De Gouw Salon
Total Page:16
File Type:pdf, Size:1020Kb
De gouw Salon Anneke Koers Voorwoord 1 Een mens moet zich er goed van bewust zijn dat bijna alles wat zij of hij weet, ontleend is aan de geest van hen die haar of hem zijn voorgegaan. Wij hebben bijna niets van onszelf. Dat geldt ook op het terrein van de ontdekkingen, van het blootleggen van dingen die voorheen voor ons verborgen waren. Zo is Amerika vele malen ontdekt, en is duizenden malen het wiel uitgevonden. En nog steeds zijn er lieden, die menen dat zij het 'rad' nog eens moeten 'oetvind'n'. Dat geldt ook voor mezelf. Ik heb de Holterhoek ontdekt. Die plaatsaanduiding geeft de grenzen aan van het gebied waarvoor het waterschap in de dijkbrief van 1308 de verantwoordelijkheid kreeg. Vanaf het beekje de Hunnepe, dat ten zuiden van Deventer in de IJssel uitkwam en dat later de Dortherbeek zou heten, tot voorbij Wilsum. Het gebied dat in dit boek wordt behandeld omvat één van de oude Overijselse steden, te weten Deventer, en het zuidelijke gedeelte van Salland dat bestaat uit de plattelandsgemeenten Batmen, Diepenveen, Holten, Olst, Ommen, Raalte en Wije. Inleiding 2 Salon was de naam van een Frankische gouw in het westen van wat nu Overijssel is. De grenzen liepen waarschijnlijk samen met de IJssel, de Overijsselse Vecht, het Zwarte Water (afgeleid van zwet wat grens betekent), de Regge en de Schipbeek. De naam Salland (die tegenwoordig een groter gebied omvat) is hiervan afgeleid. Aan de overkant van de IJssel lag Felua (Veluwe); in het noordwesten van Salon lag de gouw Swifterbant aan de monding van de IJssel en het Zwarte Water, maar in de vroege Middeleeuwen is deze gouw grotendeels weggespoeld; ten noorden van de Vecht lag Treanth (Drenthe), in het oosten grensde Salon aan Twente; ten slotte lag stroomopwaarts de IJsselgouw (Hisloa, Isloi). Urk werd ook bestuurd door de graaf van Salon. De IJsselgouw, in 1086 gespeld als Islegowe (Oudsaksisch), eerder ook als Iselgo (Oudfries) en ook wel bekend onder de namen Hisloa, pagus Hisloi of pagus Isloi (Latijn), was een Frankische gouw aan de Gelderse IJssel in de Middeleeuwen. De belangrijkste plaats was Deventer, waar de bisschop van Utrecht zelfs enige tijd resideerde. De gouw wordt als eerste genoemd in een oorkonde van 29 juni 797, waarin een grootgrondbezitter verscheidene goederen schenkt aan de St. Salvatorkerk in Wichmond, waaronder onontgonnen land in de bossen langs de Hisla; de eerste vermelding van de IJssel in de geschiedenis. De gouw zelf krijgt de naam Hisloi toebedeeld. Een gedeelte lag aan de westelijke oever, grenzend aan Felua (de latere Veluwe). In het noorden grensde de IJsselgouw aan Salon; de grens liep van Rande over Holten en Westerflier naar Lochem. In het oosten omvatte de gouw een deel van het latere graafschap Zutphen. In het zuiden lag Liemers, waarmee de IJsselgouw lange tijd Hamaland vormde. Op 23 augustus 1046 schonk keizer Hendrik III de IJsselgouw, of in ieder geval het gedeelte van de IJsselgouw ten noorden van de Dortherbeek (of Hunepe) aan het sticht Utrecht. De tegen keizer Hendrik IV opstandige Egbert I van Meißen, die ook graaf van Midden-Friesland was, geldt als de laatste gouwgraaf; zijn grondgebied in de IJsselgouw (toentertijd geschreven als Islegowe) verviel terug aan de kroon, waarna de keizer het land aan de bisschop Koenraad van Utrecht overdroeg op 3 april 1086. Het gebied maakte voortaan deel uit van het Oversticht. Het