ROND GESCHIEDENIS EN PROBLEMATIEK

VAN ONS

LIMBURGS WOORDENBOEK

DOOR

LR. DR. WIN. ROUKENS

ROND GESCHIEDENIS EN PROBLEMATIEK VAN ONS LIMBURGS WOORDENBOEK

Als handwijzers in de richting der woordenboeken in het algemeen en der dialectlexica in het bijzonder moeten wij wel de zgn. glossen beschouwen d.z. M.E.se vertalingen van woorden uit een vreemde taal. b.v. het Latijn, in een zgn. volkstaal van Romanen of Germanen b.v. het "Nederlands" en wel zo dat de vertalingen boven de vreemde woorden of in margine werden geplaatst. Deze methode van verklaring door glossering kan langs twee wegen, met Griekenland en Italië als uitstralingscentra, tot ons zijn gebracht: óf van uit Brittanië door de Angelsaksische missionering, o.a. van Bonifacius, óf van uit Italië via Frankrijk en 't Rijnland. Het gebeurde wel eens dat men alle woorden der vreemde taal door vertalingen in de volkstaal erboven interpreteerde; men kreeg dan wat de Engelsen een "full-glossed" -tekst noemen. 1) Het is begrijpelijk" dat iemand die de verklaarde woorden of de ver­ klaringen vaker nodig had, ertoe kwam deze glossen, wanneer hun aantal groot was, gemakshalve alfabetisch te ordenen. Zo ontstond wat wij een "glossarium" noemen: lijst van woorden gegroeid uit glossen die tot een bepaalde volkstaal. veelal een streektaal. behoorden. Het is duidelijk dat zo'n glossarium of woordenboek-in-beginstadium evengoed voor de Latijn-sprekenden als voor de volkstaal-sprekenden als verklarend kon worden beschouwd. Deze groeiden o.a. uit tot Nederlands-Latijnse alfabetische woor­ denlijsten ten bate van leerlingen die het Latijn door bemiddeling van hun eigen volkstaal moesten leren. Zo heeft de gewezen Leidse hoogleraar H. Kern door glossen ge­ gevens voor de taal der Salische Franken en der vroegmiddeleeuwse Geldersen verzameld.2) De t8e der Wachtendonckse Psalmen is ,.full­ glossed" en geeft ons misschien dialectwoorden uit de streek van Rode en Eupen;3) het door Buitenrust-Heltema uitgegeven "Glossarium Bernense" brengt ons eveneens Limburgs gekleurde taal.4 ) Voor de Middeleeuwse periode welke op deze werken volgt, staan ons slechts litteraire en niet-litteraire bronnen ter beschikking, waarvan de taalschat pas sinds de tijd der Romantiek. met het groeien der taalwetenschappelijke belangstelling, van meer of minder omvangrijke woordenlijsten werden voorzien. Deze omvatten een gedeelte van de woordenschat, die veelal slechts in één betekenis, n.I. de uit de con­ text blijkende, werd geinterpreteerd. Daarbij dient te worden opge-

1 merf{t dat een punctuele of zelfs een beperkt, regionale localisatie der woorden veelal nauwelijks mogelijk is en wel le. omdat wij de schrijver van de documenten in kwestie niet kennen. of te weinig van hem weten; 2e. omdat ons van de middeleeuwse streektalen over het algemeen te weinig bekend is om over locale of beperkt regionale carac­ teristica als criteria te kunnen beschikken. Wij denken hierbij o.a. aan werken van Henric van Veldeke, aan het Maastrichts Paasspel. de Levens van Jezus. het Luiks Diatessaron. AioI. de Levens resp. van Sinte Lutgart. Sinte Kerstinen. en Sinte Kunera. de Roman der Kinderen Limburg. het Spel van Evermarus. Tondalus' Visioen en Patricius Vagevuur.5) Betere localisatie is mogelijk bij niet litteraire geschreven bronnen ,...., wij denken aan alle Limburgse archivalia ,...., zoals o.a. blijkt uit "Het Cancellierboek" en "Over de taal der oudste niet-litter~ire bron­ nen" van A. Kessen.6) de "Geschichte der niederfränkischen Ge­ schäftssprache" van Richard Heinsel7) en "Venloer Stadttexte" van S. van der Meer. 8) alsmede uit de door Habets uitgegeven "Limburg- sche Wijsdommen". 9) . De eerste woordenboeken in de eigenlijke zin die ook aan de "Limburgse" streektalen. meer of minder vagelijk, aandacht schonken. waren de 15e eeuwse "Teuthonista of Duytschle~der" van van der Schueren. waaraan de Kleefse taal ten grondslag ligt, en het 16e eeuwse "Etymologicum" van de Brabander Kilianus. die ook aan de taal van het gebied tussen Rijn en Maas in de Rijnlands-Limburgse streek. speciaal rond Kleef. aandacht schonk. Had het eerste nog sterk het karakter van hulpmiddel om het LatÏjn te leren. het tweede was bedoeld als een wetenschappelijke beschrij­ ving van de als relatief regionaal te beschouwen Nederlandse woorden­ schat. De localisering van dit historisch lexicologisch materiaal bleef dus over het algemeen zeer vaag. Het boek der plantnamen van Dodonaeus. het zgn. Cruydeboeck (1644). geeft ons door de achter de diverse benamingen gevoegde streekaanduiding terzake iets meer houvast. AI brengt de 18e eeuw ons in Nederland ook nog geen dialectwoordenboeken. toch begint dan. met de opkomst der belangstel­ ling van liefhebbers voor de volkscuItuur in het algemeen. ook die voor het verzamelen van dialect-woorden en -uitdrukkingen, zoals wij in "Dialectologie en Volkskunde" summier hebben beschreven.10) Dat de belangstelling voor de volkstaal in een enkel ander land vroeger dan bij ons aanmerkelijk was. moge blijken uit het feit. dat de Zweedse koning Gustaaf 11 Adolf reeds in 1630 een "Memorial" uitvaardigde waarin hij niet alleen aandrong op het verzamelen van alle typen van volksverhalen. maar ook van materiaal voor een lexicon. dat o.a. de namen van alle soorten van gereedschappen zou moeten bevatten. alsmede daaruit dat ± 1700 de latere Zweedse Aartsbisschop 2 Erik Benzelius tijdens zijn hoogleraarschap in Uppsala zijn studenten bracht tot het optekenen van provincialismen van hun heemplaats, met het gevolg dat in 1766 het "Svensk! Dialect Lexicon" ontstond.11 ) Dat wij in Nederland niet ver bij de Zweden achterbleven ...... zij het ook niet dat van de zijde der regerende vorsten belangstelling werd getoond ...... bewijst de publicatie van woorden en constructies in het Fries en in de 17e eeuwen de aansporing tot cultivering en bestudering van het streekeigene door een Franeker hoogleraar in 1741 tot zijn leerlingen gericht met de woorden: "Frisiacam laudem sistite ac !uemini".12)

