<<

NATUURWETENSCHAPPELIJKE COMMISSIE

Afschrift

Aan de Staatssekretaris van Cultuur,, Recreatie en Maatschappelijk Werk, Steenvoordelaan 370, RIJSWIJK (Z.H.) Ruilverkaveling (Gr.)

5 kaarten 1** februari 1977

1» Inleiding Op 8 oktober 1976 bracht een delegatie van de Natuurwetenschap­ pelijke Commissie in gezelschap van de plaatsvervangend Hoofdingenieur- Direkteur voor de Landinrichting in de provincie , vertegen­ woordigers van de Cultuurtechnische Dienst en Staatsbosbeheer een bezoek aan het gebied van de ruilverkaveling Sauwerd» Het was het tweede bezoek dat de commissie aan dit gebied bracht. De aanleiding tot een tweede bezoek was gelegen in het feit dat de aanvullende gegevens als resultaat van de twee in het voorlopig advies van de Natuurwetenschappelijke Commissie van 20 januari 1975 genoemde onder­ zoeken, voor een belangrijk deel beschikbaar waren. Bovengenoemde gegevens werden verstrekt door het Staatsbosbeheer te Groningen, in de vorm van een inventarisatierapport met vegetatiekundige en ornithologische informatie en door de Cultuurtechnische dienst in de vorm van een rapport; "Het Reitdiepdal één van Neerlands oudste kuituurlandschappen" (1976). Mede op grond van deze gegevens bericht de Natuurwetenschappe­ lijke Commissie U het volgende.

Het gebied van de ruilverkaveling Sauwerd, ter grootte van ongeveer 6000 ha, waarvan de begrenzing op bijgaande kaart is aan­ gegeven, is gelegen in de gemeenten , , en Groningen. In het zuiden wordt het gebied begrensd door het Van Starkenborgh- kanaal, in het noorden door het Winsumerdiep, in het westen door het 77152 2 februari 1977

Reitâiep en in het oosten âoor het Boterdiep.

2. Geogenese Binnen het gebied van de ruilverkaveling Sauwerd zijn de afzet­ tingen die aan of nabij het oppervlak voorkomen van Holocene ouderdom. Voor een goed begrip van de geogenese is echter enige kennis van het Pleistoceen nodig. 2=1 Pleisto ceen Drie depressies in het pleistocene oppervlak, de Hunze-, Fivel- en Eemsdepressie, zijn bij uitstek belangrijk geweest voor de Holocene ontwikkeling van het Groninger kleigebied. Afgezien van deze depres­ sies is het pleistocene oppervlak tamelijk vlak en duikt het geleide­ lijk weg in noordwestelijke richting. De drie depressies hebben de geografische positie van een drietal Holocene zeeboezems bepaald, één in West-Groningen met een as -Adorp, één in Midden- Groningen met een as -Stedum en één in Oost-Groningen, name­ lijk het thans nog bestaande Eems-Dollardestuarium. 2.2 Holoceen Ten gevolge van het afsmelten van de in het Pleistoceen aanwezige landijskap, steeg de zeespiegel, eerst snel, later langzaam en werd de invloed van de zee allengs verder landinwaarts merkbaar. Door tektonische daling van Nederland en inklinking van de later afgezette Holocene sedimenten werd dit effekt nog versterkt. In relatie met de zeespiegel steeg ook de grondwaterspiegel welke de inmiddels op gang gekomen veengroei beïnvloedde. In het begin van het Atlantikum maakte het huidige Reitdiepgebied deel uit van een uit­ gestrekt veenmoeras. Pas tegen het eind van het Atlantikum bereikte de mariene invloed het hier beschreven gebied. De zee ruimde vooral in de reeds bestaande depressies het veen op en sedimenteerde er wad- zand, zavel en klei. Evenals in West-Nederland zijn in de Holocene afzettingen een aantal sedimentatiefasen te onderscheiden die samenhangen met een evenredig aantal transgressiefasen en die worden aangeduid als de afzettingen van Calais en Duinkerke. F

77152 3 februari 1977

In het begin van het Subatlantikum (700 voor Chr» , Duinkerke Ia) slibden delen van de grote Groninger zeeboezems tot kwelderhoogte op. Zo ontstond, dankzij het langzamer rijzen van de zeespiegel voor het eerst in dit gebied, over grote oppervlakten een kwelderlandschap, opgebouwd uit zandige of zavelige ruggen, doorsneden door geulen en prielen» In dit landschap stroomde het riviertje de Hunze, afwisselend inlaat voor de zee en afwateringsgeul voor het achterliggende landschap» Er was sprake van een voortdurende afwisseling van geologische proces­ sen» V/aar en wanneer de invloed van de zee groot was, ontstond een krekensysteem, waar en wanneer deze gering was bouwde de rivier een oeverwallenlandschap op» Het stroomgebied van de Hunze (het tegen­ woordige Reitdiep) binnen het gebied van de ruilverkaveling Sauwerd vormt de overgang van het rivierenlandschap naar het krekenlandschap» Aan de oostzijde van de Hunzeboezern ligt een oeverwal op een kwelderwal» Achter deze kwelder- oeverwal bevindt zich een kwelder­ bekken waarin door de zee knipklei is afgezet» De afwisseling oever- wallen, kwelderruggen, kwelderbekkens, geulen en prielen is tot nu toe als een zeer geschakeerd microreliëf in stand gebleven» Langs de toenmalige kust werd een kwelderwal van UIrum tot Den Hoorn gevormd welke een steeds groter wordend obstakel werd voor de algehele afwatering van het ten zuiden ervan liggende gebied» De Hunze ging hierdoor steeds meer meanders vormen» Tientallen meanders vindt men dan ook nog in het huidige landschap terug, de één duide­ lijker dan de andere» Tijdens de late middeleeuwen (Duinkerke IIIa - en uiteindelijk definitief tijdens de Duinkerke Ill^-transgressie) zorgde de zee door haar eroderende werking voor een westelijke afvoer van het Hunze- water. De Hunze werd van zijn bovenloop beroofd door het Reitdiep» De bedijking van het Reitdiep is grotendeels gereed gekomen in de 13e eeuw. Deze bedijking heeft tot gevolg gehad, dat de huidige bedding en het buitendijkse gebied veel hoger is opgeslibd dan het binnendijkse gebied» 77152 1^ februari 1977

3» Bewoningsgeschiedenis (zie kaart 2)

