Mmubn000001 239343689.Pdf
Total Page:16
File Type:pdf, Size:1020Kb
PDF hosted at the Radboud Repository of the Radboud University Nijmegen The following full text is a publisher's version. For additional information about this publication click this link. http://hdl.handle.net/2066/147719 Please be advised that this information was generated on 2021-09-30 and may be subject to change. PESANTREN, MADRASAH, SEKOLAH recente ontwikkelingen in indonesisch islamonderricht Κ. Α. STEENBRINK PESANTREN, MADRASAH, SEKOLAH recente ontwikkelingen in indonesisch islamonderricht PROMOTOR Prof. Dr. P. H. J. M. Camps o.f.m. PESANTREN, MADRASAH, SEKOLAH recente ontwikkelingen in indonesisch islamonderricht PROEFSCHRIFT TER VERKRIJGING VAN DE GRAAD VAN DOCTOR IN DE GODGELEERDHEID AAN DE KATHOLIEKE UNIVERSITEIT TE NIJMEGEN, OP GEZAG VAN DE RECTOR MAGNIFICUS PROF. MR. F.J.F.M. DUYNSTEE VOLGENS BESLUIT VAN HET COLLEGE VAN DECANEN IN HET OPENBAAR TE VERDEDIGEN OP WOENSDAG 26 JUNI 1974 DES NAMIDDAGS TE 4 UUR DOOR KAREL ADRIAAN STEENBRINK GEBOREN TE BREDA KRIPS REPRO MEPPEL 1974 Voor Pak Zar en zijn vrede O Gij mensen, Wij hebben U geschapen uit man en vrouw en Wij hebben U gemaakt tot volksgroepen en stammen, opdat gij elkander zoudt leren kennen. Koran 49, 13. INLEIDING, Deze studie is niet alleen naar inhoud resultaat van een dialoog met het veld van onderzoek, de Indonesische islam, ook de beoaLing van het onderwerp zelf is al een resultaat daarvan. Toen ik in maart 197 0 naar Indonesië vertrok voor een studiereis, die aanvankelijk gepland was voor een duur van zes maanden, was het mijn bedoeling om materiaal te ver zamelen voor een studie over Indonesiche korancommentaren. Analoog aan de studies van Jomier over Egyptische er. Baljon 1 over Pakistaanse en Indiase korancommentaren wilde ik een studie schrijven over de Indonesische equivalenten daarvan. Een reis naar Indonesië zou me niet alleen op het spoor moe ten zetten van meer commentaren dan de drie die ik toen als 2 belangrijkste beschouwde , maar zou ook beter inzicht moeten geven in het milieu waaruit deze en eventueel andere commen taren gegroeid zijn en de wijze waarop zij functioneren in het geheel van de moslemgemeenschap, met name in het onderwijs. De Indonesiërs bleken echter al spoedig geen equivalenten te zijn van de Egyptenaren, Pakistani en Indiërs, maar groten- deels navolgers van de Egyptenaren. Zij zeiden overigens ook zelf, dat hun grootste aandacht er. bezorgdheid niet in de eerste plaats uiten'ne пачг erootse nieuwe commentaren voor wetenschap en onderwijs, maar eerder naar de vormgeving van dat onderwijs zelf. Omdat dit onderwijs zoveel nieuwe aspecten bleek te bieden, heb ik me in de twaalf maanden, III die uiteindelijk toch beschikbaar bleken voor het onderzoek, gericht op dat onderwijs zelf, Mijn aandacht ging daarbij vooral uit naar de wijze waarop het traditionele islamonderricht zich probeert aan te passen aan de eisen van de moderne maatschappij, zonder haar eigen identiteit en opvoedkundige taak ontrouw te worden. Voor naamste referentiekader voor het traditionele systeem, dat van de pesantren, was daarbij vooral het werk van Snouck Hurgronje,- aangevuld met enkele andere literatuurstudies over dit systeem uit de 19de en het begin van de 20ste eeuw. Eigen observatie van enkele kleinere pesantrens die nog zowel naar vormgeving als naar gebruikte handboeken min of meer eenzelfde