Maar, ofschoon in 1766 de "Maatschappij der Nederlandse Letter­ kunde" begon te verzamelen (ze hield er weldra weer mee op 1) duurde het tot 1839 eer een "reeks" van dialectica verscheen; wij bedoelen een "Verzameling van woorden en spreehvijzen, welke in gebezigd worden" van de hand van Sibrand Gratama. Het hopeloze van de toestand in deze bij onze Zuiderburen wordt voldoende gedemonstreerd door de titel van een brochure die in 1794 een zekere Grégoire, lid van de conventie, schreef: "Sur la nécessité et les moyens d' anéantir les patois et d' universaliser la langue fran­ çaise". Maar gelukkig: het tegenovergestelde van wat deze anti­ Nederlander en anti-regionalist bedoelde, geschiedde: in Zuid en in Noord ...... vooral in het Zuiden en in de randgebieden van het ~oorden ...... begon de belangstelling voor de volkstaal en voor de dialeel-woor­ denboeken nu pas sterk te groeien: denken wij slechts aan het Idioticon Frisicum (1802) van E. Wassenbergh, aan GezeIIc's Loquela en het West-Vlaamsch Idioticon (1873) van De Bo. Wie zich de moeite getroost in het door de hoogleraren Grootaer; en Kloeke als inleidend deel van hun dialect bibliotheek geschreven werk "Noord- en Zuidnederlands Dialectenonderzoek" de lijst der lexicologische Noord- en Zuid-Nederlandse werken vóór 1935 door te lezen en daarna de "Bibliographie des dictionnaires patois" van W. van Wartburg, de "Deutsehe l\lundartell\\'örterbücher, Versueh einer Darstellung ihres Werdeganges bis zum Ende dcs 18 Jhrs." van A. Scholz. de "Bibliographie van de Limburgsehe dialeelen" van Or. Jan GessIer (Hasselt 1905), "Deutsche \,y orlgesehiehte" door Fried­ rich Maurer en Frilz Stroh (1943), "La dialeelologie ; Apereu histo­ rique et méthode d'enquêtes linguistiques (I Partic : Dialeelologie romane, 1950)" van Sever Pop, de litteratuuropgave in de "English dialect dictionary" (1896-1905) van Joseph \Vright en in "Rustic Speech and Folklore" (1914) van Elizabcth Mary Wright, alsmede het artikel "Interesset för de Svenska dialekternas utforskande" van Manne Eriksson in: "Svensk Bygd och Folkkultur", onder redactie van S. Ericson en Ake CampbelI. Stockholm 1946, krijgt een opper­ vlakkige indruk van wat in Nederland en Westeuropa op het gebied 3 der lexicologie werd gepresteerd en... geofferd voor de wetensçhap en voor een deel der cultuur van land. regio en plaats. Hij kan bij nadere kennismaking met verschillende van de geciteerde werken en de daarin voorkomende bibliographieën constateren hoe de groei der verzamelingen in omvang en in methode is geweest. Hij ziet hoe men in de verschillende landen ,...., ook in Nederland ,...., voortschreed van meer of minder beknopte. meer of minder dilettantis­ tische lijsten van woorden die men "interessant" vond,..... aanvankelijk veelal niet eens weergegeven in de klankvorm van het bedoelde dialect maar van het A.B.- tot woordenboeken die het grootste gedeelte van de woordenschat der verschillende levensgebieden van plaats of streek bevatten; van lexica waarin aan de beschrijving der realia alsmede aan spreekwoorden. gezegden en andere volkskundige aspecten nau­ welijks enige aandacht werd geschonken tot die waarin deze elementen in redelijke mate tot hun recht kwamen; van woordenboeken van locale tot woordenboeken van regionale aard; van idiotica die zich slechts met een sociale. locale of regionale groepstaal bezig hielden tot die welke het gehele locale- of streektaal bezit vastlegden; van woor­ denlijsten die de vindplaats niet of onnauwkeurig aangeven tot die welke deze precies vermelden; van woordenboeken welke de betekenis slechts vaag aanduiden tot die welke alle betekenisnuanceringen in zinsverband beschrijven; van die welke geen aandacht schenken aan de juiste weergave der klankwaarden tot zulke welke dat met meer of minder zorg doen; van die welke geen rekening houden met de resultaten der dialectgeografische methode. tot zulke welke daaraan in ruime mate aandacht schenken: van lexica met uitsluitend alfabe­ tische rubrieken tot die met een rubricering welke in eerste aanleg op zakelijke groeperingen berust. En .al bladerende en vergelijkend lezende landen wij dan aan bij het type van het "Rheinisches Wörterbuch" van Joseph MüIler dat in 1928 verscheen. bij de Zwitserse "Glossaire" van het driemanschap Gauchat. Jeanjaquet en Tappolet. de lexica voor het Duits-Zwitsers en Italiaans-Zwitsers gebied.13) van het Luikerwaals woordenboek van Jean Haust (Dictionnaire liégeois) en het "Nieuw Groninger Woordenboek" van K. ter Laan. om deze slechts. naast het boven geciteerde van Maurer en Stroh. als representanten van de moderne 'lexicologische beschrijvingsmethode te noemen. Elk van de bestaande Limburgse idiotica en lijsten van woorden en uitdrukkingen voor Grathem. Maastricht. Heerlen. Valkenburg. Venlo. Venraai-Leunen. Sittard. Grevenbicht. Roermond. Kerkrade! kunnen wij evenals het bruikbare woordenboekmateriaal dat in be­ werking is voor bepaalde gemeenten. waaronder Sittard. Venlo. Kerk­ rade en Maastricht in één van de boven opgesomde stadia van ont­ wikkeling plaatsen en in één van de genoemde vormgevinllen van idiotica onderbrenaen.