3„ 1 De oudste bewoning Tegen het einde van de Duinkerke 1^-transgressiefase (begin Subatlantikum, 600 t. Chr.) was het natuurlijke landschap zover ont­ wikkeld, dat het gebied bewoonbaar werd voor de Kiens. Grote delen van het pleistocene deel van Nederland bood, o.a. door te intensief gebruik en door te weinig bemesting uitgeput; de mens nauwelijks een bestaan meer. Men werd gedwongen zich eldex^s te vestigen en deed dat in het Groningse kweldergebied. De hoogste plaatsen werden voor bewoning geschikt bevonden en men vestigde zich direkt op het maaiveld» Dit blijkt uit opgravingen in en Middelstum-Boedamsterweg. De

oudste nederzettingsstruktuur heeft een oost-westrichtingt tot uiting komend in de positie van de boerderijen en de x-ichting van de sloten die de erven omgeven. Door akkumulatie van huisvuil en mest groeiden de nederzettingen omhoog maar er was geen sprake van opzettelijke ophoging door zodenstapeling. Pas tijdens de overstromingen van de Duinkerke I^-transgressiefase begon nen met behulp van zoden de vroonplaatsen op te hogen tot wierden. Soms werd een wierde tengevolge van de grote alctiviteit van de zee weer verlaten, soms ontstonden door koncentratie van bewoning dorpswierden. De eerste bewoningsperiode wordt gekenmerkt door aardewerk van het type Ruinen-Wommelsaardewerk en de vuursteensikkels van de Zeijener- kultuur. Binnen het gebied van de ruilverkaveling Sauwerd zijn evenwel geen vondsten gedaan die op die oudste bewoningsfase wijzen. De dorps- wierden uit die periode liggen langs cle toenmalige kust (Panser, Ezinge, Feerwerd, Middelstum) of langs riviertjes (Joeswerd, Brillerij en Oo stuin ). In de regressieperiode van 200 v. Chr. tot 250 n. Chr. moet het terpengebied vrij intensief bewoond zijn geweest. Via de Hunze moet een goede handelsverbinding met het pleistocene deel van Nederland tot stand gekomen zijn getuige de verspreiding van Romeins aardewerk, Romeinse munten en sieraden. De dorxoswi erden binnen het gebied van de 77152 5 *\k februari 1977

ruilverkaveling Sauwerd moeten, getuige de vondsten, tenminste uit de hier genoemde periode stammen« Sinds het begin van de jaartelling uerd de natuurlijke omgeving voor een groot deel door de mens ingericht. Op de kwelderwal ontstond een groot aantal wierden, verbonden door een pad. Binnen de dorps- gebieden die dwars op de kwelderwal waren gesitueerd werden de hoogste gronden rond de wierden als bouwlanden (de valgen), de lagere als hooilanden (de meeden) en de overgangsgronden als weilanden (de vennen) gebruikt» In de gehele periode voor de bedijking bleef de mens met wisselend sukses zijn strijd tegen de zee voeren» Ha de rustige Romeinse regres- sieperiode, waarin de terpenkuituur tot bloei kwam, werden de bewoners van het Groninger kleigebied weer verrast door de zee tijdens de Duinkerke li-transgressie» Daar de algehele afwatering van het Groninger kleigebied steeds slechter werd door de vorming van kwelder- wallen, bleven grote gebieden zelfs in het groeiseizoen onder water staan» Grote groepen mensen trokken weg om zich in veiligheid te stel­ len; zo werden veel wierden verlaten (250-650 n» Chr»)» Slechts enkele grotere wierden hebben een min of meer doorlopende bewoning gekend (Ezinge-, Hogebeintum)» Toen tijdens de 7de en 8ste eeuw de transgressieaktiviteit afnam, werden grote gebieden opnieuw in gebruik genomen» Op de verder zee­ waarts liggende kwelderwallen ontstond in deze tijd een nieuwe gene­ ratie wierden (, , Wehe)» 3» 2 De bedijkingen Omstreeks 800 n. Chr. nam de transgressieaktiviteit wederom toe en vonden belangrijke overstromingen plaats in het Groninger kust­ gebied (Fivelboezem en Lauwerszee-inbraken)» Om de gevolgen van deze overstromingen voortaan te vermijden begon de mens omstreeks 1000 na Chr» de eerste dijken (kaden) op te werpen» De zogenaamde kernlanden ontstonden door deze eerste bedijkingen» In Humsterland, Middag en ïïbbega ontstonden zulke kernlanden, in het huidige landschap herkenbaar aan dijken en onregelmatige blokverkaveling» Bij de eerste dijkaanleg volgde men de hoogste plaatsen (kwelder- en oeverwallen) in het land­ schap» 77152 6 *\k februari 1977

3» 3 Rol van de kloosters Toen omstreeks 1200 de bevolking sterk toenam (agrarische hoog- konjunktuur), moesten steeds grotere delen bedijkt en in kuituur gebracht worden, hetgeen uiteindelijk resulteerde in de aanleg van doorlopende zeedijken» Voor het tot stand komen van deze grotere waterstaatkundige werken waren nauwe samenwerking, gezag en organi­ satie nodig. In Friesland speelden de graven hierin een voorname rol, in Groningen was de dijkenaanleg een aangelegenheid van de kloosters.. In het gebied van de ruilverkaveling Sauwerd werd het klooster Aduard steeds belangrijker. Daarvan getuigen de kloostervoorwerken Schillige- ham en Alinghuizen. Binnen het gebied van de ruilverkaveling Sauwerd had ook het voormalige klooster Selwerd belangrijke bezittingen. De plaats waar het klooster gestaan heeft en de boerderijnamen herinneren nog aan het bestaan van dit klooster (zie kaart 2). De door de kloos­ ters ontgonnen gebieden bleven tot de sekularisatie in 159^ in hun bezit. Na de sekularisatie werden de kloosterlanderijen eigendom van de staten van het gewest, die de landerijen verpachtte aan de boeren. Na verloop van tijd nam deze pacht vaste vorm aan onder de term beklemming, die na de verkoop in 176^- en 1773 bleef voortbestaan. De dijken maakten het voor de boeren mogelijk zich in het nu omdijkte land te vestigen. Velen verlieten dan ook de dorpswierde om zich, wederom op een opgeworpen verhoging, elders te vestigen. Hun plaats op de wierden werd ingenomen door ambachtslieden en handelaars, een klasse die tengevolge van de toenemende overschotten aan landbouw- produlcten een bestaansmogelijkheid kreeg in de middeleeuwen. 3. ^ Steenhuizen en borgen Uit de opgravingen van Feddersen Wierde in Duitsland is gebleken dat één boerderij veel groter was dan de overige boerderijen. De familie welke deze boerderij bewoonde moet vel een belangrijke plaats ingenomen hebben binnen de dorpsgemeenschap. Ook uit de laatste periode van de terpenkuituur in Duitsland stammen een aantal voorbeelden van een hiërarchische maatschappijopbouw. Het lijkt erop, dat uit deze grotere boerderij zich uiteindelijk een steenhuis of borg heeft ont­ wikkeld. In de 13e t/m de 15e eeuw werden er in het Groninger kleigebied 77152 7 februari 1977

vrij veel steenhuizen en borgen gebouwd«, Binnen het gebied van de ruilverkaveling Sauwerd komen de standplaatsen van een aantal steen­ huizen of borgen voor, namelijk de Ripperdaborgen te Winsum, de Tammingaborg te , de Onstaborg te Sauwerd, de Nieuwe Onstaborg te ,d© Harssensborg te ende borg Alma, Oud en Nieuw Folkerda, Thedemaborg en Mensemaborg in het door de Wolddijk omgeven gebied (zie kaart 2).

