Index

Parenteel van Constantinus de Monte.

Generatie I

I. Constantinus de Monte heer van bergh, geboren omstreeks 1050, een Armeense prins, overleden (ongeveer 90 jaar oud) in 1140, begraven, trouwde met van Tecklenburg, begraven. Uit dit huwelijk 3 zonen. 1. Rabodo I van den Bergh, overleden tussen 1140 en 1174, volgt II [blz. 3]. 2. Everwinus van den Bergh, begraven. 3. Constantinus van den Bergh, overleden omstreeks 1186, begraven.

Constantinus de Monte. . Toon van Dalen (1) wees in Bergh; Heren, Land en Volk op een oudere naam van Constantinus de Monte, namelijk Constantinus van Melegarde. Deze naam verwijst naar het huidige dorp Malgarten ten noorden van Osnabrück. Hier hadden de graven van Tecklenburg een kasteel, dat aan het eind van de twaalfde eeuw werd omgebouwd tot een klooster. Constantinus, of Constantijn, zou uit de omgeving van Melegarde/Malgarten stammen en zijn naam te danken hebben aan de invloed die de Oost-Romeinse ofwel Byzantijnse cultuur in die tijd had. De eerste Duitse keizers wilden het aanzien van hun rijk - dat bekend stond als het Heilige Roomse Rijk - vergroten door de banden met het Oost-Romeinse Rijk aan te halen. Echter, er zijn maar een paar Constantijnen bekend, die ook nog familie van elkaar zijn. Het lijkt er dus niet op dat de eerste heer van Bergh zijn voornaam te danken had aan het beleid van de eerste Duitse keizers. Als de Byzantijnse cultuur echt invloed gehad zou hebben op de naamgeving in het Heilige Roomse Rijk, dan zouden er veel meer Constantijnen geweest moeten zijn. Dit vooral omdat Constantijn niet zo maar een Byzantijnse naam was. Het was keizer Constantijn de Grote die in 330 de hoofdstad van het (toen nog verenigde) Romeinse Rijk verplaatste van Rome naar Byzantium, waarna deze stad Constantinopel is gaan heten. Sinds 1930 heet de stad Istanboel. John Thoben (2) was aanhanger van de theorie dat niet alleen de naam Constantinus, maar ook de man Constantinus uit het Oosten kwam. Hij was een Armeniër, maar Thoben ging niet verder op dit land van herkomst in. Aangenomen wordt dat dit niet het Armeense stamland in de Kaukasus was - waar de tegenwoordige republiek Armenië ligt - maar Cilicisch Armenië. Deze staat werd omstreeks Constantinus' geboortejaar gesticht door Armeniërs die hun thuisland waren ontvlucht na invallen van de Seltsjoeken. Het land lag aan de Turkse Middellandse zeekust in de landstreek Cilicië, waar de kruisvaarders door trokken op hun weg van Europa naar het Heilige Land. Cilicisch Armenië heeft bestaan tot in de tweede helft van de veertiende eeuw. Maar liefst zes van zijn 24 koningen heetten Constantinus. Als christenen hebben ook de Armeniërs deelgenomen aan de kruistochten. Zo heeft Constantinus, die de titel prins van Gargar droeg, in de jaren 1096-1099 deelgenomen aan de Eerste Kruistocht. Het resultaat hiervan was de stichting in 1099 van het Koninkrijk Jerusalem, een kruisvaarderssstaat die tot 1291 heeft bestaan. Constantinus' zus Arda, prinses van Gargar, was getrouwd met Boudewijn I, de eerste koning van het Koninkrijk Jerusalem.. Naar Melegarde, en Bergh. Een maquette van de burcht zoals Constantinus de Monte die heeft laten bouwen. Na zijn kruistocht is Constantinus met de Duitse kruisvaarder Godschalk van Tecklenburg naar het hierboven genoemde Melegarde/Malgarten gereisd. Het is waarschijnlijk dat hij al voor zijn komst naar Europa een wapen had. Hierover is meer te lezen op de pagina over het wapen van de graven van Bergh. In Melegarde is Constantinus getrouwd met een zus van Godschalk van Tecklenburg. Hun oom van vaderskant was graaf Otto II van Zutphen (overleden in 1113). Melegarde maakte deel uit van de goederen die de graven van Zutphen destijds ten noorden van Osnabrück in leen hadden. Door deze familieband is Constantinus in Zutphen terechtgekomen. Hoe en waarom is niet meer te achterhalen, omdat de zogenaamde Zutphense falsa onduidelijkheid scheppen over de geschiedenis van het graafschap Zutphen in deze periode. Een falsum is in dit verband een opzettelijk vervalste oorkonde. Het doel van de Zutphense falsa was, naar wordt aangenomen, bepaalde erfrechten in het graafschap aan te tonen. Een duidelijke geschiedvervalsing in een van deze falsa is de vermelding van (een) Constantinus in het jaar 1064 – ruim dertig jaar voor de 1

Armeense prins in Melegarde aankwam. Hoe het ook zij, uiteindelijk heeft Constantinus gedeeld in de erfenis van graaf Otto II van Zutphen. Deze bezittingen vormden het begin van het Land van den Bergh. Na aankomst in het Berghse land is Constantinus mogelijkerwijze gaan wonen op een goed dat hij Malgarten noemde. Dit lag aan de tegenwoordige Hassentweg bij Hüthum. In 1459 werd het vermeld als Malegert, in 1668 als Maliers en tegenwoordig heet het Maliarts. Niet veel later heeft Constantinus zich gevestigd op de verlaten burcht Uplade. De heuvel ofwel de berg waarop Uplade lag gaf hem de Latijnse naam "Constantinus de Monte", die zijn nakomelingen vertaalden in het potjeslatijn "De Berga" en het Nederlandse "Van den Bergh". De naam Uplade heeft Constantinus (gesteld dat hem die bekend was) op een niet nader bekende dag veranderd in Montferrand. Die kan verwijzen naar de kruisvaardersburcht Montferrand even ten noorden van de huidige Libanees-Syrische grens. De bouw van deze burcht is pas na 1100 begonnen – dus na de Eerste Kruistocht – wat kan betekenen dat Constantinus op de terugweg uit Jerusalem daar is geweest. De naam Montferrand kan zijn afgeleid van het Latijnse mons ferrandus, woeste berg. Een andere verklaring is dat de naam verwijst naar de Franse stad Clermont-Ferrand, die in 1630 ontstond door samenvoeging van de steden Clairmont (zoals de toenmalige spelling was) en Montferrand. De stad Montferrand is echter pas in 1120 gesticht, zodat een verband met de kruisvaardersburcht Montferrand waarschijnlijker is. Overigens was het in Clermont waar paus Urbanus II in 1095 opriep tot de Eerste Kruistocht. Als eerste heer van Bergh heeft Constantinus niet ver van zijn burcht in de Rijkskarolingische nederzetting Sydeheim een kapel gesticht, de voorloper van de Sint Oswalduskerk. 1 A.G. van Dalen was onderwijzer en een bekend streekhistoricus. Van 1924 tot 1960 was hij verbonden aan de r.k.-jongensschool te Westervoort. Op 13 september 1976 werd hij benoemd tot ereburger van de gemeente Westervoort. De titels van zijn publicaties staan in Old Ni-js nr. 13, blz. 2-3, onder andere Bergh; Heren, Land en Volk. Hij schreef in Old Ni-js ook over Bergh en Emmerik, Uplade, een volksgericht over heksen, de scholtesse van Zeddam en Berghse familienamen. Voor het schrijven van diverse boeken over de historie van de Liemers werd hij in 1970 bekroond met de Turmac-Liemers-prijs. Van Dalen kreeg in 1977 voor zijn werk de Berghse Kei uitgereikt. 2 John Thoben was sinds de oprichting van de Heemkundekring Bergh in 1982 een van de motoren van deze vereniging. Hij was decennia lang bestuurslid, eindredacteur van het lijfblad Old Ni-js en in de begintijd ook enige jaren secretaris. in 2009 eerde de vereniging hem daarom als ere-bestuurslid, iets waar hij terecht zeer trots op was. John was tevens oprichter en voorzitter van de Stichting Genealogie en Geschiedenis tussen Rijn en IJssel. Daarnaast was hij een hartstochtelijk onderzoeker binnen het veld van de geschiedenis van het land van Bergh. In die hoedanigheid heeft hij tal van artikelen en boeken over dit thema geschreven, zoals "Het Kerspel Beek in de Liemers". Ook was hij voorzitter van de gemengde zangvereniging Bergh Opwaerts. Tijdens de lintjesregen van 2002 werd hij benoemd tot Lid in de Orde van Oranje-Nassau. John Thoben werd op 17 september 1922 geboren in Raalte. Hij overleed in Doetinchem op 18 januari 2016 in de leeftijd van 93 jaar.

Everwinus van den Bergh. Everwinus komt, voor zover bekend, slechts één keer in de archieven voor, als hij met zijn broers Rabodo, de tweede heer van Bergh, en Constantinus genoemd wordt in een acte van de aartsbisschop van Keulen uit de periode 1168–1173. Ook de graven van Kleef en van Gelre worden in deze acte genoemd.

Constantinus van den Bergh. Hij was vanaf 1142 maarschalk in dienst van de aartsbisschop van Keulen, een functie die later ook zijn neef Constantinus heeft bekleed. Hij heeft in het leger van keizer Frederik Barbarossa na 1152 deelgenomen aan krijgshandelingen in Italië. Als Constantinus de Monte wordt hij in 1167 genoemd in een document, waarin Barbarossa het Keulse contingent bedankt voor zijn bijdrage aan strijd bij Sienna. Als het jaar van Constantinus' overlijden wordt het jaar 1186 genoemd. Zijn geboortejaar is niet bekend. pagina 2 van 75

Generatie II

II. Rabodo I van den Bergh heer ven Bergh, (zoon van I [blz. 1] ), van ongeveer 1140 tot omstreeks 1170 de tweede heer van Bergh, overleden tussen 1140 en 1174, begraven, 2 zonen. 1. Rabodo II, begraven, volgt III [blz. 3]. 2. Constantinus, begraven.

Rabodo I van den Bergh. Van heer Rabodo I zelf zijn geen archiefstukken bewaard gebleven, maar hij komt wel voor in documenten van anderen. Zijn achternaam is daar afwisselend De Monte, De Berga en De Berge. Rabodo was vermoedelijk getrouwd met een dochter uit het Huis van de heren Gemen, en kwam zo in het bezit van kasteel Raesfeld.

Constantinus van den Bergh. Net als zijn oom Constantinus 'maarschalk' in dienst van de aartsbisschop van Keulen is geweest. Hij komt van 1161 tot 1186 in de archieven voor.

Generatie III

III. Rabodo II van den Bergh heer van Bergh, (zoon van II [blz. 3] ), begraven, 2 zonen. 1. Adam, begraven. 2. Hendrik, begraven, volgt IV [blz. 3].

Rabodo II van den Bergh. Rabodo II komt in de archieven voor van 1165 tot 1179. Omstreeks 1170 is hij zijn vader opgevolgd. Heer Rabodo II was getrouwd met een dochter van Hendrik van Oldenburg. Diens vrouw – de schoonmoeder van Rabodo II – was Salome van Gelre, dochter van Gerard II van Gelre en Ermgard van Zutphen. Net als bij zijn grootvader en mogelijk ook bij zijn vader, behoorden de graven van Zutphen tot de schoonfamilie. Heer Rabodo II was in 1179 waarschijnlijk een van de stichters van het klooster Bethlehem.

Adam van den Bergh. Zij identiteit staat niet geheel vast, maar hij wordt genoemd in een Keulse akte uit de periode 1183–1190. Mogelijk was hij een oudere broer van heer Hendrik, de opvolger van heer Rabodo II. Hoewel ouder dan hendrik is hij ofwel zo kort heer van Bergh geweest dat hij niet in de analen voorkomt, ofwel eerder dan zijn vader overleden. Deze Adam is in elk geval de eerste van een reeks telgen uit het geslacht van de heren en graven van den Bergh met deze voornaam.

Generatie IV

IV. Hendrik van den Bergh heer van Bergh, (zoon van III [blz. 3] ), begraven, een zoon. 1. Adam I, begraven, volgt V [blz. 4].

Hendrik van den Bergh. Heer Hendrik wordt van 1207 tot 1245 in de archieven vermeld. Daarbij is hij de eerste heer van wie een eigen archiefstuk bewaard is gebleven; een charter uit 1227 waarin de bisschop van pagina 3 van 75

Utrecht de opbrengst van de tol van Rhenen aan hem toewijst. Aan een oorkonde uit 1244 in het archief van het klooster Bethlehem hangt heer Hendriks waszegel met een van de oudst bekende afbeeldingen van het wapen van de heren en graven van Bergh. Aangenomen wordt dat het heer Hendrik was die in het begin van de 13e eeuw de Motte Montferland verliet en op de plaats van het huidige Huis Bergh een nieuwe vesting bouwde. Op een eilandje in het moeras dat daar toen lag liet hij een tufstenen toren bouwen, omgeven door een palissade. Een deel van deze toren is tegenwoordig nog te zien in de buitenmuur van de grote zaal. Voor de tufstenen toren werd gebouwd heeft er waarschijnlijk al langere tijd een houten toren op het eilandje gestaan. Heer Hendrik werd ergens tussen 1245 en 1259 opgevolgd door zijn zoon Adam.

Generatie V

V. Adam I van den Bergh van omstreeks 1259 tot omstreeks 1280 de vijfde heer van Bergh, (zoon van IV [blz. 3] ), begraven, een zoon. 1. Frederik I, begraven, volgt VI [blz. 4].

Adam I van den Bergh. Heer Adam wordt in 1228 voor het eerst genoemd. Hij was getrouwd met Imagina, wier achternaam niet bekend is. Kort nadat hij zijn vader rond 1259 opvolgde, liet hij bij zijn versterkte toren een kapel bouwen, die gewijd werd aan sint Georgius en sint Pancratius. Deze kapel bediende niet alleen heer Adam met zijn gezin en zijn gevolg, maar ook de bewoners van de nederzetting die bij de versterkte toren was ontstaan. Deze nederzetting bestond uit hutten ofwel kellen – het begin van de Kellenstraat, de oudste straat van 's-Heerenberg. Het ligt voor de hand dat de meeste kellenbewoners afkomstig waren uit Zeddam aan de voet van de Motte Montferland. De boskapel van Sint Oswaldus aldaar, voor 1140 gesticht door de eerste heer van Bergh Constantinus de Monte, was vanuit de nieuwe nederzetting slecht bereikbaar. Dit zal voor heer Adam een van de redenen zijn geweest de kapel te laten bouwen. Waarschijnlijk verkocht heer Adam in het jaar van zijn aantreden de Rabodinghof aan zijn verre neef Simon van Gemen. Deze hofstede was een eeuw eerder door het huwelijk van heer Adams overgrootvader Rabodo I met een dochter uit het geslacht Van Gemen in het bezit van de heren van Bergh gekomen. Hij werd rond 1280 opgevolgd door zijn zoon Frederik. Of hij meer kinderen had, is niet bekend.

Generatie VI

VI. Frederik I van den Bergh van omstreeks 1280 tot uiterlijk 1293 de zesde heer van Bergh, (zoon van V [blz. 4] ), begraven, trouwde met Hedwig van Oye, overleden in 1293, begraven. Uit dit huwelijk 3 zonen. 1. Adam II, begraven, volgt VII [blz. 5]. 2. Hendrik, begraven. 3. Frederik, begraven.

Hedwig van Oye. Ook voorkomende onder meer als Heilwich van Oyen en Heyllwich de Oye. Anno domini MCCXCIII obiit Heyllwich, domina de Monte et filia de Oye. (In het jaar des Heren 1293 overleed Heyllwich, vrouwe van Bergh en dochter van Oye).

Hendrik van den Bergh. Over zijn leven zijn verder geen gegevens voorhanden.

pagina 4 van 75

Frederik van den Bergh. Over zijn leven zijn verder geen gegevens voorhanden.

Generatie VII

VII. Adam II van den Bergh wordt in 1301 voor het eerst genoemd als heer van Bergh, (zoon van VI [blz. 4] ), begraven, trouwde met Hedwig van Randerode, overleden op dinsdag 3 november 1305, begraven. Uit dit huwelijk 4 kinderen. 1. Frederik II, begraven, volgt VIII [blz. 6]. 2. Ermgard, Abdis van het Stift Elten, overleden te Elten [Nordrhein-Westfalen, Duitsland] op donderdag 25 juli 1365, begraven. 3. Mechteld, begraven, trouwde met Evert van Heeckeren Tot Ulft, begraven. Uit dit huwelijk geen kinderen. 4. Gijsbert, begraven.

Adam II van den Bergh. Hij was de opvolger van zijn vader Frederik I van den Bergh, die voor 1293 al was overleden. Waarschijnlijk is zijn moeder Hedwig van Oye enige tijd regentes geweest.

Hedwig van Randerode. Haar naam komt ook voor als onder meer Hedwig van Randenrath en Heylwych de Randenraede. Anno domini MCCCV obiit Heylwich de Randenraede, vrouwe ten Berghe, ipso die Huberti. (In het jaar des Heren 1305 overleed Heylwich de Randenraede, vrouwe van Bergh, op de naamdag van Sint Hubertus.). Het was destijds gebruikelijk een datum aan te duiden volgens de heiligenkalender. Hedwigs sterfdag 3 november is de naamdag van Sint Hubertus.

Ermgard van den Bergh. Abdis van het Stift Elten. Ermgard van den Bergh was een dochter van Adam II van den Bergh en Hedwig van Randerode. Zij werd op 4 juni 1334 gekozen tot abdis van het Stift Elten als opvolgster van Mabelia van Batenborch. Zij was na Ermgard I en Ermgard II de derde abdis die Ermgard heette. Kort na haar verkiezing tot abdis werd een kostbaar pectoraal gemaakt, die nu wordt bewaard in de schatkamer van de Sint Martinuskerk in Emmerik. Een pectoraal is een borstkruis (crux pectoralis in het Latijn) dat kardinalen, bisschoppen en andere hoge geestelijken aan een ketting om de nek dragen. Ermgard gebruikte haar pectoraal echter als gesp aan haar koormantel. Het midden van het kruis toont Sint Vitus met een leeuw. Hij was de patroonheilige van het Stift Elten. Op de rechterarm (zoals de draagster het zag) is het wapen van haar vader afgebeeld, op de linkerarm dat van haar moeder. Dezelfde twee wapens waren ooit ook te zien op een verloren gegaan glasvenster in de kerk van Hoog-Elten. Het Stift is soeverein. Het Historisches Archiv der Stadt Köln bewaart een oorkonde van abdis Ermgard, die zij schreef op 21 januari 1357. Hierin wijst zij hertog Reinoud III van Gelre op het feit dat haar gebied een leen is van de Roomse (Duitse) keizer en volstrekt onafhankelijk is van Gelre. Het stift, in 967 gesticht door Wichman IV van Hamaland, was op 14 december 973 door keizer Otto II verheven tot rijksstift. Dit hield in dat de abdis als wereldlijk heerseres aan geen enkele leenheer dan de keizer verantwoording verschuldigd was. Weliswaar beheerde de hertog van Gelre als voogd van het stift de bezittingen van het stift, maar dat gaf hem geen invloed op het bestuur. Toen hij dat toch probeerde te krijgen, schreef abdis Ermgard onderstaande tekst, die zij een open brief noemde. De directe aanleiding was wellicht een conflict over de woonplaats van de drie mannen die in de eerste zin genoemd worden. Daarna volgt haar verklaring over de onafhankelijkheid van het stift, die door haar oom Willem, regerend heer van Bergh en Johan van Strowic, rechter van de graaf van Kleef in Emmerik, bevestigd wordt. Aan de brief zijn drie zegels van groene was bevestigd; dat

pagina 5 van 75

van abdis Ermgard, van heer Willem en van rechter Van Strowic. In 1338 verkocht abdis Ermgard Borghees, dat tot het territorium van het stift behoorde, aan de familie Bruechese. Van deze transactie is geen akte gevonden, maar daaraan heeft Ermgard waarschijnlijk haar zegel bevestigd. Haar zegel is wel gevonden aan een akte uit 1340, die de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde in Leiden bewaart. De akte bevat een lange en omslachtige tekst die begint met: Wy ERMEGART bi der Gaeds ghenade Adbisse der werliker kirken van Elten. waarna zij vastlegde dat ene Bernt Riperbant syn goet dat gheleghen is to Redebroke verkocht heeft aan Henric Moliart, priester te Emmerik, en Henric Mispelen uit Elten. Zij sloot de akte af met: op dat deze dinc vast en stede sin so heb wi onsen seghel an desen brief ghehangen. Ghegheuen jnt jaer ons heren, dusent driehondert ende viertich des dinsdaghes na sinte Servaes dach. Haar zegel toont (net als het pectoraal) het wapen van het wapen de heren van Bergh. In de rand staat Sigillum Secretum, persoonlijk zegel. De Redebroke is een dal aan de noordkant van de Eltenberg die in het oosten aansluit op de Hulzenberg. De moderne spelling is Rietbroek, wat ook de naam is van de Duitse weg door dit dal, die na de grens overgaat in de Eltenseweg in Stokkum. Haar overlijden. Abdis Ermgard overleed op 25 juli 1365 in het stift en werd opgevolgd door Elza van Holzate. Het Necrologium van Elten vermeldt haar sterfdatum als VIII Kal. Aug. milles CCC LXV. Zowel de inschrijving van haar overlijden als die van haar gedachtenis op 4 november vermeldt het goed Redebroek: o[biit] Yrmgardis de monte Abb[atiss]a h[uius] Eccl[essie]. ad mem[oriam] eiusd[em] d[e] b[onis] in boeckh[olt] j marc[a] d[e] bo[nis] redebr[oke] xviii s. Stierf Ermgard van den Bergh abdis van deze kerk. te harer gedachtenis 1 mark van het goed in Bocholt en 18 s(tuivers?) van het goed Redebroek. Zij werd herdacht op 4 november (II Nona Nov.): m[emoria] D[omi]ne Yrmgardis Abb[attiss]e de bo[nis] in redebr[oke] j m[a]rc[a]. gedachtenis van vrouwe Ermgard abdis. Van het goed in Redebroek 1 mark.

Mechteld van den Bergh. Haar geboorte- en overlijdensjaar zijn niet bekend. Haar voornaam komt ook voor als Mathilde, Machteld en Mechteld. Na het overlijden van haar broer Frederik II van den Bergh in 1331 werd haar man voogd over diens minderjarige kinderen.

Gijsbert van den Bergh. Gijsbert wordt vermeld als de jongste zoon van Adam II van den Bergh en Hedwig van Randerode, maar of hij dat daadwerkelijk was, staat niet vast. Gijsbert was wel een Van den Bergh. Dit blijkt uit de vermelding van zijn overlijden in een lijst in een aldt boecksken uit de tweede helft van de 15e eeuw. De lijst begint met de bede In nomine Patris et Filii et Spiritus Sancti, amen. Hierna volgt onder het jaar 1343 de vermelding van het overlijden. Anno domini MCCCXLIII obiit Gysbertus de Monte. (In het jaar des Heren 1343 overleed Gijsbertus van den Bergh.). De vermelding is, in vergelijking met de andere informatie in het boecksken, zeer summier. De dag van overlijden wordt niet genoemd en ook zijn titel ontbreekt. Hij was met zekerheid volwassen, want zijn vader overleed al in 1312. Wellicht was hij een buitenechtelijke zoon.

Generatie VIII

VIII. Frederik II van den Bergh was van 1312 tot zijn dood in 1331 de achtste heer van Bergh, (zoon van VII [blz. 5] ), begraven, trouwde omstreeks 1350 met Elisabeth van Millen, overleden op dinsdag 29 april 1355, begraven. Uit dit huwelijk 3 kinderen. 1. Justina, begraven, trouwde met Johan van Zuylen tot Anholt, begraven. Uit

pagina 6 van 75

dit huwelijk zijn geen kinderen bekend. 2. Frederik, begraven. 3. Willem I, overleden op woensdag 14 november 1387, volgt IX [blz. 8].

Frederik II van den Bergh. Heer van Etten en Gendringen. In 1341 beleende de aartsbisschop van Keulen, Walram van Gulik (1332-1349), heer Frederiks zoon Adam met de hoge en lage jurisdictie in Etten en Gendringen, het collatierecht en de tienden van de kerk van Gendringen, de gruit en de munt aldaar, enige vazallen van de kerk van Keulen wonende tussen Kleef en Xanten, en de tienden in Hanselaer. De leenbrief vermeldt dat heer Frederik ook al met deze rechten beleend is geweest. Hoewel oudere leenbrieven dan die van aartsbisschop Walram niet bewaard zijn gebleven, kan geconcludeerd worden dat heer Frederik al heer van Etten en Gendringen was. De rechten van Etten had hij óf zijn vader heer Adam II in het begin van de 14e eeuw gekocht van ene heer Stephanus van Hese. Met de belening van 1341 voegde aartsbisschop Walram de heerlijkheden Etten en Gendringen juridisch samen tot één geheel. Op 7 november 1346, toen Frederiks zoon Adam als heer van Bergh was, gaf aartsbisschop Walram toestemming de gruit en de munt over te brengen naar 's-Heerenberg. Op 11 november bevestigde Adam dat hij deze rechten in 's-Heerenberg zou uitoefenen gelijk zijn vader Frederik had gedaan. Deze woorden duiden erop dat heer Frederik beide rechten al voor zijn dood in 1331 in 's-Heerenberg had uitgeoefend. De toestemming van aartsbisschop Walram in 1346 lijkt dus eerder de bevestiging van een bestaande situatie dan een nieuw besluit. Het is dan ook onwaarschijnlijk dat in Gendringen ooit Berghse munten geslagen. Bergh soeverein. In 1319 ontving heer Fredrik van de graaf van Gelre de verklaring dat Gelre nooit het recht had gehad in Bergh belasting te heffen en ook nooit zou trachten dat recht uit te oefenen. Deze verklaring is eeuwenlang door de heren en daarna de graven van Bergh gebruikt om tegenover Gelre te bewijzen dat het Land van den Bergh soeverein is. Zijn overlijden. Heer Frederik overleed op 20 juni 1331 in Kirchhellen (Kerkhellen) bij Recklinghausen. Er zijn twee bronnen bekend waarin zijn dood, net als die van zijn vrouw, wordt vermeld: in het aldt boecksken, dat wordt bewaard in het archief van Huis Bergh, en in het Necrologium van Elten, dat deel uitmaakt van de kunstverzameling van Huis Bergh. Het aldt boecksken. Het aldt boecksken is een 15e-eeuws afschrift van een verloren gegaan register met een lijst van overleden heren van Bergh en hun familieleden. De lijst begint met de bede In nomine Patris et Filii et Spiritus Sancti, amen. Hierna volgt als vierde, in een mengsel van Middelnederlands en Latijn, de vermelding van Frederiks overlijden. Als jaar van overlijden staat er 1321 in plaats van 1331: Anno domini MCCCXXI bleeff doet her Frederik, heer ten Berghe, toe Kerckhelle, ipso die Rufinae martiris, prima die ante Albani martiris. Frederiks sterfdag 20 juni was (toen) de naamdag van de martelares Rufina, een dag voor de naamdag van de heilige Albanus van Mainz. Het Necrologium van Elten. De vermelding in het Necrologium van Elten is bijzonder, omdat dit dodenboek slechts zeven telgen uit het geslacht Van den Bergh vermeldt. Naast heer Frederik II en zijn vrouw, zijn dit zijn zus Ermgard, zijn zoon Willem en verder Aleydis, Frederik en Heilwich van den Bergh, vermoedelijk alle drie buitenechtelijke kinderen van zoon Willem. Ermgard was van 1334 tot 1365 abdis van het Stift Elten en daarmee waarschijnlijk de reden dat heer Frederik en de andere vijf Van den Berghs in het dodenboek vermeld staan. Frederik overleed weliswaar drie jaar voor zijn zus abdis werd, maar zij kan toen al als kanunnikes ingetreden zijn. Frederiks vrouw overleed in 1355, tijdens de regering van haar schoonzus Ermgard. Heer Frederik staat vermeldt op XV Kal Jul. (17 juni), drie dagen eerder dan de datum in het aldt boecksken. Wellicht is 17 juni de dag waarop hij in Kirchhellen overleed en 20 juni de dag waarop hij werd begraven (in 's-Heerenberg of in het Stift Elten?). De tekst luidt: o[biit] D[omi]n[u]s Fredericus D[omi]n[u]s de monte nobilis q[ui] cont[ulit] ann[uatim] de x marcis in aeswen, campanis ut uni pers[one] j marc[a]. stierf heer Frederik edele heer van Bergh die jaarlijks tien mark aan Azewijn gaf, klokken (luiden) pagina 7 van 75

voor een persoon 1 mark. Voor heer Frederik werden in het Stift Elten blijkbaar geen herdenkingsmissen opgedragen, maar werd hij tegen betaling van 1 mark overluid. Er staat niet bij hoelang, wanneer en hoe vaak de kerkklokken voor hem geluid werden. Voogdij over zijn kinderen. Heer Frederiks kinderen waren bij zijn overlijden nog minderjarig. Hun oom Evert van Heeckeren tot Ulft, echtgenoot van hun vaders zus Mechteld, werd toen als hun voogd aangesteld.

Elisabeth van Millen. Na het overlijden van haar vader in 1328 kwam de heerlijkheid Grebben in Berghs bezit. Er zijn twee bronnen bekend waarin haar dood, net als die van haar man, wordt vermeld: in het aldt boecksken, dat wordt bewaard in het archief van Huis Bergh, en in het Necrologium van Elten, dat deel uitmaakt van de kunstverzameling van Huis Bergh. Het aldt boecksken is een 15e-eeuws afschrift van een verloren gegaan register met een lijst van overleden heren van Bergh en hun familieleden. De lijst begint met de bede In nomine Patris et Filii et Spiritus Sancti, amen. Hierna volgt onder het jaar 1355 Elisabeths overlijden: Anno domini MCCCLV obiit Elyzabeth, domina de Monte et de Grebben, que erat nata de Mille, ipso die Petri martiris, que est prima dies post Vitalis martiris. In het jaar des Heren 1355 overleed Elisabeth, vrouwe van Bergh en Grebben, geboren Van Millen, op de naamdag van de martelaar Petrus, dat is de eerste dag na de martelaar Vitalis. Het was destijds gebruikelijk een datum aan te duiden volgens de heiligenkalender. Elisabeths sterfdag 29 april is de naamdag van de martelaar Petrus van Verona; 28 april is de naamdag van de martelaar Vitalis van Ravenna. Toen Elisabeth overleed, was haar schoonzuster Ermgard abdis van het Stift Elten. Dit is waarschijnlijk de reden dat zij in het Necrologium van Elten ingeschreven staat. Zij wordt vermeldt op IIII Kal Mai. (29 april). De tekst luidt: o[biit] Elizabeth d[omi]na de monte q[uae] dedit de x marcis in aeswen j marc[a]. overleed Elizabeth vrouw van Bergh die tien mark gaf in Azewijn 1 mark. Zij gaf blijkbaar (jaarlijks?) tien mark aan Azewijn. Op haar sterfdag werd ze in de kerk van het Stift Elten herdacht. Voor de misintentie moest 1 mark betaald worden.

Frederik van den Bergh. In 1357 ontving hij van zijn broer Willem de heerlijkheid Grebben. Hij was getrouwd met Elisabeth van Zuylen tot Anholt, maar stierf op 14 mei 1381 kinderloos. Grebben ging zodoende terug naar zijn broer Willem. Frederiks overlijden wordt vermeld in een lijst in een aldt boecksken uit de tweede helft van de 15e eeuw. De lijst begint met de bede In nomine Patris et Filii et Spiritus Sancti, amen. Hierna volgt onder het jaar 1381 de vermelding van zijn overlijden: Anno domini MCCCLXXXI obiit Fredericus de Monte, nobilis dominus de Monte, ipso die Victoris martiris, que est prima dies post Servacii martitis. (In het jaar des Heren 1381 overleed Frederik van den Bergh, edele heer van Bergh, op de naamdag van de martelaar Victor, dat is de eerste dag na de martelaar Servaas.). Het was destijds gebruikelijk een datum aan te duiden volgens de heiligenkalender. Frederiks sterfdag 14 mei is de naamdag van zowel de heilige Victor van Egypte als de heilige Victor van Milaan. 13 mei is de naamdag van Sint Servaas van Maastricht.

Generatie IX

IX. Willem I van den Bergh als opvolger van zijn broer Adam was hij van 1354 tot zijn dood in 1387 de tiende heer van Bergh, van Bylandt, (zoon van VIII [blz. 6] ), overleden op woensdag 14 november 1387, begraven, trouwde in 1348 met Sophia van Bylandt, begraven. Uit dit huwelijk 2 kinderen. 1. Elisabeth, begraven, trouwde in 1365 met Johan van Lynden, begraven. Uit

pagina 8 van 75

dit huwelijk zijn geen kinderen bekend. 2. Frederik III van de Bergh, overleden op donderdag 3 oktober 1416, volgt X [blz. 10].

Willem I van den Bergh. B>Enkele daden. In 1370 liet heer Willem in Azewijn een kapel bouwen gewijd aan Sint Antonius-Abt, bijgenaamd Antonius van het varken. Op 15 juni 1376, op de feestdag van Sint Vitus verleende hij 's-Heerenberg het recht om op dijken en wegen tol te heffen, tot een maximum van 2 brabantsch per wagen en 1 per kar, en met vrijstelling daarvan voor zijn dienaren. Met brabantsch wordt de Brabantse versie van een muntsoort bedoeld, mogelijk de Brabantse mark. Op 8 september 1379 volgden de stadsrechten. Aldus vierde 's-Heerenberg in 1979 op grootse wijze dat het 600 jaar stad was. Heer Willem gaf de stad het recht, schepenen aan te stellen met rechtsmacht in civiele zaken, en keurrecht, behalve over zijn dienaren, munters, gruiters, Joden en Lombarden, en met appèl op de heer, onder uitdrukkelijk voorbehoud van klokslag en bederecht. Zijn overlijden. Heer Willem overleed op 14 november 1387. Er zijn twee bronnen bekend waarin zijn dood wordt vermeld: in het aldt boecksken, dat wordt bewaard in het archief van Huis Bergh, en in het Necrologium van Elten, dat deel uitmaakt van de kunstverzameling van Huis Bergh. Het aldt boecksken. Het aldt boecksken is een 15e-eeuws afschrift van een verloren gegaan register met een lijst van overleden heren van Bergh en hun familieleden. De lijst begint met de bede In nomine Patris et Filii et Spiritus Sancti, amen. Hierna volgt onder het jaar 1387 de vermelding van zijn overlijden: Anno domini MCCCLXXXVII quinta feria post Martini, post solis occasum, obiit Wilhelmus, dominus de Monte et de Bylandt, cuius (anima) requiescat in pace. In het jaar des Heren 1387 vijf dagen na Martinus, na zonsondergang, overleed Wilhelmus, heer van Bergh en Bylandt, zijn (ziel) rust in vrede. Het was destijds gebruikelijk een datum aan te duiden volgens de heiligenkalender. De naamdag van Sint Martinus (Sint Maarten), 11 november, zou vijf dagen voor Willems overlijden zijn geweest. Als hij op 14 november is gestorven, klopt deze verwijzing niet, of hij is op 16 november overleden. Het Necrologium van Elten. De vermelding in het Necrologium van Elten is bijzonder, omdat dit dodenboek slechts zeven telgen uit het geslacht Van den Bergh vermeldt; alle naaste familieleden. Naast heer Willem I zijn dit zijn ouders, zijn tante Ermgard, en zijn onwettige kinderen Frederik, Heilwichen Aleydis. Zijn tante Ermgard was van 1334 tot 1365 abdis van het Stift Elten en daarmee waarschijnlijk de reden dat heer Willem en de andere vijf Van den Berghs in het dodenboek vermeld staan. Willem wordt twee keer vermeld. De eerste keer is op IIII Id Mai (12 mei), de feestdag van Sint Pancratius (de patroonheilige van de kapel die zijn voorvader Adam I van den Bergh had laten bouwen). Hij wordt genoemd als ridder van een eiland in de Rijn, dat zich uitstrekt tot de erfenis Bylandt en ligt "op ten dunen" in het gebied van de abdij Elten: Festum die pancracii ex parte D[omin]i Wilhelmi de monte militis de insula trans. renum et pertinet ad hereditatem Bylant et jacet op ten dunen in dominio abbatie altinensis j marc[a]. Hij werd herdacht op XIIII Kal Dec. (18 november), waarbij weer het eiland "op den dunen" wordt genoemd: m[emoria] D[omi]n[u]s Wilhelmi de monte militis de insula op den dunen j m[a]rc[a].

Elisabeth van den Bergh. Zij kreeg als bruidsschat de heerlijkheid Millingen.

Willem I van den Bergh als opvolger van zijn broer Adam was hij van 1354 tot zijn dood in 1387 de tiende heer van Bergh, van Bylandt, 3 kinderen. 1. Aleydis, geboren buitenechtelijk, begraven. 2. Frederik, geboren buitenechtelijk, begraven. 3. Heilwich, geboren buitenechtelijk, begraven. pagina 9 van 75

Aleydis van den Bergh. Aleydis was waarschijnlijk een buitenechtelijke dochter van Willem I van den Bergh. De enige historische bron die haar noemt is het Necrologium van Elten, dat haar overlijden vermeldt op II Non. Jan. (4 januari), maar zonder jaar. De tekst luidt kortweg: O[biit] Aleydis de monte Can[onica] huius Ecclesie. Overleed Aleydis van den Bergh kanunnikes van deze kerk. Aleydis was dus kanunnikes ofwel stiftdame in het Stift Elten. Verder is er niets over haar bekend, maar in het Necrologium staan nog zes nauwverwante telgen uit het geslacht de heren van Bergh, onder wie twee andere buitenechtelijke kinderen van Willem I van den Bergh, Frederik en Heilwich, en Aleydis' grootouders Frederik II van den Bergh en Elisabeth van Millen. Hun nauwe familieband rechtvaardigt bovengenoemde veronderstelling dat ook Aleydis een buitenechtelijke dochter van Willem I van den Bergh was. Tot slot vermeldt het Necrologium Ermgard van den Bergh, die van 1334 tot 1365 abdis was van het Stift Elten. Zij is waarschijnlijk de reden dat zes van haar naaste familieleden ook in het dodenboek staan. Over Aleydis van den Bergh is zoals gezegd niets naders bekend. De boeken Verslag over het oud grafelijk-Berghse archief te 's-Heerenberg van R.W. Tadama uit 1846 en Het archief van het Huis Bergh van A.P. van Schilfgaarde uit 1932 geven beide een uitgebreide stamboom van het geslacht Van den Bergh. Aleydis wordt echter in geen van beide genoemd, evenmin als spellingsvarianten als Aleida en Adelheid. Ook in het archief van Huis Bergh komt zij niet voor. Als vrouw kan zij al gauw over het hoofd zijn gezien.

Generatie X

X. Frederik III van de Bergh (van den Bergh) was van 1387 tot zijn dood in 1416 de laatste heer van Bergh uit het Huis de Monte, (zoon van IX [blz. 8] ), overleden op donderdag 3 oktober 1416, begraven, trouwde omstreeks 1370 met Katharina van Buren, overleden op zaterdag 19 mei 1410, begraven. Uit dit huwelijk een dochter. 1. Sophia van der Bergh, geboren omstreeks 1370, overleden (ongeveer 42 jaar oud) op woensdag 27 mei 1412, volgt XI [blz. 11].

Frederik III van de Bergh. In 1388 kreeg hij van de bisschop van de heerlijkheid Didam in leen, maar zonder het kasteel. Dit was het bezit van de graven van Meurs, die het in 1456 verkochten aan heer Frederiks kleinzoon en opvolger Willem II van den Bergh. In 1399 liet hij in 's-Heerenberg een kerk bouwen ter vervanging van de kapel die zijn voorvader Adam I van den Bergh daar rond 1260 had gebouwd. De bisschop van Utrecht verhief deze kerk tot parochiekerk, waarmee de stad 's-Heerenberg als eigen parochie werd afgescheiden van de parochie Zeddam. Tot 1853 omvatte de parochie alleen de stad binnen de grachten. In 1399 liet hij in 's-Heerenberg een kerk bouwen ter vervanging van de kapel die zijn voorvader Adam I van den Bergh daar rond 1260 had gebouwd. De bisschop van Utrecht verhief deze kerk tot parochiekerk, waarmee de stad 's-Heerenberg als eigen parochie werd afgescheiden van de parochie Zeddam. Tot 1853 omvatte de parochie alleen de stad binnen de grachten. Zijn dochter Sophia trouwde omstreeks 1395 met Otto van der Leck, heer van Hedel en Almsteen. Zij overleed al op 27 mei 1412, toen haar vader Frederik nog leefde. Sophia en haar man Otto zijn dus nooit vrouwe en heer van Bergh geweest. Toen heer Frederik op 3 oktober 1416 als laatste in de mannelijke lijn van zijn geslacht overleed, werd hij direct opgevolgd door zijn kleinzoon Willem, die hierboven al vermeld wordt. Deze ruilde in 1441 zijn vaders achternaam Van der Leck in voor die van zijn moeder, Van den Bergh. In zijn tijd werd het Wapenboek Gelre samengesteld. Tussen vele honderden andere wapens toont dit boek zijn wapen met daarboven een helm, zoals op de afbeelding hiernaast te zien is. De helm is bedekt met een loshangende doek en een helmkroon. Uit de helmkroon steekt het eigenlijke helmteken, een baniervlucht. Dit is een versiering aan weerskanten van de helm die bestaat uit langgerekte, rechthoekige vleugels. Als de heer van Bergh in vol ornaat uitreed, droeg hij een helm

pagina 10 van 75

die op deze manier versierd was. Behalve aan zijn wapenschild was hij dan ook te herkennen aan zijn helmteken. Frederiks overlijden op 3 oktober 1416 wordt, net als dat van zijn vrouw, dochter, schoonzoon en kleinzoon vermeld in een lijst in een aldt boecksken uit de tweede helft van de 15e eeuw. De lijst begint met de bede In nomine Patris et Filii et Spiritus Sancti, amen. Hierna volgt onder het jaar 1416 zijn overlijden: Anno domini MCCCCXVI ipso die beatorum Ewaldorum, et erat in die Sabbati, obiit dominus Fredericus, miles, dominus de Monte et de Bylandt, circa horam secundam post meridiem, cuius anima requiescat in pace. (In het jaar des Heren 1416 op de heilige dag van Ewald, en het was een zaterdag, overleed heer Frederik, ridder, heer van Bergh en Bylandt, rond twee uur na de middag, zijn ziel rust in vrede.). Het was destijds gebruikelijk een datum aan te duiden volgens de heiligenkalender. Frederiks sterfdag 3 oktober is de naamdag van Ewald de Witte en Ewald de Zwarte, twee Engelse missionarissen uit de zevende eeuw die nu de patroonheiligen van Westfalen zijn.

