XXXIX-1-1990

AWN Colofon Inhoud jaargang 39 no. 1, februari 1990 Westerheem is het tweemaandelijks orgaan van de Archeologische Werkgemeenschap voor Nederland (AWN), Kievitlaan 36, 1742 AD Wim Bosman en Carla Soonius Schagen Bronstijdboeren met hun schaapjes op het Lidmaatschap/abonnement f 50,— per jaar droge in Velsen 1 Opgave: Administratie AWN, postbus 100, B. J. Groenewoudt, M. van Nie en X Schotten 2180 AC Hillegom Import en ijzer: nieuwe Merovingische Opzegging vóór 1 december vondsten uit de gemeente Deventer ... 7

Redactie: V. T. van Vilsteren A. Carmiggelt (hoofdredacteur), Het non-destructieve onderzoek van de Stevinstraat 92, 2587 EP 's-Gravenhage zogenaamde Waterburcht in Eelde . . . 17 P. Stuurman (redacteur literatuur- rubrieken), Volendamlaan 1094, R. M. van Heeringen 2547 CS 's-Gravenhage (tevens Een Viking-sieraad van het strand van centraal redactie-adres) Callantsoog, Noord-Holland 22 F. D. Zeiler (eindredacteur), Hofstraat 18, 8261 BZ Kampen F. D. Zeiler Archeologische collecties 6. Redactieraad: De expositie „Zoektocht in een wierde" te Delfzijl 24 J. C. Besteman J. H. F. Bloemers Literatuurbespreking 27 J. Buurman H. Groenendijk Literatuursignalement 34 J. W. M. Roebroeks H. Stoepker Personalia 36 L. B. M. Verhart G. F. Uzereef Afdelingsnieuws 38

Sluitingsdata kopij: 1 januari, 1 maart, 1 mei, Van het bestuur 40 1 juli, 1 september en 1 november Aanwijzingen voor auteurs zijn op aanvraag Brieven van lezers 42 verkrijgbaar bij de hoofdredacteur Voor inlichtingen over advertenties wende men Agenda 43 zich tot de eindredacteur

© AWN 1990. Overname van artikelen en illus- traties is slechts toegestaan na voorafgaande schriftelijke toestemming van de redactie

Druk: Seinen's Grafische Bedrijven, De Krim (Ov.)

Op het omslag: Reconstructie van het Bronstijdgraf in de Velser- broekpolder (zie p. 1 e.v.). Tek. A. M. Numan. ISSN 0166-4301 Archeologische Werkgemeenschap voor Nederland UITNODIGING

Het hoofdbestuur van de AWN heeft het genoegen de leden uit te nodigen tot het bijwonen van de ALGEMENE LEDENVERGADERING die dit jaar gehouden zal worden op zaterdag 12 mei 1990 in de Burgerzaal van het Stadhuis te Deventer, Grote Kerkhof 4. Om half 11 begint de Jaarvergadering. De volledige agenda hiervoor treft u aan bij de jaarstukken, die u na aanmelding ontvangt van de heer Schoorl. Wel vestigen wij er de aandacht op, dat er op deze vergadering, naast de „gewone" agendapunten, een beslis- sing zal vallen over de voorgestelde statutenwijziging. Stukken hiervoor werden u vorig jaar reeds toegezonden door de heer Van der Zwaai. De reacties uit de inspraak zijn inmiddels verwerkt in een definitieve versie van de nieuwe statuten. Tevens zal een voorstel tot contributieverhoging aan de orde komen. Een laatste punt van belang vormt de bestuursverkiezing, aangezien mevrouw Du Maine-Reintjes dit jaar zal aftreden en niet herkiesbaar is. Door het hoofdbestuur wordt voorgesteld de heer H. Wieringa uit Wierden te benoemen. De heer Wieringa is in AWN-kringen geen onbekende: hij is op het moment voorzitter van de afdeling Twente. Aftredend en wèl herkiesbaar is de heer J.D.F. Hardenberg, onze penningmeester. Het hoofdbestuur stelt u voor hem voor een termijn van driejaar te herbenoemen. Wellicht ten overvloede wijzen wij u op de mogelijkheid van het stellen van tegenkandidaten, mits daarbij het volgende in acht wordt genomen (Huishoudelijk Reglement art. 12.5): „Ten minste tien stemgerechtigde leden der vereniging kunnen tot uiterlijk zeven dagen voor de vergadering, waarop in één of meer vacatures zal worden voorzien, door middel van een schriftelijke mededeling aan de secretaris voor iedere vacature een tegenkandidaat stellen. De kandidaatstelling moet door de kandidaat mede ondertekend zijn ter akkoordverklaring".

Het middagprogramma bestaat uit een rondwandeling door de oude stadskern van Deventer. Hierbij zullen onder deskundige leiding groepsgewijs een aantal middel- eeuwse monumenten worden bezocht. A. Stadhuis. Het buitenaanzicht van het Deventer stadhuiscomplex dateert uit de 17e eeuw. Het geheel is een samentrekking van de stadsherberg, het raadhuis en de lakenhal, die plaatsvond in de 14e tot en met de 16e eeuw. Het gebouw heeft een rijke inrichting en herbergt vele interessante voorwerpen. Nu nog bestaande delen van de tufstenen keldermuren dateren vermoedelijk uit de lle en 12e eeuw. B. St. Lebuïnuskerk. De kern van dit imposante bouwwerk uit de 1 Ie eeuw, waarvan aanzienlijke over- blijfselen bewaard zijn gebleven, wordt gevormd door de grote vroeg-romaanse tufstenen basiliek. Naast de vele bezienswaardige muurschilderingen en bouwsporen bevindt zich in het koor, boven de krypte, een fraaie mozaïekvloer uit de 13e eeuw. In de 15e eeuw werd de kerk tot een gotische hallenkerk omgebouwd. De achtkantige lichtkoepel op de toren is een ontwerp van de vermaarde Amster- damse bouwmeester Hendrick de Keijser. C. Athenaeum-bibliotheek. Deze oudste stadsbibliotheek van Nederland dateert uit 1560. De bibliotheek heeft een collectie van ca. 200.000 banden, waaronder tal van speciale verzamelingen, handschriften en incunabelen. Ook de kloosterbibliotheken van de talrijke Deventer kloosters, ontstaan tijdens de Moderne Devotie, werden hieraan toegevoegd. Het geheel is gelegen op een deel van het complex van het voormalige 15e-eeuwse Buiskensklooster, waarvan restanten van de kapel nog zijn terug te vinden. D. De Waag. Dit laat-gotische bouwwerk, aan het einde van de Brink, is in het begin van de 16e eeuw te dateren. Het is een van de oudste en mooiste waaggebouwen van Nederland. Tot 1862 heeft het als zodanig dienst gedaan. Daarna werd het in gebruik genomen als gymnasium, H.B.S. en sinds 1913 als Stedelijk Museum. (Zie Westerheem 1989 pp. 252-254).

De wandeling wordt afgesloten met een drankje in H.C.R. „Het Wapen van ", te bereiken met het voetveer. Van hieruit hebt u een prachtig uitzicht op het schilderachtige IJsselfront.

Deelname aan de jaarvergadering is gratis; wie deel wil nemen aan de lunch en het middagprogramma (introducé(e)s zijn daarbij van harte welkom) kan per deelnemer f25,- overmaken op girorekening 577808 ten name van de algemeen penningmeester van de AWN te Sassenheim. Tevens wordt een ieder verzocht, óók als men alleen aan de vergadering wil deelnemen, het aanmeldingsformulier op te sturen naar de heer H. Schoorl, Postbus 100, 2180 AC Hillegom. Na ontvangst van uw aanmeldingsformulier krijgt u de jaarstukken én de routebeschrij- ving per post thuisgestuurd.

Aanmelding en betaling dienen vóór 21 april te zijn geschied, in verband met te maken reserveringen.

De dagindeling voor 12 mei is als volgt: 10.00 - 10.30 ontvangst met koffie 10.30 - 12.00 algemene vergadering 12.00-13.00 lunch 13.00-16.30 excursieprogramma 16.30 - 17.30 drankje ter afsluiting

Wij hopen u op 12 mei in Deventer te ontmoeten.

Namens het hoofdbestuur, S. Mooijman, algemeen voorzitter, F. Diederik, algemeen secretaris. Aanmelding voor de jaarvergadering Ik zal met introducés deelnemen aan de algemene ledenvergadering van de AWN op 12 mei a.s. in Deventer en ontvang graag de jaarstukken en de routebeschrijving.

Na de vergadering en de lunch wil ik deelnemen aan het middagprogramma.

De deelnemersbijdrage ( x f 25,- = f , ) voor de lunch en de excursie is overgemaakt op girorekening 577808 van de Postbank, ten name van de algemeen penningmeester van de AWN te Sassenheim.

Handtekening:

Naam:

Adres:

Postcode: Woonplaats:

Inzenden zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk 21 april 1990 aan: Administrateur van de AWN, Postbus 100, 2180 AC Hillegom. Bronstijdboeren met hun schaapjes op het droge in Velsen NOORDZEEKANM*

Wim Bosman en Carla Soonius

Inleiding Velsen is voor de trouwe lezer van dit tijdschrift geen onbekend begrip. Als je de index van Westerheem openslaat bij Velsen en de daarbij inbegrepen woonkernen Umuiden, Driehuis en Santpoort, kom je een aanzienlijk aantal artikelen tegen. In de eerste plaats is dat natuurlijk te danken aan de grote activiteit gedurende vele jaren van de enthousiaste AWN-leden. Maar er is nog een reden. Je kunt nog zo alert zijn en speuren, er moet ook iets te ontdekken zijn! De grootste rijkdom van Velsens bodem- archief bleek zich te concentreren in dat deel van de gemeente, waar het zand van de Oude Duinen overgaat in het veen van de voormalige moerassen en de resten van een grote geul, het zogenaamde Oer-IJ estua- rium (afb. l)1. Fraaie voorbeelden zijn de Romeinse vestigingsplaatsen (met haven) Velsen 1 en 2, een complex grafheuvels uit de Bronstijd en diverse nederzettingen uit de Brons-, IJzer- en Romeinse tijd. Zodra het plan van de gemeente, om de in deze zone gelegen Polder de Velserbroek met minstens zesduizend woningen te be- bouwen, vastere vorm begon te krijgen, werd door een van de auteurs (WB) het initiatief genomen om een systematische handboorverkenning uit te voeren2. In het B D E kader van de veldopleiding wordt hij hier- /. Legenda: A: Oud Duin/Strandwal (naar Jel- bij sinds 1983 geassisteerd door studenten gersma et al. 1970); B: Stuifzand, afgewisseld met van het Amsterdamse Albert Egges van veenlagen; C: Kleidekken, afgewisseld met veen- Giffen Instituut voor Prae- en Protohisto- lagen; D: Geulafzetting Oer-IJ estuarium; rie (IPP). E: Bebouwd gebied. 1. Huidig onderzoek; 2. Laat-Neolithische graf- Waarom er voor een booronderzoek is heuvel, IPP-opgraving zomer 1989; 3. Bronstijd- gekozen, wordt duidelijk bij het zien van de boerderijen, Therkorn 1987; 4. idem, Beemsteren soms metersdikke pakketten stuifzand waar- Brandt 1986; 5. Bronstijd-grafheuvels, Woltering in de cultuurlagen zijn ingebed. Ook de 1979; 6. Romeinse versterking Velsen I, Morel afdekkende kleilaag uit de Late Middel- 1988; 7. idem Velsen 2; 8. Vindplaats Bronstijd, Vons 1975; 9. Vindplaats Brons- en Ijzertijd, eeuwen en Nieuwe Tijd maakt oppervlakte- Vons 1975; 10. Boerderijen Uzertijd-Romeinse inspectie alleen weinig zinvol. De behaalde Ijzertijd, Modderman 1960-61. resultaten laten zien hoe succesvol dit type Tek. W. Bosman. 1 2. De plattegrond van het bijgebouw met huissloten. De kavelslootjes uit de Ijzertijd (niet afgebeeld) oversnijden het geheel, zodat sommige paalkuilen niet gevonden zijn. onderzoek kan zijn. De kans op het aan- van Haarlem) gevormd werd. Deze geul treffen van artefacten (bijvoorbeeld scher- raakte definitief in verval ten tijde van de ven) blijft uiteraard klein, maar voor het Romeinse vestigingen te Velsen, toen de aantonen van cultuurlagen is de methode monding inmiddels voorbij Castricum lag. zeer effectief3. Op basis van de verzamelde De ouderdom van de met Oud Duin bedek- gegevens voerde het IPP in 1985, 1986 en te Haarlemse kustbarrière is recentelijk ge- 1988/1989 opgravingen uit4. Over de voor- dateerd op 4960 BP6. Bij de opgravingslo- lopige resultaten van deze laatste opgra- catie is deze rug ca. 400 m breed en duikt zij ving gaat dit artikel. De opgravingsput- zeer geleidelijk weg in noordelijke richting. ten bevonden zich aan weerszijden van de Vanuit de strandvlaktes werden tegen de Ronde Zonnedauw te Velserbroek, enkele flanken aan wadkleien afgezet. Als tijdens tientallen meters ten noorden van Haar- de Bronstijd de begroeiing de overhand lems gemeentegrens5. krijgt, vormt zich in de lagere delen een moeras terwijl hogerop een uitgebreid ak- Geologische situering kerareaal wordt geëxploiteerd. Daarnaast Een blik op de geologische kaart laat zien wordt deze duinrug benut om op te wonen dat de opgravingslocatie zich bevindt in het en graven aan te leggen, zoals we verderop overgangsgebied tussen de noordwestelijke zullen zien. Onder invloed van de stijgende uitloper van de „Haarlemse strandwal" en zee- en de daarmee samenhangende grond- het Oer-I J estuarium (afb. 1). Deze door waterspiegel kruipt het rietzeggeveen de getijden beïnvloede geul functioneerde al zandrug op. toen de als oudste bewaard gebleven strand- In de Late Bronstijd/Vroege Ijzertijd zijn wal bij Spaarnwoude (ca. 2 km ten oosten de akkers successievelijk verdrongen en is 2 vrij complex, omdat er ten minste twee bouwfasen in vertegenwoordigd zijn. Boven- dien wijst een verschil in diepte tussen groepen paalgaten op een onderverdeling in stal- en woonruimte. Ondanks het feit dat vrijwel de gehele vloer in later tijden verploegd werd, wijst een sterk oranje gekleurde plek op de aanwezigheid van een haardplaats. De drieschepige structuur heeft een omvang gehad van maximaal 20 bij 5.5 m. Bij de uitwerking van de gegevens zal duidelijk moeten worden wat de inde- 3. Een van de twee noppenringen, schaal 2 : 1. Foto F. Gijbels. ling en de ontwikkeling van deze boerderij is geweest. het zacht golvende duinlandschap met een veenpakket toegedekt en in een moeras herschapen. Dat er stilstandsfasen in deze ontwikkeling voorkwamen, blijkt uit enke- le oxydatieniveaus, die in het veenprofiel als zwarte banden zichtbaar zijn. De oor- zaak hiervan moet worden gezocht in een verbeterde ontwatering, waarschijnlijk als gevolg van een toenemende getijwerking7. Van zo'n minder natte fase in de Ijzertijd heeft de mens gebruik gemaakt door delen van het moeras te ontginnen. De veen- ontwikkeling zette vervolgens door tot aan het einde van de Vroege Middeleeuwen. De grootschalige ontginning die toen begon, deed het veenoppervlak sterk dalen. Aan het einde van de 12e eeuw had de zee ruim baan en kon nu via het Almere/de Zuiderzee, tot op het moment van aanleg van het Noordzeekanaal (1865), het gebied overstromen. De IJ-oeverklei die daarvan het gevolg was, wordt door een forse oxy- datielaag van het veen gescheiden.

De sporen De nederzeting Op het hoogste deel van het akkercomplex bevonden zich twee gebouwen uit de Mid- den-Bronstijd. Beide waren noordoost- zuidwest georiënteerd en aan de zuidwest- kant omgeven door (huis)sloten. Het klein- ste gebouw, met een relatief eenvoudige plattegrond, is drieschepig en wordt voor- lopig als bijgebouw (schuur) geïnterpre- teerd (afb. 2). De structuur van de andere plattegrond is 4. Bronzen bijl. Tek. T. Spruyt. 5. Reconstructietekening van het graf. Tek. A. M. Numan.

Het graf het „hoofd" kwamen twee gouden haarsie- In de laatste opgravingsweek van de oor- raden (zogenaamde noppenringen) en een spronkelijke planning werd een in de on- bronzen hielbijl te voorschijn (afb. 3 en 4). middellijke nabijheid van de gebouwen De uit dubbelgevouwen gouddraad gewon- gelegen duintje opgegraven. De kans dat den sieraden komen sterk overeen met zo'n buitje voor speciale activiteiten werd voorwerpen die in Susteren (L) zijn gevon- gebruikt, is natuurlijk groot. Op het eerste den. Zij komen algemeen voor in de Mid- gezicht viel het wat tegen, maar het vinden den-Bronstijd van Midden-Europa8. De van een bronzen voorwerp (hoe geoxy- bijl is een pronk- of sierbijl van Scandinavi- deerd ook) maakte de belofte waar. De sche makelij. vorm doet het meest denken aan een lans of Met uitzondering van het goud verkeerde zwaard, maar de staat waarin het verkeert het graf en zijn inhoud in slechte staat, wat laat vooralsnog ook andere interpretaties bovenal te wijten is aan de relatief hoge toe. ligging van ongeveer 0.85 —NAP. On- Het brons bevond zich in een rechthoekige danks het feit dat er ook nog erosie van de kuil van 280 bij 90 cm. Door middel van zes heuveltop is opgetreden, bleek er toch vol- „kwadranten" werd dit spoor verdiept, doende van de grafinrichting gespaard om waarbij ten minste elke vijf cm een vlak tot een betrouwbare reconstructie te kun- werd getekend. Het bleek een grafkuil te nen komen (afb. 5). Binnen de kuil was een zijn, waarin slechts enkele delen van een plateau uitgespaard; deze „baar" was rond- lijksilhouet bewaard waren gebleven. Her- om voorzien van verticaal gestelde plan- kenbaar was het rechter dijbeen, terwijl een ken, die onderling met een zogenaamde donkere massa van humeus zand voor- „messing en groef verbinding" (als bij kwam op de plaats waar het hoofd mocht schrootjes) verbonden waren. Het graf was worden verwacht. Enkele tandkapselfrag- met plaggen toegedekt maar dopr erosie en menten leverden het bewijs dat hier ooit de de langdurige uitspoeling was er van de schedel rustte. De dode lag op de rug met oorspronkelijke plaggenstructuur slechts het hoofd naar het oosten. Een grote ver- weinig over. Bij deze gebruiksfase van de rassing was de rijkdom aan grafgiften. Bij heuvel behoort geen randstructuur. Het overige vondstmateriaal Holocene landschap vanzelfsprekend zijn Het merendeel van de vondsten bestaat uit aangevoerd. Een enkel stuk heeft gebruik- natuursteen, bot en aardewerk. De Brons- sporen. Zo zijn er slijpsteentjes gevonden. tijdsloten bevatten naar verhouding veel Twee vuurstenen pijlpunten (afb. 6 en 7) meer materiaal dan de kavelslootjes uit de completeren de voorlopige resultaten van Ijzertijd. Het uitwerken moet nog plaats- dit noodonderzoek. vinden, maar een eerste blik maakt duide- lijk dat een belangrijk deel van het aarde- Dankbetuiging werk uit de huissloten van grove makelij is, De opgraving werd mogelijk gemaakt door dikwandig en verschraald met brokken een subsidie van de Provincie Noord-Hol- kwarts tot 10 mm doorsnede. Ook komt land. Alle mogelijke medewerking werd verschraling met granietgruis voor. Meer- verkregen van het bestuur en de ambte- dere potbodems, een enkel randfragment naren van de gemeente Velsen en de aan- en ook scherven met stafbandversiering nemingsmij. NBM te Zaandam. Onze dank zijn geborgen. Het weinige aardewerk uit gaat ook uit naar de AWN-leden van de latere fase is gepolijst. Dit aardewerk vooral de werkgroep Haarlem, die met hun kan voorlopig in de Midden-I Jzertijd geda- inzet een essentiële bijdrage leverden en tot teerd worden. Het natuursteen van de slot naar Bert van der Valk, die een C14- Bronstijd-fase bestaat voornamelijk uit datering voor vermelding beschikbaar stel- brokken graniet en kwartsiet, die in dit de.

6/7. Twee vuurstenen pijlpunten uit de Bronstijd. Schaal 2 : 1. Foto F. Gijbels, IPP. Noten Modderman, P. J. R., 1960-'61. De Spanjaards- 1 Guray 1952; Zagwijn 1971 en 1986 en Vos berg; voor- en vroeghistorische boerenbe- 1983. drijven te Santpoort. Berichten ROB, jaar- 2 Bosman 1985 en Vos en Brandt 1988. gang 10-11, 210-262. 3 Ook bij bodemkundig onderzoek door de Morel, J.-M. A. W., 1988. De Vroeg-Romeinse Stiboka werd lokaal een begraven cultuur- versterking te Velsen. Fort en Haven (Proef- laag aangetroffen (mondelinge mededeling schrift Amsterdam). G. Vos). Therkorn, L. L., 1987. Velsen: Velserbroek- 4 Beemster en Brandt 1986enTherkorn 1987. polder. In: P. J. Woltering (red.), Archeolo- 5 De noodopgraving Velserbroek/Westlaan 1 gische Kroniek van Noord-Holland over vond plaats van 7 november 1988 t/m 12 1986. Holland 19, 292-294. januari 1989 en stond onder technische Vons, P., 1975. Prehistorie. In: H. Gemser en leiding van A. M. Numan. S. Schaafsma (red.), Een kerk en een handvol 6 De C 14-datering van schelpen van de lokatie huizen; Velsen, 11-14. „Houtplein" te Haarlem geeft 4960 BP ± 70, Vos, P. C, 1983. De relatie tussen de geologi- GRN 14230 (mondelinge mededeling L. van sche ontwikkeling en de bewoningsgeschie- der Valk). denis in de Assendelver Polders vanaf 1000 7 Vos 1983. v. Chr. Westerheem 32, 6-32. 8 Butler 1979. Vos, P. C, en R. W. Brandt, 1988. The role of geology in the archaeological field survey in Literatuur the Oer-U estuary (). In: W. Beemster, D. C. M., en R. W. Brandt, 1986. Groenman-v. Waateringe en M. Robinson Velsen. In: P. J. Woltering (red.), Archeolo- (red.), Man-made soils. (BAR international gische Kroniek van Noord-Holland over series 410). Oxford, 207-224. 1985. Holland 18, 280-282. Woltering, P. J., 1979. Velsen: Hotgeesterweg. Bosman, W. J., 1985. Velserbroekpolder. In: In: P. J. Woltering (red.), Archeologische P. J. Woltering (red.), Archeologische Kro- Kroniek van Noord-Holland over 1978. niek van Noord-Holland over 1984. Hol- Holland 11, 252-256. land 17,330-331. Zagwijn, W. H., 1971. De ontwikkelingvan het Butler, J. J., 19792. Nederland in de Bronstijd, Oer-U estuarium en zijn omgeving. Wester- Haarlem/Bussum. heem 20, 11-18. Guray, A. R., 1952. De bodemgesteldheid van Zagwijn, W. H., 1986. Nederland in het Holo- de Upolders. Boor en Spade 5, 1-89. ceen. (Geologie van Nederland, deel 1). Jelgersma, S., J. de Jong, W. H. Zagwijn en Haarlem. J. F. van Regteren Altena, 1970. The coastal dunes of the western Netherlands; geology, Wüstelaan 77 vegetational history and archaeology. Mede- 2082 AB Santpoort-Zuid delingen Rijks Geologische Dienst, Nieuwe 1e Jan v.d. Heydenstraat 139/2 Serie 21, 93-166. 1072 TR Amsterdam Import en ijzer: nieuwe Merovingische vondsten uit de gemeente Deventer

B. J. Groenewoudt, M. van Nie en J. Schotten

Inleiding leverde een bijdrage aan het onderzoek In de zomer van 1985 werden op het indus- door gedurende enkele uren een kraan ter trieterrein „Kloosterlanden" bij Deventer beschikking te stellen. In één van de kuilen sporen van een Merovingische nederzet- werden Merovingische scherven gevonden. ting ontdekt (afb. 1, vindplaats l)1. Aan de Verder bevatte deze kuil ijzerbewerkings- zuidrand van een dekzandrug werden onder afval, basaltlava, natuursteen, verbrand meer waterputten en een hutkom aange- leem, een ijzeren voorwerp, enkele kiezen troffen. Huisplattegronden zijn niet gevon- en veel houtskool. Een pollenmonster uit den; deze zijn waarschijnlijk aan de ploeg de basis van de kuilvulling bleek vreemd ten offer gevallen, maar het is ook mogelijk genoeg geen enkele fossiele stuifmeelkorrel dat ze verder naar het noorden liggen. te bevatten3. Ongeveer 8% van de vele scherven die in de Een zadenmonster leverde slechts vijf ver- putten zijn aangetroffen, is afkomstig van koolde zaden op: 1 Avena spec. (Haver), 1 gedraaid aardewerk. Dit is opmerkelijk, cerealia indet. (ondetermineerbaar graan), want geïmporteerd Merovingisch draai- 1 Chenopodium Album (Witte Ganzevoet), schijfaardewerk is in Overijssel uiterst zeld- 1 Polygonum Lapathifolium (Knopige Dui- zaam. Op slechts enkele vindplaatsen zijn zendknoop) en 1 Stellaria Media (Vogel- wat scherfjes gevonden. De import-kera- muur)4. Haver wordt in Vroeg-Middel- miek van vindplaats 1 dateert uit de eerste eeuwse context vrij veel aangetroffen. De helft van de 7e eeuw. gevonden onkruidzaden komen in deze Op enige afstand van bovengenoemde ne- periode eveneens algemeen voor. derzetting zijn in 1987 ook enkele Mero- vingische vondsten gedaan. Een ondiep Aardewerk kuiltje bevatte behalve handgevormd aar- Ongeveer de helft van ca. 80 scherven is van dewerk een ijzeren vuurslag (afb. 1, vind- gedraaid import-aardewerk. De rest is hand- plaats 2)2. Een (vermoedelijke) waterput gevormd. Afgaande op verschillen in bak- kon helaas niet worden onderzocht. Kort sel kon worden vastgesteld dat het scher- geleden zijn opnieuw enkele interessante venmateriaal minimaal 12 stuks gedraaid vondsten gedaan (afb. 1, vindplaats 3). en 7 stuks handgevormd aardewerk verte- Deze zullen kort worden besproken. Aan- genwoordigt. In vergelijking met onder sluitend volgen enkele voorzichtige con- meer het materiaal uit de nabijgelegen clusies. nederzetting (vindplaats 1) valt het hoge percentage draaischijfaardewerk op. De vondsten van vindplaats 3 80 Scherven uit één kuilvulling zijn echter Op ca. 250 meter ten noordwesten van het te weinig om te mogen concluderen dat het bovengenoemde nederzettingsterrein kwam servies van de toenmalige bewoners van in februari 1989 een aantal nederzettings- Colmschate voor meer dan de helft uit kuilen voor de dag. Dit gebeurde bij het geïmporteerd draaischijfaardewerk be- verlengen van de Zweedsestraat. stond. Deze grondsporen zijn vervolgens, in over- leg met de provinciaal archeoloog van Over- Draaischijfaardewerk , A. D. Verlinde, door leden van de Verschillende bakseltypes zijn vertegen- AWN onderzocht. De gemeente Deventer woordigd: 7 -I 1 KM 1. Romeinse en Merovingische vindplaatsen in Deventer en omgeving. De vindplaatsen zijn geprojecteerd op een reconstructie van het Vroeg-Middeleeuwse landschap (vereenvoudigd naar Spitzers 1989, bijlage 3). Legenda: 1. hoger dan ca. 7 m. + NAP; 2. ca. 5-7 m. + NAP; 3. lager dan 5 m + NAP; 4. bekende/veronderstelde route (12e-13e eeuw); 5. bekende/veronderstelde waterloop (12e-l3e eeuw); 6. Romeinse vindplaats; 7. Merovingische vindplaats.

A. „Mayen". Ruwwandig, steenhard ge- gerd. Doet qua baksel sterk aan Karolin- bakken, geelbruin tot donkergrijs, gema- gisch Badorf-aardewerk denken (één niet gerd met overwegend matig fijn steengruis afgebeelde wandscherf). (o.a. afb. 2:2 en 6; afb. 3:1, 2 en 3). De magering van één scherf is opvallend veel- De baksels A, B en C zijn gezien hun lichte kleurig (o.a. zwarte en okerbruine korrels). kleur in een oxyderend (zuurstofrijk) milieu B. Ruwwandig, matig hard gebakken, geel- gebakken. Daarentegen is bakseltype D bruin/oranjebruin, magering: matig fijn gebakken in een reducerend (zuurstofarm) steengruis (veel kwarts) (o.a. afb. 2:1, 4, 5 milieu. en 7). Afgaande op de baksels zijn producten van C. Tamelijk zacht gebakken, brokkelig, meer dan één productiecentrum vertegen- okergeel. Magering: matig fijn steengruis woordigd. Behalve het Rijnland5 komt als (afb. 2:8). herkomstgebied ook het Nederlandse oos- D. Zacht krijtachtig baksel, donkergrijze telijke rivierengebied in aanmerking6. oppervlakte, lichter op de breuk, ongema- Diverse vormtypes zijn vertegenwoordigd. De meeste scherven zijn van kookpotten riaal uit de afvalkuil bestaat uit afval dat (Wölbwandtöpfe). De randvorm van dit samenhangt met de productie van ijzer (zie soort potten varieert sterk. Eén rand ver- hieronder). Tot de overige vondsten beho- toont een dekselgeul7. Het randfragment ren brokjes bazaltlava (ongetwijfeld af- van afbeelding 2:2 is scherp naar buiten komstig van maalstenen), enkele runder- geknikt. Identieke randprofïelen zijn be- kiezen en enkele fragmenten natuursteen. kend uit Dorestad8. De rand van afbeel- ding 2:3 kwam te voorschijn uit een grond- Datering spoor pal naast de hier besproken kuil. Het Het aardewerk van vindplaats 3 dateert uit behoort tot type Dorestad WIIIA. De twee het einde van de 7e/begin 8e eeuw. Het is oorfragmenten zijn vermoedelijk van krui- dus ongeveer een halve eeuw jonger dan de ken. Het scherp geprofileerde schaalfrag- in 1985 onderzochte nederzettingssporen ment (afb. 2:6) heeft onder meer parallellen (vindplaats 1). Vindplaats 2 is binnen de onder het Vroeg-Middeleeuwse aardewerk Merovingische periode niet nauwkeurig te van Kootwijk9. Vrijwel alle scherven ver- plaatsen. tonen aan de binnenzijde min of meer dui- delijke draairibbels. Eén randscherf heeft Inheems versus handgevormd aardewerk omlopende groetjes die bij het draaien zijn De vondsten van vindplaats 3 wekken de ontstaan (afb. 2:1). indruk dat het gebruik van gedraaid im- portaardewerk in de regio Deventer in de Handgevormd aardewerk loop van de 7e eeuw sterk is toegenomen. Tot het handgevormde aardewerk behoren Een verdere voortzetting van deze tendens slechts enkele fragmenten. Het meest ken- is waarneembaar bij het Karolingische aar- merkend is het grote randfragment van dewerk uit de binnenstad van Deventer10. afbeelding 3:4 (type Dorestad HIB). De rand is met zorg gevormd, hetgeen heeft Samenhang vindplaatsen 1, 2 en 3 geresulteerd in een serie vingertop-indruk- De vindplaatsen 2 en 3 liggen beide op ca. ken onder de rand, die we niet als decoratie 250 meter van de in 1985 onderzochte mogen opvatten. De buitenzijde is oneffen, nederzettingssporen. De vraag is of deze de binnenzijde is gladgeveegd. De pot is vindplaatsen deel uitmaken van één neder- opvallend hard gebakken. Men krijgt de zettingsterrein. Het lijkt er wel op, want indruk dat het hier om een imitatie van een zowel vindplaats 2 als 3 liggen aan de rand gedraaide kookpot gaat. Op de scherf zit- van een vochtige depressie. Deze perifere ten roetvlekken. Dit is ook bij andere ligging maakt het aannemelijk dat we met fragmenten het geval. Het randfragment randverschijnselen van vindplaats 1 te ma- van afbeelding 3:6 is van een „echte" ken hebben. Hierbij moet worden aangete- kogelpot (HIA). Die van afbeelding 3:7 kend dat de nederzetting zich naar alle waarschijnlijk ook. waarschijnlijkheid verder naar het noorden De handgevormde scherven variëren in voortzet. Hier zijn in een tuin enkele hand- dikte van 4 tot 12 mm. Sommige zijn alleen gevormde (waarschijnlijk) Vroeg-Middel- met zand gemagerd, waarvan enkele zelfs eeuwse scherven gevonden. Het lijkt er op bijzonder sterk. Daarnaast komt magering dat we te maken hebben met een tamelijk met matig fijn steengruis voor. Twee scher- omvangrijk nederzettingscomplex. ven zijn met vergruisde ijzerslak ver- De datering van het vondstmateriaal van schraald. De oppervlakte-afwerking vari- de vindplaatsen 1 en 3 loopt uiteen van de eert eveneens. Het merendeel is ruwwandig, eerste helft van de 7e tot eind 7e/begin 8e maar enkele wandscherven zijn min of eeuw. Een losse vondst van vindplaats 1 meer gepolijst. betreft een 8e- of 9e-eeuwse Badorf rand- scherf met radstempelversiering. Het is Overige vondsten dus waarschijnlijk dat de bewoning zich tot Een belangrijk deel van het vondstmate- in de 8e eeuw heeft voortgezet. Ijzerproductie De slakken Het vondstmateriaal dat samenhangt met Behalve de drie bovengenoemde slakken ijzerproductie zal hieronder worden be- werd er nog een twintigtal gevonden. Deze sproken. Ook wordt enige achtergrond- slakken vertonen opvallend weinig gelij- informatie gegeven. kenis met die uit de Veluwse slakkenhopen. Zo zijn slakken met duidelijke vloeiver- schijnselen („vingerstructuren") afwezig13. Ijzerbereiding Mogelijk wordt dit door een verschil in Bij de productie van ijzer wordt, tot in de productietechniek en/of -omvang veroor- Late Middeleeuwen, het smeltpunt van zaakt. Dat het hier deels toch om vloeislak- ijzer (1534 °C) niet bereikt. Door een hoe- ken gaat, is te zien aan de afdruk van een veelheid erts vermengd met houtskool in de vloeikanaaltje op twee van de slakken. Ook oven te branden, ontstaat bij een tempera- de zeer dichte structuur wijst hier op. tuur van ca. 1200 graden een vloeibare massa (de slak) en een niet vloeibaar meng- Erts sel van metallisch ijzer (Fe(S)), slak, houts- Als erts is moerasijzererts gebruikt. In de kool en eventueel stukjes ovenwand. Dit Oost-Nederlandse beekdalen kwam dit erts mengsel, de wolf, wordt opnieuw verhit en veelvuldig voor. Het is zeer geschikt om uitgesmeed om de laatste verontreiniging ijzer uit te winnen. Naast een aantal brok- uit het ijzer te verwijderen. ken moerasijzererts werden ook drie brok- Bij deze relatief inefficiënte manier van jes ijzeroer gevonden. Of hiervan bij de productie ontstaat veel afval dat voor een ijzerproductie gebruik is gemaakt, is ondui- groot deel uit slakken bestaat. Doordat bij delijk. Gezien het zeer hoge silicium-ge- de verschillende productiestadia verschil- halte van ijzeroer lijkt directe verwerking lend afval ontstaat, is het in sommige onwaarschijnlijk. Misschien is het wel als gevallen mogelijk een reconstructie van de „flux" (vloeimiddel) bruikbaar. ijzerbereiding te maken. Ook kleine hoe- veelheden materiaal, zoals uit de hier be- sproken kuil, kunnen veel informatie op- Conclusies en interpretatie leveren". Over de aard en de omvang van de bewo- ning van Overijssel gedurende de Merovin- gische periode is vrijwel niets bekend. Er De oven zijn wel Vroeg-Middeleeuwse nederzettin- Van een ijzeroven wordt in het algemeen gen bekend, maar de meeste zijn door het maar weinig teruggevonden. De leem waar- nagenoeg ontbreken van importen slechts uit de ovenwand is opgebouwd, verbrandt binnen ruime marges dateerbaar14. slechts gedeeltelijk. Alleen de verbrande Slechts enkele nederzettingen zijn met ze- delen worden teruggevonden. kerheid Merovingisch (Denekamp, Ommen De gevonden ovenwandfragmenten laten (Varsen), Welsum, Deventer, Colmschate). zien dat de oven is opgebouwd rond een Dit gegeven vormt op zich geen ondersteu- korf van gespleten (wilge?)-tenen; de af- ning voor de veelgehoorde theorie dat er na drukken daarvan zijn op twee brokken de Romeinse tijd sprake was van een aan- zichtbaar. Daarnaast moeten ook slakken zienlijke afname van de bevolking. Immers, in de ovenwand verwerkt zijn geweest. Op de slecht dateerbare Vroeg-Middeleeuwse drie slakken zitten stukken ovenwand aan- vindplaatsen kunnen evengoed vroeg als gebakken. Ook bij ijzerovens op de Veluwe laat zijn. Het vrijwel afwezig zijn van doet zich dit verschijnsel voor12. Over de importen bevestigt wel dat Overijssel in de vorm en de hoogte van de oven is niets te Merovingische tijd nog buiten de directe zeggen. Hiervoor is te weinig materiaal invloedssfeer van het Frankische rijk lag. gevonden en ontbreken karakteristieke stuk- De „concentratie" van Merovingisch im- ken. portaardewerk in de buurt van Deventer is 10 I I \ \