De verkaveling binnen het gebied van de ruilverkaveling Sauwerd

4,1 Inleiding Uit het verloop van wegen, dijken en sloten blijkt dat er bij de aanleg rekening moest worden gehouden met natuurlijke gegevenheden als reliëf, grondsoorten en wateren» Deze natuurlijke gegevenheden hebben een grote rol gespeeld bij de verdeling van de grond. Men ging bij de verdeling van de grond uit van het rechtvaardig­ heidsprincipe, d.w.z. binnen een groep werd aan de verschillende families gelijksoortige stukken land in een zekere verhouding toege­ wezen,, Zolang er overstromingen dreigden was het hoge land meer waard dan het lage land en vond er een verdeling plaats "over hoog en laag". Het reliëf bepaalde voor een groot deel die verdeling. Vanuit de neder­ zettingen werd het land met behulp van het rechtvaardigheidsprincipe verdeeld. Bij een regelmatig afnemende hoogte, zonder natuurlijke wateren ontstond aldus een regelmatige verkaveling in de richting van de afnemende hoogte» Bij een onregelmatig afnemende hoogte met natuur­ lijke wateren ontstonden problemen bij de verdeling en ontstond een onregelmatig verkavelingspatroon,, Behalve het reliëf speelde ook de hoeveelheid nog beschikbare grond een belangrijke rol bij de verdeling. Was er nog volop grond beschikbaar dan kon deze onregelmatige verkaveling ontstaan als een spontane verkaveling. Werd de hoeveelheid te ontginnen grond minder dan moest er zeer zorgvuldig gedeeld worden en ontstond een regel­ matige verkaveling. Binnen het gebied van de ruilverkaveling Sauwerd vinden we beide verkavelingspatronen terug. 77152 8 "\k februari 1977

k. 2 Blokverkaveling Onregelmatige blokverkaveling Een onregelmatige verkaveling zoals die o.a. bekend is uit de kernlanden Humsterland, Middag en Ucstergo is hier niet aanwezig. In de Bellingeweerstermeeden van de Potniaar tot de Wetsingermaar ligt een gebied met onregelmatige blokverkaveling. Op de kwelderwal, tussen de regelmatige verkaveling liggen hier en daar wat onregelmatige blok­ vormige percelen» Regelmatige blokverkaveling Ten oosten van de kwelderwal Adorp-Winsum vinden we naast de bovengenoemde onregelmatige verkaveling hoofdzakelijk een regelmatige verkaveling« Er is hier sprake van een regelmatig naar het oosten toe aflopende hoogte* Ten westen van de kv/elderwal Adorp-Winsum heeft het kavelpatroon een min of meer regelmatig karakter, hoewel het geheel sterk wordt beïnvloed door de meanders van de voormalige Hunze. De oude dorpsgebieden (kerspels) zijn langwerpig van vorm en liggen dwars op de kwelderwal (zie kaart 1). Deze langgerekte vorm kan het gevolg zijn van de driedeling van het boerenbedrijf. Binnen het dorpsgebied diende plaats te zijn voor akkerland, \ireiland en hooi­ land. Door de verdeling over hoog en laag ontstond dan ook een wegen- en slotenstruktuur loodrecht op de kwelderwal. De regelmatige verkaveling in het buitendijkse gebied van het Eeitdiep is in later tijd ontstaan door de ontginningen van de.kloos­ ters. Het regelmatige karakter verraadt een vorm van organisatie en gezag. Hier en daar zijn nog meer gebieden met een regelmatige blok- verkaveling gelegen, die hun ontstaan danken aan het feit dat de grond al lange tijd in handen was van één eigenaar waardoor de ver­ deling zeer regelmatig kon plaatsvinden. Bij latere ontginningen (en verdelingen) was de grond al zo schaars geworden dat blokverka- veling ontstond door de nauwkeurige verdeling van de grond. 3 De strokenverkaveling Ten oosten van de Oude en Nieuwe Ae ligt een gebied met een strokenverkaveling.. Vanuit een aantal ontginningsbases (o.a. de kwel­ derwal Adorp-Winsum) bracht men het toenmalige woudgebied in kuituur. 77152 9 februari 1977

Pas later moest het gebied beschermd worden tegen de opdringende zee door het aanleggen van de Wolddijk. Aangezien de Wolddijk de opstrek- kende verkaveling in de verschillende ontginningsblokken doorsnijdt moet deze dijk nadat het gebied in kuituur was gebracht zijn opge­ worpen» Later werden langs de Wolddijk boerderijen gebouwd die hun grond dan ook vaak aan weerszijden van de dijk hebben liggen*

5. Beschrijving van het huidige landschap Het gebied van de ruilverkaveling Sauwerd is een deel van de voormalige zeeboezem in West-Groningen met als as Kloosterburen- Adorpo Binnen de provincie Groningen zijn er drie van deze zeeboe- grotendeels zems waarvan één nog als zodanig funktioniert (Eems-Dollardestuarium)« geheel De andere twee zijn dichtgeslibd en door de mens als woongebied in gebruik genomen» De zee, rivier en mens hebben een belangrijke rol gespeeld in de opbouw van deze landschappen,, Tengevolge van de geo- genese en de antropogene invloed ontstond een differentiatie in het landschap die het mogelijk maakt thans binnen het gebied van de ruil­ verkaveling Sauwerd een viertal landschapstypen te onderscheiden (zie kaart 1): het kreek-rivierdal, de kwelder-oeverwal de kwelderwal het kwelderbekken. De mens heeft zich bij de inrichting van deze vier landschapstypen laten leiden door de natuurlijke gegevenheden en aldus ontstond in ieder landschapstype een eigen relatie mens-fysisch milieu» 5=1 Het kreek-rivierdal (zie kaart 1) Het kreek-rivierdal (Eeitdiepdal) wordt gekenmerkt door het voor­ komen van een reliëf van meer dan 2 meter, afgesneden en fossiele meanders al dan niet door de loop van sloten weerspiegeld. Bodem- kundig gezien is de kalkrijke poldervaaggrond karakteristiek voor dit gebied. Dijken, regelmatige blokverkaveling en kloostervoorwerken karakteriseren het door de mens ingerichte landschap. Reliëf (zie kaart 3) Door een hoogteverschil van soms meer dan 2 meter zijn de voor­ malige bedding en oeverwallen van de Hunze in het landschap duidelijk 77152 10 1Li februari 1977