Katharina van Buren. Haar overlijden wordt, net als dat van haar man, dochter, schoonzoon en kleinzoon vermeld in een lijst in een aldt boecksken uit de tweede helft van de 15e eeuw. De lijst begint met de bede In nomine Patris et Filii et Spiritus Sancti, amen. Hierna volgt onder het jaar 1410 haar overlijden: Anno domini MCCCCX obiit Katharina, de Bueren filia, domina de Monte et de Bylandt, ipso die Potentianae martiris, cuius anima requiescat in pace. (In het jaar des Heren 1410 overleed Katharina, dochter Van Buren, vrouwe van Bergh en Bylandt, op de naamdag van de martelares Potentiana, haar ziel rust in vrede.). Het was destijds gebruikelijk een datum aan te duiden volgens de heiligenkalender. Katharina's sterfdag 19 mei is de naamdag van de heilige Potentiana (ook bekend als Pudentiana). Van Schilfgaarde merkt op dat in het oorspronkelijke handschrift staat Pontiani martiris ofwel martelaar Pontianus (van Spoleto). Zijn naamdag waren echter 14 en 19 januari, terwijl Katharina op 19 mei is gestorven, de naamdag van Potentiana. In het oorspronkelijke handschrift is waarschijnlijk Potentianae bedoeld in plaats van Pontiani. Adam II van den Bergh overleed op 14 januari (in 1312), wat wel een naamdag van de heilige Pontianus was.

Generatie XI

XI. Sophia van der Bergh (van den Bergh), (dochter van X [blz. 10] ), geboren omstreeks 1370, overleden (ongeveer 42 jaar oud) op woensdag 27 mei 1412, begraven, trouwde (beiden ongeveer 25 jaar oud) omstreeks 1395 met Otto van der Leck heer van Hedel en Almsteen, ridder 1396. Hij was vanaf 1392 ambtman in Kleve heer van Hedel en Almsteen, was de stamvader van de graven van Bergh uit het Huis Van der Leck, zoon van Jan II van Polanen en Margaretha van der Lippe, geboren in 1370, overleden (ongeveer 58 jaar oud) op maandag 20 oktober 1428, begraven in de kerk van 's Heerenberg. Uit dit huwelijk een zoon. 1. Willem II, geboren te Aspel [Nordrhein-Westfalen, Duitsland] op woensdag 22 februari 1404, overleden (61 jaar oud) te 's-Heerenberg op zaterdag 25 november 1465, volgt XII [blz. 12].

Sophia van der Bergh. Sophia overleed op 27 mei 1412, slechts twee jaar na haar moeder. Haar tante Heilwich werd pleegmoeder van haar zoon Willem, die toen pas acht jaar oud was. Haar overlijden wordt, net als dat van haar man, haar beide ouders en haar zoon vermeld in een lijst in een aldt boecksken uit de tweede helft van de 15e eeuw. De lijst begint met de bede In nomine Patris et Filii et Spiritus Sancti, amen. Hierna volgt onder het jaar 1412 haar overlijden: Anno domini MCCCCXII die Bede presbiteri obiit Sophia, filia nata de Monte et domina de Monte, de Hedell et de Bylandt, uxor venerabilis et sine macula militis Ottonis de Lecka, et fuit filia domini Frederici de Monte.

pagina 11 van 75

(In het jaar des Heren 1412 op de naamdag van de priester Beda overleed Sophia, dochter geboren Van den Bergh en vrouwe van Bergh, van Hedel en van Bylandt, vrouw van de eerbiedwaardige ridder zonder blaam Otto van der Leck, dochter van heer Frederik van den Bergh.). Het was destijds gebruikelijk een datum aan te duiden volgens de heiligenkalender. Sophia's sterfdag 27 mei was de naamdag van Beda de Eerbiedwaardige, een Engelse priester uit de achtste eeuw.

Generatie XII

XII. Willem II van der Leck "de Vreedzame", (zoon van XI [blz. 11] ), geboren te Aspel [Nordrhein-Westfalen, Duitsland] op woensdag 22 februari 1404, heer van den Bergh, Bylandt en Hedel, wijzigt naam in van den Bergh, overleden (61 jaar oud) te 's-Heerenberg op zaterdag 25 november 1465, begraven, trouwde (respectievelijk 25 en ongeveer 9 jaar oud) op dinsdag 10 november 1429 met Luitgard van Bentheim vrouwe van Steinfurt, dochter van Everwijn I van Bentheim en Machtelt van Steinfurt, geboren in 1420, overleden (ongeveer 25 jaar oud) op woensdag 21 mei 1445, begraven. Uit dit huwelijk 6 kinderen. 1. Sophia van den Bergh, begraven. 2. Mechtildis van den Bergh, geboren omstreeks 1440, overleden (minstens 68 jaar oud) tussen 1508 en woensdag 24 juli 1512, begraven waarschijnlijk te Linge, trouwde (ongeveer 19 jaar oud) op vrijdag 4 februari 1459 met Nicolaas III van Tecklenburg, van 1450 tot zijn dood in 1508 graaf van Tecklenburg, begraven. Uit dit huwelijk zijn geen kinderen bekend. 3. Oswald I van den Bergh, geboren te Bergh op maandag 28 februari 1442, overleden (ongeveer 63 jaar oud) aldaar in 1506, volgt XIIIa [blz. 15]. 4. Ludolf van den Bergh, geboren in 1444, overleden (ongeveer 55 jaar oud) te Hedel in 1499, begraven. 5. Adam van den Bergh, geboren op dinsdag 6 mei 1445, overleden (57 jaar oud) te Hedel op zaterdag 20 december 1502, volgt XIIIb [blz. 19]. 6. Oda van den Bergh, overleden kort voor zaterdag 22 februari 1502, begraven.

Willem II van der Leck "de Vreedzame". Op 3 oktober 1416 volgde hij zijn moeders vader op als heer van den Bergh. In 1424 werd hij raadsheer van Arnold van Gelre (1410-1473). In 1428 verkreeg hij Hedel van zijn vader, vervolgens verwierf hij in 1430 Millingen en in 1434 werd hij (voorwaardelijk) bezitter van slot Duurstede en verbeider van Wijk en Abcoude (verloren in 1444). In 1436 sloot hij een verbond met de hertog van Gelre 1436. In 1440 kocht hij Loil en in 1441 volgde hij zijn vader op. Nadien pandde hij de tol bij Emmerik in 1444 en kocht in 1451 1/4 van het Breedenbroek bij Gendringen. Het slot te Didam verwierf hij in 1456 en in 1461 de goederen van de heer van Wisch onder Borghees. Op 30 maart 1447 laat Willem II van den Bergh in een oorkonde vastleggen, dat hertog Johan I van Kleef aan hem het kerspel (parochie) Beek voor 5.500 Rijnse guldens heeft verpand; dit omdat de hertog veel geld nodig had voor het voeren van een oorlog, de Soester Fehde, met de bisschop van Keulen. Zijn bezittingen. Bij zijn aantreden in 1416 erfde Willem ook de heerlijkheden Didam, Bylandt en Pannerden. Door de vele andere goederen die hij nog erfde of kocht, stond hij bekend als Willem de Rijke. Naar verluidt was hij vreedzaam van aard, zodat hij ook wel Willem de Vreedzamewerd genoemd. Een aanwinst met blijvende gevolgen voor Bergh was het kerspel Beek, dat hij in 1447 van hertog Adolf I van Kleef in onderpand kreeg. Hertog Adolf had geld nodig voor zijn oorlog tegen de bisschop van Keulen en leende daarom 5.500 Rijnse guldens van heer Willem. De lening is nooit afgelost, zodat Beek tot op de dag van vandaag Berghs is. Beek verbond de Kleefse enclave Wehl via Babberich met een groot deel van de rest van de enclaves. Als Beek Kleefs was gebleven, had de grens tussen Bergh en Duitsland mogelijk heel anders gelopen.

pagina 12 van 75

Daarnaast breidde heer Willem zijn bezit uit met onder meer het volgende. " In 1419 kocht hij, vijftien jaar oud, het recht van opstal en visserij bij de Zwanenburg onder Gendringen. " Eveneens in 1419 bevestigde de hertog van Gelre zijn rechten in de Vier Heezen, die hem tot dan toe door de hertog van Kleef betwist werden. " In 1427 verwierf hij het pandrecht op kasteel Ulft, dat omstreeks 1450 zijn eigendom werd. " Op 20 oktober 1428 erfde hij met het overlijden van zijn vader Otto onder meer de heerlijkheden Gageldonk, Hambroek, Hedel en Van der Eem, en in de baronie van Breda de grafelijke molens in Alphen, Rijsbergen en Zundert. " In 1430 kocht hij Millingen terug van Johan van Arkel. Heer Willems overgrootvader Willem I van den Bergh had deze heerlijkheid in 1365 als bruidsschat aan zijn dochter Elisabeth meegegeven. Elisabeth was Johan van Arkels grootmoeder. " In 1432 en 1433 ontving hij van de hertog van Gelre achtereenvolgens de voogdij over Elten en de markttol aldaar. Dit hield in dat hij daar tijdens de jaarlijkse Sint Vitusmarkt van 12 tot 24 juni tol kon heffen en kon rechtspreken. " In 1440 kocht hij het Huis Loil. " In 1441 (of 1444) kreeg hij van de heer van Culemborg de tol in de Rijn bij Emmerik in pacht (of als onderpand). " In 1447 kreeg hij het kerspel Beek als onderpand voor een lening aan de hertog van Kleef (zie hierboven). " In 1450 kocht hij een huis aan de Veerstraat in Emmerik. " In 1451 verpandde de heer van Culemborg hem voor 1200 gulden een vierde deel van het Breedenbroek. " In 1456 kocht hij het slot in Didam van Vincent van Meurs. De heerlijkheid Didam was al sinds 1388 Berghs bezit. Aan de tweedeling tussen Bergh en Meurs herinnert het wapen van de voormalige gemeente Didam, dat een combinatie is van de wapens van Bergh en Meurs. " In 1461 kocht hij de goederen van de heer van Wisch onder Borghees. Hiermee kwam heel het gebied van de Vier Heezen in Berghse handen. Functies en daden. " In 1436 verkocht hij de heerlijkheden Gageldonk en Hambroek aan zijn zwager Willem Jansz de Bije, echtgenoot van zijn zus Jenne van der Leck. " In 1440 stichtte hij een gasthuis in de Kellenstraat in 's-Heerenberg. " De kerk, in 1399 gebouwd door zijn grootvader Frederik ter vervanging van de kapel van heer Adam I uit 1259, liet hij in de jaren 1446-1447 vergroten. " Vóór 1453 heeft hij opdracht gegeven de Kroniekenhandschrift van 's-Heerenberg te schrijven. " In of kort voor 1460 benoemde hij Joris van Groenen tot zijn persoonlijk secretaris. " In 1463, kort voor zijn dood, stichtte hij het observantenklooster in de Briemer bij Emmerik, een voorloper van het observantenklooster in Elten. " In 1424 werd hij raadsheer van de hertog Arnold van Gelre. In 1436 sloot hij een verbond met hertog Arnold in de strijd tegen diens zoon Adolf. In 1451 werd hij lid van de regentschapsraad die hertog Arnold verving gedurende diens reis naar het Heilige Land.

Sophia van den Bergh. Zij wordt met haar broers en zussen genoemd in een beschrijving van haar vaders gezin in een aldt boecksken uit de tweede helft van de 15e eeuw. Een afschrift hiervan wordt bewaard in het archief van Huis Bergh. Met haar zussen wordt zij als volgt vermeld: … filie fuerunt Sophia, Mechtildis et Otto. Sophia et Otto sunt virgines deo dicate in diocesi traiectensi in oppido Wyck te Duersteden, in monasterio ordinis Predicatorum. Media nupsit, viro scilicet nobili comiti de Teykelenborch etc, de quo genuit proles etc. (… de dochters waren Sophia, Mechtildis en Oda. Sophia en Oda zijn aan God gewijde maagden in het bisdom Utrecht in de stad Wijk bij Duurstede, in het Dominicanessenklooster. De middelste is getrouwd met de edele graaf van Teckelenburg enz, van wie een kind geboren is, enz.). Sophia was van 1457 tot (haar dood in) 1486 non ("aan God gewijde maagd") in het Dominicanessenklooster Sint Maria Magdalena in Wijk bij Duurstede. Hier had haar vader in 1434 rechten verworven door een overeenkomst met de Hollandse edelman Jacob van Gaasbeek. Haar pagina 13 van 75

zus Oda is in hetzelfde jaar in dit klooster ingetreden. Het was in 1399 als het eerste Dominicanessenklooster in de Noordelijke Nederlanden gesticht.

Mechtildis van den Bergh. Mechtildis komt ook voor als Mathilde van Polanen. Jan II van Polanen was haar overgrootvader van vaderskant en de vader van haar grootvader Otto van der Leck. Haar vader Willem II had in 1441 de achternaam Van der Leck voor de van zijn moeder: Van den Bergh. Zij wordt met haar broers en zussen genoemd in een beschrijving van haar vaders gezin in een aldt boecksken uit de tweede helft van de 15e eeuw. Een afschrift hiervan wordt bewaard in het archief van Huis Bergh. Met haar zussen wordt zij als volgt vermeld: … filie fuerunt Sophia, Mechtildis et Otto. Sophia et Otto sunt virgines deo dicate in diocesi traiectensi in oppido Wyck te Duersteden, in monasterio ordinis Predicatorum. Media nupsit, viro scilicet nobili comiti de Teykelenborch etc, de quo genuit proles etc. (… de dochters waren Sophia, Mechtildis en Oda. Sophia en Oda zijn aan God gewijde maagden in het bisdom Utrecht in de stad Wijk bij Duurstede, in het Dominicanessenklooster. De middelste is getrouwd met de edele graaf van Teckelenburg enz, van wie een kind geboren is, enz.). Mechtildis wordt hier "de middelste" genoemd. Het ligt voor de hand dat Sophia de oudste dochter was, en naar haar oma Sophia was vernoemd. Sophia en Mechtildis waren ook ouder dan hun oudste broer Oswald, de heer van Bergh die in 1486 tot graaf van Bergh werd verheven. Zij trouwde op 4 februari 1459 met Nicolaas III van Tecklenburg, zoon van Otto VII van Tecklenburg en Irmgard van Hoya. Of het huwelijk van Constantinus de Monte, de stamvader van de graven van Bergh, met een gravin van Tecklenburg omstreeks 1100 bij deze partnerkeuze nog een rol heeft gespeeld, is na drieënhalve eeuw niet meer aannemelijk.

Ludolf van den Bergh. Omstreeks het jaar waarin zijn vader overleed, was Ludolf met zijn broer Adam in Pavia. Van Adam is bekend dat hij samen met Rudolf Agricola aan de universiteit van Pavia heeft gestudeerd. Agricola, in 1443 geboren in Baflo bij , was de grondlegger van het humanisme in Noord-Europa. Hoe lang Ludolf in Pavia is geweest, is niet bekend, maar waarschijnlijk korter dan Adam. Voor zij naar Italië reisden, waren Ludolf en Adam in Kamerijk, het huidige Cambrai in Noord-Frankrijk, waar zij Rudolf Agricola ontmoetten. Ludolf schreef er mede namens Adam een brief aan zijn vader, waarin hij hem vertelde dat zij naar Italië zouden reizen. Zij gaven de brief aan Agricola, die hem op Huis Bergh heeft gezorgd. Van de leden van de grafelijke familie heeft vooral Adam contact onderhouden met Agricola, die op zijn vele reizen meer dan eens op Huis Bergh is geweest. De inhoud van de brief luidt in hedendaags Nederlands als volgt. Edele lieve jonker en vader. De brief waarin u ons vraagt heer Roloff [Rudolf Agricola] eerstdaags naar u toe te sturen, hebben wij ontvangen. Dus sturen wij u voornoemde heer Roloff, die u zal vertellen hoe wij het maken en ook hoe wij naar Italië willen reizen. Laat ons via hem weten wat u ons verlangt te doen, zodat wij ons daarnaar kunnen richten. Mijn broeder Adam en ik sturen U een wollen slaapmuts, waarmee wij ons in uw liefde aanbevelen en hopen dat God u nog vele jaren in welvaren moge bewaren. Geschreven te Kamerijk op de eerste vrijdag na Vincula Petri in het jaar 64. De eerste vrijdag na Vincula Petri in het jaar 64 was 3 augustus 1464. Vincula Petri ofwel Sint-Petrus' Banden was in de rooms-katholieke kerk de feestdag van de bevrijding van Sint Petrus uit gevangenschap van koning Herodes. De feestdag Vincula Petri is in 1962 afgeschaft. Ludolf en Adam, uw liefhebbende zonen. In 1470 ging Ludolf naar het hof van Karel de Stoute, hertog van Bourgondië. Karel was tevens hertog of graaf van een groot aantal andere gebieden, en heerste aldus over een groot deel van de Nederlanden en Noord-Frankrijk. In 1473 werd hij, na een machtsstrijd tussen hertog Arnold van Gelre en zijn zoon Adolf, ook hertog van Gelre en graaf van Zutphen. Gezien zijn vele titels had Karel geen vaste residentie, en wisselde met zijn hofhouding vaak van standplaats. Hoe Ludolfs levensloop eruitzag na zijn komst naar het hof van Karel de Stoute, is onduidelijk. De bronnen bestrijden elkaar over de vraag of hij wel of niet getrouwd is geweest en of hij daardoor een slechte verstandhouding met zijn broer Oswald had. Ook over de vraag of hij wettige kinderen pagina 14 van 75

had en of hij die heeft onterfd, zijn de bronnen het oneens. Als de hier gestelde vragen allemaal met ja beantwoord worden, is het verhaal als volgt. Korte na aankomst bij het hof van Karel de Stoute, maar vóór maart 1472, trouwde Ludolf met Catharina de la Capelle. Zij was een telg uit een voorname familie uit Brugge. Door dit huwelijk ontstond er, om niet nader bekende redenen, een conflict met zijn broer Oswald. Mogelijk was Ludolf beneden zijn stand getrouwd. Er is een brief bekend van de moeder van Karel de Stoute aan Ludolf, waarin zij hem aanmaant het conflict met Oswald bij te leggen. Dit is in 1473 inderdaad gebeurd, maar er zijn geen aanwijzingen dat genoemde brief hierbij een rol heeft gespeeld. Op 5 januari 1477 sneuvelde Karel de Stoute in de Slag bij Nancy. Ludolf vertrok daarna naar het hof van een van Karels tegenstanders, koning Lodewijk XI van Frankrijk. In die tijd ontstond er twijfel over de geldigheid van zijn huwelijk, zodat hij dit in 1481 in Antwerpen opnieuw liet inzegenen. Dit zou gebeurd zijn in aanwezigheid van Maria van Bourgondië, de opvolgster van Karel de Stoute, en haar gehele hofhouding. In 1489 kwam het tot een volledige verzoening tussen Ludolf en zijn broer Oswald. Dit leidde echter tot een zodanige breuk tussen Ludolf en zijn gezin, dat hij zijn kinderen onterfde. Dit waren zijn zoons Engelbert, Philippe, Hans en twee dochters van wie de namen niet bekend zijn. Wellicht om de verzoening te bezegelen, kreeg Ludolf van zijn broer Oswald de Hof van Hedel, een kapitaal woonhuis in 's-Heerenberg, gebouwd voor 1487, dat gestaan heeft op het terrein tussen de Marktstraat en 's Gravenwal. Als aanwijzing dat Ludolf en Oswald een goede verstandhouding hadden, wordt in de bronnen verwezen naar stukken in het archief van Huis Bergh waaruit blijkt dat Ludolf in de vermeende crisisjaren in 's-Heerenberg is geweest en bij gelegenheid ook zijn broer officieel heft vervangen als graaf van Bergh. Ludolf overleed in 1499. Zijn broer Adam volgde hem op als heer van Hedel.

Oda van den Bergh. Zij wordt met haar broers en zussen genoemd in een beschrijving van haar vaders gezin in een aldt boecksken uit de tweede helft van de 15e eeuw. Een afschrift hiervan wordt bewaard in het archief van Huis Bergh. Met haar zussen wordt zij als volgt vermeld: … filie fuerunt Sophia, Mechtildis et Otto. Sophia et Otto sunt virgines deo dicate in diocesi traiectensi in oppido Wyck te Duersteden, in monasterio ordinis Predicatorum. Media nupsit, viro scilicet nobili comiti de Teykelenborch etc, de quo genuit proles etc. (… de dochters waren Sophia, Mechtildis en Oda. Sophia en Oda zijn aan God gewijde maagden in het bisdom Utrecht in de stad Wijk bij Duurstede, in het Dominicanessenklooster. De middelste is getrouwd met de edele graaf van Teckelenburg enz, van wie een kind geboren is, enz.). Oda was vanaf 1457 non ("aan God gewijde maagd") in het Dominicanessenklooster Sint Maria Magdalena in Wijk bij Duurstede. Hier had haar vader in 1434 rechten verworven door een overeenkomst met de Hollandse edelman Jacob van Gaasbeek. Haar zus Sophia is in hetzelfde jaar in dit klooster ingetreden. Het was in 1399 als het eerste Dominicanessenklooster in de Noordelijke Nederlanden gesticht. Haar broer Oswald, heer van Bergh, betaalde jaarlijks een deel van de inkomsten uit de goederen in de heerlijkheid Bylandt aan het klooster. In plaats van het gebruikelijke geldbedrag liet hij in 1484 een lading tarwe (68 molder en 1 schepel weit) naar vervoeren. De rentmeester van het klooster verkocht de tarwe namens de priorin (toen nog niet Oda) aan de tolgaarder in Rhenen.

Willem II van der Leck "de Vreedzame", 5 kinderen. 1. Anna van de Bergh, geboren buitenechtelijk, begraven. 2. Daem van de Bergh, geboren buitenechtelijk, begraven. 3. Bartholomeus van de Bergh, geboren buitenechtelijk, begraven. 4. Barnabas van de Bergh, geboren buitenechtelijk, begraven. 5. Heilwich van de Bergh, geboren buitenechtelijk, begraven.

Generatie XIII

XIIIa. Oswald I van den Bergh ridder, heer van den Bergh 1465-1486, graaf van den Bergh

pagina 15 van 75

1468-1506, (zoon van XII [blz. 12] ), geboren te Bergh op maandag 28 februari 1442, gedoopt aldaar op zondag 24 april 1442, overleden (ongeveer 63 jaar oud) aldaar in 1506, begraven, trouwde (14 jaar oud) op zaterdag 20 december 1456 met Elisabeth van Meurs, dochter van Vincent van Meurs en Anna van Beieren, overleden te Keulen [Nordrhein-Westfalen, Duitsland] op woensdag 12 april 1493, begraven aldaar in de Dominicanerkerk. Uit dit huwelijk 6 kinderen. 1. Anna, geboren in 1466, overleden (ongeveer 87 jaar oud) in 1553, volgt XIVa [blz. 20]. 2. Willem III, geboren te 's-Heerenberg op vrijdag 24 juli 1468, overleden (42 jaar oud) te Zaltbommel op woensdag 3 mei 1511, volgt XIVb [blz. 21]. 3. Machteld (Mette), geboren omstreeks 1470, overleden (ongeveer 69 jaar oud) in 1539, volgt XIVc [blz. 23]. 4. Elisabeth, overleden te Keulen [Nordrhein-Westfalen, Duitsland] omstreeks 1542, begraven. 5. Frederik, geboren in 1474, overleden (39 jaar oud) te Emmerich [Nordrhein-Westfalen, Duitsland], begraven te 's-Heerenberg op donderdag 2 januari 1513. 6. Walburg, geboren omstreeks 1485, begraven, volgt XIVd [blz. 23].

Oswald I van den Bergh. Zijn doop wordt vermeld in een lijst in een aldt boecksken uit de tweede helft van de 15e eeuw. De lijst begint met de bede In nomine Patris et Filii et Spiritus Sancti, amen. Hierna volgt onder het jaar 1442 de vermelding van zijn doop: Anno domini MCCCCXLII natus erat in Monte sive in Berga, ultimo die Februarii, nobilis Oiswaldus primogenitus, ex patre nobili Wilhelmo, domino de Monte, de Bylandt et de Hedell, et ex matre Locka, filia Everwini comitis de Benthem. Quamvis nobilis Oiswaldus natus fuerat anno domini MCCCCXLII ultimo die Februarii, tamen pater nati predicti distulit baptismum eius, quasi per duos menses a die nativitatis eius, scilicet usque as crastinum beati Georgii martiris, et tunc erat baptizatus. Patrini nati predicti nobilis Oiswaldi erant: dux Gelri Arnoldus, et comes Zutphanie, et nobilis Everwinus, comes de Benthem, et generosissima duxissa nomine Maria, Clivensis domina, nata fuit filia de Burgondia, soror Philippi ducis de Burgondia. Cum quibus et eorum complicibus ille baptismus honorabiliter erat celebratus. Baptista eiusdem nobilis Oiswaldi erat venerablilis pastor ecclesie Montensis Jacobus Poppert, quasi primus pastor ecclesie Montensis. (In het jaar des Heren 1442 werd geboren in Monte ofwel Bergh, op de laatste dag van Februari, de edele eerstgeborene Oswald, uit de edele vader Willem, heer van Bergh, van Bylandt en van Hedel, en uit de moeder Locka, dochter van Everwijn graaf van Bentheim. De edele Oswald werd geboren op de laatste dag van februari 1442, maar zijn vader liet de doop uitstellen tot ongeveer twee maanden na zijn geboorte, namelijk tot de morgen van de naamdag van Sint Joris [24 april 1442], en toen werd hij gedoopt. Tot peetouders van de edele Oswald werden verklaard: Arnold hertog van Gelre en graaf van Zutphen, en de edele Everwijn, graaf van Bentheim, en de zeer vrijgevige hertogin Maria, vrouwe van Kleef, geboren dochter van Bourgondië, zuster van Filips hertog van Bourgondië. Met hen en hun gevolg werd deze eerwaardige doop gevierd. De edele Oswald werd gedoopt door de eerwaarde pastoor Jacobus Poppert van de kerk in Bergh, die bijna de eerste pastoor van de kerk in Bergh was.). In 1455 was hij met zijn broer Adam in Parijs. Bijzonderheden over het doel van deze reis ontbreken. In de jaren 1460–1461 maakte hij in het gevolg van hertog Adolf van Gelre een pelgrimstocht naar het Heilige Land. Net als de hertog werd hij daar tot ridder geslagen. Vanaf september 1465 trad hij op als heer van Bergh. Dit was twee maanden voor zijn vaders dood op 25 november van dat jaar. Daarna was hij zijn vaders opvolger. Oswald heeft een veel onrustigere ambtstijd gehad dan zijn vader, die behalve als Willem de Rijke ook bekend stond als Willem de Vreedzame. Al in het begin van zijn regeerperiode kwam Oswald in conflict met het kapittel van Emmerik over de inkomsten van de heerlijkheid Pannerden. Dit liep in 1473 zo hoog op, dat paus Sixtus IV hem met een interdict dreigde, een kerkelijke straf waarbij een gelovige zijn recht op het ontvangen van sacramenten verliest zonder te worden geëxcommuniceerd. De Bourgondische tijd. In het hertogdom Gelre speelde zich in die jaren een strijd om de macht af tussen hertog Arnold pagina 16 van 75

(1410-1473) en zijn zoon Adolf (1438-1477). Dit raakte Oswald direct, omdat hij als bannerheer van de bannerij van 's-Heerenberg een leenman was van de hertog van Gelre, die tevens de graaf van Zutphen was. Anders dan zijn vader, die hertog Arnold had gesteund, koos Oswald partij voor hertog Adolf. Na het overlijden van hertog Arnold in 1473 erkenden de Staten van Gelre zijn zoon Adolf niet als opvolger, waarna Karel de Stoute, hertog van Bourgondië, Gelre bezette en inlijfde. Karel de Stoute was tevens hertog of graaf van een groot aantal andere gebieden, en heerste aldus over een groot deel van de Nederlanden en Noord-Frankrijk. Oswald gaf Karel de Stoute zijn steun en kreeg zo diens hulp bij het terugkrijgen van de heerlijkheden Millingen en Bylandt, die de hertog van Kleef in 1467 in beslag had genomen. Ook kreeg Oswald steun in zijn conflict met het kapittel van Emmerik over Pannerden. Het kostte hem echter een schuldbekentenis van zesduizend Rijnse guldens aan de heer van Humbercourt om door diens tussenkomst en voorspraak bij de hertog van Bourgondië zijn heerlijkheden terug te krijgen. Daarbij was de tol in de Rijn bij Emmerik inbegrepen (die blijkbaar uit de erfenis van zijn vader verloren was gegaan). Na zijn machtsgreep in Gelre zou Karel de Stoute in Trier de titels van hertog van Gelre en graaf van Zutphen officieel in ontvangst nemen van keizer Frederik III. Oswald is voor deze gelegenheid in het gevolg van Karel de Stoute meegegaan naar Trier, maar de keizer bedacht zich, zodat de officiële plechtigheid niet heeft plaatsgevonden. Dit heeft niet verhinderd dat Karel de Stoute zijn gezag in Gelre en Zutphen liet gelden. Het jaar daarop braken de Bourgondische Oorlogen uit. Dit was een reeks conflicten waarin Karel de Stoute en zijn bondgenoot de hertog van Savoie streden tegen Frankrijk, Zwitserland en Lotharingen. De eerste krijgshandeling van de Bourgondiërs was het Beleg van Neuss, een stad aan de Rijn bij Düsseldorf. Dit duurde van 29 juli 1474 tot eind mei 1475, maar Neuss hield stand. Oswald heeft aan de zijde van het Bourgondische leger aan dit mislukte beleg deelgenomen met, naar kan worden aangenomen, een bescheiden Berghse troepenmacht. Een tijd van veranderingen. Het jaar 1477 bracht voor Oswald belangrijke veranderingen. Op 5 januari sneuvelde Karel de Stoute in de Slag bij Nancy. Adolf van Gelre werd toen herbevestigd in zijn ambt van hertog van Gelre, maar omdat hij in Noord-Frankrijk gevangen zat, trad zijn zus Catharina op als regentes. Oswald koos opnieuw de zijde van hertog Adolf, maar deze heeft geen kans meer gezien naar Gelre terug te keren. Hij werd bevrijd, maar sneuvelde op 27 juni 1477 bij Doornik in Vlaanderen. Oswald gaf toen zijn steun aan Adolfs opvolger, de minderjarige Karel van Gelre, die echter ook door de Fransen gevangen werd gehouden. Oswald had niet alleen met Gelre te maken, maar raakte ook betrokken bij de gewapende strijd die in 1480 uitbrak tussen de bisschop van Münster en de hertog van Kleef. Hoewel Oswald een bondgenoot van de bisschop was, lukte het hem neutraal te blijven in dit conflict. Dit kostte hem veel geld, maar op die manier heeft hij met succes tussen de strijdende partijen kunnen bemiddelen. De eerste graaf van Bergh. Het gravendiploma, geschreven op perkament, waarmee heer Oswald I van den Bergh en zijn nakomelingen door keizer Frederik III werden verheven tot rijksgraven. In 1482 bezette aartshertog Maximiliaan I van Oostenrijk, een Habsburger, Gelre en Zutphen. Dit kwam niet zomaar uit de lucht gevallen, want hij was getrouwd met de dochter en erfgename van Karel de Stoute. Hij voegde zo niet alleen de Bourgondische bezittingen toe aan het Habsburgse Rijk, maar breidde die verder uit door de politiek van zijn gesneuvelde schoonvader voort te zetten. Oswald sloot zich bij Maximiliaan aan, wat blijkbaar tot een goede samenwerking heeft geleid. Oswald was een van de edellieden (een andere was Jan III van Egmont) die in 1486 door Maximiliaans vader, keizer Frederik III, tot rijksgraaf van het Heilige Roomse Rijk werden verheven. Dit betekende dat hij alleen nog maar verantwoording schuldig was aan de keizer en niet meer aan zijn leenheren, waaronder de graaf van Zutphen. Hij kon Bergh nu beschouwen als een zelfstandige souvereine staat, die zich slechts door een vrijwillig aangegane en een op elk ogenblik opzegbare conventie onder het protectoraat van Gelre heeft gesteld, omdat het vanwege zijn geringheid een beschermer nodig heeft. Hij weigerden daarom aan de hertog van Gelre belasting te betalen. Werd toch betaald, dan deed hij dit pas nadat de hertog had verklaard, dat hierdoor geen precedent werd geschapen. Oswalds gravendiploma van 10 april 1486, dat ook geldt voor zijn nakomelingen, wordt bewaard in het archief van Huis Bergh. Er is geen akte bekend waarin het Land van den Bergh tot graafschap pagina 17 van 75

wordt verheven, maar het recht van de graven van Bergh om hun land zo te noemen is nooit bestreden. Het ontbreken van de akte kan dus op een fout van de keizerlijke kanselarij berusten. In 1492 kwam hertog Karel van Gelre thuis uit Franse gevangenschap. Oswald begroette zijn terugkeer met vreugde en onderhield goede betrekkingen met hem. Helaas werden de tijden al gauw weer moeilijker, want in 1499 bezette aartshertog Maximiliaan opnieuw Gelre en Zutphen. Oswald werd gedwongen zich opnieuw aan Maximiliaan te onderwerpen. Het duurde echter niet lang voor Karel van Gelre, met steun van Franse hulptroepen, weer de overhand kreeg en Oswald zich weer bij hem kon aansluiten. Karel nam het Oswald kwalijk dat hij, weliswaar gedwongen, naar Maximiliaan was overgelopen. Hoewel hij toegaf dat hijzelf Oswald de raad had gegeven de minste van twee kwaden te kiezen, vond hij dat de graaf zich langer had moeten verzetten. Als straf kreeg Oswald een boete van drieduizend goudguldens opgelegd en moest de goederen in de Overbetuwe afstaan die hij in 1484 van Hendrick van Wisch, heer van Homoet had gekocht. Oswalds zonen Willem en Frederikmoesten in het hertogelijke hof mondeling verklaren dat zij hun vaders optreden diep betreurden. In 1505 werd Oswald gedwongen zich voorgoed aan de Habsburgers te onderwerpen. Dit gebeurde ten overstaan van Maximiliaans zoon, aartshertog Filips de Schone. Oswalds zonen traden toen in Habsburgse dienst. Graaf Oswald I overleed in februari 1506 en werd opgevolgd door zijn zoon Willem. Zijn vrouw Elisabeth van Meurs leefde toen al niet meer; zij overleed vóór 29 januari 1493 in Keulen en werd daar in de toenmalige Dominicanenkerk begraven. Zijn daden in Bergh. Vóór 1487 liet Oswald het Hof van Hedel bouwen op het terrein tussen de huidige Marktstraat en 's Gravenwal in 's-Heerenberg. Dit kapitale woonhuis schonk hij aan zijn broer Ludolf. Op 10 januari 1489 stelde hij in 's-Heerenberg een markt in. Deze werd gehouden voor het stadhuis. Een deel van zijn inkomsten besteedde hij elders. Zo betaalde jaarlijks een deel van de inkomsten uit Bylandt aan het Dominicanessenklooster Sint Maria Magdalena in Wijk bij Duurstede. Zijn zussen Sophia en Oda waren daar non. In 1484 liet hij in plaats van het gebruikelijke geldbedrag een lading tarwe (68 molder en 1 schepel weit) naar Arnhem vervoeren. De rentmeester van het klooster verkocht de tarwe namens de priorin aan de tolgaarder in Rhenen. Uitbreiding van de Berghse bezittingen. Graaf Oswald heeft de Berghse bezittingen aanzienlijk weten uit te breiden. In 1484, nog voor zijn verheffing tot graaf, kocht hij van Hendrick van Wisch, heer van Homoet, enkele goederen onder Gendringen en Etten, en land onder Doesburg. In ditzelfde jaar verpandde zijn schoonvader Vincent van Meurs hem de heerlijkheid Krefeld met daarin kasteel Cracau. In 1486 kocht hij de halve heerlijkheid Wisch, de heerlijkheid Homoet, rechten in het land van Zutphen, het kasteel Nyenborch en nog een aantal goederen in de Betuwe. Het ziet ernaar uit dat de financiering van deze aankopen Oswald moeite hebben gekost, want tussen 1480 en 1500 heeft hij vele jaarrenten verkocht. Omstreeks 1502 erfde hij van zijn broer Adam de heerlijkheid Hedel. Dit was al een Berghse bezitting, die bij de dood van zijn vader op zijn broer Ludolf was overgegaan en bij diens dood op zijn broer Adam.

Elisabeth van den Bergh. Haar geboortejaar is niet bekend, maar kan afgeleid worden uit het feit dat zij in 1487 non was in het klooster Bethlehem in Keulen. Als zij in dat jaar oud genoeg was voor het kloosterleven, kan worden aangenomen dat zij toen zo'n vijftien jaar oud was. Gezien de leeftijd van haar moeder en haar broers en zussen kan zij in 1472 geboren zijn, na haar zus Machteld en voor haar broer Frederik. Het klooster Bethlehem werd bewoond door zusters van de Magdalena-orde (St. Maria Magdalena zur Buße ofwel Ordo Sanctae Mariae Magdalenae de poenitentia (OSMM)). Zij werden ook boetezusters genoemd, naar de doelgroep waarvoor zij zich inzetten: zij namen voormalige prostitueés op in hun klooster. Het archief van Huis Bergh bewaart een brief die Elisabeth op 20 december 1508 (of daaromtrent; het jaar staat niet vast) aan haar broer graaf Willem III schreef. Ze vertelt daarin over haar gezondheid en vraagt hoe het Willem gaat. Dan herinnert zij hem eraan dat hij haar een jaarrente pagina 18 van 75

van dertig gulden hoort te betalen, maar dat zij die nu al twee jaar niet meer heeft ontvangen. Met de zin dat dit "sicher eyn cleyn gelt is, mench here gifft synen bastert kynderen wall so vil die in cloisteren siint" zegt ze niet alleen dat het een kleine som geld is, maar ook dat menig heer dit aan zijn bastaardkinderen in het klooster betaalt. Wellicht is het woord bastaardkinderen (in plaats van kinderen) een steek onder water. Willem was kort tevoren, in 1506, getrouwd, maar had toen al drie buitenechtelijke kinderen. Wie weet was juist Willems huwelijk de reden dat hij zijn zus in Keulen niet meer betaalde. Hoe het verder met de uitkering van de jaarrente is afgelopen, is niet bekend.

Frederik van den Bergh. Frederik heeft een deel van zijn jeugd in Keulen doorgebracht. Daar werd hij vervolgens kanunnik van de Domkerk en van de Sint Gereonkerk (destijds een stiftkerk). In 1502 erfde hij de heerlijkheid Hedel van zijn oom Adam van den Bergh. In 1507 werden hem de renten uit de tol in Rijn bij Lobith toebedeeld. Zijn vader en zijn broer hebben in het conflict tussen Gelre en Bourgondië een aantal keren van partij gewisseld, maar Frederik heeft altijd aan de kant van Bourgondië gestaan. Filips van Bourgondië, van 1505 tot 1507 stadhouder van Gelre en Zutphen, benoemde Frederik in 1506 tot kapitein-commandant van Zaltbommel. Frederik overleed in Emmerik en werd op 2 januari 1513 begraven in 's-Heerenberg. Zijn neef Oswald II van den Bergh erfde toen de heerlijkheid Hedel.

XIIIb. Adam van den Bergh, (zoon van XII [blz. 12] ), geboren op dinsdag 6 mei 1445, overleden (57 jaar oud) te Hedel op zaterdag 20 december 1502, begraven aldaar, 2 kinderen. 1. Anna, geboren buitenechtelijk, was begijn in Xanten, begraven. 2. Hercules, geboren buitenechtelijk, ongehuwd overleden, begraven, trouwde met Anna, begraven. Uit dit huwelijk zijn geen kinderen bekend.