gebied werd vanaf de zesde eeuw bewoond door de Saksen; de dialecten die er tegenwoordig nog gesproken worden in Salland (het Sallands) zijn nog steeds Nedersaksisch. Halverwege kwamen christelijke zendelingen om de bevolking te bekeren, wat echter niet gemakkelijk ging. Tijdens de Saksenoorlogen (772-804) werd het gebied onderworpen door de Franken en toegevoegd aan hun rijk als de gouw Salon. Oost-Nederland is in diverse opzichten bijzonder: het heeft een gevarieerd landschap en is een archeologisch rijk gebied met een unieke bewoningsgeschiedenis. De combinatie van informatie uit verschillende bronnen geeft een goed overzicht van de geschiedenis van een gebied dat tot dusver weinig wetenschappelijke aandacht heeft gekregen. Het Oost- Nederlandse landschap is sterk versnipperd en gevarieerd, zowel locaal als regionaal. Dat geldt ook voor de bewoningsontwikkeling: er blijken sterke regionale verschillen te bestaan. Het karakter van de bewoning van Twente wijkt bijvoorbeeld in verschillende tijdvakken sterk af van de patronen in Salland en de Achterhoek. Zo komen uitgestrekte laat-prehistorische ‘grafheuvellandschappen’ in Twente veel voor, maar zijn die uit Salland en de Achterhoek nauwelijks bekend. Dat betekent dat er niet alleen sprake was van uiteenlopende voorkeuren voor begravingsvormen, maar ook van een opvallend contrast in landschapsinrichting. Ook de schaarse Celtic Fields uit Oost-Nederland liggen bijna allemaal in Twente. Overijssel kende in haar geschiedenis slechts twee standen: ridderschap en steden. Samen met de drie ridderschappen in Salland, Twenthe en Vollenhove vormden de steden de staten van Overijssel. En dat bleef zo onder de Habsburgers Karel V en diens zoon Philips II. Toen echter de Spaanse koning Philips II in 1581 als Landsheer werd afgezet door de staten generaal, was Overijssel het daarmee niet onmiddellijk eens. Voor zo’n belangrijke beslissing was toestemming van de Duitse keizer en advies van de Duitse Hanze noodzakelijk. Toen al was Overijssel een brug tussen Holland en Westfalen. 3 Salland is een regio met een roerige geschiedenis en dat is te zien aan de statige landhuizen, romantische kastelen, gerestaureerde molens en de Hanzestad Deventer. De rivier de IJssel vormt in het zuidwesten grotendeels de natuurlijke grens met Gelderland. Overijssel grenst in het noorden aan Drenthe, in het noordoosten aan Nedersaksen, in het zuidoosten aan Noordrijn-Westfalen, in het zuiden en zuidwesten aan de provincie Gelderland, in het uiterste westen aan Flevoland en in het noordwesten aan Friesland. De hoofdstad van Overijssel is Zwolle. De dialecten die in deze provincie worden gesproken, vallen onder het Nedersaksisch. Lange tijd hebben wetenschappers gedacht dat de streek rond Raalte tot ver in de Middeleeuwen een onbewoond gebied was vol bossen, moerassen en heidevelden. Niets blijkt minder waar. Het hart van Salland is vroeger juist vrij dichtbevolkt geweest en kent een onverwacht rijke ontstaansgeschiedenis. Dit boek geeft een overzicht van de bewonings- en landschapsgeschiedenis van het oude kerspel Raalte. Alle ontdekkingen die amateuronderzoekers én wetenschappers in de afgelopen vijftien jaar hebben gedaan worden voor een breed lezerspubliek ontsloten. Elke buurtschap krijgt daarbij een eigen hoofdstuk waarin een gedetailleerd beeld wordt geschetst van de opbouw van het landschap en van de middeleeuwse boerderijen en hun bewoners. De provincie