Tournée Zennerale
Total Page:16
File Type:pdf, Size:1020Kb
Tournée Zennerale 1 2 Een biertour rond de Zenne België is het land met de meeste biersoorten of ‘bierstijlen’ ter wereld. Brussel en om- streken onderscheiden zich doordat de oudste bierstijl er nog geproduceerd wordt: de ‘lambiekbieren’ van spontane gisting. Verder is Brussel ook de stad van de drinkende Hertog Jan I, van Wiel’s en Belle-Vue, van tal van legendarische cafés en ‘stameneis’, van het Brouwershuis op de Grote Markt... Veel vragen dringen zich echter op. Hoe haalden de Brusselse brouwers hun water uit de Zenne? Wat gebeurde er met de tientallen Brusselse brouwerijen? Wat heeft het Quick-restaurant aan de Anspachlaan met bier te maken? Waar brouwt, verkoopt en verbruikt men vandaag het lekkerste bier? De antwoorden vindt u in deze geïllustreerde gids die uit twee delen bestaat. Het eerste deel bevat een algemene inleiding over de geschiedenis, de ingrediënten, de productie, de varianten en de rol van bier, met specifieke aandacht voor de Brusselse situatie. Het tweede deel bevat de tekst én het plattegrond voor een wandeling die u zelf kan maken op de oevers van de verdwenen Zenne in het centrum van Brussel. Want al telt de hoofdstad vandaag nog slechts twee brouwerijen - Cantillon en Brasserie de la Senne - van het rijke Brusselse brouwers- en bierverleden zijn nog voldoende getuigen overgebleven. Deze publicatie is er gekomen op initiatief van het Cultureel Erfgoedforum Brussel van de Vlaamse Gemeenschapscommissie in het kader van ‘Brussel aan het Werk’, een projectreeks waarbij voor elke eeuw vanaf de 15e eeuw typerende economische activiteiten worden geschetst. 1 Tournée Voorproeven 1. Bier in Europa, België en Brussel P 4 Zennerale 2. Bierstijlen in België en Brussel P 7 3. Bierproductie P 8 4. Bieren uit Brussel en het Pajottenland P 10 5. Brusselse brouwerijen P 17 Op Tournée 1. Het Beursplein P 22 2. Grote Markt P 30 3. Sint-Hubertusgalerijen P 35 4. Delirium nabij P 37 5. Brouckèreplein P 39 6. Vlaamsesteenweg, Vlaamse cafés P 41 7. Vismarkt en kanaalzone P 42 8. Belle-Vue P 44 9. Bloemenhof P 47 10. Sint-Gorikslplein P 50 11. Naar Moeder Lambic P 54 Elders in het gewest 2 Voorproeven 3 1. Bier in Europa, België en Brussel Waarom drinkt een mens bier? In de eerste plaats omdat hij dorst heeft. En vroeger had hij nog meer dorst, omwille van het vele zout dat in zijn eten zat om het langer te kunnen bewaren. In de tweede plaats speelden gezondheidsredenen. Zuiver drinkwater (en melk, koffie of thee) bleef tot in de zestiende eeuw immers vrij schaars. Het brouwproces had als belangrijk neveneffect dat het de bacteriën in het water doodde. Bier is dus altijd een volksdrank geweest. Al lag het alcoholpercentage ervan vroeger lager. België ligt op de grens tussen de traditionele wijnlanden en bierlanden in Europa. De productie van wijn ontstond tussen 8000 en 4000 voor Christus in Mesopotamië en verspreidde zich snel naar het Middellandse Zeegebied. Met de komst van de Romeinen schoof de wijngrens op naar het noorden. Ook in onze contreien werd wijn geproduceerd - vooral in kloosters. In het wapenschild van Sint-Joost-ten-Node is ondermeer een druiventros te zien, een verwijzing naar de wijngaarden die in de gemeente te vinden waren. Ook in Schaarbeek, Sint-Gillis en Vorst werd wijn verbouwd. Namen als Wijngaardstraat, Wijnoogstdreef, Wijnpersdreef in Vorst getuigen daar nog van. Ook op de Brusselse Coudenberg stonden druiven. Natuurlijk was er ook veel invoer uit bijvoorbeeld de Bourgogne- of de Rijnstreek. Wijn was vooral een luxeproduct. Bier is net als wijn afkomstig uit Mesopotamië (7000 à 4000 voor Christus). Via de Sumeriërs, de oudste beschaving in het zuiden van Mesopotamië, kwam de kennis bij de Babyloniërs en de Egyptenaren. Al dan niet onafhankelijk daarvan brouwden in de laatste eeuwen voor Christus ook de Kelten en de Galliërs hun cervisia, een woord dat is afgeleid van Ceres, de naam van de godin van de oogst. Zythos is dan weer het Griekse woord voor het bier dat uit Egypte kwam. Over de etymologie van het woord ‘bier’ is nauwelijks iets geweten. Romeinen vonden dat primitief goedje van spontaan gistend graan minderwaardig. Omwille van de gist ging het brouwen van bier van oudsher vaak samen met het bakken van brood. Zo is brouwen ook lang een activiteit geweest die vrouwen voor hun rekening namen. In de tijd van Karel de Grote (circa 800) werd het een echt ambacht en brouwde men ook veel bier in abdijen. Sint-Arnoldus (1040-1087), patroonheilige van de brouwers, was een ridder-monnik uit Tiegem bij Oudenaarde. Hij werd Benedic- tijn en stichtte de abdij van Sint-Pieter in Oudenburg. Naast de Benedictijnen (Affligem) lieten ook de Cisterciënzers (waaruit de Trappisten afsplitsten) en de Norbertijnen (Grimbergen. Leffe, Postel, Tongerlo,...) zich niet onbetuigd. Vanaf de tiende eeuw werd bier meer en meer een bron van inkomsten voor de heren. Dat kwam vooral door heffingen, bijvoorbeeld via het systeem van banmolens of banbrouwerijen. Op vorstelijk gezag - het zogenaamde bannum - waren de brouwers verplicht die banmolen te gebruiken tegen een vergoeding, een systeem dat op het platteland is blijven bestaan tot het einde van het Ancien Régime. 