4 I /vil* A

2. Merovïngisch aardewerk uit Colmschate (vindplaats 3). 11 opvallend (Deventer, Colmschate, Epse). dig Bodemonderzoek opgegraven Romein- Blijkbaar beschikte men hier, al een eeuw se nederzetting bij Colmschate is eveneens voor Deventer in de 2e helft van de 8e eeuw ijzer geproduceerd. Aanwijzingen voor ijzer- als handelsplaats („portus") een rol ging productie in het Deventer stadsgebied gaan spelen15, over, al dan niet directe, contac- terug tot aan de Karolingische periode19. ten met het Frankische rijk. Wat hiervan de Men zou zich kunnen voorstellen dat de reden is, valt op dit moment moeilijk aan te productie van ijzer in de Laat-Merovin- geven. Verschillende factoren kunnen een gische en Karolingische tijd een meer dan rol hebben gespeeld. lokale rol heeft gespeeld en, net als op de Infrastructureel gezien is het gebied uitge- Veluwe, de verklaring vormt voor de aan- wezigheid van de relatief talrijke impor- sproken gunstig gelegen. Een zeer oude 20 oost-west route passeert de IJssel bij De- ten . Voorlopig is dit echter weinig meer venter, en loopt via Colmschate verder dan een hypothese. Nagenoeg al het Vroeg- naar het oosten (het is niet uit te sluiten dat Middeleeuwse draaischijfaardewerk uit Deventer is Karolingisch (vanaf 2e helft 8e genoemde oost-west verbinding aanvanke- 21 lijk niet bij Deventer, maar bij Epse de eeuw) . Het enige (Laat-)Merovingische IJssel passeerde). Waarschijnlijk liep er vondstcomplex dat bekend is, dateert waar- schijnlijk uit de eerste helft van de 8e eeuw ook nog een route over de hoge gronden 22 ten oosten van de IJssel tot aan de „regio" (vindplaats 4: Barmhartige Steeg) . Daar- Deventer. De toenmalige landschappelijke naast zou een deel van de handgevormde situatie in aanmerking genomen, ligt het Vroeg-Middeleeuwse scherven, die op ver- niet voor de hand dat deze route nog verder schillende plaatsen in de stad zijn gevon- naar het noorden doorliep16. den, Merovingisch kunnen zijn. Dit ligt Of de IJssel in de Merovingische tijd al in echter niet voor de hand omdat ze niet met verbinding heeft gestaan met de Rijn, en als importen zijn geassocieerd, terwijl dit in verbindingsroute met het zuiden kan heb- Colmschate en Epse juist wel het geval is. ben gefungeerd, staat al geruime tijd ter Terwijl Deventer zelf in de Karolingische discussie17. Het feit dat er in het IJsseldal tijd een aanzienlijke groei doormaakt, ont- steeds meer Merovingische vindplaatsen breken gelijktijdige bewoningssporen in worden ontdekt, lijkt wel in deze richting te het buitengebied. Men krijgt de indruk dat wijzen (Welsum, Deventer, Colmschate, met de opkomst van Deventer als handels- Epse, Zutphen?). Afgezien hiervan is dui- plaats in de tweede helft van de 8e eeuw, de delijk dat Colmschate op een strategische bewoning in het buitengebied is verdwenen. plaats ligt, namelijk op een driesprong van Voor zover bekend worden hier pas in de twee landroutes (zie afb. 1). 12e eeuw weer boerderijen gevestigd. Van Volgens welk mechanisme de importen de drie huisplaatsen aan de zuidzijde van de voormalige Colmschater Enk is aange- regio Deventer hebben bereikt is een andere 23 vraag. In dit perifere gebied waren impor- toond dat ze tot in deze tijd teruggaan . ten ongetwijfeld luxe-artikelen. Men kan Een interessante vraag is of de 7e-/vroeg deze als schenking hebben ontvangen of 8e-eeuwse vondsten in de regio Deventer via ruil of handel hebben verkregen. Als we erop wijzen dat dit gebied toen al deel uit- er van uitgaan dat dit laatste het geval was, maakte van „Hamaland". Volgens Hei- dan moet men over een bepaald productie- dinga had deze naam aanvankelijk betrek- overschot hebben beschikt om te verhan- king op Centraal-Nederland (Veluwe) en later, vanaf de 2e helft van de 8e eeuw, op delen. Het is mogelijk dat dit productie- 24 overschot uit ijzer heeft bestaan. Zoals al is de IJsselregio . Hij sluit echter niet uit dat opgemerkt, zijn de beekdalen in de buurt dit gebied al vroeger tot Hamaland behoor- rijk aan moerasijzererts. De vroegste aan- de. De recente vondsten in de regio Deven- wijzingen voor ijzerproductie in dit gebied ter suggereren dat dit laatste het geval is, al dateren uit de Vroege-IJzertijd18. Nabij een hoeft dit natuurlijk niet voor de hele IJssel- door de Rijksdienst voor het Oudheidkun- regio te gelden.

12 ml /

\y

3. Merovingisch aardewerk uit Colmschate (vindplaats 3). 13 4. Geglazuurd Laat-Merovingisch aardewerk uit Deventer (vindplaats 4).

Noten 18 Groenewoudt 1987. 1 Groenewoudt 1989. 19 Spitzers 1988. 2 Verlinde 1988. 20 Vergelijk Heidinga 1984, 1987. 3 Met dank aan C. D. Troostheide, IPP. 21 Van Es en Verwers 1985. 4 Determinatie J. P. Pais, IPP. 22 In 1980 vond de heer J. H. Stanlein uit 5 Weidemann 1964, Hamel 1988. Deventer onder een keldervloer achter het 6 Mondelinge mededeling J. R. A. M. Thijssen. gesloopte pand Barmhartigesteeg 7-9 een 7 Vergelijk Van Es 1964, fig. 91. grote hoeveelheid Vroeg- en Laat-Middel- 8 Van Es en Verwers 1980. eeuws materiaal. Een aantal Vroeg-Middel- 9 Zie tekeningen in: Bitter 1984. eeuwse vondsten zijn gepubliceerd (Verlinde 10 Van Es en Verwers 1985. 1985). Niet gepubliceerd zijn echter drie 11 o.a. Tylecote 1987; Mc Donell 1988. geglazuurde aardewerkscherven met gepro- 12 Van Nie 1990. nonceerde draairingen, volgens de vinder 13 Laban et al. 1988: fig. 1 en 9. aangetroffen onder een laag met Karolin- 14 Van Es en Verlinde 1977. gisch materiaal. Twee van de scherven pas- 15 Koch 1957. sen aan elkaar en vormen een fragment van 16 Mondelinge mededeling T. A. Spitzers. de onderkant van een grote pot met (waar- 17 Zie bijvoorbeeld: Spitzers 1989. schijnlijk) een lensbodem. De reconstructie 14 van de pot vertoont in vorm en omvang veel Es, W. A. van, en W. J. H. Verwers 1980. Exca- overeenkomst met de grote Karolingische vations at Dorestad 1: the Harbour; Hoog- Badorf amforen. De derde scherf is afkom- straat I. Nederlandse Oudheden 9 (Kromme stig van de schouder van een vergelijkbare, Rijn Project I). vermoedelijk dezelfde, pot. Es, W. A. van, en W. J. H. Verwers, 1985. Het baksel van de scherven is vrij hard en Karolingisch draaischijfaardewerk uit De- oranje-rood van kleur. De magering steekt venter. In: V. T. van Vilsteren en D. J. de door de oppervlakte heen en bevat elemen- Vries (red.). Van Beek en land en mensen- ten tot 2 en soms 4 mm groot. De magering hand; feestbundel voor R. van Beek bij zijn bestaat uit kwarts, stukjes helder witte kalk zeventigste verjaardag, 22-40, Utrecht. en mica. Het oorspronkelijk bruin-rode op- Groenewoudt, B. J., 1986. Een 12e-eeuwse pervlak van de scherven is bedekt met een boerderij bij Colmschate (gem. Deventer). dun grijs-bruin en plaatselijk grijs-zwart Westerheem 35, no. 5/6, 230-5. laagje: op de breuk zijn ze in de lengte- Groenewoudt, B. J., 1987. Een ijzertijd-neder- richting van de pot fijn gelaagd. De binnen- zetting aan de Schipbeek bij Colmschate zijde van de scherven is voorzien van een (gem. Deventer); de mobilia. (Scriptie Uni- dun overal dekkende en sterk glanzende, vrij versiteit van Amsterdam, ongepubliceerd). donker rood-bruin glazuur met verspreid Groenewoudt, B. J., 1989. Deventer-Klooster- grillige donkergroene vlekken en donker- landen; Pottery and Settlement traces from bruine spikkels. Op de buitenzijde van de the Merovingian Period. Berichten van de bodemscherf zit een vlekje donkergroen gla- Rijksdienst voor het Oudheidkundig Onder- zuur. Dat er wat betreft de productie van zoek 37 (1987), 225-243. geglazuurd aardewerk vanaf de Laat-Ro- meinse tijd tot de Late-Middeleeuwen con- Hamel, J., 1988. Töpferorte vom Niederrhein. tinuïteit bestaat is onlangs aannemelijk ge- In: Keramik vom Niederrhein. Die Irdenware maakt door Hauser (Hauser 1988). Een in de der Düppen- und Pottbdcker zwischen Köln 6e eeuw gedateerde flesachtige vorm die hij und Kleve. (Veröffentlichungen des Kölni- afbeeldt vertoont, afgaande op de foto en de schen Stadtmuseums, Heft IV). Köln, 15-26. beschrijving, overeenkomst in baksel en gla- Hauser, G., 1988. Zu den Anfangen der glasier- zuur met de scherven uit Deventer. Gegla- ten Irdenware. In: Keramik vom Niederrhein. zuurd Vroeg-Middeleeuws aardewerk is in Die Irdenware der Düppen- und Pottbacker Nederland uiterst zeldzaam. Een belangrijke zwischen Köln und Kleve. (Veröffentlichun- parallel is de geglazuurde tuitkan uit Val- gen des Kölnischen Stadtmuseums, Heft kenburg (Z-H) (Braat 1960, 1988). Deze is IV). Köln, 27-36. hoogstwaarschijnlijk Karolingisch. Ouder Heidinga, H. A., 1984. De Veluwe in de Vroege (Laat-Merovingisch) vergelijkingsmateriaal Middeleeuwen; aspecten van de nederzettings- is ons niet bekend. archeologie van Kootwijk en zijn buren. (Dis- sertatie Amsterdam). 23 Groenewoudt 1986; Schotten en Groene- Heidinga, H. A., 1986. Midden Nederland tus- woudt 1988; Schotten (in voorbereiding). sen Friezen, Franken en Saksen. Wester- 24 Heidinga 1984, 1986, 1986. heem 35, no. 3, 128-40. Heidinga, H. A., 1987. Medieval Settlement and Literatuur Economy North of the Lower ; Archaeo- Bitter, P., 1984. Onderzoek van Merovingisch logy and history of Kootwijk and the Veluwe aardewerk uit de opgravingen van de neder- (the Netherlands). (Cingula 9). Assen. zettingen Kootwijk, vindplaats 4(1978-1980), Koch, A. C. F., 1957. Die Anfange der Stadt Kootwijk 5 (1979-1980), Hoog-Buurlo, vind- Deventer. Westfalische Forschungen 10, plaats Braamberg (1981). (Doctoraalscriptie 167-73. Universiteit van Amsterdam, ongepubliceerd). Laban, C, H. Kars en H. A. Heidinga, 1988. Braat, W. C, 1960. Die Frühmittelalterliche Uzer uit eigen bodem. Grondboor en hamer, Keramik von Burgh. Oudheidkundige Mede- 42, no. 1, 1-11. lingen 41, 95-106. McDonell, J. G., 1988. Ore to Artefact; aStudy Braat, W. C, 1988. Vroegmiddeleeuws aarde- of Early Ironworking Technology. In: Sla- werk met loodglazuur. Westerheem 37, no. ter, E., & J. O. Tate, Science and Archaeo- 1,32-5. logy. (BAR-British Series 196(1)) 283-94. Es, W. A. van, en A. D. Verlinde, 1977. Over- Nie, H.J.M, van, 1990. Ertswinning en ijzerpro- ijssel in Roman and Early Medieval Times. ductie op de Veluwe. Aanzet tot nader onder- Berichten van de Rijksdienst voor het Oud- zoek. (Doctoraalscriptie Universiteit van heidkundig Bodemonderzoek 27, 7-89. Amsterdam, ongepubliceerd).

15 Schotten, J., en B. J. Groenewoudt, 1988. van Overijssel over 1982-1984. In: Over- Archeologische Kroniek van Overijssel over ijsselse Historische Bijdragen 100, 205-207. 1987. In: Overijsselse Historische Bijdragen Verïinde, A. D., 1988. Archeologische Kroniek 103, 156-58. van Overijssel over 1987. In: Overijsselse Schotten, J. (in voorb.). Opnieuw 12e-eeuwse Historische Bijdragen 103, 151-157. bewoningssporen te Colmschate (gem. De- Weidemann, K., 1964. Die Frühmittelalterliche venter). Keramik zwischen Somme und Elbe; Unter- Spitzers, T. A., 1988. Opgravingen in „La suchungen zu ihrer Typologie, Chronologie, Rose", Kleine Overstraat, Deventer. De Hun- und Handelsgeschichte, von der Mitte des 7. nepers, December 1988, 21-24. bis zum Ende des 9. Jahrhunderts. (Disserta- Spitzers, T. A., 1989. De „schone grond" onder tie Göttingen). Deventer; landschapsreconstructie van het stadsgebied van Deventer in de Vroege-Mid- Hovenierstraat 57 deleeuwen. (Scriptie Universiteit van Amster- 7419 CB Deventer dam, ongepubliceerd). Eerste Weteringdwarsstraat 24IV Tylecote, R. F., 1987. The Early History of 1017 TN Amsterdam Metallurgy in Europe. London. Tegelseweg 78 Verlinde, A. D., 1985. Archeologische Kroniek 5912 BJ Venlo

16 Het non-destructieve onderzoek van de zogenaamde Waterburcht in Eelde

V. T. van Vilsteren

Inleiding Wie het fraaie boek De Kastelengids van Nederland^ opslaat vindt er allerlei prach- tige middeleeuwse kastelen in beschreven en afgebeeld. Alle provincies zijn verte- genwoordigd behalve Drenthe. Dat bete- kent niet dat ze daar niet geweest zijn. Alleen resteert er bovengronds maar bitter weinig meer van. Vooral in Noord-Drenthe hebben er heel wat gestaan. Eén daarvan was de.burcht in Eelde die nu als de Water- burcht bekend staat. 1. De situering van de Waterburcht ten zuiden van In 1987 is een projectgroep gestart met een Eelde. Uit Klok (1977). onderzoek naar de ondergrondse resten van die Waterburcht. In deze projectgroep werd samengewerkt door de AWN-afdeling Noord-Nederland, het Biologisch Archaeo- logisch Instituut in Groningen en het Drents Museum in Assen. Het onderzoek is inmiddels afgerond. Het rapport, waarin beschermde archeologische monumenten de werkzaamheden en de conclusies be- geplaatst. De daardoor verschafte waar- schreven zijn2, is op 21 april 1989 aange- borgen ten aanzien van het terrein en de boden aan het college van B. en W. van erin opgeslagen wetenschappelijke infor- Eelde. Dit artikel is een samenvatting van matie hebben een belangrijke rol gespeeld de belangrijkste aspecten van het onder- bij de keuze van de onderzoeksmethoden. zoek. Het verzamelen van zoveel mogelijk gege- vens zou in principe plaats moeten vinden Doel van het onderzoek zonder aantasting van het monument, dus Kort gezegd was het doel van het onder- zonder opgraving. Gekozen werd derhalve zoek om zoveel mogelijk gegevens bijeen te voor een non-destructieve wijze van onder- brengen om te kunnen komen tot een zoek waarbij gebruik gemaakt werd van: verantwoorde herinrichting van het terrein - gedetailleerde hoogtemetingen, van de Waterburcht. Momenteel is de plek - geo-elektrische weerstandsmetingen, verkaveld in vier verschillende percelen, - magnetometrisch onderzoek, gedeeltelijk als grasland, gedeeltelijk als - grondboringen, jong bos. Grootscheepse plannen voor een - luchtfoto-interpretatie, algehele restauratie bestaan al sedert 1961. - historisch onderzoek. Belemmerend voor de uitvoering daarvan Bij het onderzoek werden ook de gegevens was steeds dat de diverse percelen in han- betrokken van een kleine proefopgraving den van verschillende eigenaren waren. in 1966 onder leiding van A. E. van Giffen3. Sedert 1980 zijn alle percelen eigendom van de gemeente Eelde. De resultaten Met de gegevens, zoals die uit het nieuwe Onderzoeksmethoden onderzoek naar voren zijn gekomen, kan In 1968 is de Waterburcht op de lijst van het verloop van de ontwikkelingen welke 17 120m 80m 40m 160m 90m

40m

2 Computeruitdraai (boven) van metingen op het centraal binnen de grachten gelegen deel van de Waterburcht. Weergegeven zijn berekende waarden van de geo-elektrische weerstand gedeeld door de NAP-hoogte van het terrein. Donker: hoge waarden; licht: lage waarden. Interpretatie (onder) A: plaats van de middeleeuwse burcht. B, C en D: grachten van de middeleeuwse burcht. E:plaats van de 17-eeuwse havezathe Ther Borch. F: plaats van het koetshuis van de havezathe. G: opgravingssleuf van Van Giffen uit 1966. H: recente drainagegreppeltjes. N.B.: bij de interpretatie zijn behalve de computeruitdraai ook andere gegevens betrokken. Tek.: Stichting RAAP, Amsterdam (boven) en J. Bruggink, Drents Museum (onder).

zich op het terrein hebben afgespeeld rede- ties4 geschreven staat, dateert de eerste lijk goed gereconstrueerd worden. Niet op vermelding van een versterking in Eelde alle punten is duidelijkheid verkregen. Er niet uit 1241 maar uit 1266. Er wordt dan blijven zeker vraagtekens op onderdelen. gesproken van de vernieling van een cas- trum in Elethes. Of de burcht daarna nog Historische gegevens weer is opgebouwd, vermeldt de historie In tegenstelling tot wat in sommige publica- niet, maar is wel aannemelijk. De Water- 18 burcht was de residentie van de schulte van Het meest opvallende is het segment van Eelde. Als zodanig wordt reeds in 1206 een een donker gekleurde cirkel (B) met een zekere Bertholdus genoemd. Zijn nazaten aftakking aan de westzijde. Uit de boringen hebben een deel van de rechtsmacht in is heel duidelijk gebleken dat dit een gracht Drenthe in bezit en spelen nog tot in de 14e voorstelt, die evenwel aan de noordzijde eeuw een rol van betekenis in de Drentse niet het meest zwarte tracé volgt. Deze geschiedenis6. Van een kasteel vernemen gracht met een breedte van circa 10 m we dan niets meer. Wel heeft het onderzoek omsluit een hoog gedeelte dat waarschijn- duidelijk gemaakt dat op dezelfde locatie lijk nog een restant van de oorspronkelijke in ieder geval sedert 1646 de havezathe burchtheuvel voorstelt. De opgravingssleuf Ther Borch heeft gestaan. Het geslacht van Van Giffen uit 1966 (G) heeft de flank Ther Borch, later de Sighers ther Borch, van dit restant aangesneden. Twee van de heeft zich ongetwijfeld genoemd naar de oostelijke ringgrachten (C en D) tekenen plaats van het middeleeuwse kasteel. De zich duidelijk af. Enige noord-zuid dan wel havezathe is in 1799 afgebroken. De pre- oost-west georiënteerde structuren (E en F) cieze loctie was vóór het onderzoek niet kunnen in verband worden gebracht met bekend7. de latere havezathe. Deze oost-west oriën- tatie van de havezathe is ook uit andere Hoogtemetingen onderzoeksgegevens duidelijk naar voren In totaal zijn door de leden van de AWN gekomen. bijna 3500 hoogtemetingen verricht, ver- deeld over twee percelen. Het centraal binnen de grachten gelegen perceel werd Magnetometrisch onderzoek vrijwel geheel opgemeten, het zuidweste- Dankzij subsidie van de gemeente Eelde lijke perceel gedeeltelijk. De metingen zijn kon door de Stichting RAAP ook magne- per computer verwerkt tot een hoogtelij- tometrisch onderzoek worden uitgevoerd. nenkaart8. Daarin komen de contouren Daarmee werd gehoopt eventueel in de van ten minste 4 ringgrachten duidelijk ondergrond nog aanwezige fundamenten naar voren. Het binnen de grachten gelegen op te kunnen sporen. Dat is niet gelukt. terrein is circa een halve meter hoger dan Van het middeleeuwse kasteel zijn de fun- de omliggende percelen. Het patroon van damenten waarschijnlijk bij het slechten hoogtelijnen vertoont binnen de grachten van de burchtheuvel verdwenen. De fun- een tweedeling, die doet denken aan de damenten van de havezathe zijn, zo is uit positie van burcht en voorburcht. Andere het historisch onderzoek en uit de boringen onderzoeksresultaten spreken dit echter gebleken, tot de laatste steen uitgebroken. tegen. Het magnetometrisch onderzoek heeft als geheel wel de resultaten van de geo-elek- Geo-elektrische weerstandsmetingen trische weerstandsmetingen bevestigd. Dankzij verkregen subsidies9 kon het hoog- ste terreingedeelte door middel van geo- Grondboringen elektrische weerstandsmetingen in kaart Op basis van de resultaten van de hoogte- worden gebracht. Dit werk werd uitge- metingen en het geo-elektrische weerstands- voerd door de Stichting RAAP te Amster- onderzoek is door leden van de AWN een dam. Het resultaat is een computeruitdraai serie boringen uitgezet op die plaatsen met licht en donker getinte structuren. waar het voorgaande onderzoek min of Vervolgens zijn in de computer deze gege- meer duidelijke c.q. afwijkende structuren vens gecombineerd met de hoogtemetin- in de ondergrond deed vermoeden. In gen. Daardoor werden de verschillen tus- totaal zijn met een Edelmanboor 47 borin- sen de hoge en lage terreingedeelten meer gen uitgevoerd, in diepte variërend van gedifferentieerd en werden ook nieuwe 1.35 m tot 2.10 m. Een deel van de resulta- structuren zichtbaar die eerder niet of ten is weergegeven in afb. 3. Daarin komen nauwelijks opvielen (afb. 2). de grachten met hun vulling van veen dan 19 l. wel venig materiaal zeer duidelijk tot uiting. andere onderzoeksmethoden slechts 3 bui- Ze lijken te zijn gegraven vanaf een maai- tenste ringgrachten getraceerd worden. veld dat op 70 a 80 cm +NAP lag. De De luchtfoto's hebben eens te meer aange- onderkant reikt ook in andere boringen toond dat de positie van de havezathe op steevast tot 10 a 20 cm —NAP. De grach- het hoge terreingedeelte westelijk van de ten zouden dus ongeveer 1 meter diep oude burchtheuvel gezocht moet worden. geweest kunnen zijn bij een breedte van 10 a 15 meter. In het hoge gedeelte midden in Samenvatting het profiel herkennen we een restant van Door samenvoeging van de diverse onder- oorspronkelijke opgeworpen burchtheuvel. zoeksresultaten is een redelijk goed beeld Een groot deel van de heuvel zal naar het verkregen van de verschillende ontwikke- westen zijn afgeschoven (afb. 3 rechts). De lingen die zich in de loop van de tijd op het hoge ligging van dat gedeelte is voor het terrein hebben afgespeeld. De structuren grootste deel te verklaren uit ophoging. welke in de ondergrond te verwachten zijn, Ongetwijfeld is dit gebeurd na de middel- staan afgebeeld in afb. 4. Daarbij dient eeuwen, toen daar de havezathe gebouwd uitdrukkelijk opgemerkt te worden dat werd. Dat in twee boringen tot op relatief zowel structuren uit de tijd van het kasteel grote diepte nog baksteenpuin aangetrof- als uit de tijd van de havezathe in één teke- fen werd, is waarschijnlijk in verband te ning zijn weergegeven. Het is dus geen brengen met het tot de laatste steen toe reconstructie uit één bepaalde tijd. afbreken van de onderkelderde havezathe. Als belangrijkste nieuwe gegevens zijn uit het onderzoek naar voren gekomen: Luchtfoto-interpretatie — De oudste datering van het kasteel is op Ook bestudering van luchtfoto's uit diverse historische gronden op 1266 te bepalen. jaren heeft duidelijk gemaakt dat er (in — De interne structuur van het centrale ieder geval aan de westzijde) geen drie terrein is duidelijk geworden. Enerzijds maar vier buitenste ringgrachten geweest is hier de oorspronkelijke burchtheuvel zijn. Samen met de wat bredere binnen- te situeren. Anderzijds is de aanleg van gracht komt het aantal grachten op 5. Aan de latere havezathe nauwkeurig be- de oostzijde konden in combinatie met de paald. Zowel het hoofdgebouw, één van

15 16 17 18 19 33 21 22 23 2U

3. Oost-west profiel over het centrale gedeelte binnen de ringgrachten. Uiterst links (in boring 3) is nog de binnenste van de 3 oostelijke ringgrachten zichtbaar. 20 4. Reconstructie van een aantal structuren van het middeleeuwse kasteel en van de latere havezathe. Schaal 1: 2175.

de twee koetshuizen als de oprijlaan borden of (gedeeltelijke) reconstructie? konden nauwkeurig worden gelocali- Men zal zich ook moeten afvragen of de seerd. burcht dan wel de latere havezathe centraal — Het middeleeuwse kasteel was in ieder komt te staan. Uit historisch oogpunt geval aan de westzijde niet door drie bezien verdient de middeleeuwse burcht maar door vier buitenste ringgrachten wellicht de voorkeur omdat de schulte van omgeven. Eelde als voormalige bewoner zo'n belang- rijke rol in de Drentse geschiedenis heeft Het vervolg gespeeld. Daarbij kan ook het feit dat de Het hele onderzoek was bedoeld om zoveel Waterburcht door zijn afmetingen natio- mogelijk gegevens aan te dragen voor de naal bezien een aanleg van allure is, gewicht herinrichting van het terrein. De archeolo- in de schaal leggen. Dergelijke overwe- gische waarden van het terrein worden gingen zullen moeten worden gewogen door een dergelijke herinrichting beter ge- tegen het behoud van de archeologische waarborgd dan door het huidige gebruik. waarden. De status van beschermd archeo- Concrete plannen voor een andere inrich- logisch monument betekent echter niet dat ting van de Waterburcht zijn afhankelijk herinrichting a priori uit den boze is. van de wensen van de gemeente Eelde. Dat geldt niet alleen ten aanzien van de toe- Noten komstige beheersvorm (onderhoud door 1 Kransberg en Mils 1979. plantsoenendienst of begrazing), maar ook 2 Van Vilsteren 1989. 3 Verslag 1966. De gegevens van deze opgra- ten aanzien van de toeristisch-educatieve ving zijn nog steeds zoek. De resultaten aspecten; hoe nadrukkelijk wil men het ver- ervan zijn gereconstrueerd aan de hand van leden weer zichtbaar maken: uitleg via Jaarverslagen Stichting Oud-Drenthe, de 21 dagboekaantekeningen van Van Giffen (UB Franck-Kuyten, J. J., 1982. Het huis Therborch Groningen) en een kopie van een deel van de in Eelde. Ons Waardeell, 179-184. opgravingstekening (archief ROB Amers- Klok, R. H. J., 1977. Archeologisch reisboek foort). voor Nederland. Bussum, 96-99. 4 Naarding 1956, p. 16; Klok 1977, p. 97 en Kransberg, D., en H. Mils, 1979. Kastelengids Ter Brake 1985, p. 75-76. van Nederland. Bussum. 5 Feith en Acker Stratingh 1866, p. 219. Een Naarding, J., 1956. Uit Eelde's oudste eeuwen. Nederlandse vertaling is te vinden bij Zui- Assen. dema en Douma 1938, p. 211. Roemeling, O. D. J., 1973. Enkele adellijke 6 Roemeling 1973, p. 195-200. geslachten in de middeleeuwen. De Neder- 7 Franck-Kuyten 1982, p. 184. landsche Leeuw 90, 190-217 en 238-298. 8 Met dank aan het AWN-lid B. Zijp uit Verslag van de Stichting Oud-Drenthe over het Drachten. jaar 1966. Nieuwe Drentse Volksalmanak 84. 9 Van de Stichting RAAP te Amsterdam (in Vilsteren, V. T. van, 1989. Castrum inElethe;een natura) en van het BAI te Groningen. non-destructief onderzoek naar de resten van de zgn. Waterburcht te Eelde, gem. Eelde. (Rapport). Assen. Literatuur Zuidema, W., en J. Douma, 1938. Kronieken Brake, G. J. ter, 1985. Drentse havezathen. van de abdij Bloemhof te Wittewierum door de Meppel. abten Emo, Menko en een ongenoemde. Feith, O. H., en G. Acker Stratingh, 1866. Utrecht. Kronieken van Emo en Menko. (Werken van het Historisch Genootschap gevestigd te Broeklaan 60 Utrecht, nieuwe serie, nr. 4). Utrecht. 9405 AN Assen Een Viking-sieraad van het strand van Callantsoog, Noord-Holland R. M. van Heeringen Ongeveer een jaar geleden werd mij door varieert van 7.1 tot 8.1 cm. De dikte van de de gebroeders J. en W. Bredenoort uit ronde draad loopt uiteen van 2 tot 4.5 mm. Kampen een „sleutelbos" ter determinatie De uiteinden lopen puntig toe en zijn aan aangeboden (afb. 1). Het voorwerp werd elkaar bevestigd met een spiraalknoop (afb. gevonden op het strand van Callantsoog. 2). Aan de grote ring hangen vijf kleinere Op het bewuste strandgedeelte, dat in ver- ringen, eveneens van zilverdraad. De dia- band met de voortschrijdende kustafslag in meter bedraagt 2.2 tot 2.9 cm en de draad- 1986 was opgehoogd met zand uit het dikte 1 tot 2.5 mm3. De uiteinden lopen Schelpengat ten zuidwesten van Huisdui- puntig toe en zijn met een eenvoudige nen, werden ook zilveren munten en ge- knoop verbonden. De zes ringen tezamen bruiksvoorwerpen gevonden1. De jongste wegen 30.6 gram. munten, Spaanse matten uit het laatste Dergelijke samengestelde artefacten wor- kwart van de 17e eeuw, zouden volgens den in de Duitstalige literatuur beschreven kranteberichten afkomstig zijn van het als „Armring" ofwel in goed Nederlands oorlogsschip „Hollandia" dat in 1696 bij „armband". Ze dateren uit de Viking-tijd. Texel is vergaan. In Zuid-Zweden, waar een produktiecen- Door deze vondsten op een dwaalspoor trum van deze armbanden moet hebben gebracht, lukte het mij niet de armband gelegen, dateren de meeste exemplaren uit thuis te brengen. Tijdens het schrijven van de tweede helft van de 10e eeuw4. Een een artikel over een strandvondst uit Zee- ander mogelijk herkomstgebied ligt op land2 werd de herkomst en datering van de Sjaelland in Denemarken. Buiten Zweden sleutelbos echter spoedig duidelijk. Het en Denemarken zijn ze zeldzaam. Typolo- voorwerp bestaat uit een (nu) iets ovale gisch kunnen de ringen worden onderge- ring van zilverdraad met een doorsnede die bracht bij de typen Arl en Ar2 van Sten- 22 En daarmee zijn we aan het einde gekomen van wat we over de armband kunnen ver- tellen. Hij vormt ontegenzeglijk een wel- kome aanvulling van de weinige voorwer- pen uit Scandinavië die we in Nederland kennen.

