PDF Van Tekst
Total Page:16
File Type:pdf, Size:1020Kb
Paradijzen van weleer Koloniale literatuur uit Nederlands-Indië, 1600-1950 E.M. Beekman Vertaald door Maarten van der Marel en René Wezel bron E.M. Beekman, Paradijzen van weleer. Koloniale literatuur uit Nederlands-Indië, 1600-1950 (vertaling Maarten van der Marel en René Wezel). Prometheus, Amsterdam 1998 Zie voor verantwoording: http://www.dbnl.org/tekst/beek007para01_01/colofon.htm © 2006 dbnl / E.M. Beekman, Maarten van der Marel, René Wezel 4 Aan Rob Nieuwenhuys E.M. Beekman, Paradijzen van weleer 5 Verantwoording Een boek van deze omvang vraagt tijd en geld. De volgende instellingen boden in belangrijke mate steun. Van 1989-1990 was ik ‘Fellow’ aan het NIAS (Netherlands Institute for Advanced Study in the Humanities and Social Sciences) in Wassenaar: mijn dank gaat uit naar de staf en speciaal naar de directeur, prof.dr D.J. van de Kaa. In november en december 1989 had ik het voorrecht als intern onderzoeker verbonden te zijn aan het Bellago Study and Conference Center van de Rockefeller Foundation in Villa Serbonelli aan de oevers van het Comomeer. Het was treurig dat dit volmaakte verblijf werd gevolgd door de dood van Roberto Celli. Hij en zijn vrouw waren het type zeer hartelijke gastheer en gastvrouw dat men niet gauw vergeet. Als ‘Research Scholar’ kon ik gedurende de herfst van 1989 dankzij een Fulbright Grant belangrijk onderzoek verrichten in Nederlandse bibliotheken. De beproevingen van de publicatie van dit boek werden aanzienlijk verlicht door de deskundige en loyale steun van de heer F. Ligtvoet en mevrouw R. Wester van het Nederlands Literair Productie- en Vertalingenfonds in Amsterdam. De financiële steun van het fonds maakte de publicatie mogelijk en ik ben dankbaar voor deze ruimhartige medewerking. In 1993 stelde de Netherland-American Foundation in New York op tijd een toelage ter beschikking als tegemoetkoming in de kosten van de voorbereiding van het manuscript. Delen van dit boek zijn eerder verschenen in een andere vorm. Ik dank de uitgevers van de volgende tijdschriften voor hun toestemming die vroegere teksten te gebruiken: Canadian Journal of Netherlandic Studies 12 (1991), 2; Dutch Crossing 42 (1990); Semian 4; en drie artikelen in Indonesia 34, 37 en 42. In het bijzonder dank ik Bruce Wilcox, de directeur van de University of Massachusetts Press, voor zijn toestemming gebruik te maken van al het benodigde materiaal uit de twaalfdelige reeks ‘Library of the Indies’, die ik tussen 1981 en 1988 publiceerde. Ik stel de vriendelijkheid, behulpzaamheid en deskundigheid van de heer Wilcox ten zeerste op prijs. Met het nuttige commentaar van prof.dr Reinier Salverda werd de laatste revisie van het boek vergemakkelijkt. Ten slotte wil ik dr E.M. Joon bedanken, wiens belangstelling voor de Nederlandse koloniale literatuur in het algemeen en voor dit project in het bijzonder onmisbaar was. Zijn vertrouwen en aanmoediging zijn van blijvende waarde. E.M.B. E.M. Beekman, Paradijzen van weleer 9 Een opmerking over de spelling Ik heb in deze studie de oude spelling van Indische namen en begrippen aangehouden omdat deze in alle besproken teksten wordt gebruikt en alle secundaire literatuur van voor de Tweede Wereldoorlog in de oude spelling is gedrukt. De ongespecialiseerde lezer kan daardoor de bronnen gemakkelijker terugvinden. Degenen die de equivalenten in het moderne Bahasa Indonesia willen weten, dienen rekening te houden met de volgende wijzigingen: de voormalige spelling tj (tjemar) is nu c (cemar); dj (djoeroek) is nu j (jeruk); ch (chas) is nu kh (khas); nj (njai) is nu ny (nyai); sj (sjak) is nu sy (syak), en oe (soedah) is nu u (sudah). E.M. Beekman, Paradijzen van weleer 11 [Motto's] Em seu trono entre o brilho das esferas, Com seu manto de noite e solidão Tem aos pés o mar novo e as mortas eras - O único imperador que tem, deveras, O globo mundo em sua mão. PESSOA Traigo todas las Indias en mi mano. QUEVEDO Batavia te sourirait peut-être davantage? Nous y trouverions d'ailleurs l'esprit de l'Europe marié à la beauté tropicale. BAUDELAIRE The wayside magic, the threshold spells, Shall soon undo what the North has done - Because of the sights and the sounds and the smells That ran with our youth in the eye of the sun. KIPLING De zee is leeg, de schepen zijn verbrand. VROMAN E.M. Beekman, Paradijzen van weleer 13 I Inleiding E.M. Beekman, Paradijzen van weleer 15 1 Literaire uitgangspunten Literatuur is het voornaamste in dit boek. Deze literatuur is een bepaald corpus: teksten die geschreven zijn door Europese kolonisten in het voormalige Nederlands Oost-Indië tussen 1600 en de Tweede Wereldoorlog. Mijn algemene stellingen zijn dat koloniale literatuur stilistisch voortkomt uit de scheepsjournaals; dat reeds in de zeventiende eeuw uitzonderlijke geschriften zijn geproduceerd, ook al is er nog geen normale fictie, poëzie of toneelliteratuur; dat er in de tweede helft van de achttiende en de eerste helft van de negentiende eeuw een opvallende daling van niveau en productiviteit plaatsvond; dat er een renaissance plaatsvond in de tweede helft van de negentiende eeuw en men in de eerste decennia van de