boeld te zien gaven van dit traditionele systeem, als beschreven door vroegere auteurs, verlevendigde nog het inzicht hierin. Daarbij moest wel steeds begrepen worden, dat de maatcchappelijke positie van die pesantrena die volgens het traditionele systeem onderwijzen, wel ingrijpend veran derd is. Voornaamste referentiekader voor de wijze waarop dit systeem zich aan de moderne eisen probeert aan te passen, waren enkele studies van Clifford Geertz . Veel meer echter dan de cultureel-anthropoloog Geertz heb ik me gericht op een onderzoek naar de historische groei van deze aanpassing en vooral op een analyse van de meer 'strikt godsdienstige' consequenties van de ontwikkelingen. Bovendien heb ik mijn aandacht niet willen beperken tot de Javaanse islam, maar bewust uitgestrekt tot de hele Indonesische islam. Met de komst van de landelijke organisaties en de uitbouw van het IV godsdienstministerie hebben vele , eerst plaatselijke, initia- ieven immers betekenis van nationaal niveau gekregen. Deze historische ontwikkeling wordt in het eerste hoofdstuk ge schetst . De 'strikt godsdienstige' vraagstelling, voor mijn onderzoek de belangrijkste, viel uiteen in drie aspecten: de vraag naar ^e interne structuur van de moslemgemeenschap en met name naar de nieuwe positie van de leraar, de vraag naar de ver anderde houding tegenover de inhoud van het onderwijs, koran en geschiedenis van de islam, tenslotte de vraag naar de ex terne relaties van de islam, de verhouding tussen godsdienstig en 'profaan' onderwijs en daarmee samenhangend de vraag naar de plaatsbepeling van de islam binnen het geheel van de Indo nesische maatschappij. Dit wordt besproken in het tweede hoofd stuk. In het derde hoofstuk tenslotte wordt een bescheiden poging gedaan om vanuit dit concrete godsdienstwetenschappelijk onderzochte materiaal een bijdrage te leveren tot de speciale theologie der niet-chtistelijke godsdiensten. Juist vanwege deze start vanuit concreet materiaal wellicht, 'bleek het niet mogelijk hier meer te bieden dan enkele aanzetten voor een theologische analyse. А й ή Λ ή Het onderzoek, waarvan deze studie de neerslag vormt, is niet verricht vanuit een strak, van te voren opgesteld programma. In dialoog met het onderzoeksveld is steeds geprobeerd niet alleen çfe antwoorden op een aantal problemen, maar juist ook V nieuwe gebieden op te sporen. Na een periode van drie weken in Bandung, die uitermate belang rijk waren voor nadere bepaling van het onderwerp in gesprek ken met docenten van de staatsacademie voor islamwetenschap- pen en leiders van de Muhammadiyah aldaar, heb ik vier weken te Jakarta doorgebracht voor oriëntatie op het godsdienstmi nisterie en bij de hoofdkantoren van de grote landelijke islamorganisaties. Daarna heb ik ruim 6 maanden in verschillende streken pe- eantrena bezocht, die ter vervanging van of naast de tradi tionele vormen van onderricht tevens een klassikaal inge richt onderwijs gaven. Op iedere pesantren verbleef ik één tot drie dagen, op enkele een week. Naast interviews met de kiyai 'e probeerde ik steeds een aantal lessen bij te wonen en ook in de pesantren zelf, temidden van de leerlingen, te overnachten. Ik diende me steeds aan als christen, maar met de notitie, dat ik vanuit mijn standpunt de gebedsteksten van het rituele gebed geheel kon onderschrijven en het ook op prijs stelde daaraan deel te nemen. De meerderheid van de