Adam van den Bergh. Als jongste zoon was Adam niet voorbestemd om de bezittingen van zijn vader te erven. Die had al voor zijn dood bepaald dat de heerlijkheid Hedel naar Ludolf zou gaan en de overige bezittingen waren, zoals te verwachten, voor Oswald, de oudste broer. Maar in de middeleeuwen was het voor niet-ervende zonen uit adellijke families gebruikelijk om een opleiding tot geestelijke te volgen en daarna toe te treden tot een seculier kapittel. Dit waren geestelijke gemeenschappen die kerken en hun bezittingen bestuurden, en destijds veel macht een aanzien genoten. Aan het hoofd van een seculier kapittel stonden een proost en een deken. De leden van seculiere kapittels volgden geen kloosterregels en waren vaak ook niet tot priester gewijd. Dit in tegenstelling tot de leden van reguliere kapittels, die verbonden waren aan kloosters. Zij leefden wel volgens kloosterregels. De tegenhanger voor adellijke dochters was het sticht of stift, zoals het Stift Elten, waar in 14e eeuw Ermgard van den Bergh abdis is geweest. Aldus volgde Adam een opleiding tot geestelijke. Hoe die precies verlopen is, kon niet worden achterhaald, maar al in 1455 was hij als 10-jarige met zijn broer Oswald in Parijs. Deze reis kan met de planning van zijn studie te maken hebben gehad. In 1464 was Adam met zijn broer Ludolf in Kamerijk, het huidige Cambrai in Noord-Frankrijk. Daar ontmoetten zij Rudolf Agricola, een leeftijdgenoot (in 1443 geboren in Baflo bij Groningen), die later de grondlegger werd van het humanisme in Noord-Europa. In Kamerijk schreef Ludolf mede namens Adam een brief aan zijn vader, waarin hij hem vertelde dat zij naar Italië zouden reizen. Zij gaven de brief aan Agricola, die hem op Huis Bergh heeft gezorgd. Van de leden van de grafelijke familie heeft vooral Adam contact onderhouden met Agricola, die op zijn vele reizen meer dan eens op Huis Bergh is geweest. Op deze reis van Cambrai naar 's-Heerenberg (en verder) heeft hij mogelijk ook een bezoek gebracht aan de Latijnse school in Emmerik. De inhoud van de brief luidt in hedendaags Nederlands als volgt. Edele lieve jonker en vader. De brief waarin u ons vraagt heer Roloff [Rudolf Agricola] eerstdaags naar u toe te sturen, hebben wij ontvangen. Dus sturen wij u voornoemde heer Roloff, die u zal vertellen hoe wij het maken en ook hoe wij naar Italië willen reizen. Laat ons via hem weten wat u ons verlangt te doen, zodat wij ons daarnaar kunnen richten. Mijn broeder Adam en ik sturen U een wollen slaapmuts, waarmee wij ons in uw liefde aanbevelen en hopen dat God u nog vele jaren in welvaren moge bewaren. Geschreven te Kamerijk op de eerste vrijdag na Vincula Petri in pagina 19 van 75

het jaar 64. De eerste vrijdag na Vincula Petri in het jaar 64 was 3 augustus 1464. Vincula Petri ofwel Sint-Petrus' Banden was in de rooms-katholieke kerk de feestdag van de bevrijding van Sint Petrus uit gevangenschap van koning Herodes. De feestdag Vincula Petri is in 1962 afgeschaft. Ludolf en Adam, uw liefhebbende zonen. Wanneer Adam en Ludolf in Italië zijn aangekomen, is niet bekend, maar Rudolf Agricola heeft van ongeveer 1468 tot 1475 gestudeerd aan de universiteit van Pavia, en stad even ten zuiden van Milaan. In elk geval een gedeelte van die tijd hebben Adam en Agricola in hetzelfde huis in Pavia gewoond. Zij zijn studiegenoten geweest, maar naar het zich laat aanzien geen jaargenoten. Ook Ludolf heeft enige tijd in Pavia doorgebracht. Er zijn geen aanwijzingen dat Adam nog aan andere universiteiten heeft gestudeerd. Hij is in elk geval eerder uit Pavia vertrokken dan Agricola, want in 1472 wordt hij genoemd als domheer ofwel seculier kanunnik in Utrecht. Tien jaar later was hij proost van het kapittel van de Sint Walburgkerk in Zutphen. In 1499 erfde Adam bij het overlijden van zijn broer Ludolf de heerlijkheid Hedel.

Anna van den Bergh. Zij komt van 1517 tot 1534 in de archieven voor.

Hercules van den Bergh. Hij komt van 1503 tot 1532 in de archieven voor.

Generatie XIV

XIVa. Anna van den Bergh, (dochter van XIIIa [blz. 15] ), geboren in 1466, overleden (ongeveer 87 jaar oud) in 1553, begraven, trouwde (ongeveer 24 jaar oud) te Cracau [Nordrhein-Westfalen, Duitsland] op zaterdag 1 februari 1490 met Johan van Meurs, zoon van Jacob van Meurs en Cunegonda van Sonnenberg, begraven. Uit dit huwelijk een dochter. 1. Catharina, geboren omstreeks 1491, overleden (ongeveer 56 jaar oud) omstreeks 1547, begraven.

Anna van den Bergh. In 1515 nam zij het regentschap op zich voor de minderjarige graaf Oswald II, de zoon van haar in 1511 overleden broer Willem. In de tussenliggende jaren was Willems weduwe (en Anna's schoonzuster) Anna van Egmond regentes geweest, maar zij was in 1514 met haar tweede echtgenoot Filips van Virneburg naar Duitsland vertrokken. Als regentes werd Anna bijgestaan door een regentschapsraad van zeven "bevelhebbers", een college dat bestond uit de hoogste Berghse ambtenaren onder voorzitterschap van landdrost Wessell van Ermen. De andere zes leden waren Johan van Lennep, Ernst Momme, Joost Tengnagel, Hermannus Weegh, Wernerus Elferdinck en Henrick van Groenen. In 1520 namen de zeven "bevelhebbers" het regentschap over van Anna. Zij bleven aan tot Oswalds zestiende verjaardag in 1524. In de jaren van haar regentschap ontwikkelde zich een ernstig conflict met Oswalds stiefvader Filips van Virneburg. Hij eiste een deel van de erfenis van graaf Willem III op, waaronder geld voor het levensonderhoud van zijn vrouw Anna van Egmond. Hij werd in deze eis gesteund door hertog Karel van Gelre, die Bergh in 1516 vijf weken bezet hield en zo uitbetaling van het geëiste geldbedrag afdwong. Verder nam Virneburg de heerlijkheden Boxmeer en Haps in bezit. Graaf Oswald II kon Haps in 1523 terugkopen door bemiddeling van de hertog van Gelre, maar Boxmeer kreeg hij pas in 1545 weer in handen. In latere jaren heeft Anna samen met haar zussen Machteld en Walburg problemen gehad met Oswald II over de nalatenschap van haar broer Frederik, heer van Hedel. Ook raakte zij verwikkeld in de tweestrijd tussen haar zus Walburg en dier zoon Joachim van Wisch.

pagina 20 van 75

XIVb. Willem III van den Bergh graaf van den Bergh. Hij was tevens rijksgraaf van het Heilig Roomse Rijk, (zoon van XIIIa [blz. 15] ), geboren te 's-Heerenberg op vrijdag 24 juli 1468, gedoopt aldaar op woensdag 29 juli 1468, overleden (42 jaar oud) te Zaltbommel op woensdag 3 mei 1511, begraven te Hedel, relatie (1) met Lyse Poer, herbergierster in 's-Heerenberg, overleden in 1525, begraven. Uit deze relatie 3 kinderen. 1. Adam (Daem), geboren in 1500 buitenechtelijk, overleden (ongeveer 55 jaar oud) in 1555, begraven. 2. Hector, geboren in 1504 buitenechtelijk, overleden (ongeveer 48 jaar oud) in 1552, begraven. 3. Anna, Non in het Sint Ursulaklooster in Elten, begraven.

Willem III van den Bergh. Zijn geboorte wordt vermeld in een aldt boecksken uit de tweede helft van de 15e eeuw, waarvan een afschrift wordt bewaard in het archief van Huis Bergh: Anno Domini MCCCCLXVIII ipso die Cristine virginis, in vigilia Jacobi apostoli, natus est nobilis Wilhelmus domicillus, primogenitus de Monte, ex parentibus nobilibus, patre Oiswaldo milite, domino de Monte et de Bylant, et ex matre nobili Elizabeth, filia nobilis Vincencii comitis de Moersa, et nobilis Anne, comitissa de Moersa, quae ex nobili progenie de Bavaria ortum duxit. Que Anna nobilis quinque fratres adhuc viventes habet, et plures nepotes. Fratres eius sunt: nobilis Johannes de Bavaria, primas et archieepiscopus in Meydelborch, doctor in utroque jure; alius episcopus Straesburgensis; tercius dominus Stephanus de Bavaria, nobilis praebendatus et dominus in Colonia; et Fredericus dux Bavarie, et Lodwicus dux Bavarie. (In het jaar des Heren 1468 op de naamdag van de maagd Christina, aan de vooravond van de apostel Jacobus, is geboren de edele jonkheer Willem, eerstgeborene van Bergh, uit de edele ouders, de vader ridder Oswald, heer van Bergh en van Bylandt, en uit de edele moeder Elisabeth, dochter van de edele Vincent, graaf van Meurs, en de edele Anna, gravin van Meurs, uit het edele geslacht van de hertogen van Beieren. De edele Anna heeft vijf levende broers, en vele nakomelingen. Haar broers waren: de edele Johannes van Beieren, de eerste broer, was aartsbisschop van Maagdenburg, doctor in beide rechten [burgerlijk en kerkelijk recht]; de tweede [Ruprecht] was bisschop van Straatsburg; de derde was heer Stefan van Beieren, kanunnik in Keulen; en Frederik hertog van Beieren, en Lodewijk hertog van Beieren.). Het was destijds gebruikelijk een datum aan te duiden volgens de heiligenkalender. Willems geboortedag 24 juli is de naamdag van de heilige Christina van Bolsena. 25 juli is de naamdag van de apostel Jacobus de Oudere. Zijn grootmoeder Anna en haar broers worden hier als "Van Beieren" opgevoerd, maar hun vader was paltsgraaf en hertog Stefan van Palts-Simmern-Zweibrücken. Palts-Simmern-Zweibrücken lag tussen de Rijn en de Moezel. Via een ingewikkelde lijn die buiten het kader van de Berghapedia valt, is Palts-Simmern-Zweibrücken verbonden met de geschiedenis van Beieren. Onduidelijk is waarom grootmoeder Anna en haar broers hier genoemd worden. De kortst regerende graaf. De eerste vermelding van Willem na zijn geboorte en doop stamt uit 1490, toen hij in het gevolg van de bisschop van Münster, Hendrik XXVII van Schwarzburg, een expeditie naar Oost- meemaakte. Het archief van Huis Bergh bewaart correspondentie met het bisdom Münster uit de jaren 1497-1510, waarin Willem schadevergoeding eist voor paarden die hij tijdens deze expeditie heeft verloren. In het conflict tussen Gelre en de Bourgondiërs moest Willem net als zijn vader afwisselend tussen deze twee partijen kiezen. Na het overlijden van zijn vader in februari 1506 werd Willem graaf van Bergh en is sindsdien de Bourgondiërs blijven steunen. Dit wekte de woede van Karel van Gelre, die toen een plan smeedde om graaf Willem tijdens een bezoek aan Terborg te arresteren. Dit is niet gebeurd, maar het is onduidelijk of het plan is mislukt of nooit ten uitvoer is gebracht. In januari 1506, een maand voor hij zijn vader opvolgde, is Willem op 37-jarige leeftijd in Boxmeer getrouwd met Anna van Egmond, enig kind van Willem van Egmond en Margaretha van Culemborg. Het is niet bekend wanneer Anna geboren is, maar aangenomen wordt dat dit kort na 1480 is geweest. Willems huwelijk was voor de graven van Bergh van groot belang, omdat het voor een flinke uitbreiding van de hun bezittingen zorgde. Uit de erfenis van Anna's vader (overleden in 1494) viel Haps toe aan Bergh; uit die van haar moeder (overleden in 1505) kwamen Boxmeer, Sambeek, Spalbeek, Stevensweert, Ochten, het kasteel Vrienenstein bij Driel, en pagina 21 van 75

goederen en tienden in de Overbetuwe en op de Veluwe. Vijf jaar later, op 3 mei 1511, overleed Willem in Zaltbommel na een ambtstijd van slechts vijf jaar. Aldus is hij de kortst regerende graaf van Bergh. Hij was nog maar 43 jaar oud en werd in Hedel begraven. Zijn enige kind, de driejarige Oswald, volgde hem op. Die was nog te jong om zijn ambt te kunnen uitoefenen, zodat eerst zijn moeder, daarna zijn tante Anna van den Bergh en ten slotte een regentschapsraad van zeven hoge ambtenaren hem hebben vervangen tot zijn zestiende verjaardag in 1424. Zijn weduwe Anna. Willems weduwe Anna van Egmond hertrouwde al op 23 juli 1512 in het geheim met Filips van Virneburg, een telg uit het geslacht van de graven van Virneburg in de Eifel. In 1514 vertrok Anna met haar tweede man naar Boxmeer. Zij liet Bergh echter niet zomaar achter, want ze had van zowel haar achterneef Karel van Gelre als van de Bourgondiërs een sauvegarde (een beschermbrief) en een neutraliteitsverklaring voor het graafschap weten te verkrijgen. Dit hield in dat beide partijen Bergh met rust zouden laten en niet zouden bezetten of plunderen. De reden dat Anna in het geheim is hertrouwd, is dat de familie Van den Bergh haar daarvoor geen toestemming wilde geven. De opschudding die dit veroorzaakte werd versterkt door het gerucht dat zij haar zoontje, de regerende graaf Oswald II, wilde meenemen naar een kasteel van haar tweede man bij Monreal in de Eifel. Hiertegen hebben de familie en de Berghse ambtenaren zich fel verzet. Het resultaat was dat Anna wel naar Monreal is vertrokken, maar Oswald in 's-Heerenberg heeft achtergelaten. Haar schoonzus Anna van den Bergh (graaf Willems oudste zus) heeft Oswald daarna opgevoed. Door Anna's vertrek naar Monreal is een kostbare ketting van zuiver goud bezet met diamanten, robijnen en parels verloren gegaan. Willem had Anna deze ketting geschonken ter gelegenheid van haar eerste kerkbezoek na de geboorte van Oswald. Zij heeft de ketting in Keulen laten belenen, maar nooit afgelost. Het is niet bekend wat er daarna met de ketting is gebeurd. Anna van Egmond overleed al op 4 september 1517 in Monreal, een week nadat ze was bevallen van een zoon, die de naam Johan kreeg. Zij werd in de kerk van Monreal begraven. Haar zoon Johan is maar een paar jaar oud geworden. Haar tweede man heeft tot zijn dood in 1534 een conflict gehad met zijn stiefzoon Oswald over het bezit van de heerlijkheden Boxmeer en Haps. Hij had hier als erfgenaam van zijn overleden zoon, zo redeneerde hij, recht op.

Adam (Daem) van den Bergh. Daem en Hector hadden samen een leengoed bij Gendringen. In het voorjaar van 1541 ontstond hierover een conflict toen hun halfbroer graaf Oswald II hun dit leengoed ontnam. In een poging het terug te krijgen, riep Daem de bemiddeling in van Veronica van Reichenstein, abdis van het Stift Elten. Op 25 april liet graaf Oswald weten dat Daem en Hector zich ernstig tegen hem misdragen hadden, en dat hij niet van plan was het leengoed terug te geven. Hierop volgde een briefwisseling tussen Daem en ambtenaar Arnt van der Empel, die ook bemiddelde. Op 24 juni liet graaf Oswald in een brief aan abdis Veronica nogmaals weten het leengoed niet te zullen teruggeven. Vier dagen later schreef Daem een brief aan de abdis, waarin hij zich over het besluit van zijn halfbroer beklaagde. Abdis Veronica wist toen niets anders meer te doen dan Daem een afschrift van graaf Oswalds brief te sturen. Op 31 juli liet ambtenaar Arnt van der Empel nog aan Daem weten dat hij niet in de positie was graaf Oswald te dwingen het leengoed terug te geven. Het lijkt erop dat Daem en Hector het leengoed niet hebben teruggekregen. In 1550 trouwde Daem met Walburg van Helmond. Hij kreeg twee dochters en een zoon, maar het is niet duidelijk of Walburg de moeder (van alle drie) was. Eveneens in 1550 bouwde hij samen met Hector een huis in de stad, dat naar hem het Drost Daemenhuis werd genoemd. Daem was namelijk van 1534 tot 1536 landdrost van Bergh geweest. De broers hebben helaas niet lang van hun huis kunnen genieten. Hector overleed in 1552. Daem overleed in 1555 in de Meurse toren, een restant van het afgebrande kasteel van de graven van Bergh in de heerlijkheid Didam. Omdat zij geen nageslacht hadden, erfde hun halfbroer graaf Oswald II het Drost Daemenhuis. In 1556, het jaar na het overlijden van Daem, werd er voor zijn weduwe Walburg een inventaris van de inboedel van de Boetselaersborg opgesteld, waarschijnlijk op aandringen van graaf Oswald II. Deze gedetailleerde lijst geeft een gevarieerd beeld van de meubels en de verdere inrichting van het huis op dat moment, inclusief kleding, sieraden, keukengerei en dergelijke. Walburg overleed overigens in 1559. pagina 22 van 75

Later hebben onder anderen de landdrosten Hendrick van Zuylen en Willem Jacob van den Boetselaer er gewoond. Naar laatstgenoemde draagt het huis sinds 1632 de naam Boetselaersborg.

Willem III van den Bergh graaf van den Bergh. Hij was tevens rijksgraaf van het Heilig Roomse Rijk, trouwde (respectievelijk 37 en ongeveer 26 jaar oud) (2) te Boxmeer in januari 1506 met Anna van Egmond, dochter van Willem van Egmondt en Margriet van Bosmeer, geboren in 1480, overleden (ongeveer 37 jaar oud) te Monréal [Rheinland-Pfalz, Duitsland] in 1517, begraven aldaar. Uit dit huwelijk een zoon. 1. Oswald II, geboren te 's-Heerenberg op zaterdag 21 maart 1508, overleden (ongeveer 37 jaar oud) te Zutphen in 1546, volgt XVa [blz. 24]. Anna van Egmond, dochter van Willem van Egmondt en Margriet van Bosmeer, trouwde (ongeveer 32 jaar oud) (2) in 1512 met Filips van Virneburg, begraven. Uit dit huwelijk zijn geen kinderen bekend. XIVc. Machteld (Mette) van den Bergh, (dochter van XIIIa [blz. 15] ), geboren omstreeks 1470, overleden (ongeveer 69 jaar oud) in 1539, begraven, trouwde (ongeveer 22 jaar oud) op zaterdag 8 oktober 1492 met Frederik II van Bronkhorst en Borculo, zoon van Otto van Bronkhorst en Borculo en Elisabeth van Nassau-Beilstein, begraven. Uit dit huwelijk 2 kinderen. 1. Joost, geboren in 1503, heer van Bronkhorst en Borculo, overleden (ongeveer 50 jaar oud) in 1553, begraven. 2. Anna, begraven.

Machteld (Mette) van den Bergh. Samen met haar zussen Anna en Walburg had zij een conflict haar neef graaf Oswald II over de nalatenschap van haar broer Frederik, heer van Hedel. In het archief van de heerlijkheid Borculo bevindt zich een aantal akten waarin Mette genoemd wordt. Een daarvan, uit 1516, heeft betrekking op Bergh. Mette en haar zoon Joost verklaren daarin dat zij Lyse Poer schadeloos zullen houden. Lyse Poer was de moeder van de buitenechtelijke kinderen van Mette's broer graaf Willem III, die in 1511 was overleden.

XIVd. Walburg van den Bergh, (dochter van XIIIa [blz. 15] ), geboren omstreeks 1485, begraven, trouwde (ongeveer 10 jaar oud) op woensdag 16 januari 1495 met Hendrik van Wisch, begraven. Uit dit huwelijk 2 kinderen. 1. Joachim, geboren in 1499, overleden (ongeveer 45 jaar oud) in 1544, begraven. 2. Ermgard, geboren omstreeks 1505, overleden (ongeveer 78 jaar oud) te Wildenborch op maandag 9 mei 1583, volgt XVb [blz. 27].

Walburg van den Bergh. De heren van Wisch bezaten slechts de helft van de heerlijkheid Wisch; de andere helft had Walburgs vader in 1486 gekocht. Dit gebied stond sindsdien bekend als Berghs Wisch. Formeel was de heerlijkheid echter niet gesplitst, zodat graaf Oswald en heer Johan het bestuur van Wisch samen moesten uitvoeren. Dit leverde problemen op, maar die werden in 1495 opgelost – toevallig of niet het jaar waarin de huwelijksvoorwaarden voor Walburg en Hendrik werden vastgelegd. Berghs Wisch zou naar de heren van Wisch terugkeren als er uit het huwelijk van Walburg en Hendrik kinderen geboren zouden worden. Die waren er inderdaad, maar Berghs Wisch is Berghs gebleven. De reden hiervoor is onduidelijk, maar kan verband houden met het feit dat Walburgs echtgenoot nooit heer van zijn helft van Wisch is geweest. Hij stief namelijk al in 1514, drie jaar voor de dood van zijn vader in 1517. Zodoende volgde Walburgs zoon Joachim zijn grootvader op als de nieuwe heer van zijn helft van Wisch. De eerste twee jaar trad Walburg op als regentes. Berghse Wisch bleef zoals gezegd Berghs, maar de opvolgers van graaf Oswald I, de graven Willem III en Oswald II, hadden weer de nodige problemen met Joachim van Wisch. Een van de aanleidingen was dat Frederik van den Bergh, heer van Hedel overleden in 1513, zijn zus Walburg had onterfd. pagina 23 van 75

Walburg werd vrouwe van Wisch toen haar zoon Joachim in 1541 overleed zonder wettig nageslacht na te laten (wel had hij vier buitenechtelijke kinderen). Toen Walburg in 1547 stierf, was haar dochter Ermgard de laatste telg uit het Huis Wisch. Door haar huwelijk met Georg van Limburg Stirum gingen half Wisch en haar overige bezittingen over naar het geslacht Van Limburg Stirum. De Van Limburg Stirums zijn contact blijven houden met het geslacht Van den Bergh. Twee van Walburgs kleinkinderen waren peetouders van kinderen van Willem IV van den Bergh en Maria van Nassau. Kleinzoon Herman Georg van Limburg Stirum (1540–1574) was peetoom van Magdalena van den Bergh, terwijl zijn zus Anna Maria van Limburg Stirum (±1543–1637) peettante was van Oswald van den Bergh. Herman Georgs vrouw Maria van Hoya (1534–1612) was zelfs twee keer peettante: van Frederik van den Bergh en van Wilhelmina van den Bergh.

Generatie XV

XVa. Oswald II van den Bergh heer van den Bergh. Hij was tevens rijksgraaf van het Heilig Roomse Rijk, (zoon van XIVb [blz. 21] ), geboren te 's-Heerenberg op zaterdag 21 maart 1508, overleden (ongeveer 37 jaar oud) te Zutphen in 1546, begraven, trouwde met Elisabeth van Dorth, dochter van Seyno van Dorth en Henrica van Aeswijn, geboren in 1505, overleden (ongeveer 40 jaar oud) in 1545, begraven. Uit dit huwelijk 5 kinderen. 1. Willem IV, geboren te 's-Heerenberg op vrijdag 24 december 1537, overleden (48 jaar oud) te Ulft op donderdag 6 november 1586, volgt XVIa [blz. 27]. 2. Oswald, geboren op dinsdag 21 maart 1539, ongehuwd overleden, begraven. 3. Frederik, geboren en overleden in 1540, begraven. 4. Anna, geboren te 's-Heerenberg begin 1544, ongehuwd overleden (32 jaar oud) vermoedelijk te Hedel op maandag 20 september 1576, begraven te Boxmeer. 5. Frederik, geboren te 's-Heerenberg begin 1545, begraven.

Oswald II van den Bergh. Hij was nog maar drie jaar oud toen zijn vader in 1511 overleed. Hij was nog te jong om zijn vader op te volgen, zodat zijn moeder als regentes optrad. Nadat zij in 1512 was hertrouwd met Filips van Virneburg en met hem naar Duitsland was vertrokken, trad zijn tante Anna op als regentes. Zij werd bijgestaan door een regentschapsraad van zeven "bevelhebbers", een college dat bestond uit de hoogste Berghse ambtenaren onder voorzitterschap van landdrost Wessell van Ermen. De andere zes leden waren Johan van Lennep, Ernst Momme, Joost Tengnagel, Hermannus Weegh, Wernerus Elferdinck en Henrick van Groenen. In 1520 namen de zeven "bevelhebbers" het regentschap over van Anna. Toen Oswald in 1524 zestien jaar werd, aanvaardde hij zijn ambt als graaf van Bergh. Zijn roerige regeerperiode. Graaf Oswald II trouwde op een onbekende datum in 1537 met Elisabeth van Dorth, dochter van Seyno van Dorth en Henrica van Aeswijn. Zij was weduwe van Johan van der Horst. Over dit huwelijk is in de familie veel te doen geweest, omdat men vond dat Oswald beneden zijn stand was getrouwd. Mogelijk is dit de reden dat er in het archief van Huis Bergh vrijwel niets over dit huwelijk te vinden is. Bekend is alleen dat het op 7 juli 1537 nog niet gesloten was, maar dat het eerste kind in december van dat jaar niet buitenechtelijk werd geboren. Het huwelijk moet daarom in de tweede helft van 1537 voltrokken zijn. Graaf Oswald slaagde erin op goede voet te blijven met beide partijen in het conflict om het bezit van het graafschap Gelre. Na de dood van hertog Karel van Gelre in 1538 onderwierp hij zich aan diens rivaal keizer Karel V. Al in de jaren van het regentschap van Anna van den Bergh ontwikkelde zich een ernstig conflict met Oswalds stiefvader Filips van Virneburg. Die eiste een deel van de erfenis van graaf Willem III op, waaronder geld voor het levensonderhoud van zijn vrouw Anna van Egmond. Hij werd in deze eis gesteund door hertog Karel van Gelre, die Bergh in 1516 vijf weken bezet hield en zo uitbetaling van het geëiste geldbedrag afdwong. Verder nam Virneburg de heerlijkheden Boxmeer en Haps in bezit. Graaf Oswald II kon Haps in 1523 terugkopen door bemiddeling van de hertog

pagina 24 van 75

van Gelre, maar Boxmeer kreeg hij pas in 1545 weer in handen. In 1513, twee jaar na de dood van zijn vader, overleed zijn oom Frederik. Van hem erfde Oswald de heerlijkheid Hedel. Rond 1520 ontstond er onenigheid over oom Frederiks nalatenschap, waarbij zijn tantes Anna, Machteld en Walburg, en de zoon van laatstgenoemde, zijn neef Joachim van Wisch, betrokken waren. De problemen spitsten zich toe op het bezit van Berghs Wisch en liepen met Pinksteren 1528 zo hoog op, dat Joachim het Berghse kasteel bij Terborg liet plunderen en verwoesten. De hertog van Gelre stuurde zelfs een leger om Joachim tot bedaren te brengen. Dit lukte niet erg, want in 1531 werd Terborg belegerd door Maarten van Rossem, maarschalk van Gelre. Het conflict sleepte zich voort, zodat Oswald op 9 november 1537 een brief schreef aan keizer Karel V en alle keurvorsten, vorsten, aartsbisschoppen en bisschoppen, prelaten, graven, vrijen, bannerheren, ridders en knechten, richters, schouten, burgemeesters, schepenen en raden, gemeenten en alle staten van het Heilige Rijk over zijn moeilijkheden met Joachim van Wisch. De ingrepen van hertog Karel van Gelre hadden geen effect gehad, zo schreef Oswald. Nu had Joachim van Wisch ook het kasteel Zwanenburg bij Gendringen bezet, zodat hij, Oswald, de hulp van het Heilige Rijk (het Duitse Keizerrijk) inriep. Een paar jaar later loste het conflict zich zelf op door het overlijden van Joachim van Wisch in 1541. Oswald was nog maar 38 jaar oud toen hij op 9 mei 1546 in Zutphen onverwacht overleed in het huis van de landdrost van Bergh, Bernt van Hackfort. Hij werd begraven in de grafelijke grafkelder in oude Pancratiuskerk in 's-Heerenberg. Kort daarvoor, op 12 december 1545, was zijn vrouw overleden bij de geboorte van haar zesde kind, een dochtertje, dat ook overleed. Zij werden samen op 8 januari 1546 in de grafelijke grafkelder begraven. Onenigheid met zijn halfbroers. Graaf Oswald II had twee halbroers, Daem en Hector, buitenechtelijke zoons van graaf Willem III. Daem en Hector hadden samen een leengoed bij Gendringen. In het voorjaar van 1541 ontstond hierover een conflict toen hun halfbroer Oswald hun dit leengoed ontnam. In een poging het terug te krijgen, riep Daem de bemiddeling in van Veronica van Reichenstein, abdis van het Stift Elten. Op 25 april liet graaf Oswald weten dat Daem en Hector zich ernstig tegen hem misdragen hadden, en dat hij niet van plan was het leengoed terug te geven. Hierop volgde een briefwisseling tussen Daem en ambtenaar Arnt van der Empel, die ook bemiddelde. Op 24 juni liet graaf Oswald in een brief aan abdis Veronica nogmaals weten het leengoed niet te zullen teruggeven. Vier dagen later schreef Daem een brief aan de abdis, waarin hij zich over het besluit van zijn halfbroer beklaagde. Abdis Veronica wist toen niets anders meer te doen dan Daem een afschrift van graaf Oswalds brief te sturen. Op 31 juli liet ambtenaar Arnt van der Empel nog aan Daem weten dat hij niet in de positie was graaf Oswald te dwingen het leengoed terug te geven. Het lijkt erop dat graaf Oswald voet bij stuk heeft gehouden. Oswald II leefde ten tijde van de Gelderse Oorlogen. Hij zat in een gevaarlijke positie, waar hij als rijksgraaf moest manoeuvreren tussen de hertog van Gelre, Karel van Gelre en de keizer van het Heilige Roomse Rijk, Karel V. Dit ging hem goed af. Hij wist met beide partijen een redelijke relatie te onderhouden. Oswald II van den Bergh leefde in onmin met Joachim van Wisch. Oswald II werkte in dit conflict samen met de hertog van Gelre. Deze liet Maarten van Rossum het kasteel Wisch veroveren. Terborg wordt bele•gerd. Op 20 mei 1531 valt het kasteel van Terborg in handen van Maarten van Rossum. Karel van Gelre eiste in 1532 belastingen van rijksgraaf Oswald II. Hij verklaarde hier echter wel bij dat betaling van deze belasting geen gevolgen zou hebben voor de verhouding van de graaf tot Gelre. Na de dood van Karel van Gelre in 1538 heeft graaf Oswald II zich aan de keizer onderworpen. Nadat het Berghse land was geplunderd ondernam Oswald II in 1539 een rooftocht in het Wissche gebied. Hierbij nam hij het kasteel Swanenburg in als zijnde "eene wapenplaats van zijnen vijand". In 1545 kocht hij de heerlijkheid Boxmeer terug van Maximiliaan van Egmond. Oswald II stierf in 1546 in Zutphen ten huize van de landdrost van Bergh, Bernt van Hackfort. Hij werd naast zijn kort daarvoor overleden vrouw bijgezet in de grafelijke grafkelder in de oude Sint-Pancratiuskerk te ’s-Heerenberg.

Oswald van den Bergh. Oswalds ouders overleden al vroeg. Zijn moeder stierf in december 1545 bij de geboorte van haar pagina 25 van 75

zesde kind; zijn vader overleed in mei 1546 onverwacht tijdens een bezoek aan Zutphen. Zelfs zijn oudste broer broer Willem was toen nog minderjarig, zodat er een voogdijregeling ingesteld moest worden. Tot voogden werden twee neven van zijn vader benoemd. Dit waren Maximiliaan van Egmond (1509–1548) uit het geslacht van Willems grootmoeder Anna van Egmond, en Joost van Bronckhorst (1503–1553), zoon van zijn oudtante Machteld van den Bergh. De voogden stuurden Oswald en zijn broer Willem naar een school in Leuven. Dit leidde tot een ontmoeting met keizer Karel V in diens paleis in Brussel. De keizer vroeg de broers aan zijn hof te blijven, wat ook gebeurde. Willem was daar tot 1549; Oswald bleef tot 1552. In die tijd hebben zij Willem van Oranje leren kennen, die ook aan het keizerlijk hof verbleef. In 1557 werd hij peetoom van Magdalena van den Bergh, de oudste dochter van zijn broer Willem en Maria van Nassau. In 1560 kreeg Oswald van zijn broer Willem de heerlijkheid Homoet en de kastelen Vrienenstein en Nijenborg toegewezen, alsmede een huis uit erfenis van Daem van den Bergh. Deze halfbroer van hun vader had de Boetselaersborg gebouwd – mogelijk wordt dit huis bedoeld. De voorwaarde voor deze toekenningen was dat de goederen weer aan Huis Bergh moesten toevallen als Oswald kinderloos zou overlijden. Dit is in 1563 inderdaad gebeurd.

Anna van den Bergh. De precieze datum van haar geboorte is niet bekend, maar het moet in de eerste maanden van dat jaar zijn geweest, want begin 1545 werd haar broer Frederik geboren. In 1561 werd zij peettante van Oswald van den Bergh, het vierde kind van haar broer Willem en Maria van Nassau. Haar broers Willem en Frederik hebben levenslang onenigheid gehad over de verdeling de erfenis van hun ouders. In dit conflict heeft zij steeds voor Frederik gekozen. Samen met hem heeft zij vanaf 1565 jarenlang processen gevoerd tegen Willem om goederen terug te krijgen uit de nalatenschap van hun ouders en uit Willems geconfisqueerde goederen. Zij werd in 1561 peettante van haar neef Oswald.

Frederik van den Bergh. De precieze datum van zijn geboorte is niet bekend, maar het moet voor april 1545 zijn geweest, want in december van dat jaar werd nog een zusje geboren. In 1561 werd hij benoemd tot kanunnik van de Dom in Utrecht. Over zijn verblijf daar zijn geen nadere gegevens voorhanden, maar voor niet-ervende zonen uit adellijke families was het destijds gebruikelijk om als geestelijke toe te treden tot een seculier kapittel. Dit waren geestelijke gemeenschappen die kerken en hun bezittingen bestuurden, en veel macht en aanzien genoten. Ook Frederiks oudoom en naamgenoot Frederik en diens oom Adam waren kanunnik. Frederiks verdere levensloop doet vermoeden dat hij niet lang in Utrecht is geweest. In 1560 hadden Frederik en zijn broers Willem en Oswald de erfenis van hun vader (overleden in 1546) verdeeld. Hierbij voelde Frederik zich benadeeld. Oswald overleed drie jaar later al, maar met Willem heeft Frederik de rest van zijn leven onenigheid gehad. In 1566 zegde Frederik zijn instemming met de boedelscheiding van 1560 op, omdat, zo beweerde hij, zijn handtekening door bedrog was verkregen. In 1563 werd hij peetoom van Elisabeth van den Bergh, het zesde kind van zijn broer Willem en Maria van Nassau. In 1568 brak de Tachtigjarige Oorlog uit. In deze onrustige tijd gebruikten Frederik en Willem wederzijds elke kans om elkaar dwars te zitten. Willem had de kant van Willem van Oranje gekozen en moest met hem naar Duitsland vluchten, waarna zijn goederen door de Spanjaarden in beslag werden genomen. Frederik is altijd trouw gebleven aan de Spaanse koning Filips II, zodat hem enkele van de in beslag genomen goederen van zijn broer werden toegewezen. In het conflict tussen Frederik en Willem heeft hun zuster Anna steeds voor Frederik gekozen. Frederik en Anna hebben vanaf 1565 jarenlang processen gevoerd om goederen terug te krijgen uit de nalatenschap van hun ouders en uit Willems geconfisqueerde goederen. Frederiks bezittingen blijken uit de titels die hij gebruikte, hoewel dit niet wil zeggen dat hij al deze goederen tegelijkertijd in bezit heeft gehad. In 1576 noemde hij zich vrijheer van Boxmeer en Bylandt, heer van Hedel, Homoet, Wisch, Haps, Spalbeek en Stevensweert. In Hedel bezaten de graven van Bergh het muntrecht, dat graaf Frederik vanaf 1577 heeft laten pagina 26 van 75

uitoefenen onder de beruchte muntmeester Anthonis van Eembrugge. In 1580 werd de munt vanwege zijn onenigheid met graaf Willem IV over het bezit van Hedel, voor twee jaar verplaatst naar Zaltbommel. Daarna ging de munt naar Stevensweert, maar werd daar al gauw gesloten en is pas in 1616, jaren na graaf Frederiks dood, weer in bedrijf gesteld. Na het overlijden van zijn broer Willem in 1586 verzoende Frederik zich met diens kinderen, zodat zij niet onterfd werden. Hij overleed eind oktober 1592 in Luik en werd een maand later in Boxmeer begraven. Vermeldenswaard is nog een curieus document van 20 oktober 1565 dat in het archief van Huis Bergh bewaard wordt. Het is een contract dat Frederik van den Bergh sloot met de alchemist Anthunis Murmans van Trier om een poeder samen te stellen waarmee goud kon worden gemaakt.

Elisabeth van Dorth, dochter van Seyno van Dorth en Henrica van Aeswijn, trouwde (1) met Johan van der Horst, begraven. Uit dit huwelijk geen kinderen. XVb. Ermgard van Wisch, (dochter van XIVd [blz. 23] ), geboren omstreeks 1505, overleden (ongeveer 78 jaar oud) te Wildenborch op maandag 9 mei 1583, begraven, trouwde (respectievelijk ongeveer 34 en ongeveer 39 jaar oud) op zaterdag 7 januari 1539 met Georg van Limburg-Stirum, zoon van Adolf van Limburg en Elizabeth van Reichenstein, geboren omstreeks 1500, overleden (ongeveer 52 jaar oud) op vrijdag 14 november 1552, begraven. Uit dit huwelijk een zoon. 1. Herman Gerorg, geboren in 1540, overleden (ongeveer 34 jaar oud) op dinsdag 27 augustus 1574, volgt XVIb [blz. 29].

Generatie XVI

XVIa. Willem IV van den Bergh graaf van 's-Heerenberg, (zoon van XVa [blz. 24] ), geboren te 's-Heerenberg op vrijdag 24 december 1537, overleden (48 jaar oud) te Ulft op donderdag 6 november 1586, begraven, trouwde (respectievelijk 18 en 17 jaar oud) te [Nordrhein-Westfalen, Duitsland] op zondag 11 november 1556 met Maria van Nassau gravin van Nassau, Katzenelnbogen, Vianden en Dietz, dochter van Willem I 'de Rijke' van Nassau-Dillenburg "de Oude" en Juliana van Stolberg-Wernigerode, geboren te Dillenburg [Hessen, Duitsland] op zaterdag 18 maart 1539, overleden (60 jaar oud) te Ulft op het kasteel op vrijdag 28 mei 1599, begraven. Uit dit huwelijk 16 kinderen. 1. Magdalena, geboren te Bergh op donderdag 1 augustus 1557, gedoopt aldaar op zondag 4 augustus 1557, overleden (22 jaar oud) op woensdag 1 augustus 1579, begraven. 2. Herman, geboren te Bergh op zaterdag 2 augustus 1558, overleden (53 jaar oud) te Spa [Luik, België] op woensdag 17 augustus 1611, volgt XVIIa [blz. 29]. 3. Frederik, geboren te Ulft op dinsdag 18 augustus 1559, overleden (59 jaar oud) te Boxmeer op maandag 3 september 1618, volgt XVIIb [blz. 32]. 4. Oswald, geboren te Bergh op vrijdag 16 juni 1561, overleden (24 jaar oud) te Boksum op vrijdag 17 januari 1586, begraven. 5. Wilhelmina, geboren te Bergh op zaterdag 7 juli 1562, overleden (29 jaar oud) te Ulft (verdronken in de IJssel) op vrijdag 15 november 1591, begraven. 6. Elisabeth, geboren op dinsdag 31 december 1563, overleden (ongeveer 8 jaar oud) te Keulen [Nordrhein-Westfalen, Duitsland] in 1572, begraven. 7. Joost, geboren te Bergh op maandag 25 januari 1565, overleden (35 jaar oud) aldaar op dinsdag 8 augustus 1600, begraven. 8. Adam, geboren in 1568, overleden (ongeveer 22 jaar oud) te Groningen op woensdag 7 november 1590, begraven. 9. Juliana, geboren in 1571, overleden (ongeveer 20 jaar oud) te Ulft (verdronken in de IJssel) op vrijdag 15 november 1591, begraven. 10. Adolf, geboren te Kampen in 1572, overleden (ongeveer 37 jaar oud) te

pagina 27 van 75

's-Hertogenbosch op maandag 25 mei 1609, begraven. 11. Lodewijk, geboren op woensdag 1 november 1572, overleden (19 jaar oud) te Steenwijk op woensdag 10 juni 1592, begraven. 12. Hendrik, geboren te Bremen [Bremen, Duitsland] in 1573, overleden (ongeveer 65 jaar oud) te Zutphen op woensdag 12 mei 1638, volgt XVIIc [blz. 32]. 13. Catharina, geboren te Bergh in 1578, overleden (ongeveer 62 jaar oud) te Culemborg op vrijdag 19 oktober 1640, begraven. 14. Anna, geboren in 1579, overleden (ongeveer 51 jaar oud) te Annadael op zaterdag 17 augustus 1630, begraven. 15. Elisabeth prinses-Abdis van Essen, geboren in 1581, overleden (ongeveer 33 jaar oud) te Essen [Nordrhein-Westfalen, Duitsland] op zondag 12 januari 1614, begraven. 16. Charlotte, geboren in 1582, overleden (ongeveer 49 jaar oud) te Annadael op zondag 2 november 1631, begraven.

Willem IV van den Bergh. . Willem was een zoon van graaf Oswald II van den Bergh (1508-1546) en Elisabeth van Dorth (1505-1545). Hij erfde in 1546 het Land van den Bergh en de heerlijkheid Boxmeer en werd daarmee graaf. Willem IV trouwde op 11 november 1556 te Meurs met Maria van Nassau, de oudste zuster van prins Willem van Oranje. Eén van de zwaarste tegenslagen die Willem van Oranje moet verwerken is ongetwijfeld het feit geweest dat zijn zwager overloopt naar Spaanse zijde. graaf Willem IV van den Bergh, getrouwd met de oudste zus van Willem de Zwijger, Maria, onderhoudt contacten met de Spaanse hertog van Parma zo komt in 1983 aan het licht. Een paar jaar eerder is Rennenberg, stadhouder van Groningen, Friesland, en , al overgelopen naar de vijand. Nu is het de beurt aan de stadhouder van . Van Oranje, die zijn zuster aan hem heeft uitgehuwelijkt, laat hem gevangen nemen. Wanneer Van den Bergh, waarschijnlijk de belangrijkste edelman in Gelderland, wegens gebrek aan bewijs vrijkomt loopt hij alsnog over naar de vijand. De oudste zoon van Willem van den Bergh, Herman (1558-1611), verliest een oog in 1591 bij de verdediging van Deventer. In hetzelfde jaar neemt een graaf Van den Bergh het huis Weemselo in Albergen in. Twee jaar later wordt Herman ridder van het Gulden Vlies en stadhouder van Spaans Gelderland. Parma stuurt brieven rond met gouden dukaten om aanhangers van Oranje over te halen de koning te gehoorzamen. De familie Van den Bergh voortgekomen uit het Waalse geslacht De Ligne is gevoelig voor de argumenten van Parma.