4 Wij mogen niet over het hoofd zien het prijzenswaardig materiaal dat Vroomen ons bracht in zijn: .. Ernst en humor in het Limburgse Boerenleven" 14) en de belangrijke gegevens die te halen zijn uit het werkje met uitdrukkingen en gezegden in het dialect van Mheer­ Banholt15) en uit dat over .. Mijnwerkersfolklore" van Ger. Lemmens.16) Twee woordenlijsten voor Venlo en Grevenbicht die zich bevinden in het bureau der Dialectencommissie van de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen. Ionen misschien de moeite der controle. Niet te verwaarlozen. evenals de reeds genoemde Limburgse lexica. eventueel te excerperen. bronnen. vormen rubrieken van woorden en uitdrukkingen in locale en regionale Limburgse bladen (meestal de Záterdag.nummers) en periodieken. Het is te hopen dat men de ar" chieven uit de vooroorlogse tijd op alle persbureaux heeft kunnen bewaren. Van grote waarde zijn de gegevens die de dia led- en volkskunde­ centrale van de Koninkl. Neder!. Akademie van Wetenschappen door middel van haar vragenlijsten 6ók voor Limburg verzamelt en wat de hoogleraren Kloeke. Grootaers en BIancquaert respectievelijk in hun dialedinstituten aan de Leidse. Leuvense en Gentse Universiteit vast­ leggen. Het meest waardevol. althans het meest ruim voor ons gewest. is zeker het materiaal dat het driemanschap Schrijnen _ van Ginneken - Verbeeten met behulp vooral van de Limburgse onderwijzers voor een honderdtal plaatsen samenbracht volgens de methode die door de hoogleraren J. Frank. J. MülIer en Th. Frings voor het Rijnlands woordenboek werd toegepast.1 7) Jammer genoeg zijn de gegevens die wijzelf in de jaren 1919-194° voor een Limburgs Woordenboek verzamelden. en die wij gedeeltelijk in onze dissertatie 18) vermeldden. door oorlogsgeweld zo goed als in hun volle omvang verloren gegaan. Voor het .. huidige" woordenboekmateriaal zijn ook de gedichten­ bundels en de grotere en kleinere prozaverhalen die in boekvorm ver­ schenen.19) alsmede dialectstukjes in dagbladen. periodieken en vooral in V.E.L.D.E.K.E. van niet te onderschatten waarde. terwijl de ar­ chiefstukken van pastorieën. gemeenten. notariaten enz. voor de histo­ rische zijde van het woordenboek van grote betekenis zijn. De vragen die wij ons moeten voorleggen. alvorens het woordenboek­ werk te ondernemen. dat heus niet te onderschatten is wat betreft tijds­ duur en offers die het zal vragen. dienen m.i. achtereenvolgens te zijn: te. Wat moet gedaan worden en hoe moet dat gedaan worden? 2e. a) Zijn de daarvoor nodige leiding gevende en helpende krachten te vinden? b) Kan de vereiste financiële steun worden verschaft? 3e. Is de tot-stand-brenging voor een woordenboek voor geheel het Lim­ burgse gebied. d.w.z. voor zoveel mogelijk plaatsen. gewenst?

