De Neo-Vlaamse-Renaissance Als Nationale Stijl?
Total Page:16
File Type:pdf, Size:1020Kb
Universiteit Gent Academiejaar 2010-2011 DE NEO-VLAAMSE-RENAISSANCE ALS NATIONALE STIJL? Analyse van het discours omtrent het Belgisch paviljoen van architect Emile Janlet op de wereldtentoonstelling in 1878 te Parijs en andere prominente realisaties binnen deze stijl Deel I: tekst Masterproef voorgelegd aan de Faculteit Letteren en Wijsbegeerte, Vakgroep Kunst-, Muziek- en Theaterwetenschappen, voor het verkrijgen van de graad van Master, door Julie Verhelst. Promotor : prof. dr. L. Van Santvoort Promotor : prof. dr. L. Van Santvoort Woord vooraf Bij aanvang van mijn masterproef, wil ik graag een woord van dank richten aan iedereen die een bijdrage heeft geleverd tot de realisatie van dit onderzoek en het voltooien van mijn studies. Allereerst gaat mijn oprechte dank uit naar mijn promotor, prof.dr. Linda Van Santvoort, voor de aanzet van het onderwerp en het delen van haar expertise. Haar advies en feedback tijdens de loop van het onderzoeksproces waren van groot belang. Daarnaast wil ik ook degenen bedanken die tijd hebben genomen om mijn vragen te beantwoorden, me hebben gewezen op nieuwe onderzoekssporen of publicaties, en me bovendien hebben bijgestaan vanuit hun eigen expertise. In het bijzonder gaat mijn dank uit naar prof.dr. Werner Adriaenssens, dr. Bruno Forment en prof.dr. Marjan Sterckx. Bovendien wil ik ook de medewerkers van de bezochte bibliotheken en archiefinstellingen bedanken, voor hun gastvrij onthaal, hun betrokkenheid en hun hulp. Een bijzondere dank gaat hierbij uit naar Rie Vermeiren, voor haar opzoekwerk in het archief van Henri Dobbelaere. Tot slot wil ik graag mijn familie en vrienden bedanken voor hun steun en vertrouwen tijdens de voorbije jaren en meer bepaald tijdens de verwezenlijking van deze masterproef. Een bijzondere dank gaat uit naar mijn ouders, mijn zus Lien, mijn meme en Moric, die mij allemaal voortdurend hebben aangemoedigd in mijn studies en me steeds hebben bijgestaan. Afbeelding vorige pagina: Architect Emile Janlet, Exposition universelle de Paris, Façade du compartiment belge, Pavillon central avant-corps de droite et de gauche, 1878, in: L’Emulation, jg.4, 1878, plaat 51. Inhoudsopgave I. Inleiding .......................................................................................................................... p. 1 II. Methodiek ...................................................................................................................... p. 4 II.1. Status Quaestionis............................................................................................ p. 4 II.2. Literatuur ......................................................................................................... p. 8 II.3. Onuitgegeven, geschreven bronnen ................................................................ p. 11 II.4. Iconografische en monumentale bronnen ....................................................... p. 13 II.5. Internetbronnen.............................................................................................. p. 14 III. De negentiende eeuw .................................................................................................. p. 16 III.1. Europa in de ban van het nationalisme .......................................................... p. 16 III.1.1. België, een jonge natie ................................................................... p. 18 III.1.2. Representatie, legitimatie en nationale geschiedenis: zoeken naar de eigen helden ............................................................................................... p. 19 III.1.3. Nationale stijl ................................................................................. p. 23 III.2. De cultuur van het eclecticisme en de zoektocht naar stijl ............................. p. 25 IV. De neo-Vlaamse-renaissance ...................................................................................... p. 30 IV.1. De architecturale realisaties .......................................................................... p. 30 IV.2. Het theoretisch discours ............................................................................... p. 36 IV.3. De positie van architect Emile Janlet binnen de stijl ..................................... p. 39 V. De wereldtentoonstellingen .......................................................................................... p. 42 V.1. Het ontstaan, de betekenis en evolutie van de wereldtentoonstellingen ........... p. 42 V.2. Parijs en de wereldtentoonstellingen: het belang van nationalisme ................. p. 45 V.3. De wereldtentoonstelling van 1878 in Parijs .................................................. p. 46 V.3.1. De nationale paviljoenen langs de Rue des Nations ......................... p. 