Magdalena van den Bergh. Haar peetouders worden genoemd in een document (inventarisnummer 94) in het archief van Huis Bergh. Oiswalt, jonge graeff van den Berghe ofwel haar oom Oswald van den Bergh. die graeff van Styrem. Dit was Herman Georg van Limburg Stirum (1540–1574), graaf van Bronckhorst. Zijn zus Anna Maria van Limburg Stirum (±1543–1637) was peettante van Magdalena's broer Oswald. Zijn vrouw Maria van Hoya (1534–1612) was zelfs twee keer peettante: van Magdalena's broer Frederik en haar zus Wilhelmina. De Van Limburg Stirums waren kleinkinderen van Walburg van den Bergh, een oudtante van Magdalena's vader. Zij is vernoemd naar haar peettantes, die allebei Magdalena heetten: Magdalena van Weed, frow tho Elten. Dit was Magdalena van Wied-Runkel, abdis van het Stift Elten van 1544 tot 1572. De moeder van de abdis was Elisabeth van Nassau (1488–1559), een tante van Maria van Nassau. Haar broer Frederik IV van Wied (1518–1568) werd in 1559 peetoom van Frederik van den Bergh. Magdalena van Nassou, graeffyn van Nunar, een oudere halfzuster van haar moeder, die getrouwd was met Herman van Nieuwenaar (Hermann von Neuenahr), graaf van Meurs. Er zijn aanwijzingen dat zij verloofd was met de koning van Zweden. Van een huwelijk is het niet gekomen, want zij overleed op 21-jarige leeftijd op 25 mei 1579. pagina 28 van 75

Koning Johan III van Zweden (1537-1592) trouwde in 1562. Zijn eerste vrouw overleed in 1583 en hij hertrouwde in 1584. Hoe hierin een verloving kort voor 1579 kan passen, is niet zonder meer duidelijk.

XVIb. Herman Gerorg van Limburg-Stirum, (zoon van XVb [blz. 27] ), geboren in 1540, overleden (ongeveer 34 jaar oud) op dinsdag 27 augustus 1574, begraven, trouwde (respectievelijk ongeveer 17 en ongeveer 23 jaar oud) op zondag 29 september 1557 met Maria van Hoya, geboren in 1534, overleden (ongeveer 78 jaar oud) op dinsdag 28 februari 1612, begraven. Uit dit huwelijk een zoon. 1. Joost Limburg-Bronckhorst, geboren te Borculo op dinsdag 19 april 1560, overleden (61 jaar oud) te Wildenborch op zaterdag 7 augustus 1621, volgt XVIId [blz. 35].

Generatie XVII

XVIIa. Herman van den Bergh, (zoon van XVIa [blz. 27] ), geboren te Bergh op zaterdag 2 augustus 1558, graaf van den Bergh, overleden (53 jaar oud) te Spa [Luik, België] op woensdag 17 augustus 1611, begraven te Eigenbrakel [Waals-Brabant, België], relatie (1) met Elisabeth van Heeck, begraven. Uit deze relatie een dochter. 1. Juliana, geboren tussen 1591 en 1599 buitenechtelijk, overleden (hoogstens 32 jaar oud) te Brussel [Vlaams-Brabant, België] in september 1623, begraven, trouwde met Augustin de Herrera, begraven. Uit dit huwelijk zijn geen kinderen bekend.

Herman van den Bergh. . Zijn peetouders worden genoemd in een document (inventarisnummer 94) in het archief van Huis Bergh: " graeff Johan van Nassow ofwel zijn moeders broer Jan van Nassau. " graeff Herman van Nunar ofwel Herman van Nieuwenaar (Hermann von Neuenahr), graaf van Meurs. Herman is vernoemd naar deze peetoom, die getrouwd was met Magdalena van Nassau, een oudere halfzus van zijn moeder. " frouwe van Alpen. " frouwe van Brederode. Wie deze peettantes waren, is nog niet uitgezocht, maar de namen Alpen en Bredero komen beide voor in de stamboom van het geslacht Van Nieuwenaar. Herman was veertig jaar oud toen hij in februari 1599 trouwde met de 17-jarige Maria Mencia van Wittem, markiezin van Bergen op Zoom, dochter van Johan van Wittem, heer van Beersel, en Maria Margaretha van Merode. De huwelijksplechtigheid vond plaats op het kasteel van zijn al overleden schoonvader in Beersel bij Brussel. Uit dit huwelijk werden drie dochters geboren: " Maria Margaretha (*/† 1608). " Maria Elisabeth Clara (1610-1633). " Een dochter, doodgeboren op 21 november 1611, toen haar vader al overleden was. Voor zijn huwelijk had graaf Herman een relatie met Elisabeth van Heeck, met wie hij een buitenechtelijke dochter had. Haar geboortedatum is niet bekend. " Juliana, overleden in 1623. Zijn correspondentie en jeugd. Over het leven van graaf Herman is veel bekend uit zijn briefwisseling die nu in het archief van Huis Bergh ligt. De omvang van deze correspondentie is nog groter dan die van zijn vader Willem IV, waarbij vooral uit de jaren vanaf 1593 veel bewaard is gebleven. De brieven zijn geschreven in vijf talen en soms in een geheim cijferschrift. Ter vergelijking: van zijn broer Frederik is vrijwel niets bewaard gebleven. De afbeelding hiernaast komt niet uit het archief van Huis Bergh, maar uit het Koninklijk Huisarchief in Den Haag. De namenlijst is de ondertekening van een brief uit de correspondentie van Willem van Oranje die Herman op 7 juni 1574 samen met zijn broers Frederik en Oswald, en

pagina 29 van 75

zijn neven Willem Lodewijk, Jan VII en Georg, zoons van zijn peetoom Jan VI van Nassau, heeft geschreven op Dillenburg, het stamslot van de Nassaus in Hessen. Het is een bemoediging na de verloren Slag op de Mokerheide van 14 april 1574, waarbij zijn ooms Lodewijk en Hendrik van Nassau waren gesneuveld. Herman, Frederik en Oswald verbleven meerdere jaren op Dillenburg, nadat hun vader in 1567 in ballingschap was gegaan. In die periode studeerde Herman ook enige tijd aan de universiteit van Heidelberg.. De Tachtigjarige Oorlog. Herman als militair. Graaf Herman was militair in de Tachtigjarige Oorlog. Over zijn eerste jaren van 1580 tot 1582 in Spaanse dienst zijn geen bijzonderheden voorhanden. In september 1582 liep hij met de rang van kolonel over naar de Staatse troepen van Willem van Oranje. Hier kreeg hij als ritmeester het commando over honderd lansiers en vijftig karabiniers Waalse troepen en was als garnizoenscommandant actief in onder meer 's-Heerenberg en Doetinchem. Hij nam deel aan de verdediging van Lochem tegen de belegering door de Spaanse veldheer . In september 1584 koos hij, samen met zijn vader en zijn broers Frederik en Oswald, weer de Spaanse kant. Hier maakte hij meerdere veldslagen mee. Tijdens de Slag bij Amerongen op 23 juni 1585 stond hij met zijn broer Oswald onder bevel van de Spaanse kapitein-generaal Johannes Baptiste van Taxis. Hij voerde toen met de achterhoede een beslissende aanval op de Staatse troepen uit. Een van de aanvoerders aan Staatse kant was Adolf van Nieuwenaar, een neef en tevens stiefzoon van Hermans peetoom Herman van Nieuwenaar. Een andere Staatse aanvoerder was Marten Schenck van Nideggen. Op 17 januari 1586 raakte hij gewond in de Slag van Boksum in Friesland. Zijn broer Oswald sneuvelde in deze slag, die het hoogtepunt was van een Spaanse rooftocht door Friesland, dat toen in Staatse handen was. De Spaanse troepen wonnen, maar door invallende dooi werd het terrein zo moeilijk begaanbaar dat ze geen buit konden meenemen naar Groningen. In 1591 verdedigde hij zonder succes Deventer tegen de belegeraar, zijn neef prins Maurits. Niet alleen moest hij de stad na tien dagen overgeven, maar bij de gevechten werd hem ook een oog uitgeschoten. In 1595 nam hij samen met zijn broer Frederik onder de Spaanse veldheer Cristobál Mondragón deel aan het ontzet van Groenlo. Over deze militaire onderneming en ook over het beleg van Kamerijk (nu Cambrai in Noord-Frankrijk) voerde hij een correspondentie met een aantal andere Spaanse veldheren. In die jaren kon muiterij in het Spaanse leger, met name in Grave en Weert, door Hermans bemiddeling worden onderdrukt. In Weert is hij hierbij enige tijd gegijzeld geweest, maar kon voor £ 5000 worden vrijgekocht. In 1596heroverde hij de stad Hulst; in 1603 kon mede door zijn inzet een beleg van 's-Hertogenbosch door prins Maurits worden verijdeld. Herman als staatsman. In 1578 heeft Herman, toen amper twintig jaar oud, als plaatsvervanger van zijn vader deelgenomen aan de Gelderse Statenvergaderingen. In het jaar daarop had zijn vader al plannen over te lopen naar de Spanjaarden, maar die zijn niet uitgevoerd. Wel heeft zijn vader hem in september 1579 verboden een militair commando in het Staatse leger aan te nemen. In 1593 volgde hij Karel van Arenberg op als stadhouder van Spaans Gelre. Na het ontzet van Groenlo in 1595 was hij daar veel op zijn post in Roermond en Venlo. Hoewel dit grensgewest stevig in Spaanse handen was, heeft hij zich veel met militaire aangelegenheden moeten bezighouden om het voor Spanje veilig te stellen. Vele hooggeplaatste functionarissen, tot aan landvoogd Albert en landvoogdes Isabella in Brussel toe, hebben hem geprezen voor de kundige en dappere wijze waarop hij dit gedaan heeft. Hij was steeds op de hoogte van de bewegingen van de vijand, en hij kom met succes konvooien voor eigen bevoorrading organiseren en dekking geven. Hij bleef stadhouder van Spaanse Gelre tot zijn dood in 1611. Zijn broer Frederik volgde hem toen op. In 1601 werd hij voor zijn verdiensten door de koning van Spanje opgenomen in de Orde van het Gulden Vlies. Het proces Mechteld ten Ham. Tijdens het proces tegen Mechteld ten Ham in 1605 verbleef graaf Herman in Venlo. Zijn vertegenwoordiger in 's-Heerenberg was de landdrost Hendrick van Zuylen. Vanuit Venlo scheef hij dat men gehoor moest geven aan het verzoek van Mechteld om de waterproef te ondergaan. Ook schreef hij dat de zaak zo snel mogelijk afgehandeld moest worden om al te hoge kosten te vermijden. pagina 30 van 75

Zijn laatste levensjaren. Na het ingaan van het Twaalfjarig Bestand in 1609 kreeg graaf Herman gelegenheid zich weer met zijn eigen bezittingen bezig te houden. Door zijn huwelijk met Maria Mencia van Wittem tien jaar eerder was hij markies van Bergen op Zoom geworden. Dit gebied was in Staatse handen, maar werd nu onder de bepalingen van het Bestand teruggegeven. Herman gaf zijn raadsheer mr. Reynier van Rijswijck opdracht het markiezaat op 19 juni 1609 voor hem in bezit te nemen. Daarna hielden markiezin Maria Mencia en graaf Herman op 22 oktober hun Blijde Inkomst in de stad Bergen op Zoom. Zes dagen later deden zij hetzelfde in het nabijgelegen Oudenbosch. In 1610 vertrok hij met zijn vrouw naar Huis Bergh, dat zware oorlogsschade had opgelopen. De rust van het Twaalfjarig Bestand gaf hem gelegenheid het kasteel te restaureren en uit te breiden. De muurankers in de voorgevel van het hoofdgebouw herinneren aan het werk dat hij heeft laten uitvoeren: H(ERMAN) G(RAAF) Z(U) D(EM) B(ERGH) M(ARIA) M(ARKIEZIN) V(AN) B(ERGEN). De muurankers in de buitenmuur van het rentmeestershuis verwijzen alleen naar zijn vrouw: M(ARIA) G(RAVIN) Z(U) D(EM) B(ERGH) M(ARKIEZIN) Z(U) B(ERGEN) O(P) Z(OOM). Zijn overlijden. Al tijdens de restauratiewerkzaamheden in 's-Heerenberg liet zijn gezondheid te wensen over. Om te herstellen vertrok hij naar de geneeskrachtige bronnen van Spa in de Ardennen, maar dit heeft niet mogen baten. Hij logeerde in de herberg Im Vergulde Lew, waar hij al op sterven lag toen zijn vrouw, zijn behandelend arts en een jezuïet lang met hem hebben gepraat om hem over te halen zijn testament te herzien. In dit testament (opgemaakt op 21 augustus 1610, drie dagen voor de geboorte van Maria Elisabeth Clara) benoemde hij niet zijn toen nog ongeboren kind, maar zijn broer Frederik (of, indien overleden, diens oudste zoon) tot zijn erfgenaam. Toen zijn vrouw beloofde in te treden in een klooster in Keulen, en dus nooit te zullen hertrouwen, stemde hij in. Zijn dochter en het kind waarvan zijn vrouw op dat moment zwanger was, werden zijn erfgenamen. Hij ondertekende het betreffende codicil in de namiddag van 11 augustus 1611. Rond 4 uur in de nacht van 12 augustus overleed hij. Zijn dochter Juliana vertelde na zijn overlijden in een brief, dat zijn artsen zijn lichaam hebben gebalsemd en daarbij afwijkingen aan hart, maag en milt hadden vastgesteld. Zijn stoffelijk overschot werd op 5 september bijgezet in het familiegraf van zijn schoonfamilie in Eigenbrakel bij Brussel. Zijn hart werd in Spa begraven. Dit blijkt uit de tekst die later is bijgeschreven op het document dat hierboven onder de kop Geboorte en huwelijk wordt genoemd. De toegevoegde tekst luidt: Obiit a° 1611 den 12 Augusti, en waer. Friedagh, styllo novo, des 's morgens tushen. 3 und 4 uhren, toe Spade im Vergulde Lew;. dat licham te Brandeloe, ende sein hart. thoe Spade begraven des zile Godt. (Brandeloe is een vernederlandsing van Braine-l'Alleud, de Franse naam van Eigenbrakel.).

Juliana van den Bergh. Haar geboortedatum is niet bekend, maar ze moet tussen 1591 en 1599 ter wereld zijn gekomen. Ze was er al toen haar vader in 1599 trouwde met Maria Mencia van Wittem, markiezin van Bergen op Zoom. Zij zal na 1591 zijn geboren, omdat ze de voornaam droeg van haar vaders zus Juliana, die in 1591 was verdronken bij kasteel Ulft. Haar moeder was Elisabeth van Heeck, die later trouwde met Andries van Brackel. Juliana werd opgevoed door haar vader. Toen hij in 1611 in Spa overleed, was zij daar mogelijk bij aanwezig. In een brief die zij na zijn dood schreef, noemt zij afwijkingen aan het hart, de maag en de milt, die de artsen bij het balsemen van het lichaam hadden gevonden. In 1613 overleed ook haar stiefmoeder. Zij werd daarna samen met haar halfzus Maria Elisabeth Clara opgenomen in de Brusselse hofhouding van aartshertogin Isabella, landvoogdes van de Spaanse Nederlanden.

Herman van den Bergh, trouwde (respectievelijk 40 en 17 jaar oud) (2) in februari 1599 met Maria Mencia van Wittem markiezin te Bergen op Zoom (1588-1613), gravin van Walhain, dochter van Jan van Wittem en Maria Margaretha van Merode-Westerlo, geboren te Wouw op zaterdag 29 augustus 1581, Blijde Inkomste te Bergen op Zoom op pagina 31 van 75

donderdag 22 oktober 1609, overleden (31 jaar oud) op zondag 28 juli 1613, begraven te Brussel [Vlaams-Brabant, België]. Uit dit huwelijk 4 dochters. 1. Levenloos geboren dochter, geboren in 1601, begraven. 2. Maria Margaretha, geboren te Venlo op dinsdag 17 juni 1608, overleden (3 maanden oud) aldaar in oktober 1608, begraven. 3. Maria Elisabeth Clara I, geboren te Bergh op zondag 22 augustus 1610, overleden (22 jaar oud) te Boxmeer op donderdag 6 januari 1633, volgt XVIIIa [blz. 35]. 4. Levenloos geboren dochter, geboren te Bergh op maandag 21 november 1611, begraven.

Maria Margaretha van den Bergh. Zij droeg de voornamen van haar grootmoeder van moederskant. Haar vader schreef aan zijn zwager Floris van Culemborg (de man van Catharina van den Bergh) dat haar moeder s'accoucha, une mois devant son terme, au soir environ les 10 heures d'une fille d'entière disposition, que après avoir reçue le St. Baptesme tréspassa le lendemain (een maand te vroeg, 's avonds rond tien uur beviel van een perfecte dochter, die na ontvangst van het heilig doopsel de volgende dag overleed). Voor de begrafenis van Maria Margaretha is een rouwbord gemaakt, dat in 1896 nog bestond. Het maakte toen deel uit van een collectie van vijftien rouwborden, die werd beschreven in een aflevering van De Maasgouw. De rouwborden waren gevonden in een kerk in Venlo en bevonden zich in 1896 in het museum van het Venlose oudheidkundige genootschap. Ze waren gemaakt in de jaren 1608 tot 1793, dus dat van Maria Margatha was het oudste. Het wapen op Maria Margaretha's rouwbord was dat van de graven van Bergh, maar het was in 1896 slechts ten dele en onduidelijk zichtbaar. De beschrijving in De Maasgouw luidt: Ruitenschild met naar rechts gewenden leeuw van keel, getongd en gekroond van goud op een zilver veld met rand van sabel, beladen met 11 gouden penningen. Het opschrift luidde: Maria Margarita geboren gravin. zu dem Bergh Markgravin zu Berghe-. op Zoom gravin zu Walhain. etc. Obyt anno 1608. Het Venlose oudheidkundige genootschap, zoals het genoemd wordt in De Maasgouw, is tegenwoordig de Kring Venlo van het Limburgs Geschied- en Oudheidkundig Genootschap (LGOG). De collectie van het LGOG wordt beheerd door het Bonnefantenmuseum in Maastricht. Desgevraagd liet dit museum in januari 2018 weten dat zich in de LGOG-collectie geen rouwborden bevinden. Het Limburgs Museum in Venlo heeft twee rouwborden, maar die komen niet uit de verzameling beschreven in De Maasgouw. Er moet daarom van worden uitgegaan dat de Venlose rouwborden, inclusief dat van Maria Margaretha, op een zeker moment na 1896 verloren zijn gegaan.

Maria Mencia van Wittem markiezin te Bergen op Zoom (1588-1613), gravin van Walhain, dochter van Jan van Wittem en Maria Margaretha van Merode-Westerlo, trouwde (31 jaar oud) (2) op donderdag 18 oktober 1612 met Willem van Melum prins van Espinoy, zoon van Pierre van Melum en Hippolyte van Montmorency, begraven. Uit dit huwelijk zijn geen kinderen bekend. XVIIb. Frederik van den Bergh Heer van Boxmeer, Sambeek, Haps en Meer, (zoon van XVIa [blz. 27] ), geboren te Ulft op dinsdag 18 augustus 1559, overleden (59 jaar oud) te Boxmeer op maandag 3 september 1618, begraven, trouwde met Françoise van Ravenel, begraven. Uit dit huwelijk 2 kinderen. 1. Albert, geboren te Brugge [West-Vlaanderen, België] op zaterdag 20 oktober 1607, overleden (48 jaar oud) te Boxmeer op zondag 16 juli 1656, volgt XVIIIb [blz. 36]. 2. Eleonora Catharina Febronia, geboren in 1613, overleden (ongeveer 44 jaar oud) in 1657, volgt XVIIIc [blz. 37]. XVIIc. Hendrik van den Bergh heer van Stevensweert en markgraaf van Bergen op Zoom, pagina 32 van 75

was een Nederlands militair in Spaanse dienst tijdens de Tachtigjarige Oorlog. Hij was stadhouder van Spaans Opper-Gelre voor de koning van Spanje, maar koos later tijdens die functie de kant van de Staten-Generaal, (zoon van XVIa [blz. 27] ), geboren te Bremen [Bremen, Duitsland] in 1573, overleden (ongeveer 65 jaar oud) te Zutphen in herberg De Zwaan i op woensdag 12 mei 1638, begraven te 's-Heerenberg in de grafelijke grafkelder op maandag 31 mei 1638, 2 kinderen. 1. Anna Maria Elisabeth, geboren in 1600, overleden (ongeveer 53 jaar oud) op zondag 23 maart 1653, volgt XVIIId [blz. 37]. 2. Herman Frederik buitenechtelijk, geboren in 1600, overleden (ongeveer 69 jaar oud) te Maastricht op vrijdag 29 maart 1669, begraven aldaar Na de sluiting van de Dominicankerk in 1805 werd het praalgraf overgeplaatst naar de Sint-Servaaskerk, trouwde (respectievelijk ongeveer 32 en ongeveer 17 jaar oud) op donderdag 16 december 1632 met Josina Walburgis van Löwenstein-Wertheim, geboren te Rochefort in 1615, begraven te Maastricht Na de sluiting van de Dominicankerk in 1805 werd het praalgraf overgeplaatst naar de Sint-Servaaskerk op donderdag 23 december 1683. Uit dit huwelijk geen kinderen.

Hendrik van den Bergh. . Hij streed onder meer bij Gulik, bij de inval van de Veluwe van 1624, bij de belegeringen van Breda, Grol en in 1629 's-Hertogenbosch, waar hij de inname door prins Frederik Hendrik niet kon verhinderen, en tijdens de inval van de Veluwe van 1629. Onder Ambrogio Spinola onderscheidde hij zich zo, dat hij na het Twaalfjarig Bestand in het leger van Albrecht en Isabella de op een na hoogste commandant werd. Hierdoor werd hij de leider van de met name adellijke partij die ontevreden was met de overheersende Spaanse invloed in de Zuidelijke Nederlanden. Hij onderhandelde met René van Renesse en Frederik Hendrik over het verdelingsplan Van den Bergh en Warfusée en trad door omkoping in 1632 aan de zijde van de stadhouder. In diens veldtocht langs de Maas speelde hij Roermond en Venlo in Staatse handen; in 1633 werd hij openlijk lid van het Staatse leger, evenwel zonder dat hij bij zijn volgelingen veel navolging vond. Vanaf 1636 resideerde hij in het Elburg.

Herman Frederik van den Bergh. . Herman Frederik was de enige zoon van graaf Hendrik die volwassen is geworden. Hij werd net als zijn vader militair en nam in 1629 als overste-kolonel dienst in het Spaanse leger. Hij was toen gelegerd in Roermond. In 1641 liep hij over naar het leger van de Republiek der Verenigde Nederlanden. In Roermond heeft hij mogelijk zijn toekomstige echtgenote leren kennen, Josina Walburgis van Löwenstein-Wertheim-Rochefort. Geboren in 1615 in Rochefort in de Ardennen was zij een stuk jonger dan Herman Frederik, maar op 16 december 1632 trouwde hij in besloten kring met haar. Behalve de pastoor waren alleen enkele getuigen bij de plechtigheid aanwezig. Deze geheimzinnigheid had te maken met het feit dat Josina, ondanks haar jeugdige leeftijd en tegen haar zin, in het jaar daarvoor abdis was geworden van het stift Thorn, niet ver van Roermond. Een paar jaar eerder was zij daar met een jongere zus als kanonesse ingetreden. Na haar huwelijk keerde zij terug naar Thorn, maar nadat haar vader een jaar later van het huwelijk hoorde, heeft hij haar vier jaar lang in een klooster in Rochefort gevangengehouden. Daarna is het haar gelukt te ontsnappen en terug te keren naar haar man. Die was in de tussentijd in Engeland en Italië geweest. Het huwelijk van Herman Frederik en Josina is kinderloos gebleven. Zij woonden afwisselend op hun kasteel in Berlicum bij Den Bosch en op kasteel Walburg in de heerlijkheid Ohé en Laak. Dit kasteel had Herman Frederik na zijn huwelijk voor zijn vrouw laten bouwen. Herman Frederik had de heerlijkheid Ohé en Laak verworven nadat hij al in 1618 de aangrenzende heerlijkheid Stevensweert van zijn vader had gekregen. Het echtpaar was ook vaak in Maastricht en Aken. Er zijn vooralsnog geen aanwijzingen dat Herman Frederik, voor of na zijn huwelijk, ooit in Bergh is pagina 33 van 75

geweest. De hagemunt in Stevensweert. De graven van Bergh bezaten het muntrecht in 's-Heerenberg, Dieren en Hedel. Graaf Herman Frederiks oudoom Frederik heeft de Hedelse munt vanaf 1577 enige tijd als hagemunt in bedrijf gehad. Een hagemunt was een munthuis waar uit winstbejag munten van slechte kwaliteit of nagemaakte munten werden geslagen. Omstreeks 1581 werd de Hedelse munt verplaatst naar Stevensweert. Al na korte tijd werd de muntslag daar gestopt tot graaf Herman Frederiks vader Hendrik daar weer met hagemunterij begon. Graaf Hendrik droeg de heerlijkheid in 1618 over aan zijn zoon Herman Frederik, maar hield de munt tot 1626 in eigen hand. Toen graaf Herman Frederik het beheer in handen kreeg, werd Stevensweert nog meer een hagemunt dan het al was. Zo werden er duiten geslagen met het opschrift SST INSV LA, wat staat voor Sancti Stephani Insula, een Latijnse benaming voor Stevensweert. Deze afkorting lijkt veel op TRANS ISVLA NIA ofwel Overijssel, zodat de munten gemakkelijk voor de gangbaardere Overijsselse duiten konden doorgaan. Toen Stevensweert in 1632 in Staatse handen viel, werd de munt gesloten. Het jaar daarop viel de heerlijkheid weer in Spaanse handen, maar hoewel graaf Herman Frederik tot zijn dood in 1669 heer van Stevensweert bleef, werd de munt nooit meer geopend. Er zijn geen portretten van Herman Frederik en Josina bewaard gebleven, maar zij hebben een praalgraf in de Sint-Servaaskerk in Maastricht. In 1663 liet Herman Frederik bij testament vastleggen dat hij begraven wilde worden in de plaats waar hij zou overlijden. In januari 1669 nam hij contact op met de beeldhouwer Johan Boussier over de uitvoering van zijn grafmonument. Hij bepaalde onder meer dat er van hem en zijn vrouw beelden in knielende houding moesten komen. Voordat de details verder uitgewerkt konden worden, overleed hij op 29 maart 1669 in Maastricht. Herman Frederik had geen broers. Zijn enige halfbroer Hendrik Oswald was rond 1622 al als kind overleden. Graaf Hendriks zonen hebben dus geen nageslacht. Herman Frederik werd begraven in de Dominicankerk in Maastricht, waar zijn vrouw hem volgde na haar overlijden op 23 december 1683. Na de sluiting van de Dominicankerk in 1805 werd het praalgraf overgeplaatst naar de Sint-Servaaskerk. Het grafmonument is uitgevoerd in zwart en wit Italiaans marmer. Het valt op dat Herman Frederik en Josina, anders dan was bepaald, niet knielend maar liggend zijn afgebeeld. Herman Frederik ligt in militair uniform plat op zijn rug. Achter hem ligt Josina, die zich iets opricht en over haar man heen naar de toeschouwer kijkt. Met haar rechterhand steunt zij op een gevleugelde zandloper. Van een dergelijke compositie zijn in Nederland slecht twee andere praalgraven bekend, beide iets ouder, maar eveneens uit de tweede helft van de zeventiende eeuw. Deze graven bevinden zich in de protestantse kerken van Katwijk (Noord-Holland) en Midwolde (Groningen). Het is aannemelijk dat Josina na de dood van haar man heeft besloten de beelden niet in knielende, maar in liggende houding te laten vervaardigen.

Hendrik van den Bergh heer van Stevensweert en markgraaf van Bergen op Zoom, was een Nederlands militair in Spaanse dienst tijdens de Tachtigjarige Oorlog. Hij was stadhouder van Spaans Opper-Gelre voor de koning van Spanje, maar koos later tijdens die functie de kant van de Staten-Generaal, trouwde (respectievelijk ongeveer 39 en ongeveer 29 jaar oud) (1) in 1612 met Margaretha van Wittem van Beersel barones van Boutershem, dochter van Jan van Wittem en Maria Margaretha van Merode-Westerlo, geboren omstreeks 1583, overleden (ongeveer 44 jaar oud) te Geldern [Nordrhein-Westfalen, Duitsland] op zaterdag 27 maart 1627, begraven te Roermond. Uit dit huwelijk 2 kinderen. 1. Maria Elisabeth II (Lieske), geboren te Stevensweert in januari 1613, overleden (58 jaar oud) te Bergen op Zoom op zondag 29 november 1671, volgt XVIIIe [blz. 38]. 2. Herman Oswald, geboren te Stevensweert in 1614, overleden (ongeveer 8 jaar oud) in 1622, begraven.

Herman Oswald van den Bergh. De meeste bronnen vermelden zijn voornamen als Hendrik Oswald, maar de combinatie Herman Oswald komt ook voor. Er zijn geen aanwijzingen dat hiermee twee verschillende personen worden bedoeld. pagina 34 van 75

Hendrik Oswald is jong gestorven, waarschijnlijk in 1622 op een leeftijd van ongeveer acht jaar. Hij was graaf Hendriks enige wettige stamhouder. Graaf Hendriks andere zoon, Herman Frederik, was een buitenechtelijk kind dat wel volwassen is geworden, maar kinderloos overleed. G.

Hendrik van den Bergh heer van Stevensweert en markgraaf van Bergen op Zoom, was een Nederlands militair in Spaanse dienst tijdens de Tachtigjarige Oorlog. Hij was stadhouder van Spaans Opper-Gelre voor de koning van Spanje, maar koos later tijdens die functie de kant van de Staten-Generaal, trouwde (respectievelijk ongeveer 56 en ongeveer 29 jaar oud) (2) in 1629 met Hiëronyma Catharina gravin van Spaur-Flavon, dochter van George Frederik van Spaur-Flavon en Francisca van Lodron, geboren in 1600, overleden (ongeveer 83 jaar oud) in 1683, begraven. Uit dit huwelijk 5 dochters. 1. Elisabeth Catharina, geboren in 1632, overleden (ongeveer 49 jaar oud) in 1681, begraven, trouwde (1) met Johan IV van Hohenrechberg-Aichen, begraven. Uit dit huwelijk zijn geen kinderen bekend, trouwde (2) met Hans van Rechberg, begraven. Uit dit huwelijk zijn geen kinderen bekend. 2. Amalia Lucia, geboren in 1633, overleden (ongeveer 78 jaar oud) in 1711, begraven, trouwde met Paul Jacob van Waldburg-Zeil, begraven. Uit dit huwelijk zijn geen kinderen bekend. 3. Maria Agnes kloosterlinge, begraven. 4. Anna Carolina kloosterlinge, begraven. 5. Wilhelmina Juliana, geboren in 1638, overleden (ongeveer 76 jaar oud) in 1714, begraven, trouwde (1) met Bernhard van Sayn-Wittgenstein, geboren in 1620, overleden (ongeveer 55 jaar oud) in 1675, begraven. Uit dit huwelijk zijn geen kinderen bekend, trouwde (2) met Karel Eugenius van Croÿ, begraven. Uit dit huwelijk zijn geen kinderen bekend. XVIId. Joost Limburg-Bronckhorst, (zoon van XVIb [blz. 29] ), geboren te Borculo op dinsdag 19 april 1560, overleden (61 jaar oud) te Wildenborch op zaterdag 7 augustus 1621, begraven, trouwde (respectievelijk 31 en ongeveer 32 jaar oud) op donderdag 26 september 1591 met Maria van Holstein-Schauenburg, geboren in 1559, overleden (ongeveer 57 jaar oud) op maandag 3 oktober 1616, begraven. Uit dit huwelijk een zoon. 1. Georg Ernst van Limburg-Stirum, geboren te Brake [Niedersachsen, Duitsland] op zondag 29 augustus 1593, overleden (68 jaar oud) in september 1661, volgt XVIIIf [blz. 39].

Generatie XVIII

XVIIIa. Maria Elisabeth Clara I van den Bergh markiezin te Bergen op Zoom (1614-1633), gravin van Walhain (XVIIIa) [blz. 35] , (dochter van XVIIa [blz. 29] ), geboren te Bergh op zondag 22 augustus 1610, overleden (22 jaar oud) te Boxmeer op donderdag 6 januari 1633, begraven, trouwde (respectievelijk 15 en 17 jaar oud) te Brussel [Vlaams-Brabant, België] op zaterdag 18 oktober 1625 met haar neef, zoon van broer van vader Albert van den Bergh, (zoon van XVIIb [blz. 32] ) (zie XVIIIb [blz. 36] ).

Maria Elisabeth Clara I van den Bergh. . Al drie maanden na haar geboorte werd besloten dat zij zou trouwen met haar neef Albert, zoon van Frederik van den Bergh en Françoise de Ravenel, vrouwe van Rantigny. Met deze verbintenis wilden de wederzijdse ouders de Berghse bezittingen weer verenigen die grootmoeder Maria van Nassau in haar testament had verdeeld tussen haar zoons Herman en Frederik. Hermans belangrijkste bezitting was het graafschap Bergh geworden, terwijl Frederik als belangrijkste erfenis de heerlijkheid Boxmeer had gekregen. Bovendien was Herman door zijn huwelijk markies van Bergen op Zoom geworden. Maar zover was het nog niet. In 1611 verloor Maria Elisabeth Clara, amper een jaar oud, haar vader en werd regerend gravin van Bergh en markiezin van Bergen op Zoom. Haar ooms Frederik

pagina 35 van 75

en Hendrik, Floris II van Pallandt (de man van haar tante Catharina) en oudoom Philippe de Mérode-Petershem (een halfbroer van haar oma van moederskant) werden aangewezen als voogden. Oom Hendrik was tevens regent (waarbij nog onduidelijk is of en hoeverre hij hiermee boven de andere drie voogden stond). Haar moeder, die kort na haar vaders dood nog was bevallen van een dood kind, hertrouwde in 1612. In dat zelfde jaar, waarschijnlijk nog voor zij hertrouwde, liet haar moeder door het Geldersche leenhof een akte opmaken die bepaalde dat haar rechten op het graafschap Bergh moesten overgaan op haar oom Frederik in het geval zij kinderloos zou overlijden. Haar moeder overleed het jaar daarop. Haar portret. Het meisjesportret dat hiernaast is afgebeeld, bevond zich in de collectie van Huis Bergh toen Willem van Hohenzollern in 1912 zijn Nederlandse bezittingen verkocht aan dr. Jan Herman van Heek. Het schilderij is niet gesigneerd en strict genomen kan niet met zekerheid vastgesteld worden wie het afgebeelde meisje is. Toch zijn er voldoende aanwijzingen om te besluiten dat dit een portret is van Maria Elisabeth Clara van den Bergh. " Het schilderij bevond zich tussen andere gravenportretten in Huis Bergh, zodat de afgebeelde persoon zeer waarschijnlijk een lid van het geslacht Van den Bergh is. " Haar japon wijst erop dat het portret rond 1620 in de Brusselse hofkring gemaakt moet zijn. Van 1613 tot 1625 werd Maria Elisabeth Clara inderdaad in het Brusselse paleis van landvoogdes Isabella opgevoed. De schilder Pieter Paul Rubens maakte rond dezelfde tijd een portret van landvoogdes Isabella in een vergelijkbare japon. Opvallend zijn de wijde, los-afhangende overmouwen, en de kanten molensteenkraag en manchetten van hetzelfde ontwerp. Het portret van de landvoogdes hangt nu in het Kunsthistorisches Museum in Wenen. Wie het portret van Maria Elisabeth Clara schilderde is niet bekend; het is immers niet gesigneerd. Mogelijk is het van Cornelis de Vos (1584-1651), die af en toe met zijn tijdgenoot Rubens heeft samengewerkt. " De datering van omstreeks 1620 past bij de leeftijd van het afgebeelde meisje; zo te zien is zij ongeveer tien jaar oud. Dit past bij Maria Elisabeth Clara's geboortejaar 1610. Wanneer het schilderij naar Huis Bergh is gebracht, kan niet meer worden achterhaald. Dit kan al tijdens haar leven zijn gebeurd, maar ook (veel) later.

XVIIIb. Albert van den Bergh graaf van Bergh, baron van Boxmeer, (zoon van XVIIb [blz. 32] ), geboren te Brugge [West-Vlaanderen, België] op zaterdag 20 oktober 1607, overleden (48 jaar oud) te Boxmeer op zondag 16 juli 1656, begraven, trouwde (1) met zijn nicht, dochter van broer van vader Maria Elisabeth Clara I van den Bergh (zie XVIIIa [blz. 35] ). Uit dit huwelijk 5 kinderen. 1. Levenloos geboren dochter, geboren in 1627, begraven. 2. Levenloos geboren dochter, geboren in 1629, begraven. 3. Levenloos geboren zoon, geboren te Bergh op maandag 5 augustus 1630, begraven. 4. Levenloos geboren zoon, geboren te Boxmeer op donderdag 18 maart 1632, begraven. 5. Levenloos geboren zoon, geboren te Boxmeer op donderdag 6 januari 1633, overleden aldaar op vrijdag 7 januari 1633, begraven. Albert van den Bergh graaf van Bergh, baron van Boxmeer, trouwde (2) met Magdalena de Cusance gravin van Champlitte, dochter van Claude François de Cusance en Ernestina Corsselaar van Wittem, geboren in 1616, overleden (ongeveer 73 jaar oud) in 1689, begraven. Uit dit huwelijk 4 kinderen. 1. Frederik Frans Graaf, geboren in 1643, overleden (ongeveer 18 jaar oud) in 1661, begraven. 2. Oswald III Albert Oswald Frans was graaf van het Land van den Bergh, geboren te Boxmeer op woensdag 5 september 1646, overleden (65 jaar oud) te 's-Heerenberg op woensdag 20 juli 1712, begraven te Boxmeer in de Sint-Petrusbasiliek waar de graftombe van hem en zijn echtgenote, vervaardigd door de in de Sint-Petrusbasiliek van Boxmeer waar de graftombe pagina 36 van 75

van hem en zijn echtgenote, vervaardigd door de beeldhouwer Jan-Baptist Xavery nog steeds te bewonderen is, trouwde (40 jaar oud) te Rietberg [Nordrhein-Westfalen, Duitsland] op dinsdag 31 december 1686 met Maria Leopoldina Catharina gravin van Oost-Friesland en Rietberg, dochter van Johan van Oost-Friesland en Rietberg en Anna Catharina van Salm-Reifferscheidt, overleden in 1718, begraven. Uit dit huwelijk geen kinderen. 3. Willem Leopold heer van Dixmuden, begraven. 4. Maria Clara, geboren omstreeks 1635, overleden (ongeveer 80 jaar oud) omstreeks 1715, volgt XIXa [blz. 40].

Oswald III van den Bergh. Oswald studeerde in Leuven. In 1661 volgde hij zijn oudste broer Frederik Frans op als graaf van het Land van den Bergh. In 1673 volgde hij zijn jongere broer Willem Leopold op als heer van Dixmuden. In 1708 had hij de tweede kleinzoon van zijn zuster Clara, Frans Wilhelm van Hohenzollern, aangewezen als zijn opvolger en enig erfgenaam, onder de voorwaarde dat deze de naam en het wapen van Van den Bergh aan zou nemen. Zijn echtgenote Leopoldina zou het vruchtgebruik houden. Met Graaf Oswald III stierf het tweede huis Bergh uit het geslacht van der Leck in de mannelijke lijn uit. Het Huis van der Leck heerste bijna 300 jaar over het Land van den Bergh.

XVIIIc. Eleonora Catharina Febronia van den Bergh, (dochter van XVIIb [blz. 32] ), geboren in 1613, overleden (ongeveer 44 jaar oud) in 1657, begraven, trouwde met haar achterneef Frederik Maurits I de la Tour D'auvergne Vorst van Sedan en hertog van Bouillon. Hij was ook generaal in het Franse leger, zoon van Hendrik de la Tour D'auvergne en Elisabeth (Isabella) van Nassau, geboren te Sedan [Ardennes, Frankrijk] in 1605, overleden (ongeveer 47 jaar oud) te Pontoise [Val-d’Oise, Frankrijk] in 1652, begraven. Uit dit huwelijk 6 kinderen. 1. Elisabeth, geboren in 1635, overleden (ongeveer 45 jaar oud) in 1680, begraven, trouwde met Karel III D'elbeuf, begraven. Uit dit huwelijk geen kinderen. 2. Louise-Charlotte "Madame de Bouillon", geboren in 1638, overleden (ongeveer 45 jaar oud) in 1683, begraven. 3. Amélie in het klooster getreden, geboren in 1640, begraven. 4. Godfried Maurits, geboren in 1641, overleden (ongeveer 80 jaar oud) in 1721, volgt XIXb [blz. 40]. 5. Frédérik Maurits II, geboren op woensdag 15 januari 1642, overleden (65 jaar oud) te Parijs [Val-d’Oise, Frankrijk] op woensdag 23 november 1707, volgt XIXc [blz. 40]. 6. Emanuel Theodose kardinaal van Bouillon, geboren te Turijn [Piemonte, Italië] op maandag 24 augustus 1643, overleden (71 jaar oud) te Rome [Lazio, Italië] op zaterdag 2 maart 1715, begraven.

Frederik Maurits I de la Tour D'auvergne. Hij neemt deel aan het beleg van 's-Hertogenbosch in 1629 en krijgt als compensatie het medebestuur over de tweeherige stad Maastricht, waarvan hij na de Staatse verovering in 1632 gouverneur wordt met opeisen van de voorgaande rechten van de hertog van Brabant. Op 22 november 1632 belooft de Staatse gouverneur ook trouw aan de andere heer, aan de prins-bisschop van Luik. Tegen de wens van zijn familie trouwt hij in 1634 met de katholieke Eleonora Catharina Febronia van den Bergh. In 1637 nam hij als commandant voor het Staatse leger deel aan het beleg van Breda. In hetzelfde jaar bekeert de voorheen streng gereformeerde vorst van Sedan zich tot de rooms-katholieke Kerk. In het jaar 1641 neemt hij dienst in het leger onder Lodewijk XIII van Frankrijk. Later leidt hij vanaf 1644 nog de troepen van paus Innocentius X.

