Genootschapvanwaterlooboek.Pdf
Total Page:16
File Type:pdf, Size:1020Kb
VAN BATAVIA NAAR WELTEVREDEN VERHANDELINGEN VAN HET KONINKLIJK INSTITUUT VOOR TAAL-, LAND- EN VOLKENKUNDE 243 hans groot VAN BATAVIA NAAR WELTEVREDEN Het Bataviaasch Genootschap van Kunsten en Wetenschappen 1778-1867 KITLV Uitgeverij Leiden 2009 Uitgegeven door: KITLV Uitgeverij Koninklijk Instituut voor Taal-, Land- en Volkenkunde Postbus 9515 2300 RA Leiden Nederland website: www.kitlv.nl e-mail: [email protected] KITLV is een instituut van de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen (KNAW) Afbeelding omslag: Het nieuwe genootschapsgebouw, tevens museum, aan Koningsplein-West in 1868, kort na de ingebruikneming. Fotograaf vermoedelijk Isidore van Kinsbergen (collectie Scott Merrillees). Genootschapspenning door J.G. Holtzhey, Amsterdam 1779 (collectie Geldmuseum Utrecht 1977-0182). Omslag: Creja ontwerpen, Leiderdorp ISBN 978 90 6718 293 5 © 2009 Koninklijk Instituut voor Taal-, Land- en Volkenkunde Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie, microfilm of op welke andere wijze dan ook zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de copyrighthouders. Inhoud Vooraf ix Inleiding 1 Oudere literatuur 4 Nieuwere literatuur 8 Het genootschapsarchief 10 Een geschiedenis van 1778 tot 1867: vraagstelling en verantwoording 12 Historisch tableau 1770-1870 15 Cultuur-historisch tableau 23 Genootschapsonderzoek 38 Genootschappen: de negentiende eeuw 56 I Het oprichtingsjaar en de eerste twee decennia (1778-1799) 63 De oprichting: 24 april 1778 63 Bestuur: Radermacher, de initiatiefnemer 66 Relaties met andere genootschappen: Haarlem en Batavia 70 Bestuur: Radermacher en de zijnen 74 Persoonlijkheden: Josua van Iperen 82 De relatie met de overheid 86 Naamgeving: kunsten en wetenschappen 91 Doelstellingen 93 Ledenwerving en erkenning 95 Prijsvragen 104 Publicaties 115 Gebouwen: genootschapshuis en -tuin 123 Verzamelingen 129 Financiën 138 Persoonlijkheden: Moens en Wiegerman 143 Batavia ‒ Paramaribo ‒ Calcutta 150 Einde van de eeuw 152 II Een nieuw begin onder Bataafse, Franse en Britse vlaggen (1800-1816) 157 Bestuur rond de eeuwwisseling 157 Persoonlijkheden: Thomas Horsfield, Amerikaans natuurkundige 163 Bestuur onder Raffles 167 De relatie met de overheid 171 Publicaties 173 vi Inhoud Gebouwen: een nieuwe behuizing 177 Van Brits naar Nederlands 180 III Terug onder Nederlands bestuur (1816-1826) 185 Onder beschermheer Van der Capellen 185 Persoonlijkheden: Van der Vinne 193 De nieuwe wetten van 1823 197 Een nieuw begin 208 De relatie met de overheid 212 De bibliotheek 218 Verzamelingen 221 De relatie met andere genootschappen 225 IV Japanse zaken en museumplannen (1826-1840) 231 Bestuur onder Du Bus de Gisignies 231 De relatie met de overheid 233 Persoonlijkheden: Domis, Von Siebold, Goethe 239 Museumplannen en Bauds besluit terzake 254 Gebouwen 263 Verzamelingen 267 Persoonlijkheden: Lenting en Van der Vinne 275 Aanwas van leden 285 V Van Hoëvell en de drukpers van het genootschap (1839-1848) 289 Van Hoëvell in het bestuur 291 Verzamelingen 294 Publicaties: naar een eigen drukkerij 298 Bestuur onder Van Hoëvell 302 Verzamelingen: oudheidkundige zorg 308 Publicaties: de drukkerij aan het werk 315 Publicaties: aandacht voor inheemse talen 320 Van Hoëvell president 326 Gebouwen 329 De relatie met de overheid: het conflict 332 Epiloog 346 VI Specialisering temidden van concurrenten (1849-1860) 349 Bestuur: reorganisatie en ledenverlies 349 De noodzaak tot specialiseren: de hand van Bleeker 357 Verenigingsleven ‒ genootschapsleven 364 Concurrerende verenigingen en dubbellidmaatschappen 370 De relatie met de overheid 375 Financiën 388 Verzamelingen 391 Persoonlijkheden: Netscher en Munnich 396 De bibliotheek 401 Gebouwen 406 Publicaties: tekstuitgaven 411 Inhoud vii Persoonlijkheden: Roorda van Eysinga en Friederich 412 Het KITLV en het Tijdschrift voor Indische Taal-, Land- en Volkenkunde 423 VII Naar een tempel aan het Koningsplein (1861-1867) 435 Een bestuur van ambtenaren 436 De relatie met de overheid 437 Het bestuur en de leden 438 Een nieuw reglement 440 Beheer en behoud van oudheden op Java 444 Verzamelingen: archeologische voorwerpen 461 Verzamelingen: etnologische voorwerpen 471 Publicaties: Indische taalkunde 483 Verzamelingen: handschriften en inscripties 492 Gebouwen: ‘Een sieraad voor Neêrlandsch Indië’s hoofdstad’ 495 Een nieuw begin 512 Lijst van gebruikte afkortingen 515 Bijlage 1 Leden en vergaderingen 517 Bijlage 2 Drukwerk van de pers van het Bataviaasch Genootschap 1843-1848 521 Bibliografie 531 Register 557 Vooraf Staande voor het Nationaal Museum in Jakarta, wordt de aandacht van de kijker vooral getrokken door de opvallende hoogbouw, die in 2004 gereed kwam. Pas daarna valt het oog op het bescheiden, neoklassieke