5 ad 1. Wij dienen er allereerst voor te zorgen dat vragenlijsten worden samengesteld. Hierbij zullen wij ervan uit moeten gaan, dat geheel de taalschat der te onderzoeken plaatsen,....., in de een of andere vorm liefst van allemaal; of dat evenwel zal kunnen geschieden hangt af van de beschikbare medewerkers ,....., moet worden vastgelegd. Wij kunnen ons op dit tijdstip in de geschiedenis der streektaal­ wetenschap niet meer tevreden stellen met de methode der samen­ stellers van dialectwoordenboeken uit de eerste periode der belang­ stelling voor de regionale en locale talen, waarin ..les compilateurs des didionnaires dialedaux... se content ai ent d' expliquer un bon nombre de termes régionaux, qui frappaient les plus leur attention ... " zoals de Rumeense dialectoloog Sever Pop constateert,20) een werkwijze die A. Weynen aan het onlangs verschenen "Woordenboek van de Volkstaal van Katwijk aan Zee" van de gewezen Groningse hoogleraar Overdiep afkeurt. 21) Daarom zal het nodig zijn, mede uitgaande van de reeds bestaande verzamelingen van dialectmateriaaI. vragenlijsten samen te stellen, die op de verschillende gebieden van de stoffelijke en geestelijke cul­ tuur betrekking hebben. Dat zal moeten geschieden in aansluiting bij de ervaringen der woordenboek-centrales elders, b.v. in ' en Zeeland, in Vlaanderen, in het Rijnland of in Zwitserland (wij waren zelf in de gelukkige omstandigheid dialectcentrales voor woordenboe­ ken en taalatlassen in België, Duitsland, Zwitserland en in de Noor­ delijke landen te bestuderen) en met de hulp van op bedoelde gebieden deskundigen in het Limburgse land. Hierbij kan de zeer beperkte questionnaire van Schrijnen-van Gin­ neken-Verbeeten, die met een ander doel dan het onze werd samen­ gesteld, dienstdoen, als wij er maar mee rekenen dat de woorden, uitdrukkingen en gebruiken systematisch moeten worden afgevraagd volgens de "zakelijke" rubrieken. Ofschoon het onderzoek ter plaatse door een geschoold filoloog, of liever dialectoloog, uit de streek de voorkeur zou verdienen, lijkt het ons ,....., o.a. gezien het zonder twijfel lofwaardig resultaat van het Rijn­ lands Woordenboek en de verdediging door Louis Gauchat van het voor Frans-Zwitserland gebruikte systeem van correspondenten uit de plaatsen welke worden onderzocht,....., én uit financiële én uit practische én uit wetenschappelijke overwegingen alleszins gemotiveerd het mate­ riaal door correspondentie te laten verzamelen, althans in eerste aan­ leg, en zulks ondanks de door verschillende geleerden, o.a. door Sever Pop, tegen deze werkwijze ingebrachte bezwaren. Dat de keuze dezer correspondenten met zorg moet geschieden spreekt vanzelf, evenals het feit dat deze over duidelijke en verant· woorde instructies moeten beschikken én het feit dat ... zich dán nog wel tekortkomingen zullen blijven voordoen. Maar, Goddank. wij be­ horen niet tot degenen die zich door moeilijkheden en dreigende on­ volmaaktheden laten afschrikken van een zeer belangrijk werk.

6 Nu mogen wij er reeds op wijzen. dat het invullen der vragenlijsten veel moeilijker zal zijn dan het samenstellen der questionnaires. Dat deze heus meer dan 500 tot 1000 woorden moeten bevatten - getallen die sommige taalkundigen naïeve lijk als voldoende meenden te kunnen beschouwen als beschrijving van het dialect van één plaats - spreekt vanzelf. Bij het invullen der vragenlijsten zul met enkele fonetische verschijn­ selen rekening dienen te worden gehouden die voor de Limburgse dialecten van principiëel belang zijn. omdat ze functionele d.w.z. "be­ tekeHis" aangevende waarde hebben. Eventueel zullen de medewer­ kers streeksgewijze enige mondelinge instructies in noteringsproblemen moeten krijgen. In elk geval is het transscriptieprobleem o.i. geen bezwaar. daar wij verWachten dat de meeste medewerkers tot het onderwijzend personeel ~n tot de geestelijken zullen behoren. en dat zij dus op Kweekschool. Gymnasium en C.q. H.B.S .. in meer of mindere mate in de fonetiek werden ingewijd. Dat evenwel elke hulp van dialect-liefhebbers. dus ook van niet bijzonder geschoolden. welkom moet zijn. daarop heeft Gauchat in een verhandeling over de Glossaire de la Suisse Romande met nadruk gewezen. Even noodzakelijk als een juiste weergave van het leven der woor­ den in het taalgebruik. d.w.z. in zinnen en constructies. is een leven­ dige voorstelling der "zaken" door foto' s of tekeningen. die de be­ schrijving illustreren. Voor dit werk moet hulp worden verkregen van bepaalde instituten die zich met cultureel - speciaal volkscultureel - onderzoek in ruimere omvang bezig houden. Het geheel der werkzaamheden dient geleid te worden vanuit een centrale instelling welke. gezien de verbondenheid tussen Limburg en de katholieke Alma Mater. m.i. aan de Nijmeegse Universiteit annex dient te zijn. zoals het werk voor een Vlaams Woordenboek onder leiding van Prof. Grootaers aan die van Leuven en dat van het ,.Rheinisches Wörterbuch" aan die van Bonn verbonden is. In Nij­ megen toch kunnen de studenten bij de bewerking van het materiaal worden ingeschakeld en van de binnenkomende gegevens profiteren voor eigen studie: én uit wetenschappelijke én uit practische én uit financiële overwegingen lijkt mij, wanneer het bestuur der Univer­ siteit meewerkt, het Instituut voor Nederlandse Taal- en Letter­ kunde de aangewezen plaats als de Centrale van het Limburgs Woordenboek. Een Werkcomité van, in hoofdzaak. Limburgse dialectologen en een Raad van Bijstand van vertegenwoordigers van Limburgse orga­ nisaties, instituten en instanties, dient de uitvoering van het werk te leiden en te stimuleren wat betreft het wetenschappelijke en organisa­ torische en wel in samenwerking met het zgn. Bureau van het lim­ burgs Woordenboek dat de dagelijkse werkzaamheden zal dienen te

