Uva-DARE (Digital Academic Repository)

Total Page:16

File Type:pdf, Size:1020Kb

Uva-DARE (Digital Academic Repository) UvA-DARE (Digital Academic Repository) Batavia berijmd Een geschiedenis van de Compagniesliteratuur en een overzicht van de Compagniesdichters in Batavia Zuiderweg, A.M. Publication date 2017 Document Version Other version License Other Link to publication Citation for published version (APA): Zuiderweg, A. M. (2017). Batavia berijmd: Een geschiedenis van de Compagniesliteratuur en een overzicht van de Compagniesdichters in Batavia. General rights It is not permitted to download or to forward/distribute the text or part of it without the consent of the author(s) and/or copyright holder(s), other than for strictly personal, individual use, unless the work is under an open content license (like Creative Commons). Disclaimer/Complaints regulations If you believe that digital publication of certain material infringes any of your rights or (privacy) interests, please let the Library know, stating your reasons. In case of a legitimate complaint, the Library will make the material inaccessible and/or remove it from the website. Please Ask the Library: https://uba.uva.nl/en/contact, or a letter to: Library of the University of Amsterdam, Secretariat, Singel 425, 1012 WP Amsterdam, The Netherlands. You will be contacted as soon as possible. UvA-DARE is a service provided by the library of the University of Amsterdam (https://dare.uva.nl) Download date:05 Oct 2021 253 Compagniespoëzie 1 Compagniesdichters Uit het eerste deel over de geschiedenis van de Compagniesliteratuur blijkt dat F. de Haan zich in negatieve bewoordingen heeft uitgelaten over de Compagniesdichters, of zoals hij in zijn excurs ‘Indische verzenmakers’ in Priangan schreef: ‘Om deze zonnen aan den Indischen dichthemel bewogen zich tallooze planeten van minderen glans, die spookachtig uitblonken in de lugubere poëzie van grafzerken’. Een fatsoenlijk mens kon volgens hem ‘de wereld niet verlaten zondere een salvo rijmelarij’.1 In zijn reeks over de ‘Nederlandsch-Oost Indische Letteren’ in het algemeen geïllustreerd weekblad De Revue (1921) vroeg Du Perron ook aandacht voor de Compagniesliteratuur. Hij liet zich in zijn oordeel leiden door wat De Haan over het schrijvend VOC-personeel had vermeld. Meestal onderschreef hij De Haans opvatting. In de jaren daarna raadpleegde Du Perron in het Landsarchief en in de bibliotheek van het Bataviaasch Genootschap de publicaties van het schrijvend VOC-personeel. Hij riep de hulp in van Fred Batten, Rudy van Lier, Bernet Kempers en Frederik Stapel die voor hem in Den Haag in de bibliotheek en het archief de teksten voor hem traceerden en kopieerden. Ook Dirk de Vries hielp hem aan zijn materiaal, eerst in Batavia en later in Den Haag. In 1939 bundelde Du Perron deze teksten in De muze van Jan Companjie. Na de publicatie van deze bloemlezing had hij plannen voor een tweede druk. Aanvankelijk met de hulp van Fred Batten maar nadat hij zich met zijn gezin definitief in Nederland had gevestigd, raadpleegde hij zelf de bronnen. Nog voordat De muze van Jan Companjie was verschenen, was Du Perron druk in de weer met een vervolg. Ook hiervoor riep hij de hulp in van zijn vrienden in Nederland. Voor zover zijn gezondheid het toeliet, bezocht hij de bibliotheek van het Bataviaasch Genootschap. Het was zijn bedoeling deze uitbreiding te publiceren als Van Kraspoekol tot Saïdjah. De eerste hoofdstukken waren al door zijn drukker en uitgever Thomas Nix gezet. Die betreffen het Bataviaasch Genootschap, Willem van Hogendorp en Josua van Iperen. Met deze drukproeven in zijn bagage kwam Du Perron naar Nederland. Als gevolg van zijn overlijden op 5 augustus 1940 bleef het manuscript ongepubliceerd. Fred Batten en Rob