gebouw uit 1867. Men zou kunnen denken dat het daar indertijd allemaal begon. Toch is zelfs dat negentiende-eeuwse gebouw al de vierde behuizing van het Bataviaasch Genootschap van Kunsten en Wetenschappen, de organisatie waaruit het Nationaal Museum is voortgekomen. Het genootschap, opge- richt in 1778, vond eerst een plek in de oude binnenstad van Batavia om uit- eindelijk bijna negentig jaar later aan het Koningsplein, tegenwoordig Medan Merdeka, zijn definitieve locatie te vinden. Een Nationaal Museum, waarvan de geschiedenis teruggaat tot 1778, is bepaald uitzonderlijk. Nieuwsgierigheid naar de geschiedenis van een zo eerbiedwaardige instelling stond dan ook aan het begin van de wording van dit boek. Tijdens een bezoek aan het museum vroeg ik me af waar ik met mijn vragen terecht kon. Zo’n museum en de even belangrijke Nationale Bibliotheek van Indonesië, die al eveneens uit het genootschap voortkwam, verdienen dat die geschiedenis vastgelegd wordt. Dit boek beschrijft van die geschiedenis het eerste traject, van de oude binnenstad van het achttiende- eeuwse Batavia naar het Weltevreden van 1814 en vervolgens naar het Koningsplein (1867). Dat de twee nationale instellingen hun geschiedenis konden prijsgeven is te danken aan het museumgebouw en aan de collecties, die meer dan tweehon- derd jaar hebben doorstaan. De interne geschiedenis kon worden bestudeerd aan de hand van de publicaties van het genootschap, maar vooral dankzij een genootschapsarchief dat in het Nationaal Archief van Indonesië wordt bewaard. Daaruit kwam een beeld naar voren van ups en downs, van toe- wijding en toeval, van mannen die gedreven waren en anderen die het erbij lieten zitten, kortom het relaas van een levende organisatie, die tijdens de koloniale periode een reputatie opbouwde door publicaties en door de col- lecties. Mijn aanvankelijke ambitie om de hele geschiedenis te beschrijven, tot de opheffing van het genootschap, heb ik moeten inperken tot de periode x Vooraf waar het minst van bekend is. Met de ingebruikname van het gebouw aan het Koningsplein sluit mijn studie af. Het geschiedverhaal is chronologisch van opbouw. Tijdens het onderzoek had ik vaak het gevoel, dat ik het leven van een organisatie beschreef. Het feit dat Nationaal Museum en Nationale Bibliotheek van Indonesië, zoals zij nu zijn, in alle opzichten sporen vertonen van het vroegere genootschap, maakt dat ook een geschiedenis van 1778 tot 1867 voor die instellingen van belang is. Het gaat om hun kinder- en jeugdjaren en hun vroege volwassenheid. Ik ben bijzondere dank verschuldigd aan mijn promotor, mr C. Fasseur, eme- ritus hoogleraar van de Rijksuniversiteit Leiden, voor wie de ongebruikelijk grote afstand tot een promovendus in Jakarta geen enkele belemmering vormde en die mij diverse malen in Jakarta bezocht om het onderzoek te volgen. Ik ben tevens dank verschuldigd aan de referent bij mijn promotie, professor dr W.W. Mijnhardt, die vanuit de Verenigde Staten commentaar op het manuscript leverde, en aan de hoogleraren-commissieleden dr. J.L. Blussé van Oud-Alblas, dr. A.N. Paasman en dr. H.D. Schneider. Verder ben ik dank verschuldigd aan de directeur van het Nationaal Archief te Jakarta, Drs Djoko Utomo, en de beheerder van het archief van het Bataviaasch Genootschap, Mw Widiyanti, voor de toegang tot een archief dat nog geïnventariseerd werd tijdens het onderzoek voor dit boek. Verder ben ik veel dank verschuldigd aan de Nationale Bibliotheek en met Nationaal Museum van Indonesië, die de collecties van het genootschap beheren. Voor het onderzoek heb ik hulp ondervonden van de vele archieven en bibliotheken waar ik vanuit Jakarta terecht kon. Ik noem in het bijzon- der het Nationaal Archief, de Koninkliijke Bibliotheek en het Koninklijk Huisarchief in Den Haag, het KITLV en de Universiteitsbibliotheek in Leiden, de Rijksarchieven in Zeeland en Noord-Holland en de Oriental and India Office Collections (British Library) te Londen. Voor de toegang tot de archieven van de Hollandsche Maatschappij der Wetenschappen in Haarlem, toen deze nog bij de Maatschappij berustten, was mevrouw S. Heyne Makkreel-De Vries bijzonder behulpzaam. Mr W. Dirksen hielp mij op weg in het archief van het Zeeuws Genootschap. Voor hulp op verschillende punten ben ik bijzonder dankbaar tegenover Louisa Balk, professor John Bastin, David Blake, Max de Bruijn, Jaap Erkelens, Annabel Gallop, mevrouw G. van der Meer, W. van Keulen, Scott Merrillees, José Pronk, Ronald Rijkse, mevrouw Chr. Schollaardt, A.F. Ubels, Paul van der Velde en Adriënne Zuiderweg. Mijn collega’s in Jakarta, Kees Groeneboer en Herman Poelman, lazen delen van het manuscript en gaven daardoor niet alleen morele ondersteuning. Frans Groot in Amsterdam las het hele manuscript door en gaf waardevolle aanwijzingen. Vooraf xi Mijn werkgevers,