Oude En Nieuwe Kunst
Total Page:16
File Type:pdf, Size:1020Kb
UÏTC.AVR VAN HET WILLEMS-FONDS N' 143 OUDE EN NIEUWE KUNST DOOR MAX ROOSES BRIEVEN OVER HET MUSEUM VAN WEENEN. ADERLAT. — LEYS. — LIES. — DYCKMANS. VAN LERIUS. — GUFFENS en SWERTS. SCHAEFELS. — LAMORINIÈRE. H. DE BRAEKELEER. — OOMS. — VAN KUYCK. DE RUDDER. — STRUl'S. VERSTR.AEÏE. — CRABEELS. — LUYTEN. GENT Boekhandel J. Vuylsteke, Koestraat, 15 1896 O 0^?c H "^j,\«va OUDE EN NIEUWE KUNST Uilgove van het Willems-Fonds, te Gent OUDE EN NIEUWE KUNST DOOK MAX ROOSES BRIEVEN OVER HET JIÜSEUJI VAX WEENEN. VERLAT. — LEYS. — LIES. — DYCKilANS. VAN LERIUS. - GUFFENS e.n feWERTS. SCHAEFELS. — LAMORINIÈRE. H. DE BRAEKELEER. — OOMS. — VAN KUYCK. DE RUDDER. — STRUYS. YERSTRAETE. — CRABEELS. — LUYTEN. GENT Boekhandel J. Vuylsteke, Koestraat, 15 1896 ; BRIEVEN OVER HET NIEUW KUNSTJIUSEUM TE WEENEN. Weenen, 2S October 1891. Na zes en dertig uren sporens in één vaart bereikte ik gister avond Weenen. In schijn is het een heele zaak zoo anderhalven dag opgesloten te zitten in een rammelkast ik zou nooit geloofd hebben hoe weinig het in werkelijk- heid te beduiden heeft en hoe alleen het zes en dertigste uur een beetje lang valt. Er is altijd de eene of andere reiziger of reizigster, die uwe aandacht lokt of met wie men op lange tochten gelegenheid vindt een woordje te wisselen. De boeren aan den barreel der kleine, en de heeren en dames op het perron der groote stations, spelen eveneens hunne rol in het panorama, dat zich voor uw oog ontrolt. Zijn de tafels niet altijd wel voorzien, waar de stilhoudende trein u doet aanzitten, naar zijn en niet naar uwe beliefte, het onverwachte heeft ook zijn aantrekke- lijkheid. De landschappen, die men doorjaagt, geven een genot, als bladerde men prenten om in een reusachtig 2 OUDE EN NIEUWE KUNST boek. Kortom men begint te begrijpen, na dit leventje eenigen tijd geleid te hebben, dat iemand de reis om de wereld in 80 dagen zou doen niet om een wedding te winnen, maar om het genoegen van het rijden. In Duilschland tref ik dan nog altijd een buitenkansje aan. Ik heb daar pret in het zien der stations en der spoorwegbeambten. Men moge al of niet dwepen met gezag, men voelt toch eerbied voor den statieoverste, die u afwacht, en het sein tot abfahren geeft. Er is iets ontzag- wekkends in dien man met de roode pet, met den uniform van een kapitein en het uitzicht van een generaal. Wat een deftigheid, wat een bewustzijn van eigenwaarde, wat een degelijke vertegenwoordiger van den almachtigen staat ! Zoo ook de overige bedienden : de treinoverste met den rooden lederen band over de borst en met het tasje, dat hem evenmin verlaat als een Hollandschen tourist en waarin hij gewis zaken van groot belang mededraagt, al opent hij het nooit ; de kaartjesknipper altijd beleefd, altijd op de hoogte van zijnen dienst, gereed u te helpen en inlichtingen te geven zonder of met een fooi. Heel dit personeel geeft u het genot van flinke menschen, die keurig hun werk verrichten. En dan de stations ! Men moet in Herbesthal aanlanden, na de onoogelijke loodsen van den Belgischen spoorweg voorbij gevaren te zijn, en daar dit nette gerieflijke gebouw zien, waar evenzeer aan den kunstsniaak als aan de levensgemakken geofl'erd is ; men moet, na