te herkennen- Vooral omdat het omringende landschap zeer vlak is, valt het reliëf direkt in het oog. Hot gehele voormalige buiten­ dijkse gebied is zo hoog opgeslibd do.t het tegenwoordig hoger ligt dan de omgeving. De bedding van het door het kanaal van afgesneden Oude Diep is grotendeels opgevuld en dichtgegroeid» Op de grondwatertrappenkaart van de Stichting voor Bodemkartering heeft de voormalige bedding een Gt II, hetgeen betekent dat de bedding bij hoog polderpeil nog wel eens onder water staat» Ten zuiden van Adorp gebruikt men tegenwoordig een stuk van de bedding van de voor­ malige Hunze als ijsbaan» Afgesneden meanders en fossiele meanders (zie kaart 3) De meest recent afgesneden meanders zijn nog duidelijk in het landschap te herkennen door het reliëf en door sloten die de loop weerspiegelen. De fossiele meanders zijn minder duidelijk te zien, vaak herkent men ze aan de loop van sloten, de bodemsoort, de perce- lering of de gemeentegrenzen» Behalve geomorfologisch zijn deze mean­ ders ook ornithologisch van belang. Kalkri.jke poldervaaggronden Het kreek-rivierdal maakt deel uit van het jonge zeeboezemgebied» Door het Lauwerszeesysteem zijn in dit gebied in de Middeleeuwen (Duinkerke Illb) de naar zee toe steeds lichter wordende kalkrijke gronden afgezet» De gronden van het jonge zeeboezemgebied liggen meestal betrekkelijk hoog ten opzichte van de omgeving» Meestal zijn deze gronden afgeticheld omdat men de kalkrijke klei gebruikte voor bekleiing van de in de omgeving voorkomende (klei op) veengronden (zie kaart 3). Dijken (zie kaart 2 en 3) De dijken in het kreek-rivierdal stammen uit de 12e en 13e eeuw en geven bij uitstek de verwevenheid tussen het menselijk okkupatie- patroon en het fysisch milieu weer» Regelmatige blokverkaveling De verkaveling in het jonge zeeboezemgebied van het Groninger kleigebied bestaat overwegend uit vrij regelmatige blokken. De percelen 77152 11 14 februari 1977

zijn veelal rechthoekig van vorm en wijken duidelijk af van de grillig gevormde percelen in het knipkleigebied en de strookvormige verkaveling in het lage centrum van de provincie Groningen. Kloo stervoo rwerken (zie kaart 2) In het voorgaande werd al ingegaan op de betekenis van de kloos­ ters in de okkupatiegeschiedenis. Twee kloostervoorwerken - Schillige- hara en Alinghuizen - hebben in de ontginningsgeschiedenis van het kreek-rivierdal een belangrijke rol gespeeld en zijn derhalve in samenhang met de omringende verkaveling karakteristiek voor dit landschapstype» 5.2 De kwelder-oeverwal (zie kaart 1) De kwelder-oeverwal wordt gekenmerkt door het voorkomen van enig reliëf en doorbraakgeulen. Bodemkundig gezien wordt dit land­ schapstype gekarakteriseerd door de kalkarme poldervaaggrond en kalkarme knippige poldervaaggrond. Regelmatige blokverkaveling, dorpswierden, borgen en tussen dorpswierden gelegen verbindings­ wegen zijn de door de mens aangebrachte inrichtingselementen. Reliëf Onder invloed van menselijk handelen is de kwelder-oeverwal thans niet meer de hoge rug van weleer. Slechts de oostelijke grens manifesteert zich nog in het reliëf. De westelijke begrenzing van de kwelderwal ligt onder de oeverwal van de voormalige Hunze ver­ borgen (zie kaart 3)° Bodem Een tweetal bodemtypen komen in dit landschapstype voor, de kalkarme poldervaaggrond en de kalkarme knippige poldervaaggrond. De kalkarme poldervaaggrond bestaat uit zware zavels afgezet door de voormalige Hunze. De kalkarme knippige poldervaaggrond is ontstaan door het verjongingsdek wat bijna overal in dit gebied de kwelderwal overdekt en is afgezet tijdens de Duinkcrke II- en Hl-transgressies. Do o rb raakg eule n In het reliëf en aan de sloten zijn de voormalige lopen van een aantal doorbraakgeulen in de kwelder-oeverwal te herkennen (zie kaart 3). 77152 12 februari 1977

Regelmatige blokverkaveling Daar de kwelderwal door zijn ligging zeer in trek was als akker­ land en de bevolking steeds meer in aantal toenam, vond er een regel­ matige verdeling van het land plaats» Ten zuiden van V/et singe ligt een reliëfrijk bouwlandkomplex (de valge) uaar het land nog steeds toebehoort aan meerdere eigenaars en dat door middel van een onver­ hard pad verbonden is met de dorpswierde» In de overgangsgebieden naar het kuelderbekken vindt men nog voorbeelden van primitieve blokverkaveling, ook wel "Blockflur" ge­ naamd, maar zo karakteristiek als deze verkaveling is voor de zoge­ naamde kernlanden Middag en Humsterland is deze in het gebied van de ruilverkaveling Sauwerd niet* V/ierden, borgen en verbindingswegen De kwelderwal van Adorp tot V/insum is op te vatten als okkupatie- aSo De mens vestigde zich hier op verhoogde woonplaatsen, die soms verlaten werden, soms aaneen groeiden tot dorpswierden. Koncentratie van bewoning had tot gevolg dat er een uitgebreid stelsel van voet­ paden ontstond waarlangs het verkeer plaatsvond» In de loop der tijd zijn heel wat van deze voetpaden verdwenen» Tussen Wetsinge en Sauwerd is het nog aanwezig en loopt het over het oude akkerland, vandaar de naam Valgepad» De weg Groningen-Winsuni volgt in grote lijnen nog het oude tracé van de voetpaden» In de 13e eeuw begonnen de borgen binnen de dorpsgebieden een steeds belangrijkere rol te spelen (zie hoofdstuk 3»^)» Veel dorps­ plattegronden zijn totaal veranderd door de bouw van een borg (zie de Onstaborg te Sauwerd, kaart 2)» De relatie van de kwelderwal met het Reitdiepdal en het kwelder­ bekken wordt in het okkupatiepatroon door de loodrecht op de kwelder­ wal staande wegen weergegeven» De oude dorpsgebieden geven deze relatie ook weer zoals boven beschreven is (zie hoofdstuk *0. 5»3 De kwelderwal (zie kaart 1) In het noord-oosten van het gebied van de ruilverkaveling Sauwerd ligt een deel van een kwelderwal. Op deze kwelderwal ligt het gehucht 77152 13 ik februari 1977

