de schaduwrijke bomen en kabbelende watertjes. De berghellingen leken behangen met akkers en sawa’s en wolken verhulden bergtoppen. Van Neck besloot zijn arcadische impressie met de woorden: een ‘Wellustiger plaetse en heb ick op ons reijse noch niet vernomen’. ´Treffelijcxte plaetse van gants Indien´ Natuurlijk idealiseerde Van Neck de Oost-Indische natuur die hem een exotische locus amoenus scheen. Maar gouverneur-generaal Jan Pietersz. Coen (1619- 1623) had een kleine twintig jaar later wel iets anders aan zijn hoofd toen hij na de stichting van Batavia als hoofdstad van de VOC (1619) het terrein geschikt moest maken voor bewoning.
  • CORRUPTER of BODIES? an Analysis of the Verhandelingen of the Batavian Society of Arts and Sciences (1778- 1794) on Managing the Health of the Citizens of Batavia

    CORRUPTER of BODIES? an Analysis of the Verhandelingen of the Batavian Society of Arts and Sciences (1778- 1794) on Managing the Health of the Citizens of Batavia

    CORRUPTER OF BODIES? An analysis of the Verhandelingen of the Batavian Society of Arts and Sciences (1778- 1794) on managing the health of the citizens of Batavia Valentine Delrue 6573177 Master’s Thesis MSc History and Philosophy of Science 2018-2019 Supervisor: Prof. dr. Frank Huisman Second examiner: Prof. dr. Bert Theunissen Figure 1 View of the island and the city of Batavia. ca. 1780 [1754], copperplate, 25 x 39 cm. Imagebase, Universiteitsbibliotheek Vrije Universiteit, http://imagebase.ubvu.vu.nl, accessed 17.04.2019. | 2 ACKNOWLEDGMENTS On average, ships of the Dutch East India Company took eight months to reach Batavia. My five- month journey has been shorter but filled with new experiences and hurdles nonetheless. I wish to express my gratitude for all the help I have received on my journey. First of all, I would like to thank Prof. dr. Frank Huisman for embarking on this ship that sailed out unexpectedly early. I am also very grateful for Prof. dr. Bert Theunissen's attentive guidance all along the way. In addition, a thank you goes to Prof. dr. Vanden Broecke for introducing me to the Jacobus Bontius, and to Prof. dr. Hans Pols and dr. Sebastiaan Broere for their advice in the beginning. Thank you to the department and my class of the MSc History and Philosophy of Science for your never-ending interesting and humouristic conversations as well as your encouragement. Thank you to Ronald in particular for helping me by taking photographs in the archives in The Hague and to Martijn for his insightful remarks. Additionally, thank you to my friends back in Belgium, Lynn and Dennis, for proofreading.
  • [CHECK JAN: New Paradigm]

    [CHECK JAN: New Paradigm]

    Cover Page The handle http://hdl.handle.net/1887/36561 holds various files of this Leiden University dissertation. Author: Kroon, Andréa Angela Title: Masonic networks, material culture and international trade : the participation of Dutch Freemasons in the commercial and cultural exchange with Southeast Asia (1735- 1853) Issue Date: 2015-11-26 5. THE DUTCH EAST INDIES AND MALACCA (1763-1825) THE DEVELOPMENT OF A UNIQUE, RITUAL MATERIAL CULTURE Fig. 5.1a: Map of the Dutch East Indies, indicating the location of lodges in the 18th and early 19th centuries. Reproduced from: Gaasta 2002, p. 42 (altered by the author). 5.1. Parallel histories Freemasonry and the VOC in the Dutch East Indies In the late 16th century, when the Dutch started to explore the trade with the East Indian Archipelago, expeditions landed at Bantam, Northwest Java, where the Portuguese had not yet settled. From there, other islands were explored. The VOC aimed to acquire a strategic position where it could have its own jurisdiction and warehouses, but for several years this could not be realised. Jan Pietersz Coen (1587-1629), director general of Bantam since 1613, successfully defended Jakatra (old spelling, later Jakarta), a nearby smaller settlement, against attacks by the English and local rulers in 1618. 1 This woud now become the long desired stronghold of the Dutch in the Archipelago, and its name was changed into Batavia. It marked the start of a slow expansion of power through negociations and conflicts throughout the island group, constantly trying to ward off competition. Batavia became the hub of all VOC activities, where ships from Europe arrived and left; where trade goods were unloaded, exchanged and stored; and where the Kasteel or fort was built, housing the new governing powers representing the Republic.
  • Het Oprichtingsjaar En De Eerste Twee Decennia (1778-1799)