aan de hokjes van den Grand-Central stil te hebben gestaan, het nieuwe monumentale stationsgebouw van Dusseldorf binnenrijden, of zich herinneren, wat de nieuwe spoorweghallen te Frankfort en te Straatsburg zijn, om te begrijpen hoe sterk de Duitsche staat er aan houdt, goed te doen wat hij doet. Maar ik zei, dat ik te Weenen was aangekomen en van Weenen wou ik wat verhalen. Het was gisteravond donker. NIEUW KUNSTMUSEUM TE WEENEN Ó regenachtig weer, het was tien uren en de straten waren ledig en doodsch. Eerst heden zou ilc op herlcenning uitgaan. Het weer was opgeklaard, een scherpe wind voer door de brcede bedding, die de Ring tusschen de Iiooge gebouwen der oude en der nieuwere stad graaft en sneed mij ook door demi-saison en vleesch en been. Bibberend liep ik voort, meer bezorgd om mij te verwarmen dan om te zien. Dan de zon steeg, liaar volle licht werpende op de prachtigste heerbaan, die in onze dagen in de wereld is gebouwd. Het is werkelijk iets verbazends wat men daar in de laatste vijf en twintig jaar heeft voltooid. De oude vestin- gen van Weenen zijn afgebroken en zoo kwam er te midden der stad, op een plaats, die daar is wat te Parijs de boule- vards Montmartre, des Capucines, en des Italiens zijn, een strook gronds beschikbaar, breed genoeg om drie of vier teerlingen huizen achter elkander op te bouwen. De grond werd tegen hooge prijzen verkocht en de opbrengst werci in een kas gestort, de kas der Monumenten zou men ze mogen heeten, want uit deze zijn al de heerlijkheden betaald, die langsheen den Ring oprezen. Er staat daar zoo wat alles wat een stad aan openbare gebouwen kan bezitten : de Douane, twee Kazernes, de Opera, de Acade- mie van Schoone Kunsten, het Museum van Schoone Kunsten en dat van Natuurlijke Wetenschappen, het Paleis van Justitie, het Parlement, de Schouwburg, het Stadhuis, de Universiteit, de Beurs en eeue Kerk. Het middendeel der Ringstrasse, dat in den Opera-Ring, den Burg-Ring en den Franzen-Ring verdeeld is, bevat de voornaamste dier gebouwen : aan het een uiteinde de Opera, aan het andere de Votiv-Kirche. De grond tusschen deze beide gebouwen vervalt in twee groepen; de eerste bevat de twee Museums aan den buitenkant van den Ring, vlak tegenover den Hofburg, waarvan de oude gebouwen op den achtergrond 4 OUDE EN NIEUWE KUNST staan en waarvan men de nieuwe nog aan het optrekken is. De tweede groep bevat aan den buitenkant van den Ring, de Wetgevende kamer en de Universiteit, tegenover elkander liggende, met het Stadhuis op den achtergrond^ en aan den binnenkant van den Ring, het Burgtheater. Tusschen de gebouwen der eerste groep liggen de lieizer- lijke tuinen, en de plantages der Museums ; tusschen de tweede strekt zich het Rathhaus-Park uit. Bezijden deze laatste groep vindt men het Justicie-Paleis aan de eene, de Votiv-Kirche aan de andere zijde, eveneens door beplante gronden er van gescheiden. Te midden van een overvloed van groen verheft zich dus deze overdaad van pracht- gebouwen. Er is in onzen levenstijd in Europa nergens eene zoo ontzaglijke poging gedaan, om een stel van monumenten, grootschen voet gebouwd, te doen opstijgen op zoo ; geen zoo gunstige gelegenheid aan de bouwmeesters geboden om hunne stoutste plannen uit te voeren, en er is ook nergens