Overeenkomsten, Verschillen, Oorzaken
Total Page:16
File Type:pdf, Size:1020Kb
UvA-DARE (Digital Academic Repository) Vergelijking van Jodenvervolging in Frankrijk, België en Nederland, 1940-1945 : overeenkomsten, verschillen, oorzaken Griffioen, J.W.; Zeller, R. Publication date 2008 Link to publication Citation for published version (APA): Griffioen, J. W., & Zeller, R. (2008). Vergelijking van Jodenvervolging in Frankrijk, België en Nederland, 1940-1945 : overeenkomsten, verschillen, oorzaken. General rights It is not permitted to download or to forward/distribute the text or part of it without the consent of the author(s) and/or copyright holder(s), other than for strictly personal, individual use, unless the work is under an open content license (like Creative Commons). Disclaimer/Complaints regulations If you believe that digital publication of certain material infringes any of your rights or (privacy) interests, please let the Library know, stating your reasons. In case of a legitimate complaint, the Library will make the material inaccessible and/or remove it from the website. Please Ask the Library: https://uba.uva.nl/en/contact, or a letter to: Library of the University of Amsterdam, Secretariat, Singel 425, 1012 WP Amsterdam, The Netherlands. You will be contacted as soon as possible. UvA-DARE is a service provided by the library of the University of Amsterdam (https://dare.uva.nl) Download date:01 Oct 2021 1. INLEIDING 1.1 Betekenis van vergelijkend onderzoek naar de jodenvervolging in West-Europa, 1940–1945; centrale vraagstelling Al ruim twee decennia hebben in zowel het wetenschappelijke als het publieke debat de uiteenlopende aantallen en percentages joodse slachtoffers in West-Europa tijdens de tweede wereldoorlog meer bekendheid gekregen. Niet alleen in de betreffende literatuur, maar ook in pers en andere media worden de cijfers herhaaldelijk genoemd. Van de 140.000 joden in Nederland overleefden ongeveer 104.000 de Duitse vervolging niet (ca. 75 procent). Van de omstreeks 66.000 joden die aan de vooravond van de bezetting in België verbleven, kwamen er ruim 25.000 om (40 procent). Zoals bekend ontsnapte in Denemarken de overgrote meerderheid van de ongeveer zevenduizend joden naar Zweden; circa 120 stierven door de vervolging (minder dan twee procent). In Noorwegen woonden circa tweeduizend joden van wie achthonderd werden weggevoerd en vermoord (40 procent). Van de naar schatting 320.000 joden in Frankrijk in mei 1940 werden circa 80.000 slachtoffer (of ongeveer 25 procent). Het aantal en percentage slachtoffers was dus in Nederland het hoogst van heel West-Europa en – na Denemarken – in Frankrijk procentueel het laagst. 1 Aandacht voor een meer internationaal vergelijkende benadering in het onderzoek over de jodenvervolging is weliswaar de laatste twintig jaar toegenomen, maar het valt op dat daarbij tot nu toe weinig of geen sprake is van een expliciete en evenwichtige vergelijking. In de bestaande literatuur zijn bijna uitsluitend korte, sterk uiteenlopende en soms zelfs tegenstrijdige uitspraken te vinden over mogelijke oorzaken van de internationale verschillen. Enerzijds heeft dit te maken met het feit dat de bestaande nationale geschiedschrijvingen zich beperken tot uitsluitend één land. Anderzijds houden de overzichtswerken, die heel Europa als onderwerp hebben, zich vooral bezig met de beschrijvingsvraag: wat gebeurde er? Voor zover het waarom van de verschillende aantallen en percentages joodse slachtoffers in uiteenlopende landen aandacht kreeg, had dit veelal een beperkt en fragmentarisch karakter. Het was de sociologe H. Fein die in 1979 voor het eerst poogde de nationale verschillen in percentage slachtoffers te verklaren door middel van een meer systematische internationale vergelijking. 2 Daarbij zocht zij het antwoord vooral in specifieke omstandigheden in de afzonderlijke landen, met name de mate van vooroorlogs antisemitisme en rol en reacties van inheems bestuur en bevolking. Om de gestelde problematiek beter hanteerbaar te maken, brachten de historici M.R. Marrus en R.O. Paxton (1982/1987), J.C.H. Blom (1983/1987), D. Michman (1992) en de politicoloog R. Hilberg (1992) een periodisering aan en onderscheidden drie niveau’s van analyse: vervolgers, omgeving en slachtoffers. Ook maakten sommigen van hen – in tegenstelling tot Fein – een nadrukkelijk onderscheid tussen Oost- en West-Europa of beperkten zich tot West-Europa. 