XVIIId. Anna Maria Elisabeth van den Bergh buitenechtelijk, (dochter van XVIIc [blz. 32] ), pagina 37 van 75

geboren in 1600, overleden (ongeveer 53 jaar oud) op zondag 23 maart 1653, begraven, trouwde (respectievelijk ongeveer 26 en 29 jaar oud) (1) op woensdag 11 november 1626 met Bernard Albrecht van Limburg-Stirum-Bronkhorst, geboren te Vorden op kasteel de Wildenborch op vrijdag 29 augustus 1597, overleden (40 jaar oud) te Keulen [Nordrhein-Westfalen, Duitsland] op vrijdag 9 oktober 1637, begraven. Uit dit huwelijk 3 dochters. 1. Agnes Catharina, geboren omstreeks 1629, begraven. 2. Juliana Petronella, geboren omstreeks 1632, begraven. 3. Maria Bernhardine, geboren omstreeks 1637, begraven. Anna Maria Elisabeth van den Bergh buitenechtelijk, trouwde (ongeveer 43 jaar oud) (2) in 1643 met Johan van Mirbach Zu Ticheln, begraven. Uit dit huwelijk geen kinderen. XVIIIe. Maria Elisabeth II (Lieske) van den Bergh markiezin te Bergen op Zoom (1633-1671), gravin van Walhain, (dochter van XVIIc [blz. 32] ), geboren te Stevensweert in januari 1613, overleden (58 jaar oud) te Bergen op Zoom op zondag 29 november 1671, begraven aldaar, trouwde (17 jaar oud) te Boutershem [Vlaams-Brabant, België] op dinsdag 19 maart 1630 met Eitel Friedrich van Hohenzollern prins van Hohenzollern-Hechingen, graaf van Sigmaringen, Grootkanselier van het Roomse Rijk, overleden te Eisenheim [Bavaria, Duitsland] op maandag 11 juli 1661, begraven. Uit dit huwelijk 2 kinderen. 1. Levenloos geboren zoon, geboren op donderdag 8 april 1632, begraven. 2. Henriëtte Francisca, geboren omstreeks 1642, overleden (ongeveer 56 jaar oud) te Bergen op Zoom op vrijdag 17 oktober 1698, volgt XIXd [blz. 41].

Maria Elisabeth II (Lieske) van den Bergh. . Door haar huwelijk prinses en later vorstin van Hohenzollern-Hechingen. Erfdochter van de markies te Bergen op Zoom. Maria Elisabeth van den Bergh trouwde op 19-3-1630 op haar kasteel te Boutersem met Eitel Friedrich prins van Hohenzollern-Hechingen, graaf van Sigmaringen (1601-1661), grootkanselier van het Roomse Rijk. Uit dit huwelijk werden 1 zoon en 1 dochter geboren, van wie alleen de dochter de volwassen leeftijd bereikte. Maria Elisabeth was het eerste tige kind van graaf Hendrik van den Bergh. Ze werd Lieske genoemd of Isabella, naar aartshertogin Isabella, in wier streng-katholieke omgeving ze deels opgroeide. Haar vader, tot 1632 als militair in dienst van de Spaanse Nederlanden en daarna in Staatse dienst, zorgde ervoor dat zijn oudste dochter zich zowel in Zuid- als in Noord-Nederlandse hofkringen bewoog. Ze onderhield vriendschappelijke betrekkingen met Amalia van Solms, en in 1628 woonde ze als vijftienjarige enige tijd aan het hof van Elisabeth Stuart in Den Haag – aan beide vorstinnen was ze verwant. In hetzelfde jaar werd Maria Elisabeth geportretteerd, net als Elisabeth Stuart met lang loshangend haar en sierlijke handgebaren. Misschien was het portret bestemd voor prins Eitel Friedrich, die in 1628 om haar hand kwam vragen. De familie vond de afstand naar het verre vorstendom Hohenzollern erg groot en de onderhandelingen duurden twee jaar In de huwelijksvoorwaarden werd expliciet vastgelegd dat Maria Elisabeth te allen tijde vrijelijk naar de Nederlanden zou mogen terugkeren. Het paar trouwde in 1630, buiten gemeenschap van goederen. Haar huwelijk leverde Maria Elisabeth de titel van prinses en een voor tijdgenoten exotische achternaam die op velerlei manieren werd geschreven – d’Oxoldre bijvoorbeeld. Voorzover valt na te gaan is ze nooit in het vorstendom Hohenzollern geweest en woonde ze afwisselend op haar bezittingen in de Zuidelijke en Noordelijke Nederlanden: kasteel Hedel, Mechelen, Brussel, Den Haag. Haar eerste kind – een zoontje – stierf de dag na zijn geboorte, dochter Henriëtte Francisca, geboren in 1642, bleef wel leven en werd door haar grootgebracht. Al in 1635 leefde Maria Elisabeth gescheiden van haar man, die als militair in dienst van de keizer steeds te velde was en door de oorlog en aanspraken van zijn broers in grote schulden was geraakt. Op zijn oude dag woonde hij in Hechingen. Markiezin of gravin Als gravin van den Bergh en markiezin te Bergen op Zoom was Maria Elisabeth een rijke erfgename. Deze rijkdom gaf veel strijd. Jarenlang moest zij bij voorbeeld procederen om het markizaat Bergen op Zoom, geërfd van haar moeder. Maria Elisabeths aanspraken werden onder andere betwist door twee nichten van moederskant, van wie Madeleine de Cusance weer was getrouwd met haar neef Albert van den pagina 38 van 75

Bergh. Ook Beatrix de Cusance maakte aanspraak op Bergen op Zoom. De strijd was fel. Dit blijkt uit een brief van dochter Henriëtte Francisca aan haar vader waarin ze schrijft niet te kunnen komen omdat de hertog van Lotharingen, echtgenoot van Beatrix de Cusance, haar de doorgang door Duitsland versperde; net als haar moeder is ook zij nooit in Hohenzollern geweest. Met de regelingen van de Vrede van Münster (1648) kreeg Maria Elisabeth definitief Bergen op Zoom in bezit, en op 16 november 1649 deed ze officieel haar intrede als markiezin. Erg welkom was ze niet in het al decennia lang zelfstandige, protestantse en zeer oranjegezinde Bergen op Zoom. Ze werd slechts door drie leden van de magistraat verwelkomd en van enig feestelijk ceremonieel was geen sprake. Dit had alles te maken met haar katholieke en Zuid-Nederlandse achtergrond. Zo weigerde de drossaard, haar officiële vertegenwoordiger, de eed van trouw aan haar af te leggen. Maria Elisabeth hield residentie in het Markiezenhof te Bergen op Zoom. Ze gaf opdrachten aan diverse kunstenaars. De beroemde Antwerpse beeldhouwer Artus Quellinus liet zij een nieuwe hofkapel inrichten, en Gerard van Honthorst maakte diverse portretten van dochter Henriëtte Francisca. Met Elisabeth Stuart ruilde ze een van die portretten voor een portret van Louise Hollandine (1622-1709), de lievelingsdochter van Elisabeth met wie Maria Elisabeth bevriend was geraakt. Ook onderhield ze vriendschappelijke betrekkingen met Constantijn Huygens (1596-1687). Hij droeg gedichten aan haar op en noemde haar ‘une Dame de grand savoir’. Geloofsovergang van Louise Hollandine Eind 1657 raakte Maria Elisabeth in moeilijkheden doordat zij Louise Hollandine had geholpen toen deze tot het katholicisme overging en daarom in conflict kwam met haar moeder. Uit drie brieven, gevonden in de kamer van Louise, bleek dat Maria Elisabeth haar had geadviseerd hoe zij het haar moeder moest vertellen. Ook bij de uiteindelijke vlucht van Louise op 18 december 1657 was Maria Elisabeth betrokken geweest. Elisabeth Stuart stuurde kopieën van de brieven naar de Staten-Generaal met het verzoek om de schuldigen te straffen. Zij legde alle verantwoordelijkheid bij Maria Elisabeth en weigerde haar nog te ontvangen of zelfs te antwoorden. Hangende het onderzoek werden markiezin Maria Elisabeth in januari 1658 alle bevoegdheden op het gebied van politie en justitie in Bergen op Zoom ontnomen. Zoveel had ze al gewonnen dat de magistraat zich achter haar schaarde, maar haar tegenstanders richtten vreugdevuren aan en vooral de drossaard zag de kans schoon zijn verloren gegane invloed te herwinnen. Om aan alle onrust in Bergen op Zoom een einde te maken stelden de Staten-Generaal in maart 1658 een onderzoekscommissie in. Nog dezelfde dag dat de kwestie ‘Bergen op Zoom’ door de Staten-Generaal werd behandeld, op 18 januari 1659, werd Maria Elisabeth in al haar rechten hersteld. Volgens archivaris Van Ham was haar regering een zegen voor stad en land. Tussen Maria Elisabeth en Elisabeth Stuart is het echter nooit meer goed gekomen. Sterfbed Maria Elisabeth Maria Elisabeth overleed op 29 november 1671 op het Hof te Bergen op Zoom. Dochter Henriëtte Francisca heeft precies beschreven hoe haar sterfbed is geweest: rond acht uur ’s ochtends raakte ze verlamd aan haar rechterarm, haperde haar spraak en stuurde de arts haar naar bed. Nadat ze vervolgens herhaalde malen met haar biechtvader had gesproken, riep ze haar dochter bij zich, zei dat het zeer slecht met haar ging en gaf haar de zegen. Hierna volgde nog een beroerte. Zo overleed ze rond half elf, zonder dat de priester haar het laatste oliesel had kunnen geven. De gereformeerde kerkenraad bepaalde dat de doodsklokken pas na het einde van de avondpredikatie geluid mochten worden.

XVIIIf. Georg Ernst van Limburg-Stirum, (zoon van XVIId [blz. 35] ), geboren te Brake [Niedersachsen, Duitsland] op zondag 29 augustus 1593, overleden (68 jaar oud) in september 1661, begraven, trouwde (respectievelijk 37 en 40 jaar oud) (1) te Steinfurt [Nordrhein-Westfalen, Duitsland] op zaterdag 24 mei 1631 met Magdalena van Bentheim, geboren te Steinfurt [Nordrhein-Westfalen, Duitsland] op maandag 6 mei 1591, overleden (57 jaar oud) te Terborg op woensdag 17 februari 1649, begraven. Uit dit huwelijk een dochter. 1. Maria Magdalena, geboren in 1623, overleden (ongeveer 84 jaar oud) te Siegen [Nordrhein-Westfalen, Duitsland] op dinsdag 27 december 1707, begraven, trouwde (respectievelijk ongeveer 23 en 34 jaar oud) op donderdag 19 april 1646 met Hendrik van Nassau-Siegen, zoon van Jan VII van Nassau-Siegen en Margaretha van Holstein-Sonderburg, geboren te Siegen [Nordrhein-Westfalen, Duitsland] op dinsdag 9 augustus 1611, overleden (41 jaar oud) te Hulst op zondag 27 oktober 1652, begraven. Uit dit huwelijk zijn geen kinderen bekend. pagina 39 van 75

Georg Ernst van Limburg-Stirum, trouwde (respectievelijk 62 en 45 jaar oud) (2) te Terborg op donderdag 13 januari 1656 met Sophia Margaretha van Nassau-Siegen, dochter van Jan VII van Nassau-Siegen en Margaretha van Holstein-Sonderburg, geboren op vrijdag 16 april 1610, overleden (55 jaar oud) op maandag 18 mei 1665, begraven. Uit dit huwelijk zijn geen kinderen bekend.

Generatie XIX

XIXa. Maria Clara van den Bergh, (dochter van XVIIIb [blz. 36] ), geboren omstreeks 1635, overleden (ongeveer 80 jaar oud) omstreeks 1715, begraven, trouwde (respectievelijk ongeveer 31 en 29 jaar oud) te Boxmeer op dinsdag 12 januari 1666 met Maximiliaan van Hohenzollern-Sigmaringen was van 1681 tot aan zijn dood vorst van Hohenzollern-Sigmaringen, zoon van Meinrad I van Hohenzollern-Sigmaringen en Anna Maria van Törring-Seefeld, geboren te Sigmaringen [Baden-Württemberg, Duitsland] op zondag 20 januari 1636, overleden (53 jaar oud) aldaar op zaterdag 13 augustus 1689, begraven. Uit dit huwelijk een zoon. 1. Meinrad II, geboren te Sigmaringen [Baden-Württemberg, Duitsland] op woensdag 1 november 1673, overleden (41 jaar oud) aldaar op zondag 20 oktober 1715, volgt XXa [blz. 41].

Maximiliaan van Hohenzollern-Sigmaringen. Samen met zijn jongere broer Frans Anton trad hij in keizerlijk-Oostenrijkse dienst en voerde hij het bevel over een dragondersregiment. Ook vocht hij aan de zijde van keizer Leopold I in de Oostenrijks-Turkse Oorlog. Daarna nam hij deel aan de Hollandse Oorlog tegen Frankrijk, waarin hij het commando voerde over het Rijksleger aan de Rijn. Nadat in 1678 de Vrede van Nijmegen werd gesloten, trok Maximiliaan naar Wenen. Op 12 januari 1666 huwde Maximiliaan in Boxmeer met Maria Clara (1635-1715), dochter en erfgename van graaf Albrecht van den Bergh 's-Heerenberg. Na de dood van haar broer Oswald III in 1702 kwam het graafschap van den Bergh in handen van het huis Hohenzollern-Sigmaringen. Tot de Nederlandse erfenis behoorden verder de heerlijkheden Boxmeer, 's-Heerenberg, Diksmuide, Gendringen, Etten, Wisch, Pannerden en Millingen. Na de dood van zijn vader in 1681 erfde Maximiliaan het vorstendom Hohenzollern-Sigmaringen, terwijl zijn broer Frans Anton het graafschap Hohenzollern-Haigerloch erfde. Hij voerde heel wat bouwwerken uit aan de stad Sigmaringen en het Slot Sigmaringen.

XIXb. Godfried Maurits de la Tour D'auvergne hertog van Bouillon, (zoon van XVIIIc [blz. 37] ), geboren in 1641, overleden (ongeveer 80 jaar oud) in 1721, begraven, trouwde met Marie Anne Mancini, geboren in 1649, overleden (ongeveer 65 jaar oud) in 1714, begraven. Uit dit huwelijk 2 zonen. 1. Emmanuel Théodose, geboren in 1668, overleden (ongeveer 62 jaar oud) op dinsdag 16 mei 1730, volgt XXb [blz. 42]. 2. Lodewijk-Karel, geboren in 1665, overleden (ongeveer 27 jaar oud) in 1692, begraven. XIXc. Frédérik Maurits II de la Tour D'auvergne graaf van d'Auvergne, baron Limeuil en Burggraaf van Languais, (zoon van XVIIIc [blz. 37] ), geboren op woensdag 15 januari 1642, overleden (65 jaar oud) te Parijs [Val-d’Oise, Frankrijk] op woensdag 23 november 1707, begraven, trouwde (respectievelijk ongeveer 19 en ongeveer 20 jaar oud) (1) in 1662 met zijn achternicht Henriëtte Francisca van Hohenzollern, (dochter van XVIIIe [blz. 38] ) (zie XIXd [blz. 41] ). Uit dit huwelijk 9 kinderen. 1. Kind, geboren te Bergen op Zoom op maandag 29 januari 1663, overleden (1 jaar oud) aldaar op zaterdag 17 mei 1664, begraven. 2. Frederik Godfried, geboren op woensdag 23 juli 1664, begraven. 3. Maria Anna, geboren in 1669, kloosterzuster, overleden (ongeveer 38 jaar

pagina 40 van 75

oud) in 1707, begraven. 4. Emanuel Maurits, geboren op zaterdag 6 december 1670, overleden (31 jaar oud) te Bergen op Zoom op vrijdag 17 maart 1702, begraven. 5. Hendrik Oswald, geboren op donderdag 5 november 1671, Kardinaal-Aartsbisschop te Wenen [Wien, Oostenrijk], begraven. 6. François Egon, geboren in december 1675, overleden (34 jaar oud) te Douai [Nord, Frankrijk] op zondag 27 juli 1710, volgt XXc [blz. 42]. 7. Frederik Constatijn, geboren te Parijs [Val-d’Oise, Frankrijk] op vrijdag 3 april 1682, kanunnik te Straatsburg [Rhin (Bas), Frankrijk], proost te Luik [Luik, België], overleden (50 jaar oud) te Straatsburg [Rhin (Bas), Frankrijk] op donderdag 5 juni 1732, begraven. 8. Elisabeth Eleonora, abdis te Terigny, begraven. 9. Louise Emelia, kloosterzuster, begraven. Frédérik Maurits II de la Tour D'auvergne graaf van d'Auvergne, baron Limeuil en Burggraaf van Languais, trouwde (2) met Elisabeth van Wassenaar-Sterenberg, begraven. Uit dit huwelijk zijn geen kinderen bekend. XIXd. Henriëtte Francisca van Hohenzollern markiezin te Bergen op Zoom (1672-1698), prinses van Hohenzollern (XIXd) [blz. 41] , (dochter van XVIIIe [blz. 38] ), geboren omstreeks 1642, Blijde Inkomste te Bergen op Zoom op dinsdag 25 februari 1681, overleden (ongeveer 56 jaar oud) te Bergen op Zoom op vrijdag 17 oktober 1698, begraven aldaar, trouwde met haar achterneef Frédérik Maurits II de la Tour D'auvergne (zie XIXc [blz. 40] ).

Generatie XX

XXa. Meinrad II Meinrad II Karel Anton van Hohenzollern-Sigmaringen was van 1689 tot aan zijn dood vorst van Hohenzollern-Sigmaringen, (zoon van XIXa [blz. 40] ), geboren te Sigmaringen [Baden-Württemberg, Duitsland] op woensdag 1 november 1673, overleden (41 jaar oud) aldaar op zondag 20 oktober 1715, begraven, trouwde (respectievelijk 27 en ongeveer 22 jaar oud) op maandag 22 november 1700 met Johanna Catharina van Montfort-Tettnang, geboren in 1678, overleden (ongeveer 81 jaar oud) in 1759, begraven. Uit dit huwelijk 2 zonen. 1. Jozef Frederik Ernst Meinrad Karel Anton, geboren te Sigmaringen [Baden-Württemberg, Duitsland] op woensdag 24 mei 1702, overleden (67 jaar oud) te Haigerlog [Baden-Württemberg, Duitsland] op vrijdag 8 december 1769, volgt XXIa [blz. 42]. 2. Frans Willem Nikolaas van Bergh-Hohenzollern-Sigmaringen, geboren te Sigmaringen [Baden-Württemberg, Duitsland] op zondag 7 december 1704, overleden (32 jaar oud) te Boxmeer op zondag 10 februari 1737, volgt XXIb [blz. 43].

Meinrad II van Hohenzollern-Sigmaringen. Tijdens zijn jeugd verbleef hij hoofdzakelijk in Wenen, waar zijn vader in dienst van het huis Habsburg was. In augustus 1689 volgde hij zijn vader op vijftienjarige leeftijd op als vorst van Hohenzollern-Sigmaringen. Wegens zijn minderjarigheid stond hij onder het regentschap van zijn moeder en zijn oom Frans Anton van Hohenzollern-Haigerloch. Meinrad II studeerde aan de Universiteit van Ingolstadt en koos net als zijn vader voor een militaire loopbaan in keizerlijk-Oostenrijkse dienst. In 1683 was Meinrad betrokken bij de ontzetting van het Beleg van Wenen. Ook nam hij deel aan de Negenjarige Oorlog tegen Frankrijk en aan de onderdrukking van de Hongaarse boerenopstand. Tijdens de Spaanse Successieoorlog diende hij in de Habsburgse Nederlanden, Beieren en Hongarije. In 1692 breidde keizer Leopold I de rang van rijksvorst van de Zwabische Hohenzollern uit met het

pagina 41 van 75

eerstgeboorterecht. Ook sloot hij in 1695 een akkoord met de Hohenzollern die het keurvorstendom Brandenburg bestuurden, waarin afgesproken werd dat de gebieden van de Zwabische Hohenzollern bij uitsterven naar Brandenburg zouden gaan. Nadat zijn oom Frans Anton in 1702 sneuvelde bij de Slag bij Friedlingen, viel Hohenzollern-Haigerloch opnieuw toe aan Hohenzollern-Sigmaringen. In 1708 bouwde hij de hoogoven van Laucherthal.

XXb. Emmanuel Théodose de la Tour D'auvergne hertog van Bouillon, (zoon van XIXb [blz. 40] ), geboren in 1668, overleden (ongeveer 62 jaar oud) op dinsdag 16 mei 1730, begraven, trouwde met Maria Armande Victoire de la Trémoïlle, geboren in 1677, overleden (ongeveer 40 jaar oud) op vrijdag 5 maart 1717, begraven. Uit dit huwelijk 7 kinderen. 1. Armande, geboren in 1697, overleden (ongeveer 20 jaar oud) in 1717, begraven. 2. Maria Madeleine, geboren in 1698, overleden (ongeveer 1 jaar oud) in 1699, begraven. 3. Levenloos geboren kind, geboren in 1699, begraven. 4. Godfried Maurits, geboren in 1701, overleden (ongeveer 4 jaar oud) in 1705, begraven. 5. Frederik Maurits, geboren in 1702, overleden (ongeveer 21 jaar oud) in 1723, begraven. 6. Maria Hortense, geboren in 1704, overleden (ongeveer 21 jaar oud) in 1725, begraven. 7. Karel Godfried, geboren in 1706, overleden (ongeveer 65 jaar oud) in 1771, volgt XXIc [blz. 44]. XXc. François Egon de la Tour D'auvergne prins van Auvergne, markies te Bergen op Zoom (1698-1710), (zoon van XIXc [blz. 40] en XIXd [blz. 41] ), geboren in december 1675, Blijde Inkomste te Bergen op Zoom op vrijdag 25 maart 1707, overleden (34 jaar oud) te Douai [Nord, Frankrijk] op zondag 27 juli 1710, begraven te Bergen op Zoom, trouwde (respectievelijk 31 en 18 jaar oud) te Antwerpen [Antwerpen, België] op zondag 20 november 1707 met Marie Anna van Arenberg-Aerschot, dochter van Philips Karel Franciscus van Arenberg-Aerschot en Maria Heriette Theresia del Caretto, geboren op woensdag 31 augustus 1689, overleden (46 jaar oud) te Utrecht op dinsdag 24 april 1736, begraven. Uit dit huwelijk een dochter. 1. Marie Henriëtte, geboren te Bergen op Zoom op woensdag 24 oktober 1708, overleden (19 jaar oud) te Ilpostein op woensdag 28 juli 1728, volgt XXId [blz. 44]. Marie Anna van Arenberg-Aerschot, dochter van Philips Karel Franciscus van Arenberg-Aerschot en Maria Heriette Theresia del Caretto, trouwde (2) met Simon Martin de Maisy, begraven. Uit dit huwelijk 3 kinderen. 1. Therese, geboren omstreeks 1712, begraven. 2. François Martin, geboren omstreeks 1713, begraven. 3. Marie Anne, geboren omstreeks 1719, begraven.

Generatie XXI

XXIa. Jozef Frederik Ernst Meinrad Karel Anton van Hohenzollern-Sigmaringen, (zoon van XXa [blz. 41] ), geboren te Sigmaringen [Baden-Württemberg, Duitsland] op woensdag 24 mei 1702, overleden (67 jaar oud) te Haigerlog [Baden-Württemberg, Duitsland] op vrijdag 8 december 1769, begraven, trouwde (19 jaar oud) (1) op woensdag 20 mei 1722 met Maria Francisca van Oettingen-Spielberg, begraven. Uit dit huwelijk 6 kinderen. 1. Karel Frederik, geboren te Sigmaringen [Baden-Württemberg, Duitsland] op zondag 9 januari 1724, overleden (61 jaar oud) te Krauchenwies [Baden-Württemberg, Duitsland] op

pagina 42 van 75

dinsdag 20 december 1785, volgt XXIIa [blz. 45]. 2. Maria Johanna, geboren in 1726, kloosterzuster in Buchau, overleden (ongeveer 67 jaar oud) in 1793, begraven. 3. Maria Amalia, geboren in 1729, overleden (ongeveer 1 jaar oud) in 1730, begraven. 4. Meinrad, geboren in 1732, overleden (ongeveer 1 jaar oud) in 1733, begraven. 5. Maria Anna, geboren en overleden in 1736, begraven. 6. Levenloos geboren zoon, geboren in 1737, begraven.

Jozef Frederik Ernst Meinrad Karel Anton van Hohenzollern-Sigmaringen. . Hij volgde zijn opleiding in Wenen. In 1715 volgde hij zijn vader op als vorst van Hohenzollern-Sigmaringen. Wegens zijn minderjarigheid werd hij tot in 1720 onder het regentschap van zijn moeder geplaatst. Kort voor zijn regeringsaantrede trad Jozef Frederik in Oostenrijkse militaire dienst. Hij bereikte de rang van cavaleriegeneraal en uiteindelijk de positie van generaal-veldmaarschalk van de Zwabische Kreits. Ook zocht hij toenadering tot het keurvorstendom Beieren. Nadat keurvorst Karel Albrecht in 1742 tot keizer van het Heilige Roomse Rijk werd verkozen, werd Jozef opgenomen in diens Geheimraad. Jozef Frederik Ernst was een begeesterde jager en liet in 1727 het wildpark Josefslust bij Sigmaringen aanleggen. In 1736 liet hij het Slot Sigmaringen renoveren. Verder liet hij in Sigmaringen verschillende andere gebouwen renoveren: de stadskerk Sint-Johannes, de Jozefskapel en het jachtslot Josefslust. In zijn residentiestad Haigerloch liet hij dan weer de Sint-Annakerk ombouwen. Ook zette hij zich in voor de heiligverklaring van pater Fidelis van Sigmaringen, die als lokale heilige vereerd werd, en promootte hij het school- en het kerkwezen.

Jozef Frederik Ernst Meinrad Karel Anton van Hohenzollern-Sigmaringen, trouwde (respectievelijk 36 en ongeveer 20 jaar oud) (2) op zaterdag 5 juli 1738 met Judith van Closen, geboren in 1718, overleden (ongeveer 25 jaar oud) in 1743, begraven. Uit dit huwelijk 3 kinderen. 1. Karel Albrecht, geboren en overleden in 1741, begraven. 2. Maria Amalia, geboren en overleden in 1742, begraven. 3. Maria Theresia, geboren en overleden in 1743, begraven. Jozef Frederik Ernst Meinrad Karel Anton van Hohenzollern-Sigmaringen, trouwde (41 jaar oud) (3) op dinsdag 22 oktober 1743 met Maria Theresia van Waldburg-Trauchburg, begraven. Uit dit huwelijk geen kinderen. XXIb. Frans Willem Nikolaas van Bergh-Hohenzollern-Sigmaringen, (zoon van XXa [blz. 41] ), geboren te Sigmaringen [Baden-Württemberg, Duitsland] op zondag 7 december 1704, graaf van den Bergh 1712-1737 en heer van Boxmeer, Diksmuide, Gendringen, Etten, Wisch, Pannerden en Millingen, overleden (32 jaar oud) te Boxmeer op zondag 10 februari 1737, begraven, trouwde (respectievelijk 19 en ongeveer 22 jaar oud) te 's-Heerenberg op huis Bergh op zondag 21 mei 1724 met Maria Catherina van Waldburg-Zeil, geboren in 1702, overleden (ongeveer 37 jaar oud) in 1739, begraven. Uit dit huwelijk 3 kinderen. 1. Joanna Josephina Antonia van den Bergh-Hohenzollern, geboren te 's-Heerenberg op maandag 14 april 1727, overleden (59 jaar oud) te Sigmaringen [Baden-Württemberg, Duitsland] op donderdag 22 februari 1787, volgt XXIIb [blz. 45]. 2. Johan Baptist van Hohenzollern-Sigmaringen "de dolle graaf", geboren in 1728, heer van Boxmeer en burggraaf van den Bergh van 1737 tot 1757, overleden (ongeveer 53 jaar oud) in 1781, begraven, trouwde (ongeveer 19 jaar oud) in 1747 met Maria Benonia, begraven. Uit dit huwelijk geen kinderen. 3. Maria Theresia, geboren in 1730, non in de abdij van Remiremont, overleden (ongeveer 50 jaar oud) in 1780, begraven. pagina 43 van 75

Frans Willem Nikolaas van Bergh-Hohenzollern-Sigmaringen. . In 1712 werd hij door Oswald III van den Bergh, de broer van zijn grootmoeder Maria Clara van den Bergh tot enige erve benoemd. Voorwaarde was dat hij de naam en het wapen van de graven van Bergh aannam.[1] Toen Oswald III, als laatste mannelijke telg uit het geslacht, op 20 juni 1712 kwam te overlijden werd Frans Willem met toestemming van zijn vader, graaf van Bergh, heer van Boxmeer, Bergh, Diksmuide, Gendringen, Etten, Wisch, Pannerden en Millingen. Hij bewoonde het huis Bergh.

Johan Baptist van Hohenzollern-Sigmaringen "de dolle graaf". Hij was nog minderjarig toen hij, na de dood van zijn vader, met de heerlijkheid werd beleend. Als voogd trad Franciscus Ludovicus Sanguessa, de toenmalige bisschop van Roermond op. Naar verluidt trouwde hij in 1747 met Maria Benonia, gravin Laderani van Lodron van Portugal nadat hij enkel een portret van haar had gezien. Maria viel hem echter tegen, waarop hij zijn beklag deed bij zijn drossaard, jonker Leopold Frans de Raet. Deze prees de vrouw en de graaf stelde voor om dan maar van vrouw te ruilen, aangezien de echtgenote van de drossaard een beeldschone vrouw was. De ruil ging niet door. De graaf ging 's avonds met zijn volle wapenrusting en twee geladen pistolen in het echtelijk bed liggen, waarop Maria naar een andere kamer verhuisde en de dag daarop voorgoed vertrok. Ze overleed in 1758 in een klooster te Aken. Johan Baptist joeg het geld erdoorheen en nabij herberg De Zwaan te Boxmeer stak hij een man dood, waarna hij met succes de moord in de doofpot wist te stoppen. Toen hij bezoek had was er een leidekker op het dak aan het werk en de graaf vroeg: wilt ge hem eens zien rollen?, waarna hij hem neerschoot. Ook ging hij, als boerin verkleed, op de vrouw van de drossaard af. Deze herkende de graaf, die de drossaard wilde vermoorden, echter op tijd. Uiteindelijk zorgden de drossaard en de rentmeester ervoor dat de dolle graaf in 1757 gearresteerd werd en in het gevang te Wetzlar belandde. In 1781 is hij op kasteel Haigerloch overleden.

XXIc. Karel Godfried de la Tour D'auvergne hertog van Bouillon vanaf 1730 tot aan zijn dood, (zoon van XXb [blz. 42] ), geboren in 1706, overleden (ongeveer 65 jaar oud) in 1771, begraven, trouwde (ongeveer 18 jaar oud) in 1724 met Maria Charlotte Sobieski, begraven. Uit dit huwelijk een zoon. 1. Godfried Karel Hendrik, geboren in 1728, overleden (ongeveer 64 jaar oud) op maandag 3 december 1792, volgt XXIIc [blz. 46].

Karel Godfried de la Tour D'auvergne. Zonder dat Karel ooit in Bouillon was geweest, stelde hij dat hij erg gesteld was op zijn inwoners van het hertogdom, daarom had hij in zijn testament laten zetten, dat na zijn overlijden hij zijn hart schonk aan de heilige grafkerk te Bouillon. Na het overlijden van Karel, kwam zijn zoon en opvolger Godfried Karel de la Tour d'Auvergne zijn vaders hart persoonlijk brengen.

XXId. Marie Henriëtte de la Tour D'auvergne markiezin te Bergen op Zoom (1713-1728), (dochter van XXc [blz. 42] ), geboren te Bergen op Zoom op woensdag 24 oktober 1708, Blijde Inkomste te Bergen op Zoom op maandag 16 februari 1722, overleden (19 jaar oud) te Ilpostein op woensdag 28 juli 1728, begraven te Sulzbach [Saarland, Duitsland], trouwde (respectievelijk 13 en 22 jaar oud) te Bergen op Zoom op zondag 15 februari 1722 met Johan Christiaan Joseph van Palts-Sulzbach, zoon van Theodor Eustach van Palts-Sulzbach en Maria Eleonore van Hessen-Rotenburg, geboren te Sulzbach [Saarland, Duitsland] op zaterdag 23 januari 1700, overleden (33 jaar oud) aldaar op maandag 20 juli 1733, begraven. Uit dit huwelijk 2 kinderen. 1. Karel Philip Theodoor, geboren te Drogenbosch [Vlaams-Brabant, België] op zondag 10 december 1724, overleden (74 jaar oud) te pagina 44 van 75

München [Bavaria, Duitsland] op zaterdag 16 februari 1799, volgt XXIId [blz. 46]. 2. Maria Anna Louisa Henriëtte, geboren en overleden te Ilpostein op zaterdag 29 mei 1728, begraven. Johan Christiaan Joseph van Palts-Sulzbach, zoon van Theodor Eustach van Palts-Sulzbach en Maria Eleonore van Hessen-Rotenburg, trouwde (2) met Eleonora Philippina Christina van Hessen-Rheinfels-Rothenburg, begraven. Uit dit huwelijk zijn geen kinderen bekend.

Generatie XXII

XXIIa. Karel Frederik van Hohenzollern-Sigmaringen was van 1769 tot aan zijn dood vorst van Hohenzollern-Sigmaringen, (zoon van XXIa [blz. 42] ), geboren te Sigmaringen [Baden-Württemberg, Duitsland] op zondag 9 januari 1724, overleden (61 jaar oud) te Krauchenwies [Baden-Württemberg, Duitsland] op dinsdag 20 december 1785, begraven, trouwde (respectievelijk 25 en 21 jaar oud) in slot Kail op zondag 2 maart 1749 met zijn nicht, dochter van broer van vader Joanna Josephina Antonia van den Bergh-Hohenzollern, (dochter van XXIb [blz. 43] ) (zie XXIIb [blz. 45] ). Uit dit huwelijk 12 kinderen. 1. Frederik, geboren en overleden in 1750, begraven. 2. Johan, geboren en overleden in 1751, begraven. 3. Anton, geboren en overleden in 1752, begraven. 4. Fidelis, geboren in 1752, overleden (ongeveer 1 jaar oud) in 1753, begraven. 5. Maria, geboren in 1754, overleden (ongeveer 1 jaar oud) in 1755, begraven. 6. Joachim, geboren in 1755, overleden (ongeveer 1 jaar oud) in 1756, begraven. 7. Jozef, geboren in 1758, overleden (ongeveer 1 jaar oud) in 1759, begraven. 8. Frans, geboren in 1761, overleden (ongeveer 1 jaar oud) in 1762, begraven. 9. Anton Alois, geboren te Sigmaringen [Baden-Württemberg, Duitsland] op zondag 20 juni 1762, overleden (69 jaar oud) aldaar op maandag 17 oktober 1831, volgt XXIII [blz. 46]. 10. Carolina, geboren en overleden in 1763, begraven. 11. Johanna Francisca, geboren in 1765, overleden (ongeveer 25 jaar oud) in 1790, begraven. 12. Crescentia, geboren in 1766, overleden (ongeveer 78 jaar oud) in 1844, begraven.

Karel Frederik van Hohenzollern-Sigmaringen. Hij werd opgeleid in Sigmaringen en München en studeerde aan de Universiteit van Göttingen en aan de Universiteit van Ingolstadt. Daarna maakte hij een grand tour door Duitsland, Oostenrijk en Italië. Na het einde van zijn grand tour bezocht hij zijn familieleden in de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden. Daar leerde hij zijn latere echtgenote Johanna(1727-1787) kennen, de dochter van zijn oom, graaf Frans Willem van den Bergh-Hohenzollern-Sigmaringen. Op 2 maart 1749 huwde hij Johanna, die de erfgename van het graafschap van den Bergh 's-Heerenberg was. Het huwelijk was niet enkel uit politieke redenen gesloten; Karel Frederik voelde een diepe genegenheid tegenover zijn echtgenote. Na het huwelijk verbleef hij grotendeels op de Nederlandse landgoederen van zijn schoonfamilie. In de Zevenjarige Oorlog koos Karel Frederik de zijde van Maria Theresia van Oostenrijk tegen koning Frederik II van Pruisen. In 1763 diende hij in een ruiterregiment, dat onderdeel was van de troepen van de Zwabische Kreits. Dit regiment vocht met veel inzet tegen de door Friedrich Wilhelm von Seydlitz aangevoerde Pruisische cavalerie. In 1769 volgde hij zijn vader op als vorst van Hohenzollern-Sigmaringen. Zijn militaire activiteiten hadden nagenoeg geen uitwerkingen op zijn vorstendom, waardoor hij zich kon inzetten voor de economische ontwikkeling. Ook was hij aartskamerheer van het Heilige Roomse Rijk en generaal-veldmaarschalk-luitenant van de Zwabische Kreits. Bovendien had hij een grote passie

pagina 45 van 75

voor de jacht.

XXIIb. Joanna Josephina Antonia van den Bergh-Hohenzollern (XXIIb) [blz. 45] , (dochter van XXIb [blz. 43] ), geboren te 's-Heerenberg op kasteel Huis Bergh op maandag 14 april 1727, overleden (59 jaar oud) te Sigmaringen [Baden-Württemberg, Duitsland] op donderdag 22 februari 1787, begraven, trouwde met haar neef, zoon van broer van vader Karel Frederik van Hohenzollern-Sigmaringen (zie XXIIa [blz. 45] ). XXIIc. Godfried Karel Hendrik de la Tour D'auvergne hertog van Bouillon vanaf 1771 tot zijn dood, (zoon van XXIc [blz. 44] ), geboren in 1728, overleden (ongeveer 64 jaar oud) op maandag 3 december 1792, begraven, trouwde met Louise Gabriella van Lotharingen-Marsan, begraven. Uit dit huwelijk een zoon. 1. Jacques Léopold laatste hertog van Bouillon vanaf 1772 tot zijn dood, geboren in 1746, overleden (ongeveer 56 jaar oud) op maandag 3 mei 1802, begraven.

Godfried Karel Hendrik de la Tour D'auvergne. In de regeerperiode van Godfried was er een grote opkomst (c.1760) van de boekdruk in Bouillon, dat tot het grootste centrum van de boekdruk en drukpers in de 18e eeuw zou worden. Godfried was de enige hertog die daadwerkelijk een bezoek heeft gebracht aan zijn hertogdom 1757 en in 1771; meestal verbleven de hertogen in Parijs. Godfried overleed in 1792, een enorme schuldenlast achterlatend.

XXIId. Karel Philip Theodoor van Palts-Sulzbach paltsgraaf aan de Rijn, hertog van Beieren, markies te Bergen op Zoom (1729-1799), (zoon van XXId [blz. 44] ), geboren te Drogenbosch [Vlaams-Brabant, België] op zondag 10 december 1724, verkozen in de orde van het Gulden Vlies in 1788, overleden (74 jaar oud) te München [Bavaria, Duitsland] op zaterdag 16 februari 1799, begraven, trouwde (respectievelijk 17 en 21 jaar oud) (1) te Mannheim [Baden-Württemberg, Duitsland] op woensdag 17 januari 1742 met zijn nicht, dochter van broer van vader Maria Elisabeth Auguste van Pfalz-Sulzbach, dochter van Joseph Karl van Palts-Sulzbach en Elisabeth Augusta van Neuburg, geboren te Mannheim [Baden-Württemberg, Duitsland] op vrijdag 17 januari 1721, overleden (73 jaar oud) te Weinheim [Baden-Württemberg, Duitsland] op donderdag 7 augustus 1794, begraven. Uit dit huwelijk een zoon. 1. Frans Lodewijk Joseph, geboren te Mannheim [Baden-Württemberg, Duitsland] op zondag 28 juni 1761, overleden (één dag oud) aldaar op maandag 29 juni 1761, begraven.

Karel Philip Theodoor van Palts-Sulzbach. Na de dood van zijn eerste vrouw trouwt hij weer op 15 februari 1795 met Maria Leopoldine van Oostenrijk-Este, een kleindochter van keizerin Maria Theresia van Oostenrijk, geen slechte keus dus. Maar de jongedame is pas 18 jaar en hij 71 ! Geen wonder dat de temperamentvolle Leopoldine geen lichamelijk contact wil, dus blijft het huwelijk kinderloos. Wel heeft onze Karl Philip Theodor niet stilgezeten want hij heeft een aantal kinderen elders. 8 stuks; 2 bij een toneelspeelster; 4 bij een dame die later gravin wordt; 1 bij een gehuwde vrouw en 1 bij een jonkvrouw.

Karel Philip Theodoor van Palts-Sulzbach paltsgraaf aan de Rijn, hertog van Beieren, markies te Bergen op Zoom (1729-1799), trouwde (respectievelijk 70 en 18 jaar oud) (2) te Innsbruck [Tirol, Oostenrijk] op zondag 15 februari 1795 met Maria Leopoldine van Oostenrijk-Este, geboren te Milaan [Lombardia, Italië] op dinsdag 10 december 1776, overleden (71 jaar oud) te Wasserburg-Am-Inn [Bavaria, Duitsland] op vrijdag 23 juni 1848, begraven. Uit dit huwelijk geen kinderen.

pagina 46 van 75

Generatie XXIII

XXIII. Anton Alois van Hohenzollern-Sigmaringen uit een zijtak van de Zwabische linie, was sinds 1806 de eerste soevereine vorst van Hohenzollern-Sigmaringen, (zoon van XXIIa [blz. 45] en XXIIb [blz. 45] ), geboren te Sigmaringen [Baden-Württemberg, Duitsland] op zondag 20 juni 1762, overleden (69 jaar oud) aldaar op maandag 17 oktober 1831, begraven, relatie met Amalie Zephyrine van Salm-Kyrburg, geboren te Parijs [Val-d’Oise, Frankrijk] op donderdag 6 maart 1760, overleden (81 jaar oud) te Sigmaringen [Baden-Württemberg, Duitsland] op zondag 17 oktober 1841, begraven. Uit deze relatie een zoon. 1. Karel Anton Frederik Meinrad Fidelis, geboren te Sigmaringen [Baden-Württemberg, Duitsland] op zondag 20 februari 1785, overleden (68 jaar oud) te Bologna [Emilia Romagna, Italië] op vrijdag 11 maart 1853, volgt XXIV [blz. 48].