    Hoofdstuk i Het oprichtingsjaar en de eerste twee decennia (1778-1799) De oprichting: 24 april 1778 Op 24 april 1778 werd het Bataviaasch Genootschap van Kunsten en Wetenschappen opgericht. Over de aard van de oprichtingsbijeenkomst zijn we echter slecht ingelicht. Er is geen verslag van overgeleverd, er bestaat geen stichtingsdocument, maar over de datum bestaat geen twijfel. Op 5 oktober 1778, tijdens de vierde bestuursvergadering sinds 1 juni van dat jaar, werd besloten een stempel voor de genootschapspenning te laten maken bij de Amsterdamse penningmaker J.G. Holtzhey, waarmee dan in Batavia gouden en zilveren medailles konden worden geslagen. In het ontwerp voor het stempel werd de oprichtingsdatum meegenomen: Aan d’eene kant: Een Cocosboom waaraan het Bataviasche wapen hangt en Een Lanschap in het verschiet met het omschrift Bataviaasch Genoodschap opgerigt den 24 April 1778. Aan d’andere kant: Mercurius met de Zee in het verschiet en het omschrift; Ten nutte van het gemeen.1 Verder werd er aan de oprichting tijdens de bestuursvergaderingen van het eerste jaar niet gerefereerd. In 1778 kwam de oprichtingsdatum velen onder ogen toen het Programma werd gedrukt en gedistribueerd (Programma 1778: titelpagina, 3, 10). Een jaar later schreef secretaris Josua van Iperen, de editeur van het eerste deel van de Verhandelingen, er in het ‘Voorberigt’ over: Op den 24 april 1778 kreeg het Genootschap eenigszins zijn volkomen beslag, door de inteekening van den hoogedelen Heer Gouverneur Generaal en van alle de leden der Hooge Regering, te Batavia aanwezig, als directeuren, en van eene menigte der aanzienlijkste heeren en beambten dezer hoofdstad, als leden (VBG 1:8).
  • PDF Van Tekst

    PDF Van Tekst

    Paradijzen van weleer Koloniale literatuur uit Nederlands-Indië, 1600-1950 E.M. Beekman Vertaald door Maarten van der Marel en René Wezel bron E.M. Beekman, Paradijzen van weleer. Koloniale literatuur uit Nederlands-Indië, 1600-1950 (vertaling Maarten van der Marel en René Wezel). Prometheus, Amsterdam 1998 Zie voor verantwoording: http://www.dbnl.org/tekst/beek007para01_01/colofon.htm © 2006 dbnl / E.M. Beekman, Maarten van der Marel, René Wezel 4 Aan Rob Nieuwenhuys E.M. Beekman, Paradijzen van weleer 5 Verantwoording Een boek van deze omvang vraagt tijd en geld. De volgende instellingen boden in belangrijke mate steun. Van 1989-1990 was ik ‘Fellow’ aan het NIAS (Netherlands Institute for Advanced Study in the Humanities and Social Sciences) in Wassenaar: mijn dank gaat uit naar de staf en speciaal naar de directeur, prof.dr D.J. van de Kaa. In november en december 1989 had ik het voorrecht als intern onderzoeker verbonden te zijn aan het Bellago Study and Conference Center van de Rockefeller Foundation in Villa Serbonelli aan de oevers van het Comomeer. Het was treurig dat dit volmaakte verblijf werd gevolgd door de dood van Roberto Celli. Hij en zijn vrouw waren het type zeer hartelijke gastheer en gastvrouw dat men niet gauw vergeet. Als ‘Research Scholar’ kon ik gedurende de herfst van 1989 dankzij een Fulbright Grant belangrijk onderzoek verrichten in Nederlandse bibliotheken. De beproevingen van de publicatie van dit boek werden aanzienlijk verlicht door de deskundige en loyale steun van de heer F. Ligtvoet en mevrouw R. Wester van het Nederlands Literair Productie- en Vertalingenfonds in Amsterdam.