Twente En De Tachtigjarige Oorlog
Total Page:16
File Type:pdf, Size:1020Kb
Twente en de Tachtigjarige Oorlog Anneke Koers 1 Voorwoord Behalve legenden zijn er ook tastbare resten van het verleden bewaard gebleven. Lange tijd speelde de herinnering geen rol bij historici, iets wat bij filosofen en dichters doodgewoon was. Door de emancipatie werden de gewone mensen belangrijk. De grote structuren waren echter voor hen niet interessant. De plaatsen die onze identiteit symboliseren werden belangrijk. Wat is de persoonlijke herinnering en hoe hangt die samen met de collectieve? Ik wil voor Twente daar een antwoord op geven. Hoe en waar treed ik de geschiedenis binnen? De herinnering aan de Opstand is een kapstok in mijn referentiekader. Het conflict tussen de Nederlanden en het Spaanse Rijk duurde van 1568 tot 1648. De Tachtigjarige Oorlog gaat over het militaire raadsel van de Republiek der Verenigde Nederlanden. Toen in 1568 in de Nederlandse gewesten een opstand uitbrak tegen de Spaanse koning, was niet te voorzien dat deze zou uitmonden in de scheuring van de Nederlanden. Alleen de noordelijke gewesten wisten zich militair staande te houden. Zij vormden een onafhankelijke Republiek die steeds beter opgewassen was tegen het machtige Spanje. Hoe was dit mogelijk? Ik interesseer me voor het feit hoe de menselijke geschiedenis in elkaar zit. Luisteren naar verhalen over lang vervlogen dagen. Lugubere raadsels, sinistere geheimen en bovennatuurlijke verschijningen worden ongenadig tegen het licht gehouden. Opgetekend uit de monden van hen die allang uit de tijd zijn (tot stof zijn vergaan), maar in dit boek nog een keer hun gruwelijke stem verheffen. 2 Inleiding Filips 11, de zoon en opvolger van Karel V, was star en recht in de katholieke leer. Hij voerde de vervolging van de ketters op toen hij in 1555 aan de macht kwam. Als zestienjarige reisde de jonge Duitse edelman Willem van Oranje mee met de kennismakingsreis van Filips II door de Lage Landen. Willem van Oranje werd gezien als een veelbelovend hoveling die op de langere termijn van grote waarde kon zijn voor Filips II. Het zou heel anders lopen. Het verschil in geloofsovertuiging leidde tot een bloedige strijd, de Tachtigjarige Oorlog, en de afsplitsing van de noordelijke Nederlanden. Filips II en Willem van Oranje werden tegenstanders. Al tijdens de regering van Filips vader, Karel V, groeide de aanhang van de hervormden in de noordelijke Nederlanden. Door het gebruik van de drukpers konden de ideeën van de hervorming snel verspreid worden. Vlugschriften werden in duizendtallen gedrukt en door het publiek gretig gelezen. Na vijf jaar waren al meer dan een half miljoen exemplaren van Luthers geschriften in omloop. Boekverbrandingen en andere vormen van terreur hielpen niet. In de Lage Landen was het zaad van de hervorming ontkiemd. In 1545 stelde Karel V een speciale inquisitie in, die in de steden de ketterij moest uitroeien. Vooral de verspreiders van drukwerken, drukkers en boekhandelaren, werden het doelwit. Veel protestanten weken uit naar Londen en Keulen. Koning Filips II benoemde al snel een groot aantal Spaanse ambtenaren en adviseurs in Brussel. Toen hij in 1559 weer naar Spanje vertrok - hij zou nooit meer terugkeren in de Lage Landen - benoemde hij zijn halfzus Margaretha van Parma tot landvoogdes. Margaretha van Parma werd bijgestaan door Antoine Perrenot, later bekend als kardinaal de Granvelle. Willem van Oranje leefde op te grote voet en raakte steeds in financiële problemen. Een huwelijk bood uitkomst voor deze moeilijkheid: Willem van Oranje trad in 1561 in het huwelijk met de steenrijke Anna van Saksen. Door dit huwelijk met een lutherse viel hij bij Filips II en kardinaal Granvelle in ongenade. Willem van Oranje wist dat vooral Granvelle hem in de weg zou blijven zitten en zocht op een manier om deze kardinaal af te zetten. Hiervoor zocht hij steun bij de graven van Egmont en Horne. In 1564 gaf Filips II toe: Granvelle vertrok naar zijn geboortestreek in Bourgondië. In de Nederlanden ontstond hoop op een matiging van de kettervervolging. Filips II zond enkele brieven naar Brussel waarin hij aangaf dat men zich in het noorden geen illusies hoefde te maken over hervormingen. Elk verzet zou als verraad worden opgevat. In 1565 kwamen enkele edelen, waaronder de prins van Oranje, Hendrik van Brederode, Egmont en de broers Jan en Filips van Marnix in een kasteel in Vianen bij elkaar om de ontstane situatie te bespreken. De edelen stelden een 'Smeekschrift' op, waarin verzachting van de inquisitie gevraagd werd. Dit 'Smeekschrift' werd door vierhonderd edelen ondertekend. Een halfjaar later, op 5 april 1566, overhandigde een delegatie van tweehonderd edelen, het 'Eedverbond der Edelen', het 'Smeekschrift' in Brussel aan Margaretha van Parma. De optocht van de edelen werd door de