Noten 1 Woltering 1987, 304. 2 Een zilveren toiletgarnituur uit de Viking- tijd van het strand van Domburg, Walacria (een kroniek van Walcheren), deel 3, Mid- delburg (in druk). 3 Om precies te zijn: 2.2; 2.6; 2.7; 2.8 en 2.9 cm met een draaddikte van resp. 1.5-2; 1.5-2; 1.5; 1.5-2.5 en 1-2.5 mm. 4 De datering loopt uiteen van 900 tot 1150 na 1. Zilveren armband van het strand van Callants- Chr. Zie: Hardh 1976. oog. Datering 10e eeuw. Afmetingen zie tekst. 5 Stenberger 1958, 96-97. Dezelfde typen bij Hardh 1976 (type IA met sluiting 101 („ein- fache Knoten") en type 102 („Spiralkno- berger5. De in Scandinavische depots ge- ten"). vonden exemplaren, waarbij het aantal 6 Zie bijvoorbeeld de Archeologische kaart aangehechte ringen kan oplopen tot meer van Nederland 1 : 100.000 Blad Hollands dan 15, zijn soms voorzien van eromheen Noorderkwartier in ca. 1350 na Chr. in: gevouwen munten. Hierdoor kunnen de Lambooij 1987. schatvondsten waarvan ze deel uitmaken Literatuur relatief nauwkeurig worden gedateerd. Er Hardh, B., 1976. Wikingerzeitliche Depotfunde is wel gedacht dat de armbanden een primi- aus Südschweden. Probleme und Analysen. tief soort geld zouden vertegenwoordigen. Lund. Lambooij, H., 1987. Getekend Land. Alkmaar. Wegen van de voorwerpen schijnt echter Stenberger, M., 1958. Die Schatzfunde Gotlands geen bevredigende resultaten te hebben der Wikingerzeit. Stockholm. opgeleverd. Hoe het ook zij, ze zullen naast Woltering, P. J., 1987 (red.). Archeologische sieraad op een of andere wijze welhaast kroniek van Noord-Holland over 1986, Hol- zeker ook voor handelsdoeleinden zijn ROB gebruikt. Kerkstraat 1 Ter afsluiting kan nog worden opgemerkt 3811 CV Amersfoort dat de vindplaats niet zo onwaarschijnlijk is als hij op het eerste gezicht lijkt. De vroegere kustlijn heeft in de middeleeuwen zeker vijf kilometer of meer zeewaarts gelegen6. Tegen het einde van de 12e eeuw drongen geulen het land binnen op de plaats waar nu het zand voor de kustverde- diging werd opgezogen. Hierbij ontstond het waddeneiland Huisduinen. Blijkbaar is de armband afkomstig uit een nederzetting langs de voormalige kust. Het sieraad behoeft niet door de Vikingen zelf te zijn meegenomen, maar kan ook heel goed na het hoogtepunt van de Vikinginvallen (ruwweg de 9e eeuw na Chr.) door handels- contacten ter plaatse zijn aangeland. 2. Bovenaanzicht van de armband. 23 Archeologische collecties 6 De expositie „Zoektocht in een wierde" te Delfzijl

F. D. Zeiler

Op een mistige novembermorgen boemelde uw redacteur langs Bedum, Stedum, Lop- persum naar Delfzijl. Nieuwsgierig gewor- den naar de expositie rond een van de meest spectaculaire vondsten van het afge- lopen decennium: het hunebed van Heves- kesklooster. In Westerheem 1989 no. 3 be- steedden we al even aandacht aan de toen net geopende opstelling; nu was het tijd om er zelf te gaan kijken, op uitnodiging van de samenstelster van de expositie, AWN-col- lega Karin van den Berg. Het verhaal van Heveskesklooster is onder- gebracht in het pal achter de zeedijk gele- gen gebouw „De Noordhoorn", waarin zich verder onder meer een zee-aquarium, een geologische verzameling, een maritie- me collectie en een zwembad bevinden. Multifunctioneel zogezegd, wat als nadeel heeft dat de buitenkant geen enkele museale verwachting wekt. Natuurlijk is het dan wel verrassend, bij binnenkomst een hune- bed te ontwaren. Het geeft iets weer van de stomme verbazing, die de medewerkers van het BAI trof toen zijn in 1982 bij hun 1. Bovenaanzicht van het hunebed. onderzoek van de naar een Johannieter vestiging genoemde wierde ineens stuitten op een vijfduizend jaar oud grafmonu- gische situatie - de trechterbekers, althans ment. Twee jaar later bleek de heuvel ook de resten ervan - de neolithische grafge- nog een steenkist te bevatten, die naar het bruiken. Ingewikkelde zaken als zeespie- Hunebedden Informatie Centrum te Bor- gelrijzing, waardoor de oorspronkelijke ger werd getransporteerd. uitloper van de pleistocene gronden onder De expositie heeft dan ook een toepasse- een veen- en kleidek is geraakt, worden op lijke naam gekregen: Zoektocht in een heldere wijze uiteengezet. Erg aardig is de wierde. Het eerste gedeelte behandelt de vitrine met aardewerkfragmenten, die zijn prehistorische, het tweede de historische ingepast in reconstructietekeningen. Het fase. Daarbij wordt enerzijds aandacht geeft zo ondanks de betrekkelijke schaarste gegeven aan vondsten, interpretaties en aan vondstmateriaal - naast potscherven reconstructies, anderzijds aan methoden wat pijlpuntjes, sikkelmesjes en barnsteen - van onderzoek en geologische c.q. archeo- toch een tamelijke compleet beeld. Het logische context. Het gedeelte prehistorie hunebed is zowel in natura, zij het hier en valt weer uiteen in een vijftal hoofdstukken: daar aangevuld met delen „steen" in kunst- het hoe en waarom van het onderzoek - de stof, als in de vorm van een maquette aan- vondst van hunebed en steenkist - de geolo- wezig die een reconstructie van de oor- spronkelijke grafheuvel laat zien.

24 Het tweede gedeelte is via een duidelijke tijdbalk aan de prehistorische fase ver- bonden. Het bevat een inleiding, een uit- eenzetting over de onderzoeksmethode en een viertal hoofdstukken over de bewo- ningsgeschiedenis: de oudste wierde in de Romeinse tijd, de wierde tussen 800 en 1300, het klooster en de recente ontwikke- ling die met het beëindigen van de opgra- ving werd afgesloten. Iedere periode wordt geïllustreerd met foto's van de opgraving, uitgewerkte veld- tekeningen en goed geslaagde reconstruc- tietekeningen van de hand van Bob Brob- bel. In vitrines is een representatieve keuze 2. Het mysterieuze bronzen kopje van ca. 1200. aan voorwerpen opgesteld (alle in bruik- leen van het Groninger Museum, dat zoals bekend als wettelijk depot voor de provin- agrarisch karakter. Glissen, kammen, een cie functioneert). Uit de oudste bewonings- onderkaak van een rund die door een kno- fase, van ca. 30 v. C. tot ca. 425 n. C, werd penmaker was gebruikt, alsmede fragmen- eenvoudig inheems aardewerk opgedolven, ten importaardewerk (Pingsdorf) duiden waaronder eeri merkwaardige deksel en echter op andersoortige nevenactiviteit. een fragment van een kaas vorm. Toen de Omstreeks 1300 bouwden de Johannieters wierde na een lange transgressiefase in de hier een uithof, die bekend werd onder de Karolingische tijd opnieuw kon worden naam Aesterwerum. De vondsten uit die bewoond, had de vestiging opnieuw een periode zijn talrijker en ook waardevoller;

3. De ligging van Heveskesklooster op het uiterste puntje van het hoge land. 25 op de kadastrale minuut. Vele generaties boeren bevolkten de wierde en gebruikten baardmankruiken, Delfts blauw en print- ware, schotels met slibversiering en spreu- keborden - nu in de vitrines te pronk gezet. Pas in de jaren-'80 van onze eeuw kwam een eind aan een lange traditie door de industriële expansie langs de Eems. Die vormde tenslotte de aanleiding tot het oudheidkundig bodemonderzoek, waarbij zoveel onverwachts aan het licht kwam. „Zoektocht in een wierde" is als expositie zeker de moeite van een reis naar Noord- Groningen waard. Of dat voor de plaats van vestiging geldt, is echter de vraag. Delfzijl heeft weliswaar een grote en leven- dige haven, maar het stadje zelf is geheel opgeofferd aan winkelpromenades en par- keervlakten, waaruit de hoge stellingmolen en het aardige kerkje wat treurig oprijzen. Toch biedt het land tussen „Stad" en Eems nog wel wat meer oudheidkundig vertier. Kan Bert Huiskes er niet eens een aardige archeoroute uitstippelen? 4. Opstelling over het laatmiddeleeuwse Heves- kesklooster; op de voorgrond de gereconstrueerde waterput. Foto's F. D. Zeiler. Zoektocht in een wierde. Gebouw de Noord- soms hebben ze zelfs een persoonlijk karak- hoorn, Zeebadweg 7, Delfzijl. ter, zoals het zegelstempel van Herman Geopend: 1 sep. -15 mei dagelijks 13.00-17.00 u.,za. enzo. tot 18.00u.; 15 mei-1 sep. dagelijks Richters, onderpastoor van Farmsum, uit 07.00-17.30 u., za. en zo. 10.00-18.00 u. Alge- 1429. Heel intrigerend is het holle bronzen mene informatie: tel. 05960-39911. kopje dat onder de kerkfundering werd gevonden, maar veel ouder is dan het klooster: tweede helft 12e, eerste helft 13e Literatuur eeuw. Een gemetselde waterput, die waar- Boersma, J. W., 1988. Een voorlopig overzicht schijnlijk bij het klooster hoorde, is in de van de wierde Heveskesklooster (Gr.). In: expositie opnieuw opgebouwd. Bierma, M., et al. (red.), Terpen en wierden in Het laatste hoofdstuk behandelt de periode het Fries-Groningse kustgebied. Groningen, na de verdrijving van de monniken, aan wie p. 61-87. de herinnering overigens nog eeuwen voort- Hofstraat 18 leefde, getuige de veldnaam „het klooster" 8261 BZ Kampen

26 Literatuurbespreking

Een mijlpaal in de studie van het Mesolithicum; hier naadloos bij aan: hij beschrijft de resultaten een boekbespreking en enkele opmerkingen van experimenten met nieuw gemaakte pijlen en over de aard van vuursteen-concentraties bogen, en concludeert dat het gebruik van pijl en boog een grote toename van efficiëntie bete- Bonsall, C. (red.), n.d. (1989). The Mesolithic in kent, vergeleken met vroegere jacht-technieken. Europe. Papers presented at the Third Interna- Helaas is het zo dat de beschadigingen die ont- tional Symposium; Edinburgh, 1985. John staan op pijlspitsen zich niet goed laten onder- Donald; Edinburgh. 645 pp., prijs £ 35,-. scheiden van die welke op speerpunten voor- Het eerste internationale symposium over het komen, zodat we het gebruik van pijl en boog Mesolithicum werd gehouden te Warschau in voornamelijk moeten afleiden uit vondsten van 1973. Bovengenoemd boek bevat de teksten van dergelijke voorwerpen (zoals in het Ahrensburg- de lezingen gegeven op het derde symposium, niveau van Stellmoor). Indirecte aanwijzingen dat plaatsvond te Edinburgh, in 1985. zijn het microlithische karakter van de spitsen Het boek telt 62 bijdragen van in totaal 89 en het geringe gewicht, maar die leveren geen auteurs die afkomstig zijn uit 21 landen. Ver- zekerheid op. Het is bijvoorbeeld niet duidelijk heugend is het relatief grote smaldeel specialis- of de kerfspitsen van de Hamburg-traditie ge- ten uit het Oostblok: 15, waarvan 4 uit Rusland. bruikt werden als pijlbewapening, hoewel dat Nederland was te Edinburgh vertegenwoordigd zeker niet uitgesloten is. door 4 onderzoekers, die 3 artikelen leverden: P. A. Gendel presenteert een methode om „stijl- N. Arts, T. S. Constandse-Westermann, R. R. zönes" in de ruimte af te leiden, maar het is Newell en L. H. van Wijngaarden-Bakker. Het duidelijk dat dit soort onderzoek vele haken en betreft een indrukwekkend werk, dat vele aspec- ogen kent. Grappig is zijn waarneming dat de ten van de studie van het Mesolithicum belicht trapezes ten zuiden van de Seine voornamelijk en informatie biedt over vrijwel alle delen van een linkse afknotting hebben, en die ten noor- Europa. Veel onderzoek waarover wordt ge- den van deze rivier een rechtse. T. D. Price geeft rapporteerd is uiteraard ook elders, en vaak uit- interessante informatie betreffende de recon- voeriger, gepubliceerd. Het aantrekkelijke van structie van mesolithische voedselbronnen. Zo dergelijke congres-boeken is echter dat men snel blijkt dat uit de verhoudingen van verschillende een overzicht kan verkrijgen van de stand van elementen in menselijk skeletmateriaal conclu- kennis op een bepaald terrein, en dat compen- sies kunnen worden getrokken over het rela- seert voldoende de vaak zeer lange productietijd tieve aandeel van terrestrisch en marien voedsel. van zulke boeken. Het is uiteraard in het kader De bewoners van de beroemde vindplaatsen bij van deze bespreking onmogelijk om ook maar Vedbaek in Denemarken schijnen voor 70 tot 90 enigszins een indruk te geven van het gebodene. procent in hun onderhoud te hebben voorzien Daarom zal ik me beperken tot het signaleren door middel van marien voedsel, net als de mees- van slechts enkele in het oog springende bij- te sub-recente Eskimo's. C. Grigson bespreekt dragen, waarvan de selectie natuurlijk arbitrair de mesolithische vogeljacht aan de hand van en persoonlijk is. Twee artikelen gaven mij aan- botresten van verschillende Deense vindplaat- leiding tot enkele opmerkingen over het karak- sen. ter van vuursteen-concentraties aan het slot van O. Gren beschrijft het ruimtelijk gedrag van dit verhaal. jagers/verzamelaars in woonstructuren, vooral Om te beginnen valt het stuk van J.-G. Rozoy op basis van ethno-archeologische gegevens. op. Hij hanteert niet het begrip. Mesolithicum Zijn verhaal is informatief, maar zijn interpreta- maar spreekt van het „Epipaleolithicum", dat tie dat in de Maglemose-traditie hutten voor één niet alleen het klassieke Mesolithicum omvat, en twee families in gebruik waren, lijkt mij maar ook het Laat-Paleolithicum vanaf onge- omstreden. In ieder geval blijkt uit mijn onder- veer het Aller0d Interstadiaal (Tjongerien en zoek met behulp van de ring-methode (Stapert Ahrensburgien). Het Epipaleolithicum wordt 1989a) dat de haarden van Duvensee 8 en 13 door Rozoy gedefinieerd als de periode van de zich in de open lucht bevonden, en niet binnen jacht met behulp van pijl en boog, en is gekarak- een hut zoals gesuggereerd door Gran. Con- teriseerd door de aanwezigheid van kleine pijl- standse-Westermann & Newell bespreken demo- spitsen die minder dan 5 gram wegen, meestal grafische modellen voor het Laat-Paleolithicum 0,5 - 2 gram. De bijdrage van A. Fischer sluit en Mesolithicum op basis van gegevens betref- 27 fende Noordamerikaanse Indianen. Van Wijn- verwell (ruim 7100 BP) werden op een shell gaarden-Bakker onderzocht dierlijke resten van midden curieuze zaken aangetroffen, zoals een enkele mesolithische vindplaatsen in Ierland, vloer (12 x 3,6 m) van grote stenen. Onder één o.a. Mount Sandel. van de grotere stenen bevond zich een gat, Bonsall et al. beschrijven voorlopige resultaten waarin een bijl, een doorboorde schelp (van een van het onderzoek van enkele Laat-Mesolithi- mossel) en een gladde strandkiezel gedeponeerd sche vindplaatsen in noordwest Engeland. De bleken. Volgens Palmer is dit mogelijk een vindplaats Williamson's Moss leverde onder „bouwoffer". Bij één van de haarden werd een meer steen-plaveisels, houten platforms en vloe- voorraadje van 12 picks in diverse bewerkings- ren van berkebast. stadia gevonden. Opmerkenswaard is verder Van groot belang is het onderzoek van de vind- een cooking pit met een diepte van 1 meter. plaats Seamer Carr, nauwelijks 1 km verwijderd R. N. E. Barton schrijft over een groep vind- van de beroemde vindplaats Star Carr, rond plaatsen in zuidelijk Engeland waar grote klin- 1950 opgegraven door J. G. D. Clark; zijn j|en voorkomen. Sommige van deze massieve prachtige publicaties over dat onderzoek heb- klingen vertonen grove afsplinteringen langs de ben een wereldwijde invloed gehad. Uit het arti- zijden die wijzen op een gebruik in zwaar werk, kel van R. T. Schadla-Hall blijkt dat in hetzelfde misschien op gewei of bot. De vindplaatsen gebied veel meer vindplaatsen bestaan, en dat kunnen waarschijnlijk gedateerd worden rond deze van verschillende typen zijn. Seamer Carr de overgang Laatglaciaal-Holoceen, en zijn lag bijvoorbeeld, in tegenstelling tot Star Carr, verwant aan het Laat-Ahrensburgien in noorde- niet dicht bij open water, en is ook veel minder lijk Europa, waarbinnen ook zogenaamde reu- rijk. Het gaat hier waarschijnlijk om residuen zenklingen voorkomen. Het is van interesse hier van enkele kortdurende occupaties. te melden dat onlangs in de provincie Friesland A. J. Legge & P. A. Rowley-Conwy onderzoch- een vindplaats is ontdekt (Oudehaske) die moge- ten opnieuw het botmateriaal van Star Carr. lijk eveneens in een late fase van de Ahrensburg- Een belangrijke conclusie is dat de bewoning traditie geplaatst kan worden; ook hier komen van Star Carr waarschijnlijk plaatsvond gedu- grote klingen voor (Stapert 1989 b). rende het late voorjaar en de zomer, en niet gedurende de winter en het voorjaar zoals eerst Het artikel van P. M. Vermeersch over het was aangenomen. Hieruit blijkt dat seizoensbe- Mesolithicum op de Belgische laagvlakte heeft paling van vindplaatsen, ook als botmateriaal een nuchtere toonzetting. Hij wijst op allerlei uitstekend geconserveerd is, een moeilijke zaak problemen bij de interpretatie, zoals de moge- is. Ook in het geval van Stellmoor hebben zich lijkheid dat grotere vindplaatsen meerdere occu- dergelijke wendingen in de interpretatie voor- paties kenden (zie hierover ook verderop). gedaan. J. V. Dumont bespreekt de resultaten B. Gramsch & K. Kloss berichten over de van een gebruikssporen-analyse aan het mate- belangrijke vindplaats bij Friesack in de D.D.R. riaal van Star Carr. Hij onderzocht 187 vuur- Organisch materiaal is hier goed geconserveerd, stenen. Krabbers werden vooral aangewend op net als bij enkele nog oostelijker vindplaatsen huiden, maar voor een niet onaanzienlijk deel die hieronder nog ter sprake zullen komen. ook op andere materialen, zoals bot, gewei en Onder meer werden te Friesack 284 benen spit- hout. Met boren werd inderdaad geboord, sen gevonden. Drie ervan waren nog bevestigd meestal in bot. Stekers werden meestal gebruikt' aan (gebroken) houten schachten, door middel voor gewei-bewerking, maar dat gebeurde van bast en teer. Ook veel andere voorwerpen slechts in ongeveer de helft van de gevallen met van hout bleven bewaard, bijvoorbeeld speren de stekerbek, bij de andere stukken werden de en pijlen, en ook een deel van een peddel. Verder randen van het stekerafslag-negatief benut. Net werden resten van een net gevonden, gemaakt als bij andere onderzochte vindplaatsen, bv. van plantevezels. De auteurs opperen de moge- Oldeholtwolde (Moss 1988), blijken klingen lijkheid dat voorraden van ongebruikte benen voor allerlei verschillende doeleinden gebruikt spitsen onder water werden bewaard voor later te zijn, maar opvallend is dat houtbewerking het gebruik, bijvoorbeeld om ze te beschermen best vertegenwoordigd is. Interessant is dat ook tegen knauwwerk door dieren. opgebruikte kernen vaak sporen van gebruik E. Brinch Petersen bespreekt de. vindplaats vertonen, o.m. als „wiggen". Een opmerkelijke Vasnget Nord, één van de tientallen mesolithi- conclusie is dat de onderzochte microlithen sche sites langs de randen van een voormalige geen sporen van gebruik (bijvoorbeeld als pijl- fjord bij Vedbask, Denemarken. Hier werden bewapening) laten zien. ook mesolithische grafvelden gevonden, waar- S. Palmer bespreekt enkele vindplaatsen bij van de belangrijkste Hendriksholm-Bogebak- Dorchester langs de Engelse zuidkust. Te Cul- ken is; een foto van één van de schitterend

28 1. Fragment van een houten ski, voorzien van een diersculptuur, voorstellende een elandkop. Vind- plaats: Vis I(Rusland). Datering: 8300-7000BP. Naar G. M. Burov. bewaarde mesolithische skeletten siert het om- in de Laag van Usselo. De moeilijkheid bij der- slag van het boek. De vindplaats Vaenget Nord gelijke hypotheses is echter dat we aan moeten lag oorspronkelijk op een klein eiland, en is nemen dat ook van nature veel bosbranden grotendeels opgegraven. Hoewel Brinch Peter- voorkwamen, en zeker in het geval van de Laag sen van mening is dat er binnen de vindplaats van Usselo lijkt mij dat de waarschijnlijkste sprake is van een duidelijke zonering in verschil- verklaring. lende activiteits-gebieden, lijkt het toch duide- Net als bij Vedbaek in Denemarken zijn ook in lijk dat de plek vele keren door mesolithische Zuid-Zweden mesolithische grafvelden gevon- mensen is bezocht, zodat niet te veel verwacht den; laat-mesolithische voorbeelden bij Skate- mag worden van een ruimtelijke analyse. holm worden besproken door L. Larsson. Op- E. Engelstad beschrijft mesolithische vindplaat- merkelijk is het voorkomen van twee begravin- sen in het noorden van Noorwegen, minstens gen van gedomesticeerde honden. vanaf 9200 BP, waar resten van huizen en tenten Buitengewoon interessant zijn enkele artikelen zijn gevonden. Merkwaardig is dat binnen de van Russische collega's. G. M. Burov schrijft meeste van deze woonstructuren geen haarden over houten voorwerpen van Vis I, ruim 500 km werden aangetroffen. Eveneens in Noorwegen, ten zuidoosten van Archangelsk, te dateren tus- maar dan in het zuiden, ligt de vindplaats R0r- sen 8300-7000 BP. Hier werden onder meer myr II, beschreven door B. Skar & S. Coulson, delen van sleden gevonden, bogen, pijlen, spe- die gedateerd kan worden in het Preboreaal. ren, een roeiriem, een deel van een mand, een Hun rapport is een mooi voorbeeld van wat net gemaakt van zegge-vegels, en een boot van bereikt kan worden met een refitting-analyse. berkebast. Opmerkelijk zijn meerdere fragmen- Net als in andere gevallen blijkt ook hier dat op ten van houten ski's, waarvan één versierd is de vindplaats tijdens de bewoning veel met met een diersculptuur: een elandkop (afb. 1). materiaal werd gesleept. Een andere belangrijke vindplaats is Nizhneye Veretye I, 150 km ten oosten van het Onega S. Welinder bespreekt aanwijzingen voor de Meer, te dateren in het Boreaal. Ook hier een veronderstelling dat de mesolithische mens re- opvallende hoeveelheid artefacten van orga- gelmatig delen van het bos afbrandde, intentio- nisch materiaal, fraai geïllustreerd in het artikel neel, om de kwaliteit van de jachtgronden te van S. V. Oshibkina. De opgravingen leverden verbeteren. Dergelijke claims zijn in het ver- ook duidelijke woonstructuren (paalgaten) en leden ook wel gemaakt voor oudere perioden, haarden. Er zijn veel meer pijlen van hout of bot bijvoorbeeld in het geval van de Acheuléen- zonder vuurstenen spitsen dan met, en er zijn vindplaatsen Torrabal/Ambrona, en ook als verschillende typen waarvan minstens één, met verklaring voor het voorkomen van houtskool een biconische top, vermoedelijk gebruikt werd 29 2. Enkele vondsten van de vindplaats Nizhneye Veretye I(Rusland). Datering: 9000 - 8500 BP. Naar S. V. Oshibkina. Legenda: 1. antropomorfe sculptuur, hout; 2, 3. spitsen met weerhaken, hout; 4, 5. basale fragmenten van houten pijlen; 6. houten pijl met biconische top; 7. container van berkebast (gevouwen uit één strip), waarin 29 voorwerpen: 18 geprepareerde kernen, 9 afslagen, 1 krabber op geretoucheerde kling, en een hamer of retouchoir. 30 voor de vogeljacht (afb. 2). Perifeer op de vind- deze later in de tekst toch gezien als „multifunc- plaats werd een workshop gevonden, met voor- tionele" sites, bewoond door grotere groepen raden materiaal en een zwaar gebruikt aam- mensen, in navolging van eerder werk door R. beeld van dioriet. Hier werd onder meer een R. Newell (b.v. Newell 1973); ze zouden wijzen container van berkebast aangetroffen (afb. 2), op een grotere „sociale interactie". Uit zijn arti- gevuld met 29 voorwerpen, waaronder 18 ge- kel blijkt hetzelfde beeld als in noordelijk prepareerde kernen van goede vuursteen. Be- Nederland: grote en zeer grote vindplaatsen halve bogen, pijlen en andere werktuigen wer- kunnen voornamelijk geplaatst worden in de den ook twee sculpturen van hout geborgen. De Tjonger-traditie en in het Laat-Mesolithicum. meest opvallende is een antropomorfe figuur Oppervlakkig gezien levert dat inderdaad een met geheven armen (afb. 2); het stuk heeft een „correlatie" met het milieu: grotere vindplaat- maximale lengte van 22,5 cm. sen kwamen voor tijdens perioden met een Naast sommige pijlen hebben ook harpoenen en gunstig klimaat. Maar er is nog een andere cor- messen (die vaak versierd zijn) van bot of gewei relatie: zowel het Allerod Interstadiaal als het in meerdere gevallen vuurstenen inzetstukken Holoceen waren grotendeels perioden waarin, gehad. buiten dalen e.d., geen sedimentatie plaatsvond, Op een afstand van 1,5 km van deze vindplaats dit in tegenstelling tot bijvoorbeeld de Dryas- is een mesolithische grafveld opgegraven (Po- stadialen waarin dekzand werd afgezet. Gun- povo). In enkele gevallen werden complete vis- stige plekken voor bewoning, bijvoorbeeld langs sen meegegeven in het graf. Ook hier werden meeroevers, konden vele jaren steeds opnieuw overigens enkele honden begraven. gebruikt worden, en de individuele occupaties In Letland ligt de Boreale vindplaats Zvejnieki zouden dan niet gescheiden worden door ste- II, beschreven door Zagorska & Zagorskis. De riele lagen, hetgeen in de loop der tijd kon leiden opnieuw goede conservatie blijkt uit het feit dat tot enorme accumulaties van artefacten. Te 1500 vuurstenen en 1000 benen artefacten wer- Pincevent (Magdalénien) zijn tientallen vondst- den geborgen. Binnen de dierlijke resten domi- concentraties opgegraven die in meerdere ni- neert de eland (77%); ook komen resten van de veaus voorkomen, keurig gescheiden door laag- gedomesticeerde hond voor. Grote hoeveelhe- jes steriel sediment afgezet door de Seine, die den jachtwapens van bot of gewei werden mogelijk elk jaar haar oevers overstroomde. Uit gevonden, waaronder harpoenen. de opgraving blijkt dat veel van deze concentra- Tientallen artikelen in het boek bleven onbe- ties kortdurende bewoning documenteren, maar sproken. Ik beperkte me voornamelijk tot vind- als er geen sedimentatie had plaatsgevonden plaatsen in noordelijk Europa, maar er zijn ook waren we ongetwijfeld geconfronteerd met één verhandelingen opgenomen over zuidoost en reusachtige vindplaats. In dat verband is het midden Europa, Italië, Spanje, Portugal en veelzeggend dat van de diverse laatpaleolithi- eilanden in de Middellandse Zee, enzovoort. sche tradities in Nederland alleen de Tjonger- Bovendien kon ik slechts ruwweg wat krenten traditie gekarakteriseerd wordt door het voor- oppikken, een procedure die de besproken teks- komen van zeer grote vindplaatsen. Dit geldt ten zeker geen recht doet. ook voor België; een goed voorbeeld is de vind- plaats bij Meer (Van Noten 1978). In Nederland Wat kunnen vuursteen-concentraties ons vertel- kunnen we onder meer verwijzen naar de klas- len? sieke vindplaats bij Usselo (Stapert en Veenstra, Twee bijdragen bewaarde ik voor het laatst: die in druk). Ik ben van mening dat de omstan- van N. Arts en van de Pool R. Schild. Arts doet digheid dat er geen of nauwelijks sedimentatie een moedige poging om niet alleen het Laat- plaatsvond tijdens het Allerod Interstadiaal Paleolithicum en Mesolithicum in Zuid-Neder- daarvoor voldoende verklaring biedt (Stapert, land (Noord-Brabant en Limburg) samenvat- in druk). Hetzelfde geldt eigenlijk voor latere tend te beschrijven, maar ook hypotheses aan te fasen van het Mesolithicum. Vooral in het Laat- dragen ter verklaring van onder meer allerlei Mesolithicum komen grote vindplaatsen voor. waargenomen variaties in aantallen vindplaat- In Noord-Nederland is Bergumermeer een goed sen en grootte van vindplaatsen per fase, aan de voorbeeld (Newell 1980); het opgegraven deel hand van milieu-reconstructies. Zijn verhaal is (Bergumermeer B) leverde ongeveer 120.000 interessant, hoewel deels nogal speculatief, en vuurstenen (Odell 1977). We moeten echter bevat veel informatie. Eén aspect verdient een bedenken dat dergelijke vindplaatsen in het nadere belichting, namelijk verschillen in de Laa/-Mesolithicum geplaatst worden omdat er groottes van vindplaatsen, uitgedrukt in vier- onder andere typen voorkomen die voor die kante meters. Hoewel Arts toegeeft dat het bij fase karakteristiek zijn. grote vindplaatsen zou kunnen gaan om plek- ken die meerdere occupaties kenden,, worden Gedurende het Mesolithicum werden vindplaat- 31 sen schijnbaar groter en groter. Maar als er op Dit patroon kennen we zowel voor het Laat- vindplaatsen late typen microlithen voorkomen Paleolithicum (Stapert 1985) als voor het Meso- wil dat nog niet zeggen dat ze niet ook al eerder lithicum (Newell 1973). werden bewoond. Ik geloof dat de schijnbare Een ander argument betreft de variatie in spits- toename in grootte van vindplaatsen gedurende typen. Terwijl bij grote vindplaatsen vaak veel het Mesolithicum voornamelijk een „artefact" verschillende typen voorkomen, treffen we bij is - het resultaat van herhaalde occupatie. kleine vindplaatsen meestal slechts één of en- Een aanwijzing daarvoor is ook het feit dat kele typen aan. C14-dateringen van dergelijke grote vindplaat- Een derde benadering is het onderzoek van sen zich vaak wijd spreiden in de tijd. Demogra- ruimtelijke structuren. Wanneer een vindplaats fische modellen zoals die van Newell en Arts, veel occupaties kende, is te verwachten dat er waarbij onvoldoende rekening gehouden wordt distributies zonder structuur ontstaan, palimp- met de vertroebeling als gevolg van meervou- sesten, hoewel we rekening moeten houden met dige occupaties, moeten daarom met wantrou- het bestaan van „fixed facilities" die steeds wen bezien worden. opnieuw gebruikt werden. Uit onderzoek met Een bijna extreem tegenovergesteld standpunt behulp van de ring-methode blijkt dat veel laat- wordt ingenomen door R. Schild. Schild is de paleolithische haarden in de open lucht lagen, opgraver van de vindplaats Calowanie, bij en in veel gevallen is het dan mogelijk de over- Warschau. Calowanie is een eiland in de Weich- heersende windrichting tijdens de bewoning te sel met Late Dryas duinen, waar tientallen laat- bepalen. Het is nauwelijks te verwachten dat dit paleolithische en mesolithische vondst-concen- ook mogelijk zou zijn wanneer de sites meerdere traties zijn opgegraven. Op basis van C14-date- keren werden bewoond, omdat het al te toeval- ringen van monsters uit de oeverzone komt lig zou zijn dat de wind iedere keer uit dezelfde Schild tot de conclusie dat zowel in het Laat- hoek kwam. Bovendien is vaak binnen de Paleolithicum als het Mesolithicum er waar- vuursteen-concentraties een duidelijke segmen- schijnlijk sprake was van een vrijwel continue tatie aan te wijzen, die erop wijst dat op verschil- serie occupaties gedurende ongeveer 2000 jaar. lende plekken verschillend werk gedaan werd. Hij verbindt daaraan het denkbeeld dat ook Ook dat is een patroon waarvan we niet zouden kleine vondst-concentraties mogelijk het resul- verwachten dat het duidelijk herkenbaar zou taat zijn van meervoudige occupaties. Hoewel zijn op vindplaatsen die meerdere keren werden ik hierboven duidelijk heb gemaakt dat ik van bewoond. mening ben dat we ernstig rekening moeten Op basis van dergelijk onderzoek, dat ik hier houden met de mogelijkheid van herhaalde slechts zeer summier kon samenvatten, neem ik bewoning, vind ik toch dat we niet al te pessi- een „middenpositie" in: bij grote vindplaatsen mistisch moeten worden. Ik geloof dat we in moeten we serieus rekening houden met meer- veel gevallen met een redelijke waarschijnlijk- voudige occupatie, maar bij kleinere sites is het heid ervan uit mogen gaan dat we met enkel- vaak redelijk, op basis van analyse (niet a voudige occupaties te maken hebben. De beste priori!), een enkelvoudige occupatie aanneme- voorbeelden daarvan zijn uiteraard sites met lijk te achten. een stratigrafie die doorgaande sedimentatie Hoewel dergelijke fundamentele problemen ons bewijst; ik noemde al Pincevent in dat verband. lange tijd kopzorgen zullen blijven bezorgen, Binnen de dekzanden in noordelijk Europa maakt het hier besproken boek toch vooral dui- komen vindplaatsen voor die stratigrafisch niet delijk dat de studie van het Mesolithicum en het gebonden zijn aan fossiele bodems of erosie- Laat-Paleolithicum een levendige zaak is. Nieu- niveaus. In Noord-Nederland kennen we bij- we vindplaatsen waar organisch materiaal be- voorbeeld de Hamburg-vindplaatsen Oldeholt- waard gebleven is leveren ons een fascinerend wolde en Luttenberg, gelocaliseerd in een laag beeld van veelzijdige en inventieve leefgemeen- Jong Dekzand I die direct na de bewoning schappen. Relatief moderne onderzoekstechnie- voortging zich te vormen (Stapert 1986). In ken, zoals gebruikssporen-analyse en refitting, zulke gevallen is het redelijk een éénmalige geven hoop op een toenemende mate van begrip occupatie aan te nemen. door het bestuderen van wat ze achterlieten. Zeker in het geval van kleine vindplaatsen zijn Ook in Nederland is het laatste decennium een er ook andere argumenten die in veel gevallen opbloei van het onderzoek van deze perioden te leiden tot de conclusie dat ze een „single event" bespeuren. Wat het Mesolithicum betreft kun- documenteren. In de eerste plaats is het opval- nen we daarbij in zuidelijk Nederland vooral lend dat kleine sites vaak „specialisatie" te zien wijzen op het werk van N. Arts (b.v. Arts 1987 geven: één of enkele werktuig-typen zijn goed a-b) en J. Deeben, maar ook bijvoorbeeld op vertegenwoordigd, andere niet of nauwelijks. een publicatie van L. B. M. Verhart (Verhart