Nieuwenhuys hebben zich samen met Du Perrons weduwe Elisabeth de Roos ingezet voor de tot stankoming van de tweede druk van De muze van Jan Companjie, in 1948. Voor die tijd was geprobeerd om de andere drukproeven van Van Kraspoekol tot Saïdjah in Djakarta, zoals Batavia na de Indonesische onafhankelijkheid heette, te traceren maar als gevolg van de Japanse bezetting en aansluitend de Bersiap was dat niet gelukt. Gelukkig is Du Perrons manuscript, zoals in deel 1 werd vermeld, bewaard gebleven. ‘Van Kraspoekol tot Saidjah’ is niet alleen een belangrijke aanvulling op De muze van Jan Companjie en daarmee op de Compagniesliteratuur tot 1780. In dit beoogde tweede deel vroeg Du Perron aandacht voor de Verlichting, die hij beschouwde als de voorloper van de Ethische Politiek met de daarop volgende ontwikkelingsgang in de Indische geschiedenis. Hij herkende in de maatschappelijke en politieke ontwikkelingen twee grote lijnen: ‘Compagniesgeest– Cultuurstelsel en Verlichting–Liberalisme’, die volgens hem: ‘zich ook in de belletrie naast en door elkaar blijven slingeren’.2 Met Van Kraspoekol tot Saïdjah wilde Du Perron twee 1 De Haan 1911, II, p. 735. 2 Verzameld Werk 1959, VII, p. 175. 254 belangrijke data in de Indische geschiedenis markeren. In 1780 publiceerde Willem van Hogendorp zijn zedekundige vertelling Kraspoekol; of de droevige gevolgen van eene te verre gaande strengheid jegens de slaven als protest tegen de manier waarop de slaven werden behandeld. In 1860 werd de slavernij opgeheven. De Compagniessamenleving kende verschillende kleurrijke figuren onder wie ‘een opvallende rij verzenmakers’, zoals Rob Nieuwenhuys in de Oost-Indische spiegel hen noemde.3 Dat deed hij in de afdeling ‘De tijd van de “Loffelijke Compagnie”’. Het hoofdstuk over deze dichters gaf Nieuwenhuys, geïnspireerd door De Haan, als titel ‘Indische verzenmakers’. Daarin betoogde hij dat de rederijkerij in Oost-Indië in tegenstelling tot het vaderland niet over haar hoogtepunt was. Het schrijven van poëzie was volgens hem ‘een teken van intellectueel niveau’. Ook in Oost-Indië waren bijzondere gelegenheden zoals geboorte, huwelijk, overlijden, repatriëring aanleiding voor het schrijven van een gedicht. We zagen reeds dat Du Perron in juli 1939 Rob Nieuwenhuys had aangewezen voor de voltooiing onder de supervisie van Bep de Roos van het manuscript ‘Van Kraspoekol tot Saïdjah’. Nieuwenhuys heeft in de Oost-Indische spiegel ook de auteurs besproken die Du Perron in zijn beoogde bloemlezing wilde opnemen. Paasman wees in zijn overzicht van de ‘Indische literatuur in VOC-tijd’ (2002) erop dat de in Nederland geschreven en uitgegeven Indische poëzie voornamelijk ‘opdrachtsverzen bij land- en volkenkundige beschrijvingen en gelegenheidsgedichten’ betrof.4 Hij merkte tevens op dat een enkele in Oost-Indië woonachtige dichter niet over de couleur locale had geschreven. Van veel Compagniesdichters kan worden gezegd dat ze in het vaderland een opleiding hadden genoten. Een enkeling had in het vaderland al naam als dichter gemaakt, bijvoorbeeld Abraham Alewijn. Een andere dichter vervolmaakte zijn opleiding in Oost-Indië toen die in aanraking kwam met de Chinese filosofie. Dat deed Pieter van Hoorn. Sommigen lieten hun klassieke scholing blijken door het gebruik van een motto dat ze ontleenden aan een schrijver uit de klassieke oudheid, zoals Hermanus Terkamp. Anderen schreven naamdichten. Matthijs Cramer schreef naamdichten en voegde aan de emblematische poëzie een eigen variant toe. Zo lang een Compagniesdichter in de onderste regionen van de VOC-hiërarchie verbleef, bleef die buiten beeld. Hij bleef onvermeld in de correspondentie tussen Batavia en de Heren Zeventien. Maar wanneer de Raad van Indië kritiek op een onderdaan had, ventileerden de beide partijen