7 verrichten: voorlopig het verzenden van vragenlijsten. het ordenen en bewaren van binnenkomende antwoorden en excerpten. In bijzonderheden moet dit alles geregeld worden. zodra de "Stich­ ting limburgs Woordenboek". welke leden van Werkcomité. Raad van Bijstand en Bureau zal omvatten. in het leven is geroepen. ad. 2. Zonder twijfel zijn voor de leiding der werkzaamheden de nodige universitair geschoolde krachten. te weten dialectologen. voor alle delen van limburg aanwezig; voor de gebieden rond Heerlen­ Kerkrade. Maastricht. Sittard. Roermond, Weert, Venlo en Venraai. beschikken wij over gepromoveerde streektaaldeskundigen en over enkelen wier proefschrift zich in een meer of minder vergevorderd stadium bevindt. Wat het limburgs onderwijzend personeel van verschillende school­ typen heeft gedaan door zijn werk voor het onderzoek vanwege de Dialectencommissie der Koninklijke Nederlandse Akademie van We­ tenschappen, voor de vragenlijsten uitgezonden door het driemanschap Schrijnen-van Ginneken-Verbeeten. door hun hulp bij het verzamelen van ons eigen materiaal. staat -- ondanks· de minder gelukkige critiek van een niet-dialectoloog in het buitenland op een deel daarvan -­ borg voor een even goed werk als dat van de medewerkers van Gauchat, een zeer ervaren en kundig dialectoloog, die over de prestaties van zijn helpers zeer tevreden was. Ook voor de eventueel gewenste controle achteraf en voor het excerperen van bruikbaar materiaal zullen voldoende afgestudeerden en studenten in de linguistiek uit de verschillende streken van ons gè­ west beschikbaar zijn. In liefde voor onze moedertaal doen wij Limburgers niet onder voor Friezen. Rijnlanders en Zwitsers: wij behoeven dus ook niet bij dezen achter te staan in prestatiemogelijkheden met betrekking tot ons woor­ denboek. Wij nemen aan dat het mogelijk zal zijn de hulp der mede­ werkers op z'n minst te honoreren met een abonnement op de publi­ caties over het onderzoek die wij (via V.E.L.D.E.K.E. misschien 7) naar het voorbeeld van Prof. Grootaers hopen te doen verschijnen. De wetenschappelijke steun van de kant van de Nijmeegse Univer­ siteit komt ons, gezien wat o.a. in Leiden en in deze geest gebeurt. vanzelfsprekend voor, dat deze nauwelijks als een probleem behoeft te worden beschouwd. Maar de vereiste financiële hulp 7 Wederom zouden wij kunnen zeggen: "wat de Fries kan, kan de limburger ook"; maar wij geloven dat wij, wat deze zijde van het probleem betreft, niet ongerust behoeven te zijn, wanneer de helft van de welwillendheid en het enthousiasme, welke wij mochten consta­ teren bij alle instanties waarmee wij voor dit ideaal contact mochten opnemen, zo nodig, in geldelijke steun wordt omgezet. Bovendien kan de eerste en meest urgente stap bij ons werk: de verzameling en opberging van het materiaal. alsmede het excerperen.

8 gedaan worden zonder financiële offers van enige betekenis o.a. voor provincie. gemeenten. Limburgse culturele instellingen en bepaalde wetenschappelijke en culturele landelijke instituten en stichtingen. Bij een weloverwogen en tactische organisatie van het geheel. bij goed begrip bij en medewerking van allen wier culturele. wetenschap­ pelijke en sociale plicht het is mede te werken aan de totstandkoming van dit taal monument. dat een belichaming zal zijn van geheel onze Limburgse cultuur en cultuurgeschiedenis. zal het materiële aspect van onze gewestelijke en nationale onderneming heus niet de grootste moeilijkheid opleveren. ook niet. nu onze Limburgse welvaartsbronnen niet allemaal als stralende goudmijnen kunnen worden beschouwd. Met opzet blijven wij in deze relatief vaag. eensdeels vanwege ons gemotiveerd optimisme. anderdeels omdat wij weldra duidelijker en meer rationeel overtuigende taal hopen te kunnen spreken. ad. 3. En nu onze laatste vraag: is een woordenboek voor geheel ons Limburgs gebied. omvattend zoveel mogelijk plaatsen. gewenst? Wij hopen niet dat iemand van onze lezers de behoefte gevoelt te twijfelen aan de absolute wenselijkheid én om wetenschappelijkeéI1 om culturele redenen van de vastlegging van het complex onzer Lim­ burgse dialecten. De uitermate grote belangrijkheid van de streektalen in het stroom­ gebied van Rijn en Maas. speciaal in de driehoek Namen. Nijmegen. Arnhem .- Arnhem Emmerik. Marburg .- Namen. Bonn Marburg voor geschiedenis. taalkunde en volkskunde. ja voor geheel de cultuur­ geschiedenis van West-Europa, is door tal van geleerden van naam .- ik denk o.a. aan Schrijnen, Frings, van Ginneken, Grootaers, Kloeke, Steinbach. Aubin. MüIIer, Haust en hun leerlingeJl ,..... in een groot aantal studies aangetoond. In dit deel der Rijn- en Maasdelta doorkruisen elkaar of verebben langzaam aan. in Zuidelijke of in Noordelijke richting, cultuur'stro­ minge~ uit AngelsakSische, uit Italiaanse, Franse. Zuid- en Middel­ duitse, uit Waalse en Vlaamse gebieden en wel sinds de tijd van Galliërs en Romeinen, sinds de volksverhuizing van Saksen en Fran­ ken. sinds de missionering van het vasteland door Ieren en Angel­ saksen tot in de moderne tijd. Het conservatieve karakter van het Limburgse gebied, gelegen op de rand van Germania en Romania en excentrisch ten opzichte van Hollandse cultuurcentra, heeft deze invloeden in de volkstaal vooral die van de tijd der Romeinen tot het einde der M.E.en het beste be­ waard. Maar deze dreigen, evenals zoveel ander oud en gezond cultuurgoed, dat geheel de geestelijke habitus van de huidige lim­ burger heeft gevormd, verloren te gaan door de sterke wijzigingen waaraan onze dialecten door techniek. industrialisatie en modern economisch, sociaal, cultureel en politiek verkeer zijn blootgesteld. AI blijkt nu nóg waar te zijn, zoals een bewoner van Langue d'Oc in 1790 aan de bisschop van Autun, die tevens diplomaat was, schreef