Overijssel bestaat uit een met riviertjes en beken doorsneden zandgrondgebied, behalve in het noordwesten, waar polders en meertjes overheersen. Overijssel bestaat uit drie landstreken: de Kop van Overijssel, Salland en Twente. In 1528 werd de naam Overijssel voor het eerst gebruikt voor het gebied van de huidige provincie Overijssel. Voor die tijd sprak men van Oversticht, dat echter al in 1233 in het Latijn met Transysla/Transisalania (letterlijk: Over-IJssel) werd aangeduid. Dit gebied werd bestuurd door de bisschop van Utrecht. Het Oversticht bestond uit het land van Vollenhove, Salland, Twente en Drenthe. De bisschop van Utrecht stond in 1528 het Sticht (Utrecht) en het Oversticht af aan keizer Karel V. De keizer werd, naast keizer, ook heer van Overijssel. Zo kwam de naam heerlijkheid Overijssel in gebruik. De staten van Overijssel werden gevormd door de Hanzesteden Deventer, Kampen en Zwolle en de ridderschappen van Salland, Twente en Vollenhove. Het gewest, dat sinds de opstand tegen Philips II deel uitmaakte van de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden, werd bestuurd door de burgemeesters van de grote steden en de leden van de ridderschappen. De stadhouders kregen meer macht na de korte bezetting (1672-1674) door de bisschop van Munster. Bij de oprichting van de Bataafse Republiek in 1795 werd Overijssel samen met delen van Gelderland, Drenthe en Friesland het Departement der Oude IJssel. De oude provinciegrenzen werden in 1801 na de oprichting van het Bataafs Gemenebest hersteld. Het Oversticht komt in 1086 onder bisschoppellijk bestuur. In prachtig gewaad, voorzien van mijter en staf, schreed bisschop David van Bourgondië (1427-1496) in 1456 van het Kamper Raadhuis naar de Bovenkerk, ter gelegenheid van zijn inhuldiging als landsheer van Overijssel. Deze gang van het bestuurlijke centrum naar het religieuze hart van de IJsselstad symboliseerde de dubbelrol die de Utrechtse bisschop in Overijssel vervulde. Hij was niet alleen kerkelijk leider in dit landsdeel, maar bekleedde er ook de wereldlijke macht. De bisschoppen van Utrecht waren dan ook vaak allesbehalve heiligen. Als wereldlijke leiders deden ze volop mee aan het politieke machtspel. Daarbij schuwden ze geweld niet. Hun kerkelijk gezag werd menigmaal ingezet om vijanden onder druk te zetten of zelfs in de ban te doen. Hoe was de bisschop in deze dubbelrol beland? Sinds de onderwerping en kerstening van Noordoost-Nederland door de Frankische keizer Karel de Grote in de negende eeuw, viel dit gebied in religieus opzicht onder het bisdom Utrecht. Na het uiteenvallen van het Frankische imperium behoorde Nederland tot het Heilige Roomse Rijk. Binnen dit uitgestrekte rijk zagen regionale leenheren kans om steeds meer 4 macht naar zich toe te trekken. In Nederland gold dat met name voor de graven van Holland en Gelre. Zij beschouwden de gebieden die ze in leen hielden van de Duitse keizer geleidelijk als hun eigendom. Om tegenwicht te bieden aan deze regionale machthebbers, verleende de keizer de bisschop van Utrecht, die vanwege het celibaat geen natuurlijke erfopvolger had, politieke zeggenschap over de regio Utrecht (het Nedersticht) en over Overijssel, Drenthe en de stad Groningen en omgeving (het Oversticht). Het eerste steunpunt van de bisschop van Utrecht over de IJssel was Vollenhove en omgeving. Bisschop Balderik van Kleef (897-975) verwierf er in 944 het recht om op onder andere elanden te jagen.