32 1988). from the Early Dryas Stadial: stratigraphy. In Noord-Nederland kan melding gemaakt wor- Meded. Werkgr. Tert. Kwart. Geol. 23,21-41. den van onder meer de onderzoekingen van H. Stapert, D., 1989 a. Binnen of buiten de tent? Groenendijk in de Groninger Veenkoloniën Ruimtelijke patronen op jong-paleolithische (Groenendijk 1987), de opgraving van een vind- vindplaatsen. Westerheem 38 (4), 177-189. plaats bij Slochteren door G. Kortekaas, en de Stapert, D., 1989 b. Een vindplaats van de opgraving plus analyse van een vindplaats bij Ahrensburg-traditie bij Oudehaske, Fries- Nieuw-Schoonebeek door J. R. Beuker (Beuker land. Paleo-aktueel 1, 16-20. 1989). Het gaat helemaal niet slecht met de Stapert, D., in druk. Some simple techniques Steentijd. for intrasite spatial analysis of sites with a central hearth. Paper presented tot the „So- Literatuur cial Space" Congress, Arhus, 1987. Arts, N., 1987 a. Vroegmesolitische nederzet- Stapert, D. & H. Veenstra, in druk. The section tingssporen en twee versierde hertshoornen at Usselo: brief description, some grain size artefakten uit het Maaskantgebied bij distributions, and remarks of the archaeolo- 's-Hertogenbosch, Brabants Heem 39, 2-22. gical finds. Palaeohistoria 30. Arts.N., 1987 b. Mesolithische jagers, vissers en Verhart, L. B. M., 1988. Mesolithic barbed voedselverzamelaars in noordoost België en points and other implements from Euro- zuidoost Nederland. Het oude land van Loon; poort, The Netherlands. Oudheidkundige Jaarboek van de Federatie der Geschied- en Mededelingen 68, 145-194. Oudheidkundige Kringen van Limburg 42, Dick Stapert 27-85. Beuker, J. R., 1989. Mesolithische bewonings- sporen op een zandopduiking te Nieuw- Tonny Vos-Dahmen von Buchholz. Verstoten. Schoonebeek (met een bijdrage van W. A. Toen de Noordzee nog land was. Met tekeningen Casparie). Nieuwe Drentse Volksalmanak van Kees van Scherpenzeel. Baarn, Uitgeverij 106,117-186. De Fontein, 1989. 124 pp. Prijs f 23,90. Groenendijk, H. A., 1987. Mesolithic hearth- In Westerheem 38, 1989, 1, pp. 45-46 ben ik, pits in the Veenkoloniën (prov. Groningen, onder de titel „Beeld, beeldvorming en verbeel- the Netherlands), defining a specific use of ding" nader ingegaan op zin en waarde van de fire in the Mesolithic. Palaeohistoria 29, verbeelding in de reconstructie van het verre 85-102. verleden. Ik deed dat naar aanleiding van twee Moss, E. H., 1988. Techno-functional studies of jeugdboeken van de schrijfster Tonny Vos. the Hamburgian from Oldeholtwolde, Fries- Inmiddels is van deze productieve schrijfster land, The Netherlands. In: M. Otte (ed.) - De een nieuw boek verschenen. „Verstoten" speelt la Loire a l'Oder, Les civilisations du Paléoli- in de periode dat „de Noordzee nog land was", thiquefinal dans 1e nord-ouest européen. BAR d.w.z. ongeveer 8500 jaar vóór Christus. De Intern. Series 444 (ii), 399-426. schrijfster volgt een groepje rendierjagers op Newell, R. R., 1973. The post-glacial adap- hun jaarlijkse trek achter de rendieren aan. Zij tations of the indigenous population of the trekken van hun winterkamp in de grotten van Northwest European Plain. In: S. K. Kos- de Ardennen langs de Maas, eerst naar het lowski(red.), The Mesolithic in Europe. War- noorden en vervolgens in westelijke richting. saw, 399-440. Via het lente-(en tevens herfst-)kamp in het oos- Newell, R. R., 1980. Mesolithic dweiling struc- ten van het huidige Noord-Brabant bereiken ze tures: fact and fantasy. Veröffentlichungen Zomerland, het toendragebied tussen Engeland des Museums für Ur- und Frühgeschichte en Nederland. Dat meerrijke gebied wordt in de Potsdam 14/15, 235-284. zomer gedurende korte tijd door verscheidende Noten, F. van (red.), 1978. Les chausseurs de groepen jagers bezocht. Ook een gedeelte van de Meer. Brugge. terugtocht, nl. tot het Herfstkamp, maakt deel Odell, G. H., 1977. The application of micro- uit van het verhaal. wear analysis to the lithic component of an Gedurende de beschreven periode spelen zich entire prehistorie settlement: methods, pro- binnen de groep enkele gebeurtenissen af, die blems and'functional reconstructions. Thesis, voor haar toekomst van grote invloed kunnen Harvard University, Cambridge. zijn. We maken in afzonderlijke hoofdstukken Stapert, D., 1985. A small Creswellian site at kennis met een aantal jongeren: Gorm, ijdel, Emmerhout. Palaeohistoria 27, 1-65. jaloers, zich tooiend met veren die hem - figuur- Stapert, D., 1986. Two findspots of the Ham- lijk gesproken - niet toekomen. Hij mag dan een burgian tradition in the Netherlands dating geducht jager zijn, in feite is hij laf. Oena, zijn 33 jeugdvriendin, voelt intuïtief aan dat er iets mis Een gewoon verhaal over gewone mensen. is achter die schoonschijnende facade. Vervol- Enigszins triviaal samengevat: Als twee honden gens Laki, de snelle, in jacht en liefde de concur- vechten om een been, loopt de derde er mee rent van Gorm. Tenslotte Reffo, een van de heen. Zo'n vereenvoudiging doet groot onrecht zonen van stamhoofd Bole. Hij vertegenwoor- aan het boek. De geschetste gebeurtenissen zijn digt het vernieuwende element binnen de groep. in feite ondergeschikt aan het dagelijkse gebeu- Een eenling; onbegrepen leeft hij - letterlijk en ren binnen de groep, dat door Tonny Vos in figuurlijk - naast de groep. Dankzij de voor- talloze details tot leven wordt gewekt. Al lezend spraak van de priester Var blijft hem het versto- realiseert men zich nauwelijks, hoe grondig de ten worden bespaard. Zijn geslaagde poging om schrijfster zich gedocumenteerd moet hebben, een rendier te temmen (domesticering avant la hoeveel studie ten grondslag ligt aan dit be- lettre) speelt in het verhaal een belangrijke rol. knopte, strak gecomponeerde boek. Merkbaar De intrige is eenvoudig. Oena heeft een voor- in ongunstige zin is dit niet; de vergaarde kennis keur voor Gorm, maar is onzeker van zijn overwoekert geen moment het verhaal. Dat is gevoelens voor haar. Laki heeft een voorkeur de kracht van het schrijverschap van Tonny voor Oena, maar ontvangt geen respons. Tij- Vos. dens een rendierjacht verwondt Gorm ongewild Eens te meer blijkt de waarde van de verbeel- Laki met zijn harpoen en laat hem, in paniek, ding als zij te hulp wordt geroepen om de lezer aan zijn lot over. Reffo vindt de ernstig gewonde inzicht te verschaffen in de realiteit. Onnodig te Laki, verzorgt hem en weet hem, na een helse vermelden, dat ook nu weer een verantwoor- tocht, op een door zijn rendier getrokken slee bij ding, een verklarende woordenlijst en een op- de groep terug te brengen. Gorm wordt bij toe- gave van geraadpleegde literatuur zijn opge- val ontmaskerd en verstoten. Reffo, de eenling, nomen. De tekeningen van Kees van Scherpen- wordt in ere hersteld. Met Oena zal hij een paar zeel zijn op een goede manier beeldaanvullend. gaan vormen. Hun is de toekomst. P. Stuurman

Literatuursignalement

Oud-Castricum; 12e jaarboekje van de Stichting Deze uitgave is verschenen ter begeleiding van Oud-Castricum, 1989, pp. 3-11: de tentoonstelling, waaraan in Westerheem 38, E. Mooy. Tussen stuifzand en drassig land. 1989, 6, p. 308 aandacht werd besteed. Het Gedurende een reeks vanjaren hebben archeo- onderwerp zelfwas onderwerp van een bijdrage logische waarnemingen en verkenningen plaats- van Erik Jungerius en Liesbeth Smits in Wes- gevonden ten oosten van Castricum. Talrijke terheem 37, 1988, 2, pp. 71-74. In de voor ons bodemvondsten, vanaf de Late Ijzertijd tot in liggende uitgave worden ontdekking, opgra- de Late Middeleeuwen, zijn daarbij aan het licht ving, behaalde resultaten en (voorlopige) con- gekomen. Vooral de inheems-Romeinse tijd is, clusies nog eens op een - overzichtelijk - rijtje in de vorm van talrijke inheemse scherven en gezet. Warm aanbevolen. enig importmateriaal, rijk vertegenwoordigd. Vanaf de Vroege Middeleeuwen blijkt het be- Scientifw American 261, 1989, 5, pp. 78-84: treffende grondgebied continu bewoond te zijn J. M. Coles. The world's oldest road. geweest. In 1970 ontdekte Raymond Sweet, een land- bouwer uit Somerset in Zuidwest-Engeland, In de Nieuwsbrief van de Archeologische Vereni- onder een dikke laag veen een houten plank. Hij ging Breda 3, 1989, 5 wordt verslag gedaan van vermoedde een hoge ouderdom en meldde zijn een aantal archeologische waarnemingen in de vondst. Na vele jaren archeologisch onderzoek binnenstad van Breda, waarbij laatmiddeleeuw- is het grote belang ervan pas goed duidelijk se en postmiddeleeuwse funderingsresten en geworden. De plank heeft deel uitgemaakt van aardewerkresten aan het licht kwamen. de oudste (ca. 6000 jaar geleden) houten „veen- weg" tot nu toe bekend. De weg is getraceerd A. Bakels en R. van Lit. Bronstijdgraf Wasse- over een lengte van ca. 1800 m.; een deel ervan naar, verslag van een archeologisch onderzoek (400 m.) is zorgvuldig opgegraven. Het goed in het Weteringpark te Wassenaar in 1987. geconserveerde hout heeft veel informatie ver- Wassenaar, Stichting Historisch Centrum Was- schaft over de bouwers van de weg. senaar, 1989. 32 pp. 34 Kortgeleden verscheen een nieuw oudheidkun- jaarlijks verschijnende Archeologische en bouw- dig tijdschrift, getiteld,,Archeologie". Het is een historische Kroniek om ons een blik achter (en uitgave van de Stichting Archeologie. Hoofd- onder) de schermen te bieden. In 36 bijdragen redacteur is A. N. van der Lee; onder de redac- wordt een overzicht gegeven van de in 1988 teuren treft men o.m. P. Dijksta, G. van Noort, verrichte onderzoekingen en gedane vondsten. G. thoe Schwartzenberg en A. Wouters aan. In In deze bijdragen staan de Middeleeuwen cen- een voorwoord wordt de verhouding tot het traal. Meest opvallende vondst: een fragment tijdschrift „Archeologische berichten" uiteen- van een majolicabord met een portret van Eras- gezet. In de eerste, fraai uitgevoerde, aflevering mus (te dateren tussen 1610 en 1619). Eenaantal bijdragen van o.m. Dijkstra en Groels (De dan- inleidende artikelen en reacties en aanvullingen ser van Wanssum), A. Wouters (vele bijdragen, op onderzoek op voorafgaande jaren complete- o.m. over het Mesolithicum) en A. Bruyn (een ren de bundel. Hierbij o.m. een interessante vuurstenen „sikkel" uit Medemblik). Behalve bijdrage over 14e-eeuwse Utrechtse Kogelpot- aan het Paleolithicum zal ook aan Mesoli- ten. De Kroniek is voorbeeldig uitgegeven. thicum, Neolithicum en latere perioden de nodige aandacht worden besteed. Blikvangers in het ROB jaarverslag 1988 zijn de viering van het 40-jarig jubileum, de verhuizing Les dossiers d'archeologie, no. 142, nov. 1989: van het oude gebouw naar de nieuwe behuizing La musique dans l'antiquité, pp. 68-71: (het „hiernamaals"), het opstarten van het pro- J. Rimmer. Les collections d'instruments dans ject ARCHIS (landelijk archeologisch informa- les musées hollandais. In de collecties van een tiecentrum, in samenwerking met BAI, IPP en aantal grote en kleinere Nederlandse musea IPL) en het terugtreden van Van Es als ROB- (o.m. RMO te Leiden, Haags Gemeentemu- directeur. Deze gebeurtenissen in aanmerking seum, Rijksmuseum Kam te Nijmegen, musea nemend, dwingen de activiteiten die men in het te Groningen, Goedereede enz.) bevinden zich verslagjaar wist te ontplooien, des te meer waardevolle verzamelingen van benen, houten respect af. Daarom vestig ik dit keer in het en metalen muziekinstrumenten. Vooral de bijzonder de aandacht op hoofdstuk III: Ver- Romeinse tijd is met waardevolle specimina slagen van afdelingen. Behartenswaardige, leer- vertegenwoordigd. zame lectuur. Dat geldt uiteraard ook voor de overige hoofdstukken: Algemeen (I); Verslagen In Westerheem 38,1989, 3, p. 176 werd de door van wetenschappelijk onderzoek (II); Verslagen het BOOR samengestelde tentoonstelling „Le- van provinciaal archeologen (IV); Publicaties, ven in een groen land. Voorne-Putten in de ijzer- lezingen, congressen en studiereizen (V). De lijst tijd" vermeld. Deze tentoonstelling is, onder de met gebruikte afkortingen is zeer welkom. Nu titel ,,Leven in een groen land. Zeeland in de nog een register op behandelde (vind)plaats- ijzertijd", t/m 7 januari j.1. in het Zeeuws namen. Museum te Middelburg te bezichtigen geweest. Het begeleidende, door Evert van Ginkel samen- Marjorie de Grooth en Ton Quik. In de grond gestelde, boekwerkje deed ook hier, zij het in gevonden. De archeologische verzameling van het iets gewijzigde en vereenvoudigde vorm en met Bonnefantenmuseum. Maastricht, Bonnefanten- een aangepaste titel, als onontbeertljjk com- museum, 1989. 72 pp. plement dienst. Dit fraai ogende boekwerkje is zeer welkom. Op beknopte wijze wordt de geïnteresseerde mu- Archeologische en bouwhistorische kroniek van seumbezoeker (en lezer) achtergrondinformatie de gemeente Utrecht over 1988. Utrecht, Stich- verschaft omtrent de archeologische collectie ting Publicaties Oud-Utrecht, 1989. 173 pp. van het Bonnefantenmuseum. De presentatie is Prijs f 24,50. afgestemd op die van de collectie: chronolo- Verkrijgbaar bij het Gemeentelijk Informatie gisch-thematisch. Binnen de zeer globale chro- Centrum en Boekhandel Broese/Kemink. nologie Prehistorie - Romeinse tijd wordt een Dat Utrecht - zoals de flaptekst vermeldt - de aantal onderwerpen chronologisch (prehisto- grootste en interessantste middeleeuwse stad rie) dan wel thematisch (Romeinse tijd) gerang- van de Noordelijke Nederlanden is, wil ik graag schikt. Aan deze twee hoofdstukken gaat een beamen. Zelfs tijdens een vluchtige wandeling korte inleiding over archeologie en archeologi- door de stad krijgt men een goede indruk van sche methoden vooraf. Het boekje wordt afge- het zichtbare middeleeuwse verleden. Naar het rond met een hoofdstuk over Maastricht: 0 - achter bepleistering en vernieuwde gevels en 1229. Ter afsluiting is een literatuurlijst opge- onder de grond verborgen onzichtbare verleden nomen. Het boekje noodt tot bezoek! moet men echter raden. Gelukkig is daar de PS

35 Personalia

In memoriam mr. C. A. van Gorcum (1901-1989) Op 21 oktober 1989 overleed in het verpleeghuis Prinsenhof in Leidschendam mr. C. A. van Gorcum, oud-voorzitter van de AWN-afdeling Den Haag en omstreken. Van Gorcum heeft zich met name in de jaren '70 bijzonder verdiens- telijk gemaakt voor de regionale archeologie. Mijn eerste kennismaking met Van Gorcum staat me nog helder voor de geest. Het was in de zomer van 1976 dat ik aanbelde aan zijn huis in de Wassenaarse Zijllaan om me te melden als deelnemer aan de opgraving van het Wasse- naarse kasteel Huis ter Weer. Van Gorcum, gastvrij als hij was, troonde me onmiddellijk mee naar zijn studeerkamer op de eerste verdie- ping. Die kamer droeg duidelijk de sporen Van de vele bestuursfuncties die Van Gorcum be- kleedde. De fraaie antieke meubelen, veelal erf- C. A. van Gorcum in gesprek met hoes Tadema stukken, gingen grotendeels schuil achter enor- bij de presentatie van,, Wassenaarse Oudheden". me stapels paperassen: correspondentie, weten- Foto P. C. van Alphen. schappelijke tijdschriften en allerlei naslagwer- ken. Op een kast lag een hoeveelheid onooglijke „Stappen in de tijd" in het Haags Gemeente- scherven waar Van Gorcum tijdens het gesprek museum. Deze tentoonstelling werd in het kader zo nu en dan één tussen uit plukte om zijn van het Monumentenjaar georganiseerd door verhaal over de archeologie toe te lichten. Hij de AWN Den Haag en de afdeling Haagse His- bleek een uiterst boeiend verteller met een aan- torie van het museum. stekelijk enthousiasme te zijn. „Stappen in de tijd" gaf een overzicht van de Een buitenstaander zou in Van Gorcum niet bewoningsgeschiedenis van het Haagse gebied snel een amateur-archeoloog verwachten. Van en omgeving van de Late Steentijd tot het ont- Gorcum was een echte „heer van stand". Hij staan van het Binnenhof in de 13de eeuw. De was indertijd voorbestemd om zijn vader op te tentoonstelling trok ruim 9.000 bezoekers. volgen als directeur van het familiebedrijf, de Per 1 september 1975 kreeg de AWN de be- uitgeverij en drukkerij Van Gorcum in Assen. schikking over een eigen werkruimte in de Na zijn studie rechten te Utrecht koos Van Gor- kelder van het stadhuis, waarvan nog steeds cum echter voor een andere loopbaan. Hij druk gebruik wordt gemaakt. werkte enige tijd bij Philips en ontpopte zich vervolgens als een stuwende kracht achter de Stadsarcheoloog latere Rijks Planologische Dienst. Als voorzitter heeft Van Gorcum onophoude- In oktober 1971 werd Van Gorcum benoemd lijk gepleit voor de aanstelling van een Haagse tot voorzitter van de AWN-afdeling Den Haag stadsarcheoloog. In 1974 schreef hij samen met en omstreken, als opvolger van de welhaast secretaris H. Prins een brief aan de nieuw geïn- legendarische dr. C. de Wit. Al meteen na zijn stalleerde gemeenteraad waarin hij voorstelde benoeming kreeg Van Gorcum te maken met in een wethoudersportefeuille het terrein „ar- een groepje jonge leden (onder wie bekende cheologische belangen" op te laten nemen. In figuren als Epko Bult, Ben Claasz Coockson en afwachting van de komst van een stadsarcheo- Wim van der Post) die de Haagse afdeling aan- loog zou de gemeente alvast een coördinator trekkelijker wilden maken voor jongeren en ook aan moeten wijzen. Dit verzoek werd korte tijd meer leden actief in het veld hoopten te krijgen. later schriftelijk ondersteund door de directeur Van Gorcum heeft dit initiatief van harte onder- van de ROB en vervolgens eveneens door R. steund. Hotke, directeur-generaal van Culturele Zaken van het ministerie van CRM. Met vele raads- Een belangrijke stimulerende rol had hij bij de leden en wethouders heeft Van Gorcum ge- totstandkoming in 1975 van de tentoonstelling sprekken over dit onderwerp gevoerd en met

36 name van de wethouders Vink en Wallis de aanleg van de (nooit gerealiseerde) noordelijke Vries ondervond hij veel steun. Steeds weer randweg, kreeg Van Gorcum gedaan dat de dook Van Gorcum op in de plaatselijke pers om gemeente jaarlijks een bedrag van f 10.000,- te hameren op de aanstelling van een stads- voteerde voor het doen van opgravingen op het archeoloog. In 1979 schreef hij opnieuw de terrein. In het zelfde jaar formeerde hij een uit gemeenteraad aan, met als direct gevolg een twintig amateur-archeologen bestaande werk- grote kop in de Haagsche Courant van 28 groep die nu nog steeds actief is. De opgraving augustus 1979: „Amateurs dringen aan bij de van het Huis ter Weer duurde vijf jaar. De gemeente: Stadsarcheoloog moet er snel ko- leiding van de opgraving deed Van Gorcum al men". Het is dan ook mede aan het onver- spoedig over aan de Jongere garde" maar zelf moeibaar ijveren van Van Gorcum te danken, groef hij ondanks zijn hoge leeftijd enthousiast dat in 1982 in Den Haag daadwerkelijk een mee en ook sloeg hij geen enkele schervenavond stadsarcheoloog werd aangesteld. over. Zijn hoge leeftijd deed hem rond 1978 besluiten Wassenaar zijn vele bestuursfuncties neer te leggen. Per 1 Van Gorcum heeft met name veel betekend september 1979 beëindigde hij het voorzitter- voor de archeologie in zijn eigen woonplaats. schap van de AWN Den Haag, waarna hij in Toen in 1976 het terrein van het voormalige 1980 werd opgevolgd door A. Ch. van Son. kasteel Huis ter Weer werd bedreigd door de De laatste vier jaar van zijn leven liet zijn gezondheid hem in de steek. In deze moeilijke periode bleek te meer zijn ongelofelijke wils- kracht. Een zware slag was het overlijden van zijn vrouw in 1988. Velen zullen zich Van Gorcum blijven herinne- ren als een hartelijk man, oprecht geïnteresseerd in zijn medemensen, een bouwer aan een betere wereld. Robert van Lit

Uitreiking Burg. Van Bastelaarprijs aan Jan Verhagen Op 16 december 1989 werd aan Jan Verhagen, veldwerkcoördinator van de AWN-afdeling Zuid-Veluwe en Oost-, de Burge- meester van Bastejaarprijs uitgereikt. Deze prijs is bestemd voor een persoon die zich in Zeve- naar op bijzondere wijze inzet voor het culturele leven. Jan Verhagen kreeg de prijs, aldus het officiële rapport, „omdat hij gedurende een lange periode, ongeveer tien jaar, bij voortdu- ring de Zevenaarse geschiedenis vanuit het gezichtspunt van de archeologie onder de aan- dacht heeft gebracht, daardoor de interesse van velen heeft gewekt en op deze wijze een belang- rijke bijdrage heeft geleverd aan het historisch besef van de inwoners van Zevenaar". De prijs, bestaande uit een cheque van f 2500,-, werd door Jan Verhagen voor het grootste deel Applaus van de wetenschap voor de wetenschap! aan zijn AWN-afdeling ter beschikking gesteld. Op 8 januari jongstleden kreeg AWN-administra- Een mooi gebaar! teurllenk Schoort een eredoctoraat uitgereikt op De redactie van Westerheem wil Jan Verhagen voordracht van de faculteit der Ruimtelijke We- én afdeling 17 dan ook van harte gelukwensen. tenschappen wegen zijn baanbrekend onderzoek In één van de volgende afleveringen van Wes- naar de kustgenese van Noord-Holland-Noord. terheem zal Jan Verhagen een uitgebreid op- Het was voor doctor Henk en zijn talloze vrienden gravingsverslag van het slot „Sevenaer" publi- en collegae een zeer feestelijke bijeenkomst. Foto ceren. F. D. Zeiler. AC 37 Afdelingsnieuws

Archeologische dag Den Haag e.o. 1989 Of daaronder een gegraven alternatieve verbin- Op zaterdag 9 december 1989 werd voor de ding aanwezig is, valt moeilijk meer te achter- zevende maal de door het bestuur van de afd. halen. Den Haag en omstreken georganiseerde archeo- Archeologische Werkgroep Rijswijk logische dag gehouden in Theater Pepijn. Voor- In een kort betoog gaf de heer H. Koot de stand zitter mevr. Ch. Beckers kon ruim 80 toehoor- van zaken weer omtrent het onderzoek naar de ders begroeten. In haar toespraak onderstreepte Romeinse sites tussen de Haagse agglomeratie zij het belang van deze dag door er op te wijzen en Delft. Dit sluit aan op het onderzoek van de dat nu niet alleen de verschillende werkgroepen heer J. H. F. Bloemers bij de Bult in Rijswijk uit de regio kennis konden nemen van eikaars van '67 tot '69. De vraag staat daarbij centraal activiteiten, maar dat ook de deelnemers aan de op welke wijze het nederzettingspatroon beïn- door de afdeling georganiseerde cursus Archeo- vloed is geweest door de Romeinse stad Muni- logie in contact werden gebracht met de werkers cipium Aelium Cananefatium („Forum Ha- in het veld. Voorts begroette zij de dit jaar driani"). Het onderzoek-gebied ligt tussen deze gevormde nieuwe werkgroep 's-Gravenhage als stad en het reconstructie-gebied Midden-Delf- laatste zelfstandige schakel in de reeks van werk- land dat door het IPL en het IPP wordt onder- groepen binnen de afdeling. zocht. Door de aanleg van rijksweg 19, met aansluitende geluidswallen en groengebieden, Archeologische Werkgroep Leidschendam dreigde het grootste deel van dit bodem-archief Mevr. M. van Veen opende de serie met een vernietigd te worden, zodat snel ingrijpen gebo- beeldverslag van het zeer recente onderzoek in den was. In 1983 werden in het Wilhelmina- de toekomstige woonwijk de Rietvink. Daar is park in samenwerking met het IPP enkele huis- tussen de oude trambaan en de Vliet het 13 plattegronden gevonden met menselijke begra- meter brede profiel van een gracht opgegraven ving. Een tweede onderzoek vond plaats langs met onderin scherven van le-eeuws Romeins de Prinses Beatrixlaan en recent een derde, in import-aardewerk. De eerste boringen tonen samenwerking met de ROB, ten noord-westen aan dat dit profiel voorkomt over een lengte van van Sion, waarbij ook weer een Romeinse boer- ten minste 120 meter. Toen men de vlakke derij kon worden aangetoond, met een heel stel- bodem in het veen volgend de met schopsteken sel sloten en greppels, conform de structuur bewerkte insnijding van de wanden aantrof, was rond de Bult. Ook hier stoppen de landbouw- het duidelijk dat dit geen kreek was van het activiteiten in de 3e eeuw, waarna het land pas Rijn-estuarium. Wetend dat bij Leiden in de weer op zijn.vroegst in de lle eeuw bewoond jaren '60 een dito, zij het bredere gracht werd werd. aangetroffen en dat de nu gevonden gracht in rechte lijn ligt tussen dat punt en het rechte gedeelte van de Vliet bij Voorburg, dan kan men Stichting Historisch Centrum Wassenaar vrijmoedig veronderstellen dat dit weieens een Over het uit 3700 BP daterende bronstijd-graf deel van de sinds jaar en dag gezochte gracht met een groepsbegraving van 12 personen is in zou kunnen zijn die door de Romeinse geschied- het Haagse jubileumnummer (Westerheem schrijver Tacitus werd beschreven als de in het 1988-2) eerder verslag gedaan. De heer A. jaar 47 door veldheer Corbulo gegraven verbin- Bakels ging met zijn verhaal nu wat meer in op ding tussen de Rijn en het Helinium. Omdat na de vondst-omstandigheden, hoe in korte tijd de de Hoornbrug bij Rijswijk een gracht in het skeletten onder een grote tent werden bloot verlengde van de Vliet niet meer wordt aange- gelegd, gecodeerd, ingetekend en tenslotte ge- troffen, neemt men aan dat vandaar de verbin- borgen werden. Na het prepareren op de Leidse ding met het Maas-estuarium tot stand kwam Universiteit kon een reconstructie plaatsvinden via een in noordelijke richting afbuigende kreek in de Wassenaarse oudheidkamer, waar ze met van het Gantel-systeem dat bij de Lier in de de gevonden artefacten en aardewerkscherveri Maas uitmondde. De gracht bij Leidschendam tentoon werden gesteld. Van gemeentelijke zij- moet spoedig met klei zijn dichtgeslibt en de blijkt de belangstelling door straatnamen als daarna afgedekt door stuifzand en in een later Klokbekerkreek en Strandwal voor de nieuwe stadium met een ophogingslaag. Gewijzigde woonwijk en door het aanbrengen van een figu- omstandigheden zullen zeker de loop van de ratie met gedenksteen in de bestrating. huidige kromme Vliet daarna hebben bepaald. Van het voortschrijdend dorpskern-onderzoek 38 werd verslag gedaan door de heer R. van Lit. plattegrond van de Romeinse stad in die van het Tussen de funderingen van een in de School- huidige Voorburg valt. Voorburg wil een blij- straat gesloopt woonhuis werd middeleeuws vende herinnering oprichten van haar oude ver- materiaal aangetroffen, afkomstig van een daar- leden door waar mogelijk de stadsmuur in de achter gelegen voormalig adellijk huis, genoemd bestrating aan te geven en door deze in een Van Cralingen. Ten behoeve van de restauratie parkje over een lengte van 15 m te reconstru- van de 17e-eeuwse boerderij Kerke woning in de eren. De heer W. Jung lichtte ons hierover in. buurtschap Kerkehout werd een bouwhisto- Dat bestemmingsplan en financiering nog niet risch onderzoek verricht en op het landgoed geheel rond zijn zal niemand verbazen. Zuidwijk werden scherven uit de ijzertijd ge- vonden en restanten van de 17e-eeuwse tuinaan- Archeologische Werkgroep 's-Gravenhage leg. Op de plek waar in 1590 een vloedgolf de bewo- ning rond de Hervormde kerk van het vissers- Archeologische Werkgroep Voorburg dorp Scheveningen overspoelde, werd later een Na een korte lunch in de gezellige foyer over- zanddijk aangebracht, waarop enige huisjes handigde de heer R. Hirschel vol trots het lijvige werden gebouwd, die nu weer ter versterking jaarverslag '88 aan de AWN-voorzitter en de van de zeewering in het kader van de Deltawet stadsarcheologe, waarna hij een overzicht gaf moeten worden gesloopt. Voor de nieuwe werk- van de activiteiten van de werkgroep. Door de groep was dit aanleiding voor een minutieus onderzoeken Schoolstraat en Herenstraat 50 te bouw-historisch en archeologisch onderzoek. koppelen aan een in het jaar daarvoor uitge- Door de heer K. Pronk werd het verhaal verteld voerde opgraving, probeert men inzicht te krij- van een halfsteens huisje en van een groter huis gen in de ontwikkeling van de oude dorpskern, met los vuurhuisje, dat in 1790 werd vergroot en die op ongeveer 1,5 km afstand van het Ro- later in twee woningen werd gesplitst. Alles meinse Forum in de middeleeuwen langs dezelf- werd zeer nauwkeurig op tekening geregistreerd de strandwal ontstaat. Bewoning van het gebied én in dia's vastgelegd. tussen Herenstraat en Vliet dateert pas uit de Het huiselijk leven was zeer eenvoudig, blijkens tweede helft van de 14e eeuw. Door regelmatige het ontbreken van drinkglazen, wijnflessen en ophoging van de steeds vochtiger wordende porselein. Versierd aardewerk kwam maar grond worden de erven in de richting van de spaarzaam voor en de vondst van een laat 17e- Vliet uitgebreid, met sloten haaks op de Heren- eeuws schouwbord van Delfts aardewerk was straat als erfafscheidingen. Eén ervan heeft dan ook opmerkelijk. Met dit kleinschalige mogelijk als insteek-haventje dienst gedaan, onderzoek werd aangetoond dat, mits het nauw- gezien de grote concentratie aardewerk-scher- gezet wordt uitgevoerd, een boeiende registratie ven. Westelijk van de strandwal ligt het Soomer- gemaakt kan worden van een stukje geschiede- lustplein. Bij een korte verkenning bleek het nis wat anders volledig verloren gaat. terrein door mogelijk in de 13e eeuw te dateren zandafgraving danig verstoord te zijn. Op het zuidelijke terreindeel staat de vestiging van een Tot slot dankte mevr. Beckers alle sprekers voor boerderij-erf vast dat tot aan de Broeksloot hun bijdragen en wees nogmaals op het belang doorloopt. Op het noordelijke deel lag het in van dit soort samenkomsten voor de contacten 1618 vermelde stenen huis Vlieënburg, dat in tussen de leden en de steeds zelfstandiger wor- 1754 werd gesloopt. In het kader van de actie dende werkgroepen. Dat de herstelde traditie „Voorburg 2000" vond heropgraving plaats gecontinueerd moet worden, staat voor het be- van het in 1827 door Reuvens onderzochte kel- stuur van de afdeling vast. Tot volgend jaar dus dertje en van de Romeinse waterput, met als maar weer. doel om exact vast te kunnen stellen hoe de W. J. van den Bos