Anton Alois van Hohenzollern-Sigmaringen. . Hij volgde zijn vader in 1785 op als vorst van Hohenzollern-Sigmaringen. In 1787 volgde hij zijn moeder op als Graaf van den Bergh en Heer van Boxmeer. Anton Alois verloor in 1801 bij de Vrede van Lunéville definitief zijn Nederlandse en Belgische bezittingen die reeds in 1795 feitelijk verloren waren gegaan. In paragraaf 10 van de Reichsdeputationshauptschluss van 25 februari 1803 werd de vorst van Hohenszollern-Sigmaringen voor zijn feodale rechten in de heerlijkheden Boxmeer, Diksmuide, Berg, Gendringen, Etten, Wisch, Pannerden en Mühlingen en voor zijn domeinen in België schadeloos gesteld door de heerlijkheid Glatt en de kloosters Inzikhofen, Klosterbeuren en Holzheim. (De heerlijkheid Glatt was sinds 1706 in het bezit geweest van het sticht Muri in Zwitserland). In paragraaf 32 kreeg de vorst een eigen zetel in de Rijksdag. De conventie van Wenen van 31 december 1805 bevrijdde het vorstendom van alle leenbanden. Artikel 23 van de Rijnbondakte van 12 juli 1806 kende hem de heerlijkheden Achberg en Hohenfels, die onder de commanderij Altshausen van de Duitse Orde vielen, toe alsook de conventen Klosterwald en Habsthal. Verder werden de heerlijkheden Gamertingen en Hettingen onder de soevereiniteit van de vorst gesteld. Artikel 24 stelde verder de heerlijkheden Trochtelfingen, Jungnau, Straßberg, het ambt Ostrach en het deel van de heerlijkheid Meßkirch op de linker oever van de Donau onder soevereiniteit van de vorst. Hiermee werden bezittingen van het vorstendom Fürstenberg en van Thurn und Taxis gemediatiseerd. Op 22/27 juni 1812 werd in een verdrag met het groothertogdom Baden Rast tegen Ablach geruild en in 1814 werd Hirschlatt door het Koninkrijk Württemberg afgestaan. In 1815 werd het land lid van de Duitse Bond.

Amalie Zephyrine van Salm-Kyrburg. . In 1782 trad ze op verzoek van haar ouders in het huwelijk met erfprins Anton Alois van Hohenzollern-Sigmaringen. Ze had het echter niet naar haar zin in haar nieuwe thuisstad en keerde in 1785 drie weken na de geboorte van haar zoon Karel alleen terug naar haar geboortestad Parijs. Daar was haar broer, vorst Frederik III, bezig met de bouw van het Hôtel de Salm, wat de Parijse residentie zou worden van de familie Salm-Kyrburg en een verzamelplaats voor vele leden van de hoge adel. Tijdens de Franse Revolutie verloren haar broer Frederik III van Salm-Kyrburg en haar minnaar Alexandre de Beauharnais het leven onder de guillotine. Zelf wist Amalie Zephyrine de Revolutie te overleven. In 1797 kocht ze de begraafplaats, waarop haar broer en minnaar in een massagraf waren geworpen. Ondanks dit alles onderhield de prinses goede contacten met een aantal invloedrijke personen van de Revolutie, zoals Charles-Maurice de Talleyrand en Joséphine de Beauharnais, de weduwe van haar minnaar die later hertrouwde met Napoleon Bonaparte. Een paar jaar lang probeerde Amalie Zephyrine haar contacten aan het hof van Napoleon te gebruiken om de mediatisering van Hohenzollern-Sigarmaringen tegen te gaan. Dit lukte

pagina 47 van 75

uiteindelijk. Ook trad ze op als voogd voor haar minderjarige neefje Frederik IV van Salm-Kyrburg (1789-1859), die in 1794 na de onthoofding van zijn vader vorst van Salm-Kyrburg was geworden. Na twintig bewogen jaren in Parijs keerde de prinses in 1822 terug naar Hohenzollern-Sigmaringen terug, waar ze woonde in een bijgebouw van het voormalige klooster Inzigkofen, dat haar echtgenoot voor haar had laten inrichten.

Generatie XXIV

XXIV. Karel Anton Frederik Meinrad Fidelis van Hohenzollern-Sigmaringen was van 1831 tot 1848 vorst van Hohenzollern-Sigmaringen, (zoon van XXIII [blz. 46] ), geboren te Sigmaringen [Baden-Württemberg, Duitsland] op zondag 20 februari 1785, overleden (68 jaar oud) te Bologna [Emilia Romagna, Italië] op vrijdag 11 maart 1853, begraven, trouwde (respectievelijk ongeveer 22 en ongeveer 15 jaar oud) (1) in 1808 met Marie Antoinette Murat, geboren in 1793, overleden (ongeveer 54 jaar oud) in 1847, begraven. Uit dit huwelijk 4 kinderen. 1. Caroline, geboren in 1810, overleden (ongeveer 75 jaar oud) in 1885, begraven, trouwde met Frederik van Hohenzollern-Hechingen, begraven. Uit dit huwelijk zijn geen kinderen bekend. 2. Karel Anton Joachim Zephyrinus Frederik Meinrad, geboren te Sigmaringen [Baden-Württemberg, Duitsland] op zaterdag 7 september 1811, overleden (73 jaar oud) aldaar op dinsdag 2 juni 1885, volgt XXVa [blz. 48]. 3. Amalia Antoinette Caroline Adriane, geboren te Sigmaringen [Baden-Württemberg, Duitsland] op zondag 30 april 1815, overleden (25 jaar oud) aldaar op donderdag 14 januari 1841, volgt XXVb [blz. 50]. 4. Frederika, geboren in 1820, overleden (ongeveer 86 jaar oud) in 1906, begraven.

Karel Anton Frederik Meinrad Fidelis van Hohenzollern-Sigmaringen. Hij nam op 17 oktober 1831 de regering van het vorstendommetje Hohenzollern-Sigmaringen over en schonk zijn land op 1 juli 1833 een constitutie die voorzag in een landdag. Vanwege de hoge belastingen (die tussen 1818 en 1848 verzesvoudigd waren) en naar voorbeeld van buurlanden brak in het revolutiejaar 1848 ook hier een opstand uit. Karel trad daarom af ten gunste van zijn liberaler ingestelde zoon Karel Anton.

Karel Anton Frederik Meinrad Fidelis van Hohenzollern-Sigmaringen was van 1831 tot 1848 vorst van Hohenzollern-Sigmaringen, trouwde (ongeveer 62 jaar oud) (2) in 1848 met Catharina van Hohenlohe-Waldenburg-Schillingsfürst, begraven. Uit dit huwelijk zijn geen kinderen bekend.

Generatie XXV

XXVa. Karel Anton Joachim Zephyrinus Frederik Meinrad van Hohenzollern-Sigmaringen, (zoon van XXIV [blz. 48] ), geboren te Sigmaringen [Baden-Württemberg, Duitsland] op zaterdag 7 september 1811, was van 1848 tot 1849 de laatste regerende vorst van Hohenzollern-Sigmaringen en van 1858 tot 1862 p, overleden (73 jaar oud) te Sigmaringen [Baden-Württemberg, Duitsland] op dinsdag 2 juni 1885, begraven, trouwde (respectievelijk 23 en 21 jaar oud) op vrijdag 31 oktober 1834 met Josefine Frederieke Louise van Baden, geboren te Mannheim [Baden-Württemberg, Duitsland] op donderdag 21 oktober 1813, overleden (86 jaar oud) te Sigmaringen [Baden-Württemberg, Duitsland] op dinsdag 19 juni 1900, begraven. Uit dit huwelijk 5 kinderen. 1. Leopold Stefan Karel Anton Gustaaf Eduard Tassilo, geboren te Krauchenwies [Baden-Württemberg, Duitsland] op pagina 48 van 75

dinsdag 22 september 1835, overleden (69 jaar oud) te Berlijn [Berlin, Duitsland] op donderdag 8 juni 1905, volgt XXVIa [blz. 52]. 2. Stephanie Stephanie Josepha Friederike Wilhelmine Antonia, geboren te Krauchenwies [Baden-Württemberg, Duitsland] op zaterdag 15 juli 1837, overleden (22 jaar oud) te Lissabon [Lisboa, Portugal] op zondag 17 juli 1859, begraven, trouwde (beiden ongeveer 20 jaar oud) in 1858 met Peter V Peter Maria Ferdinand Michaël Rafaël Gabriël Gonzaga Xavier Johan Anton Leopold Victor Frans van Assisi Julius Amelis van Portugal (Huis Bragança-Saksen-Coburg en Gotha), zoon van Ferdinand II van Portugal (was als gemaal van Maria II van Portugal koning van Portugal) en Maria II van Portugal, geboren te Lissabon [Lisboa, Portugal] op zaterdag 16 september 1837, was van 1853 tot 1861 koning van Portugal, overleden (24 jaar oud) te Lissabon [Lisboa, Portugal] op maandag 11 november 1861, begraven. Uit dit huwelijk geen kinderen. 3. Carol I van Roemenië, geboren te Sigmaringen [Baden-Württemberg, Duitsland] op zaterdag 20 april 1839, overleden (75 jaar oud) te Sinaia [Romania] op zaterdag 10 oktober 1914, volgt XXVIb [blz. 53]. 4. Anton Egon Karel Frederik, geboren te Sigmaringen [Baden-Württemberg, Duitsland] op donderdag 7 oktober 1841, gesneuveld (24 jaar oud) te Dvur Králové Nad Labem op maandag 6 augustus 1866, begraven. 5. Maria Louise Alexandra Caroline, geboren te Sigmaringen [Baden-Württemberg, Duitsland] op maandag 17 november 1845, overleden (67 jaar oud) te Brussel [Vlaams-Brabant, België] op dinsdag 26 november 1912, volgt XXVIc [blz. 54].

Karel Anton Joachim Zephyrinus Frederik Meinrad van Hohenzollern-Sigmaringen. . Karel Anton was de zoon van vorst Karel en Marie Antoinette Murat, een nicht van Joachim Murat. Hij bezocht de academie te Genève, waar hij Ioannis Kapodistrias en Guillaume Henri Dufour leerde kennen, en studeerde later te Tübingen en Göttingen. Karel Anton werkte mee aan de grondwet van het vorstendom Hohenzollern-Sigmaringen die zijn vader in 1833 uitvaardigde. Bij het uitbreken van de Maartrevolutie van 1848 droeg zijn vader ogenblikkelijk de macht aan hem over en trad op 27 augustus ook formeel te zijner gunste af. Het conflict tussen de regering en de volksvertegenwoordiging bleef, ondanks liberale maatregelen, echter toenemen. Karel Anton verliet zijn vorstendom op 27 september en herstelde op 10 oktober met Badense troepen de orde. Teleurgesteld en het regeren moe, besloot hij hierna zijn soevereiniteit op te geven, een stap die zijn vader aan het begin van de revolutie ook al had overwogen. Hij begon onderhandelingen met het door zijn Hohenzollernse verwanten geregeerde Pruisen. Op 7 december 1849 stond hij zijn soevereiniteit formeel aan Pruisen af. De kinderloze Frederik Willem Constantijn, vorst van Hohenzollern-Hechingen, wiens erfgenaam Karel Anton was, deed tegelijkertijd troonsafstand. Karel Anton verhuisde hierna naar Düsseldorf en verkreeg in 1850 bij Koninklijk Besluit de voorrechten van een jongere prins van het koninklijk huis. Hij was sinds 1849 Pruisisch generaal-majoor en werd in 1853 luitenant-generaal. Naast deze functies vervulde hij verschillende diplomatieke taken aan het hof van Napoleon III, met wie hij aan moederskant en door zijn huwelijk verwant was. Door prins Wilhelm hogelijk gewaardeerd en vertrouwd, werd Karel Anton in 1858 premier van Pruisen in het "ministerie van het nieuwe tijdperk". Zijn bewind was liberaal, maar al met al weinig succesvol: in de internationale politiek wist hij wat betreft de Italiaanse Oorlog zijn wil niet door te drukken en onder zijn premierschap escaleerde het Verfassungskonflikt over de legerwet van Albrecht von Roon. In 1862 ontsloeg Wilhelm hem. Hij werd in 1859 generaal van de infanterie en militair gouverneur van Westfalen, in 1863 ook van de Rijnprovincie. Zijn deelname aan de Pruisisch-Oostenrijkse Oorlog (1866) leverde hem de onderscheiding Pour le Mérite op. Zijn derde zoon Anton sneuvelde in die oorlog in de Slag bij Königgrätz. Zijn tweede zoon Karel (Carol) was kort tevoren tot vorst van Roemenië gekozen. Ook pagina 49 van 75

zijn oudste zoon Leopold maakte enige jaren later kans op een troon: Spanje bood hem in 1870 de koningskroon aan. Karel Anton trachtte de diplomatieke rel met Frankrijk die hierop volgde vergeefs te sussen door de kandidatuur van zijn zoon in te trekken. De Frans-Duitse Oorlog kon dit echter niet meer voorkomen. Met de dood van Frederik Willem Constantijn stierf in 1869 de tak Hohenzollern-Hechingen uit. Karel Anton nam hierop de titel vorst van Hohenzollern aan. De rest van zijn leven bracht hij door in Sigmaringen, waar hij in 1885 stierf.

Josefine Frederieke Louise van Baden. . Al op jeugdige leeftijd openbaarde zich bij haar een oorziekte, die zich later zelfs ontwikkelde tot doofheid. Voordien had ze zich in Parijs laten behandelen. Daar leerde ze de familie van haar moeder kennen, met wie ze haar leven lang in correspondentie bleef.

Stephanie van Hohenzollern-Sigmaringen. . Tot haar huwelijk leefde ze met haar familie in Düsseldorf. Daar gaf ze zich over aan liefdadigheid, hetgeen haar de bijnaam "Engel der Armen" opleverde. In 1858 trouwde ze in Lissabon met koning Peter V van Portugal. Stephanie overleed al een jaar na de bruiloft aan de gevolgen van difterie. Haar man overleefde haar niet lang. Hij stierf in 1861 aan de griep. Het paar had geen kinderen. Na haar dood werd in Düsseldorf een gedenkteken opgericht, ter nagedachtenis aan koningin Stephanie.

Peter V van Portugal. . Na de vroege dood van zijn moeder besteeg hij reeds op 16-jarige leeftijd de troon. Tot 1855 trad zijn vader als regent op terwijl Peter reizen maakte naar meer geïndustrialiseerde Europese landen. Nog in hetzelfde jaar dat hij de regering had aanvaard ontsloeg hij de minister-president de hertog van Saldanha, die gedurende het bewind van zijn vader jarenlang de Portugese politiek had bepaald. Hij benoemde nu met de hertog van Loulé van de Progressieve Partij voor het eerst sinds 1842 weer een links-liberale politicus (setembrist) tot regeringsleider. Nationale problemen bestudeerde hij zorgvuldig en hij was niet bang politici zijn mening duidelijk te maken. Onder zijn bewind werd het wegen- en spoorwegennet verbeterd, telegraafverbindingen aangelegd en de volksgezondheid verbeterd. Peter begon nu in tegenstelling tot zijn overwegend conservatief rechts-liberaal gezinde ouders (cartisten) met een systeem dat later rotavisme genoemd werd en waarbij erop gelet werd dat de vertegenwoordigers van de beide grote strekkingen afwisselend en ongeveer voor dezelfde periode aan de macht kwamen. Dit systeem zou in grote lijnen tot het einde van de Portugese monarchie in 1910 worden gehandhaafd. Gedurende de grote cholera-epidemie in Lissabon van 1856/1857 ontvluchtte hij in tegenstelling tot de meeste adel en gefortuneerden niet de stad, maar bezocht ziekenhuizen en sprak de zieken troost in zonder zich om besmettingsgevaar te bekommeren. Hierdoor genoot hij een grote populariteit bij het volk, dat hem o rei santo - de heilige koning - noemde. Hij trad in 1858 in het huwelijk met Stephanie van Hohenzollern-Sigmaringen. Zij stierf een jaar later. Door dit sterfgeval en het overlijden van een goede vriend werd de koning geplaagd door een zware depressie. De jonge koning werd in 1861 gedurende een reis evenals twee van zijn broers met griep besmet. Allereerst stierf zijn broer Ferdinand Maria, twee dagen later ook Peter zelf op 24-jarige leeftijd. Kort hierna bezweek ook zijn jongere broer Johan Maria. Daar Peter V kinderloos was gebleven werd hij opgevolgd door zijn broer Lodewijk I.

Anton Egon Karel Frederik van Hohenzollern-Sigmaringen. pagina 50 van 75

Anton nam in juli 1866 deel aan de Slag bij Sadová en raakte hierbij dodelijk gewond, hij overleed 33 dagen later.

XXVb. Amalia Antoinette Caroline Adriane van Hohenzollern-Sigmaringen, (dochter van XXIV [blz. 48] ), geboren te Sigmaringen [Baden-Württemberg, Duitsland] op zondag 30 april 1815, was een prinses van Hohenzollern-Sigmaringen, overleden (25 jaar oud) te Sigmaringen [Baden-Württemberg, Duitsland] op donderdag 14 januari 1841, begraven, trouwde (respectievelijk 20 en 31 jaar oud) op zaterdag 25 juli 1835 met Eduard Karel Willem Christiaan van Saksen-Altenburg (Huis Wettin (Ernestijnse linie)), zoon van Frederik van Saksen-Altenburg en Charlotte Georgine Louise van Mecklenburg-Strelitz, geboren te Hildburghausen [Thüringen, Duitsland] op dinsdag 3 juli 1804, was een prins van Saksen-Altenburg, overleden (47 jaar oud) te München [Bavaria, Duitsland] op zondag 16 mei 1852, begraven. Uit dit huwelijk 4 kinderen. 1. Theresia Amalia Carolina Jozefina Antoinnette, geboren te Ansbach [Bavaria, Duitsland] op woensdag 21 december 1836, was een prinses uit het huis Saksen-Altenburg, overleden (77 jaar oud) te Stockholm [Zweden] op maandag 9 november 1914, begraven, trouwde (respectievelijk 27 en 32 jaar oud) op zaterdag 16 april 1864 met Karel Nicolaas Augustus prins van Zweden, geboren te Ekerö [Zweden] op woensdag 24 augustus 1831, was hertog van Dalarna, overleden (41 jaar oud) te Stockholm [Zweden] op dinsdag 4 maart 1873, begraven. Uit dit huwelijk zijn geen kinderen bekend. 2. Antoinette Charlotte Marie Jozefine Carolina Frida, geboren te Bamberg [Bavaria, Duitsland] op dinsdag 17 april 1838, overleden (70 jaar oud) te Berchtesgaden [Bavaria, Duitsland] op zaterdag 31 oktober 1908, begraven, trouwde (respectievelijk 16 en 22 jaar oud) op zaterdag 22 april 1854 met Leopold Frederik Frans Nicolaas van Anhalt, geboren te Dessau [Sachsen-Anhalt, Duitsland] op vrijdag 29 april 1831, was van 1871 tot 1904 hertog van Anhalt, overleden (72 jaar oud) te Ballenstedt [Sachsen-Anhalt, Duitsland] op zondag 24 januari 1904, begraven. Uit dit huwelijk zijn geen kinderen bekend. 3. Lodewijk, geboren in 1839, overleden (ongeveer 5 jaar oud) in 1844, begraven. 4. Johan Frederik, geboren in 1841, overleden (ongeveer 3 jaar oud) in 1844, begraven.

Eduard Karel Willem Christiaan van Saksen-Altenburg. . Eduard trad in dienst bij het Beierse zesde Cavalerieregiment Herzog Leuchtenberg. Later werd hij commandant van het eerste Cavalerieregiment. Aan het hoofd van enkele Beierse troepen begeleidde hij zijn neef Otto (een zoon van zijn zuster Theresia) naar Griekenland, waar deze in 1832 de Griekse troon had aanvaard. Eduard zelf werd door zijn neef benoemd tot gouverneur van Nauplion. Hij keerde in 1834 terug naar Beieren waar hij benoemd werd tot generaal. In de eerste Duits-Deense Oorlog voerde hij de Beierse troepen aan. Met zijn zwager, Lodewijk I van Beieren, voerde hij uitvoerige correspondentie. Hij stond zijn zuster bij toen de Lola Montez-affaire (zij had een verhouding met de Beierse koning) losbarstte.

Theresia Amalia Carolina Jozefina Antoinnette van Saksen-Altenburg. . Door haar huwelijk werd zij hertogin van Dalarna. Het paar kreeg geen kinderen en leefde gelukkig tot Augustus' voortijdige dood in 1873. Prinses Theresia die al aan een zwakke geestesgesteldheid leed, dreigde volkomen in te storten. Ze werd aanvankelijk onder toezicht gesteld van Louis Gerhard De Geer, maar later werd zij - onder het pseudoniem Gravin van Dahlskiöld - naar een sanatorium in Zwitserland gestuurd. Hier bleef ze bijna vijftien jaar. Teruggekeerd in Zweden legde zij zich toe op liefdadigheid. Zij had een bijzondere band met de pagina 51 van 75

aan epilepsie lijdende prins Erik.

Karel Nicolaas Augustus prins van Zweden. . De prins was zeer geïnteresseerd in treinen en locomotieven, en er werd zelfs een locomotief naar hem vernoemd.

Leopold Frederik Frans Nicolaas van Anhalt. . Hij studeerde in Bonn en Genève, nam in 1851 dienst in het Pruisische leger te Potsdam en verbleef vanaf 1853 in Dessau. Op 22 april 1854 trad hij in het huwelijk met Antoinette, dochter van Eduard van Saksen-Altenburg. In de Duits-Deense Oorlog van 1864 nam hij onder leiding van zijn zwager Frederik Karel van Pruisen deel aan de Sleeswijkse veldtocht en als luitenant-generaal streed hij in 1870/71 in de Frans-Duitse Oorlog. In 1871 woonde hij te Versailles de keizerskroning van Wilhelm I bij. Frederik volgde zijn vader bij diens dood op 22 mei 1871 op als hertog van Anhalt, dat in 1863 was samengesteld uit Anhalt-Dessau, Anhalt-Köthen en Anhalt-Bernburg en werd opgevolgd door zijn zoon Frederik II.

Eduard Karel Willem Christiaan van Saksen-Altenburg, zoon van Frederik van Saksen-Altenburg en Charlotte Georgine Louise van Mecklenburg-Strelitz, trouwde (2) met Louise van Reuss Oudere Linie, begraven. Uit dit huwelijk 2 kinderen. 1. Albert Hendrik Jozef Karel Victor George Frederik, geboren te München [Bavaria, Duitsland] op vrijdag 14 april 1843, was een prins van Saksen-Altenburg, overleden (59 jaar oud) te Serrahn [Mecklenburg-Vorpommern, Duitsland] op donderdag 22 mei 1902, begraven, trouwde (respectievelijk 42 en 29 jaar oud) (1) te Berlijn [Berlin, Duitsland] op woensdag 6 mei 1885 met Maria Elisabeth Louise Frederika (Marie) van Pruisen, dochter van Frederik Karel Nicolaas van Pruisen en Maria Anna van Anhalt-Dessau, geboren te Potsdam [Brandenburg, Duitsland] in het Marmerpaleis op vrijdag 14 september 1855, overleden (32 jaar oud) te Dresden [Sachsen, Duitsland] Slot Albrechtsberg op woensdag 20 juni 1888, begraven. Uit dit huwelijk zijn geen kinderen bekend, trouwde (respectievelijk ongeveer 47 en ongeveer 33 jaar oud) (2) in 1891 met Helene Marie Alexandra Elisabeth Augusta Catherine van Mecklenburg-Strelitz, geboren te Sint-Petersburg [Russian Federation] op vrijdag 16 januari 1857, overleden (79 jaar oud) te Remplin [Mecklenburg-Vorpommern, Duitsland] op vrijdag 28 augustus 1936, begraven. Uit dit huwelijk geen kinderen. 2. Marie Gasparine Amalia Antoinette Caroline Elisabeth Louise, geboren te München [Bavaria, Duitsland] op woensdag 18 juni 1845, overleden (85 jaar oud) te Sondershausen [Thüringen, Duitsland] op zaterdag 5 juli 1930, begraven, trouwde (respectievelijk 23 en 38 jaar oud) op zaterdag 12 juni 1869 met Karel Günther van Schwarzburg-Sondershausen, geboren te Arnstadt [Thüringen, Duitsland] op zaterdag 7 augustus 1830, overleden (78 jaar oud) in de omgeving van Dresden [Sachsen, Duitsland] in Weißer Hirsch op zondag 28 maart 1909, begraven. Uit dit huwelijk geen kinderen.

Generatie XXVI

XXVIa. Leopold Stefan Karel Anton Gustaaf Eduard Tassilo Leopold Stefan Karel Anton Gustaaf Eduard Tassilo van Hohenzollern-Sigmaringen, (zoon van XXVa [blz. 48] ), geboren te Krauchenwies [Baden-Württemberg, Duitsland] op

pagina 52 van 75

dinsdag 22 september 1835, was hij kandidaat voor de Spaanse troon en als zodanig de directe aanleiding van de Frans-Duitse Oorlog, overleden (69 jaar oud) te Berlijn [Berlin, Duitsland] op donderdag 8 juni 1905, begraven, trouwde (respectievelijk 25 en 16 jaar oud) te Lissabon [Lisboa, Portugal] op donderdag 12 september 1861 met Antonia Maria van Portugal (Huis Bragança-Saksen-Coburg en Gotha), dochter van Ferdinand II van Portugal (was als gemaal van Maria II van Portugal koning van Portugal) en Maria II van Portugal, geboren op maandag 17 februari 1845, overleden (68 jaar oud) op woensdag 17 december 1913, begraven. Uit dit huwelijk 3 zonen. 1. Wilhelm August Karl Joseph Peter Ferdinan Benedikt van Hohenzollern, geboren te Benrath [Nordrhein-Westfalen, Duitsland] op maandag 7 maart 1864, overleden (63 jaar oud) te Sigmaringen [Baden-Württemberg, Duitsland] op zaterdag 22 oktober 1927, volgt XXVIIa [blz. 56]. 2. Ferdinand Victor Albert Meinrad, geboren te Sigmaringen [Baden-Württemberg, Duitsland] op donderdag 24 augustus 1865, overleden (61 jaar oud) te Boekarest [Romania] op woensdag 20 juli 1927, volgt XXVIIb [blz. 57]. 3. Karel Anton, geboren op dinsdag 1 september 1868, overleden (50 jaar oud) op vrijdag 21 februari 1919, volgt XXVIIc [blz. 58].

Leopold Stefan Karel Anton Gustaaf Eduard Tassilo van Hohenzollern-Sigmaringen. . Hij was hij kandidaat voor de Spaanse troon en als zodanig de directe aanleiding van de Frans-Duitse Oorlog. Sinds de val van koningin Isabella II in 1868 zat er in Spanje geen monarch meer op de troon. Derhalve boden de regent Francisco Serrano en de regeringsleider Juan Prim Leopold in februari 1870 het koningschap aan. De Pruisische koning Wilhelm I - eveneens een Hohenzollern - verzette zich tegen de kandidatuur maar Leopold stemde op aandringen van Otto von Bismarck toe. In Frankrijk wekte deze kandidatuur, toen die op 1 juli bekend werd, grote opschudding. Frankrijk had een eigen kandidaat voor ogen en keizer Napoleon III wenste niet aan twee zijden door Hohenzollerns omgeven te zijn. Na een verkapte oorlogsdreiging zag Leopold van zijn kandidatuur af. De eis dat Pruisen ook in de toekomst geen Hohenzollern op de Spaanse troon zou steunen beantwoordde Bismarck echter met het Emser Depesche, dat de aanleiding tot de Frans-Duitse Oorlog werd. Datzelfde jaar werd in Spanje Amadeus van Savoye tot koning gekozen. Sinds de val van koningin Isabella II in 1868 zat er in Spanje geen monarch meer op de troon. Derhalve boden de regent Francisco Serrano en de regeringsleider Juan Prim Leopold in februari 1870 het koningschap aan. De Pruisische koning Wilhelm I - eveneens een Hohenzollern - verzette zich tegen de kandidatuur maar Leopold stemde op aandringen van Otto von Bismarck toe. In Frankrijk wekte deze kandidatuur, toen die op 1 juli bekend werd, grote opschudding. Frankrijk had een eigen kandidaat voor ogen en keizer Napoleon III wenste niet aan twee zijden door Hohenzollerns omgeven te zijn. Na een verkapte oorlogsdreiging zag Leopold van zijn kandidatuur af. De eis dat Pruisen ook in de toekomst geen Hohenzollern op de Spaanse troon zou steunen beantwoordde Bismarck echter met het Emser Depesche, dat de aanleiding tot de Frans-Duitse Oorlog werd. Datzelfde jaar werd in Spanje Amadeus van Savoye tot koning gekozen. Als Graaf van den Bergh schonk hij in 1897 ƒ51.000 voor de bouw van de Pancratiuskerk in 's-Heerenberg. Als Graaf van den Bergh schonk hij in 1897 ƒ51.000 voor de bouw van de Pancratiuskerk in 's-Heerenberg.

XXVIb. Carol I van Roemenië Karel Eitel Frederik Zephyrinus Lodewijk van Hohenzollern-Sigmaringen, (zoon van XXVa [blz. 48] ), geboren te Sigmaringen [Baden-Württemberg, Duitsland] op zaterdag 20 april 1839, was als Carol I van 1866 tot 1881 vorst en daarna tot 1914 koning van Roemenië, overleden (75 jaar oud) te Sinaia [Romania] op zaterdag 10 oktober 1914, begraven, trouwde (respectievelijk 30 en 25 jaar oud) op maandag 15 november 1869 met Pauline pagina 53 van 75

Elisabeth Ottilie Luise zu Wied, geboren te Neuwied [Rheinland-Pfalz, Duitsland] op vrijdag 29 december 1843, overleden (72 jaar oud) te Boekarest [Romania] op donderdag 2 maart 1916, begraven te Curtea de Arges [Arges, Romania]. Uit dit huwelijk een dochter. 1. Maria, geboren op dinsdag 27 september 1870, overleden (ongeveer 3 jaar oud) in 1874, begraven.

Carol I van Roemenië. . Hij diende in het leger van Pruisen en nam deel aan de Duits-Deense Oorlog van 1864. Na de val van vorst Alexander Jan Cuza werd hij op 26 maart 1866 door de regering van Roemenië tot vorst verkozen, een land dat in 1862 onder suzereiniteit van het Ottomaanse Rijk was gesticht. Op 10 mei arriveerde hij te Boekarest, alwaar hij hartelijk werd verwelkomd door een grote menigte en hoge politici. Hij ontving de titel domnitor (heerser, vorst) en hem werd voor het parlement de eed afgenomen. Direct bij zijn inauguratie in 1866 adopteerde Karel de Roemeense spelling van zijn naam: Carol I. Hij deed veel moeite zich de Roemeense taal en cultuur eigen te maken. Hij regeerde op daadkrachtige wijze, reorganiseerde het leger en bevorderde het aanleggen van spoorwegen en de oprichting van bedrijven. Gedurende de Frans-Duitse Oorlog van 1870/71 ontstond een anti-Duitse gezindheid in zijn land, waardoor zijn bewind bijna omver werd geworpen, hoewel hijzelf ook aftreden overwoog. Hij leidde in 1877/78 de Roemeens-Russische troepen in de Russisch-Turkse Oorlog, waarna hij op het Congres van Berlijn als volledig soeverein heerser werd erkend. Carol werd op 10 mei 1881 tot koning uitgeroepen. De binnenlandse politiek, die nog steeds werd beheerst door de rijke grootgrondbezitters, werd onder Carols bewind tweemaal opgeschrikt door boerenopstanden, een in het zuidelijke deel Walachije (april 1888) en een in het noordelijke deel Moldavië (maart 1907). Carol I was een streng en gedisciplineerd persoon met hoge morele standaarden. Zijn hele leven lang probeerde hij zijn nauwgezette manier van leven op de mensen om hem heen over te brengen. Koningin Elisabeth zei wel dat hij zelfs tijdens zijn slaap de kroon droeg. Toen de Eerste Wereldoorlog begon besloot de Roemeense regering zich niet bij Duitsland aan te sluiten. De van oorsprong Duitse Carol verzette zich hier - zeer tegen zijn gevoel - niet tegen. Aangezien hij kinderloos was, had Carol zijn broer Leopold als troonopvolger aangewezen. In oktober 1880 stond die zijn recht op de troon echter af aan zijn zoon Willem. Willem op zijn beurt gaf het recht op troonopvolging acht jaar later weer door aan zijn jongere broer Ferdinand. Die aanvaardde zijn taak wel en werd na Carols dood op 10 oktober1914 koning. Carol ligt eveneens als zijn vrouw begraven in de kathedraal van Curtea de Arge?. De koning heeft in 1906 een ridderorde, de Orde van Carol I, gesticht die enige tijd de hoogste Roemeense onderscheiding in vredestijd was.

Pauline Elisabeth Ottilie Luise zu Wied. . Ze ontmoette in 1861 te Berlijn voor het eerst prins Karel van Hohenzollern-Sigmaringen, de latere vorst (1866) en koning (1881) Carol I van Roemenië. Op 15 november 1869 traden zij in het huwelijk en op 27 september 1870 beviel Elisabeth van haar enige kind, Maria, die echter reeds vier jaar later stierf. Onder het pseudoniem Carmen Sylva schreef ze gedichten, vertellingen, sprookjes, romans en vertalingen (van onder anderen Pierre Loti). Ze publiceerde in het Duits, Roemeens, Frans en Engels, terwijl in de meeste Europese talen - waaronder het Nederlands - vertalingen van haar werk verschenen. Vooral haar werk geïnspireerd op het landschap en de folklore van Roemenië genoot bekendheid. Haar aforismenbundel Les Pensées d'une reine (1882) werd in 1888 door de Académie française bekroond. Daarnaast was ze bedreven in het spelen van piano en orgel, zingen en schilderen. Als vorstin en later als koningin van Roemenië was zij vooral op sociaal en cultureel gebied actief, zo moedigde ze vrouweneducatie aan en stichtte ze verschillende liefdadigheidsorganisaties. Haar vertalingen uit het Roemeens droegen bij tot een beter begrip van Roemenië in het buitenland. Gedurende de Russisch-Turkse Oorlog van 1877/78 wijdde zij zich aan de verzorging van gewonden en na de overwinning, die Roemenië de onafhankelijkheid bracht, stelde ze een pagina 54 van 75

onderscheiding in, het Herinneringskruis voor Dames, dat dergelijk werk beloonde.

XXVIc. Maria Louise Alexandra Caroline van Hohenzollern-Sigmaringen, (dochter van XXVa [blz. 48] ), geboren te Sigmaringen [Baden-Württemberg, Duitsland] op maandag 17 november 1845, gravin van Vlaanderen, was aanvankelijk een Duitse maar door haar huwelijk later een Belgische prins, overleden (67 jaar oud) te Brussel [Vlaams-Brabant, België] op dinsdag 26 november 1912, begraven, trouwde (respectievelijk 21 en 30 jaar oud) op donderdag 25 april 1867 met Filips Filips Eugenius Ferdinand Maria Clemens Boudewijn Leopold George van België, zoon van Leopold I van België en Louise Marie Thérèse Charlotte Isabelle van Orléans, geboren te Laken [Vlaams-Brabant, België] op vrijdag 24 maart 1837, prins van België, hertog van Saksen, prins van Saksen-Coburg en Gotha en graaf van Vlaanderen, overleden (68 jaar oud) te Brussel [Vlaams-Brabant, België] op vrijdag 17 november 1905, begraven. Uit dit huwelijk 5 kinderen. 1. Boudewijn Leopold Filips Marie Karel Anton Jozef Lodewijk, geboren te Brussel [Vlaams-Brabant, België] op donderdag 3 juni 1869, prins van België, hertog van Saksen, prins van Saksen-Coburg en Gotha, ongehuwd overleden (21 jaar oud) te Brussel [Vlaams-Brabant, België] op vrijdag 23 januari 1891, bijgezet te Laken [Vlaams-Brabant, België] in de Koninklijke Crypte in de Onze Lieve Vrouwekerk. 2. Joséphine Marie Stéphanie Victoire, geboren te Brussel [Vlaams-Brabant, België] op woensdag 30 november 1870, overleden (7 weken oud) aldaar op woensdag 18 januari 1871, bijgezet te Laken [Vlaams-Brabant, België] in de koninklijke crypte. 3. Henriëtte Marie Charlotte Antonia, geboren te Brussel [Vlaams-Brabant, België] op woensdag 30 november 1870, overleden (77 jaar oud) te Sierre [Valais, Zwitserland] op maandag 29 maart 1948, volgt XXVIId [blz. 59]. 4. Josephine Caroline Marie Albertine, geboren te Brussel [Vlaams-Brabant, België] op vrijdag 18 oktober 1872, overleden (85 jaar oud) te Namen [Namen, België] op maandag 6 januari 1958, volgt XXVIIe [blz. 59]. 5. Albert I, geboren te Brussel [Vlaams-Brabant, België] op donderdag 8 april 1875, overleden (58 jaar oud) te Megen op zaterdag 17 februari 1934, volgt XXVIIf [blz. 59].

Filips van België. . De titel "Graaf van Vlaanderen" werd hem op 14 december 1840 toegekend. Hem werd in 1862 de kroon van Griekenland aangeboden, die hij echter weigerde, evenals de hem in 1866 aangeboden kroon van Roemenië. Na het overlijden van kroonprins Leopold in 1869 werd zijn oudste zoon Boudewijn verondersteld Leopold II op te volgen. Deze zou echter eveneens jong sterven.

Boudewijn Leopold Filips Marie Karel Anton Jozef Lodewijk van België. . Familie. Na de dood van zijn enige zoon prins Leopold in 1869 zag Leopold II in zijn broer Filips, de graaf van Vlaanderen, niet de geschikte troonopvolger: Filips was doof en had geen ambitie om te regeren. Daarom vestigde koning Leopold zijn hoop op prins Boudewijn, de oudste zoon van Filips. Zijn ouders kozen de naam Boudewijn niet toevallig. Ze verwezen hiermee naar de eerste graaf van Vlaanderen; Boudewijn I van Vlaanderen en de eerste keizer van het Latijnse Keizerrijk uit Constantinopel. De jonge prins groeide op met zijn zusters en broer Albert in het paleis van Filips in de Regentschapsstraat in Brussel en werd voorbereid op zijn toekomstige taak. De jongste dochter van koning Leopold, prinses Clementine, was verliefd op haar neef, zo blijkt uit de correspondentie met haar zuster, aartshertogin Stefanie. Leopold zag in Clementine een goede koningin en was het pagina 55 van 75

idee van een huwelijk niet ongenegen, in tegenstelling tot Boudewijn zelf en zijn vader. In 1884 schrijft de prins zich in aan de Koninklijke Militaire School te Brussel waar hij een legeropleiding krijgt. Hij spreekt goed Frans, Engels en Duits. Tijdens een bezoek aan Brugge in 1887 slaagt hij er zelfs in om Nederlands te spreken. Hier werd de mythe van de 'tweetalige prins' geboren, wat zijn populariteit ten goede kwam.. Levenseinde. Begin 1891 wordt Boudewijns zuster Henriëtte zwaar ziek, een longontsteking. Boudewijn, die griep heeft, bleef bij haar in de koude gangen bidden voor haar spoedig herstel. Op 23 januari overleed Boudewijn aan een longoedeem. De plotse dood zorgt voor wantrouwen; in de pers verschenen verhalen die naar het Mayerlingdrama verwezen. In 1889 te Mayerling pleegde Leopolds II schoonzoon, man van zijn dochter Stefanie van België, de Oostenrijkse kroonprins Rudolf samen met zijn jeugdige maîtresse zelfmoord. Een publiek geheim is dat hij op 22 januari een nierbloeding opliep, een gevolg van een verwonding in een duel met de echtgenoot van zijn maîtresse in het kasteelpark van het kasteel van Bovelingen.

Generatie XXVII

XXVIIa. Wilhelm August Karl Joseph Peter Ferdinan Benedikt van Hohenzollern, (zoon van XXVIa [blz. 52] ), geboren te Benrath [Nordrhein-Westfalen, Duitsland] op maandag 7 maart 1864, overleden (63 jaar oud) te Sigmaringen [Baden-Württemberg, Duitsland] op zaterdag 22 oktober 1927, begraven, trouwde met Maria Theresia van Bourbon-Sicilië, geboren te Zürich [Zurich, Zwitserland] op dinsdag 15 januari 1867, overleden (42 jaar oud) te Cannes [Alpes-Maritimes, Frankrijk] op zaterdag 1 mei 1909, begraven. Uit dit huwelijk 3 kinderen. 1. Augusta Victoria, geboren te Potsdam [Brandenburg, Duitsland] op dinsdag 19 augustus 1890, overleden (76 jaar oud) te Eigeltingen [Baden-Württemberg, Duitsland] op maandag 29 augustus 1966, begraven. 2. Franz Joseph Maria Ludwig Anton Thassilo, geboren te Heiligendamm [Mecklenburg-Vorpommern, Duitsland] op zondag 30 augustus 1891, overleden (72 jaar oud) te Tübingen [Baden-Württemberg, Duitsland] op vrijdag 3 april 1964, begraven, trouwde met zijn achternicht Maria Alix Luitpolda van Saksen (Huis Wettin (Albertijnse linie)), dochter van Frederik August III Johan Lodewijk Karel Gustaaf Gregorius Filips van Saksen en Louise Antoinette Maria Theresia van Habsburg-Lotharingen, geboren te Wachwitz [Sachsen, Duitsland] op vrijdag 27 september 1901, overleden (89 jaar oud) te Sibyllenort [Wroclaw, Poland] op dinsdag 11 december 1990, begraven. Uit dit huwelijk zijn geen kinderen bekend. 3. Frederik Victor Pius Alexander Leopold Karel Theodor Ferdinand, geboren te Heiligendamm [Mecklenburg-Vorpommern, Duitsland] op zondag 30 augustus 1891, overleden (73 jaar oud) te Krauchenwies [Baden-Württemberg, Duitsland] op zaterdag 6 februari 1965, begraven, trouwde (respectievelijk 28 en 20 jaar oud) op woensdag 2 juni 1920 met zijn achternicht Margaretha Carola Wilhelmina Victoria Adelheid Albertina Petrusa Bertram Paula van Saksen (Huis Wettin (Albertijnse linie)), dochter van Frederik August III Johan Lodewijk Karel Gustaaf Gregorius Filips van Saksen en Louise Antoinette Maria Theresia van Habsburg-Lotharingen, geboren te Dresden [Sachsen, Duitsland] op woensdag 24 januari 1900, overleden (62 jaar oud) te Freiberg [Sachsen, Duitsland] op dinsdag 16 oktober 1962, begraven. Uit dit huwelijk zijn geen kinderen bekend.