hun ongenoegen. Dat overkwam Gerard Verbeet. Een enkeling had de pech te overlijden voordat zijn gedichtenbundel in het vaderland bekend kon worden. Dat overkwam Hendrik Joséphe. Aanvankelijk was de Bataviase drukpers bestemd voor het drukken van besluiten en reglementen, maar geleidelijk aan rolden er ook dichtbundels van de persen. Dit tweede deel over de geschiedenis van de Compagniesliteratuur geeft een impressie van de Compagniesdichters en hun poëzie. De nadruk ligt hierbij op de dichters die door De Haan en Du Perron worden besproken. In navolging van deze verzamelaars van de Compagniespoëzie wordt ook de visie van Brom, Nieuwenhuys en Paasman vermeld. Gezien Du Perrons wens om De muze van Jan Companjie nog uit te breiden met Van Kraspoekol tot Saïdjah, komen in dit tweede deel ook de literatoren van het Bataviaasch Genootschap aan bod, namelijk Willem van Hogendorp en Josua van Iperen. In dit tweede deel wordt ook een aantal onbekende Compagniesdichters in het daglicht geplaatst. Dankzij onderzoek in bibliotheken en archieven kunnen zij aan het corpus van de Compagniesliteratuur worden toegevoegd. Bij de bespreking van de Compagniesdichters is er behalve voor hun poëzie ook aandacht voor hun levensloop voorzover die bekend en van belangs is. Dan zal blijken dat een aantal van hen meer in hun mars had dan De Haan had ingeschat. 3 Nieuwenhuys 1972, p. 44. 4 Paasman 2002, p. 52. 255 Compagniespoëzie 2 Dichtregels op muren en ramen Burger en latere raad van Indië Cornelis Chastelein (1657-1714) beschikte over verschillende woningen binnen en buiten de stadsmuur van Batavia. De woningen buiten Batavia waren groter en om het huis was een tuin aangelegd. Deze woningen kunnen worden vergeleken met de vaderlandse buitenplaatsen. In Batavia werden deze huizen thuynen genoemd. Chastelein die sinds 1675 in Batavia woonde, had in 1695 de thuyn Sering Sing gekocht. Sering Sing was de naam voor de grassoort grofbiesgras. Boven de ingang van zijn huis had hij ter lering een gedicht van de voormalig gouverneur-generaal Joannes Camphuys laten aanbrengen.5 Wie altijt leijt en Peijnst, en nimmer durft Beginnen, Wie altijd overleght
Recommended publications
  • PDF Van Tekst
    Dietsche Warande. Nieuwe reeks. Deel 3 bron Dietsche Warande. Nieuwe reeks. Deel 3. C.L. van Langenhuysen, Amsterdam 1881 Zie voor verantwoording: http://www.dbnl.org/tekst/_die003188101_01/colofon.php © 2012 dbnl i.s.m. V Inhoud. Blz. BILDERDIJK, door P.F.TH. VAN HOOGSTRATEN (VI, VII) 1, 440 VONDEL IN ZIJN ‘BESPIEGELINGEN’, door P.F.J.V. DE GROOT, (Slot) 23 DE ILIAS VAN HOMEROS, door P.F.TH. VAN HOOGSTRATEN 44 DE HEEREN VAN HALEWIJN, Markiezen van Peene, eene genealogische bijdrage 53 van A.B.J. STERCK ADRIAAN WILLEM BARON VAN RENESSE, voorlaatste abt van Sinte Geertruide te 81, Leuven, door ED. VAN EVEN 168 EENE WANHOPIGE ‘LEVENSBESCHOUWING’. Lilith, Gedicht in drie zangen, van 97 MARCELLUS EMANTS, door A.TH. REINIER CRAEYVANGER, door A.TH. 125 HET HOLLANDSCH BLOED VAN ALBERT GRAAF DE MUN, door H.J. ALLARD 129 ANTIEKE BEELDEN. ‘Frauengestalten’ van Mevr. Schneider, door A.TH. 142 ONUITGEGEVEN VAERZEN van MR. W. BILDERDIJK 147 e MONUMENTALE SCHILDERKUNST, Makarts ‘Intocht van Karel den V ’, door A.TH. 187 r EENIGE TREKKEN UIT DE GESCHIEDENIS DER BESCHAVING VAN BELGIË door Prof. D 201 P.P.M. ALBERDINGK THIJM. ONUITGEGEVEN DICHTSTUK [van Dirck Rz. Camphuysen?] medegedeeld door J.F. 220 VAN SOMEREN JOANNES MURMELLIUS, een Nederlandsch Humanist, door W. WESSELS 223 PIAE MEMORIAE G.W. VREEDE, door J.W SPIN 289 GESLACHTLIJST DER FAMILIE HOOFT, door J.A.ALB.TH. 252 Dietsche Warande. Nieuwe reeks. Deel 3 VI Blz. EEN LETTERKUNDIG EEUWFEEST, 16 Maart 1581-16 Maart 313 1881, door Dr. JAN TEN BRINK SUSANNE BARTELOTTI, Komedie, in twee Bedrijven, door 327 J.A.A.TH.