39 Van het bestuur

Dwarsverbanden Aardewerk en Steentijd U verkrijgt dan nadere informatie. Binnen het hoofdbestuur leeft al een poosje de Het hoofdbestuur hoopt op een succesvolle gedachte om specialisten en belangstellenden start! op een bepaald gebied van de archeologie met Y. Coumans elkaar in contact te brengen. Het is bekend dat er in de afdelingen veel deskundigheid aanwezig „De AWN-dagen", een symposium is op diverse terreinen van de archeologie. Maar Het hoofdbestuur wil in de nabije toekomst een ook is gebleken dat er behoefte is aan informatie- 2-daags symposium organiseren. Gestart wordt uitwisseling, kennisoverdracht en „voeling" met bij het 40-jarig jubileum van de AWN, waarna gelijkgestemden op één specifiek terrein. hopelijk een nieuwe traditie ontstaat in de vorm In de afgelopen maanden is er via de afdelingen van een 2-jarige cyclus. Het belangrijkste onder- en door individuele contacten gepeild welke deel vormen lezingen door AWN-leden, in te specialisten er zoal binnen de AWN zijn. Hierop delen in categorieën: bijvoorbeeld „methoden zijn verschillende reacties binnengekomen. en technieken", „periodes", „stadsarcheolo- Vandaar dat het hoofdbestuur het initiatief gie", „regionaal onderzoek", en dergelijke, neemt om met een tweetal groepen van specia- eventueel aangevuld met lezingen door derden, listen een start te maken: een groep Aardewerk niet alleen op het gebied van de archeologie en een groep Steentijd. Voorlopig wordt dit maar ook uit aanverwante gebieden, als aanvul- fenomeen „dwarsverbanden" genoemd. Het ling op het kader van bovenvermelde catego- hoofdbestuur gaat er vanuit dat een eenmaal rieën. De lezingen duren 20 minuten en moeten gestarte groep verder zelfstandig functioneert. vergezeld gaan van, tijdens het congres in te Aan de genoemde dwarsverbanden kunnen leveren, manuscripten. Deze worden gepubli- AWN-ers deelnemen die zich bezig houden met ceerd als een speciale Westerheem-editie. en geïnteresseerd zijn in het determineren of het Op de avond van de eerste dag zullen activitei- conserveren van opgegraven aardewerk, respec- ten plaatsvinden die van belang zijn voor de tievelijk het bestuderen en systematiseren van contacten, zoals reacties op de lezingen, kennis- Steentijd en steentijdvondsten. making en dergelijke. Daarbij kunnen bijvoor- De eerste bijeenkomst is gepland op 7 april 1990, beeld veldtekeningen van lopend onderzoek ROB Amersfoort. getoond worden in zogenaamde postersessies. Buiten de publikaties in Westerheem, maken Op het programma staat het formuleren van AWN-leden weinig contact met eikaars werk. doelstelling, vorm en werkwijze van de nieuwe De Jaarvergadering betreft vooral het functio- groepen. Niets staat nog vast. Voor ideeën en neren van de AWN als organisatie, een sympo- suggesties is dus volop ruimte. Verder worden sium zou dus een welkome en noodzakelijke op deze dag de volgende lezingen gehouden: aanvulling vormen: Aardewerk: - Determineren van aardewerk uit prehistorie, Romeinse tijd, Middel- * De te houden lezingen kunnen een breed ter- eeuwen en post-Middeleeuwen, rein beslaan, niet alleen qua onderwerp of door dhr. J. Thijssen, stadsarche- onderzoek, maar ook wat betreft originele en oloog van Nijmegen. praktische oplossingen voor problemen van - Restauratie van aardewerk, door allerlei aard door zoveel werkgroepen, afde- dhr. H. Blom, AWN-afdeling 17. lingen als individuen. Steentijd: - Vondsten uit Nieuwegein, door * Een belangrijk doel is het stimuleren van mevr. J. Offermans, AWN-afde- uitwerking en publicatie van AWN-onderzoek. ling Naerdincklant. Maar al te vaak blijft dit achterwege of slechts - Vuursteen, grenzenloos gewild: vermeld in, voor leden van andere afdelingen noordelijke vuursteen, door dhr. vrijwel ontoegankelijke, afdelingsblaadjes. J. Beuker, Drents Museum Assen. * Overwogen wordt het invoeren van een Tevens is er deze dag gelegenheid tot het presen- „prijs", waarvan de vorm nog nader bepaald teren en uitwisselen van meegebracht materiaal. moet worden. Geïnteresseerden voor deze dwarsverbanden * Bij de beoordeling zijn meerdere criteria van en/of deze dag wordt verzocht contact op te belang: kwaliteit, originaliteit en dergelijke, nemen met mevr. E. du Maine-Reintjes, Van waarbij natuurlijk niet alle criteria per onder- Goghstraat 21, 6813 HD Arnhem, tel. 085- werp aanwezig hoeven te zijn. Wat betreft de 423817. kwaliteit wordt vooral naar de inhoud en niet 40 direct naar de vorm gekeken. Maine, van Goghstraat 21,6813 HD Arnhem, * Een commissie zal behulpzaam zijn bij het tel. 085-423817. Voorlopige opgave moet vóór eventueel tekstueel en grafisch ondersteunen 1 mei geschieden. van de lezingen/artikelen. * De „prijs" wordt uitgereikt tijdens de jaar- AWN-graafweken 1990 op de Boshoverheide te vergadering, volgende op de AWN-dagen. Weert * Aan de afdelingsbesturen wordt een circu- De graafweken vinden plaats van maandag 7 tot laire verstuurd, waarbij inschrijvingsformulie- en met vrijdag 11 mei en van maandag 14 tot en ren en een brochure met doelstelling en voor- met vrijdag 18 mei. Het werk bestaat uit graf- waarden zijn gevoegd. heuvelonderzoek, tekenen, waterpassen, admi- Getracht zal worden het symposium plaats te nistreren en computergebruik. De wetenschap- laten vinden in een conferentie-oord. Zo zijn de pelijke leiding is in handen van J. H. F. vergaderzaal en de overnachting op één plaats Bloemers. Deze graafweken zijn bedoeld voor geconcentreerd. AWN-leden die tenminste eenmaal aan een stu- Contactpersonen binnen het hoofdbestuur zijn dieweek of een veldwerkcursus hebben deelge- Yvonne Coumans en Chris van Hulst. nomen. (Voor meer informatie over het project zie Westerheem 1-1989, bladzijde 42). De kos- AWN-veldwerkcursus 1990 in Nijmegen op het ten bedragen f 200,- per week. Doet u mee aan Kops Plateau beide weken dan betaalt u f 350,-. De AWN-veldwerkcursus is bestemd voor begin- Er kan een beperkt aantal AWN-leden aan deze nende veldwerkers, dus AWN-ers zonder graaf- graafweken deelnemen. Aanmelding zo spoedig ervaring. Er wordt tweemaal een cursus van één mogelijk, doch in ieder geval vóór 10 maart bij week gegeven en wel van 4 tot en met 11 augus- mevrouw E. J. du Maine, van Goghstraat 21, tus en van 11 tot en met 18 augustus. 6813 HD Arnhem, tel. 085-423817. Het project, dat uitgevoerd wordt door de Rijksdienst voor Oudheidkundig Bodemonder- zoek (ROB), betreft het opgraven van sporen uit AWN-graafweken 1990 te Eyserheide en Valken- de late Ijzertijd, de vroege Romeinse tijd en burg in Zuid-Limburg waarschijnlijke bewoning rondom Romeinse cas- In samenwerking met het Instituut voor Prehis- tella. Tijdens de cursus wordt instructie gegeven torie van de Rijksuniversiteit te Leiden, organi- in de basistechnieken van het archeologisch seert de AWN een archeologisch werkkamp in onderzoek. Daarnaast wordt een excursie- en de periode van 28 juli tot en met 18 augustus. Er lezingenprogramma samengesteld. Er kunnen zijn twee opgravingen: maximaal 20 deelnemers worden geplaatst. De * Eyserheide: een laatpaleolithische kamp- kosten van de cursus bedragen f 250,- per week. plaats, Magdalénien, gelegen op een hoogge- Voor inlichtingen en voorlopige aanmelding legen dalspoor in het Zuidlimburgse heuvel- kan men zich wenden tot mevrouw E. J. du land. Bedreigd door erosie. Opgraven met de Maine, van Goghstraat 21, 6813 HD Arnhem, troffel in vierkante metervakken. Zeven van tel. 085-423817. Voorlopige opgave moet vóór uitgegraven grond. Wetenschappelijke leiding: 1 mei geschieden. Eelco Rensink. * Valkenburg: laatneolithische vuursteenwin- AWN-graafweken 1990 te Schagen plaatsen in dalwanden van de Geul, met name In samenwerking met het A. E. van Giffen Insti- in enkele zijdalen. Bemonstering van plaatsen tuut voor Prae- en Protohistorie te Amsterdam met afval van vuursteenbewerking door middel organiseert de AWN een archeologisch werk- van kleine proefkuilen. Wetenschappelijke lei- kamp in de periode van 14 juli tot en met ding: Fred Brounen. 4 augustus. Per opgraving kunnen zes deelnemers per week Het project betreft een opgraving van inheems- geplaatst worden. Deze graafweken zijn bedoeld Romeinse resten. De wetenschappelijke leiding voor AWN-leden die tenminste eenmaal aan een berust bij mevrouw L. Therkorn. Deze graaf- studieweek of veldwerkcursus hebben deelge- weken zijn bedoeld voor AWN-leden die ten- nomen. minste eenmaal aan een studieweek of een veld- Er wordt een excursie- en lezingenprogramma werkcursus hebben deelgenomen. Er wordt een georganiseerd. De kosten bedragen f 225,- per excursie- en lezingenprogramma georganiseerd. week en voor twee weken f 400,-. De kosten bedragen f 225,- per week en voor Voor inlichtingen en voorlopige aanmelding, twee weken f 400,-. Er kunnen maximaal 20 met voorkeuropgave, kunt u zich wenden tot deelnemers per week worden geplaatst. mevrouw E. J. du Maine, van Goghstraat 21, Voor inlichtingen en voorlopige aanmelding 6813 HD Arnhem, tel. 085-423817. Voorlopige kan men zich wenden tot mevrouw E. J. du opgave moet vóór 1 mei geschieden. 41 Brieven van lezers

Oproep: onbekend voorwerp uit Tzum (Friesland) namelijk in hout; de meeste dateren van ca. 1200. Behalve zakelijke inscripties (de naam van de eigenaar en/of de inhoud van het betreffende voorwerp) op plankjes, die als „label" dienden, vond men lange en korte brieven - zowel zake- lijke als persoonlijke - op plankjes, en ook (ver- moedelijk) magische teksten. Veel andere in- scripties vertellen ons over allerlei aspecten van het dagelijks leven en niet op de laatste plaats van het gevoelsleven, terwijl ook de poëzie be- slist niet ontbreekt. Deze vertoont de vormen Bij een noodopgraving van het Argéologysk die we voornamelijk kennen uit de Oud-IJs- Wurkferban van de Fryske Akademy in de terp landse literatuur. Eén inscriptie op een houten „Zathe Truurd" bij Tzum in Friesland is een plankje begint aldus: „Voor mij richtte de liefde voorwerp aangetroffen waarvan de functie tot zich al spoedig tot de mooie gevaarlijke vrouw". op heden onbekend is. Dit voorwerp werd Maar als wij denken aan de inscriptie die wij gevonden tezamen met een grote hoeveelheid Woerden I zullen noemen, is het opmerkelijkst terpaardewerk, waaronder zich 15 fragmenten het slot van deze zelfde inscriptie, namelijk een van streepbandaardewerk bevonden. Het aan- citaat uit Vergilius: „Omnia vincit amor, et nos getroffen aardewerk (gladrandig en met vinger- cedamus amori". (De liefde overwint alles, topindrukken versierd) kan gedateerd worden laten wij ons overgeven aan de liefde). in de 1e en 2e eeuw (mededeling E. Taayke). Maar ook de geest van Woerden II is in Bergen terug te vinden: een inscriptie, die vermoedelijk Het onbekende voorwerp (zie foto) is vervaar- niet bedoeld was om door iedereen gelezen te digd van gebakken klei en verschilt qua kleur worden, luidt: „Bemin mij; ik bemin jou. Kus nauwelijks van het aardewerk; het heeft name- mij, ik ken je goed". lijk een rood-bruinachtige kleur. De hoogte, de basis en de top van dit voorwerp zijn respectie- Van veel van de Bergens inscripties zijn de velijk 2.6, 3 en 3.2 cm. De basis is enigszins hol. bedoeling en betekenis duidelijk, maar er zijn er De doorboring in het midden heeft een door- ook heel wat, zoals de twee geciteerde, waarvan snede van 0.1 cm. Daarnaast is nog een gedeelte- wij alleen maar kunnen vermoeden waartoe zij lijke doorboring aangebracht met een diepte dienden, net als dat met de Woerdense inscrip- van 2.3 cm. Het voorwerp weegt 13 gram. ties het geval is. Maar hoe dan ook, de paral- In de collectie van het Fries Museum is een lellen leken mij zo treffend, dat ik vond dat de soortgelijk voorwerp niet aanwezig (mededeling lezers van Westerheem erop geattendeerd moes- G. Elzinga en E. Kramer). Ik stel het dan ook ten worden, al komen onze inscripties uit een zeer op prijs als lezers van Westerheem reacties hoek die maar zelden in Westerheem ter sprake of suggesties kunnen geven m.b.t. de functie van kan komen. dit voorwerp. Wie meer over de indrukwekkende vondst van Klaas R. Henstra Bryggen in Bergen wil lezen, zal vaak door de Menno van Coehoornweg 19 taal van de publikaties gehinderd worden, maar 9251 LV Burgum(Fr.) gelukkig is er in 1988 een Engelstalig werkje verschenen, dat een goede inleiding geeft, name- Een opvallende parallel lijk The Bryggen Papers, Supplementary Series 2 In Westerheem no. 5 (1989) p. 221 lezen wij (Universitetsforlaget), te bestellen: Bryggens over het Woerdense bord met zijn twee inscrip- Museum, 5003 Bergen, Noorwegen. Prijs 135,- ties. Deze deden mij denken aan runeninscrip- NKR. ties uit het Noorse Bergen. Na de grote brand op Jan Meijer Bryggen (1955) vond men bij jaren durende Irenestraat 6 opgravingen ca. 650 van deze inscripties, voor- 8019 XC Zwolle

42 Agenda

Lezingen en symposia West-Nederland in de Tachtigjarige Oorlog; 1 maart 1990 een geschiedkundig-archeologische benadering. RAAP-lustrumsymposium „Cultuurhistorie en Theater Pepijn, Den Haag, 20.00 uur. milieu in 2015. Op weg naar een landschap 21 maart 1990 zonder verleden?" De Reehorst, Ede, 9.30 uur. Inlichtingen: tel. 020-248289/252834. Afdeling Noord-Nederland i.s.m. Drents Prae- historische Vereniging. V. T. van Vilsteren over 5 maart 1990 de Prinses van Zweeloo. Postiljonmotel, Haren, Afdeling Noordholland-Noord. A. Verhoeven 20.00 uur. over Middeleeuws aardewerk in Noord en Zuid. Het Gulden Vlies, Koorstraat 20, Alkmaar, 26 maart 1990 20.00 uur. Afdeling Zuid-Kennemerland. C. Soonius over de Velserbroekpolder. Zaal Doopsgezinde ge- 6 maart 1990 meente, Frankenstraat 24, Haarlem, 20.00 uur. Afdeling Nijmegen e.o. H. A. Heidinga over Gennep in de volksverhuizingstijd. Provinciaal 27 maart 1990 Museum G. M. Kam, Nijmegen, 19.30 uur. Afdeling Amsterdam e.o. Jaarvergadering. IPP, Afdeling Den Haag e.o. T. J. Hoekstra over 20.00 uur. veranderende structuren: opkomst der steden 28 maart 1990 (Utrecht). Theater Pepijn, Nieuwe Schoolstraat Afdeling Zuid - IJsselstreek - Oost 21-23, Den Haag, 20.00 uur. Veluwezoom. V. T. van Vilsteren over het „Het Benen Tijdperk". Geen opgave van plaats en 8 maart 1990 tijd. Afdeling Twente. H. Hagens over boerderijen in Twente. Café Baartman, Marktstraat 16, 3 april 1990 Borne, 19.30 uur. Afdeling Nijmegen e.o. Jaarvergadering. Ver- volgens R. S. Hulst over de ROB-opgraving op 12 maart 1990 de Brienerhof te Eist. Provinciaal Museum Afdeling De Nieuwe Maas. M. Garthoff-Zwaan Kam, 19.30 uur. over symbolen op aardewerk. Schielandhuis, Rotterdam, 19.45 uur. 7 april 1990 Afdeling Noord-Nederland. Excursie naar Delf- 13 maart 1990 zijl (zie p. 24 e.v.). Afdeling Zaanstreek e.o. J.-M. A. W. Morel Eerste bijeenkomst over „dwarsverbanden" bin- over het vlootstation te Velsen. Werkruimte nen de AWN. ROB, Amersfoort (zie ook p. 40). Dorpsstraat 370, Assendelft, 20.00 uur. Afdeling Naerdincklant. H. Fokkens over veld- 10 april 1990 verkenningen onder het motto „Zien met andere Afdeling Rijnstreek. H. L. de Groot over het ogen". Goois Museum, Hilversum, 20.00 uur. 13e- en 14e-eeuwse aardewerk uit de ovens van Afdeling Rijnstreek. A. B. Döbken over het de Bemuurde Weerd in Utrecht. Geen opgave inheems-Romeins grafveld van Spijkenisse. van plaats en tijd. Geen opgave van plaats en tijd. Afdeling IJsseldelta-Vechtstreek. M. Smit over het stadskernonderzoek in Kampen. Provin- 14 maart 1990 ciaal Overijsselse Museum, Voorstraat 34, Zwol- Argeologysk Wurkferban. le, 20.00 uur. E. Knol over grafvelden. Fryske Akademy, Afdeling Naerdincklant. A. V. M. Hubrecht Doelenstraat 2-4, Leeuwarden, 19.30 uur. over de vraag „Heeft koning Arthur sporen Afdeling Utrecht e.o. M. Caron over historische nagelaten aan de archeologie van Zuidwest- en religieuze penningen uit het Catharijnecon- Engeland?" Goois Museum, 20.00 uur. vent, Pieterskerk, Utrecht, 20.00 uur. Afdeling Zuid-Veluwe en Oost-Gelderland. 11 april 1990 J. Hollestelle over haardstenen. Het Nieuwe Afdeling Utrecht e.o. G. Uzereef over het Ar- Klooster, Bernulphuslaan, Oosterbeek, 19.30 cheon. Pieterskerk, Utrecht, 20.00 uur. uur. 24 april 1990 19 maart 1990 Afdeling Twente. W. P. Telleman over veldver- Afdeling Den Haag e.o. A. P. van Vliet over kenningen. Café Baartman, Borne, 19.30 uur. 43 Te zien in Venlo tot en met 18 maart: „Ton- of varkenspot" met deksel, herkomst waterput kasteel Kessel; witbakkende Nederrijnse keramiek niet loodglazuur (XIVB). Collectie Goltziusmuseum, cat.nr. 6762. Foto H. van der Beele.

Afdeling Zaanstreek e.o. J. Besteman over menten van Noordwest-Europa. vroegmiddeleeuwse bewoning van Uitgeest. T/m 11 maart 1990. Werkruimte Assendelft, 20.00 uur. Provinciaal Museum G. M. Kam, Nijmegen. 25 april 1990 Schatkamer van Gelderse oudheden: pronk- en Argeologysk Wurkferban. G. Elzinga óver prestigestukken uit prehistorie, Romeinse tijd Hoogebeintum. Fryske Akademy, 19.30 uur. en vroege middeleeuwen. T/m 6 mei 1990. 12 mei 1990 Algemene ledenvergadering te Deventer. Zie Goltziusmuseum, Venlo. bijgesloten convocaat. Weggegooid en teruggevonden. Vier Deventer 9 juni 1990 vondstcomplexen 1375-1750/Huisvuil uit de Gelderse Archeologische Dag, gewijd aan de waterput van kasteel Kessel 1500-1600. archeologische waarden in en om Ede. Inlich- T/m 18 maart 1990. tingen: tel. 08370-10628. Provinciaal Overijssels Museum, Zwolle. Tentoonstellingen Overijssel Ondergronds: pre- en protohistorie Goois Museum, Hilversum. van Overijssel. De wereld van Stonehenge. Megalitische monu- Permanent vanaf begin maart 1990.

44 Adressenlijst hoofdbestuur en afdelingssecretariaten van de Archeologische Werkgemeenschap voor Nederland

Hoofdbestuur: 6. Rijnstreek: F. Vervaet, Geregracht 50,2311 Alg. voorzitter: S. Mooijman, PB Leiden, tel. 02522-13039. Explorerplein 10, 1562 BX Krommenie, 7. Den Haag en omstreken: R. van Lit, Waals- tel. 075-285163. dorperlaan 9, 2244 BM Wassenaar, tel. Vice-voorzitter: Mevr. E. du Maine-Reintjes 070-281803, overdag 070-646940. (afdelingen en regio's), Van Goghstraat 21, 8. Helinium (Vlaar dingen): Mevr. J. M. Weer- 6813 HD Arnhem, tel. 085-423817. desteijn-van Dam, Buis 14, 3144 GC Maas- sluis, tel. 01899-19751. Alg. secretaris: F. Diederik, Kievitlaan 36, 1742 AD Schagen, 9. De Nieuwe Maas (Rotterdam e.o.): J. de tel. 02240-96548. Baan, Voorstraat 38, 3201 BB Spijkenisse, tel. 01880-12006. Alg. penningmeester: J. D. F. Hardenberg, Kagertuinen 63, 2172 XK Sassenheim, tel. 10. Zeeland: Mevr. L. C. J. Goldschmitz-Wie- 02522-11445, gironr. 577808. linga, Verdilaan 35, 4384 LB Vlissingen. Bestuursleden: 11. Lek en Merwestreek: Mevr. C. Lugtenburg, J.-M. A. W. Morel (contacten vakwereld), Lyra 60, 3328 NH Dordrecht, tel. 078- Linnaeusparkweg 26", 1098 EB Amster- 186819. dam, tel. 020-922713, overdag 020-5256236. 12. Utrecht en omstreken: J. Hoevenberg, Filip- B. C. van Hulst (kampen), Lakerveld 145- pijnen 231, 3524 JL Utrecht, tel. 030- 147, 4128 LH Lexmond, tel. 01837-1998. 884615. Mevr. S. G. van Dockum (public relations), Palmstraat 320, 3812 XN Amersfoort, 13. Naerdincklant (Hilversum e.o.): Mevr. W. tel. 033-634087. van den Heuvel, Emmalaan 14, 3761 CS Soest, tel. 02155-11421. Mevr. Y. Coumans (educatie), Moerbei- boom 35,4101 WC Culemborg, tel. 03450- 14. Vallei en Eemland(Amersfoort e. o.): A. P. de 17768. Boer, Frans Tromplaan 22, 3871 EN Hoe- Ereleden: H. J. Calkoen f (Ere-voorz.), velaken, tel. 03495-34729. E. H. P. Cordfunke, H. J. van Rijn, 15. West- en Midden-Betuwe en Bommelerwaard: P. Stuurman, H. Brunsting. S. J. Bakker, Dorpsstraat 3, 4003 EA Tiel Administrateur: H. Schoorl, (Drumpt), tel. 03440-19101. Postbus 100, 2180 AC Hillegom (Van de 16. Nijmegen en omstreken: Mevr. A. W. van Endelaan 90), tel. 02520-16482. Duijn, Zwanenveld 47-16, 6538 WN Nij- Knipselarchief: megen, tel. 080-450575. P. Doves, Praamstraat 32, 1503 KN Zaan- 17. Zuid-Veluwe en Oost-Gelderland: Mevr. A. dam, tel. 075-161062. M. Baljet-Peters, Bronbeeklaan 40, 6824 Secretariaten Afdelingen: PH Arnhem, tel. 085-643080. 1. Noord-Nederland: Mevr. A. Runhardt, Lan- 18. Zuid-Salland - IJsselstreek - Oost-Veluwe- gestraat 61, 9804 PH Noordhorn, tel. zoom: L. G. Heij, Ordermolenweg 11, 7312 05940-3281. SC Apeldoorn, tel. 055-553688. 2. Noord-Holland Noord: J. C. Stubenitsky, 19. Twente: E. Ulrich, Ed. Verkadestraat 129, Knokkel 12, 1619 AG Andijk, tel. 02289- 7558 TL Hengelo (Ov.), tel. 074-772928. 1877. 3. Zaanstreek en omstreken: Mevr. A. Tromp- 20. Usseldelta-Vechtstreek: F. D. Zeiler, Hof- Veeter,T. Slagterstraat 15, 1551 CG West- straat 18, 8261 BZ Kampen, tel. 05202- zaan, tel. 075-283814. 23067. 4. Kennemerland (Haarlem e.o.): Mevr. A. A. 23. Flevoland: Mevr. W. Kreukniet, Noorder- van Assema, Lange Begijnestraat 22, 2011 kroon 29,8303 AN Emmeloord, tel. 05270- HH Haarlem, tel. 023-320096. 16998. 5. Amsterdam en omstreken: Mevr. J. M. H. 24. Midden-Brabant: J. v.d. Hout, Dintel 92, Ploegmakers, Eerste Van Swindenstraat 5032 CS Tilburg, tel. 013-634913. 60-B, 1093 CG Amsterdam, tel. 020-938463. Uitgaven van de AWN Ieder AWN-lid ontvangt het tijdschrift Westerheem en het blad van de afdeling waarbij men is aangesloten. De AWN geeft echter meer publicaties uit. De volgende uitgaven zijn nog voorradig:

AWN - monografie 3 J. G. N. Renaud Middeleeuwse ceramiek. Enige hoofdlijnen uit de ontwikkeling in Nederland Z.p. ('s-Gravenhage) 1976, 123 pp., . Deze monografie is al weer meer dan tien jaar oud, maar het is nog steeds een standaardinleiding tot de vormenrijkdom van de middeleeuwse cera- miek die bij archeologisch onderzoek kan worden aangetroffen. Leden betalen f 15,—, niet-leden f 20,—.

AWN - monografie 4 Archeologische ittreefebochrijving J. M. Bos Archeologische streekbeschrijving; een handleiding Z.p. (Vlaardingen) 1985, 158 pp., ill., ISBN 90 71312 01 1 Een onmisbare handleiding voor iedereen die met veldverkenningen of regionale inventarisaties wil beginnen, en voor hen die daar al mee bezig zijn. Enthousiast onthaald in de wetenschappelijke en populaire vakpers. Prijs voor leden f 22,50, voor niet-leden f 27,50.

AWN - monografie 5 A. Warringa en G. van Haaff Opgraven. Technieken voor archeologisch veldwerk Utrecht 1988, 128 pp., ill., ISBN 90 70482 68 1 Practische handleiding voor allen die op verantwoorde wijze willen (helpen) opgraven. Achtereenvolgens komen aan de orde: meetsysteem, graafwerk, tekenen en fotograferen, vondsten en monsters, administratie en documentatie, kartering en bijzondere structuren. Uitgegeven in samenwerking met de NJBG bij Matrijs in Utrecht. Prijs voor leden f 15,00, voor niet-leden f 22,75 (uitsluitend via de boekhandel).

Oude jaargangen Westerheem 1965 - 1969 (klein formaat) f 12,50 per jaargang; losse nummers f 2,50 1970 - 1987 (grootformaat). De prijs per jaargangis gelijk aan de voorhet betreffende jaar geldende contributie. Speciale nummers (o.a. Nederzettingsarcheologie in Nederland, Stadskern- onderzoek in ontwikkeling, en themanummers over het werk van bepaalde afdelingen) f 8,00 tot f 10,00.

Naaldbanden Westerheem Iedere band kan twee jaargangen bevatten en kost f 12,50.

Alle prijzen zijn exclusief eventuele verzendkosten. Bij bestelling van 10 of meer exemplaren geldt een korting van 10%. U dient Uw bestellingen te richten aan de administrateur van de AWN, de heer H. Schoorl, Postbus 100, 2180 AC Hillegom. XXXIX-2-1990

AWN Colofon Inhoud jaargang 39 no. 2, april 1990 Westerheem is het tweemaandelijks orgaan van de Archeologische Werkgemeenschap voor Nederland (AWN), Kievitlaan 36, 1742 AD J. G. M. Verhagen Schagen Het sterke slot „Sevenaer" 45 Lidmaatschap/abonnement f 50,— per jaar Opgave: G. M. E. C. van Boekei Administratie AWN, postbus 100, Fidelis en Servandus: twee inscripties 2180 AC Hillegom op Romeinse terracottabeeldjes uit Opzegging vóór 1 december Altrier (Groothertogdom Luxemburg) en Vechten 70 Redactie: E. J. van Ginkel A. Carmiggelt (hoofdredacteur), Stevinstraat 92, 2587 EP 's-Gravenhage Alle potjes op een rij! Alles wat u over- P. Stuurman (redacteur literatuur- archeologische tentoonstellingen wilde rubrieken), Volendamlaan 1094, weten, maar nooit durfde te vragen ... 82 2547 CS 's-Gravenhage (tevens centraal redactie-adres) Literatuurbespreking 88 F. D. Zeiler (eindredacteur), Hofstraat 18, 8261 BZ Kampen Literatuursignalement 93

Agenda 95 Redactieraad: J. C. Besteman J. H. F. Bloemers J. Buurman H. Groenendijk J. W. M. Roebroeks H. Stoepker L. B. M. Verhart G. F. Uzereef

Sluitingsdata kopij: 1 januari, 1 maart, 1 mei, 1 juli, 1 september en 1 november Aanwijzingen voor auteurs zijn op aanvraag verkrijgbaar bij de hoofdredacteur Voor inlichtingen over advertenties wende men zich tot de eindredacteur

© AWN 1990. Overname van artikelen en illus- traties is slechts toegestaan na voorafgaande schriftelijke toestemming van de redactie

Druk: Seinen's Grafische Bedrijven, De Krim (Ov.)

Op het omslag: Fragment van een beeldje van Mercurius met in- scriptie van Servandus, gevonden te Vechten. Foto KU Nijmegen. Zie p. 70 e. v. ISSN 0166-4301 Het sterke slot „Sevenaer"

J. G. M. Verhagen

•f / i \ ) oA 'i '\t / / L i i

n i \ is \

1. Ligging van de onderzoeksplaats. De rechter plattegrond geeft het systeem van straten en grachten van de stadZevenaar weer aan het begin van de 19e eeuw (schaal 1:10.000). a = de plaats van het onderzoek; b = het huidige huis Sevenaer.

Inleiding de gegevens verzameld voor een recon- In de jaren 1984 tot en met 1988 is door de structie van de plattegrond van de burcht. AWN-afdeling Zuid-Veluwe en Oost-Gel- Het bleek om een bijzonder type kasteel te derland in het centrum van Zevenaar on- gaan, met muren die aanvankelijk twee derzoek gedaan naar de ondergrondse res- meter dik waren, maar later versterkt zijn ten van de middeleeuwse burcht „Seve- tot een dikte van bijna vijf meter. naer". Lange tijd heeft men verondersteld dat deze burcht gestaan heeft op de plaats Historie van het huidige huis „Sevenaer", aan de De middeleeuwse burcht Sevenaer heeft oostzijde van het centrum van de stad. In een belangrijke rol gespeeld in de strijd de zestiger jaren echter rees het vermoeden tussen Gelre en Kleef om de macht in de dat het kasteel aan de westzijde van de stad Liemers1. Met name in de tweede helft van nabij de Nieuwe Doelenstraat gestaan zou de 14e eeuw is er veel om deze burcht te hebben (afb. 1). Toen in 1983 een school- doen geweest en was de zeggenschap erover gebouw gesloopt werd op de plaats waar de nu eens in Gelderse, dan weer in Kleefse burcht ongeveer gestaan zou kunnen heb- handen. De burcht was de belangrijkste ben, was dit aanleiding tot het uitvoeren versterking in dit grensgebied. Dat er groot van een onderzoek. belang aan gehecht werd, blijkt uit de vele Bij dit onderzoek werden de resten van de vermeldingen in akten uit deze periode. burcht gelokaliseerd. Ook werden voldoen- Door wie de burcht gebouwd werd, Gelre 45 wal

10 m

•• 7 8

2. Opgravingsplattegrond. Voor het muurwerk zijn de begrenzingen van de opgaande muren aange- houden. De verschillende sleuven, waarnaar in de tekst verwezen wordt, zijn aangegeven met de letters a t/m f. De letters genh geven de plaats aan van de profieltekening van afb. 11. De funderingsresten van de binnenmuren zijn met hoofdletters aangegeven. 1 =fase I; 2 —fase II; 3 —fase lof II; 4 —fase III; 5 = grondsporen; 6 = grachten; 7 = brugpalen; 8 = reconstructie.