Wilhelm August Karl Joseph Peter Ferdinan Benedikt van Hohenzollern.

pagina 56 van 75

In 1905 volgde hij zijn vader op als hoofd van het Huis Hohenzollern. Tot 1869 was dit de linie Hohenzollern-Sigmaringen maar na het uitsterven van de linie Hohenzollern-Hechingen vereenvoudigde deze linie hun naam tot Hohenzollern per 3 september 1869. Op 20 februari 1886 deed hij afstand van zijn opvolgingsrechten in Roemenië als opvolger van Carol I van Roemenië ten gunste van zijn jongere broer Ferdinand I van Roemenië. Hij was een Pruisisch generaal der infanterie.

XXVIIb. Ferdinand Victor Albert Meinrad van Hohenzollern-Sigmaringen, (zoon van XXVIa [blz. 52] ), geboren te Sigmaringen [Baden-Württemberg, Duitsland] op donderdag 24 augustus 1865, overleden (61 jaar oud) te Boekarest [Romania] op woensdag 20 juli 1927, begraven, trouwde met Marie Alexandra Victoria van Edinburgh, dochter van Alfred van Saksen-Coburg-Gotha en Maria Aleksandrovna van Rusland, geboren op vrijdag 29 oktober 1875, overleden (62 jaar oud) te Sinaia [Romania] op zondag 10 juli 1938, begraven. Uit dit huwelijk 6 kinderen. 1. Carol II, geboren te Sinaia [Romania] op zondag 15 oktober 1893, overleden (59 jaar oud) te Estoril [Portugal] op zaterdag 4 april 1953, begraven. 2. Elisabeth Charlotte Josephine Alexandra Victoria van Roemenië, geboren te Sinaia [Romania] op vrijdag 12 oktober 1894, overleden (62 jaar oud) te Cannes [Alpes-Maritimes, Frankrijk] op woensdag 14 november 1956, begraven, trouwde (respectievelijk 26 en 30 jaar oud) te Boekarest [Romania] op zondag 27 februari 1921, (gescheiden in 1935) met George II van Griekenland koning van Griekenland van 1922 tot 1923 en van 1935 tot 1947 (tussen 1941 en 1946 in ballingschap), geboren te Athene [Griekenland] op zaterdag 19 juli 1890, overleden (56 jaar oud) aldaar op dinsdag 1 april 1947, begraven. Uit dit huwelijk zijn geen kinderen bekend. 3. Marie van Roemenië, geboren op zaterdag 6 januari 1900, overleden (61 jaar oud) op donderdag 22 juni 1961, volgt XXVIIIa [blz. 64]. 4. Nicolaas van Roemenië (Uit het Huis Hohenzollern-Sigmaringen), geboren te Sinaia [Romania] op woensdag 5 augustus 1903, overleden (74 jaar oud) te Madrid [Madrid, Spanje] op vrijdag 9 juni 1978, begraven. 5. Ileana van Roemenië, geboren te Sinaia [Romania] op dinsdag 5 januari 1909, overleden (82 jaar oud) te Ellwood City [Pennsylvania, Verenigde Staten] op maandag 21 januari 1991, begraven, trouwde (respectievelijk 22 en 30 jaar oud) op zondag 26 juli 1931 met Anton Maria Frans Leopold Blanka Karel Josef Ignatius Raphael Michael Margareta Nicetas van Oostenrijk-Toscane, geboren op woensdag 20 maart 1901, overleden (86 jaar oud) op donderdag 22 oktober 1987, begraven. Uit dit huwelijk zijn geen kinderen bekend. 6. Mircea van Roemenië, geboren te Boekarest [Romania] op vrijdag 3 januari 1913, overleden (3 jaar oud) aldaar op donderdag 2 november 1916, begraven.

Ferdinand Victor Albert Meinrad van Hohenzollern-Sigmaringen. . Hij was een verlegen man, maar cultureel zeer onderlegd. Hij sprak vloeiend verschillende vreemde talen en hield erg van botanie. Informeel werd hij "Nando" genoemd. Ferdinand bezocht Roemenië voor het eerst in 1884, maar keerde korte tijd later terug naar Duitsland om zijn studie af te ronden. Nadat zijn vader Leopold en zijn broer Willem hadden afgezien van hun recht op de troon werd hij in november 1888 troonopvolger van zijn oom Carol I. Hij ging weer naar Roemenië om zijn plichten als troonopvolger te vervullen. De koning had weinig sympathie voor zijn neef en liet dit duidelijk blijken door hem openlijk te vernederen en te beledigen. In 1893 trad hij in het huwelijk met prinses Marie van Edinburgh, dochter van hertog Alfred van Saksen-Coburg en Gotha en Maria Aleksandrova en alzo een kleindochter van koningin Victoria en tsaar Alexander II. Marie ("Missy") was knap, verwaand en melodramatisch en koos de zijde van haar schoonvader. pagina 57 van 75

Ferdinand volgde op 10 oktober 1914 zijn oom op als koning. Op 14 september 1916 besloot hij onder invloed van zijn gemalin mee te doen aan de Eerste Wereldoorlog en tegen Duitsland en Oostenrijk-Hongarije te strijden, hoewel hij familie was van de Duitse keizer Wilhelm II. Zijn familie verstootte hem en hees de zwarte vlag op Slot Hohenzollern. Door samenwerking met Engeland en Frankrijk wilde Ferdinand de drie miljoen etnische Roemenen van het Hongaarse Transsylvanië en Boekovina toevoegen aan zijn 7,5 miljoen onderdanen. Roemenië werd eind 1916 verpletterend verslagen en de regering moest uitwijken naar Iasi. In 1918 ging het de Roemeense troepen echter weer goed en Ferdinand keerde terug naar Boekarest. Dankzij de geboekte overwinningen en de territoriale verliezen van Hongarije (gedurende de Hongaars-Roemeense Oorlog) en Rusland werd Roemenië flink uitgebreid. Op 15 oktober 1922 werd Ferdinand in Alba Iulia, in het hart van Transsylvanië, in een spectaculaire ceremonie tot koning Ferdinand Intregitorul (degene die iets compleet maakt) van Groot-Roemenië gekroond. De binnenlandse politiek werd onder Ferdinand beheerst door de conservatieve liberale partij geleid door de gebroeders Ion en Vintil? Br?tianu. Wrang genoeg zorgde het toevoegen van Transsylvanië aan het land juist voor meer steun voor de oppositie. De belangrijkste oppositiepartijen verenigden zich in 1924 tot de Nationale Boerenpartij. Ferdinands zoon Karel deserteerde uit het leger en ging er met zijn minnares vandoor naar Parijs. Hij gaf zijn recht op de troon op. Michael, kleinzoon van de koning, volgde hem na diens dood in 1927 op. Overigens zou Karel als Carol II ook nog tien jaar (1930-1940) op de troon zitten. Ter ere van de overleden vorst werd in 1929 een ridderorde, de Orde van Ferdinand I ingesteld.

Marie Alexandra Victoria van Edinburgh. . Als jonge prinses werd zij een geschikte huwelijkskandidate gevonden voor de koninklijke huizen van Europa. Zelfs haar neef, de latere Engelse koning George V, vroeg haar ten huwelijk. Haar Russische moeder was echter gekant tegen huwelijk van neef en nicht in de eerste lijn.

George II van Griekenland. Geen enkel Europees land heeft zo gesold met zijn koningen als Griekenland. In 1923 schafte het Griekse parlement de monarchie af en riep de republiek uit. Na één jaar koning geweest te zijn, vertrok George II naar Londen. De Tweede Griekse republiek (1924-1935) slaagde er niet in de problemen het hoofd te bieden. Onlust heerste er in het land: militaire opstanden, voortdurende wisselingen van ministeries, staatsgrepen en dictatuur. Venizelos werd in 1928 teruggehaald en bracht enige verbetering in de politieke, economische en financiële toestand. Maar in 1932 werd hij door de royalisten ten val gebracht en weer verbannen. In 1935 besliste een volksraadpleging over het herstel van de monarchie en George II keerde terug naar Athene. De ernstige, eenvoudige en spaarzame vorst leefde als een eenzame in zijn geplunderde paleis. Na veertien ongelukkige huwelijksjaren (1921-1935) had koningin Elisabeth, oudste dochter van koning Ferdinand I van Roemenië, zich van hem laten scheiden. George II bestreed de corruptie in het leger en in de politiek, kondigde amnestie af, maar slaagde er niet in te regeren als een constitutioneel monarch. Hij vormde een militaire dictatuur geleid door de rechtse generaal Metaxas, die alles wat naar links rook naar het buitenland verbande. Op 28 oktober 1940 vielen de Italianen het land binnen, nadat de koning een ultimatum van de Duce naast zich had neergelegd. Griekenland bood dapper weerstand, die echter niet meer mocht baten. Toen op 6 april 1941 ook de Duitsers het land binnenrukten, verliet de koning met zijn regering het land. In oktober 1944 gaven de Duitsers Athene over aan de Engelsen; de uitgeweken regering keerde naar Griekenland terug. Een volksstemming in 1946 riep ook koning George II weer op de troon, maar een jaar later stierf hij, kinderloos, aan een hartaanval. Hij werd opgevolgd door zijn broer Paul.

Mircea van Roemenië. Door sommige historici wordt aangenomen dat Mircea eigenlijk een zoon is van koningin Marie en pagina 58 van 75

haar minnaar, de Roemeense politicus Barbu ?tirbei. Daarvoor zou pleiten dat Mircea donkere ogen had, terwijl zijn ouders allebei blauwe ogen hadden. Mircea overleed aan tyfus toen hij bijna vier jaar was. Zijn oudere broer, de latere koning Karel II, zou zijn, bij zijn minnares Zizi Lambrino verwekte zoon Mircea noemen, ter nagedachtenis aan zijn jongere broertje.

XXVIIc. Karel Anton van Hohenzollern-Sigmaringen, (zoon van XXVIa [blz. 52] ), geboren op dinsdag 1 september 1868, overleden (50 jaar oud) op vrijdag 21 februari 1919, begraven, trouwde (respectievelijk 25 en 21 jaar oud) op maandag 28 mei 1894 met zijn nicht, dochter van broer van vader Josephine Caroline Marie Albertine van België, (dochter van XXVIc [blz. 54] ) (zie XXVIIe [blz. 59] ). Uit dit huwelijk 4 kinderen. 1. Stefanie, geboren in 1895, overleden (ongeveer 80 jaar oud) in 1975, begraven. 2. Marie Antoinette, geboren in 1896, overleden (ongeveer 69 jaar oud) in 1965, begraven. 3. Albert Lodewijk, geboren in 1898, overleden (ongeveer 79 jaar oud) in 1977, begraven. 4. Henriëtte, geboren en overleden in 1907, begraven. XXVIId. Henriëtte Marie Charlotte Antonia van België, (dochter van XXVIc [blz. 54] ), geboren te Brussel [Vlaams-Brabant, België] op woensdag 30 november 1870, overleden (77 jaar oud) te Sierre [Valais, Zwitserland] op maandag 29 maart 1948, begraven, trouwde (ongeveer 25 jaar oud) in 1896 met Emanuel van Orléans, hertog van Vendôme, begraven. Uit dit huwelijk 4 kinderen. 1. Marie Louise, geboren in 1896, overleden (ongeveer 77 jaar oud) in 1973, begraven. 2. Sophie, geboren in 1898, overleden (ongeveer 30 jaar oud) in 1928, begraven. 3. Geneviève, geboren in 1901, overleden (ongeveer 82 jaar oud) in 1983, begraven. 4. Charles, geboren in 1905, overleden (ongeveer 65 jaar oud) in 1970, begraven.

Henriëtte Marie Charlotte Antonia van België. De levensstijl van 'de hertogen van Vendôme' was waarlijk vorstelijk. Ze bezaten oogverblindende eigendommen, onder meer in België, Parijs, aan de Franse zuidkust en in Zwitserland. Met Henriëtte en haar gezin ging het na de Eerste Wereldoorlog niet voor de wind. De Vendômes zagen hun fortuin sterk slinken, en waren verplicht om enkele eigendommen te verkopen. In 1931 overleed totaal onverwacht haar echtgenoot Emmanuel. Hij leed aan een onschuldige verkoudheid, maar kreeg plotseling een hartstilstand.

XXVIIe. Josephine Caroline Marie Albertine van België (XXVIIe) [blz. 59] , (dochter van XXVIc [blz. 54] ), geboren te Brussel [Vlaams-Brabant, België] op vrijdag 18 oktober 1872, hertogin van Saksen, prinses van Saksen-Coburg-Gotha, overleden (85 jaar oud) te Namen [Namen, België] op maandag 6 januari 1958, begraven, trouwde met haar neef, zoon van broer van vader Karel Anton van Hohenzollern-Sigmaringen (zie XXVIIc [blz. 58] ).

Josephine Caroline Marie Albertine van België. . Op 6 augustus 1935, zestien jaar na de dood van haar man, trad Josephine toe tot een Benedictinesser klooster in Namen. Daar overleed ze in 1958 als zuster Marie-Josefine.

XXVIIf. Albert I (Leopold Clemens Marie Meinrad) koning van België, (zoon van XXVIc [blz. 54] ), geboren te Brussel [Vlaams-Brabant, België] op donderdag 8 april 1875, overleden (58 jaar oud) te Megen op zaterdag 17 februari 1934, begraven, trouwde (respectievelijk 25 en 24 jaar oud) op dinsdag 2 oktober 1900 met pagina 59 van 75

Elisabeth Gabriele Valérie Marie van Beieren, dochter van Karel Theodoor van Beieren "Haantje" en Maria José van Bragança, geboren te Possenhofen [Bavaria, Duitsland] op dinsdag 25 juli 1876, overleden (89 jaar oud) te Laken [Vlaams-Brabant, België] op dinsdag 23 november 1965, begraven. Uit dit huwelijk 3 kinderen. 1. Leopold III, geboren te Brussel [Vlaams-Brabant, België] op zondag 3 november 1901, overleden (81 jaar oud) te Sint-Lambrechts-Woluwe [Vlaams-Brabant, België] op zondag 25 september 1983, volgt XXVIIIb [blz. 66]. 2. Karel Theodoor Hendrik Anton Meinrad prins, geboren te Brussel [Vlaams-Brabant, België] op zaterdag 10 oktober 1903, ongehuwd overleden (79 jaar oud) te Oostende [West-Vlaanderen, België] op woensdag 1 juni 1983, begraven. 3. Marie José Charlotte Sophie Amélie Henriette Gabrielle, geboren te Oostende [West-Vlaanderen, België] op zaterdag 4 augustus 1906, overleden (94 jaar oud) te Thônex [Geneve, Zwitserland] op zaterdag 27 januari 2001, begraven, trouwde (respectievelijk 23 en 25 jaar oud) op woensdag 8 januari 1930 met Umberto II laatste koning van Italië (Huis Savoye), zoon van Victor Emanuel III van Italië (koning van Italië van 29 juli 1900 - 9 mei 1946) en Helena van Montenegro, geboren te Racconigi [Piemonte, Italië] op donderdag 15 september 1904, overleden (78 jaar oud) te Genève [Geneve, Zwitserland] op vrijdag 18 maart 1983, begraven. Uit dit huwelijk geen kinderen.

Albert I koning van België. . hertog van Saksen, prins van Saksen-Coburg-Gotha, was van 23 december 1909 tot 17 februari 1934 Koning der Belgen. Hij was het vijfde kind van prins Filips, graaf van Vlaanderen, en van prinses Maria van Hohenzollern-Sigmaringen. Zijn vader was de broer van koning Leopold II en zijn moeder was de jongste dochter van Karel Anton van Hohenzollern-Sigmaringen. Door het overlijden van kroonprins Leopold in 1869 evenals het overlijden van zijn vader prins Filips (de jongere broer van Leopold II) en het overlijden van zijn eigen oudere broer Boudewijn in 1891 werd Albert van dan af voorbereid op de onverwachte zware taak als toekomstige koning. Als troonopvolger kon hij een beroep doen op veel familiebanden; zijn oom Carol was koning van Roemenië, zijn tante Stephanie koningin van Portugal, nog een andere tante, Charlotte, was de keizerin van Mexico. Zijn overgrootvader was koning der Fransen, zijn nicht was kroonprinses van Oostenrijk-Hongarije, zijn schoontante was keizerin van Oostenrijk en zijn zwager was kroonprins van Beieren. Veel van deze familiebanden werden op de proef gesteld tijdens de Eerste Wereldoorlog; hij liet later het familiewapen bannen en de familienaam Saksen-Coburg-Gotha schrappen. Huwelijk en kinderen. Albert huwde in 1900 met hertogin Elisabeth in Beieren, dochter van Karel Theodoor in Beieren en Maria José van Bragança. Uit het huwelijk werden drie kinderen geboren: " Leopold (de latere koning Leopold III). " Karel (de latere prins-regent). " Marie-José, die later koningin van Italië zou zijn totdat het Italiaanse volk de monarchie omverwierp en een republiek installeerde. Eerste Wereldoorlog. Op 11 oktober 1914 was de beslissing gevallen het Belgisch leger te verzamelen achter de IJzer. Daar zou het ook slag leveren waardoor een definitief einde kwam aan de bewegingsoorlog en de loopgravenoorlog begon. Terwijl de regering in ballingschap was in Le Havre, bleef koning Albert I de gehele oorlog bij zijn soldaten in de loopgraven. Na de oorlog richtten de oud-strijders in Nieuwpoort naast de IJzer een monument op om hem te gedenken en te eren. De koning ging de mythologie van de Belgische geschiedenis in als koning-ridder en koning-soldaat. De koning zelf was met de officieuze titel van zijn hagiografen niet opgezet. Wel nam hij, in overeenstemming met het toenmalige begrip van de grondwet, daadwerkelijk het opperbevel waar over de Belgische strijdkrachten en hij woog zwaar op de belangrijke beslissingen die tijdens de pagina 60 van 75

veldtocht moesten genomen worden. Een bijzonder moeilijke beslissing van historisch belang was het Belgisch Leger niet naar Frankrijk terug te trekken, maar wel naar de streek van Nieuwpoort, Veurne, Diksmuide achter de IJzer. Historisch onderzoek leidde tot het besluit dat Koning Albert I een groot koning was die zijn taak als opperbevelhebber van het leger (en als staatsman), quasi in afwezigheid van de regering, op onberispelijke wijze vervuld heeft. Het Belgisch Leger leverde onder zijn leiding een wezenlijke bijdrage aan het stoppen van de vijandelijke opmars. Hij kon België als staat redden van de ondergang, het land internationaal laten erkennen als "brave little Belgium" en de troepen vrijwaren van massale verliezen in zinloze offensieven. Toen Albert I koning was kwam de huidige Duitstalige Gemeenschap in 1920 bij België. Albert en de wetenschappen. Op 1 oktober 1927 hield koning Albert I (1875-1934) zijn beroemd gebleven toespraak van Seraing in de bedrijven van John Cockerill. Deze redevoering is een mobiliserende mythe geworden, lezen we in de Geschiedenis van de Wetenschappen in België. Tot de huidige dag toe wordt Albert I immers geciteerd in elk politiek discours over wetenschap. "Er heerst in België een echte crisis der wetenschappelijke instellingen en laboratoria", zei de koning tegen de verzamelde fine fleur van economie en politiek. Albert I stelde de betere kringen ook een oplossing voor: "Door de initiatieven onzer industriëlen en financiers, de kunde onzer ingenieurs, de bekwaamheid onzer arbeiders, zullen alle hinderpalen uit de weg worden geruimd". De rijken der Belgische aarde hadden de boodschap begrepen en een jaar later werd het Nationaal Fonds voor Wetenschappelijk Onderzoek (NFWO) gesticht, onder het voorzitterschap van Emile Francqui. Het meteen stevig gespekte fonds kreeg de steun van onder andere de familie Solvay en de belangrijkste banken van België en zorgde niet alleen voor een opleving van de industrie via laboratoriumonderzoek, maar ook voor de uitbreiding van het Belgische patrimonium. Ook de huidige Federale Wetenschappelijke Instellingen (FWI) profiteerden immers van deze duw in de rug, en in de overzichtswerken van de instellingen vinden we in de jaren 1930 vooral wetenschappelijke expedities naar verre landen. Niet alleen werden de plaatselijke archeologie, etnografie, fauna en flora bestudeerd, als het even kon werd een en ander ook mee huiswaarts genomen. De jaren 1930 blijken een opvallend rijke periode voor een aantal FWI's. In de Koninklijke Musea voor Kunst en Geschiedenis was Jean Capart hoofdconservator (1925-1942). Voor die tijd had hij bijzonder veel aandacht voor het publiek en het educatieve gehalte van zijn collecties. Zo bracht men bij de Frans-Belgische expeditie naar het Paaseiland in 1934 met het schoolschip Mercator twee van de bekende grote beelden mee: een voor het Parijse Musée de l'Homme, en een voor de Brusselse KMKG. In 1935 bijvoorbeeld, nam een team archeologen, gesteund door het NFWO, uit Apamea in Syrië een indrukwekkend jachtmozaïek mee, die tot vandaag tot de topstukken van KMKG wordt gerekend. Niet alleen het Jubelparkmuseum leefde op, ook het Museum voor Natuurwetenschappen organiseerde tussen 1933 en 1938 belangrijke dier- en plantkundige zendingen naar het Nationaal Albert Park. Het Afrika-museum verzamelde van 1927 af volgens het principe van zo veel mogelijk reeksen specimens per soort en zelfs per vindplaats, waardoor het Museum uitgroeide tot een van de belangrijkste centra op het gebied van de Afrikaanse zoölogie. De Sterrenwacht kreeg in 1930 een aantal nieuwe instrumenten, waaronder een Zeiss-telescoop van 1 m diameter. Alberts plan voor 'een nuttige, patriottische, sociale, pacifistische, op privé-mecenaat steunende wetenschap' overleefde de Tweede Wereldoorlog niet. De opkomende big science verplichtte de Staat tot een ander, meer internationaal gericht wetenschapsbeleid. Reizen. Albert heeft enkele reizen gemaakt tijdens zijn koningschap. Zo reisde hij 1919 naar de Verenigde Staten van Amerika. Tijdens de hele maand oktober trok hij door het land. Albert werd hartelijk ontvangen door de Amerikanen. Ook was Albert de eerste koning die door Belgisch-Congo reisde: in 1909 als prins, in 1928 als koning. De tocht in 1928 was vooral bedoeld om aan te tonen dat men comfortabel kon reizen door Congo. Overlijden. Albert I stierf na een val van de rotsen in Marche-les-Dames (Namen) op 17 februari 1934. Zijn lichaam werd om twee uur in de nacht van 17 op 18 februari gevonden. De ochtend van 18 februari stond de wereldpers al op zijn kop door het overlijden van Albert I. Omdat er van de val geen getuigen waren, werd druk gespeculeerd over de ware doodsoorzaak. Albert was een pagina 61 van 75

bekwame klimmer en daarom menen sommigen dat het moeilijk aan te nemen is dat het om een ongeval zou gaan en dat het waarschijnlijker is dat de koning elders zou vermoord zijn (of zelfs zelfmoord zou gepleegd hebben) en dat zijn dode lichaam nooit in Marche-les-Dames heeft gelegen of daar pas in de nacht van 17 op 18 februari werd neergelegd om een val te ensceneren. Theorieën gaan van jaloerse echtgenoten tot moord door de Franse geheime dienst, omdat Albert I het militaire akkoord met Frankrijk zou willen opzeggen en terugkeren naar de Belgische neutraliteit. Geen van deze stellingen heeft men kunnen bewijzen. Onderzoek 80 jaar later. In 2016 raakte bekend dat journalist Reinout Goddyn van het VTM-programma Royalty met bloed besmeurde bladeren had gekocht die op de plaats van het ongeval waren verzameld door omwonenden. Vergelijking in 2016 door de Leuvense forensische geneticus dr. Maarten Larmuseau en zijn team van het DNA van twee van Alberts verwanten (onder wie voormalige Tsaar Simeon van Saksen-Coburg en Gotha in vaderlijke lijn en Anna Maria Freifrau von Haxthausen in moederlijke lijn) en het bloed op de bladeren bewees dat het wel degelijk om het bloed van de koning ging. Larmuseau werd geholpen door de Gentse professor Dieter Deforce die in 2014 reeds had aangetoond dat het om menselijk bloed ging. Dit onderzoek onderschrijft de officiële versie van de feiten en toont ook aan dat het juridisch onderzoek reeds van in het begin niet perfect kon verlopen aangezien de plaats van het ongeval was verstoord door souvenirjagers. Nalatenschap. Vanwege zijn houding en gedrag tijdens de Eerste Wereldoorlog is Albert I nog steeds één van de populairste Belgische vorsten. Er zijn in België veel standbeelden van hem te vinden en verschillende zaken naar hem vernoemd: zoals de Albertina-bibliotheek (Koninklijke Bibliotheek van België) in Brussel, het Albertkanaal, het Koning Albertpark in Gent en dat in Kortrijk en het Koning Albert I-monument. In 2005 eindigde hij op nr. 126 in de Vlaamse versie van De Grootste Belg en op nr. 12 in de Waalse versie. De faam van Koning Albert I reikt tot ver over de grenzen van België. Ook in het buitenland zijn straten en pleinen naar hem genoemd en monumenten opgericht. Honoraria. " Grootmeester van de Leopoldsorde. " Grootmeester van de Orde van de Afrikaanse Ster. " Grootmeester van de Kroonorde. BUITENLANDSE ORDEN. " Ere-Ordeketen met briljanten en robijnen Orde van Skanderbeg Albanië. " Grootkruis Orde van de Condor van de Andes Bolivia. " Ordeketen Orde van Sint-Cyrillus en Sint-Methodius Bulgarije. " Grootkruis Sint-Alexander Orde Bulgarije. " Grootkruis Koninklijke Orde van Cambodja. " Grootkruis Orde van Verdienste Chili. " Eerste Klasse Tweede Graad Orde van de Dubbele Draak China. " Grootkruis Orde voor Verdienste China. " Buitengewoon Grootkruis Boyaca Orde Colombia. " Gouden Herinneringsmedaille van de Onafhankelijkheid Costa-Rica. " Grootkruis Orde Carlos Manuel de Cespedes Cuba. " Ridder Orde van de Olifant Denemarken. " Ordeketen met briljanten en smaragden in de Orde van Muhammad Ali Egypte. " Grootkruis Orde voor Verdienste Equator. " Vrijheidskruis 1ste Klasse Estland. " Ordeketen Orde van het Zegel van Salomon Ethiopië. " Ordeketen Orde van de Witte Roos Finland. " Grootkruis Legioen van Eer. " Militaire Medaille. " Oorlogskruis met Palm Frankrijk. " Extra-Companion in de Orde van de Kousenband. " Honorair Ridder-Grootkruis in de Orde van het Bad. " Honorair Ridder-Grootkruis in de Koninklijke Orde van Victoria. " Baljuw Grootkruis in de Soevereine Militaire Orde van Sint-Jan van Jeruzalem, Rhodos en Malta. " Distinguished Flying Cross Groot-Brittannië. pagina 62 van 75

" Grootkruis in de Orde van de Heilige Stefanus Hongarije. " Ridder in de Orde van de Allerheiligste Boodschap. " Grootkruis Militaire Orde van Savoye. " Oorlogskruis en Medaille van Oorlogsvrijwilliger Italië. " Ordeketen van de Opperste Chrysanthemumorde Japan. " Eerste Klasse Militaire Orde van Lacplesis. " Grootkruis Orde van de Drie Sterren Letland. " Grootkruis Orde van de Afrikaanse Onafhankelijkheid Liberia. " Ridder Vytis Orde Litouwen. " Grootkruis Orde van de Gouden Leeuw van Nassau Luxemburg. " Baljuw Grootkruis van Eer en Devotie in de Soevereine en Militaire Orde van Malta. " Grootkruis met briljanten Ouissam Alaouite Orde en Militaire Medaille Marokko. " Grootkruis Orde van de Heilige Karel Monaco. " Ridder - Grootkruis in de Orde van de Nederlandse Leeuw. " Ordeketen Orde van Sint-Olaf Noorwegen. " Gouden Medaille voor Solidariteit Panama. " Grootkruis met briljanten Orde van de Zon Peru. " Grootkruis Kroonorde Perzië. " Grootkruis Orde van de Witte Adelaar. " Grootkruis Militaire Orde 'Virtuti Militari' Polen. " Ordeketen Orde van de Toren en het Zwaard. " Het lint van de Drie Orden Portugal. " Ordeketen Orde van Carol I. " Grootkruis Orde van de Ster. " Grootkruis Orde van Michaël de Dappere. " Kruis voor Luchtmachtverdienste Roemenië. " Ridder in de Orde van Sint-Andreas. " Ridder Orde van Sint Joris. " Ridder Orde van de Witte Adelaar. " Grootkruis Orde van Sint-Stanislaus. " Ridder Orde van Orde van Alexander Newsky. " Ridder in de Orde van Sint-Anna Rusland. " Grootkruis Orde van de Ster van Karageorge met Zwaarden. " Gouden Medaille voor Dapperheid. " Militair Kruis Servië. " Ridder in de Orde van het Gulden Vlies. Albert werd in 1907 de 1152e Ridder in de Oostenrijkse Orde van het Gulden Vlies. " Ordeketen van de Orde van Karel III Spanje. " Eerste Klasse met Ordeketen in de Orde van de Witte Leeuw. " Oorlogskruis (Tsjecho-Slowakije). " Ridder in de Orde van Christus. " Ridder Grootkruis Orde van het Heilig Graf Heilige Stoel. " Ordeketen Orde van de Bevrijder Venezuela. " Army Distinguished Service Medal Verenigde Staten. " Ridder in de Serafijnenorde Zweden.

Elisabeth Gabriele Valérie Marie van Beieren. Familie. Ze was een dochter van Karel Theodoor in Beieren en Maria José van Bragança, prinses van Portugal. Elisabeth was het metekind en de nicht van keizerin Elisabeth van Oostenrijk-Hongarije ("Sisi"). De jonge Elisabeth leerde Albert kennen op de begrafenis van haar tante Sophie in Beieren, een jongere zus van Sisi, die was omgekomen bij de brand in de Bazar de la Charité. Albert vertegenwoordigde zijn tante, koningin Maria Henriëtta, en zijn moeder, de gravin van Vlaanderen. Elisabeth was de derde Duitstalige vrouw aan het Belgische hof. Op 2 oktober 1900 trouwde Elisabeth met prins Albert. Het paar had drie kinderen: " Leopold III van België (1901-1983), koning der Belgen (1934-1940) (1951). pagina 63 van 75

" Karel (1903-1983), regent (1944-1951). " Marie José (1906-2001). Eerste Wereldoorlog. In maart 1915 gebruikte zij voor het eerst de term IJzeren Gordijn. Elisabeth doelde hiermee op de scheiding die er op dat ogenblik - midden in de Eerste Wereldoorlog - bestond tussen haar en haar geboorteland. Zij werd, als Duitse, naar gebleken is valselijk beschuldigd van het overtekenen en aan de Duitsers doorspelen van militaire kaarten van haar man, koning Albert I. Zij ondernam op eigen houtje vredesinitiatieven. Zij werd in het kader van de oorlogspropaganda regelmatig afgebeeld in verpleegstersuniform, hoewel zij, anders dan die afbeeldingen suggereerden, niet als verpleegster werkzaam was. Wél bezocht zij zeer dikwijls de ziekenhuizen waarin gewonde soldaten werden verzorgd en had zij een leidend aandeel in (de totstandkoming van) het werk van het Belgisch Rode Kruis.

Generatie XXVIII

XXVIIIa. Marie van Roemenië, (dochter van XXVIIb [blz. 57] ), geboren op zaterdag 6 januari 1900, overleden (61 jaar oud) op donderdag 22 juni 1961, begraven, trouwde (respectievelijk 22 en 33 jaar oud) op donderdag 8 juni 1922 met Alexander I van Joegoslavië, geboren te Cetinje op zondag 16 december 1888, overleden (45 jaar oud) te Marseille [Bouches-du-Rhône, Frankrijk] op dinsdag 9 oktober 1934, begraven. Uit dit huwelijk 3 zonen. 1. Peter II, geboren te Belgrado op donderdag 6 september 1923, overleden (47 jaar oud) te Los Angeles [California, Verenigde Staten] op dinsdag 3 november 1970, begraven, trouwde (respectievelijk 20 en 22 jaar oud) te Londen [South East England, Groot Brittanië] op maandag 20 maart 1944 met Alexandra van Griekenland prinses van Griekenland, koningin van Joegoslavië, geboren te Athene [Griekenland] op vrijdag 25 maart 1921, overleden (71 jaar oud) te Burgess Hill [South East England, Groot Brittanië] op zaterdag 30 januari 1993, begraven. Uit dit huwelijk geen kinderen. 2. Tomislav, geboren te Belgrado op maandag 9 januari 1928, overleden (72 jaar oud) te Oplenac op woensdag 12 juli 2000, begraven. 3. André, geboren te Bled [Slovenia] op vrijdag 28 juni 1929, overleden (60 jaar oud) te Irvine [California, Verenigde Staten] op maandag 7 mei 1990, begraven.

Marie van Roemenië. Zij was de tweede dochter van koning Ferdinand I van Roemenië en koningin Marie. Over het vaderschap van Ferdinand bestaan twijfels, met name omdat koningin Marie hem vertelde dat een ander - Boris Romanov - de vader zou zijn. Niettemin aanvaardde hij het vaderschap om schandalen te voorkomen. Na de moord op haar man, in 1934, leefde ze verder als koningin-moeder. Na de val van de monarchie in 1945 ging Marie in ballingschap in Londen, waar ze op 22 juni 1961 stierf.

Alexander I van Joegoslavië. Regentschap. Alexander nam als commandant deel aan beide Balkanoorlogen en aan de Eerste Wereldoorlog. Hij werd op 11 juni 1914 door zijn vader, die gezondheidsproblemen had, als regent aangesteld. De Servische regering vluchtte in 1915 naar Korfoe aangezien het land zelf werd bezet door Oostenrijk-Hongarije. Na de Eerste Wereldoorlog keerde de regering weer terug naar Belgrado. Op 1 december 1918 riep Alexander de vereniging van Servië, Montenegro en de Zuid-Slavische (Joegoslavische) gebieden van Oostenrijk-Hongarije uit tot het Koninkrijk der Serven, Kroaten en Slovenen. Zijn vader werd de eerste koning maar hijzelf bleef regent. De nieuwe staat werd gekenmerkt door interne conflicten aangezien de Serven het geheel nu als hun land beschouwden en het gebied centralistisch regeerden. De Kroaten en Slovenen verlangden meer zelfstandigheid

pagina 64 van 75

en verschillende partijen, waaronder de al snel verboden Communistische Partij, streefden naar afschaffing van de monarchie. Koningschap. Na de dood van zijn vader op 16 augustus 1921 werd Alexander koning. Op 8 juni 1922 trad hij in het huwelijk met Marie van Hohenzollern-Sigmaringen, dochter van koning Ferdinand I van Roemenië. Een jaar later werd hun eerste zoon, de toekomstige koning Peter II, geboren. De hertog van York (de toekomstige koning George VI van het Verenigd Koninkrijk) reisde naar Belgrado af om peetoom van het kind te worden. Hij redde daar nog het leven van de kleine Peter door hem uit het doopvont te halen waar de patriarch hem in had laten vallen. De gehele plechtigheid door droeg hij zijn petekind op een kussen en ontving als dank een set met de hand geborduurd ondergoed. In tegenstelling tot zijn vader, die de regering grotendeels aan het parlement had overgelaten, bemoeide Alexander zich van het begin af aan met de politiek. Hij wenste echter als constitutioneel monarch te regeren. Hij zette het centralistische en monarchistische beleid voort, maar trachtte de invloed van premier Nikola Paši? af te zwakken. Ook sloot hij allianties met Frankrijk en Roemenië om de positie van zijn land veilig te stellen. De politieke situatie in Joegoslavië bleef echter chaotisch. In juni 1928 schoot een Montenegrijnse afgevaardigde in het parlement twee leden van de Kroatische boerenpartij dood en verwondde er nog eens drie. De spanningen namen toe en op 1 januari 1929besloot Alexander het heft dan maar in eigen handen te nemen. Hij stelde de grondwet buiten werking, zond het parlement heen, ontbond de politieke partijen en muilkorfde de pers. Op 3 oktober werd het land omgedoopt tot Koninkrijk Joegoslavië om de (gewenste) eenheid ervan te benadrukken. Hoewel Alexanders dictatoriale bewind aanvankelijk niet eens impopulair was, ging het door de wreedheden en vervolgingen al snel mis. Vooral onder de Kroaten groeide de weerstand snel. Ante Paveli? richtte zijn ultranationalistische Ustašabeweging op en riep op tot gewelddadige omverwerping van de Joegoslavische regering. Om dit doel te bereiken plande hij samen met de Interne Macedonische Revolutionaire Organisatie en vermoedelijk de Italiaanse geheime dienst een moordaanslag op Alexander. De aanslag. Op 9 oktober 1934 bezocht de koning Marseille. Hoewel hij door de veiligheidsdiensten was gewaarschuwd voor een aanslag, reed hij samen met de Franse minister van Buitenlandse Zaken Louis Barthou in een open limousine door de straten van Marseille. Daar werd hij door de Bulgaars revolutionair Vlado Tsjernozemski onder vuur genomen. De koning en de Franse minister werden dodelijk getroffen. Een Frans politieofficier velde de dader met een zwaardslag, Tsjernozemski werd overmand door een woedende menigte en stierf nog dezelfde avond aan zijn verwondingen. De aanslag was de eerste in de geschiedenis die op film is vastgelegd. Koning Alexander stierf enige minuten na de aanslag. Alexander werd opgevolgd door zijn minderjarige zoon Peter II, voor wie de regering werd waargenomen door zijn oom Paul. Hij werd begraven in Oplenac en herbegraven in de hoofdstad Belgrado.

Peter II van Joegoslavië. was van 1934 tot 1945 de laatste koning van Joegoslavië. Hij was de zoon van koning Alexander I en prinses Marie van Hohenzollern-Sigmaringen, dochter van Ferdinand van Roemenië. Zijn peetoom was George VI van het Verenigd Koninkrijk. Deze redde Peters leven door hem uit de doopvont te halen waarin de patriarch hem bij de plechtigheid had laten vallen. Peter ging als kind naar school in Engeland, maar nadat zijn vader op 9 oktober 1934 in Marseille was doodgeschoten keerde hij terug om hem op te volgen. Aangezien hij echter pas 11 jaar oud was werd Prins Paul, een neef van zijn vader, als regent aangewezen. Paul was een tegenstander van de dictatuur van koning Alexander en het viel te verwachten dat hij de democratie in het land zou herstellen. Gezien de algehele toestand van Europa liep het echter anders, want op 25 maart 1941 sloot hij onder immense druk een pact met nazi-Duitsland. Het volk kwam in opstand en twee dagen later werd Paul met Engelse hulp afgezet. De bijna 18-jarige Peter II werd nu echt koning, maar zou er niet lang plezier van hebben. Een week later viel Duitsland zonder oorlogsverklaring binnen. Het Joegoslavische leger was op de invasie totaal onvoorbereid en binnen elf dagen was het land bezet. De jonge koning vocht dapper, maar moest vluchten. pagina 65 van 75

Hij ging met de regering in ballingschap in Caïro, maar gaf er al snel de brui aan om internationaal recht te gaan studeren aan de Universiteit van Cambridge. Josip Tito vormde in 1943 in Joegoslavië een tegenregering. Peter weigerde deze te erkennen. De kans ooit terug te keren op de troon werd steeds kleiner. Peter en Tito kwamen overeen dat na de oorlog over de staatsvorm zou worden beslist. In de eerste verkiezingen na de oorlog wonnen de communisten en op 29 november 1945 werd de republiek uitgeroepen. Peter II heeft nooit troonsafstand gedaan. Hij ging met zijn gemalin Alexandra, dochter van Alexander I van Griekenland, met wie hij in 1944 was getrouwd, in Londen wonen. Aldaar werd in 1945 kroonprins Alexander geboren. Zijn laatste levensjaren bracht Peter II door in de Verenigde Staten. Hij stierf op 2 november 1970 in Los Angeles en werd begraven in het Klooster Heilige Sava in Libertyville. Hij is de enige voormalige Europese monarch die op Amerikaanse bodem begraven werd. Op 22 januari 2013 werd zijn lichaam met militaire eer overgebracht naar Belgrado, vanwaar het naar de kapel van het voormalige koninklijk paleis in Dedinje werd gebracht. Op 26 mei 2013 volgde een staatsbegrafenis in de St George kerk van Oplenac. Hier werd hij, samen met de lichamen van zijn moeder, echtgenote en zijn broer Andrej, bijgezet in het koninklijke mausoleum.