    [Show full text]
  • Hoge Regering Inventaris Van Het Archief Van De Gouverneur-Generaal En Raden Van Indië
    Nummer Toegang: Hoge Regering Inventaris van het archief van de gouverneur-generaal en raden van Indië (Hoge Regering) van de Verenigde Oostindische Compagnie en taakopvolgers, 1612-1812 Louisa Balk en Frans van Dijk, medewerkenden: mw. Dra. Dwi Mudalsih, mw. Dwi Nurmaningsih, mw. Dra. Esti Kartikaningsih, mw. Dra. Euis Shariasih, mw. Isye Djumenar, mw. Iyos Rosidah, mw. Dra. Kris Hapsari, hr. Drs. Langgeng Solistyo Budi, mw. Mira Puspita Rini, mw. Drs. Risma Manurung, mw. Sutiasni, mw. Triana Widyaningrum, hr. Drs. Sunarto, hr. Syarif Usman en mw. Dra. Widiyanti Arsip Nasional Republik Indonesia, Jakarta (c) 2002 This finding aid is written in Dutch. Hoge Regering 3 INHOUDSOPGAVE BESCHRIJVING VAN HET ARCHIEF INHOUD EN STRUCTUUR VAN HET ARCHIEF ................ 7 Aanwijzingen voor de gebruiker ............................................................................. 9 Openbaarheidsbeperkingen ...................................................................................9 Beperkingen aan het gebruik .................................................................................9 Materiële beperkingen ..........................................................................................9 Aanvraaginstructie ...............................................................................................9 Citeerinstructie ....................................................................................................9 Archiefvorming ...................................................................................................
    [Show full text]
  • Gouverneur-Generaals Van Nederlands-Indië in Beeld
    JIM VAN DER MEER MOHR Gouverneur-generaals van Nederlands-Indië in beeld In dit artikel worden de penningen beschreven die de afgelo- pen eeuwen zijn geproduceerd over de gouverneur-generaals van Nederlands-Indië. Maar liefs acht penningen zijn er geslagen over Bij het samenstellen van het overzicht heb ik de nu zo verguisde gouverneur-generaal (GG) voor de volledigheid een lijst gemaakt van alle Jan Pieterszoon Coen. In zijn tijd kreeg hij geen GG’s en daarin aangegeven met wie er penningen erepenning of eremedaille, maar wel zes in de in relatie gebracht kunnen worden. Het zijn vorige eeuw en al in 1893 werd er een penning uiteindelijk 24 van de 67 GG’s (niet meegeteld zijn uitgegeven ter gelegenheid van de onthulling van de luitenant-generaals uit de Engelse tijd), die in het standbeeld in Hoorn. In hetzelfde jaar prijkte hun tijd of ervoor of erna met één of meerdere zijn beeltenis op de keerzijde van een prijspen- penningen zijn geëerd. Bij de samenstelling van ning die is geslagen voor schietwedstrijden in dit overzicht heb ik ervoor gekozen ook pennin- Den Haag. Hoe kan het beeld dat wij van iemand gen op te nemen waarin GG’s worden genoemd, hebben kantelen. Maar tegelijkertijd is het goed zoals overlijdenspenningen van echtgenotes en erbij stil te staan dat er in andere tijden anders penningen die ter gelegenheid van een andere naar personen en functionarissen werd gekeken. functie of gelegenheid dan het GG-schap zijn Ik wil hier geen oordeel uitspreken over het al dan geslagen, zoals die over Dirck Fock. In dit artikel niet juiste perspectief dat iedere tijd op een voor- zal ik aan de hand van het overzicht stilstaan bij val of iemand kan hebben.