51 VI. Het paviljoen van Emile Janlet op de wereldtentoonstelling te Parijs in 1878 .............. p. 58 VI.1. Vormelijke analyse van het paviljoen ........................................................... p. 58 VI.1.1. Beschrijving en bespreking van het exterieur en interieur ............... p. 59 VI.1.1.1 Exterieur ........................................................................... p. 59 VI.1.1.2. Interieur ........................................................................... p. 62 VI.1.2. Formele positionering .................................................................... p. 65 VI.1.2.1. Renaissance en neo-Vlaamse-renaissance: typologische vergelijking .................................................................................... p. 65 VI.1.2.2. Hans Vredeman de Vries ................................................. p. 72 VI.1.3. Het diverse materiaalgebruik .......................................................... p. 75 VI.2. Een complex team van medewerkers ............................................................ p. 78 VI.2.1. Hennebique-Gernay ....................................................................... p. 79 VI.2.2. Charles-Auguste Fraikin ................................................................ p. 80 VI.2.3. Georges Houtstont ......................................................................... p. 82 VI.2.4. Ornamentiek en meubilair .............................................................. p. 84 VI.2.5. Steenleveranciers ........................................................................... p. 87 VII. Analyse van het discours rond het Belgisch paviljoen ................................................ p. 91 VII.1. De negentiende-eeuwse reacties op het paviljoen ........................................ p. 91 VII.1.1. De officiële uitgaven van de Parijse wereldtentoonstelling en andere Franse contemporaine reacties ................................................................... p. 91 VII.1.2. De uitgaven van de Belgische commissie en andere nationale publicaties ................................................................................................. p. 96 VII.1.3. De visie van Schoy ....................................................................... p. 99 VII.1.4. L’Emulation ............................................................................... p. 103 VII.1.5. Revue artistique .......................................................................... p. 107 VII.1.6. Chronique des travaux publics .................................................... p. 109 VII.1.7. Andere tijdschriften en reacties ................................................... p. 111 VII.2. Latere reacties in literatuur ........................................................................ p. 114 VII.3. Vergelijkende analyse van de reacties op het paviljoen.............................. p. 115 VII.4. Het lot van het paviljoen ........................................................................... p. 119 VIII. Het paviljoen binnen een breder discours ............................................................... p. 122 VIII.1. Contemporaine reacties omtrent de neo-Vlaamse-renaissance .................. p. 122 VIII.2. Het zoeken naar een nationale stijl ........................................................... p. 126 VIII.3. De gemeentehuizen van Van Ysendyck ................................................... p. 132 VIII.4. Het districtshuis van Borgerhout door architecten Blomme ...................... p. 137 IX. Besluit ...................................................................................................................... p. 141 X. Bibliografie................................................................................................................ p. 143 XI. Bijlage en afbeeldingen ............................................................................................ deel II I. Inleiding ‘La façade belge fut une révélation pour le public cosmopolite qui a visité pendant six mois le Champ-de-Mars. Il existait donc en Belgique un art architectural historique, original, employant des matériaux de construction tirés du sol belge. Qu‟était cet art flamand ? Que valaient ces matériaux ?’1 (Auguste Schoy, 1878) Het artikel van Auguste Schoy waarin dit citaat verscheen, vormde de aanzet van dit onderzoek. Vanuit een eigen interesse voor de architectuur en cultuur van de renaissance en deze van de negentiende-eeuwse heropleving van deze stijl, werd op aanraden van mijn promotor, prof.dr. Linda Van Santvoort, gewezen op de relevantie van een onderzoek naar het Belgische paviljoen op de wereldtentoonstelling van Parijs in 1878, dat ontworpen was door architect Emile Janlet (afb. 1). Dit paviljoen werd immers in de literatuur vaak vermeld als hoogtepunt