Alexandra van Griekenland. Ze werd exact vijf maanden na de dood van haar vader geboren en is samen met haar moeder de enige binnen de Griekse koninklijke familie geweest die van direct Grieksen bloede was. Alexandra groeide op in een vijandige omgeving. Enerzijds was er het Griekse volk dat haar wantrouwde vanwege de afkeer dat het had van haar vader en vooral van zijn huwelijk met haar moeder. Anderzijds werd zij binnen haar familie met scheve ogen aangekeken wegens de slechte verhouding tussen de koninklijke familie en haar moeder en in het bijzonder als gevolg van de slechte verstandhouding tussen haar vader en grootvader, Constantijn I. Nadat in Joegoslavië de monarchie werd afgeschaft vestigde het gezin zich in de Verenigde Staten. Na de dood van haar man in 1970, ging Alexandra in Groot-Brittannië wonen, waar zij in 1993 overleed. Zij werd begraven op het kerkhof bij het Tatoi-paleis, de zomerresidentie van de voormalige koningen van Griekenland.

XXVIIIb. Leopold III (Filips Karel Albert Meinrad Hubertus Maria Miguel) van België, (zoon van XXVIIf [blz. 59] ), geboren te Brussel [Vlaams-Brabant, België] op zondag 3 november 1901, overleden (81 jaar oud) te Sint-Lambrechts-Woluwe [Vlaams-Brabant, België] op zondag 25 september 1983, begraven te Laken [Vlaams-Brabant, België], trouwde (respectievelijk 25 en 20 jaar oud) (1) op donderdag 4 november 1926 met Astrid Sofia Lovisa Thyra van Zweden, dochter van Oscar Karel Willem Bernadotte van Zweden en Ingeborg Charlotte Carolina Frederika Louisa van Denemarken, geboren te Stockholm [Zweden] op vrijdag 17 november 1905, overleden (29 jaar oud) te Küssnach Am Rigi [Schwyz, Zwitserland] op donderdag 29 augustus 1935, begraven. Uit dit huwelijk een dochter. 1. Josephine Charlotte Stephanie Ingeborg Elisabeth Maria-Josepha Margaretha Astrid, geboren te Brussel [Vlaams-Brabant, België] op dinsdag 11 oktober 1927, overleden (77 jaar oud) te Fischbach [Luzern, Zwitserland] op maandag 10 januari 2005, begraven, trouwde (respectievelijk 25 en 32 jaar oud) op donderdag 9 april 1953 met Jan Jean Benoît Guillaume Marie Robert Louis Antoine Adolphe Marc d'Aviano van Luxemburg, geboren te Colmar-Berg [Luxembourg, Luxemburg] in het kasteel op woensdag 5 januari 1921, was van 1964 tot 2000 groothertog van Luxemburg, overleden (98 jaar oud) te Luxemburg en gevolge van een longontsteking in een ziekenhuis in de stad Luxemburg op dinsdag 23 april 2019, begraven. Uit dit huwelijk geen kinderen.

Leopold III van België. Regeerde als koning der Belgen van 1934, na de dood van zijn vader koning Albert I van België, tot 1951, toen hij na de koningskwestie troonsafstand deed ten gunste van de kroonprins, zijn pagina 66 van 75

oudste zoon Boudewijn. Geboorte en jeugd. Leopold III werd geboren in Brussel als prins Leopold van België, prins van Saksen-Coburg en Gotha. De geboorte vond plaats in het Paleis Van der Noot d'Assche in de Wetenschapsstraat (Leopoldswijk), waar na de Tweede Wereldoorlog de Raad van State zich vestigde.[1] Bij zijn doopsel was zijn grootoom, koning Leopold II, peter. In 1909 werd hij troonopvolger en kreeg hij de titel hertog van Brabant. De jonge Leopold kreeg huisleraars tot aan zijn veertiende jaar. In 1914, na het uitbreken van de oorlog, vergezelde hij zijn ouders en verbleef met hen in De Panne. Van 1915 tot 1919 was hij, met onderbrekingen, leerling in Eton College. Vanaf 1919 volgde hij in Brussel een militaire opleiding. Hij ondernam ook, soms met zijn ouders, grote reizen, onder meer naar de Verenigde Staten en naar Brazilië. In 1925 ging hij op studiereis in Congo. Eerste huwelijk. Nadat een jaar lang het gerucht ging dat Leopold zich met de Italiaanse prinses Mafalda zou verloven, trouwde hij op 4 november 1926 in Stockholm met de Zweedse prinses Astrid. Uit dit huwelijk werden drie kinderen geboren: " Josephine Charlotte (11 oktober 1927 - 10 januari 2005), getrouwd met groothertog Jan van Luxemburg;. " Boudewijn (7 september 1930 - 31 juli 1993), vijfde koning der Belgen;. " Albert (6 juni 1934), zesde koning der Belgen. Koning. Leopold legde op 23 februari 1934 de eed af, nadat koning Albert I op 17 februari in Marche-les-Dames het leven liet bij een rotsbeklimming. Op 29 augustus 1935 in het Zwitserse Küssnacht verloor Leopold III als chauffeur de controle over het stuur van de wagen en koningin Astrid werd uit de wagen geslingerd met haar hoofd tegen een perenboom, waarbij zij overleed. Leopold was licht gekwetst. Hij liet op de plaats van het ongeval een kapel bouwen. Eretekens. Koning Leopold werd bedacht met talrijke eretekens hem verleend door andere landen. Als belangrijkste zijn te vermelden: " Het Gulden Vlies: Hij werd benoemd tot de 1154e ridder van de Orde van het Gulden Vlies in Spanje in 1923. " Hij werd in 1935 de 833e ridder van de Orde van de Kousenband. " Hij ontving in 1927 het 355e grootkruis van de Portugese Orde van de Toren en het Zwaard. Neutraliteit. Onder invloed van de Duitse herbewapening liet België de bondgenootschappen uit de Eerste Wereldoorlog los en ging een neutrale koers volgen. Nazi-Duitsland erkende, na het opzeggen van het Verdrag van Locarno, de Belgische en Nederlandse neutraliteit. Leopold bracht ook snelle verbetering in de koele betrekkingen met de noorderbuur. Samen met koningin Wilhelmina nam hij in 1938 en 1939 enkele initiatieven met de bedoeling de vrede in Europa te bewaren. Leopold speelde wel informatie van de Belgische geheime dienst over Duitse troepenbewegingen door aan de Franse bevelhebber Maurice Gamelin. Achttiendaagse Veldtocht. In mei 1940, bij de inval van België door nazi-Duitsland, stond Leopold erop om persoonlijk het opperbevel over het Belgische leger te voeren in de Achttiendaagse Veldtocht, zoals zijn vader, die zijn grote voorbeeld was, het leger in de Eerste Wereldoorlog had aangevoerd. Hij gaf een letterlijke betekenis aan het artikel van de grondwet dat aan de koning het opperbevel over het leger gaf. De regering hield het echter bij de stelling dat, net als alle andere koninklijke prerogatieven, het bevel over het leger ondergeschikt was aan het akkoord van de regering, minstens van de minister van Defensie. Zolang er gestreden werd wilde de regering-Pierlot het ongecontroleerde bevelhebberschap aanvaarden, maar stelde de voorwaarde dat zodra de gevechten zouden eindigen en het land onder de bezetting van de Duitse overwinnaar zou komen, de koning mee met de regering het land moest verlaten en vanuit het buitenland de strijd voort moest zetten. Omdat hij dit weigerde en het zijn plicht achtte bij zijn volk te blijven kwam het tot een breuk met de regering van Hubert Pierlot. Dit gegeven vormde de kiem van de latere koningskwestie. Het laatste en dramatische gesprek tussen de koning en zijn ministers Pierlot, pagina 67 van 75

Spaak, Vanderpoorten en Denis vond plaats in Wijnendale op 25 mei. Na de slag aan de Leie capituleerde Leopold. Capitulatie. Vanaf 25 mei en zelfs al vroeger wisten de koning, en ook de regering, dat ze onder de voet zouden worden gelopen door het Duitse leger. Het enige wat nog telde was nog enkele dagen stand te houden, teneinde de evacuatie van de geallieerde legers mogelijk te maken. Om hierin te helpen liet men grote delen van de Westhoek onder water lopen en zo de opmars van de Duitse troepen te hinderen. De koning spande zich in om aan de geallieerden diets te maken, als ze dit niet uit zichzelf wisten, dat het uur van de capitulatie van de Belgische troepen snel naderde. Onmiddellijk na die capitulatie werd door de Britse maar vooral door de Franse overheid geprotesteerd dat ze onverwacht was gekomen en ze hierdoor schade hadden geleden. Achteraf bleek dit onjuist te zijn, want de signalen waren talrijk geweest: " Op 24 mei schreef Leopold een brief naar de koning van Engeland, waarin hij duidelijk liet weten dat voor het Belgisch leger de strijd ten einde liep. " Via admiraal Roger Keyes, de speciale gezant van de eerste minister Winston Churchill, verwittigde hij deze in dezelfde zin. " De Franse generaal Champon en de Britse kolonel Davy die bestendig op het Belgische hoofdkwartier aanwezig waren, kenden de hopeloze toestand waarin het leger zich bevond en berichtten hierover aan hun respectieve chefs. " Op 26 mei ontving de koning de generaals Champon en Blanchard en gaf hen een boodschap mee voor opperbevelhebber Maxime Weygand, die meldde dat de grenzen van het weerstandsvermogen bereikt waren. Leopold achtte de capitulatie onvermijdelijk om een grote slachting onder de Belgische soldaten en onder de massa in West-Vlaanderen toegestoomde vluchtelingen te vermijden. Een groot deel van de Belgen volgde hem in die gedachtegang en rond zijn persoon ontstond een ware cultus. Nadat tot capituleren besloten was werd nog een aantal uren gewacht, om nog een laatste respijt te geven voor de evacuatie van de Engelse troepen in Duinkerke. De wapens werden neergelegd op 28 mei om 4 uur. In de loop van de voormiddag namen de Duitsers de stad Brugge in en meldden zich aan op de residentie van de gouverneur, waar de koning verbleef. Hij werd in de nacht van 29 mei onder militair escorte naar Laken gevoerd. Krijgsgevangenschap. Nu de koning in handen was gevallen van de vijand en onder huisarrest in het kasteel van Laken verbleef ontnam de ministerraad hem zijn grondwettelijke bevoegdheden, op basis van artikel 82 van de Grondwet: de koning "verkeerde in de onmogelijkheid om te regeren". De grondwet voorzag in dit geval de bijeenroeping van de verenigde kamers, die een regent moesten aanduiden. Aangezien ook dit onmogelijk was besliste de regering dat zij de volheid van de grondwettelijke bevoegdheden op zich nam. Naar de buitenwereld werd de verantwoordelijkheid van de gerezen toestand op de koning gelegd. Pierlot zei in een radioboodschap: "Geen enkele houding van de koning kan enig effect hebben als die niet door de regering wordt gedekt. Door de band met de bevolking te verbreken, plaatst de koning zich onder het gezag van de bezetter. Hij is bijgevolg niet meer in staat te regeren, want de functie van staatshoofd kan niet worden uitgeoefend onder controle van de bezetter. In afwachting zal de grondwettelijke macht van de koning worden uitgeoefend door de regering, verenigd in raad en onder haar verantwoordelijkheid worden uitgeoefend.". Ook Winston Churchill in zijn toespraak op 4 juni 1940 tot het House of Commons stelde de koning verantwoordelijk: "Op het laatste moment toen de invasie van België al een feit was, riep Koning Leopold ons om hulp en zelfs op dit laatste moment kwamen we. Hij en zijn dapper, efficiënt leger bijna een half miljoen man sterk, beschermden onze linkerflank en hielden zo onze terugweg naar de zee open. Plotseling, zonder voorafgaand overleg, met zo min mogelijk waarschuwing, zonder advies van zijn ministers en op zijn eigen persoonlijk initiatief, zond hij een bericht naar het Duitse opperbevel, waarin hij de overgave van zijn leger betekende en onze hele flank en onze terugtocht in gevaar bracht.". De Britse pers noemde hem de "Koning Verrader" en "Koning Rat". De Daily Mirror drukte zijn portret af met onderschrift "Het gezicht dat elke vrouw nu veracht". Belgische vluchtelingen in Parijs plaatsten bij het standbeeld van koning Albert een bericht "uw onwaardige opvolger". De pagina 68 van 75

Britse historicus Sir Basil Liddell Hart noemde de beslissing van Leopold nochtans eervol. De Franse premier Paul Reynaud beschuldigde Leopold van verraad. Leopold was de zondebok geworden, omdat Reynaud besefte dat ook de Slag om Frankrijk verloren was. Een koning kon door het republikeinse Frankrijk verantwoordelijk gesteld worden voor het eigen falen. Uiteraard had de breuk tussen de koning en zijn regering het gemakkelijker gemaakt om hem als schuldige aan te wijzen. Dat ook de Belgische regering hem met de vinger wees en dat op 31 mei in Limoges de aanwezige parlementsleden dit onderschreven, deed Leopold beslissen alle contacten met de regering af te breken. Hij zou dit in de volgende oorlogsjaren consequent doorzetten. Onderhoud met Hitler. Toen Leopold III van Brugge naar Brussel werd gevoerd en in het paleis van Laken aankwam, waren er al meldingen dat een gesprek met Hitler zeer binnenkort te verwachten was. Op 31 mei meldden twee gezanten van Hitler zich aan in Laken (staatsminister Otto Meissner en dokter Karl Gebhardt) met een uitnodiging voor de koning om de führer te ontmoeten. Het antwoord van de koning luidde dat hij de uitnodiging aanvaardde, maar op voorwaarde dat de ontmoeting incognito gebeurde. Generaal Van Overstraeten en ook Hendrik De Man schreven dat de koning uitgeput was en erg tegen een confrontatie met Hitler opzag. Op 4 juni antwoordde Hitler dat hij zich over de principiële aanvaarding verheugde, maar dat hij het incognito onmogelijk achtte. Hij zou er later op terugkomen, wanneer de militaire operaties in Frankrijk achter de rug waren. Op 26 juni, na de wapenstilstand in Frankrijk, bevestigde Leopold aan zijn bewaker kolonel Werner Kiewitz dat hij bereid bleef Hitler te ontmoeten (zonder nog aan de voorwaarde van incognito te houden) en verzocht hem dit door te seinen. Nu was het Hitler die weigerde. In zijn instructies van 11 juli 1940 over België werd geen rol meer voorzien voor de koning en werd het toekomstig lot van het land onbeslist gelaten. Als er vanuit de omgeving van de koning nog vragen zouden komen over de toekomst van België, moest daar 'dilatorisch' op geantwoord worden. Begin oktober 1940 verbleef prinses Marie-José gedurende drie weken bij haar moeder en broer in Brussel. Vandaar vertrok ze naar Duitsland en op 17 oktober ontmoette ze er Hitler, tot wie ze relatief gemakkelijk toegang had. Ze vroeg opnieuw een onderhoud Hitler-Leopold aan. Hitler ging op het verzoek in en liet enkele dagen later weten dat hij de koning zou ontmoeten op 27 oktober 1940 in het station van Yvoir, in de trein waarmee hij door België reed, bij terugkeer uit Frankrijk. De afspraak werd echter te elfder ure afgezegd, omdat Hitler dringend naar Florence afreisde voor een ontmoeting met Benito Mussolini. Een nieuwe datum werd voorgesteld, die deze keer werd gehonoreerd: 19 november 1940, met als plaats van het onderhoud Hitlers Berghof bij Berchtesgaden. Zowel de koning als de führer wisten dat van politieke onderhandelingen geen sprake kon zijn, maar de drie punten die de koning wilde bespreken lagen er toch dichtbij. Hij wilde het met name hebben over: 1. de terugkeer van de Belgische krijgsgevangenen naar België. 2. de verbetering van de voorwaarden voor voedselbedeling (de rantsoenering zat onder het peil van Frankrijk en Nederland). 3. de mogelijkheid tot behoud van de Belgische onafhankelijkheid in een door Duitsland gedomineerd Europa. Het gesprek was georganiseerd door generaal Raoul Van Overstraeten, militair raadgever van Leopold. Aanwezig waren Hitler, Leopold en professor Schmidt, tolk van Hitler.[4] Het gesprek leverde geen resultaat op, want zelfs de vage beloften van Hitler over humanitaire kwesties kregen geen gevolg. Wat betreft het politieke gesprek wisten beiden dat het onmogelijk om onderhandelingen kon gaan betreffende het toekomstig lot van België. Zelfs de door Leopold verhoopte verklaring die de toekomstige onafhankelijkheid van België zou hebben gegarandeerd kwam er niet. Verzet. De door officieren opgerichte eerste verzetsgroepen in België wekten argwaan op bij de regering in Londen. Niet alleen waren ze zeer trouw aan de koning, die ze als hun echte chef beschouwden, maar ze sympathiseerden ook met politieke plannenmakers van uiterst rechtse strekking. Ze waren de regering in ballingschap zeker niet genegen. De Britse SOE zag dat anders en wilde graag samenwerken met de lokale verzetsbewegingen. Vooral het Belgisch Legioen van commandant Claser sprak hen aan. Deze en een paar andere bewegingen zoals Falanx (van majoor De Grunne) en Gereconstrueerd Belgisch Leger (van kolonel Lentz) bestonden hoofdzakelijk uit Belgische officieren, die al dan niet ondergedoken pagina 69 van 75

leefden. De Britten zette dan ook de Belgische regering onder druk het verzet in België te erkennen en te ondersteunen. Dit gebeurde niet zonder problemen, vanwege de bestaande argwaan. De eerste contacten met de naar Londen overgevlogen Claser veranderden daar weinig aan. Het is pas nadat Claser door de Duitsers was opgepakt en kolonel Jules Bastin de leiding nam dat het tij keerde. Het Belgisch Legioen werd vanaf midden 1942 als verzetsbeweging aanvaard. Ze wijzigde haar naam in Geheim Leger. Het vertrouwen in Bastin, een vriend van François De Kinder, de schoonbroer van Pierlot, was groot. Voortaan liepen de contacten direct met de Belgische diensten in Londen en niet meer via de Britse SOE zoals voorheen. De Belgische regering gaf voortaan opdrachten en verstrekte financiën en wapens. De koning bleef op de hoogte van de verzetsactiviteiten via generaal Van Overstraeten, die nauwe contacten had met verzetslui. Het belette niet dat de koning terughoudend bleef tegenover militaire verzetsacties, die volgens hem te veel offers zouden eisen, zowel tijdens gevechten als tijdens de represailles die er zouden op volgen. Geheime dochter. Tussen zijn eerste en tweede huwelijk had Leopold twee minnaressen: de dichteres Francesca Erik en de kunstschaatsster Liselotte Landbeck. Samen met Liselotte Landbeck kreeg hij in 1940 in Antwerpen een dochter, Ingeborg Verdun. Tweede huwelijk. Op 6 december 1941 trouwde koning Leopold met de op dat ogenblik reeds van hem zwangere Lilian Baels, dochter van oud-gouverneur van West-Vlaanderen Hendrik Baels. Het burgerlijk huwelijk werd op 7 december via een kerkelijke brief van kardinaal Van Roey bekendgemaakt. Daarin maakte deze ook melding van hun kerkelijk huwelijk dat reeds op 11 september door hem zou ingezegend zijn. De geboorte, zeven maanden later, van hun zoon Alexander op 18 juli 1942 maakte de reden van het burgerlijk huwelijk en het kerkelijk huwelijk dat er drie maanden aan voorafging (wat ook in strijd is met de grondwet) voor iedereen duidelijk. Dit huwelijk, dat slecht onthaald werd bij de onder de bezetting lijdende bevolking (zeker na de bekendmaking van de geboorte), zou de koning ook parten spelen bij de afwikkeling van de koningskwestie na de oorlog. Lilian is sindsdien nooit geaccepteerd geweest; in de ogen van nogal wat Belgen bezoedelde zij de erfenis van Astrid. Politiek testament. In januari 1944 schreef koning Leopold III een brief (later bekend als 'politiek testament'), die gepubliceerd moest worden indien hij niet in België zou zijn als de geallieerde troepen het land zouden bevrijden. In het testament eiste hij onder meer excuses van de regering in ballingschap voor de gebeurtenissen van 1940 en verwierp hij de verdragen die zij in Londen gesloten had. Hij vermeldde met geen woord de geallieerden die het land bevrijdden, noch het verzet en de slachtoffers van het naziregime. Dit zette hernieuwd kwaad bloed, zowel bij de regering als bij de geallieerden. Deportatie. Op 7 juni 1944, daags na de Landing in Normandië werd eerst Leopold III en daags daarop de koninklijke familie door de Duitsers gedeporteerd naar kasteel Hirschstein aan de Elbe in Saksen.[7] Op 7 maart 1945, toen de geallieerde troepen naderden, werden ze overgebracht naar Strobl in Oostenrijk. Heinrich Himmler gaf bevel de koninklijke familie te fusilleren, maar omdat de troepen van generaal George Patton de telefoonlijnen hadden vernield kwam het bericht niet aan. Begin mei werden ze door het 7e Amerikaanse leger van generaal Alexander Patch bevrijd. Zijn breuk met de Belgische regering tijdens de Duitse inval in mei 1940 en daaropvolgend het verschil in houding tussen de koning en de regering in ballingschap tijdens de bezetting zouden de aanleiding vormen tot de koningskwestie, die na zijn bevrijding uit krijgsgevangenschap in mei 1945 nog vijf jaar lang zou slepen. Na zijn bevrijding waren de regering-Van Acker en de Amerikaanse regering en legerleiding, evenals de Britse regering, het eens om koning Leopold te verhinderen direct naar België terug te keren. Strobl. Onmiddellijk na zijn bevrijding werd de koning op 9 en 10 mei opgezocht door zijn broer Karel, de prins-regent, door eerste minister Achille Van Acker en door verschillende Belgische politieke gezagdragers. Het kwam tot dramatische tegenstellingen en heftige scènes. De koning werd voor het eerst grondig geïnformeerd over de gewijzigde toestand in het land en hoe een aanzienlijk deel van de bevolking gekant was tegen zijn terugkeer en zijn hernemen van de koninklijke functie. pagina 70 van 75

Verdere onderhandelingen volgden. Voor- en tegenstanders van zijn terugkeer bezochten Leopold. Ook zijn moeder bracht hem bezoek en wilde zich voor zijn terugkeer inzetten. Ze trok naar Londen om bij de Britten voor hem te pleiten, maar werd daar met een stilzwijgende afkeuring geconfronteerd vanwege de koning, eerste minister Churchill en andere prominenten. Ze kwam van een kale reis terug. Ook hier had het 'politiek testament' een nefaste invloed gehad. Tegen eind juli was het duidelijk dat de terugkeer van de koning onmogelijk was. De regering weigerde hiervoor verantwoordelijkheid te nemen en Leopold vond niemand bereid om een hem gunstig gezinde regering te vormen. Dat niets meer mogelijk was werd door Achille Van Acker aan de koning betekend op 7 juli 1945 tijdens een gesprek dat amper vijf minuten duurde. Het bezoek op 12 juli van prins Karel en van de voorzitters van Kamer en Senaat veranderde daar niets aan. De koningskwestie werd een lange lijdensweg. Zwitserland. Op 1 oktober 1945 verhuisde de koninklijke familie naar Zwitserland, waar ze in de grote villa 'Le Reposoir' in Pregny-Chambésy bij Genève ging wonen. Leopold stelde historicus Jacques Pirenne aan als zijn secretaris. Pregny werd een soort bedevaartplaats, waar talrijke groepen en personen hun aanhankelijkheid aan Leopold kwamen betuigen. Ondertussen woedde de controverse verder, gaandeweg heviger, tussen voor- en tegenstanders van de terugkeer. Parlementaire debatten, publicaties voor en tegen, campagnes in de kranten: alle middelen werden aangewend, zonder dat een overeenkomst in het zicht kwam. Volksraadpleging. In vijf jaar volgden tien regeringen elkaar in snel tempo op, zonder tot een akkoord te komen over de toekomstige rol van Leopold III. De CVP won de Belgische verkiezingen 1949 met de terugkeer van Leopold III in haar programma. Ze kwam maar één zetel tekort voor een absolute meerderheid. Eerste minister Gaston Eyskens van de katholiek/liberale regering-G. Eyskens I schreef ter oplossing van de koningskwestie een niet-bindende volksraadpleging uit op 12 maart 1950. De vraag luidde: "Zijt U de mening toegedaan dat Koning Leopold III de uitoefening van zijn grondwettelijke machten zou hernemen ?" 57,68% stemde "Ja"; in Vlaanderen was de meerderheid overweldigend met 72%, in Wallonië en Brussel echter was meer dan de helft tegen terugkeer. Toen Eyskens conform de uitslag van de volksraadpleging de koning wilde doen terugkeren, stapten de liberale ministers uit de regering, zodat de regering viel en nieuwe verkiezingen uitgeschreven werden. Terugkeer naar België. De Belgische verkiezingen 1950 van 4 juni leverden de CVP een absolute meerderheid, waarmee ze een homogene CVP-regering-Duvieusart I vormde. Op 20 juli 1950 stelde het parlement het einde vast van de onmogelijkheid tot regeren van Leopold III. Dit betekende het einde van het regentschap, en twee dagen later landde de koning in België, met de bedoeling zijn koninklijke functies weer op te nemen. Dit leidde bijna tot een burgeroorlog, met betogingen, stakingen en geweld.[10] Te Grâce-Berleur schoot de rijkswacht drie betogers dood en een vierde stierf nadien. De tegenstanders van Leopold kondigden een mars op Brussel aan voor 1 en 2 augustus. Troonsafstand. Daarop besloot Leopold III, na zware politieke druk van de regering-Duvieusart I en in de onmogelijkheid om iemand te vinden die een nieuwe regering wilde vormen die hem zou ondersteunen, de macht over te dragen aan zijn oudste zoon Boudewijn en op termijn af te treden en het koningschap aan zijn zoon te laten. Met de wet van 10 augustus 1950 werd de "koninklijke prins" Boudewijn tot plaatsvervanger van zijn vader aangesteld en op 11 augustus legde hij de eed af. Tijdens deze plechtigheid werd de kreet 'Vive la république' geroepen, waarvoor algemeen de communist Julien Lahaut verantwoordelijk werd geacht. Julien Lahaut werd op 18 augustus in zijn woning te Seraing doodgeschoten door vier Leopoldisten onder leiding van François Goossens met schuilnaam "Adolphe". Een jaar later, op 16 juli 1951 tekende Leopold zijn troonsafstand en de volgende dag werd Boudewijn beëdigd als vijfde koning der Belgen. Leopold III was daarmee de eerste Belgische vorst die abdiceerde. Na het koningschap. Leopold III en prinses Lilian bleven, met hun gezin inclusief koning Boudewijn, na zijn aftreden wonen op het kasteel van Laken. Pas na het huwelijk van Boudewijn met Fabiola in december 1960 verhuisden ze naar het domein Argenteuil in Waterloo. Enkel tijdens de begrafenis van koningin Elisabeth in 1965 verschenen Leopold en Boudewijn nog samen in het openbaar. Ook postuum zorgde Leopold III voor controverse door de publicatie in 2001, in opdracht van pagina 71 van 75

prinses Lilian, van Leopold III, kroongetuige met als ondertitel "over de grote gebeurtenissen tijdens mijn koningschap". In dit boek bleef hij, op basis van zijn weergave van de feiten, zijn toenmalige houding en visie verdedigen. Koning Leopold en prinses Lilian van Retie kregen na de oorlog nog twee dochters. " Marie Christine (1951), gehuwd met de Franse restauranthouder Jean-Paul Gourgues. " Marie Esmeralda (1956), gehuwd met de wetenschapper Salvador Moncada. Leopold kreeg een staatsbegrafenis en ligt begraven in een praalgraf in de Koninklijke Crypte, tussen koningin Astrid en Lilian, prinses van Retie. Koning Boudewijn liet - op verzoek van zijn vader - het lichaam van zijn moeder en vader opgraven en de kelder vergroten zodat ook Lilian er na haar overlijden in 2002 bijgezet kon worden. Wetenschappelijke activiteiten. Na zijn troonsafstand wierp Leopold III zich op wat zijn echte passie was, de natuurkunde, plantkunde en etnologie. In 1956 werd hij door de regering benoemd tot voorzitter van de Nationale Commissie voor Wetenschappelijk Onderzoek. Zelf richtte hij een Wetenschappelijke Internationale Stichting en een Leopold III-fonds op. Van het fonds was hij voorzitter en werd na zijn dood hierin opgevolgd door prinses Esmeralda. Leopold onderhield nauwe contacten met talrijke specialisten en geleerden in binnen- en buitenland. In de schoot van zijn gestichte organisaties realiseerde hij een film die internationale erkenning kreeg en als een meesterwerk wordt beschouwd: " De vrijheren van het woud, over de Congolese fauna en flora en over de leefgewoonten van de inlandse volken. Hij organiseerde en financierde een tiental expedities en verleende steun aan universitaire projecten op het gebied van plantkunde, zoölogie, antropologie en volkenkunde. Tijdens zijn indrukwekkend aantal reizen bouwde hij een grote collectie foto's en dia's op. Samen met de door hem verworven verzameling van opgezette dieren, bloemen, planten en voorwerpen verrijkte hij de collecties van de Belgische wetenschappelijke instellingen en musea. Zijn best bekende reis is die in 1952 gehouden door het stroomgebied van de Amazone en de Rio Negro. Naast de wetenschappelijke betrachtingen van zijn reizen kwam ook een voorlopersrol tot uiting als milieubeschermer. Overlijden. Op 25 september 1983 onderging Leopold een hartoperatie, maar overleed na de operatie. Hij kreeg een staatsbegrafenis en zijn lichaam werd ten ruste gebracht in de crypte van O.L. Vrouwenkerk van Laken bij zijn echtgenote Astrid.

Astrid Sofia Lovisa Thyra van Zweden. . Familie. Prinses Astrid was de dochter van prins Karel van Zweden (1861-1951) en prinses Ingeborg van Denemarken. Haar zus Märtha van Zweden was kroonprinses van Noorwegen en de moeder van de huidige koning Harald V van Noorwegen. Haar oom was koning Christiaan X van Denemarken en haar grootvader was koning Oscar II van Zweden. Via haar beide ouders bestaat er ook een verwantschap met de Nederlandse en de Luxemburgse dynastie. Toen ze zich verloofde met de katholieke prins Leopold, zoon van koning Albert van België, verliet ze haar geboorteland. Verloving en huwelijk. Bij haar aankomst in Antwerpen vergat de prinses alle ceremonieel en vloog haar verloofde om de hals; dit spontane gebaar was het begin van de enorme sympathie die de vorstin bij de bevolking verwierf. Het paar huwde in Zweden op 4 november 1926; zes dagen later, op 10 november, volgde een tweede huwelijksplechtigheid in België. Het huwelijk werd bijgewoond door de Zweedse koninklijke familie, die een paar dagen in Brussel te gast was. Ook de Beierse en Deense koninklijke familie waren aanwezig. Het jonge paar woonde eerst in het Bellevue-paleis te Brussel. Nadien verhuisde het gezin naar het Kasteel van Stuyvenberg, waar Boudewijn en Albert werden geboren. Bij de geboorte van Prins Albert stuurde de prinses doopsuiker naar alle kinderen die op dezelfde dag waren geboren. Door haar huwelijk in 1926 met de Belgische kroonprins Leopold werd zij na de dood van koning Albert I in 1934 koningin der Belgen. De blijde intredes (de ceremonieel afgelegde ontvangsten in pagina 72 van 75

de negen provinciehoofdsteden) werden druk bijgewoond. Van het volk kreeg ze door nationale intekening het diadeem der negen provinciën. In de koninklijke familie bestond bezorgdheid vanwege haar lutherse afkomst. Een paar jaar na haar huwelijk bekeerde de koningin zich tot het rooms-katholieke geloof. De koningin deed aan naastenliefde en organiseerde zelf inzamelacties ten behoeve van de minderbedeelden. Als ze een aangrijpende verzoekbrief kreeg, ging ze soms persoonlijk op onderzoek uit om het in de brief aangeroerde probleem op te lossen. Dood. In 1935 kwam de koningin der Belgen op 29-jarige leeftijd om het leven bij een auto-ongeval in het Zwitserse Küssnacht am Rigi. De koning verloor, doordat de koningin iets aanwees, de controle over de wagen, waarin het paar incognito, onder de naam Renard, een uitstapje maakte, voordat zij huiswaarts zouden keren. Nadat de auto van de weg was geraakt en tegen een perenboom was gebotst, werd de vorstin, die via de al geopende autodeur uit de auto wou springen, uit de auto geslingerd en tegen de perenboom gekatapulteerd. De auto schoot nog door tegen een andere boom en belandde daarna in het water. Door ernstig hoofdletsel was de koningin op slag dood. Samen met de vorstin overleed ook haar ongeboren vierde kind, terwijl haar andere kinderen de avond ervoor per trein naar huis waren gereisd. De koningin werd opgebaard met een omzwachteld hoofd. De koning was vrijwel ongedeerd. Vele Belgen waren in rouw en treurden om de prinsjes en het prinsesje die op jonge leeftijd hun moeder verloren. Door dit ongeval was Astrid slechts een jaar koningin. Leopold treurde om haar verlies en verbood zijn kinderen over haar te spreken. Haar boudoir liet hij intact en hij bewaarde haar met bloed besmeurde jurk. Küssnacht schonk Leopold de grond van de plaats van het ongeluk, waarop Leopold een kapel liet bouwen ter herinnering aan haar. Astrid zelf ligt begraven in een praalgraf in de koninklijke crypte te Laken. Ze rust naast haar echtgenoot en diens tweede vrouw, Lilian, prinses van Retie. Astrid schonk de dynastie de latere koningen Boudewijn en Albert II en groothertogin Josephine Charlotte van Luxemburg. Nagedachtenis. Op 1 december 1935 bezorgden de Belgische Posterijen een heruitgave van een zestal reeds bestaande frankeerzegels met de beeltenis van koningin Astrid, ditmaal evenwel voorzien van een zwarte rouwrand rondom. Koningin Astrid heeft tot op de huidige dag nog haar bewonderaars en er zijn door de jaren heen talrijke boeken over haar verschenen. Soms ziet men een verband met prinses Diana en Gracia, die net als Astrid door de bevolking op handen gedragen werden en net als Astrid ten gevolge van een auto-ongeval om het leven kwamen. Er zijn in België veel monumenten, gebouwen, parken, straten en pleinen naar haar vernoemd, waaronder het Astridpark in Brugge en het Koningin Astridplein in Antwerpen. Ook Nederland heeft in Noordwijk een Koningin Astrid Boulevard. Ter gelegenheid van haar honderdste geboortedag, in 2005, organiseerden nabestaanden een tentoonstelling over de vorstin. Deze vond deels plaats in het Koninklijk Paleis van Stockholm: Astrid, Prinsessa i Sverige - Drottning i Belgien en deels in het Koninklijk Paleis te Brussel: Ogenblikken met Astrid. De tentoonstelling werd plechtig geopend door koning Albert, koningin Paola, koningin Fabiola, koning Harald, koningin Sonja, koning Karel Gustaaf, koningin Silvia, groothertog Jan, groothertog Hendrik en groothertogin Maria Teresa. Deze openingsplechtigheid werd bijgewoond door verdere familieleden en een keur aan ministers en politici.

Leopold III van België, trouwde (respectievelijk 40 en 25 jaar oud) (2) op zaterdag 6 december 1941, kerkelijk huwelijk op donderdag 11 september 1941 met Mary Lilian Henriette Lucie Josephine Ghislaine Baels, geboren te Londen [South East England, Groot Brittanië] op dinsdag 28 november 1916, overleden (85 jaar oud) te Brussel [Vlaams-Brabant, België] op vrijdag 7 juni 2002, begraven te Laken [Vlaams-Brabant, België]. Uit dit huwelijk een zoon. 1. Alexander, geboren te Laken [Vlaams-Brabant, België] op zaterdag 18 juli 1942, overleden (67 jaar oud) te Sint-Genesius-Rode [Vlaams-Brabant, België] op zondag 29 november 2009, begraven.

Mary Lilian Henriette Lucie Josephine Ghislaine Baels. pagina 73 van 75

. Biografie. Baels werd geboren in Londen, waar haar ouders wegens oorlogsomstandigheden naartoe waren gevlucht. Ze was het zesde kind van Hendrik Baels, een Oostendenaar die het tot minister en in 1933 tot gouverneur van West-Vlaanderen bracht en Anne De Visscher, dochter van notaris en burgemeester Adolf De Visscher uit het West-Vlaamse Dentergem. Kennismaking met het koninklijk hof. Koning Leopold was nog maar 34 jaar oud, toen in 1935 zijn vrouw, koningin Astrid (29), bij een auto-ongeval omkwam. Hij bleef alleen achter met drie kinderen: Josephine Charlotte, Boudewijn en Albert. Koning Leopold had van de familie Lippens een stuk grond in Knokke het Zoute gekregen, waar hij een villa bouwde en graag ging golfen. Wanneer Lilian koning Leopold voor het eerst heeft ontmoet, is niet bekend. Hun wegen moeten elkaar herhaaldelijk hebben gekruist bij de bezoeken van de koning aan West-Vlaanderen. Haar vader nam als gouverneur soms enkele van zijn kinderen mee toen koning Leopold bij een bezoek aan West-Vlaanderen Josephine Charlotte, Boudewijn of Albert meebracht. Later werd zij vermoedelijk door koningin-moeder Elisabeth geïntroduceerd, omdat ze haar nog rouwende zoon 'afleiding' wilde bezorgen. Aan Lilians ouders werd verteld dat ze zich met Leopolds kinderen zou bezighouden. In 2033, 50 jaar na Leopolds dood, zal hier wellicht meer duidelijkheid over komen, als privé-correspondentie van de betrokkenen openbaar gemaakt zal worden. Leopold beloofde na de capitulatie aan de Duitse invallers in mei 1940 dat hij een krijgsgevangene zou zijn zoals zijn soldaten en hij hun lot wilde delen. Daarnaast wilde hij voorkomen dat zou uitlekken dat hij regelmatig met Lilian in zijn villa in Knokke verbleef. Huwelijk. Op 7 december 1941 liet kardinaal Van Roey in alle kerken een brief voorlezen: de koning en Lilian waren de dag voordien burgerlijk getrouwd en op 11 september kerkelijk. Verder werd bekendgemaakt dat Lilian geen koningin zou worden en dat eventuele kinderen geen aanspraak op de troon konden maken. Lilian kreeg de titel prinses van Retie. Het nieuws sloeg in als een bom, vooral vanwege de belofte van Leopold aan zijn krijgsgevangen soldaten. Dat de weduwnaar Leopold zich toch met vrouwen bezighield, viel in slechte aarde. De herinnering aan de geliefde Astrid, die nog maar zes jaar overleden was, lag ook nog vers in het geheugen. Bovendien was Lilian een burgermeisje. Toen prins Alexander op 18 juli 1942 geboren werd, begreep iedereen waarom dit huwelijk aangekondigd moest worden en groeide de twijfel over het kerkelijk huwelijk, waarover geen enkel document bestond, enkel het woord van de kardinaal. Door het wettelijk huwelijk maakte Alexander aanspraak op de titel Prins van België. Kort na de geallieerde landing in Normandië op 6 juni 1944 werd Leopold met zijn gezin door de Duitse bezetter weggevoerd. Zijn broer Karel werd twee weken later door de Verenigde Kamers tot regent verkozen. Na de capitulatie van Duitsland stelde Leopold aan de regering zulke hoge eisen voor zijn terugkeer, dat de regering steeds meer op troonsafstand aandrong. Leopold bleef uiteindelijk vijf jaar in het Zwitserse Prégny. Met Lilian leidde hij er een mondain leven. Maar tegelijk zorgde Lilian goed voor Leopolds kinderen. Zo is bekend dat Boudewijn haar als zijn moeder beschouwde. Toen Leopold na een referendum, waarbij in Vlaanderen een meerderheid voor en in Wallonië een meerderheid tegen was, in 1950 eindelijk kon terugkeren, vielen er doden bij een protestbetoging. Het land was ernstig verdeeld door wat historici de koningskwestie noemen. De koning besliste uiteindelijk de troon aan zijn 20-jarige zoon Boudewijn over te dragen. Na het terugtreden van koning Leopold III kreeg het paar nog twee dochters: de prinses Marie-Christine in 1951 en de prinses Marie Esméralda in 1956. Ambitieus. Voor waarnemers was het duidelijk dat het Lilian was die Leopold zo onvermurwbaar maakte. Zij had maar één ambitie: koningin worden. Ook na de troonsafstand van Leopold had de prinses veel invloed op haar stiefzoon. Ze beheerste het Belgische hof en bemoeide zich met veel dossiers, vooral met huwelijkskandidaten voor Boudewijn. Bannelingen van Laken. In 1959 vroeg Leopold aan paus Johannes XXIII om zijn zoon Albert en prinses Paola Ruffo di Calabria in Rome te huwen. De regering was het daar niet mee eens en vroeg aan de paus om het huwelijk niet in te zegenen. De paus willigde dit verzoek in, waarna het huwelijk van Albert en Paola in Brussel plaatsvond. pagina 74 van 75

Na het huwelijk van Boudewijn met Fabiola Mora y Aragon in 1960 vertrokken Leopold en Lilian uit Laken; de regering meende dat er geen twee koningen op Laken konden blijven wonen. Ze vestigden zich op het Kasteel van Argenteuil nabij Waterloo. Koning Leopold III overleed in 1983. Lilian overleed op 7 juni 2002 aan de gevolgen van een hersenbloeding. Het Koninklijk paleis kondigde het overlijden van prinses Lilian aan door middel van een officieel communiqué. Haar uitvaart bracht de voltallige Koninklijke familie voor het eerst in bijna twintig jaar opnieuw samen. Alleen Lilians dochter Marie Christine ontbrak. Lilian kreeg geen staatsbegrafenis, maar rust - op verzoek van Leopold - naast haar echtgenoot en Koningin Astrid. Populariteit. De prinses was nooit echt geliefd bij het Belgische volk. De geruchten gingen dat zij kunstwerken en juwelen van de koninklijke familie zou hebben verkocht. De bekende Cartier-tiara van Koningin Elisabeth belandde via een veiling terug in de collectie van Cartier.

pagina 75 van 75