    [Show full text]
  • De Tijgersgracht Te Batavia
    DE TIJGERSGRACHT TE BATAVIA. DOOR S. KALFF. Thans moet men ze zoeken, de voornaamste, de deftigste gracht van het oude Batavia, maar in de dagen van de loffelijke Compagnie was zij een slagader van het verkeer, de wijk der notabelen bij uitnemendheid, door dichters bezongen en door schilders, althans door teekenaars „affgeconterfeit." 't Was geenszins toeval dat de hoofdgrachten der stad meerendeels gedoopt waren met namen, aan de tropische dierwereld ontleend. Er was een Kaaimans-, een Leeuwinne-, een Rhinocer-, een Tijgersgracht, met nog een Buffelsrivier, Plattegrond van Batavia met het kasteel. verbonden door ettelijke dwarsgrachten. Batavia was eene stad naar vader- landsch model aangelegd en de rivier waaraan zij gelegen was, de Groote Rivier, maakte zelve, tusschen gemetselde beschoeiingen ingeklemd, de voor- naamste gracht uit. Uit deze van de Blauwe Bergen afstroomende Tjiliwong had de waterver- deeling plaats in het net van zestien grachten, waarmede het college van heemraden de hoofdstad in den loop der jaren begiftigd had. In later dagen zou Batavia, wat den plattegrond en de bouworde harer huizen betreft, wel eens een tweede uitgaaf van Amsterdam genoemd worden, doch de slingerende DE TIJGERSGRACHT TË BATAVIA. 445 stroomlijn der Amsterdamsche grachten werd hier gemist. De Bataviaasche, met uitzondering van de Ringgracht om het Kasteel, sneden elkander recht- hoekig en verdeelden over 't geheel de stad in paralellogrammen, die waarlijk wel den tooi der boomenreien langs hunne zoomen behoefden om het oog eenigszins tevreden te stellen. De stad was gebouwd op een alluviaal en moerassig terrein, en, eenmaal die plaats gekozen, was het natuurlijk dat men door een samenstel van grachten en vaarten den weeken grond trachtte te draineeren en tevens in het verkeer te water te voorzien.
    [Show full text]
  • Leeuw En Draak 230707 24-07-2007 15:13 Pagina 1
    Leeuw en Draak 230707 24-07-2007 15:13 Pagina 1 Leeuw en draak Leeuw en Draak 230707 24-07-2007 15:13 Pagina 2 Leeuw en Draak 230707 24-07-2007 15:13 Pagina 3 Leeuw en draak Vier eeuwen Nederland en Vietnam Redactie: John Kleinen Bert van der Zwan Hans Moors Ton van Zeeland Boom – Amsterdam Leeuw en Draak 230707 24-07-2007 15:13 Pagina 4 © 2007 de auteurs Behoudens de in of krachtens de Auteurswet van 1912 gestelde uitzonderingen mag niets uit deze uitgave worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch door fotokopieën, opnamen of enig andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever. No part of this book may be reproduced in any way whatsoever without the written permission of the publisher. Vormgeving: Wim Zaat, Moerkapelle Zetwerk: Van Marle drukkerij BV, Moerkapelle Druk en afwerking: ISBN 978 90 8506 520 3 NUR 680 www.uitgeverijboom.nl 4 LEEUW EN DRAAK Leeuw en Draak 230707 24-07-2007 15:13 Pagina 5 Inhoud Voorwoord Inleiding 1Over ‘gewezen vrunden en geveinsde vijanden’. De Nederlandse betrekkin- gen met Quinam in de zeventiende eeuw John Kleinen 2De Verenigde Oostindische Compagnie in Tonkin, 1637-1700 Hoang Anh Tuan 3Domea, een grenshaven aan de monding van de Tonkin rivier Nguyen Quang Ngoc 4De rol van Pho Hien en Domea in het Tonkinese handelsnetwerk NGUYEN VAN KIM 5Een blik op Nederland in de memoires van Phan Huy Chú (1832-1833) Phan Huy Lê 6De Nederlandse consuls in Saigon, 1867-1946 Jody Leewes 7Standplaats Saigon.
