ROND GESCHIEDENIS EN PROBLEMATIEK VAN ONS LIMBURGS WOORDENBOEK DOOR LR. DR. WIN. ROUKENS ROND GESCHIEDENIS EN PROBLEMATIEK VAN ONS LIMBURGS WOORDENBOEK Als handwijzers in de richting der woordenboeken in het algemeen en der dialectlexica in het bijzonder moeten wij wel de zgn. glossen beschouwen d.z. M.E.se vertalingen van woorden uit een vreemde taal. b.v. het Latijn, in een zgn. volkstaal van Romanen of Germanen b.v. het "Nederlands" en wel zo dat de vertalingen boven de vreemde woorden of in margine werden geplaatst. Deze methode van verklaring door glossering kan langs twee wegen, met Griekenland en Italië als uitstralingscentra, tot ons zijn gebracht: óf van uit Brittanië door de Angelsaksische missionering, o.a. van Bonifacius, óf van uit Italië via Frankrijk en 't Rijnland. Het gebeurde wel eens dat men alle woorden der vreemde taal door vertalingen in de volkstaal erboven interpreteerde; men kreeg dan wat de Engelsen een "full-glossed" -tekst noemen. 1) Het is begrijpelijk" dat iemand die de verklaarde woorden of de ver­ klaringen vaker nodig had, ertoe kwam deze glossen, wanneer hun aantal groot was, gemakshalve alfabetisch te ordenen. Zo ontstond wat wij een "glossarium" noemen: lijst van woorden gegroeid uit glossen die tot een bepaalde volkstaal. veelal een streektaal. behoorden. Het is duidelijk dat zo'n glossarium of woordenboek-in-beginstadium evengoed voor de Latijn-sprekenden als voor de volkstaal-sprekenden als verklarend kon worden beschouwd. Deze groeiden o.a. uit tot Nederlands-Latijnse alfabetische woor­ denlijsten ten bate van leerlingen die het Latijn door bemiddeling van hun eigen volkstaal moesten leren. Zo heeft de gewezen Leidse hoogleraar H. Kern door glossen ge­ gevens voor de taal der Salische Franken en der vroegmiddeleeuwse Geldersen verzameld.2) De t8e der Wachtendonckse Psalmen is ,.full­ glossed" en geeft ons misschien dialectwoorden uit de streek van Rode en Eupen;3) het door Buitenrust-Heltema uitgegeven "Glossarium Bernense" brengt ons eveneens Limburgs gekleurde taal.4 ) Voor de Middeleeuwse periode welke op deze werken volgt, staan ons slechts litteraire en niet-litteraire bronnen ter beschikking, waarvan de taalschat pas sinds de tijd der Romantiek. met het groeien der taalwetenschappelijke belangstelling, van meer of minder omvangrijke woordenlijsten werden voorzien. Deze omvatten een gedeelte van de woordenschat, die veelal slechts in één betekenis, n.I. de uit de con­ text blijkende, werd geinterpreteerd. Daarbij dient te worden opge- 1 merf{t dat een punctuele of zelfs een beperkt, regionale localisatie der woorden veelal nauwelijks mogelijk is en wel le. omdat wij de schrijver van de documenten in kwestie niet kennen. of te weinig van hem weten; 2e. omdat ons van de middeleeuwse streektalen over het algemeen te weinig bekend is om over locale of beperkt regionale carac­ teristica als criteria te kunnen beschikken. Wij denken hierbij o.a. aan werken van Henric van Veldeke, aan het Maastrichts Paasspel. de Levens van Jezus. het Luiks Diatessaron. AioI. de Levens resp. van Sinte Lutgart. Sinte Kerstinen. en Sinte Kunera. de Roman der Kinderen Limburg. het Spel van Evermarus. Tondalus' Visioen en Patricius Vagevuur.5) Betere localisatie is mogelijk bij niet litteraire geschreven bronnen ,...., wij denken aan alle Limburgse archivalia ,...., zoals o.a. blijkt uit "Het Cancellierboek" en "Over de taal der oudste niet-litter~ire bron­ nen" van A. Kessen.6) de "Geschichte der niederfränkischen Ge­ schäftssprache" van Richard Heinsel7) en "Venloer Stadttexte" van S. van der Meer. 8) alsmede uit de door Habets uitgegeven "Limburg- sche Wijsdommen". 9) . De eerste woordenboeken in de eigenlijke zin die ook aan de "Limburgse" streektalen. meer of minder vagelijk, aandacht schonken. waren de 15e eeuwse "Teuthonista of Duytschle~der" van van der Schueren. waaraan de Kleefse taal ten grondslag ligt, en het 16e eeuwse "Etymologicum" van de Brabander Kilianus. die ook aan de taal van het gebied tussen Rijn en Maas in de Rijnlands-Limburgse streek. speciaal rond Kleef. aandacht schonk. Had het eerste nog sterk het karakter van hulpmiddel om het LatÏjn te leren. het tweede was bedoeld als een wetenschappelijke beschrij­ ving van de als relatief regionaal te beschouwen Nederlandse woorden­ schat. De localisering van dit historisch lexicologisch materiaal bleef dus over het algemeen zeer vaag. Het boek der plantnamen van Dodonaeus. het zgn. Cruydeboeck (1644). geeft ons door de achter de diverse benamingen gevoegde streekaanduiding terzake iets meer houvast. AI brengt de 18e eeuw ons in Nederland ook nog geen dialectwoordenboeken. toch begint dan. met de opkomst der belangstel­ ling van liefhebbers voor de volkscuItuur in het algemeen. ook die voor het verzamelen van dialect-woorden en -uitdrukkingen, zoals wij in "Dialectologie en Volkskunde" summier