46 of Kleef, is niet geheel duidelijk. Sommige in verandering. Op grond van archiefstuk- auteurs nemen op grond van een akte uit ken kwam de streekarchivaris W. Zonder- 1321 aan dat de burcht in dat jaar reeds van tot de conclusie dat er een kasteel aan bestond. Maar dat geldt alleen als in deze de westzijde van de stad gestaan moet akte met „Sevenaer" de burcht Sevenaer hebben6. bedoeld is. Zekerheid over het bestaan van Een complicerende factor bij de plaatsbe- de burcht hebben we uit een akte van 1353. paling van de burcht vormde een notitie Hieruit kan men opmaken dat de burcht over Zevenaar van de Kleefse kroniek- Sevenaer Kleefs bezit was2. schrijver Gert van der Schuren in de tweede In 1368 overleed graaf Johan II van Kleef, helft van de 15e eeuw. Hij schreef namelijk waarna de Liemers en de burcht Sevenaer dat Adolf II van Kleef, die vanaf 1417 her- als lijftocht aan zijn weduwe Mechteld van tog was, in de eerste helft van de 15e eeuw Gelre toekwamen. Omdat zowel in Gelre in Zevenaar een slot heeft laten bouwen7. als in Kleef een machtsstrijd plaatsvond Dat zou dus een ander gebouw kunnen zijn over opvolging, ontstond een ingewikkelde dan de burcht waarover in de 14e eeuw situatie. Het zou te ver voeren deze hier zoveel te doen is geweest. Het zou dus uiteen te zetten. Belangrijk is dat de ver- kunnen zijn dat het nog bestaande Huis houdingen tussen Gelre en Kleef steeds Sevenaer of de 14e-eeuwse burcht of het veranderden en dat er over en weer ver- 15e-eeuwse slot geweest is (en dat de ander pandingen waren. Het feitelijk beheer over van de twee aan de westzijde van de stad de burcht was na 1368 voornamelijk in gezocht moet worden). handen van Gelre. In het gebied aan de westzijde van de stad, In 1394 loste graaf Adolf I van Kleef een waar hetzij de burcht, hetzij het slot veron- pandsom in, waardoor Kleef de hele zeg- dersteld werd gestaan te hebben, is in de genschap die het al in een eerdere periode eerste helft van de 20e eeuw de Nieuwe over de Liemers had, terugkreeg. De burcht Doelenstraat aangelegd met aan weerszij- den enige bebouwing. Informatie van men- Sevenaer werd echter uitgezonderd en bleef sen die betrokken waren bij de bouw van in Gelderse handen. Dit was tekenend voor deze panden duidde op de mogelijke aan- de problemen tussen Gelre en Kleef en wezigheid van muurresten en grachten in voor het belang dat gehecht werd aan de de ondergrond. Dat gold onder andere burcht. voor de plaats waar in 1983 een schoolge- Uiteindelijk heeft Kleef de burcht met bouw gesloopt werd. Verder was bekend geweld „ingenoomen" en „uutgeroofd". dat direct ten zuiden van dit schoolgebouw Aan deze inname wordt gerefereerd in een in de zeventiger jaren bij het heien van vergadering van de Gelderse Staten in 3 palen voor de bouw van een winkelcen- 1411 . Wanneer de inname exact heeft trum door een nog volledig intact gewelf plaatsgevonden is niet duidelijk, maar op heengeslagen is. Onderzoek heeft toen niet grond van andere historische gegevens plaatsgevonden en men was bang dat met kunnen we aannemen dat dat in 1401 of 4 deze bouw de resten van de burcht verloren 1402 is geweest . Sindsdien is de burcht in waren gegaan. Aangezien aan deze zijde handen van Kleef gebleven. van de stad van de 18e tot in onze eeuw alleen maar tuinen geweest zijn, zouden Aanwijzingen voor lokalisatie eventuele in de grond aanwezige muur- Men heeft steeds verondersteld dat de resten uit de 18e eeuw of eerder moeten middeleeuwse burcht«gestaan heeft aan de dateren. In 1982 konden we door middel oostzijde van de stad aan de Wittenburg- van enkele grondboringen de aanwezigheid straat, waar thans nog het huis Sevenaer van een nog onbekende gracht en bak- staat. Diverse auteurs identificeerden het steenpuin aantonen. Hiermee waren vol- Huis Sevenaer met de middeleeuwse 5 doende aanwijzingen verzameld om een burcht . onderzoek te overwegen. Enkele tientallen jaren geleden kwam hier- 47 Verloop van het onderzoek burcht met behulp van de graafmachine Toen de plannen voor de sloop van het verwijderd. Het onderzoek in de archeolo- schoolgebouw bekend werden, was nog gisch van belang zijnde lagen was volledig niet duidelijk wat met het terrein zou handwerk. Daarbij werd het in de sleuven gebeuren. Er was sprake geweest van de aangetroffen muurwerk zo goed mogelijk bouw van een ondergrondse parkeergarage blootgelegd, maar tevens zoveel mogelijk ter plaatse, maar ook waren er plannen intact gelaten. Slechts op enkele plaatsen voor de aanleg van een parkeerterrein of werd een aantal bakstenen verwijderd voor bebouwing met winkels en appartementen. nader onderzoek. Vanwege de bedreiging van het bodemar- chief door eventuele bouwwerkzaamheden Resultaten: muurwerk en grondsporen werd in overleg met de provinciaal archeo- Muurwerk (Burchtbouw) loog R. S. Hulst besloten om een oriënte- De verschillende onderzoekscampagnes rende opgraving ter plaatse uit te voeren. brachten de fundamenten van zware, uit Met de gemeente Zevenaar werd contact baksteen opgetrokken muren aan het licht. opgenomen om bij de sloop van het Hiervan is een plattegrond weergegeven in schoolgebouw rekening te laten houden afbeelding 2. Het blijkt te gaan om een met de archeologische belangen. Tevens rechthoekig bouwwerk met afmetingen van werd bij de gemeente subsidie voor een circa 30 bij 24 m. graafmachine aangevraagd en verkregen. De plaats van de in 1984 gegraven sleuf Het onderzoek werd gestart in de zomer (a in afb. 2) bleek gunstig te zijn. Hierin van 1984 met het graven van een 50 m lange werden, naast een dubbele omgrachting, de sleuf, waarin zowel grachten als muurres- fundamenten aangetroffen van wat veron- ten van de burcht werden aangetroffen. dersteld wordt de ingangspartij van de Wegens het vele grondverzet werd niet over- voormalige burcht te zijn. Er bevond zich al de geplande sleufbreedte van vier meter hier namelijk een uitbouwtje van 2.90 m aangehouden. Daarentegen werd de sleuf breed, dat iets met de brugconstructie te verbreed op plaatsen waar dit nodig was maken kan hebben gehad (afb. 3). Bij het om een aantal zaken beter te kunnen graven van een sleuf (b) haaks op het bestuderen. muurwerk van het gebouw werden restan- In 1986 bleek dat het terrein definitief be- ten van houten brugpalen en van een stemd zou worden tot parkeerterrein. stenen brugpijler gevonden, waardoor deze Daarop werd bij de gemeente de bereidheid veronderstelling bevestigd werd. gepolst om in de bestrating van het aan te De in de sleuf van 1984 aanwezige funde- leggen parkeerterrein de burchtplattegrond ringen suggereerden muurwerk van aan- aan te geven. De gemeente stond hier posi- zienlijke dikte. Van deze muren was echter tief tegenover. In verband hiermee werd aanvankelijk alleen de buitenzijde in de toestemming verkregen om in 1986 nog het sleuf te zien. Om iets over de muurdiktes te linkergedeelte van de voorzijde van de kunnen zeggen, werd aan de westzijde van burchtfundamenten te onderzoeken. Ver- de hoofdsleuf op enkele plaatsen wat meer der onderzoek zou alleen plaatsvinden in ruimte gemaakt. Hierdoor werd ook de de tracés van door de gemeente te graven binnenzijde van het muurwerk zichtbaar. In de in 1986 gegraven onderzoeksput (c) rioolsleuven. Dat gebeurde in juli 1987 in werd het zware muurwerk van de linker- twee parallelle sleuven. Tenslotte werden voorzijde van de burcht blootgelegd. De in bij de aanlegwerkzaamheden van het defi- 1987 gegraven sleuven (d en e) brachten nitieve parkeerterrein in het voorjaar van delen van de achtermuur in beeld. Deze 1988 nog waarnemingen gedaan in twee muur was al even zwaar aangelegd. In deze kleine putten. Daarmee werd het onder- laatste sleuven werden ook funderingen zoek aan de Zevenaarse burcht afgesloten. van een of twee binnenmuren aangetroffen. Bij het onderzoek werden in de sleuven de In 1988 werden in een kleine put (f) nog bovenste lagen en het afbraakpuin van de 48 enkele aanvullende waarnemingen gedaan. Omdat het vermoeden bestond dat het ingangsgedeelte van de burcht uit een vier- kante of rechthoekige toren bestaan heeft, is door middel van horizontale grondbo- ringen de grootte van de binnenruimte vastgesteld. Het resultaat van de grondbo- ringen is verwerkt in de reconstructie in de opgravingsplattegrond. Ook binnen de „zij- vleugels" zijn vanuit de sleuven a en c hori- zontale grondboringen in noordwestelijke richting gedaan. De resultaten hiervan zijn eveneens in de reconstructie verwerkt. De fundamenten van de buitenmuren heb- ben, voor zover intact, op alle onderzochte plaatsen een brede basis met aan de buiten- zijde versnijdingen (zie afb. 4). Aan de bin- nenzijde van het muurwerk is op enkele plaatsen vastgesteld dat de funderingsvoet geen noemenswaardige versnijdingen heeft. Aan de basis rusten de funderingen op een bed van baksteenpuin en hebben zij een dikte variërend van 5.20 m tot 6.10 m. Hierop zullen muren van een aanzienlijke dikte hebben gestaan. Op een aantal plaatsen bleek het begin van het opgaand muurwerk nog aanwezig te zijn. Daarbij zijn muurgedeeltes waarbij van een plint (licht achteroverhellende bui- tenkant aan de onderzijde van de opgaande muur) sprake is. Op één plaats (direct rechts van de toren) bleek nog een stuk opgaand muurwerk van zodanige hoogte intact te zijn, dat hier de gehele plint alsmede de eerste lagen van het rechtop- gaand muurwerk te zien waren. Deze plint is opgenomen in afbeelding 7. In afbeel- 3. Het blootgelegde muurwerk van de voorzijde ding 2 zijn de begrenzingen van het op- van de burcht. Het gemetselde uitbouwtje geeft de gaand muurwerk aangehouden en niet die plaats van de ingang van de burcht aan. van de funderingsvoet. In de binnenhoek van de zuidpunt van de burcht (in put c) zijn, in tegenstelling tot de binnenzijde van het muurwerk op andere plaatsen, wel versnijdingen vastgesteld. Het fundering aanwezig. Waarschijnlijk ver- bijzondere hierbij is dat de versnijdingen wachtte men door het „afsnijden" van de zodanig aangebracht zijn, dat ze als het hoeken een steviger fundering te krijgen. ware de hoek tussen de haaks op elkaar Het .muurwerk van de burcht is bij de sloop staande muren „afsnijden" (zie afb. 5). erg onregelmatig uitgebroken. Het geheel Ook in de hoeken aan de grachtzijde van de wekt de indruk van een vaksgewijze uit- aansluiting van de toren op de beide zij- braak. Op enkele plaatsen is het muurwerk vleugels is een soortgelijke opbouw van de helemaal tot op de onderliggende puinlaag weggebroken, terwijl op de meeste plaatsen 49 Bij het onderzoek werden in alle vrijge- komen fundamentgedeeltes van de weer- muur bouwnaden vastgesteld. Hierbij was steeds sprake van een aan de binnenzijde gelegen oudste muur van ongeveer 2 m dik (hierna aan te duiden met fase I) en een aan de grachtzijde liggende muurverdikking van 2.5 a 3 m (hierna aan te duiden met fase II). Rechts van de toren viel de bouwnaad het eerst op, doordat bij het slopen van het kasteel de buitenste helft van de muur dieper uitgebroken was dan de binnen- zijde. Op het punt waar de binnenzijde niet zo diep uitgebroken was, is duidelijk te zien dat er een bouwnaad aanwezig is (zie afb. 6). Op één plaats wijken de diktes van het fundament schijnbaar in ruime mate af. Dit betreft het muurwerk in het oostelijk einde van sleuf e (afb. 2). Het muurwerk van fase I lijkt hier maar 1.30 a 1.50 m dik te zijn. We hadden hier echter slechts zicht bovenop het muurwerk. Het is goed moge- lijk dat het metselwerk van fase II hier ver over het fundament van fase I ligt, zodat diepere lagen een ander beeld te zien zou- 4. Buitenzijde van de fundering van de noord- den geven. oostmuur van de burcht. Op de foto zijn bij de sleufwand minstens 20 versnijdingen te zien. De Op een aantal plaatsen zijn doorsneden totale dikte van de fundering bedraagt hier aan de door het muurwerk bestudeerd en in teke- basis 5.80 m. ningen vastgelegd. Dit gebeurde vooral op de grens van ondiep en diep uitgebroken muurwerk. Een doorsnedebeeld is samen- gesteld uit waarnemingen die op een aantal nog een flink aantal steenlagen bewaard is plaatsen gedaan zijn (afb. 7). De funde- gebleven. De bovenzijde van het resterende ringen van zowel fase I als fase II rusten op fundament bevindt zich op hoogtes varië- een bed van (bak)steenpuin. De onderzijde rend van 9.17 nr tot 10.76 m +NAP. In hiervan bevindt zich op circa 8.50 m +NAP. afbeelding 2 zijn de tot op de onderlaag De eerste baksteenlagen zijn op de puin- gesloopte gedeeltes niet speciaal aangege- laag gestapeld met enig zand ertussen. ven, omdat vanwege het aangrenzende Verder naar boven is het muurwerk met muurwerk voldoende zekerheid bestaat behulp van mortelspecie opgemetseld. over hun aard. Aan de binnenzijde van de muur van fase I is niet of nauwelijks met versnijdingen Bouwnaden/bouwfasen gewerkt. Aan de buitenzijde hiervan wel. De grote dikte van de burchtmuren vormt De verdikking van het muurwerk is daar niet de oorspronkelijke situatie. Tijdens tegenaan gezet, waarbij het nieuwe muur- het onderzoek zijn namelijk in het funda- werk gedeeltelijk op de oude funderings- ment bouwnaden gevonden, die niet lood- voet rust. recht op het verloop van de muren staan, In het fundament van de ingangstoren zijn maar er evenwijdig aan lopen. Het gaat dus ook twee fasen te herkennen. Verder is hier niet om een uitbreiding van het kasteel vastgesteld dat op de plaats van de door- maar om een verdikking van de weermuur. gang de ruimte tussen de poortwangen 50 secundair is opgevuld met metselwerk. Of een aantal keren naar binnen, alsof het deze opvulling tot fase I of II gerekend metselwerk tegen de aangrenzende grond moet worden, is niet duidelijk. aan is gezet. Uit het profiel van de betref- De aard van de bouwsporen binnen het fende sleufwand zou men dit ook kunnen burchtfundament is wat moeilijker te om- afleiden. Dit zou dus impliceren dat de schrijven. De van noordwest naar zuidoost merkwaardige steenlaag A ouder is dan lopende strook bakstenen A (zie afb. 2) is muur B. moeilijk als muurfundament herkenbaar. Deze 1.60 m brede strook is één laag hoog Aard van het muurwerk en ligt op 9.36 m +NAP op een laag van circa De bouwmaterialen die werden gebruikt 30 cm puin, evenals dit bij de overige muur- voor de buitenmuren in fase I en II zijn funderingen het geval is. Het metselwerk B verschillend. Dit is vastgesteld door het (zie afb. 2) is wel goed herkenbaar als de nauwkeurig meten van het formaat van fundering van een van noordoost naar zuid- negen bakstenen uit elk van beide muur- west lopende binnenmuur. Het hoogste fases. De bakstenen werden hiertoe gron- punt van het resterende fundament bevindt dig van specie ontdaan. Van iedere bak- zich op 10.16 m+NAP. Het uitbraakmate- steen werd de lengte, de breedte en de dikte riaal dat bovenop het fundament ligt, bevat op vijf verschillende plaatsen gemeten. resten van blauwgrijs aardewerk, gladwan- Vervolgens werden de gemiddelde lengte, dig steengoed en enkele scherven van breedte en dikte per baksteen berekend. roodbakkend aardewerk. Dit materiaal Het resultaat is voor de breedte en de dikte dateert van de 14e tot en met de 16e eeuw. weergegeven in afbeelding 8. De muurfundering B vertoont in de onder- Er blijkt sprake van twee verschillende ste lagen een merkwaardige opbouw. Van groepen baksteen. Afzonderlijke bakstenen boven naar beneden schiet het metselwerk zijn op grond van hun formaat niet altijd

5. Uitwaaierende versnijdingen in de zuidelijke hoek van de burcht. Op de foto kijken we bo- venop de zuidoost- muur. De zuidwest- muur is gedeeltelijk weggebroken, maar nog herkenbaar in de 5e steenlaag van onder. tot de ene of de andere groep te rekenen, onvoldoende kunnen vaststellen. Wel is omdat er een zekere overlapping is tussen duidelijk dat de muur rechts van de toren de twee groepen. Maar met betrekking tot naadloos aansluit op het torenfundament. de dikte is deze overlapping beperkt. De De aansluiting van de binnenmuur B op de bakstenen uit de eerste fase zijn duidelijk noordoostelijke weermuur is bij de sloop wat dikker dan die uit de tweede fase, ook van de burcht weggebroken, zodat hier al zijn de verschillen niet groot. De ver- niets over te zeggen valt. schillen bieden wel voldoende houvast voor Over het algemeen zijn zowel bij fase I als het bepalen tot welke fase delen van het bij fase II hele stenen gebruikt. Slechts op muurwerk op andere plaatsen in het burcht- een beperkt aantal plaatsen is ook breuk- fundament behoren. steen in de fundering verwerkt. De buiten- De muurresten A en B binnen het burcht- zijde van het opgaand muurwerk van de fundament bestaan uit bakstenen met een ingangstoren en de rechterzijvleugel laten formaat dat overeenkomt met dat van fase veel breuksteen zien. Het lijkt er echter op I van de buitenmuur. Omdat geconstateerd dat hier sprake is van een reparatie c.q. werd dat A ouder is dan B, zullen we A restauratie van de buitenzijde van de aanduiden met fase Ia en B met fase Ib. Of burchtmuur, waarbij deze met breuksteen de opvulling binnen het fundament van de bekleed werd (zie afb. 7). poorttoren tot fase I of II behoort, valt niet Voor zover het muurwerk van de oudste te zeggen, omdat daarvan geen baksteen- fase uit baksteen bestaat, wordt het metsel- formaten gemeten zijn. verband gevormd door afwisselende strek- De kleur van de baksteen varieert van en koppenlagen. Dit is echter niet geheel oranjerood tot wijnrood. De kleurverschil- consequent uitgevoerd. De massa van het len vertonen echter geen relatie met for- muurwerk wordt gevormd door zowel rijen maatverschillen of fasering. bakstenen in de lengte achter elkaar haaks Het muurwerk van de oudste fase bestaat op de muur alsook bakstenen in de andere niet geheel uit baksteen. In de zuidelijke richting. hoek van de burcht bestaat een gedeelte Het metselverband van het (opgaand) van de oudste fase burchtmuur uit secun- muurwerk van de tweede fase kon door de dair gebruikte tufsteen en andere natuur- vermoedelijke reparaties van de buiten- steensoorten (afb. 9). De oude burchtmuur zijde maar beperkt in de oorspronkelijke is hier een zogeheten „vulmuur". Deze be- toestand bestudeerd worden. Waarschijn- staat in feite uit muurranden van voorna- lijk hebben we hier ook te maken met melijk tufsteenbroodjes met daartussen een afwisselende strek- en koppenlagen. De vulling van brokken van andere soorten binnenvulling van deze muurversterking natuursteen. In de randen zitten echter ook bestaat voornamelijk uit lange rijen bak- bakstenen, waarvan ten minste een gedeelte stenen, haaks op de muurrichting. Het ver- - gelet op de aanwezige specieresten - band tussen de boven elkaar liggende lagen secundair gebruikt is. De onderlaag van is vooral verkregen door deze rijen met een puin bestaat hier voornamelijk uit natuur- gering hoekverschil te metselen, zodat ze steenbrokken, al dan niet aan elkaar gekit enigszins schuin over elkaar liggen. met specie. Hiertussen werd ook een daklei In de grote massa puin die ten gevolge van met spijkergat gevonden. Geconstateerd is de sloop in de gracht naast de kasteelmuur dat het baksteenmuurwerk hier later in het aanwezig was, is nog gezocht naar andere verlengde van het vulmuurgedeelte is aan- bouwfragmenten. Tussen deze onnoeme- gebouwd (zie afb. 10). De insteek aan de lijke hoeveelheid puin hebben we slechts binnenzijde van de fundering verspringt één baksteen aangetroffen, die we niet met hier ten opzichte van die van het aanslui- de term kloostermop zouden willen be- tende baksteenmuurwerk. titelen. Het betreft een harde, gele bak- Of het baksteenmetselwerk van fase I (af- steen, met afmetingen 23.5 x 12 x 5 cm. gezien van A) één geheel vormt, hebben we Verder bestond het puin geheel uit kloos- 52 6. Bouwnaad in de fundering van de burchtmuur ten noordoosten van de toren. Rechts is de buitenzijde van de oude, 2 m dikke muur te zien. Links daarvan de latere uitbreiding van de muurfundering. Vooraan op de foto was deze weggebroken. Uiterst links enkele versnijdingen en de rand van het opgaand muurwerk. termoppen van de formaten die hiervoor Grondsporen binnen het burchtfundament beschreven zijn, maar ook van het formaat De aard van de ondergrond binnen de 27 x 13 x 5.5 a 6 cm, welk formaat ook bij burchtmuren varieert. In de zuidhoek onderzoek aan de fundamenten van de wordt het vermoedelijke loopniveau in Zevenaarse stadspoorten gevonden is en zowel put c als sleuf d gekenmerkt door een daar omstreeks 1500 gedateerd wordt8. zwarte, humeuze laag, waarvan de boven- Een aantal fragmenten van kloostermop- zijde zich op 10.60 m tot 11.00 m +NAP pen had een groen verglaasd oppervlak. bevindt. In deze laag werden een scherf van In het puin werden voorts fragmenten aan- gladwandig steengoed, enkele fragmenten getroffen van waterlijsten en raamtrace- van 16e-eeuws roodbakkend aardewerk en ringen, beide van trachiet, en zogenaamde een muuranker aangetroffen. Onder deze profielstenen (baksteen). Ook overblijfse- laag vinden we in de noordwestwand van len van dakbedekking zijn in grote hoe- put c onder andere een laagje met sporen veelheden gevonden.'Het betreft hier stuk- van verbrande leem. Daaronder schone ken van dakleien met de bijbehorende grond met daarin een ingraving waarin dakspijkers en fragmenten van dakpannen, naast Paffrath- en kogelpotscherven ook waaronder de dikke middeleeuwse holle twee fragmenten proto-steengoed aange- pannen. troffen werden. Aan het oostelijk uiteinde Bruikbaar voor datering van de sloop is de van sleuf d werd in het profiel van de noord- vondst van een 17e-eeuws oor van een wand een andere ingraving met Paffrath- Westerwald-kan, onderin de puinvulling en kogelpotmateriaal vastgesteld. Onder van de uitbraaksleuf van het muurwerk deze ingraving bevond zich vrij homogene van fase I aan de achterzijde van de burcht. kleigrond, waaruit een aantal Pingsdorf- Tussen het puin in de gracht werden enkele scherven te voorschijn kwam. 17e-eeuwse pijpekoppen gevonden. De grond aan weerszijden van de onder- 53 m+NAP

10-

8J 7. Doorsnede-tekening van het onderste gedeelte van de weermuur, samengesteld aan de hand van metingen op verschillende plaatsen. A = muurwerkfase I; B = muurwerkfase II; C = baksteenpuin; D = vleilaag van bakstenen, liggend op de smalle kant; E — ongeroerde goed; F = geroerde grond; G = oude grachtvulling (ca. XIIIB); H = kleipakket XVa met beschoeiingspaaltje; 1= grachtvulling XV-XVIIB; J = afbraakpuin (in de gracht met veel mortel); K = klei met wat puin; L = afdeklaag van het parkeerterrein.

breking in sleuf d bleek tot op grote diepte lijk einde van sleuf d) sprake van een zan- verstoord. Op ca. 9.40 m +NAP vinden we derige vulling met baksteenpuin. Deze vul- de merkwaardige baksteenlaag A. De hele ling wordt aan de noordzijde begrensd ruimte daarboven is ooit opgevuld met door een strook brokkelige klei, waarbij de kleiige grond, waarin naast een ijzeren hak begrenzing tussen beide grondsporen op (voor grondbewerking) een viertal scher- twee plaatsen een hoek van ongeveer 135 ven van proto-steengoed met ijzerengobe, graden vormt (zie afb. 2). In de puinhou- afkomstig van één kan, aangetroffen wer- dende vulling bevonden zich twee scherven den. Hier is kennelijk doorheen gegraven gladwandig steengoed, waarvan één met bij de bouw van muur B. De kleiige grond zoutglazuur en enkele fragmenten rood- is afgedekt met de eerder genoemde zwarte bakkend aardewerk uit de 15e of 16e eeuw. humeuze laag. Er is hier ook een grondspoor met puin- Binnen de noordhoek (sleuf e) is geen houdende vulling dat vanuit deze ingraving zwarte laag vastgesteld. De grond is hier in de richting van muur B loopt, en wel beneden 10.60 m +NAP niet verstoord, het- haaks hierop. geen bleek uit een grondboring. Wel gaf het • Tussen de achterzijde van de rechterpoort- profiel van de sleuf wand mogelijke uit- wang en muur B is een aantal grondbo- braaksporen van een binnenmuurtje tussen ringen uitgevoerd. Hieruit blijkt dat zich B en de achtermuur te zien. Binnen de op deze plaats veel baksteenpuin bevindt. oostpunt van de burcht lijkt de grond Zowel ten noordoosten als ten zuidwesten beneden 10.60 m +NAP niet verstoord te hiervan bevindt zich geen baksteenpuin. zijn. Binnen het torenfundament werd op onge- Achter de linkerpoortwang van de ingangs- veer 10.60 m +NAP een dun brandlaagje toren is (in de zuidelijke punt van het ooste- vastgesteld. 54 Grachten melijk blauwgrijs aardewerk en gladwan- Rondom het burchtfundament werden in dig steengoed, maar onderin werd daar- eerste instantie twee grachten vastgesteld, naast ook proto-steengoed aangetroffen. zoals ook te zien is op de opgravingsplatte- De bovenste lagen van de grachtvulling grond (lange sleuf)- Van de oostelijke wand zijn vondstloos op één uitzondering na: één van deze sleuf (afb. 2, lijn g-h) is een profiel van de lagen bevatte een Paffrath-scherf. gemeten en getekend. Dit profiel is weerge- Op de plaats van de buitenste van de twee geven in afbeelding 11. grachten heeft tot in de 20e eeuw een wal De binnenste van de twee grachten bleek gelegen. Dit was de wal, waarvan nu aan de opgevuld te zijn met een enorme massa noordwestzijde van het burchtfundament puin en mortel van de sloop van de burcht. nog een deel bestaat. In de eerste helft van Graven hierin was niet goed mogelijk, de 20e eeuw zijn delen van deze wal afge- vanwege de grote waterdoorlatendheid van graven. In de profieltekening is de door- deze puinmassa. Daarom is het dieper uit- snede van de wal opgenomen zoals die ten graven van de grachtvulling beperkt tot de westen van het burchtfundament gemeten beide oeverzones. De hier aanwezige kleiige is. grachtvulling hield de toestroom van Bekend is ook dat buiten de wal tot in de grondwater goed tegen, zodat met behulp 20e eeuw een gracht gelegen heeft, die altijd van een waterpomp onderzoek mogelijk als stadsgracht gezien is. Daarom zijn in was. het verlengde van de grote sleuf (a) grond- De oever grenzend aan de burchtmuur is boringen uitgevoerd om hiermee de struc- het best bestudeerd. In het talud onder- tuur van deze derde gracht vast te kunnen scheiden we drie lagen. De onderste laag stellen (afb. 11). Bij het boren zijn geen bestaat uit klei en bevat enkele scherven dateerbare vondsten uit deze derde gracht proto-steengoed en blauwgrijs aardewerk. naar boven gekomen. De middelste laag is hier niet scherp van gescheiden, bestaat eveneens uit klei en lijkt aangebracht te zijn ter bescherming van de burchtmuur. Hierin bevindt zich vooral veel gladwandig steengoed, waar- dikte onder zogenaamde trechterbekers. Op één van deze scherven zit een zogenaamde • I applique. Verder komt hier een geringe O II hoeveelheid roodbakkend aardewerk (met spatglazuur) voor. Deze aankleiing komt op alle onderzochte plaatsen aan de bui- o tenzijde van de burchtmuur voor, maar is «o vóór de ingangstoren minimaal. Boven de kleilaag is de grond zwart en bevat naast post-middeleeuws aardewerk veel verwe- ringsmateriaal van de muren, fragmenten van dakleien en dakspijkers. De buitenste van de twee grachten had een taaie, kleiige vulling, waarin het zwaar gra- ven was. Daarom is ook hier de grachtvul- ling alleen maar bij de (binnenste) oever diep uitgegraven. In de vulling van deze gracht zijn verschillende lagen onderschei- den. De onderste laag vormt het merendeel 13 van de grachtvulling en bevat uitsluitend 5. Verdeling van de baksteenformaten uit fase laat 13e- en 14e-eeuws materiaal, voorna- I en II. 55 Het profiel laat tussen de eerste en tweede circa 85 cm dikke muur vastgesteld. Deze gracht een laagje zien dat als oud opper- muur bestond aan de resterende bovenkant vlak geïnterpreteerd kan worden. De bo- uit bakstenen met afmetingen 25.5 x 13 x 6 venzijde hiervan bevindt zich op 10.70 m cm. Deze muur was niet erg diep gefun- +NAP. In 1987 is in een parallelsleufje voor deerd. Hij was opgetrokken op een puin- rioolaanleg een soortgelijk profiel gezien. bed dat in de gracht gestort was. Deze Hierbij werden uit de laag oud oppervlak muur wordt gezien als een secundaire enige scherven verzameld. keermuur aan de buitenzijde van de (ver- In sleuf 6 werden brugpalen gevonden en smalde) gracht. Er zijn geen vondsten ook een stuk muur dat waarschijnlijk de gedaan die dit muurwerk nader kunnen functie van brugpijler gehad heeft (afb. 12). dateren, maar gezien de aard van de muur Het metselwerk van deze pijler was bekleed nemen we aan dat deze een latere construc- met breuksteen. We hebben niet kunnen tie is (fase III). vaststellen of de pijler tot fase I of fase II behoort. De pijler bleek opgetrokken te Resultaten: de mobilia zijn op een breed fundament met versnij- Scherven en gebruiksvoorwerpen dingen, dat diep in de grond geplaatst was. Bij de opgravingen is een grote hoeveelheid Tegen dit muurwerk aan werd een andere, scherven en gebruiksmaterialen geborgen. Dit materiaal dateert in beperkte mate uit de lle t/m 13e eeuw, maar het merendeel dateert uit de 14e t/m 17e eeuw. Een aantal gebruiksvoorwerpen kon worden gerestau- reerd (afb. 13). Een uitgebreide beschrij- ving van de vondsten blijft achterwege. Een karakterisering van het aardewerk vindt voornamelijk plaats voor zover dit van belang is voor datering van verschillende fases van de burchtaanleg. Hieronder volgt alleen nog een beschrij- ving van het materiaal dat nog niet bij de betreffende grondsporen beschreven is. Op het terrein rond de burcht zijn slechts sporadisch scherven gevonden die ouder zijn dan steengoed. Het gaat hierbij om enkele kogelpotscherven en een Paffrath- scherf, onder andere in het laagje „oud oppervlak". In de insteek van de oudste fase van de buitenmuur (binnenzijde) is slechts één scherf gevonden, namelijk van blauwgrijs aardewerk. Verder werden daarin enkele fragmenten van een drinkglas aangetroffen. In de bouwnaad tussen de twee muurfasen en onder de muurverdikking zijn enkele scherven van gladwandig steengoed, een kogelpotscherf en een ijzeren mes gevon- 9. Gedeelte van de zuidoostmuur bij de zuidelijke den. hoek van de burcht. De naad tussen de vulmuur van fase I ( onder op de foto) en het baksteen- De middeleeuwse scherven uit de grachten muurwerk van fase II is goed te zien. De betonnen zijn al beschreven bij de grondsporen. ringen behoren tot de fundering van het schoolge- Verder is in de binnenste gracht een over- bouw dat in 1983 gesloopt werd. vloed aan post-middeleeuws aardewerk ge- 56 vonden, zoals roodbakkend aardewerk al dan niet met slibversiering, steengoed af- komstig uit het Westerwald, 16e- en 17e- eeuws steengoed en majolica. Het aarde- werk dateert op zijn laatst uit de tweede helft van de 17e eeuw. Er is ook een aantal fragmenten van kleipijpen gevonden. Het gaat uitsluitend om vroege modellen (dikke steel en kleine ketel). In de gracht rondom de burcht zijn ver- schillende projectielen gevonden (afb. 14). Het betreft een tiental ijzeren pijlpunten, twee stenen kanonskogels, een aantal fragmenten van zulke kogels en een circa 12 kg zware blijdesteen. Tot de bijzondere lOm vondsten behoren een hellebaard en de armatuur van een 14e-eeuws muntbalansje.

Hout en ander organisch materiaal 10. Plattegrond van een gedeelte van de burcht. Het muurgedeelte dat voornamelijk uit natuur- Op verschillende plaatsen is houtwerk steen is opgebouwd, is gestippeld weergegeven. blootgelegd. Het belangrijkst zijn de hou- De palen zijn genummerd. ten brugpalen. Om een dendrochronologi- sche datering mogelijk te maken zijn van twee van deze brugpalen (no. 1 en 2 in afb. 10) schijven afgezaagd. Van twee andere palen (no. 3 en 4) was dit niet goed moge- chronisatie te krijgen noch om door koppe- lijk. Daarom zijn deze palen met mechani- ling aan een van de standaardcurves een sche hulp uit de grond getrokken. Het datering te verkrijgen. bleken secundair gebruikte palen te zijn. Er Verder houtwerk werd aangetroffen aan de zaten ronde gaten en sleuven voor hout- buitenzijde van de funderingsvoet (fase II). verbindingen in. De palen hebben waar- Dit houtwerk heeft beschoeiing gevormd schijnlijk eerder onderdeel gevormd van ter bescherming van de aankleiing tegen de een bouwkundige constructie. Ook van funderingsvoet. Op sommige plaatsen be- deze palen zijn daarna monsters genomen stond deze beschoeiing uit kleine paaltjes in de vorm van schijven. De resterende met gevlochten twijgen, op andere plaatsen delen van deze twee palen zijn gedroogd en ging het om rechtopstaande planken even- blijven bewaard. wijdig aan en op enige afstand van de In de fundering van de weermuur naast de muurrand. Ook werd een enkele wat dik- rechterzijkant van de ingangstoren is ook kere paal aangetroffen. een stevige eiken paal aangetroffen (no. 5 Het overige organisch materiaal dat opge- in afb. 10). Deze paal is kennelijk ingemet- graven werd, bestaat vooral uit botten seld bij de aanleg van de tweede fase, de (slachtafval), in aflopende hoeveelheid af- muurverdikking. Ook hiervan is een schijf komstig van varken, schaap/geit, rund, afgezaagd voor dendrochronologisch on- hert en paard. Verder werden ook oester- derzoek. schelpen en slakkehuisjes aangetroffen. Het dendrochronologisch onderzoek vond plaats bij de Rijksdienst voor het Oud- Evaluatie heidkundig Bodemonderzoek. Van één Het bouwwerk paal bleek het aantal jaarringen te gering te De blootgelegde delen van het fundament zijn. Voor de overige palen was het niet bieden voldoende houvast voor reconstruc- mogelijk om een goede onderlinge syn- tie van de plattegrond van het bouwwerk 57 • NAP

12

10

8J 11. Profiel van de oostwand van de lange sleuf (g-h, zie ook afb. 2), aangevuld met de resultaten van grondboringen (links in tekening). Tevens is de doorsnede van de wal te zien, zoals die hier tot in onze eeuw gelegen heeft. Het burchtfundament is met zwart aangegeven, het laagje oud oppervlak is gear- ceerd. A — grachtvulling XIV; B = klei XVa; C = afbraakpuin met mortel; D = afbraakpuin.