    [Show full text]
  • Om Den Vrijen Handel in Dit Rijk
    om den vrijen handel in dit rijk - The Dutch East India Company in Fuzhou and the Dutch merchant’s image of China, (c.1660 – c.1690) Master of Arts in History - “European Expansion and Globalisation”, thesis paper, under supervision by Prof. Dr. J.J.L. Gommans, submitted by: Jörg Moldenhauer, s1209329 Emil-Finck-Str. 5, 09456 Annaberg-Buchholz, Germany Phone: 0049-(0)3733-21305 Email: [email protected] Table of Contents Seite I. Introduction a. Basic outline 1 b. Source criticism 4 II. The VOC and China: Political and economical setting, aims, mentalities a. The VOC 6 b. Imperial China and the Manchu conquest 10 c. Fuzhou and the other ports: Canton, Amoy, Quanzhou and Taiwan 13 III. Chronology a. 1662 - 1669: The loss of Taiwan & the Oboi regency 16 b. 1672 - 1683: The decline of the Japanese market & the unification of China 19 c. 1684 - 1690: The reorientation to Bengal & the consolidation under Kangxi 23 IV. Conclusion 33 V. Tables and Maps a. Map 1. Southeast Asia and Southern China; Map 2. Physical features of China 40 b. Map of the Fuzhou area (including the bay of Tinghay and the Min River) 42 c. Table of product prices and development, 1664-1690 43 d. Table of profits, 1664-1690 46 e. The Chinese custom and ship tax system at Fuzhou, 1687 47 f. Tables of ships data and ship traffic between China and Batavia, c.1660-c.1690 48 VI. Bibliography a. Primary sources 50 b. Secondary sources 50 c. Internet sources 54 VII. Declaration on Plagiarism 56 “Op de Stadt Hocxsieuw: Swight Amstel aen het Y; hier’s meer dan uws gekijck In grootte, en meer Volck als gras al op u velden, Een brugh roemt van haer lof, die dyusent voet beleeft is, welck in geen twintigh jaer oyt sonder mensch geweest is.”1 I.
    [Show full text]
  • Jan Pieterszoon Coen Op School Historisch Besef En Geschiedenisonderwijs in Nederland, 1857 – 2011
    Jan Pieterszoon Coen op school Historisch besef en geschiedenisonderwijs in Nederland, 1857 – 2011 Jasper Rijpma 0618047 Blasiusstraat 55D 1091CL Amsterdam 0618047 [email protected] Masterscriptie geschiedenis Universiteit van Amsterdam Scriptiebegeleider: dr. C.M. Lesger Januari 2012 De prent in de linker bovenzijde is afkomstig uit het tweede deeltje van de katholieke geschiedenismethode voor het lager onderwijs Rood, wit en blauw uit 1956. Het onderschrift luidt: „In 1619 werd Jacatra verbrand. Op de puinhopen stichtte Jan Pietersz. Coen Batavia. Een inlander houdt een pajong boven het hoofd van Coen. Een landmeter laat Coen een kaart zien, waarop hij het plan van de nieuwe stad heeft getekend.‟ (Met dank aan Lucia Hogervorst) De prent in de rechter onderzijde is afkomstig uit de historische stripserie Van nul tot nu uit 1985. De tekst in het ingevoegde gele kader luidt: „Een van de bekendste gouverneurs-generaal was Jan Pieterszoon Coen. Hij verdreef de Engelsen van het eiland Java en stichtte er de stad Batavia. Batavia heet nu Djakarta en is de hoofdstad van Indonesië. Batavia werd al gauw het middelpunt van alle Nederlandse koloniën in het Oosten‟. De tekst in het grootste kader luidt: „De bezetting van Oost-Indie lukte beter. Men benoemde een gouverneur-generaal in Indië die de opdracht had de boel daar goed te besturen en alle zaken “eerlijk” te regelen… Dat daar wel enige dwang aan te pas kwam, vond iedereen toen normaal: blanken stonden immers boven gekleurde mensen?‟ Op het plaatje is Jan Pieterszoon Coen te herkennen. Hij zegt tegen een aantal Indiërs: “Wij hebben specerijen nodig en geen rijst! Neemt allen dus een schop en spit uw dessa om!.