hebben beschreven.10) Dat de belangstelling voor de volkstaal in een enkel ander land vroeger dan bij ons aanmerkelijk was. moge blijken uit het feit. dat de Zweedse koning Gustaaf 11 Adolf reeds in 1630 een "Memorial" uitvaardigde waarin hij niet alleen aandrong op het verzamelen van alle typen van volksverhalen. maar ook van materiaal voor een lexicon. dat o.a. de namen van alle soorten van gereedschappen zou moeten bevatten. alsmede daaruit dat ± 1700 de latere Zweedse Aartsbisschop 2 Erik Benzelius tijdens zijn hoogleraarschap in Uppsala zijn studenten bracht tot het optekenen van provincialismen van hun heemplaats, met het gevolg dat in 1766 het "Svensk! Dialect Lexicon" ontstond.11 ) Dat wij in Nederland niet ver bij de Zweden achterbleven ...... zij het ook niet dat van de zijde der regerende vorsten belangstelling werd getoond ...... bewijst de publicatie van woorden en constructies in het Fries en Gronings dialect in de 17e eeuwen de aansporing tot cultivering en bestudering van het streekeigene door een Franeker hoogleraar in 1741 tot zijn leerlingen gericht met de woorden: "Frisiacam laudem sistite ac !uemini".12) Maar, ofschoon in 1766 de "Maatschappij der Nederlandse Letter­ kunde" begon te verzamelen (ze hield er weldra weer mee op 1) duurde het tot 1839 eer een "reeks" van dialectica verscheen; wij bedoelen een "Verzameling van woorden en spreehvijzen, welke in Drenthe gebezigd worden" van de hand van Sibrand Gratama. Het hopeloze van de toestand in deze bij onze Zuiderburen wordt voldoende gedemonstreerd door de titel van een brochure die in 1794 een zekere Grégoire, lid van de conventie, schreef: "Sur la nécessité et les moyens d' anéantir les patois et d' universaliser la langue fran­ çaise". Maar gelukkig: het tegenovergestelde van wat deze anti­ Nederlander en anti-regionalist bedoelde, geschiedde: in Zuid en in Noord ...... vooral in het Zuiden en in de randgebieden van het ~oorden ...... begon de belangstelling voor de volkstaal en voor de dialeel-woor­ denboeken nu pas sterk te groeien: denken wij slechts aan het Idioticon Frisicum (1802) van E. Wassenbergh, aan GezeIIc's Loquela en het West-Vlaamsch Idioticon (1873) van De Bo. Wie zich de moeite getroost in het door de hoogleraren Grootaer; en Kloeke als inleidend deel van hun dialect bibliotheek geschreven werk "Noord- en Zuidnederlands Dialectenonderzoek" de lijst der lexicologische Noord- en Zuid-Nederlandse werken vóór 1935 door te lezen en daarna de "Bibliographie des dictionnaires patois" van W. van Wartburg, de "Deutsehe l\lundartell\\'örterbücher, Versueh einer Darstellung ihres Werdeganges bis zum Ende dcs 18 Jhrs." van A. Scholz. de "Bibliographie van de Limburgsehe dialeelen" van Or. Jan GessIer (Hasselt 1905), "Deutsche \,y orlgesehiehte" door Fried­ rich Maurer en Frilz Stroh (1943), "La dialeelologie ; Apereu histo­ rique et méthode d'enquêtes linguistiques (I Partic : Dialeelologie romane, 1950)" van Sever Pop, de litteratuuropgave in de "English dialect dictionary" (1896-1905) van Joseph \Vright en in "Rustic Speech and Folklore" (1914) van Elizabcth Mary Wright, alsmede het artikel "Interesset för de Svenska dialekternas utforskande" van Manne Eriksson in: "Svensk Bygd och Folkkultur", onder redactie van S. Ericson en Ake CampbelI. Stockholm 1946, krijgt een opper­ vlakkige indruk van wat in Nederland en Westeuropa op het gebied 3 der lexicologie werd gepresteerd en... geofferd voor de wetensçhap en voor een deel der cultuur van land. regio en plaats. Hij kan bij nadere kennismaking met verschillende van de geciteerde werken en de daarin voorkomende bibliographieën constateren hoe de groei der verzamelingen in omvang en in methode is geweest. Hij ziet hoe men in de verschillende landen ,...., ook in Nederland ,...., voortschreed van meer of minder beknopte. meer of minder dilettantis­ tische lijsten van woorden die men "interessant" vond,..... aanvankelijk veelal niet eens weergegeven in de klankvorm van het bedoelde dialect maar van het A.B.- tot woordenboeken die het grootste gedeelte van de woordenschat der verschillende levensgebieden van plaats of streek bevatten; van lexica waarin aan de beschrijving der realia alsmede aan spreekwoorden. gezegden en andere volkskundige aspecten nau­ welijks enige aandacht werd geschonken tot die waarin deze elementen in redelijke mate tot hun recht kwamen; van woordenboeken van locale tot woordenboeken van regionale aard; van idiotica die zich slechts met een sociale. locale of regionale groepstaal bezig hielden tot die welke het gehele locale- of streektaal bezit vastlegden; van woor­ denlijsten die de vindplaats niet of onnauwkeurig aangeven tot die welke deze precies vermelden; van woordenboeken welke de betekenis
Details
-
File Typepdf
-
Upload Time-
-
Content LanguagesEnglish
-
Upload UserAnonymous/Not logged-in
-
File Pages18 Page
-
File Size-