peeantren-leiders nodigde me daarop steeds uit aan de salât deel te nemen. Tijdens deze periode werden de volgende pesantrens bezocht: Gunung Puyuh te Sukabumi, verder in de omgeving van Sukabumi de drie pesantrens te Cisaat (Tipar, Babakan en Cikaroya), die van Ki Mansoer te Karangtengah en die van K.H. Dadun Abdul Qohar te Cibadak. Bij Bogor werd de pesantren Darul Fallah te Campea bezocht, bij Cianjur de pesantren Ciharassas. VI In Banten werd een bezoek gebracht aan die van Pelamonan, Cibeber, Citangkil (Al Chairiyah) en Menés (Mathla'ul Anwar). Na dit bezoek aan West-Java, waarbij ook nog enkele kleinere peeantrene gedurende kortere tijd werden aangedaan, ben ik naar Noord-Sumatra gegaan. Na een verblijf van een week bij het hoofdkwartier van de Jamiatul Washliyah te Medan werden de peeantrene van Tanjung Pura bezocht. Via Zuid-Tapanuli en een verblijf aldaar in de pesantrens van Nabundong en Purba Baru werd van nabij kennis gemaakt met de peeantren van Ciandung (bij Bukittinggi, de bakermat van de PERTI), de Sumatera Thawalib van Parabek, een kleine pesantren in Koto Tuo (nabij Bukittinggi) en de Diniyah Puteri van Padang Panjang. Na een bezoek aan Palembang, van waaruit ik een bezoek bracht aan de peaantren te Seri Bandung, ging de reis verder naar Midden-Java. In de buurt van Jogjakarta werden bezocht: Krapyak, Miftahul Ulum te Jejeran en Watu Congol bij Muntilan. Te Semarang de Pondok Putrì Kauman Timur; verder in de omgeving van Semarang de drie pesantrens van Mranggeng en tenslotte de pesantren van Kaliwungu. In Surakarta verbleef ik enige tijd te Jamsaren. In de omgeving van Jombang vond ik een gastvrij onthaal bij de peeantrene van Tebuireng en Rejoso, van waaruit ook die van Denanyar en Tambakberas wer den bezocht. In Bangil maakte ik kennis met de aparte sfeer van de Pondok Puteri, geleid door de Persatuan Islam. In de omgeving van Madiun werd de hoofdpesantren van de organisa tie der Sabili'l Muttaqien bezocht, alsmede twee kleinere, nl. te Josenan en te Gading. Tenslotte verbleef ik enige VII ti-jd op de Pondok Modern te Gontor-Ponorogo. Na dit bezoek aan een aantal pesantrens werd de negende maand van het verblijf in Indonesië (de vastennaand) grotendeels besteed aan een poging de tot dan toe verkregen inzichten te ordenen en er voorlopige conclusies uit te trekken. Deze con clusies werden (weliswaar nog wat haastig) verwerkt in een rapport van 150 pagina's, dat als uitgangspunt diende voor de laatste fase van 'bet onderzoek, een langdurig verblijf op één pesantren. Van begin december 1970 tot begin maart 1971 verbleef ik daartoe binnen de 'campus' van de pesantren te Gontur. Deze werd on verschillende redenen gekozen voor fifen langduriger observatie. De leiding heeft aldaar een zeer uitgesproken onderwijsfilosofie, die geheel in de lijn ligt van wat el ders ook wordt gedacht, maar die aldaar zeer sterk bewust gemaakt wordt. Pontor heeft verder over geheel Indonesië een zeer goede naam en wordt op tal van plaatsen aanbevolen als de pesantren die het ideaalbeeld van aanpassing is aan de moderne tijd mét behoud van eigen identiteit het best heeft gerealiseerd. Tenslotte zijn er te Gontor naar verhouding zeer veel leerlingen uit stedelijk milieu (van de 1200 leer lingen waren 150 uit Jakarta afkomstig), zodat te verwachten viel dat ook bij de leerlingen zelf de confrontatie tussen dit milieu en dat van de pesantren bewust zou leven.