    [Show full text]
  • Encounters on the Opposite Coast European Expansion and Indigenous Response
    Encounters on the Opposite Coast European Expansion and Indigenous Response Editor-in-Chief George Bryan Souza (University of Texas, San Antonio) Editorial Board Catia Antunes (Leiden University) Joao Paulo Oliveira e Costa (Cham, Universidade Nova de Lisboa) Frank Dutra (University of California, Santa Barbara) Kris Lane (Tulane University) Pedro Machado (Indiana University, Bloomington) Malyn Newitt (King’s College, London) Michael Pearson (University of New South Wales) VOLUME 17 The titles published in this series are listed at brill.com/euro Encounters on the Opposite Coast The Dutch East India Company and the Nayaka State of Madurai in the Seventeenth Century By Markus P.M. Vink LEIDEN | BOSTON Cover illustration: Skirmishes between the Dutch and Nayaka troops at Tiruchendur during the ‘punitive expedition’ of 1649. Mural painting by Sri Ganesan Kalaikkoodam. Photo provided by Patrick Harrigan. Sri Subrahmanya Swamy Devasthanam, Tiruchendur. Library of Congress Cataloging-in-Publication Data Vink, Markus P. M. Encounters on the opposite coast : the Dutch East India Company and the Nayaka State of Madurai in the seventeenth century / by Markus P.M. Vink. pages cm. -- (European expansion and indigenous response, ISSN 1873-8974 ; volume 17) Includes bibliographical references and index. ISBN 978-90-04-27263-7 (hardback : acid-free paper) -- ISBN 978-90-04-27262-0 (e-book) 1. Nederlandsche Oost-Indische Compagnie--History--17th century. 2. Netherlands--Commerce--India--Madurai (District)-- History--17th century. 3. Madurai (India : District)--Commerce--Netherlands--History--17th century. 4. Netherlands--Relations--India--Madurai (District) 5. Madurai (India : District)--Relations--Netherlands. 6. Acculturation--India--Madurai (District)--History--17th century. 7. Culture conflict--India--Madurai (District)--History--17th century.
    [Show full text]
  • Company Privateers in Asian Waters: the VOC-Trading Post at Hirado Knoest, Jurre
    Company Privateers in Asian Waters: The VOC-Trading Post at Hirado Knoest, Jurre Citation Knoest, J. (2011). Company Privateers in Asian Waters: The VOC-Trading Post at Hirado. Leidschrift : Een Behouden Vaart?, 26(December), 43-57. Retrieved from https://hdl.handle.net/1887/72846 Version: Not Applicable (or Unknown) License: Leiden University Non-exclusive license Downloaded from: https://hdl.handle.net/1887/72846 Note: To cite this publication please use the final published version (if applicable). Artikel/Article: Company Privateers in Asian Waters: The VOC-Trading Post at Hirado and the Logistics of Privateering, ca. 1614-1624 Auteur/Author: Jurre Knoest Verschenen in/Appeared in: Leidschrift, 26.3 (Leiden 2011) 43-57 Titel uitgave: Een behouden vaart? De Nederlandse betrokkenheid bij kaapvaart en piraterij © 2011 Stichting Leidschrift, Leiden, The Netherlands ISSN 0923-9146 E-ISSN 2210-5298 Niets uit deze uitgave mag worden No part of this publication may be gereproduceerd en/of vermenigvuldigd reproduced, stored in a retrieval system, or zonder schriftelijke toestemming van de transmitted, in any form or by any means, uitgever. electronic, mechanical, photocopying, recording or otherwise, without prior written permission of the publisher. Leidschrift is een zelfstandig wetenschappelijk Leidschrift is an independent academic journal historisch tijdschrift, verbonden aan het dealing with current historical debates and is Instituut voor geschiedenis van de Universiteit linked to the Institute for History of Leiden Leiden. Leidschrift verschijnt drie maal per jaar University. Leidschrift appears tri-annually and in de vorm van een themanummer en biedt each edition deals with a specific theme. hiermee al vijfentwintig jaar een podium voor Articles older than two years can be levendige historiografische discussie.