Onderwierum op een aantal verspreid liggende wierden» Vooral de samenhang tussen de wierden weergegeven door de verbindingswegen is karakteristiek voor Onderwierum„ 5»^'- Het kwelderbekken (zie kaart 1) Het kwelderbekken wordt gekenmerkt door het voorkomen van zeer weinig reliëf- Bodemkundig gezien wordt dit landschapstype gekarakte­ riseerd door knippige- en knippoldervaa&gronden. Loodrecht op de okkupatieas staande wegen, doorgaande sloten, regelmatige blokver- kaveling, langgerekte percelering, verhoogde woonplaatsen en dijken zijn de door de mens aangebrachte inrichtingselementen.. Belief Aan de oostzijde van de kwelderwal bevond zich een kwelderbekken waarin knipklei is afgezet- Het huidige landschap karakteriseert zich doordat het zeer geleidelijk afloopt er een vlak gebied is (zie kaart 3) = Bodem Knippige- en knippoldervaaggronden zijn bodems met een overwegend zware knipkleilaag van een dikte variërend van 15-60 cm. Het gebied heeft een slechte waterhuishouding en is zodoende voornamelijk in gebruik als weiland. Loodrecht op de okkupatieas staande wegen (zie kaart 2) De struktuur en het karakter van liet kwelderbekkenlandschap wordt grotendeels bepaald door de loodrecht op de okkupatieas, staande wegen» Deze wegen konden als rechte lijnen worden aangelegd omdat het gebied vlak en weinig doorsneden was. Het verband tussen wierden en meeden wordt door deze wegen weergegeven. Doorgaande sloten, maren, regelmatige blokverkaveling en langgerekte percelering Behalve de wegen geven ook de maren, doorgaande sloten en lang­ gerekte percelering het verband tussen de eerder onderscheiden land­ schappen v/eer» De maren en doorgaande sloten vormden vaak de grenzen tussen de oude dorpsgebieden. De richting van de strookvormige perce­ lering is zeer karakteristiek. 77152 *\k februari 1977

Verhoogde woonplaatsen (kaart 2 en 3) De verhoogde woonplaatsen stammen uit de tijd voor de eerste bedijkingen en geven in dit gebied de oudste bewoningsvorm n.l. die van verspreide bewoning weer. Ten vesten van Zuidwol de liggen 6 verhoogde woonplaatsen op één rij, net een verbindende weg en dijk. Vondsten v/ijzen hier op een bev/oning die teruggaat tot de Romeinse tijd» Later werd bij de ontginning van het woudgebied deze reeks verhoogde vroonplaatsen als ontginningsbasis gebruikt» De dijken Waarschijnlijk is de Wolddijk één van de oudste dijken van de provincie Groningen» Deze dijk doorsneed een vrij hoog opgeslibd ge­ bied, waarin (brakwater-) moerasbos tot ontwikkeling was gekomen« De Wolddijk, die tussen 1100 en 1200 is aangelegd, is niet steeds bestand geweest tegen de vloeden. Ten zuidwesten van Bedum is de dijk doorgebroken hetgeen nu nog blijkt uit de kromming in de dijk en de naam "De Poel" die het gebied ter plaatse draagt (zie kaart 2 en 3)-

6o De biologische waarde

6.1 Beschrijving Hoewel uitvoerige, veelzijdige inventarisatiegegevens op dit moment ontbreken, komt uit beschikbaar door het Staatsbosbeheer verzameld materiaal toch reeds naar voren dat verscheidene gebieds- onderdelen van het betreffende ruilverkavelingsgebied, alsmede ele­ menten als dijken, bermen en wateren uit natuurbeschermingsoogpunt waardevol zijn. Met name het stroomgebied van de voormalige Hunze en het centrale deel van het gebied tussen Bedum en Winsum treden als interessante onderdelen naar voren, door het al clan niet fragmentarisch voorkomen van aan min of meer geaccidenteerde en slootrijke, ten dele vochtige graslanden gebonden levensgemeenschappen. Binnen deze gebieden worden hier en daar nog in de graslanden, maar veelal langs slootranden en overigens in sloten begroeiingen aangetroffen met plantesoorten, die in ons land achteruitgaan als gevolg van in het bijzonder ontwatering en hiermee beoogde (en ook plaatshebbende) verdere intensivering van 77152 15 februari 1977

liet graslandgebruik. In dit verband kunnen voor liet slootmilieu soorten als Zwanebloem, Krabbescheer en Haarfontcinkruid genoemd worden. Uit de door het Staatsbosbeheer verzamelde inventarisatiegegevens over broedvogels kan afgeleid worden dat het Oude Diep met omgeving in het noorden en de graslandgebieden ten noorden van het Van Starken- borghkanaal ter weerszijden van de weg Groningen-Winsum dichtheden aan weidevogels herbergen die de gestelde norm voor waardevolle, te be­ houden graslanden - op een aantal plaatsen zelfs verre - te boven gaan (zie kaart 4). Verder funktioneren deze gebieden, maar ook en in het bijzonder het open graslandgebied ttissen Bedum en Winsum als pleister­ plaats buiten het broedseizoen, behalve voor eerdergenoemde soorten, voor grote aantallen Goudplevieren en voor watervogels als Smient en Kleine Zwaan.. Uit vogelkundig oogpunt zijn verder met name diepen en maren van belang, zowel als broedgebied als vanwege hun funktie als overwinteringsgebied van water- en moerasvogels. Uit het thans beschikbare inventarisatiemateriaal komt reeds naar voren dat op diverse bermen van wegen, alsmede op dijken interessante begroeiingen voorkomen. 6 » 2 Bedreiging De hierboven geschetste biologische waarden kunnen vooral in de graslandgebieden door (verdere) ontwatering achteruitgaan. Maar ook andere handelingen welke gericht zijn op een intensivering van het agrarisch gebruik, alsmede het intensievere gebruik zelf kunnen de voor het natuurbehoud interessante graslandgebieden devalueren. Be­ doelde handelingen kunnen, afhankelijk van de wijze waarop en de mate waarin zij worden uitgevoerd ook min of meer ernstige reperkussies hebben voor andere elementen als wateren, bermen en dijken.