9 - toen deze laatste meende te moeten nemen .. des dispositions pour la déstruction des dialectes" teneinde "I' unité spirituelle et politique de la France" te bereiken - dat, om het dialect te vernietigen, .. il faudrait détruire Ie soleil. Ia fraîcheur des nuits, Ie genre d' aliments, la qualité des eaux, I'homme tout entier" ,22) tocb zien wij dat door uniformering, assimilering, nivellering en verbastering van onze streek­ talen, d.i. de belichaming onzer Limburgse cultuur, veel verloren is gegaan en nog verloren gaat, of zich althans in meer of minder sterke mate wijzigt, wat niet alleen voor onze Limburgse cultuurgeschiedenis maar ook voor onze Limburgse cultuur tout-court karakteristiek en van het allergrootste belang is. En wij zouden, evenals elders zovele andere volksgroepen, deze eeuwig bloeiende erfenis onzer vaderen toch zo graag in haar geheel behouden ! Voor de verre toekomst behouden als een bloeiende vorm van het bloed- en gloedvol leven van het Limburgse volk Vé/.n heden, als het kán ; als het móét, behouden in een zo ruim mogelijk ingericht taal museum als een in een rijkdom van klanken, gezegden, ritmen en beelden voor altijd gestolde symphonie der cultuur van het Limburgse land en volk van eeuwen, een symphonie waarin de geest en de ziel van Limburg uitzong en uitzingt al haar schakeringen in duizenden vormen; in een taalmuseum dat schijnbaar stom zal zijn, maar in werkelijkheid voor al de komende geslachten en eeuwen "nochtans sprekende". Daar nu de taalgeschiedenis ons leert dat het eerste op de duur niet kan, doen wij wat moet: het tweede. Wij beschouwen het als onze dure plicht te behouden, als levend taalbezit, wat behouden kán blijven en wel zo lang mogelijk; maar ook, om verder verlies-voor-altijd tegen te gaan, ons huidig streektaalbezit, alles wat van onze dialecten nog leeft en alles wat in documenten nog te achterhalen is van datgene wat eens leefde, voor altijd te conser­ veren, d.i. vast te leggen in-een woordenboek. Wanneer de Zwitser Gauchat reeds in 1899 voor zijn land, dat toch om meer dan een reden als conservatief beschouwd kan 'forden, met betrekking tot het verzamelen van dialectmateriaal moest con­ stateren "wir waren in letzter Stunde gekommen", dan begrijpt U dat wij lexicologen in Limburg nu aan 't begin van het 25ste uur staan met onze kans vast te leggen de ziel van ons gewest in het cultuur­ product waarin zij nu eenmaal het zuiverst en volledigst leeft _ omdat Limburg in zijn geheel. d.w.z. in al zijn sociale groepen, daaraan mee gebouwd en meegestileerd heeft - in zijn taal. Toen het Zwitsers driemanschap met het woordenboekwerk begon. maakte zich angst en bezorgdheid van hen meester, omdat zij be­ seften dat Idiotica "saeculaire werken" zijn, welke men, o.a. wat "bouw­ tijd" en culturele waarde betreft, niet ten Qnrechte met kathedralen vergelijkt. Zij vreesden toen reeds dat met de voltooiing van het vele 10 jaren vergende Glossaire het einde der Zwitserse dialecten zou samen­ vallen. AI is deze vrees gelukkig ongegrond gebleken in zijn rigoureusheid, een feit is dat sinds 1899 zeer veel van de toenmalige Zwitserse dialecten in de gesproken taal is verloren gegaan wat nu voor goed in schrift is vastgelegd voor taal- en cultuurwetenschap. AI zouden wij ook buitengewoon blij zijn, indien wij voor elke halve eeuw van het verleden over een betrouwbaar gelocaliseerd Limburgs taaldocument beschikten dat niet omvangrijker was dan het verhaal van de Goede Herder of de inhoud der Wachtendonckse Psalmen - omdat daardoor de Limburgse en Nederlandse taalge­ schiedenis op vele punten een soliede basis zou krijgen waar wij nu niet verder komen dan het maken van meer of minder vernuftige gis­ singen - voor het heden eist de stand der taal- en cultuurwetenschap van ons dat wij onze Limburgse dialecten, waarin, zij het dan ook niet in precies dezelfde vorm, onze voorouders gedurende meer dan duizend jaar hun vreugden en leed, hun hopen en bezorgdheid,· hun gehele levensvolheid uitdrukten, in volle omvang beschrijven en niet slechts enkele fragmenten ervan, niet slechts de taal van enkele plaat­ sen vastleggen. Zonder twijfel is het zo, dat het niet nodig is de volledige taalschat van alle Limburgse plaatsen te beschrijven. De dialecten zijn niet van dorp tot dorp geheel verschillend, zoals de Franse taalkundige Gaston Paris meende; en Gauchat constateerde voor Zwitserland: "grössere einheitliche Gebiete wechseln mit Gegenden ab wo schroffe Übergänge stattfinden" .23) De mogelijkheden voor de totstandkoming van ons woordenboek. wat de wijze van verzameling en de beschrijving van de levende Limburgse taalschat betreft, zouden kunnen zijn:

1 e. Voor elke plaats een Iocaal idioticon; 2e. Voor enkele plaatsen - zoals Venraai, Venlo, Weert, Roer­ mond, Sittard, Heerlen, Kerkrade, Valkenburg, Maastricht - een wetenschappelijk volkomen verantwoord dialectwoorden­ boek; 3e. Een apart lexicon voor die regiones, welke volgens de dialect­ geografische resultaten als relatieve taaleenheden- kunnen wor­ den beschouwd, wat het bezit aan woorden en hun betekenis­ inhoud, wat gezegden, vormleer en constructies betreft.