4 Ook het gruitrecht was voor vorsten een manier om een graantje mee te pikken. Dat monopolie op de levering van bewarende krui- den (hoofdzakelijk gagel) werd toegekend aan één persoon of familie. In het gruithuis werden de kruiden met de mout vermengd. Soms was er maar één stad met gruitrecht in de hele regio. Gruit diende om bier beter te conserveren, maar was zoeterig, dik en troebel. In de veertiende eeuw begonnen de gehopte bieren uit Noord-Duitsland aan hun veroveringstocht. Zij stonden garant voor een betere smaak, betere bewaring, en een gezonder en klaarder bier. In het Heilig Roomse Rijk der Duitse Natie werd het zogenaamde Reinheitsgebot van de Beierse hertog Wilhelm IV uit 1516 onrecht- streeks zelfs een protectionistische maatregel. Het voorschrift bepaalde dat water, gerst en hop de enige ingrediënten mochten zijn in bier. Zo werd de import van anderssoortige, buitenlandse bieren onmogelijk gemaakt. Pas in 1987 kwam er, onder druk van Europa, weer invoer uit het buitenland. In Brabant en Vlaanderen was er aanvankelijk veel invoer, ook uit Nederlandse steden. In 1365 werd in Brussel de gilde van de Brouwers gesticht en die zou gestaag opgang maken. Vooral in Brabant kwam het in de vijftiende eeuw tot een hoge productie van bier voor de eigen, snel aangroeiende bevolking. Leuven, Brussel, Hoegaarden, Antwerpen en Mechelen waren allemaal brouwers- centra. Brabant beschikte dan ook over veel rivieren, en over voldoende kwaliteitsvolle tarwe om naast de voedingsindustrie ook de bierproductie op een hoog peil te houden: het witbier uit Hoegaarden-Leuven en de lambiekbieren uit de regio rond Brussel zijn dan ook typische tarwebieren. Het moet gezegd dat vooral het Leuvens bier begin 17de eeuw een goede reputatie had. De andere steden gebruikten wel hoge invoerbelastingen om de eigen industrie te beschermen. Brusselse brouwerijen hadden sowieso een grote afzetmarkt bij de deur. De wijnbouw verdween in die periode ook stilaan uit onze gewesten. De Franse revolutie had ingrijpende gevolgen voor de biersector. Niet alleen werden de gilden afgeschaft (1792-1794) ten voordele van het privé-initiatief, ook werden er veel kloosters gesloten en het verbruik van wijn en champagne steeg weer. Patricia Quintens schrijft in Bier en Brouwerijen te Brussel dat begin achttiende eeuw nog 120 artisanale brouwerijen werkzaam waren in de Brusselse binnenstad. In 1806 waren dat er nog 29. Veertien daarvan bleven nog tot aan overwelving van de Zenne en de aanleg van de centrale lanen rond 1866 aanwezig. Ook de opheffing van het octrooirecht in 1860, waardoor steden niet langer invoerbelastingen hieven aan hun poorten, werkten een verhuis in de hand. De laatste brouwerijen die aan de Zenne overbleven waren Den Valck (tot 1891), en Den Baert, gelegen in de Baardgang naast het huidige ACOD-gebouw op het Fontainasplein (tot 1949). Industriële brouwerijen ontstonden vooral voor in Molenbeek, Anderlecht, Koekelberg, Vorst en Elsene. In 1903 waren er nog 3387 brouwerijen in België, en de Brusselse faro en lambiek waren toen nog zeer gekend. Maar de Duitse (Beierse) en Boheemse pils zouden voor een nieuwe omwenteling zorgen. Pils is een bier van lage gisting. Het procédé van lage 5 gisting verliep trager omdat het ook om een lagere temperatuur vroeg, maar omdat de gist op de bodem lag, was het bier wel beter te klaren. Het product was bovendien beter houdbaar en door de lagere temperatuur was er ook minder kans op schadelijke bac- teriën. De Beierse brouwer Josef Groll brouwde in 1842 dergelijk bier in de Tsjechische brouwerij Pilsner Urquell. De naam Pilsener bier werd in 1859 officieel gebruikt voor een licht-goudkleurig, gehopt bier van lage gisting. In België was het aanvankelijk nog wachten op veranderingen. De trappist- en ab- dijbieren kwamen op de markt op het moment dat de abdijen in het jonge België heropgestart werden, die zich van middelen moesten voorzien met hun oude brouw- activiteiten. De afzet van de brouwers bleef ook automatisch hoog door de stijgende bevolking en koopkracht na 1860. Brouwerijen als De Koninck, Rodenbach en Wielemans (1868) zagen rond die tijd het licht. In 1889 telde België nog 1 herberg per 38 inwoners (een wildgroei die vanaf dan zelfs wettelijk en fiscaal aan banden moest worden gelegd). Maar op de Wereldtentoonstelling van 1880 in Brussel vielen het Duitse bock-bier en de donkerdere Münchener op. In 1877 brouwde de Belgisch-Nederlandse Brasserie Bavaro-Belge in Anderlecht een Beiers bier. Wielemans-Ceuppens volgde met bier van lage gisting in 1887, Artois in 1892, Haacht in 1902. Artois ontstond toen de Leuvense brouwerij Den Hoorn uit 1366, in 1717 werd overgenomen door Sébastien Artois.