3 1 Voor de vergelijkende cijfermatige gegevens, zie: J.C.H. Blom, ‘De vervolging van de joden in Nederland in internationaal vergelijkend perspectief’, in: Idem, Crisis, bezetting en herstel. Tien studies over Nederland 1930–1950 (Rotterdam/Den Haag: Nijgh & Van Ditmar Universitair, 1989), pp. 134–150, aldaar 134–137, daarbij verwijzend naar Wolfgang Benz (Hg.), Dimension des Völkermords: die Zahl der jüdischen Opfer des Nationalsozialismus (München: Oldenbourg, 1991/1996 2), pp. 15–16 en passim . Zie ook: I. Gutman (ed.), Encyclopedia of the Holocaust (New York/London: Macmillan etc., 1990), pp. 1797–1802; Walter Laqueur, Judith Tydor Baumel (eds.), The Holocaust Encyclopedia (New Haven/London: Yale University Press, 2001); Maxime Steinberg, Un pays occupé et ses Juifs. Belgique entre France et Pays-Bas (Bruxelles/Gerpinnes: Quorum, 1999), p. 16. Voor Denemarken en Noorwegen, zie resp.: Leni Yahil, The Rescue of Danish Jewry: Test of a Democracy (Philadelphia: JPS, 1969; 1983 reprint), pp. 264, 318; Samuel Abrahamsen, Norway’s Response to the Holocaust. A Historical Perspective (New York: Holocaust Library, 1991), pp. 1–2, 5, 35, 185. 2 Helen Fein, Accounting for Genocide. National Responses and Jewish Victimization during the Holocaust (New York/ London: The Free Press/Collier Macmillan, 1979; reprint: Chicago: University of Chicago Press, 1984). 3 Michael R. Marrus and Robert O. Paxton, ‘The Nazis and the Jews in occupied Western Europe 1940–1944’, in: Journal of Modern History 54 (1982), pp. 687–714; Michael R. Marrus, The Holocaust in History (Hanover NH/London: University Press of New England, 1987; London etc.: Penguin, 1989); J.C.H. Blom, In de ban van goed en fout? Wetenschappelijke geschiedschrijving over de bezettingstijd in Nederland (Bergen NH: Octavo, 1983), pp. 21–22; J.C.H. Blom, ‘De vervolging 2 Genoemde driedeling is vooral van belang omdat de geschiedenis van de jodenvervolging niet alleen deel uit maakt van de ontwikkelingen in nazi-Duitsland, het algemene 4 5 bezettingsbeleid en de anti-joodse politiek , maar óók deel is van de geschiedenissen van de afzonderlijke landen vóór en tijdens de bezettingsperiode. Elk land bezat immers een nationale eigenheid, en dit samen met het perspectief van de joodse bevolkingsgroepen zèlf, maakt dat steeds met meerdere invalshoeken tegelijk rekening moet worden gehouden. 6 Dit geldt ook voor vergelijkende verklaringen van de verschillen in verloop en omvang van de vervolging, deportatie en vernietiging van joden in West-Europa tussen 1940 en 1945. Overigens moet deze driedeling worden genuanceerd. Zo kan niet te generaliserend van ‘de vervolger’ worden gesproken als zijnde ‘de Duitsers’ die het op de joodse bevolking hadden gemunt. Ten eerste was sprake van verschillende instanties in het machtscentrum Berlijn en in de bezettingsregimes van de afzonderlijke landen. Zo hadden de Partei (NSDAP ), de SS en bijvoorbeeld het leger ( Wehrmacht ) elk hun eigen belangen en prioriteiten op het terrein van bestuur, economie en ideologie. De hierdoor ontstane algemene machtsconcurrentie en rivaliteit hadden ook uiteenlopende gevolgen voor de gevoerde anti-joodse politiek, zowel in Duitsland zelf als in de bezette landen. 7 In de tweede plaats blijkt dat, wat Frankrijk betreft, niet alleen de Duitse bezetters, maar óók de Franse regering in Vichy – met een eigen anti- joodse politiek – tot de vervolgers moet worden gerekend. Consequentie hiervan is dat ook het begrip ‘omgeving’ nuancering behoeft. Met de omgeving wordt hier bedoeld de situatie in de landen zelf: het functioneren van inheems bestuur ten opzichte van de Duitse bezetters, de houding en reacties van de bevolking en de van de joden in Nederland in internationaal vergelijkend perspectief’, in: De Gids jrg. 150, nr. 6/7 (juni/juli 1987), pp. 494– 507, herdrukt in: J.C.H. Blom, Crisis, bezetting en herstel , pp. 134–150; Dan Michman, In Days of Holocaust and Reckoning. Course in Jewish history during the Shoah , vol. 8: The Persecution of the Jews under Nazi Rule: Versatility and Uniformity (Tel-Aviv: Open University Press, 1992; Hebreeuws). Titel en indeling van Raul Hilbergs boek spreken voor zichzelf: Perpetrators, Victims, Bystanders: the Jewish Catastrophe, 1933–1945 (New York: HarperCollins, 1992), Ned. editie: Daders, slachtoffers, omstanders. De joodse catastrofe 1933–1945 (Haarlem/Bloemendaal: H.J.W. Becht/J.H. Gottmer, 1993; herdruk 2004). 4 Bernhard R. Kroener, Rolf-Dieter Müller, Hans Umbreit, Das Deutsche Reich und der Zweite Weltkrieg , Bd. 5: Organisation und Mobilisierung des deutschen Machtbereichs , Bd. 5.1: Kriegsverwaltung, Wirtschaft und personelle Ressourcen 1939–1941 (Stuttgart: DVA, 1988); Werner Röhr, ‘System oder organisiertes Chaos? Fragen einer Typologie der deutschen Okkupationsregime im Zweiten Weltkrieg’, in: Robert Bohn (Hg.), Die deutsche Herrschaft in den “germanischen” Ländern 1940–1945 (Stuttgart: Franz Steiner, 1997), pp. 11–45; Wolfgang Benz, Johannes Houwink ten Cate, Gerhard Otto (Hg.), Die Bürokratie der Okkupation. Strukturen der Herrschaft und Verwaltung im besetzten Europa (Berlin: Metropol, 1998), band 4 in de serie Nationalsozialistische Besatzungspolitik in Europa 1939–1945 . 5 Karl A. Schleunes,