    [Show full text]
  • Environment, Trade and Society in Southeast Asia
    Environment, Trade and Society in Southeast Asia <UN> Verhandelingen van het Koninklijk Instituut voor Taal-, Land- en Volkenkunde Edited by Rosemarijn Hoefte (kitlv, Leiden) Henk Schulte Nordholt (kitlv, Leiden) Editorial Board Michael Laffan (Princeton University) Adrian Vickers (Sydney University) Anna Tsing (University of California Santa Cruz) VOLUME 300 The titles published in this series are listed at brill.com/vki <UN> Environment, Trade and Society in Southeast Asia A Longue Durée Perspective Edited by David Henley Henk Schulte Nordholt LEIDEN | BOSTON <UN> This is an open access title distributed under the terms of the Creative Commons Attribution- Noncommercial 3.0 Unported (CC-BY-NC 3.0) License, which permits any non-commercial use, distri- bution, and reproduction in any medium, provided the original author(s) and source are credited. The realization of this publication was made possible by the support of kitlv (Royal Netherlands Institute of Southeast Asian and Caribbean Studies). Cover illustration: Kampong Magetan by J.D. van Herwerden, 1868 (detail, property of kitlv). Library of Congress Cataloging-in-Publication Data Environment, trade and society in Southeast Asia : a longue durée perspective / edited by David Henley, Henk Schulte Nordholt. pages cm. -- (Verhandelingen van het Koninklijk Instituut voor Taal-, Land- en Volkenkunde ; volume 300) Papers originally presented at a conference in honor of Peter Boomgaard held August 2011 and organized by Koninklijk Instituut voor Taal-, Land- en Volkenkunde. Includes bibliographical references and index. ISBN 978-90-04-28804-1 (hardback : alk. paper) -- ISBN 978-90-04-28805-8 (e-book) 1. Southeast Asia--History--Congresses. 2. Southeast Asia--Civilization--Congresses.
    [Show full text]
  • (1733-1758) to the Supreme Government in Batavia, (Received) 29 March IAN and a S
    ASIAN EUROPEAN INTERACTION DOC 27 III.5 CO-OPERATION, RELATIONS AND DIPLOMACY A T AKAR J N I S E V I CH AR OC V HE T OM FR Y OR T S I H AN E Illustration 1. Replica Buddha Footprints, Wat Phra Phutthabat museum, Saraburi OP UR -E Letter from the Chaophraya Phrakhlang on behalf of King IAN S A Borommakot Maha Dharmaracha II (1733-1758) to the AND Supreme Government in Batavia, (received) 29 March IAN S NE 1740, and the answer from Batavia, 28 August 1740 O D N I ON S CONTENT 1 Introduction 2 URE S A 2 Transcription of the Dutch text 5 3 English translation 9 TRE EN 4 Colophon 13 D D 5 Folio images 14 I H . UN KAR A T HAR www.sejarah-nusantara.anri.go.id ASIAN EUROPEAN INTERACTION 2 DOC 27 III.5 CO-OPERATION, RELATIONS AND DIPLOMACY 1 Introduction Hendrik E. Niemeijer, “Letter from the Chao- nation of years of political bickering. phraya Phrakhlang on behalf of King Borom- The General Missives that the Supreme Gov- makot Maha Dharmaracha II (1733-1758) to the ernment in Batavia sent to the Republic several Supreme Government in Batavia, (received) 29 times a year give us the Dutch view in a nutshell. March 1740, and the answer from Batavia, 28 The letters from the kings and Phrakhlang were August 1740”. In: Harta Karun.Hidden Treas- according to custom send together with these ures on Indonesian and Asian-European Histo- general letters. Hence the directors of the VOC ry from the VOC Archives in Jakarta, document could themselves take account of the opinions at 27.
    [Show full text]
  • Catalogue of the Archives of the Dutch Central Government of Coastal Ceylon, 1640-1796
    Catalogue of the Archives of the Dutch Central Government of Coastal Ceylon, 1640-1796 M.W. Jurriaanse Department of National Archives of Sri Lanka, Colombo ©1943 This inventory is written in English. 3 CONTENTS FONDS SPECIFICATIONS CONTEXT AND STRUCTURE .................................................... 13 Context ................................................................................................................. 15 Biographical History .......................................................................................... 15 The establishment of Dutch power in Ceylon .................................................. 15 The development of the administration. .......................................................... 18 The Governor. ......................................................................................... 22 The Council. ............................................................................................ 23 The "Hoofdadministrateur" and officers connected with his department. ....... 25 The Colombo Dessave. ............................................................................. 26 The Secretary. ......................................................................................... 28 The history of the archives. ................................................................................. 29 Context and Structure .......................................................................................... 37 The catalogue. ..................................................................................................
    [Show full text]