7« Evaluatie Het gebied van de ruilverkaveling Sauwerd vormt met het westelijk ervan gelegen Humsterland één van de oudste en best bewaard gebleven kuituurlandschappen van ons land. Het is vooral de verwevenheid tussen het menselijk okkupatiepatroon en het fysisch milieu, die dit landschap een uitzonderlijke betekenis geeft. Het is een open landschap, met 77152 16 1^ februari 1977

merendeels door opgaande begroeiing gemarkeerde bewoningsplaatsen. Geologisch gezien behoort het gebied van de ruilverkaveling Sauwerd tot het jonge zeeboezemgebied van West-Groningen» Bij de opbouw van het huidige landschap stond het sedimentatiespel tussen zee en rivier steeds centraal» Het onderhavige gebied vormt dan ook de overgang van een krekenlandschap naar een rivierenlandschap« De afwisseling van grote en kleine oeveruallen, beddingen en afgesneden meanders, kwel dei-wallen, kreken, geulen, prielen en kwelderbekkens manifesteert zich nog duidelijk in het rnicroreliëf van het tegenwoor­ dige landschap» In archeologisch opzicht is het gebied van grote waarde door de aanwezigheid van vele gave of gedeeltelijk afgegraven wierden en door de samenhang tussen wierden en natuurlijke omgeving die hier op een zeer zeldzame manier bewaard is gebleven» De gehele geschiedenis van het. gebied, zoals die in de voor­ gaande hoofdstukken beschreven is, kan uit het huidige landschap worden gelezen» Bijna iedere periode uit de bewoningsgeschiedenis is met haar typische relikten vertegenwoordigd, samen de bewonings- geschiedenis van het Groninger kleigebied manifesterend. Dit kuituur- landschap - bijna overal in Nederland zijn soortgelijke landschappen al in sterke mate aangetast - vertegenwoordigt als harmonisch geheel een grote historisch-geografische waarde. De biologische waarde van het onderhavige gebied is in hoofdstuk 6 reeds aan de orde geweest.

8. Kwe tsb aa rhe i d In het rapport ex artikel 32 van de Ruilverkavelingswet staan

onder andere de volgende ingrepen vermeld: : - het verbeteren van de waterbeheersing, - het verbeteren van de ontsluiting, - het uitvoeren van kavelinrichtingswerkzaamheden, - het verplaatsen van boerderijen, - het verbeteren van de kavelindeling. 77152 17 februari 1977

8» 1 Het verbeteren van de waterbeheersing De werkzaamheden ter verbetering van de waterhuishouding en peilverlagingen zullen vrijwel altijd ingrijpen in de bestaande struktuur van het landschap- Daar waar de faktor water voor de in het ruilverkavelingsgebied voorkomende levensgemeenschappen van vitale betekenis is zullen bovengenoemde werkzaamheden ingrijpende gevolgen hebben. Vooral het Reitdiepdal en de Koningslaagte met hun vochtige graslanden in de oude beddingen zijn zeer kwetsbaar voor een sterkere ontwatering« De weidevogelstand zal hier door een eventuele peilver- laging zeer sterk beïnvloed worden (zie hoofdstuk 6). Daar waar ver­ betering van de waterhuishouding het graven van nieuwe sloten inhoudt ontstaat een konflikt met het historisch-geografische belang. Het patroon van oude waterlopen en de oude verkaveling is immers zeer gevoelig voor struktuurwijziging» 8=2 Het verbeteren van de ontsluiting Door het verbeteren van de ontsluiting kan het voor dit gebied zo karakteristieke wegenplan zeer sterk aangetast worden. Verbreding van bestaande wegen en tracéwijzigingen zullen op veel plaatsen bin­ nen het gebied van de ruilverkaveling Sauwerd het bestaande histo- risch-geografisch waardevolle wegenpatroon aantasten. Ook zullen door deze werkzaamheden de in dit landschap karakteristieke hoge bruggen verdwijnen» Door de verbeterde ontsluiting zal op doorgaande wegen de verkeersintensiteit toenemen hetgeen konsekwenties kan hebben voor de, in sommige delen van het ruilverkavelingsgebied aanwezige rust. Met name deze rust heeft grote biologische waarde. 8.3 Het uitvoeren van kavelinrichtingswerkzaainheden (zie hoofdstuk 6). In een gebied waar de kavelstruktuur van grote kultuurlandschap- pelijke waarde is, zoals in het onderhavige gebied, zullen wijzigingen in het kavelpatroon afbreuk doen aan deze waarde. Het kreek-rivierdal en de kwelder-oeverwal (vooral tussen Groot- Wetsinge en Adorp) zijn zeer kwetsbaar waar het wijziging van het kavelpatroon betreft. De struktuur van het kwelderbekken kan even­ eens grote invloed ondergaan van kavelpatroonwijziging. De hier aan­ wezige strokenverkaveling geeft duidelijk de onderlinge samenhang 77152 18 -\k februari 1977

van de landschapstypen weer en is seer kwetsbaa.r voor ingrepen als kaveldraaiing en perceelsvergroting,, Door diepe grondbewerking en egalisatie zou een gebied rijk aan microreliëf als het Reitdiepdal zodanig gewijzigd worden dat een deel van de identiteit van dit landschap verloren gaat. Naast de natuurlijke hoogteverschillen dient de aandacht te worden gevestigd op de grote kwetsbaarheid van de oude dijken, de verhoogde woonplaatsen en de wierden of restanten van wierden, voor de bovengenoemde werkzaamheden, 8*k Het verplaatsen van boerderijen Het open karakter van het landschap van het ruilverkavelings- gebied kan door boerderijbouw op bepaalde plaatsen geschaad worden» Het gebied van de ruilverkaveling Sauwerd is vooral kwetsbaar ten aanzien van het opvullen van de ruimtelijke scheiding tussen de ver­ schillende bewoningskoncentraties» Het landschapsbeeld is eveneens gevoelig voor de tegenwoordige uniformiteit in bouwstijl en bouwmateriaal» In een open landschap als dat van het ruilverkavelingsgebied valt dezë uniformiteit extra op» Boerderijbouw zal tevens leiden tot verdere intensivering van de agrarische produktie en tot gevolg hebben dat de levenskansen van een groot aantal plante- en diersoorten die hun biotoop in de gras- en bouwlanden hebben verminderen (zie hoofdstuk 6). 8o 5 Het verbeteren van de kavelindeling Het verbeteren van de kavelindeling zal evenals de boerderij­ bouw leiden tot verdere intensivering van de agrarische produktie en daardoor de biologische rijkdom beïnvloeden,. Zolang het verbeteren van de kavelindeling niet gepaard gaat met kultuurtechnische ingrepen zal het op grond van de huidige gegevens minder direkte schade ver­ oorzaken.