Bij de nadere beschouwing van deze mogelijkheden stellen wij voorop dat alle woord- en klankgeografische dialectatlessen ,...., d.w.z. in kaart gebrachte diaIectverzamelingen welke zoveel mogelijk plaatsen bestrijken _ die tot nog toe verschenen zijn, moeten worden beschouwd als een proeve van voorstelling van woord- en klankbezit der dialec­ ten, als "une modeste ébouche" zoals de Franse dialectgeograaf Gil-

11 Iiéron heeft gezegd; dat een dialectatlas. zoals b.v. die van schrijver dezes voor ons gewest. zich verhoudt tot een ruim en wetenschappe­ lijk opgezet woordenboek "wie die Skizze zum Bild" zoals de Zwit­ serse hoogleraren Jud en Jaberg schreven en dat "Regionalwörter• bücher ... die notwendigen unersetzlichen Ergänzung und Vertiefung der Sprachatlanten" vormen. Zodat een eventuele bewerking van het materiaal dat het driemanschap Schrijnen-van Ginneken-Verbeeten en de leerlingen der beide eerstgenoemden voor geheel het Limburgse gebied hebben verzameld. een Limburgs woordenboek niet zou kun­ nen vervangen. Een wetenschappelijk verantwoord idioticon voor elke Limburgse plaats zou practisch en financiëel een onmogelijkheid zijn. Immers het is niet denkbaar dat zich voor alle dorpen een geschikt en bereid­ willig samensteller zou aanbieden binnen het tijdsbestek van enkele geslachten, en dat binnen afzienbare tijd een honderdtal locale idiotica van wetenschappelijke standing gefinancierd zou kunnen worden. Realiseren wij ons slechts hoeveel tijd nodig is geweest om de veelal relatief gebrekkige woordenlijsten die wij tot op de dag van heden in Limburg hebben, tot stand te brengen. Een woordenboek zal nooit volledig en nooit af zijn. ook niet wan­ neer alle plaatsen worden beschreven.' Het is voor een plaatselijk be­ schrijver niet mogelijk het taalbezit van alle sociale groepen te.kennen. laat staan niets daarvan te vergeten. Wanneer nu,' zoals begrijpelijk én bewezen, de .. woordenschat" in kleine regiones relatief gelijk is. dan is het ook niet nodig, voor alle plaatsen alles te laten vastleggen. Alle plaatsen moeten betrokken' zijn bij en meedoen áán het woor­ denboekwerk. al zal ook niet voor alle dorpen hetzelfde werk gedaan behoeven te worden: voor een aantal plaatsen zal met eventuele aanvul­ lingen der antwoordlijsten kunnen worden volstaan. Dat neemt evenwel niet weg dat wij elk locaal idioticon dat ver­ schijnt. al is het dan ook van een nóg zo beperkte omvang, van harte toejuichen. temeer daar "men" nog steeds geneigd is vooral het type­ rende. het van de omgeving afwijkende vast teleg'gen en dát interes­ seert ons van plaatsen die eventueel niet helemaal beschreven worden. Waar nu uit de verschenen dialectgeografische studies in Limburg blijkt, dat de relatief "gelijl

12 devoUe steun, stimulans en richtingaangever zijn. Maar wij zouden het hebben toegejuicht, indien het de schrijver mogelijk ware geweest . ,het" gebied rond Maastricht in zijn werk op te nemen, al zou het voor hem dan weer een vraag hebben betekend, waar de grens ge­ trokken had moeten worden. En zo komen wij tot de derde mogelijkheid: regionale idiotica. Deze achten wij zeker niet onaantrekkelijk, al moeten wij deze kwestie zo zien dat de afbakening der regiones bij de huidige stand der Limburgse dialectgeografie nog een probleem is en dat de aan te wenden energie en de financiële lasten meer van ons vragen dan verantwoord is. Zodat één woordenboek voor het gehele Limburgse gebied, gebaseerd op het regionale principe wat de te beschrijven idiomen betreft, als vierde mogelijkheid o.i. als de meest gewenste oplossing voor Limburg beschouwd dient te worden. Een centrale leiding, een centrale questionnaire, een centraal punt voor de uit­ werking en uiteindelijke samenstelling moeten o.i. bestaan óók op grond van de ervaringen elders, o.a. in het Zwitserse geqied, waar, zoals wij zagen. een idioticon tot stand kwam voor het Duits spre­ kende deel. voor het Frans en Italiaans sprekende gebied. alsmede voor de Ladinisch sprekende streek. Afgezien van de jongste Nederlandse wensen en strevingen in Noord- en Oost Nederland, waar men een Fries. Gronings en Twents woordenboek heeft en om een Drents en een Gdders vraagt _ dit laatste naast het beknopte Gelders-Overijsselse van Gallée _ wijst daarop ook de gang van zaken in Zweden. waar men gedeeltelijk verschenen of in voorbereiding zijnde woordenboeken samenstelt voor de streken Gottland, Uppland, Dalarna. Estland. Västmenland. Vas­ tergötland, Smaland. Skane en Bohuslän. Nu zou het theoretisch gesproken mogelijk zijn. zoals zulks ook voor bepaalde dialectatlassen is geschied, enkele Limburgse dialecto­ logen de materiaalverzameling als levenstaak op te dragen. Maar wanneer wij bedenken dat het noodzakelijk is de oogst op de kortst­ mogelijke termijn binnen te halen - de Zwitsers hadden voor het ver­ zamelen volgens de schriftelijke methode met correspondenten. en voor 't excerperen en ordenen van 't materiaal +- 20 jaar nodig; de Rijnlanders begonnen in 1905 met de werkzaamheden en in 1928 waren deze gevorderd tot 't afdrukken der afleveringen die tot 1940 regelmatig verschenen _ en dat voor onze dialectologen ook geldt wat het Zwit­ serse driemanschap van hét Glossaire zeide: "nos forces n' auraient pas suffi pour en recueillir sur place les nombreuses variétés" en dat het evenals voor dezen ook voor ons een lievelingsgeda~hte is .dat het volk, in casu het Limburgse volk, zichzelf zijn woordenboek schenkt. dan begrijpt U dat onze idee ons Limburgse volk een taalmonument te laten bouwen volgens de indirecte methode, d.w.z. met materiaal­ verzameling door middel van correspondenten. waarbij heel het Lim- 13 burgse volk maar vooral de Limburgse dialectologen offers brengen. niet nieuw. niet ondoordacht en niet onredelijk is. integendeel rijpe ervaring als fundament en als redelijke waarborg heeft. En wanneer alle in aanmerkisg komende instanties. o.a. de besturen van provincie en gemeenten. dan beseffen dat er niets bestaat wat het Limburgse volk zo raakt. wat zó het cultuurbezit. het zielebezit is van U en van ons allen. als onze dialecten. dan twijfel ik er niet aan of heel Limburg zal op alle mogelijke manieren meewerken om zichzelf dit eer­ volle .. monumentum aere perennius" van de Limburgse geest _ zo moge­ lijk van de geest van geheel Limburg d.i. van beide Limburgen _ op te richten tot grote vreugde. voldoening en dankbaarheid van ons gewest. van de dialectliefhebbers van heel N~derland en niet het minst van ons jubilerend Genootschap Y.E.LD.E.K.E. Nijmegen. November 1950. Win. Roukens.