hofhouding van Margaretha als wonderlijk ervaren. Voorop liep een eenvoudige mank lopende edelman. Een opmerking van een adviseur van Margaretha, Karel van Berlaymont, zou verstrekkende gevolgen hebben: "N'ayez pas peur, Madame, ce ne sont que des gueux" (Vrees niet, mevrouw, het zijn maar bedelaars). Deze opmerking van Berlaymont werd opgevangen door de edelen. Tijdens een feestmaaltijd bracht Hendrik van Brederode later een heildronk uit: "Ik heb gedronken op de gezondheid van de geuzen. Leve de Geuzen." In de volgende weken verspreidde het begrip 'geus' zich snel door de Lage Landen. Na de Beeldenstorm in 1566 stuurde Filips II in 1567 de hertog van Alva naar Nederland om af te rekenen met de opstandelingen. Alva liet de graven van Egmont en Horne met een twintigtal andere edelen executeren. Hij stelde een Raad van Beroerten in om iedereen te berechten die betrokken was geweest bij de onlusten in 1566. Ook Willem van Oranje werd 3 door de hertog van Alva gezocht, maar die was op tijd naar Duitsland vertrokken. Ook Willem van Oranje, die tot op dit moment een enigszins afwachtende houding had aangenomen, werd door de Raad van Beroerten veroordeeld: zijn zoon Filips Willem werd ontvoerd naar Spanje en al zijn bezit werd verbeurd verklaard. Door deze veroordeling veranderde Willem van Oranje tot tegenstander van Filips II; hij had niets meer te verliezen en zou zich opwerpen als de aanvoerder van de opstand in de Lage Landen. De oorlog met Spanje, de Tachtigjarige Oorlog, begon op 23 mei 1568 met de Slag bij Heiligerlee. Willem van Oranje zou in deze strijd een belangrijke rol gaan spelen. Bron: Ruud van Capelleveen, december 2010. Het Smeekschrift der Edelen was in de Nederlanden tijdens het voorspel van Tachtigjarige Oorlog, een verzoekschrift dat ongeveer 200 ongewapende edelen, verenigd in het Eedverbond der Edelen onder leiding van Hendrik van Brederode, op 5 april 1566 aanboden aan de landvoogdes Margaretha van Parma. Aanzet was om op een vreedzame wijze de verzachting van de plakkaten te verzoeken. Tijdens de aanbieding van het smeekschrift werden de edelen voor het eerst 'geuzen' genoemd. Het "succes" van de actie had tot gevolg dat de calvinisten zich voortaan openlijk konden manifesteren (zogenaamde hagenpreken). Het Smeekschrift had verder, evenals het tweede (30 juli 1566) en het derde Smeekschrift (februari 1567), geen enkel praktisch resultaat. Aanbieding van het Smeekschrift van de Adel Met de term geuzen werden aanvankelijk Nederlandse edelen, tegenstanders van de Spaanse koning Filips 11 aangeduid. Later verwees de term specifiek naar de strijders die te land (Bosgeuzen, soms ook wilde geuzen ) of te water (Watergeuzen) de Spanjaarden bevochten. Het woord geus is afgeleid van het Franse gueux . Dat woord betekent armoedzaaier of schooier , maar het kreeg een positieve betekenis voor al wie in die tijden niet Spaansgezind was. De oorsprong van de benaming 'geus' ligt bij een uitspraak van Karel van Berlaymont: Ce ne sont que des gueux (vertaling: Het zijn slechts bedelaars ). Hij wilde daarmee aan de landvoogdes Margaretha van Parma duidelijk maken dat zij zich niet hoefde in te laten met de in het Eedverbond der Edelen verenigde aristocratie, die onder leiding van Hendrik van Brederode haar op 5 april 1566 een smeekschrift aanbood. De tegenstanders van de Spanjaarden, in het begin voornamelijk calvinisten, namen het scheldwoord over en veranderden het daarmee van een pejoratieve in een positieve benaming. Nog altijd wordt de term geuzennaam op die manier gebruikt. Zie ook Geuzenpenning (prijs) en voor de uitvoering van vroege geuzenpenningen Geuzen- en aanverwante penningen. De geuzen waren van afkomst zeer gemengd. De geuzenvloot bestond vooral uit verarmde adel die verbeurdverklaarde bezittingen terug wilde (zoals Arent VII van Duivenvoorde) met daarbij avonturiers, werkloze zeelui en marginale elementen, zelfs gewone misdadigers. De geuzenvloot was in de periode 1567 - 1572 het enige werkelijk effectieve machtsmiddel dat prins Willem van Oranje tegen de Spaanse koning kon inbrengen. Vooral in 1572 bleek de grote betekenis van deze geuzenvloot. Op 27 december 1566 werden Vlaamse Calvinisten en geuzen uitgemoord te Wattrelos. Deze watergeuzen werden door Willem van Oranje, wiens bezittingen verbeurd verklaard waren, voorzien van kaperbrieven. De geuzen begonnen in de traditie van Frans van Brederode, Grote Pier en 4 Wijerd Jelckama. De hertog van Alva reageerde op de aanvallen met het konvooieren en bewapenen van koopvaardijschepen, een geslaagde tactiek uit de periode van de oorlogen met Frankrijk tien jaar eerder. De poging van Lodewijk van Nassau om Groningen te veroveren, de Slag bij Heiligerlee (1568), markeerde het ontstaan van de Watergeuzen. Zij zorgden voor de bevoorrading van de troepen en kaapten Hollandse schepen. Daarop