9« Aanbevelingen ten aanzien van natuur- en landschapsbescherming

9»1 Inleiding Teneinde te komen tot een herinrichting van het gebied van de 77152 19 ik februari 1977

ruilverkaveling Sauwerd, die gericht is op liet behoud van zoveel mogelijk natuurwetenschappelijke, landschappelijke en landschaps- historische waarden, kunnen een aantal randvoorwaarden worden ge­ formuleerd. In het algemeen kan worden gesteld dat het onderhavige gebied dermate kwetsbaar is dat ten zeerste moet worden betwijfeld of hier kultuurtechnische werken uitgevoerd kunnen worden zonder de essen­ tiële waarden van het gebied aan te tasten. Het behoud van deze essentiële waarden impliceert dat het kreek-rivierdal en de kwelder- oeverwal grotendeels gevrijwaard zullen moeten worden van kuituur- technische ingrepen* Per landschapstype zullen hiervolgend een aantal randvoorwaarden van de zijde van het natuur- en landschapsbehoud geformuleerd worden voor wat de geomorfologische, archeologische en historisch-geografische aspekten van dit landschap betreft. Voor de biologische aspekten wordt verwezen naar het slot van dit hoofdstuk (zie 9»3)° 9.2 Aanbevelingen ten aanzien van abiotische en landschapshistorische aspekten

Het kreek-rivierdal (zie kaart 5) De commissie acht het ongewenst dat binnen het kreek-rivierdal (het Reitdiepdal) egalisatiewerkzaamheden plaatsvinden; bedding en oeverwal hebben een zeer grote geomorfologische waarde welke wordt gemanifesteerd door het reliëf. Ten aanzien van de afgesneden en fossiele meanders is onze commissie van mening dat het ongewenst is dat hier kultuurtechnische ingrepen plaatsvinden. Perceelsgrenzen die teruggaan op oude prielen, meanders en geulen zullen bewaard moeten blijven. Wiet alleen sloten die een meander aangeven maar ook de aan meanders gerelateerde verkaveling dienen te worden bewaard, om zodoende de voor dit gebied belangrijke samenhang der relikten te bewaren. Teneinde de samenhang tussen de natuurlijke omgeving en het menselijk oklmpatiepatroon te handhaven is de commissie voorts van mening dat de dijken in verband met hun historische en visuele waarde 77152 20 *\k februari 1977

behouden moeten blijven» Daar het voormalige buitendijkse gebied een éénheid vormt,, is het gewenst dat binnen dit gebied wordt afge­ zien van kultuurtechnische ingrepen» Onze commissie is ten aanzien van de voormalige kloostervoorwerken van mening dat de begrenzing als perceelsscheiding gehandhaafd disnt te worden en vcorts dat binnen de om­ grenzing van het kloostervoorwerk geen nieuwe inrichtingselementen aangebracht dienen te worden. De binnen het kloostervoorwerk voor­ komende boerderijen dienen beschermd te worden tegen afbraak en toevoeging van binnen dit historische geheel, vreemde elementen, als moderne bedrijfsgebouwen en silo's» Het wordt door onze commissie wenselijk geacht kontakt op te nemen met de Rijksdienst voor Monumenten­ zorg te Zeist teneinde het kloostervoorwerk Schilligeham integraal te behouden» De kwelder-oevervfal (zie kaart 5) Als gevolg van de grote kwetsbaarheid van het gebied tussen Groot-V/etsinge en Adorp is onze commissie van mening dat het uit natuurwetenschappelijk en landschapshistorisch oogpunt ongewenst is binnen het op kaart 5 aangegeven gebied kultuurtechnische ingrepen te doen plaatsvinden» Dit gebied vertegenwoordigt een hoge historisch- geografische en archeologische waarde en bezit veel samenhangen die kwetsbaar zijn» Ten aanzien van de wierden kan gesteld worden dat het uit land­ schapshistorisch oogpunt van belang is dat de samenhang tussen wierde en omgeving niet verstoord wordt, hetgeen inhoudt dat de voet van de wierde (ook als deze is afgegraven) als perceelsscheiding wordt ge­ handhaafd evenals de radiaire verkaveling op en/of om de wierde. Het is ongewenst dat de sloten die het tracé van de oude door- braakgeulen weergeven, verdwijnen door kultuurtechnische ingrepen» Ten aanzien van de regelmatige, kleinschalige verkaveling op de kwelder-oeverwal en de onregelmatige kleinschalige verkaveling in de overgangsgebieden naar het kwelderbekken is onze commissie van mening dat, mits het karakter van deze gebieden niet wordt aangetast, enige, op beperkte schaal uitgevoerde kultuurtechnische werkzaamheden als het dempen van een enkele sloot kunnen plaatsvinden» 77152 21 februari 1977

Aanbevolen wordt de borgplattegronden, die hier en daar in het landschap zichtbaar zijn met hun omlijning en de weg er naar toe te vrijwaren van kultuurtechnische ingrepen. De borg Harssensborg is dermate verweven met het Selwerderdicpje - dat een deel van de gracht vormt - dat het gewenst is de borg met de ten noorden ervan gelegen begrenzende percelen integraal te behouden. Vanwege de samenhang wierde-Selwerderdiepje huldigt onze com­ missie dezelfde mening met betrekking tot de wierde Wierum. Ten aanzien van de wegen kan gesteld worden dat het vanuit kul- tuurlandschappelijk oogpunt van belang is dat de karakteristieke smalle wegen niet verbreed worden noch een tracéwijziging ondergaan. De verbindingsweg tussen de wierden is reeds van karakter veranderd door de verbetering van de provinciale weg Groningen-Winsum. Hier en daar zijn er echter nog afgesneden bochten. De commissie acht het on­ gewenst dat deze afgesneden bochten verdwijnen dan wel dat deze bochten opnieuw geasfalteerd of verbreed worden. De kwelderwal (zie kaart 5) In het noordoosten van het gebied van de ruilverkaveling Sauwerd ligt het in het voorgaande beschreven deel van een kwelderwal met daarop een aantal wierden (zie hoofdstuk 5.3). Landschapshistorische relikten en hun samenhang maken dat dit gebied binnen onze grenzen zeer zeldzaam kan worden genoemd. Onze commissie acht het dan ook ongewenst dat binnen de op kaart 5 aangegeven grenzen kultuurtechnische ingrepen plaatsvinden. Tevens is onze commissie van mening dat Onder- wierum als geheel beschermd zou moeten worden door de monumentenwet, gezien de voortgaande aantasting van dit gebied door bouw en verbouw van woningen. Plet is gewenst om in dit gebied het dempen van sloten te voorkomen. Het kwelderbekken (zie kaart 5) De struktuur van het kwelderbekken wordt voor een groot deel bepaald door de smalle, loodrecht op de kwelderwal staande wegen. Het is volgens onze commissie ongewenst het tracé van deze wegen te wijzigen; enige verbreding zal in dit verband niet op bezwaren te stuiten. 77152 22 1^ februari 1977