(zie afb. 2). Het gaat om een zwaar uitge- (afb. 2, oostelijk deel van sleuf e). Hier lijkt voerde bouw. Wanneer men de eerder hét erop of slechts ongeveer 1.30 a 1.50 m beschreven plint in aanmerking neemt, overblijft voor de dikte van de muur van komt men voor het rechtopgaand muur- fase I. Dit zou verklaarbaar zijn als men werk tot muurdiktes van 4.50 m tot 5.10 m. ervan uitgaat dat het metselwerk van fase Het meest opvallende fenomeen wordt II hier al gedeeltelijk het muurwerk van gevormd door de bouwnaden die erop fase I bedekt. Daarom is de tweede moge- duiden dat er oorspronkelijk sprake was lijkheid dus de meest waarschijnlijke. Er van weermuren met een dikte van ca. 2.00 zullen nieuwe, zware muren zijn opgetrok- m, maar dat later de muren zijn versterkt ken op de verbrede grondslagen van de tot genoemde diktes. oude burcht. Een interessante vraag is hoe we ons de Er is echter nog een derde mogelijkheid, die versterking van de weermuren moeten niet helemaal uit te sluiten is: de oude voorstellen. Hierbij doen zich twee moge- muren werden gesloopt tot op het funda- lijkheden voor. De eerste is dat de bestaan- ment. Daarna werd aan de buitenzijde van de muren verdikt zijn door er een 2.5 a 3 m deze muren een nieuw, circa.2.5 a 3 m breed dikke klampmuur tegenaan te zetten. De fundament aangelegd. Alleen op dit nieuwe tweede mogelijkheid is dat de oorspronke- fundament werden muren opgetrokken. lijke muren grotendeels gesloopt zijn en dat Aldus verkreeg men wat meer binnenruim- het bestaande fundament verbreed is. Over te in de burcht. Deze mogelijkheid valt de volle breedte zou dan vanaf het funda- weliswaar niet uit te sluiten, maar ze lijkt ment een nieuwe 4.50 a 5.10 m dikke muur onwaarschijnlijk omdat bij de tot nu toe opgetrokken zijn. Een probleem bij het bekende burchtplattegronden bij vergro- beantwoorden van deze vraag is dat van de ting aan een of twee zijden ruimtes bijge- burchtmuren onvoldoende hoogte bewaard bouwd werden, hetgeen bouwkundig ook is gebleven om er iets met zekerheid over te veel economischer is. kunnen zeggen. De hoogst bewaard geble- De eerste fase van de burcht is een dubbel ven delen zijn weergegeven in het doorsne- omgrachte waterburcht geweest. Zowel de debeeld (zie afb. 7) en hierbij ziet men dat circa 2 m dikke weermuur als de funda- er nog net een klein gedeelte nieuw metsel- mentgedeeltes A en B rekenen we op grond werk aanwezig is binnen de denkbeeldige van het steenformaat tot deze eerste fase. lijn van de buitenzijde van het opgaand Vanwege de onderliggende puinlaag zien muurwerk van fase I. we A (fase Ia) inderdaad als het restant van Een aanvullend gegeven vormt de ligging een muurfundering. We hebben al gezien van de naad in de noordoostelijke zijmuur dat muur B is aangelegd nadat A ver- 58 dwenen was. Aangezien er een duidelijk rend bij fase I gescheiden waren door een oriëntatieverschil is tussen muur A en de smal walletje. Dit walletje moet gevormd overige muren van fase I, is het mogelijk zijn door het oude oppervlak tussen de dat deze muren niet gelijktijdig bestaan twee grachten af te dekken met een opho- hebben. Aangezien het verloop van de ging van bijna een meter. Dit wordt onder- grachten in het noordelijk deel van sleuf a streept door het verloop van de helling van minder afwijkt van de oriëntatie van muur de binnenoever van de buitenste gracht. A dan van de weermuur, is er mogelijk een verband tussen fase Ia en de grachtenaan- leg. Later (fase Ib) bestond de burcht kennelijk uit een zaalbouw aan de noordwestzijde en daarvoor een klein voorterrein met ommu- ring en poorttoren. Deze fase vertoont een rechthoekige plattegrond van ongeveer 25 bij 18 m buitenwerks. Of het zaalgebouw en de ommuring van het voorterrein in één keer zijn opgetrokken, is niet duidelijk. Dat de gehele ommuring ook al ten tijde van fase Ia bestond, lijkt minder waar- schijnlijk, maar kan ook niet uitgesloten worden. Op de plaats van de vermoedelijke ingang bevond zich een uitspringende vierkante toren van ongeveer 7 bij 7 m. Gezien de ingelegde fundering in de ingang van de toren gaan we ervan uit dat zich hier een brugkelder bevonden heeft, die op zijn laatst in fase II dichtgemaakt is. De grondsporen achter de linkerpoortwang kunnen worden geïnterpreteerd als afkom- stig van een of ander uitbouwtje, misschien een achtkantig traptorentje. De insteek is blijven bestaan, terwijl het fundament kennelijk diep uitgebroken is. Het grond- spoor dat naar muur B loopt zal wel afkomstig zijn van een verbindingsmuur die hier gestaan heeft. Het puin dat achter de rechterpoortwang is vastgesteld zou erop kunnen wijzen dat hier eveneens een verbindingsmuur geweest is tussen de poorttoren en muur B. Bij de bouw van het versterkte slot (fase II) is de zaalbouw aan de noordwestzijde waarschijnlijk opnieuw opgetrokken (op de oude grondslagen). Echt te bewijzen is dit niet. Het is zelfs niet volledig uit te 12. Restanten van de brug. In de sleuf zijn vier sluiten dat de zaalbouw ten tijde van fase II houten brugpalen te zien van de linkerhelft van de niet meer bestaan heeft. brug. Op de voorgrond kijken we bovenop de rand Uit de profieltekening van afbeelding 11 van de stenen brugpijler. Op de achtergrond is het gemetselde uitbouwtje te zien ter hoogte van de valt af te leiden dat de twee grachten beho- ingang van de burcht. 59 \

13. Enkele van de gerestaureerde voorwerpen van aardewerk. Boven: Bord van roodvolksaardewerk met slibversiering (29 cm, 17e eeuw). Onder: Majolica-bord met golfrand en dellen (19 cm, 17e eeuw). Restauratie H. F. Blom. 60 Deze helling blijft naar boven toe onder boden als we ervan uitgaan dat tenminste dezelfde hoek doorlopen totdat deze wordt de binnenste van de twee grachten gerela- afgesneden door de recente lagen die de teerd is aan de oudste bouw. Welnu, in de ondergrond van het parkeerterrein vormen. onderste lagen van de binnenste gracht Wanneer het slechts een singeltje op het werd een aantal scherven van proto-steen- niveau van ongeveer het toenmalige maai- goed en blauwgrijs aardewerk gevonden, veld zou zijn geweest, dan had de hellings- maar geen echt (gladwandig) steengoed. hoek van het talud naar boven toe minder Op grond hiervan zou men voor fase Ia tot moeten worden. een datering in de tweede helft van de 13e Later, toen de tweede gracht minder diep eeuw kunnen komen. Men dient er echter was, is dit walletje wat breder en waar- rekening mee te houden dat het aantal schijnlijk ook nog wat hoger geweest. Op scherven gering is. een gegeven moment is de tweede gracht Uit de aanwezigheid van scherven van helemaal gedempt en is de brede wal erover proto-steengoed boven de baksteenstrook opgeworpen. Of toen pas de derde gracht A (fase Ia) zouden we kunnen opmaken dat gegraven is, valt niet te zeggen. deze overgebleven is van een muur die nog De burcht zal altijd een houten toegangs- in de tweede helft van de 13e eeuw gesloopt brug hebben gehad. Het gemetselde uit- is. Het aantal scherven is echter gering. bouwtje aan de ingangstoren zal wel een Omdat we bovendien niet weten waar de functie gehad hebben in verband met deze grond boven deze baksteenstrook vandaan brug. Vanwege de vondst van de stenen komt, is ook een datering van de sloop in brugpijler kan een gedeelte van de brug in de 14e eeuw mogelijk. In ieder geval is dui- een bepaalde periode in steen uitgevoerd delijk dat muur A al gesloopt was voordat geweest zijn. Dit vlak bij de voorburcht muur B werd opgetrokken. Naar we aan- gelegen fundament kan ook een rol ge- nemen heeft de burcht in de tweede helft speeld hebben als een soort bruggehoofd van de 14e eeuw uit een zaalbouw met waarop misschien voorzieningen waren voorterrein en poorttoren bestaan. Of er al aangebracht om de burcht extra ontoegan- ten tijde van fase Ia sprake was en een kelijk te maken. De voorburcht zal zich weermuur, blijft onduidelijk. verder ten oosten en zuiden van de hoofd- Wanneer het mogelijke traptorentje en de burcht uitstrekken9. Het muurgedeelte dat aansluitende verbindingsmuur gebouwd tegen de brugpijler aangezet is, wordt ge- zijn, is niet duidelijk, omdat er alleen uit- zien als een later (fase III) aangebrachte braaksporen gevonden zijn. We mogen keermuur aan de voorburchtzijde van de aannemen dat ze onderdeel hebben uitge- (versmalde) gracht. maakt van fase II. De vraag of ze deel uitgemaakt hebben van fase I kan niet Reconstructietekeningen van de plattegron- beantwoord worden. den van fase Ib en van fase II zijn weerge- geven in afbeelding 15 en 16. In fase I van het buitenmuurwerk bestond weliswaar een gedeelte uit tufsteen en an- Datering dere stukken natuursteen, maar de aanwe- Datering van de verschillende bouwfasen is zigheid in dit muurwerk van secundair niet eenvoudig, onder andere omdat er in baksteenmateriaal pleit tegen een vroege de literatuur onvoldoende overeenstem- datering ervan. Eerder valt te denken aan ming is over de vraag wanneer het glad- twee stukken muur uit twee verschillende wandig steengoed in productie kwam10. bouwseizoenen, maar behorend tot dezelf- Het moeilijkst is de datering van fase I van de aanleg, waarbij nog sloopmateriaal uit de buitenmuur en het muurwerk dat binnen de omgeving gebruikt is. de burcht aangetroffen is. Hier zijn onvol- De buitenste van de twee grachten bevat in doende dateerbare vondsten in de insteek de onderste lagen naast proto-steengoed van de verschillende muren gevonden. Een ook gladwandig steengoed. Op grond hier- mogelijkheid tot datering wordt wel ge- van zou men de aanleg van de tweede 61 14. Blijdesteen, enkele kanonskogels, ijzeren pijlpunten, een kogeltje en een kraaiepoot, opgegraven aan de voet van de kasteelmuur.

gracht in de eerste helft (eventueel het eer- scheiden (zie ook afb. 11). De oudste fase is ste kwart) van de 14e eeuw kunnen dateren. rijk aan vondsten en bevat onderin - zoals Datering van fase II van het buitenmuur- al gezegd - zowel proto-steengoed als glad- werk levert minder problemen op. In de wandig steengoed, maar hoger uitsluitend direct tegen het muurfundament rustende gladwandig steengoed. De jongere fase ligt aankleiing zijn veel scherven van steengoed daarboven. Het lijkt erop dat hier opnieuw drinkkannen aanwezig. Hiertoe behoren al een gracht is uitgegraven, echter niet zo enige trechterbekerscherven, waarvan één diep als de oorspronkelijke gracht. De vul- met een applique. Hieruit is af te leiden dat ling hiervan bevat slechts één (oudere) de muurversterking op z'n laatst in het eer- scherf en is verder schoon, zodat een date- ste kwart van de 15e eeuw zal hebben ring niet mogelijk is. Dat het om een soort plaatsgevonden. Dat deze eerder dan het gracht gaat, moge blijken uit de verschil- eerste kwart van de 15e eeuw zal hebben lende laagjes die nog in de vulling te zien plaatsgevonden is archeologisch niet uit te zijn. Wanneer het hier alleen om de dicht- sluiten, maar zulke enorme dikke kasteel- gegooide eerste fase gracht zou gaan, dan muren zijn in de 14e eeuw onwaarschijn- zijn deze laagjes moeilijk te verklaren. Het lijk. (Bovendien is er een historisch aanslui- schervenmateriaal in de onderste fase is tend gegeven, waarover verderop meer.) nietjongerdande 14e eeuw. Het aanleggen Wanneer de tweede gracht gedempt is en van de wal zullen we dus wel ergens in de wanneer er een wal overheen gelegd is, laat 15e eeuw moeten plaatsen. We nemen aan zich niet helemaal vaststellen. In het profiel dat dit gebeurd is binnen enkele tientallen van deze gracht zijn twee fasen te onder- jaren na de bouw van het versterkte slot. 62 Alles wijst erop dat de sloop van het slot in de tweede helft van de 17e eeuw heeft plaatsgevonden. Wanneer de afbraak van het mogelijke traptorentje heeft plaatsge- vonden, is op grond van het geringe aantal scherven niet precies te zeggen, maar het lij kt erop dat dit in de 16e eeuw of betrekke- lijk kort daarna heeft plaatsgevonden. Dit- zelfde geldt voor de sloop van de zaalbouw, althans voor het gedeelte in sleuf d.

Historie De hier gelokaliseerde fundamenten heb- ben er alle schijn van de overblijfselen van de middeleeuwse burcht „Sevenaer" te zijn. Met name het zware muurwerk en de dubbele omgrachting zijn argumenten hiervoor. Bij het huidige Huis „Sevenaer" 15. Reconstructieplattegrond van de burcht Seve- naer in de tweede helft van de 14e eeuw. Het komt dergelijk zwaar muurwerk en zulke smalle walletje tussen de twee grachten is ge- uitgebreide omgrachting niet voor, ook arceerd. niet in voorgaande eeuwen. Fase I van het opgegraven bouwwerk kunnen we zien als de 14e-eeuwse burcht, fase II als het door Hertog Adolf van Kleef in de 15e eeuw het bestaan van het huidige Huis Sevenaer - gebouwde slot. In feite is dit een versterkte een zaalbouw van circa 32 bij 10 m met herbouw van de 14e-eeuwse burcht. Voor middeleeuws muurwerk - is een andere verklaring mogelijk. Er zijn namelijk re- denen om aan te nemen dat dit huis gebouwd is aan het eind van de 14e eeuw in de periode waarin Kleef niet het beheer over de burcht had". Dat fase II het door Hertog Adolf ge- bouwde slot is, wordt nog aannemelijker als we de tekst lezen van de 15e-eeuwse kroniekschrijver Gert van der Schuren. Deze schreef namelijk:,,... dat treflickste van werntliker tymmeringen disselven her- toghen Adolphs is geweist dat starcke slott to Sevenar"12. De aanduiding „sterke slot" is hier betekenisvol. Gewoonlijk spreekt men alleen over „slot" en laat het daarbij. Maar hier moet men de term „treflickste" (voortreffelijkste) en „starcke slott" toch in verband brengen met de tot vijf meter dikke muren die gevonden zijn. Aangezien hertog Adolf van 1394 tot 1448 in Kleef aan de macht was, zal de verster- king van de burcht niet voor 1394 hebben plaatsgevonden. In maart 1401 was de burcht nog in handen van Gelre. Waar- 16. Reconstructieplattegrond van de burcht Seve- naer in de 15e eeuw. De grote wal is gearceerd. schijnlijk in 1401 of 1402 is de burcht in 63 17. Gezicht op de stad Zevenaar. Rechts de toren van de Andreaskerk, links de toren van het slot Sevenaer. Detail van een kaart van Jan Ruysch uit 1577. Gelderse Rekenkamer no. 160 (inv. nr. 858, RAG, Arnhem).

Kleefse handen gekomen („ingenoomen" Een aantrekkelijke gedachte is dat we hier en „uutgeroofd"). Uit 1409 is er een ver- te maken kunnen hebben met het in 1261 melding dat het slot door hertog Adolf aan vermelde allodium van Diederik Loef14. zijn broer Gerhard ter beschikking wordt Deze telg uit het Kleefse gravenhuis kan gesteld om zo een passende staat te kunnen immers zijn goed hebben laten overgaan op voeren13. Het meest waarschijnlijk is dan de hoofdtak van het geslacht. Dan is zelfs ook een versterking van de burcht tussen niet uitgesloten dat het allodium geïden- 1401 /1402 en 1409. Een wat latere datering tificeerd zou kunnen worden met fase Ia van de versterking is echter niet helemaal van de burchtbouw. Zekerheid hierover uit te sluiten. zullen we echter niet hebben. Duidelijk is in Tot slot nog enige aandacht voor de vond- ieder geval dat de burcht Sevenaer later vol sten van voor de burchtaanleg die binnen eigendom (dus geen leengoed) was van de het burchtfundament zijn gevonden. Zowel graven en later hertogen van Kleef. Zo de Pingsdorf-, Paffrath- en kogelpotscher- bepaalde hertog Adolf van Kleef in 1420 ven als de twee ingravingen van omstreeks dat zijn vrouw Maria van Bourgondië (zus- 1200 die gevonden zijn, wijzen op (bewo- ter van Filips de Goede) de burcht Seve- nings)activiteiten ter plaatse. Ook direct naer en het land van de Liemers met hoge ten zuiden van de veronderstelde voor- en lage rechten als lijftocht kon gebruiken. burcht is materiaal uit de 11 e/12e eeuw Het slot was tevens residentie van de gevonden. Verder is dit materiaal niet van ambtman van de Liemers. de andere vindplaatsen in het centrum van Inde loop van de 15e eeuw is de burcht één Zevenaar bekend. Dat betekent waarschijn- geheel gaan vormen met de nederzetting lijk dat de vestiging van de burcht plaats- Zevenaar. Deze nederzetting kreeg een vond op een plek waar al eerder een con- aantal rechten, werd daarom aangeduid centratie van bewoning aanwezig was. met „Vryheit" en was omgeven door een 64 gracht. In 1487 kreeg Zevenaar stadsrech- schijnlijk tot in de 14e eeuw water heeft ten en werd het stadje voorzien van stads- gevoerd. Deze geul, de Aa geheten, was de poorten, geschutstorens en palissadering. belangrijkste van een aantal oeverwaldoor- In de 17e eeuw takelde het kasteel af, waar- braakgeulen, die aan deze zijde van de schijnlijk als gevolg van oorlogshandelin- (Oude) Rijn te vinden zijn16. Deze oeverwal gen. Bekend is onder andere dat Maurits loopt (ten zuiden van de burcht) van Bab- met zijn troepen in deze contreien flink berich via Oud-Zevenaar en Groessen naar huisgehouden heeft en daarbij zal de burcht Westervoort. De geomorfologische kaart wel niet ontzien zijn. Van tijd tot tijd laat zien dat aan weerszijden van de Aa werden nog Kleefse troepen in het kasteel flinke afzettingen ontstaan zijn, zoge- gehuisvest, maar in 1687 wordt gesproken naamde oevergronden. De eerste afzettin- over de „geslichte kasteelplaetz"15. Dit gen hebben waarschijnlijk in de vroege komt goed overeen met de jongste vond- middeleeuwen plaatsgevonden, de laatste sten, die dateren uit de tweede helft van de omstreeks de 12e eeuw. Toen de burcht 17e eeuw. Sevenaer gebouwd werd, was de Aa waar- schijnlijk nog watervoerend en vormde zij Ligging voor het verkeer op de oostelijke Rijnoever De ligging van de burcht binnen de land- een barrière van betekenis. Door de ge- schappelijke situatie is alleszins de moeite ringe hoogteverschillen in het terrein kon van het beschouwen waard. De burcht is hier bij uitstek een waterburcht aangelegd gelegen langs een stroomgeul die waar- worden. Door het graven van enkele wa-

18. Gedeelte van een kaart van Christiaen sGrooten uit 1573. In de stad Zevenaar is het slot te zien (pijl). Kaartenverzameling Christiaen sGrooten, Kon. Bibliotheek, Brussel. 65 19. Het parkeerterrein aan de Nieuwe Doelenstraat met in reliefde burchtplattegrond, gezien vanaf de wal.

tergangen werd voor toevoer van water uit plattegrond. Een goed voorbeeld van een de omgeving gezorgd. Ongetwijfeld zal kleinere rechthoekige burcht, maar dan men er ook voor gezorgd hebben dat het zonder poorttoren, is de Doornenburg18. water niet al te snel weer afgevoerd werd. Hier is, evenals in Zevenaar, sprake van In tweede instantie zal dit in samenhang een rechthoekige zaalbouw met een klein met de grachten van het stadje Zevenaar voorterrein. hebben plaatsgevonden. Voor fase II zijn geen equivalenten binnen het Nederlandse kastelenbestand te vinden. Vergelijking met soortgelijke objecten De versterking van de muren heeft zeker te Door dit onderzoek zijn de fundamenten maken met het aan het eind van de 14e van een uniek zware burchtbouw aan het eeuw steeds sterker wordende geschut. Er licht gebracht. Van deze aanleg met de is een beperkt aantal voorbeelden van kas- zware verdikte muren is binnen de grenzen telen die een dergelijke muurdikte kennen. van Nederland geen vergelijkbaar voor- Maar gezien de daaraan verbonden hoge beeld bekend. kosten, beperkte de zware uitvoering zich 19 Fase I is een bescheiden rechthoekige aan- doorgaans tot één van de torens . Dit is leg. In de 14e eeuw komen we dergelijke onder andere het geval bij de toren van compacte rechthoekige burchten, met in kasteel Rosendael, die omstreeks 1412 met het midden van de voorzijde een uitsprin- een muurdikte van circa 4 m is opge- gende poorttoren, regelmatig tegen. Voor- trokken, waarschijnlijk op oudere grond- 20 beelden hiervan zijn het kasteel d'Erp te slagen . Hetzelfde geldt voor de „Bour- Baarlo en de Wijenburg te Echteld17. Deze gondische toren" van kasteel Duurstede, twee hebben echter een nagenoeg vierkante die omstreeks 1450 met een muurdikte van 66 4.20 m is opgetrokken21. Ook de achtkan- a 6 meter opgaande muur van bijna 5 meter tige donjon van Heusden uit het eind van dikte. Hoeveel hoger de muren geweest de 14e eeuw heeft een dergelijke muur- zijn, kan aan de hand van de archeologische dikte22. Ook bij d'Oude Huys te Helmond vondsten niet vastgesteld worden. Wellicht en bij het kasteel van Hattem is sprake van kan archiefstudie in de toekomst nog eens torens met dik muurwerk. Dergelijk zwaar relevante gegevens uit rekeningen e.d. bo- werk was zo kostbaar dat gewone heren ven water brengen24. zich dit niet konden permitteren. De ge- Hoe onbekend de bovenbouw ook is, zo- noemde voorbeelden liggen dan ook alle- veel is duidelijk dat met dit onderzoek een maal in de landsheerlijke sfeer. fraai voorbeeld van de 15e-eeuwse kaste- Dat Hertog Adolf van Kleef in Zevenaar lenbouw ontdekt is. Het is in feite een laat- zo'n massieve steenklomp heeft laten neer- ste krachtsinspanning van de middeleeuwse zetten, geeft aan welk belang aan deze stra- kastelenbouw. In de loop van de 15e eeuw tegische plek gehecht werd. Na alle ver- komt men tot de conclusie dat het ver- wikkelingen in de 14e eeuw tussen Gelre en zwaren van de muren ook niet voldoende Kleef heeft hij kennelijk afdoende zijn soulaas meer biedt tegen het steeds sterker invloed in dit gebied willen vastleggen. wordende geschut. Dan beginnen de wallen Overigens had hij daartoe ook de midde- rond de kastelen te komen. len. In 1397 had hij immers onder andere Dit door de AWN-afdeling Zuid-Veluwe en Reinoud IV van Gelre gevangen genomen Oost-Gelderland uitgevoerde onderzoek, 23 in de slag bij Kleverhamm . Reinoud kon heeft aangetoond dat het sterke slot „Seve- slechts tegen betaling van een hoog losgeld naer" een unieke plaats inneemt binnen de vrijkomen. In het eerste decennium van de voormalige en nog bestaande kastelen van 15e eeuw was hij nog bezig met de afbeta- het Nederlandse grondgebied. Het slot is ling van dit losgeld. na de middeleeuwen in verval geraakt en omstreeks 1685 gesloopt. Het zware fun- Graag zouden we ons een voorstelling dament van dit slot is echter nog steeds in maken van de bovenbouw die op deze fun- de ondergrond van het centrum van Zeven- damenten gestaan heeft. Gedetailleerde aar aanwezig. Ooit is er het plan geweest afbeeldingen van het kasteel zijn echter niet hier een ondergrondse parkeergarage te voorhanden. Slechts twee tekeningetjes van bouwen. Welk een verrassing zou de bou- de burcht, beide onderdeel van veel grotere wers dan hebben staan wachten! kaarten, zijn bekend. Het ene betreft een Gelukkig heeft het terrein de bestemming detail van een kaart van Jan Ruysch uit van parkeerterrein gekregen. In 1988 is hier 1577 (zie afb. 17), het andere komt voor op in reliefde plattegrond van deze burcht met een kaart van Christiaen sGrooten uit 1573 de twee muurfasen aangebracht. Dit geeft (zie afb. 18). In beide gevallen is het afgaan in combinatie met het nog bestaande ge- op de tekeningen een hachelijke onderne- deelte van de burchtwal een aardige indruk ming. van wat Hertog Adolf van Kleef hier bijna Zowel fase I als fase II zijn op grond van de zes eeuwen geleden heeft laten bouwen plattegrond en voor zover ze in beeld zijn (afb. 19). gebracht kastelen zonder hoektorens. Dit hangt samen met het feit dat vanaf de 14e eeuw de grootste bedreiging gevormd werd Dankwoord door het geschut, en flankbescherming De auteur is dank verschuldigd aan R. S. daardoor minder belangrijk geworden was. Hulst, provinciaal archeoloog van Gelder- De rechthoekige burchten hadden meestal land, met wie de aanpak van het onderzoek arkeltorentjes op de hoeken en dat zal hier besproken werd, en aan J. G. N. Renaud en ook wel het geval geweest zijn. Th. van Straalen die bijdroegen aan de Het volume van het in de binnenste gracht interpretatie van het muurwerk. Voorts aanwezige puinpakket wordt geschat op aan J. A. Brongers voor het dendrochrono- 2400 a 3100 m2. Dit puin is afkomstig van 5 logisch onderzoek en aan J. C. M. Bieg- 67 straaten voor het kritisch doorlezen van de Beckmann, B., 1974. The types of the first tekst. Ook aan de gemeente Zevenaar die four production periods of Siegburg Pot- door subsidies het inzetten van een graaf- tery. In: V. J. Evison, H. Hodges en J. G. Hurst (eds.), Medievalpottery front excava- machine mogelijk maakte. Tot slot aan alle tions. London, 183-220. vrijwilligers die met grote inzet het feite- Dalen, A. G. van, 1962. Het Huis Sevenaer. lijke werk verzet hebben. Zevenaar. Dalen, A. G. van, 1971. Gelderse Historie in de Liemers. Den Haag/Rotterdam. Noten Gorissen, F., 1961. Die Burg von Zevenaer und 1 Van Dalen 1971, p. 52 e.v. ihr Verhaltnis zum Dorf, zum Flecken undzur 2 Het bestaan van de burcht in 1321 wordt Stadt (manuscript). verondersteld door Stam 1957 en Van Dalen Gulick, F. W. van, 1961. Nederlandse kastelen 1971. Zij baseren zich daarbij op Lacomblet en landhuizen. 1858, deel III, no. 184. Bij Schleidgen 1983, Heek, J. H. van, en J. H. A. van Heek JHzn., nr. 369, vinden we de aanstelling van een 1965. De Doornenburg. Zutphen. „borchman" in 1353. Hulst, R. S., 1986. Het middeleeuwse kasteel 3 Van Slichtenhorst 1654, deel VIII, p. 182. Rozendaal in archeologisch perspectief. Bij- 4 Verhagen 1986. dragen en mededelingen van de vereniging 5 Stam 1957; Gorissen 1961; Van Dalen 1962 Gelre, 77, 26-49. en 1971. Janssen, W., 1984. Kleve, Mark, Jülich, Berg 6 Zondervan 1966. und Ravensberg In: Landim Mittelpunkt der 7 Scholten 1884. Zie ook Van Petersen 1974, Machte. Kleef, 17-40. toelichting bij kaart no. 5. Klok, R. H. J., 1977. Archeologisch reisboek 8 Verhagen 1987. voor Nederland. Haarlem. 9 Hoewel er al wel enkele archeologische Kransberg, D., en H. Mils, 1979. Kastelengids gegevens met betrekking tot de voorburcht van Nederland. Haarlem. verzameld zijn, zullen deze pas gebruikt Lacomblet, T. J., 1858. Urkundenbuch für die worden wanneer er voldoende gegevens zijn Geschichte des Niederrheins. Düsseldorf. voor een publikatie hierover. Meene, E. A. van de, 1977. Toelichting bij de 10 Dateringen van het steengoed onder andere Geologische kaart van Nederland, blad aan de hand van Beckmann 1974. Renaud Arnhem-Oost. (Rijks Geol. Dienst) Haarlem. 1976 en Alders 1988. Petersen, J. W. van, 1974. Des Landmeters 11 Verhagen 1986. Trots, Oude kaarten van het gebied achter 12 Scholten 1884. Rijn en IJssel. Zutphen. 13 Lacomblet 1858, deel IV, no. 53. Pons, L. J., 1953. De bodemgesteldheid van een 14 Sloet 1876, no. 846. gedeelte van de Lijmers (het binnendijkse land 15 Rechterlijk Archief Kleefse Enclaves (in van de gem. Westervoort (ged.) en Zevenaar Rijksarchief in Gelderland te Arnhem). (ged). (Stiboka rapport no. 343). Volontair protocol 26 juni 1687. Renaud, J. G. N., 1949. Het middeleeuwse kas- 16 Van de Meene 1977. teel te Heusden. Brabants Jaarboek 1949, 17 Kransberg en Mills 1979. 45-55. 18 Van Heek en Van Heek 1965. Renaud, J. G. N., 1976. Middeleeuwse ceramiek. 19 Van Reyen 1976. (AWN-monografie no. 3). 20 Schellart en Nieuwenhuis 1975 en Hulst Renaud, J. G. N., 1978. Het kasteel Duurstede. Spiegel Historiael 13, 328-334. 1986. 3 21 Van Gulick 1961 en Renaud 1978. Reyen, P. E. vans 1976 . Middeleeuwse kastelen 22 Renaud 1949. in Nederland. Haarlem. 23 Janssen 1984, p. 28 en 29. Schellart, A. I. J. M, en G. J. J. Nieuwenhuis, 24 Het is bijvoorbeeld bekend dat baksteenma- 1975. Kasteel Rosendael. Nederlandse kas- teriaal van de sloop verkocht is. telen, deel XIV. (Uitg. Ned. Kastelenstich- ting). Schleidgen, W. R., 1983. Kleve-Mark Urkunden 1223-1368. Siegburg. Literatuur Scholten, R., 1884. Klevische Chroniknach Gert Alders, G. P., 1988. Nieuwe dateringen van het van der Schuren, 1471-1479. Kleef. vroegste steengoed. Westerheem 37, 306- Slichtenhorst, A. van, 1654. XIV boeken van de 312. Geldersse Geschiedenissen. Arnhem. 68 Sloet, L. A. J. W., 1876. Oorkondenboek der Verhagen, J. G. M., 1987. Onderzoek aan de Graafschappen Gelre-Zutphen tot de Slag fundamenten van de Didamse Poort en de van Woeringen. 's-Gravenhage. Bleckse Poort te Zevenaar. Westerheem 36, Stam, H., 1957. De oudste historie van Zeve- 231-238. naar III, een burcht te Zevenaar. Graafschap- Zondervan, W., 1966. Na honderdvijftig jaar: bode, 6 sept. 1957. Schetsen uit de Liemers. Zutphen. Verhagen, J. G. M., 1986. De burcht Sevenaer. In: Akkermans, A. J. M., M. A. M. van den Heuvel en G. J. H. Krosenbrink (red.) Zeven- Valeriusstraat 71 aar, stad in de Liemers. Zutphen, 50-69. 6904 DL Zevenaar

69 Fidelis en Servandus: twee inscripties op Romeinse terracottabeeldjes uit Altrier (Groothertog- dom Luxemburg) en Vechten

G. M. E. C. van Boekei De belangstelling voor Romeinse terracot- van betekenis in het dodenritueel waarbij tabeeldjes uit Noordwest-Europa is de de overledenen één of meer exemplaren als laatste jaren sterk toegenomen. Terracot- geschenk in het graf meekregen. Aan dit ta's vormden het onderwerp van allerlei gebruik kunnen verschillende beweegrede- archeologische publikaties en tentoonstel- nen ten grondslag liggen. Misschien was lingen. In 1989 vond in Parijs zelfs het eer- het de bedoeling om de zielen van de ge- ste congres plaats dat ooit over de Provin- storvenen gunstig te stemmen jegens de ciaal-Romeinse terracotta's gehouden is1. nabestaanden. Een andere mogelijkheid is De terracotta's verschaffen ons inzicht in dat sommige beeldjes offers aan de goden allerlei aspecten van de antieke maatschap- van de onderwereld waren. Het is ook pij, bijvoorbeeld de godsdienst, het dage- denkbaar dat bepaalde afbeeldingen sym- lijks leven en de handel. Ook geven zij een bolisch opgevat werden, bijvoorbeeld van indruk van het uiterlijk van grote stenen en een paard dat de dode naar de onderwereld bronzen beelden die eens in tempels en op moest dragen, of van een hond die de over- pleinen geplaatst waren en die nu verloren ledene op zijn laatste reis moest bescher- gegaan zijn. men. Zoals eerder in dit tijdschrift is beschreven, Nog altijd komen er terracotta's te voor- zijn Romeinse terracottabeeldjes in grote schijn tijdens opgravingen van tempels en hoeveelheden gemaakt in verschillende pro- grafvelden. Soms vormen ze echter belang- duktiegebieden2. De belangrijkste daarvan rijke toevalsvondsten. Een voorbeeld daar- lagen in Midden-Gallië (in Frankrijk, van is de in het onderstaande beschreven vooral bij de rivier de Allier), de Moezel- scherf van een Mercuriusbeeldje uit Vech- streek, het Midden-Rijnland en Keulen. ten. Maar ook in collecties van verschil- Deze laatste drie zijn onder de term Rijn/- lende musea zijn nog interessante, ongepu- Moezelgebied samen te vatten. Een over- bliceerde exemplaren te vinden. Het andere eenkomst tussen al deze produktiecentra is beeldje dat hier wordt behandeld is afkom- dat de meeste terracotta's gemaakt zijn van stig uit Altrier en behoort tot de laatstge- zuivere klei die tijdens het bakken wit noemde categorie. wordt. Dergelijke exemplaren staan ook wel bekend als pijpaarden beeldjes. Niet- Terracottabeeldjes uit Altrier temin gebruikten de modelleurs eveneens Ongeveer 20 km ten noorden van de stad andere kleisoorten die uiteindelijk rode, Luxemburg ligt het plaatsje Altrier, niet bruine of grijze beeldjes opleverden. De ver van de weg die van Luxemburg naar terracotta's zijn voornamelijk in de eerste Echternach voert. drie eeuwen van onze jaartelling te dateren. Omstreeks het midden van de vorige eeuw Op veel plaatsen speelden ze een belang- zijn daar op verschillende tijdstippen on- rijke rol in de volksdevotie waarvan bij- geveer 500 terracotta's ontdekt; het waren voorbeeld de honderden beeldjes uit hei- 4 3 alle toevalsvondsten . Veel exemplaren zijn ligdommen in Trier en omgeving getuigen . door kinderen gevonden die ze voor spel- Deze zijn door gelovigen geofferd aan de letjes gebruikten, onder meer het kegelspel. goden om hen een gunst af te smeken of om Natuurlijk zijn daardoor de meeste beeld- hen te danken voor het in vervulling gaan jes gebroken. Het is goed mogelijk dat zich van een wens. Weer andere beeldjes waren hier in de Romeinse tijd een heiligdom 70 1. Cybele uit Altrier. H. 16.5 cm. Musée National d' Histoire et d' Art, Luxembourg. Foto A. Biwer, Luxemburg.

bevond, wat uit de grote hoeveelheid terra- aarde uiteindelijk weer alle gestorven cotta's af te leiden is. Er kan een lokale schepsels opneemt, was Cybele ook de terracottaproduktie geweest zijn, zoals J. godin van de doden. De eredienst voor Dheedene meent5, maar het is opvallend deze godin kwam al in 204 voor Chr. naar dat sommige beeldjes toe te schrijven zijn Rome. Toen het Romeinse rijk later naar aan ateliers in Keulen, Trier en Bad Ber- het westen werd uitgebreid, vond de cultus trich. ook daar zijn ingang. Hiervan getuigen de De terracotta's uit Altrier stellen hoofdza- afbeeldingen van de godin in steen, brons kelijk moedergodinnen voor. Het hier be- en terracotta, alsmede de inscripties die handelde beeldje geeft ook zo'n godin aan haar gewijd zijn. Uit Nederland zijn weer, maar dan een Oosterse variant ervan, zeven terracotta's van Cybele afkomstig7. namelijk Cybele (afb. 1). Ze zijn gevonden in Nijmegen, Vechten en Voorburg-Arentsburg (in elke plaats twee De godin Cybele beeldjes) en in 's-Gravenhage waar nog Cybele was oorspronkelijk een godin uit onlangs een kopje van een Cybelebeeldje Phrygië in Klein-Azië (Turkije)6. In oor- opgegraven is. Een van de terracotta's uit sprong was zij de godin van de aarde Nijmegen is ontdekt in het grafveld van Ulpia Noviomagus. Ook in Keulen en Trier (Moeder Aarde) en men noemde haar 8 Magna Mater, dat wil zeggen de grote zijn er Cybelebeeldjes bekend uit graven . moeder. Uit Cybele waren alle goden, men- Gelovigen droegen haar beeldjes tevens op sen en dieren geboren en zij zorgde voor de in tempels, bijvoorbeeld in Dhronecken en vruchtbaarheid van de akkers. Omdat de Gusenburg (bij Trier) en in Hofstade-bij- 71 *- ^:^V