iets geleverd, dat met de Ringpaleizen naar den palm kan dingen. De cenige poging Tan gelijken aard, is die, welke koning Lodewijk I van Beieren beproefde, toen hij aan zijne hoofdstad een reeks van praalgebouwen schonk ; maar wat er daar ook voor degelijks moge tot stand gebracht zijn, het geheel is, in vergelijking met wat te Weenen is verricht, de verfraaiing van een provincie- stad, vergeleken bij die der verblijfplaats eens keizers. De Votiv-Kirche is wellicht de schoonste Gothische kerk in onze dagen gebouwd. Het Stadhuis, een ontzaglijk blok met zijn vijf torens, waarvan de middelste honderd meters hoog is, in Gothischen stijl met enkele renaissance-motie- ven doormengd, heeft zijns gelijke niet in uitgestrektheid, en pracht. De Rijksraad in oud-Griekschen stijl, met zijn drie sterk vooruitspringende daklijsten op kolommen gedragen en met beeldhouwwerk versierd, met zijne NIEUW KUNSTMUSEUM TE WEENEN 5 dakbekroning, aan beide uiteinden standbeelden en vier- spannen dragende, met de twee forsche stoepen, die in halfronde glooiing naar den hoofdingang leiden^ is het eigenaardigste, het stoutste en het meest verrassende van alle. Het Hofburgtheater evenaart van buiten en vooral van binnen de Opera van Parijs. De beide Museums zijn elk even groot als Louvre en Tuileries en even rijk ver- sierd. De Opera is reeds een twintigtal jaren oud en getuigt nog niet van die praalzucht van latere jaren, maar is van zeer zuiveren smaak, in den trant der binnenplaats der Certosa te Pavia. En niet alleen uiterlijk zijn al die gebouwen prachtig, ook van binnen gezien zijn zij van verbazenden rijkdom. Het Parlement met zijne wandelzaal, waarvan het gewelf gedragen wordt door marmeren zuilen uit één stuk van 7% meters hoog; het Stadhuis met zijne reusachtige feest- zaal, zijne gangen en binnenplaatsen, alles verzorgd tot in de minste bijzonderheid, rijk van stof en van bewerking; het Hofburgtheater met zijne twee trappenhuizen aan de zijden van het gebouw, die elk met die van de Parijsche Opera kunnen vergeleken worden : alles marmer, schilde- ring, verguldsel ; het is verbazend grootsch, maar het is duur naar evenredigheid. Het stadhuis kost bij voorbeeld 15, elk der Museums 8 millioen gulden. Het is kolossaal en nog is het niet alles. Niet alleen treffen ons die openbare gebouwen door hunne grootsch- heid en pracht, ook de huizen, die er tusschenin op den Ring gebouwd zijn, zien er als ware monumenten uit. Het zijn groote vierkante blokken, vijf of zes verdiepingen hoog, in Italiaanschen rcnaissance-stijl, met beeldhouw- werk en ornementen, soms met vergulde vakken en schilderingen, in den trant der nieuwerwetsche Parijsche huizen, maar weelderiger over hel algemeen. Men zegt, dat, wanneer zulk een pralerig huis tegenover het Opera 6 OUDE EN NIEUWE KUNST gebouw werd opgetrokken, de bouwmeester van dit laatste zich die onbescheiden nabuurschap zoodanig aan- trok, dat zijn gezondlieid er door leed en zijn leven er door verkort werd. Hij had ongelijk, want de stille, smaakvolle Opera blijft een parel, wier glans door geene omgeving kan gedoofd worden. Er ligt iets onharmonisch in die weidschheid en prale- righeid van den Ring. Ongeëvenredigd zijn gebouwen en wegen met de belangrijkheid en de behoefte der stad.