Ten aanzien van de maren kan worden gesteld dat het gewenst is., deze als waterloop een funktie in de waterhuishouding van het kwelder- bekkenlandschap te laten houden. Ook de doorgaande sloten hebben als grens tussen de dorpsgebieden, zijlvestenijen en jurisdikties altijd een funktie binnen het landschapstype gehad: er dient dan ook naar gestreefd te worden deze belijningen instant te houden (zie hoofdstuk

De langgerekte percelering bepaalt voor een groot deel mede het karakter van het kwelderbekkenlandschap. Het verdient dan ook de voor­ keur perceelsvex-groting d.m.v. het dempen van dwarssloten na te streven. Kaveldraaiing en vergroting tot blokken acht onze commissie in strijd met de karakteristieken van het landschap. De verhoogde woonplaatsen verdienen dezelfde bescherming als de wierden; de samenhang met hun omgeving dient niet verstoord te worden, hetgeen inhoudt dat de voet van de verhoogde woonplaats als perceels­ scheiding wordt gehandhaafd evenals eventuele verbindingswegen en dijken. Zeer speciaal geldt het bovenstaande voor de zes verhoogde woonplaatsen ten viesten van Zuidwolde, die in eikaars verlengde liggen en waar de verbindende weg en dijk de samenhang van deze zes historisch- geografische elementen weergeven. Er dient hier dan ook af te worden gezien van kultuurtechnische ingrepen die deze samenhang geweld aandoen. De V/olddijk heeft als één der oudste dijken van de provincie Groningen een grote landschapshistorische betekenis. Het is wenselijk deze dijk te behouden, de weg te handhaven als landbouwweg en niet te verbreden, de bermen te handhaven en de bocht bij de Poel uit geo- morfologisch oogpunt te sparen. 9.3 Aanbevelingen ten aanzien van natuurbehoud Uit een oogpunt van natuurbehoud is het gewenst, die onderdelen van het ruilverkavelingsgebied, waarin in biologisch opzicht interes­ sante en waardevolle facetten en elementen aanwezig zijn, te behouden en deze waar dit zinvol en mogelijk is te ontwikkelen. Het ligt hier­ bij voor de hand bij begrenzingen en reservaten en beheersgebieden aan­ sluiting te zoeken bij waardevolle elementen of situaties, die op grond van andere overi^egingen voor behoud in aanmerking komen. 77152 23 14 februari 1977

Op basis van de overigens nog onvolledige inventarisaties komen naar de mening der commissie het Oude Diep en een tweetal grasland­ komplexen in liet zuiden, n«l„ Koningslaagte en Paddepoel, zoals aange­ geven op kaart 5? i*i aanmerking voor behoud en beheer gericht op een ontwikkeling van ter plaatse aanwezige levensgemeenschappen» By het Reitdiepdal(Oude Diep), ook daar waar dit de grens vormt van de zuidelijke graslandgebieden (Paddepoel en Koningslaagte) is doorgaans het aan de eigenlijke bedding of voormalige bedding aan­ palende perceel in het reservaat opgenomen, hetgeen tweeërlei bedoe­ ling heef to In de eerste plaats kan hiermee., althans in het noorden, de in biologisch opzicht interessante overgang van hooggelegen kalk­ arme naar laaggelegen kalkrijke gronden bij een gericht beheer tot ontwikkeling gebracht worden, welk beheer zowel in botanisch als in ornithologisch opzicht perspektieven biedt. In tweede instantie kan hiermee eutrofiëring als gevolg van iiispoeling van voedselrijk (land­ bouw-) v/ater beperkt en mogelijk voorkomen worden. Voor het behoud van de funktie van het graslandgebied tussen Bedum en V/insum als pleisterplaats van grote aantallen vogels ia het noodzakelijk werkzaamheden, die deze funktie nadelig beïnvloeden achterwege te laten., waarbij het in dit verband in het bijzonder van belang is de openheid en de rust van het centrale deel van het gebied ter weerszijden van de Oude-Ae, zoals dit op .kaart 5 globaal is aan­ gegeven te behouden, Boerderijbouw en verdere ontsluiting zijn der­ halve in dit gebied ongewenst, terwijl het overigens van belang is ontwateringswerkzaamheden, zo deze hier overwogen worden, in dit gebied in zijn geheel zoveel mogelijk, te beperken en plaatselijk, n.l. daar waar op basis van nog nader uit te voeren inventarisaties waarde­ volle elementen of terreinonderdelen naar voren komen (zoals thans reeds bekend is van de op kaart 5 aangegeven groeiplaats van het zeld­ zame Haarfonteinkruid in de Westerdijkshornerpolder) geheel achterwege te laten. In verband hiermee is voorshands de begrenzing van het centrale, te sparen gebied ter weerszijden van de Oude Ae open gelaten. 77152 zk februari 1977

Voorts is het uit natuurbeschermingsoogpunt gewenst waardevolle dijkstukken, bermen en wateren te vrijwaren van handelingen, die liun uit natuurbeschermingsoogpunt relevante functies kunnen aantasten en deze objecten zo nodig door een natuurbeschermingsinstantie te doen veiligstellen,,

Namens de Natuurwetenschappelijke Commissie

w„g0 V„ Westhoff w.g. L„ Hacquebord w«g„ L„J„ Draaijer

(Prof=Dr0 V„ Westhoff) (Drs0 L„ Hacquebord) (Drs. L„J„ Draaijer) voorzitter wet<,medewei-ker secretaris NATUURWETENSCHAPPELIJKE COMMISSIE

Afschrift 77152a Aan de Staatssecretaris van Cultuur, Recreatie en Maatschappelijk Werk, Steenvoordelaan 370, RIJSWIJK (Z.Ho) Ruilverkaveling Sauwerd (Gr»)

februari 1977

In aansluiting aan ons schrijven d.d. 1^ februari 1977 nr. 77152, betreffende de ruilverkaveling Sauwerd, berichten wij U, dat naar de mening van onze commissie de volgende, in voornoemd advies opgenomen en op de daarbij behorende kaart 5 ingetekende terreinen voor plaatsing op het aankoopplan van het Ministerie van Cultuur, Recreatie en Maatschappelijk Werk in aanmerking komen. (De nummers van de hierna te noemen terreinen correspon­ deren met de nummers op de advieskaart.) 1. Oude Diep tussen Noorderpomp en Wetsingerzijl met aenpalende percelen. 2. Paddepoel en De Hammen met de daarin voorkomende wierden Wierum Enens. 3» De borg Harssensborg en oprijlaan met het ten noorden ervan lig­ gende perceel. ho Koningslaagte.

Namens de Natuurwetenschappelijke Commissie,

w.g. V. Westhoff w„g. L.J. Draaijer

(Prof.Dr. V. Westhoff) (Drs. L.J. Draaijer) voorzitter secretaris