twintigste eeuw een nieuw hoogtepunt van koloniale literatuur aantreft. Mijn bedoeling is aan te tonen dat deze auteurs en deze teksten onderdeel uitmaken van een breder literair spectrum, dat deze teksten niet in vergetelheid hoeven te raken als bewijsstukken voor een ideologische discussie en dat het in de allereerste plaats voortreffelijke literaire werken op zich zijn. Enkele waarschuwingen zijn op hun plaats. Hoewel ik geen enkele kritische theorie in het bijzonder volg, heb ik als mij dat uitkwam van aspecten van diverse theorieën gebruikgemaakt. Soms was semiotische interpretatie nuttig, evenals Bakhtins romantheorie. De laatste was vooral interessant aangezien de meeste Nederlandse koloniale literatuur proza is, waarvan het grootste deel verhalend proza. Omdat ik bovendien niet mag aannemen dat eenieder bekend is met de geschiedenis van het koloniale Nederlands Oost-Indië, of op de hoogte is van de biografische bijzonderheden van bepaalde personen, heb ik mij gedrongen gevoeld deze literatuurstudies aan te vullen met historische en biografische gegevens. Om een algemeen kader te bieden, laat ik de literaire bespreking voorafgaan door een algemeen historisch overzicht. Er is tevens sprake van een zekere herhaling van feitelijkheden; dit is opzettelijk gedaan omdat men anders in een overmaat aan nieuwe gegevens snel het spoor bijster raakt. De ondertitel bevat nog een waarschuwing. Ik kon dit boek geen ‘geschiedenis’ van de Nederlandse koloniale literatuur noemen, omdat het niet alomvattend is. Hiervoor is een goede reden. Een opsomming van chronologische feiten met betrekking tot een onderwerp dat men niet gemakkelijk leert kennen, demonstreert alleen dat men de wetenschappelijke logistiek beheerst. Als het onderwerp onbekend is, heeft dit weinig zin. De lezer zou bedolven worden onder E.M. Beekman, Paradijzen van weleer 16 een overvloed aan namen en titels waarvan sommige nog geen serieuze aandacht vereisen. Als een bepaald corpus nog grotendeels onbekend is, dient men zich aanvankelijk te beperken tot de behandeling van de beste teksten. Dit is het geval met de Nederlandse koloniale literatuur, speciaal met betrekking tot een Engelssprekend publiek. Zelfs in Nederland bestaat maar één belangrijke uitgebreide studie: Rob Nieuwenhuys' baanbrekende Oost-Indische Spiegel (1972; derde, bijgewerkte en herziene druk 1978). Dit is een uitgebreide literatuurgeschiedenis waarin non-fictie is opgenomen die eerder niet als serieus materiaal zou zijn getolereerd. Nieuwenhuys schreef voor een publiek waarvan mocht worden aangenomen dat het een aantal literaire, sociale en historische feiten kende. Hij kon gebruikmaken van een kennis van de beeldspraak van de taal die ik mis, maar was anderzijds beperkt door een uitsluitend Nederlands referentiekader. Hoewel ik ten aanzien van het eerste word gehinderd door een tekort aan kennis, heb ik meer speelruimte ten aanzien van het laatste. Dat Nieuwenhuys uitging van de kennis van zijn lezers, is ten dele toe te schrijven aan het feit dat de meeste belangrijke koloniale auteurs beter bekend zijn als meesters van de moderne Nederlandse literatuur. Het is bijvoorbeeld nauwelijks omstreden dat vier koloniale romans ook klassieke meesterwerken van de moderne Nederlandse literatuur zijn: Multatuli's Max Havelaar (1860), Louis Couperus' De stille kracht (1900), E. du Perrons Het land van herkomst (1935) en Maria Dermoûts De tienduizend dingen (1955). Andere auteurs die in dit boek worden besproken zijn eveneens geaccepteerd als belangrijke stemmen uit de Nederlandse literatuur van verleden en heden, maar andere worden noodzakelijkerwijs genegeerd. Een voorbeeld is Hella S. Haasse, een romanschrijfster die in 1918 in de voormalige hoofdstad van de kolonie werd geboren en het grootste deel van haar kindertijd en jeugd op Java doorbracht. Haar eerste belangrijke publicatie was een novelle, Oeroeg (1948); hierin werd de problematische vriendschap beschreven tussen de zoon van een koloniaal en een Indonesische patriot. De volgende twintig jaar kreeg ze faam als schrijfster van historische romans en ze schreef pas weer over Indonesië in het reisverhaal Krassen op een rots. Notities bij een reis op Java (1970). Toen de belangstelling voor het Nederlandse koloniale verleden weer toenam, keerde Haasse opnieuw naar haar geboorteland terug met autobiografische teksten verzameld in Een handvol achtergrond (1993) en de historische roman Heren van de thee (1992). Er zijn veel andere auteurs die als ‘koloniale schrijvers’ kunnen worden geclassificeerd maar niet worden besproken vanwege de aangegeven afgrenzing. Allen maken echter deel uit van een veel grotere groep aangezien er ook een aanzienlijke hoeveelheid koloniale literatuur uit het Caribische gebied (Nederlandse Antillen) en Suriname bestaat, evenals een geringer aantal bijdragen in verband met de koloniale presentie van Nederland in Brazilië, Guinea, Zuid-Afrika, New York en Ceylon, om enkele plaatsen te noemen. Maar zelfs als we ons beperken tot Nederlands Oost-Indië zijn de aantallen afdoende. Toen Nieuwenhuys in 1974-1975 een vierdelige bloemlezing van literatuur uit Indië publiceerde, bevatte deze werk E.M.