1) Zie o.a. Prof. Dr. C. G. N. de Vooys: .,Geschiedenis van de Nederlandse taal in hoofdtrekken geschetst", Groningen 1943 blz. 21. ,..., 2) "Die Glossen in der Lex Salica u. die Sprache der Salischen Franken", Haag 1869 en "Oud-Nederlandse woorden uit Gelderse oorkonden" (Taal- en Lelterbode IV, 133). ,..., 3) Zie o.a. "Het Land van Over­ maas en de Karolingsche of Wachtendonksche Psalmvertaling" van J. Langohr in "Publi· mtions de la société hlstoriques et archéologique dans Ie Limbourg", 1938, blz. 211 v.v .. Zie ook Publications 1940, blz. 79 V.v. ,..., 4) Prof. de Vooys, loc. cil. blz. 22. ,..., 5) Hasselt, 1940. ,..., 6) Resp. Leiden 1931 en : Tijdschrift voor Taal- en Lelterkunde no. 53, blz. 280 V.v. ,..., 7) Paderbom 1874. ,..., 8) Nijmegen 1949. ,..., 9) 's Gravenhage 1891. Zie ook Dr. J. Endepols "Mestreechter spraok die zeute taol" 2, Maastricht 1943. ,..., 10) "Album Grootaers", 1950, blz. 227,...,264. ,..., 11) Manne Eriksson: "Interesset för de Svenska dialekternas utforskande" in Erixon en Campbell: "Svensk Bygdioch Folkkultur", Stockholm 1946, dl. I blz. 47 v.v. ,..., 12) Zie J. Naarding: "De Drenten en hun taal", Assen 1948; blz. 160 V.v. ,..., 13) Zie hierover: Louis Gauchat: "Von Wörterbüchem und Sprachatlanten" in: .. Sache, Ort und Wort" ; Genève, Zürich-Erlenbach 1943, en: "Die schweizerischen Wörterbücher, Sprach- 'und Volkskundeatlanten", Zürich 1947. ,..., 14) W. J. Vromen:' "Ernst en humor in het Limburgse boerenleven", Maastricht 1948. ,..., 15) Willem H. Bours : "Limburgsche spreekwoorden en gezegden, verzameld in Banholt en", Heèrlen z. j. ,..., 16) Gerard Lemmens: ,.Mijnwerkersfolklore in Limburg", Maastricht 1936. ,..., 17) Zie Dr. Jos. Schrijnen: "De Isoglossen van Ramisch in Nederland", Bussum 1920: blz. 3,...,30). ,..., 18) Win. Roukens: "Wort- und Sachgeografie in Niederlandisch-Limburg und den benachbarten Gebieten", Nijmegen 1937 dl. I blz. 440 V.v. ,..., 19) Zie o.a. Jaspars uitgave' van het werk v. Olterdissen: "Mestreechter spraok doe zeute taol" van J. Endepols en "Wieker Lui" van H. Loont jens. ,..., 20) "La dialectologie. Aperçue historique et méthode d'enquêtes Iinguistiques" I partie blz. 6, Brussel 1950. ,..., 21) "l\1useum" van Mei-Juni 1950 hlz. 106,...,107. ,..., 22) Sever Pop, loc. dl. blz. 9. ,..., 23) Gauchat loc. cil. blz. 204. ,..., 24) Het stemt tot grote vreugde te kunnen mededelen Jat in een "Comité van aanbeveling voor het Limburgs Woordenboek" alle aangezochte kerkelijke en wereldlijke autoriteiten, instanties, als­ mede leidende persoonlijkheden op wetenschappelijk, cultureel. sociaal en economisch gebied in Limburg spontaan zilting hebbèn willen nemen. Ik moge noemen Zijne Hool/w. Excellentie Mgr. Dr. G. Lemmens, Bisschop van Roermond, Zijne Excellentie Prof. Dr. Th. Ruiten, Minister van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen, Mr. Dr. F. Houben, Gou­ verneur der provincie Limburg en Mr. B. Berger, Voorzitter der Vereniging van Nederlandse Gemeenten, afd. Limburg, Venlo. Even verblijdend is het feit, dat alle afgestudeerde lim­ burgse dialectologen tot het "Werkcomité" zijn toegetreden en dat, mede op instigatie van Mr. Dr. Houben en Prof. Blancquaert te Gent, met Prof. Dr. Grootaers te Leuven besprekingen gaande zijn over een gezamenlijk Woordenboek voor de beide Limburl/en. Dezer dagen zullen via de pers nadere bijzonderheden worden bekend gemaald.

14