2. Cybele uit Dhronecken. H. 16.7 cm. RLM Trier, 99, 910. Foto H. Thörnig, RLM Trier.

Aalst (België)9. Ook het beeldje uit Altrier naamd, die berouw had over zijn ontrouw (afb. 1) stond met minstens 11 andere jegens haar. Het is echter maar zeer de Cybelebeeldjes waarschijnlijk in een hei- vraag of iedereen de Oosterse godin zag in ligdom. De Magna Mater is vaker weerge- de terracotta's van Cybele die in tempels of geven in de terracotta's dan in de kost- graven geplaatst werden. Het is mogelijk baardere bronzen beeldjes en grote stenen dat zulke beeldjes in werkelijkheid vaak beelden. Hieruit kan blijken dat de ere- beschouwd zijn als afbeeldingen van een dienst van Cybele vooral onder mensen Germaanse of Keltische Moedergodin". met een kleine beurs verspreid was10. De cultus van Cybele behoorde tot de Oos- Het beeldje van Cybele uit Altrier terse verlossingsgodsdiensten die vooral De kern van het beeldje uit Altrier is wit, vanaf de tweede eeuw opgang maakten in maar het sterk verweerde oppervlak is het westelijk deel van het Romeinse rijk. beige verkleurd door de inwerking van de Degenen die ingewijd waren in de geheimen bodem waarin het eeuwen gelegen heeft van de eredienst verwachtten na hun dood (afb. 1). We kunnen een betere indruk van in de nabijheid van de godin in gelukza- het uiterlijk krijgen door een exemplaar ligheid voort te leven. Maar voor het zover van hetzelfde type te bekijken dat in een was, maakten verschillende bloedige cere- heiligdom in Dhronecken gevonden is en moniën deel uit van de cultus. Zo was er een dat door dezelfde modelleur gemaakt moet doop in het bloed van een geslachte stier of zijn (afb. 2)12. De godin zit op een stoel met een geslacht ram. Priesters die opgezweept een hoge rugleuning. Deze heeft bovenaan waren tot een trance maakten zichzelf tot in het midden een driehoekig ornament. eunuchs, in navolging van de door smart Een dergelijke versiering komt bij andere gekwelde minnaar van Cybele, Attis ge- terracotta's niet veel voor, maar is op de 72 beide beeldjes zichtbaar, waardoor hun wisselend strijklicht gelezen worden. De verwantschap nog eens benadrukt wordt. inscriptie vermeldt de naam van een model- Cybele draagt een lange tunica met een leur: |F]ipii|Lls|, dat wil zeggen, Fidelis. geschulpte overslag en met mouwen. De Hiermee zijn nu 24 door Fidelis gesigneerde tunica heeft een rechte zoom die ten on- terracotta's bekend. Zijn beeldjes komen rechte als een voetenbankje geïnterpreteerd vooral uit het Moezelgebied en uit Luxem- is13. Een mantel valt over de linkerschouder burg; een exemplaar is in Nederland in en is over de schoot gedrapeerd. De sluier Berghem (NBr.) gevonden14. Dit beeldje over de kroon vormt een vast onderdeel stelt een inheemse moedergodin voor, een van de kleding van Cybele. Overigens heeft onderwerp dat Fidelis vaak heeft weerge- de godin smalle benen die te klein zijn in geven. Maar hij was een produktieve mo- verhouding tot de rest van het lichaam. De delleur en beeldde meer onderwerpen af, modelleur van de beeldjes heeft veel attri- namelijk van Amor en Psyche, Minerva, buten van de godin afgebeeld. Dit is bij- Hercules en, zoals we nu weten, Cybele. zonder, omdat de meeste andere terracot- Fidelis werkte samen met Melausus, wiens ta's van Cybele minder details weergeven. naam op 11 andere terracotta's naast de Allereerst draagt zij een hoge kroon in de zijne voorkomt15. Een raamwerk van groe- vorm van een stadsmuur met poorten, ven verlevendigt vaak de rugleuningen van want zij werd beschouwd als een stichtster de beeldjes die door Fidelis alleen of door en patrones van steden. De muziekinstru- beiden gesigneerd zijn. Twee verticale lij- menten verwijzen onder andere naar de nen van een dergelijke versiering zijn zicht- opzwepende muziek die deel uitmaakte baar in de rugleuning van het Cybele- van de ceremoniën. Met de linkerhand beeldje uit Dhronecken. houdt de godin een tympanon vast (een Lange tijd wist men niet waar het atelier tamboerijn). Op haar schoot ligt een cim- van Fidelis gevestigd was omdat geen mal- baal, in de oudheid bestaande uit twee len of beeldjes in een atelier gevonden koperen bekkens die men tegen elkaar waren. In 1983 is echter een door Fidelis sloeg. Voor zover mij bekend is, komt dit gesigneerd Herculesbeeldje opgegraven in instrument niet bij andere Cybele-terracot- het pottenbakkerscentrum in Trier-Süd16. ta's voor. Het is onbekend wat het lang- Hoewel het afwijkt van de andere terracot- werpige voorwerp in de rechterhand van de ta's van Fidelis mogen we uit deze vondst godin voorstelt, misschien is het een cas- voorlopig concluderen dat de modelleur in tagnette of een korenaar. Aan weerszijden Trier werkzaam was. Bovendien geven van de stoel zitten twee leeuwen die aan- recent uitgevoerde klei-analysen van twee duiden dat Cybele de heerseres over de terracotta's van Fidelis en Melausus een wilde dieren was. De leeuw was natuurlijk kleisamenstelling aan die overeenkomt met niet inheems in de noordwestelijke provin- een groep lokaal geproduceerd aardewerk cies van het Romeinse rijk, hoewel hij uit Trier (afgezien van een afwijking in het waarschijnlijk wel bekend was door de ijzergehalte)17. Gezien de grote omvang gevechten van dit roofdier in de amfi- van de produktie van de twee modelleurs is theaters. het overigens aannemelijk dat hun atelier Zoals we zagen is Cybele met veel, tamelijk in Trier lag, de hoofdstad van de provincie zorgvuldig uitgevoerde details afgebeeld. Gallia Belgica. Hier waren immers al aller- Dit werpt de vraag op of een stenen cultus- lei gunstige omstandigheden vanwege het beeld de modelleur tot voorbeeld gediend grote pottenbakkerscentrum (transport heeft. van klei en terracotta's over de rivier, pot- tenbakkersovens en de aanwezigheid van De modelleur Fidelis een regionale markt). Dat men overigens Bovenaan op de rugleuning van het beeldje nooit negatiefvormen heeft opgegraven is uit Altrier is een inscriptie in reliëf aange- niet verwonderlijk, omdat terracotta's van bracht. Deze is zeer afgesleten maar kan bij Fidelis en Melausus in gipsmallen gemaakt 73 werden. Vanwege de kwetsbaarheid van dit of zelfs in het begin van de derde eeuw materiaal zijn deze nu vergaan, maar het werkzaam was21. Fragmenten van drie van gebruik ervan blijkt uit de bolletjes op het die beeldjes hebben inscripties van Fidelis. oppervlak van beeldjes die ontstonden in Het kapsel van Psyche geeft de haardracht luchtblaasjes in het gips18. weer van leden van het Severische keizer- Er zijn slechts weinig gegevens beschikbaar lijke huis, bijvoorbeeld van keizerin Julia voor de datering van de beeldjes van Fide- Domna, de echtgenote van Septimius Seve- lis. G. Schauerte, die een monografie rus(193-211)22. schreef over terracotta's van moedergo- dinnen, plaatste Fidelis tussen ca. 150 en Kortom, een scherpe datering voor de ter- 170/180". Een belangrijk argument hier- racotta's van Fidelis is nog niet voorhan- voor vormt de datering van een graf in den. Het ziet ernaar uit dat hij aan het eind Xanten waarin een door Fidelis gesigneerd van de tweede eeuw of zelfs in het begin van beeldje gevonden is. Schauerte dateert het de derde eeuw werkzaam was. graf in het derde kwart van de tweede eeuw, De stijl van Fidelis is herkenbaar in het maar dit is onjuist. Tot de inhoud behoorde Cybelebeeldje uit Dhronecken, hoewel het namelijk een deukbeker (Qualitatsware) opvallend fijner van uitvoering is dan de die te dateren is omstreeks 180/190 tot na meeste terracotta's van deze modelleur. De 20 het midden van de derde eeuw . Het graf weergave van het hoofd is vooral van moet dus uit een iets latere periode dateren. belang. Het is klein en rond en heeft grote De Romeinse vondsten van de Lallenberg ogen en een rechte neus. Zulke gelijkmatige in Berghem, waar een beeldje van Fidelis is gelaatstrekken zijn ook bij de andere door gevonden, zijn in dezelfde periode te plaat- Fidelis gesigneerde beeldjes te vinden23. sen (tot ca. 270). Beeldjes van het minne- De beeldjes van Cybele uit Altrier en paar Amor en Psyche uit het heiligdom in Dhronecken stellen ons in staat andere Dhronecken kunnen erop wijzen dat Fide- ongesigneerde terracotta's toe te schrijven lis geheel aan het einde van de tweede eeuw aan Fidelis24, Zo is een terracottabeeldje

3. Mercurius met inscriptie van Servandus, uit Vechten. H. 7.3 cm. A. Beukhof'Zeist. Foto Katholieke Universiteit Nijmegen. 74 4. Mercurius. Vindplaats onbekend. H. 17 cm. RLM Bonn, U 239. Foto RLM Bonn.

van Cybele uit Vechten enigszins te verge- dekte benen tot de knieën resteren. Zijn lijken met het exemplaar van Fidelis25. voeten ontbreken, maar bij de enkels zijn Hierdoor zijn nu minstens drie Nederlandse vleugels zichtbaar die aan de schoenen terracotta's met hem in verband te brengen. bevestigd waren. Tussen het linkerbeen en Samenvattend kan gesteld worden dat het de schacht van een zuiltje hangt een kleed Cybelebeeldje uit Altrier een belangrijke met scherpe plooien. Het valt op de rug van bijdrage levert tot onze kennis van de een ram met een wollige vacht die naast de modelleur Fidelis. godheid staat. De rechterzijde van het dier is afgebeeld; de linkerzijde is vormeloos. Een beeldje van Mercurius uit Vechten Hij heeft zijn kop 180 graden gedraaid om In december 1987 vond het AWN-lid de naar Mercurius omhoog te kunnen kijken. heer A. Beukhof uit Zeist een fragment van Daardoor zijn de linker gekromde hoorn een terracottabeeldje in Vechten (gem. en het linkeroor zichtbaar. In en om het Bunnik, Utrecht) bij de afbraak van een oor bevinden zich sporen van roodbruine boerderij (afb. 3)26. Het witte beeldje is verf. De vleugels en de ram zijn kenmer- gemaakt van zuivere klei. Voor het vormen kend voor Mercurius. Van groot belang is is een gipsen mal gebruikt, wat duidelijk te de inscriptie op de achterzijde van het voet- zien is aan de bolletjes op de voorzijde. Op stukje. Deze is op de uitspringende rand en het grotendeels afgebroken ronde voetstuk- op de concave wand aangebracht27. De let- je staat de god Mercurius van wie de onbe- ters zijn voor het bakken met een scherp 75 voorwerp in de zachte klei gekrast. Er moe- De reconstructie van het Mercuriusbeeldje ten minstens vier regels geweest zijn. Op uit Vechten het voetstuk lezen we: In Keulen en Bonn bevinden zich twee ter- SER|V|AND|VS] / C-C(-|A|-JA-FECIT /1-| APRI (1...) /|-|. racotta's die tot precies hetzelfde type De vertaling luidt: Servandus heeft (dit behoren en daarom belangrijk zijn voor de beeldje) te Keulen (Coloniae Claudiae Arae reconstructie van het fragment uit Vech- Agrippinensium) gemaakt op de ... dag ten. Van het best bewaarde exemplaar is de van de maand maart/april in het jaar vindplaats onbekend (afb. 4)32. De voeten, waarin NN en NN consul waren. Het het voetstukje en een deel van de achter- beeldje is in de periode van 16 maart tot en zijde ontbreken. Het andere beeldje is met 13 april vervaardigd. Helaas weten we gevonden in het Romeinse pottenbakkers- niet in welk jaar dit gebeurde, omdat de centrum ter plaatse van de huidige Rudolf- vierde regel afgebroken is. In die regel moet platz te Keulen (niet afgebeeld). Hiervan Servandus de namen van de consuls ge- ontbreekt het bovenste gedeelte, maar het schreven hebben, die in een bepaald jaar voetstukje en de voeten zijn bewaard ge- hun ambt bekleedden (de namenlijsten van bleven. Van beide exemplaren is de ram deze hoge Romeinse bestuursambtenaren minder scherp gevormd dan bij het frag- zijn overgeleverd). Het beeldje zal wel ment uit Vechten. We zien Mercurius die gemaakt zijn in de zestiger jaren van de op een zuiltje leunt. Hij steunt op de rech- tweede eeuw, want andere inscripties van tervoet terwijl hij het linkerbeen gebogen Servandus dateren uit die periode28. Van heeft. Zijn rechterheup is ver naar buiten het gebruik om de dag en de maand aan te gedraaid. De houding en de S-bocht, die geven op beeldjes kennen we vier voor- het lichaam als het ware vormt, doen sterk beelden uit West-Duitsland29. Drie daar- denken aan de stijl van de beroemde van zijn weliswaar1 al aan Servandus toe- Griekse beeldhouwer Praxiteles die in de geschreven, maar het exemplaar uit Vech- periode van ongeveer 370 en 330 voor Chr. ten is het eerste dat zowel zijn naam als de werkzaam was. We mogen deze kenmerken maand in één inscriptie vermeldt. Deze in- in het Mercuriusbeeldje dan ook als verre scripties dateren uit 25 februari en 13 sep- naklanken van de stijl van de meester tember van het jaar 164 en 13 september beschouwen die zeer grote invloed had op van het jaar 165. Van Fidelis is een beeldje de kunst uit latere eeuwen33. van Amor en Psyche bekend (waarnaar Mercurius heeft nog vier andere attributen boven al verwezen is) dat op een onbekend bij zich. Allereerst staat rechts van hem een aantal dagen voor 7 mei gemaakt schijnt te haan, die - evenals de ram - aan hem gewijd zijn. Waarschijnlijk zijn de dagen vermeld was. De rechterhand van Mercurius rust op omdat de beeldjes bedoeld waren als een een grote herautenstaf, caduceus genaamd. aandenken aan bepaalde feestdagen. Het Deze bestaat uit een staf waarom zich twee feest waaraan het beeldje uit Vechten een parende slangen kronkelen (niet te verwar- herinnering moest zijn, is niet meer met ren met de staf van de god van de genees- zekerheid te bepalen, want in de periode kunst, Aesculapius, waaromheen slechts vanaf 16 maart tot en met 13 april komen één slang kruipt). Bijzonder is dat de cadu- verschillende Romeinse feesten en spelen in ceus op de grond staat, want Mercurius aanmerking30. Het is bijzonder dat de in- houdt zijn staf gewoonlijk tegen zijn lin- scriptie op het beeldje uit Vechten op een kerschouder omhoog (vgl. afb. 5). Met de rond voetstukje staat, aangezien dit zelden linkerhand houdt hij een grote geldbuidel voorkomt. Ik ken slechts één ander voet- vast. Over de schouder is een lange reis- stukje van dezelfde vorm waarop Servan- mantel (chlamys) gedrapeerd en hij draagt dus een inscriptie heeft aangebracht. Het een reishoed (petasos) met vleugels. beeldje is afkomstig uit Heddernheim Mercurius was de boodschapper van de (Frankfurt) en stelde waarschijnlijk een goden. Daarom werd hij afgebeeld met een staande godin voor (Minerva? Fortuna?)31. herautenstaf en met vleugels op zijn hoed

76 wereld. In graven gevonden terracotta- beeldjes van Mercurius en van hanen en rammen, waren mogelijk aan deze godheid gewijd om hem als zielengeleider gunstig te stemmen.

De modelleur Servandus Van de Keulse ambachtslieden die terra- cotta's maakten, is ons een tiental namen bekend uit inscripties. Servandus is het bekendst, omdat hij vele terracotta's ge- produceerd heeft, al of niet met Acceptus34. Het atelier of de winkel van Servandus lag aan de gerstemarkt in Keulen (ad forum hordiarium). Daar was hij in ieder geval werkzaam in de zestiger jaren van de tweede eeuw. Zijn beeldjes zijn ver buiten Keulen geëxporteerd, bijvoorbeeld naar het Romeinse Nederland. Zo zijn van de 331 teracotta's uit Nederland 45 beeldjes door Servandus gesigneerd of aan hem toe te schrijven. Daarvan hebben 14 exem- plaren als vindplaats Vechten. Deze beeld- jes geven allerlei goden weer, maar tot voor kort was Mercurius er niet bij. Uit Keulen en Mainz zijn wel vier Mercuriusterracot- ta's afkomstig die door Servandus van een inscriptie voorzien zijn35. Ze behoren tot een ander type, behalve het fragment uit Mainz dat enigszins te vergelijken is met het beeldje uit Vechten. Opvallend is dat het voetstukje weliswaar dezelfde vorm heeft, maar dat de naam van de modelleur geschreven is op de achterzijde van een zuiltje aan zijn linkerzijde. Een Mercurius- beeldje van een ander type uit Corbridge 5. Mercurius uit Corbridge, met een bok, een (Groot-Brittannië) is mede op basis van het beurs en een caduceus. H. 19.7 cm. Corbridge, The Hadrian's Wall Museums. Foto Historie exemplaar uit Vechten aan Servandus toe Buildings and Monuments Commission for Eng- te schrijven, niet alleen vanwege de stijl, land. maar ook vanwege het voetstukje, dat dezelfde vorm heeft (afb. 5)36. Het fragment uit Vechten stelt ons dus in staat om ongesigneerde beeldjes van Mer- curius toe te schrijven aan de modelleur en aan zijn schoenen. De vleugels symboli- Servandus en te dateren in het derde kwart seren snelheid. Maar Mercurius was ook de van de tweede eeuw. god van de kooplieden en van de dieven, vandaar de geldbeurs. Voorts beschouwden herders hem als hun patroon en verwacht- Slotbeschouwing ten reizigers zijn bescherming en bege- Uit Nederland zijn nu negen terracotta's leiding. Als gids tenslotte, voerde hij de van Mercurius bekend, waarvan er vier uit zielen van de overledenen naar de onder- Vechten afkomstig zijn, het recent gevon- 77 den fragment meegerekend37. Uit elk van de andere vindplaatsen komt één Mercu- riusbeeldje (Aardenburg, Jutphaas, Nijme- gen, Voorburg-Arentsburg en Woerden). Vechten vormt met 80 of 81 beeldjes in Nederland de belangrijkste vindplaats van terracotta's. Daarvan stellen 43 exemplaren godinnen voor (onder andere 12 Venus- beeldjes). De overige terracotta's geven borstbeeldjes en dieren weer, of het zijn fragmenten. Verder komt er uit Vechten buiten de vier genoemde Mercuriusbeeld- jes nog slechts één beeldje van Apollo of Bacchus, toe te schrijven aan Servandus. De goden zijn onder de terracotta's dus duidelijk ondervertegenwoordigd: 5 goden en 43 godinnen! Deze samenstelling is ech- ter niet bijzonder,want de terracotta's van mannelijke godheden vormen overal in Noordwest-Europa een minderheid ten op- zichte van de honderden exemplaren van godinnen. In Nederland is een twintigtal terracotta's gevonden van Apollo, Bac- 6. Jupiter uit Leudersdorf, met een scepter op een chus, Mercurius en misschien Vulcanus. wereldbol (afgebroken), een bliksemschicht en Uit een voorlopige inventarisatie van goden met een eikenkrans om het hoofd. H. 16.1 cm. die buiten Nederland gevonden zijn, komen RLM Trier, PM. 934. Foto als afb. 2. nog de volgende namen naar voren (ik beperk me hier tot de exemplaren uit noor- delijke produktiecentra): Attis, Dioskou- ren (?), Genii (beschermgeesten), Hercules mannelijke godheden vooral in tempels aangetroffen zijn en kennelijk minder vaak (halfgod), Jupiter, Mars, Priapus (god van 40 de vruchtbaarheid, zoon van Venus), Sera- in graven . Hoopte men in de dood vooral pis, en Silvanus38. Mercurius treffen we het bescherming te krijgen van godinnen zoals meest aan. Dit hoeft niet te verbazen, want Venus en de moedergodinnen? Julius Caesar (100 - 44 v. Chr.) schreef in Vaak stellen de terracotta's van Romeinse zijn boek over de Gallische oorlogen (De goden typen voor die uit de Griekse kunst bello gallico, VI, 17) dat de Galliërs boven- voortgekomen zijn, zoals de boven be- al Mercurius vereerden. Hoewel deze goden sproken exemplaren van Cybele en Mercu- tot de Romeinse religie behoren, kunnen er rius. Deze en vele andere beeldjes zullen toch inheemse goden achter schuilgaan. De kopieën of varianten zijn van nu verloren vraag blijft altijd: wie waren de eigenaars of gegane grote stenen of bronzen beelden. schenkers van zulke beeldjes? Beschouwde Ter illustratie van dit aspect is hier een bijzondere terracotta uit Leudersdorf men ze misschien als Germaanse of Kelti- 41 sche goden van wie de eigenschappen min (West-Duitsland) afgebeeld (afb. 6) . De of meer overeenkwamen met die van be- oppergod Jupiter is voorgesteld, met ge- paalde Romeinse goden? In veel gevallen laatstrekken die enigszins lijken op portret- ten van keizer Marcus Aurelius (161- heeft er zelfs een samentrekking plaatsge- 42 vonden tussen Romeinse en inheemse go- 180) . Het beeldje moet dus tijdens zijn den, wat blijkt uit inscripties op stenen leven of kort na zijn dood gemaakt zijn. wijmonumenten39. Vanwege de gebruikte zuivere klei en de Het is opmerkelijk dat terracotta's van stijl is het toe te schrijven aan een Keuls atelier. De modelleur van het beeldje zal 78 een nu verdwenen groot stenen (of bron- 4 Dheedene 1961, met verdere literatuur. Ik zen) beeld als voorbeeld gebruikt hebben, ben dank verschuldigd aan J. Krier die mij dat ergens in Keulen stond. Dit gaf naar toestemming heeft gegeven om beeldjes van de collectie van het Musée National d'His- alle waarschijnlijkheid Jupiter weer met de toire et d'Art te publiceren. gelaatstrekken van de keizer. De terracot- 5 Dheedene 1961. Vgl. ook Schauerte 1985, p. ta's vormen dus vaak een belangrijke aan- 79-80. vulling op onze kennis van de Romeinse 6 Zie voor Cybele o.a. Vermaseren 1954 en sculptuur. 1977; Schwertheim 1974; Horn 1984; Stolte Samenvattend kan gesteld worden dat de 1986, p. 611; Van Boekei 1989, p. 30-31. terracotta van Cybele uit Altrier en die van 7 Van Boekei 1987, p. 276-287. Van Boekei 1989, p. 30-31. Mercurius uit Vechten ons informatie leve- 8 Schwertheim 1974, p. 295-296. ren over de modelleurs Fidelis uit Trier en 9 Schwertheim 1974, p. 225-228. De Laet Servandus uit Keulen. De beeldjes zijn van 1950, p. 311, pi. IV, D (beeldje toe te schrij- belang voor de toeschrijving van andere ven aan Servandus uit Keulen). terracotta's aan deze modelleurs, of voor 10 Stolte 1986, p. 611. de reconstructie van fragmenten. Ook vor- 11 Zie voor inheemse moedergodinnen Schau- men zij belangrijke steunpunten voor de erte 1985; Van Boekei 1986; Van Boekei datering van terracotta's. Zo zijn Cybele- 1987, p. 433-491 en 1989, p. 19-23. beeldjes van het type uit Altrier tegen het 12 Schwertheim 1974, p. 225, nr. 187a, Taf. 89. Ik dank K. Goethert-Polaschek, H. Cüppers eind van de tweede eeuw te dateren of zelfs en W. Binsfeld voor de toestemming om in het begin van de derde eeuw. Zij vergro- beeldjes uit het Rheinisches Landesmuseum ten onze kennis van de datering en de ver- in Trier te publiceren. Schrijfster dezes stelt spreiding van de cultus van Cybele. Beeld- de catalogus van de terracotta's van dat jes van Mercurius van het type uit Vechten museum samen. kunnen nu in het derde kwart van de 13 Schwertheim 1974, p. 225, nr. 187a. tweede eeuw geplaatst worden. Het frag- 14 Zie voor Fidelis, Binsfeld 1970a en 1970b; Schauerte 1985, p. 85-88, de inscriptie L op ment uit Vechten behoort tot de zeldzame een ander beeldje uit Altrier is mogelijk van terracotta's met inscripties die maanden Fidelis; Van Boekei 1987, p. 306, p. 440-441, vermelden. Bovendien is de naam Servan- p. 481-482 (Berghem), p. 892, p. 895. dus gecombineerd met de vermelding van 15 Binsfeld 1970b; Schauerte 1985, p. 88-90. de maand, wat voor de andere exemplaren 16 Trier Kaiserresidenz, 1984, 4-5, afb. 6e. nog niet onweerlegbaar bewezen is. De Gesigneerd op voor- en achterzijde; letters maanden maart of april komen in de in- in reliëf. scripties op de andere terracotta's niet 17 Vgl. Van Boekei 1987, p. 883. 18 Van Boekei 1984, p. 105-107; Van Boekei voor. 1987, p. 441. De opvallende bolletjes heb ik Tenslotte zijn de twee beeldjes ook van ook gezien op andere beeldjes van Fidelis, bv. afgebeeld in Binsfeld 1970a, Taf. III, a-c; belang voor de bestudering van de Ro- Schauerte 1985, Taf. 79, 4-6. meinse kunst, omdat zij een indruk kunnen 19 Schauerte 1985, p. 86-87. geven van beelden die niet behouden zijn. 20 Diedenhofen 1982, p. 228-231; Schauerte Het beeldje van Cybele is misschien zelfs 1985, p. 86; Van Boekei 1987, p. 306, nt. 519. een kopie van een cultusbeeld dat ooit in 21 Afgebeeld in Hettner 1901, Taf. X, 26-28, p. een tempel stond opgesteld. 30-31. 22 Meischner z.j., vooral type lb (uitslaande pagina). Ik heb de indruk dat het kapsel van Noten verschillende moedergodinnen van Fidelis 1 De belangrijkste doelstelling van het con- en Melausus ook een weerspiegeling is van gres was het inventariseren van de Midden- de haarmode uit deze periode. gallische terracotta's uit Noordwest-Europa. 23 Binsfeld 1970a, Taf. III, a-b, Minervabeeld- De lezingen zullen in 1990 gepubliceerd jes uit Niederwampach (Groothertogdom worden. Zie de literatuurlijst voor andere Luxemburg). publikaties over terracotta's. 24 Uit het heiligdom van Dhronecken zijn 2 Zie Van Boekei 1984 en 1986. reeds 13 door Fidelis gesigneerde beeldjes 3 Zie vooral Hettner 1901 en Gose 1972. afkomstig, Binsfeld 1970a, p. 93. 79 25 Van Boekei 1987, p. 286-287, nr. 19; p. 278, fragmenten uit het Keulse pottenbakkers- fig. 35, een beeldje uit Altrier van hetzelfde centrum: respectievelijk Thill 1978, afb. 44, type als het exemplaar uit Vechten; Van vitrine, tweede glasplaat, beeldje geheel Boekei 1989, p. 31, afb. 38 (Altrier). rechts; Hettner 1901, p. 71, nr. 182, Taf. 26 Ik dank de heer Beukhof die zo vriendelijk VIII, 7 (zonder identificatie); Binsfeld 1964, was mij toestemming te geven voor de p. 29, 52, 208, Taf. 9,1-2; Van Boekei 1987, publikatie van het fragment. 290-291. Herakles (van het Farnese type dat 27 De hier weergegeven lezing van de inscriptie teruggaat op een beeld van Lysippos, een is van J. E. Bogaers, naar wie mijn dank Griekse beeldhouwer uit de vierde eeuw uitgaat. In de derde regel is APRI wellicht te voor Chr.), La Baume 1954, p. 203, Bild 188. lezen als APRL=APR(i)L. PothosQ), de personificatie van het Ver- 28 Zie voor een verzameling van de inscripties langen, zie de tekeningen van een beeldje uit van Servandus, Schauerte 1985, p. 60-62; Keulen en een uit Worms (beide van de Van Boekei 1987, p. 603, p. 609 (Voorburg- Keulse modelleur Lucius) in Lehner 1903 en Arentsburg), p. 894-895. vergelijk het stenen beeld in Stewart 1977, p. 29 Rüger 1980, p. 34; Schauerte 1985, p. 61, T, 108-110, pi. 45a, c, een van de meer dan 40 p. 62, EE, Z (onjuiste weergave van de in- kopieën en varianten van een beeld van de scriptie; zie voor de juiste versie Wagner Griekse beeldhouwer Skopas (vierde eeuw 1984, p. 229, p. 237, nt. 8); Van Boekei 1987, voor Chr.). Een andere mogelijkheid is dat p. 669, nr. 192, i. Schauerte 1985, p. 86, U Venus met haar attribuut, de duif, is afge- (Fidelis). beeld. Priapus, Anthes 1894, beeldje gevon- den bij Hergershausen (West-Duitsland); 30 Latte 1960, p. 435 (Romeinse kalender van van de Keulse modelleur Vindex? Serapis, de feesten en spelen). Hettner 1901, p. 69, nr. 157, Taf. X, 21. 31 Van Boekei 1987, p. 492, nt. 371, met verwij- zing naar Rüger 1980, nr. 325. 39 Bijvoorbeeld Apollo-Grannus, een god die 32 Binsfeld 1964, p. 29, nr. 51,44, Taf. 8. Horn men vanwege zijn geneeskracht aanbad, 1972, p. 159, nr. 46, Bild 14. Ik dank U. Stolte 1986, p. 633. Heimberg voor het verlenen van toestem- 40 Zie voor heiligdommen bijvoorbeeld Hett- ming voor de publikatie van de hier afge- ner 1901; Gose 1972; Weisgerber 1975, p. beelde foto's. 151, Taf. 47, 1, tronende Apollo (atelier van 33 In elk handboek van de Klassieke Archeolo- Servandus?). gie treft men minstens één afbeelding van 41 Hettner 1878-1881, p. 56, nr. 2. Een beeldje een beeld van deze meester aan, bijvoor- van hetzelfde type komt uit Altrier en be- beeld in Richter 1977, p. 141-147. vindt zich in het Musée National d' Histoire 34 Zie n. 28. Van Boekei 1984, p. 103-104, p. et d'Art, Luxemburg (geen inv. nr.). 108-110; Van Boekei 1989, p. 11-13. 42 Vgl. de afbeeldingen in Wegner 1939, p. 166- 35 Behrens 1917-1918, p. 43, no. 3, Abb. 34, i 120, Taf. 19-33, in het bijzonder Taf. 29b (Mainz); Van Boekei 1987, p. 388-390, fig. (rechts). Van Marcus Aurelius zijn verschil- 69; Schauerte 1985, p. 62, AA t/m DD. lende munten bekend met de tronende Jupi- 36 Van Boekei 1987, p. 390-392, fig. 70, met ter op de keerzijde, vgl. Mattingly 1940, p. verwijzing naar een identiek exemplaar uit 460, nr. 534, pi. 63,12; p. 462, nr. 545, pi. 63, Londen. Ik dank The Hadrian's Wall Mu- 20, nrs. 546-547; p. 491, nr. 728, pi. 68, 6; p. seums, Corbridge, voor de toestemming tot 495, nr. 744*. Vgl. ook Zadoks-Josephus publikatie van de foto. Jitta 1984, p. 10-11, voor het type van de 37 Van Boekei 1987, p. 393-399; op pagina 911 staande Jupiter dat door de keizers uit de een lijst met de catalogusnummers van de tweede eeuw als voorbeeld voor hun beelden terracotta's uit Vechten. gebruikt werd. 38 Een volledige lijst van vondsten zou teveel ruimte innemen. Zie voor een beknopte opsomming Van Boekei 1987, p. 233. Enkele Literatuur andere goden en mythologische figuren zijn Anthes, E., 1894. Priaposstatuette in Darm- hier nog vermeld. Attis, Schwertheim 1974, stadt, Westdeutsche Zeitschrift 13, 22-27. p. 36-37, nr. 37, Taf. 72, beeldje uit Bonn, Behrens, G., 1917-1918. Neueund altere Funde Keuls fabrikaat? Dioskouren{?), Krüger aus dem Legionskastell Mainz, Mainzer Zeit- 1941/1942, p. 14-17, Taf. 3. Genius uit Mar- schrift 12-13, 21-66. telange (België) en een fragment van het- Binsfeld, W., 1964. Zu den römischen Töpfe- zelfde type uit Dhronecken, toe te schrijven reien am Rudolfplatz in Köln, Kölner Jahr- aan Servandus en vergelijkbaar met drie buch 7, 19-32. 80 Binsfeld, W., 1970a. Römische Tonfiguren des Lehner, H., 1903. Zur Kenntnis der römischen Töpfers Fidelis im Staatsmuseum Luxem- Terrakottafabriken in Köln, Bonner Jahr- burg, Hémecht 22, 91-93. bücher WO, 188-202. Binsfeld, W., 1970b. Melausus und Fidelis, Mattingly, H., 1940. Coins of the Roman Empire KölnerJahrbuchU, 73-76. in theBritish Museum, volume IV. Antoninus Boekei, G. M. E. C. van, 1984. Provinciaal-Ro- Pius to Commodus, London. meinse terracottabeeldjes in Noordwest-Eu- Meischner, J., z.j. Das Frauenportrat der Seve- ropa, Westerheem 33, 103-115. rerzeit, Berlin. Boekei, G. M. E. C. van, 1986. Moedergodinnen Richter, G. M. A., 1977. A Handbook ofGreek en Venus. Romeinse terracottabeeldjes in Art, Oxford/New York, 2e druk. Noord-west-Europa, Westerheem 35, 14-26. Rüger, E., 1980. Die römischen Terrakoiten von Boekei, G. M. E. C. van, 1987. Roman Terracot- Nida-Heddernheim, Frankfurt am Main taFigurines andMasksfrom the Nëtherlands, (Schriften des Frankfurter Museums für diss. Groningen. Ook verschenen in Berich- Vor- und Frühgeschichte). ten van de Rijksdienst voor het Oudheidkun- Schauerte, G., 1985. Terrakotten mütterlicher dig Bodemonderzoek 33, 1983, 197-359; 35, Gottheiten. Formen und Werkstatten rheini- 1985, 15-230; 36, 1986, 25-404. scher und gallischer Tonstatuetten der römi- Boekei, G. M. E. C. van, 1989. Terracottabeeld- schen Kaiserzeit, Köln (Bonner Jahrbücher, jes van de Scheveningseweg. Romeinse vond- Beiheft 45). sten uit 's-Gravenhage II, VOM-reeks 1989 Schwertheim, E., 1974. Die Denkmaler orienta- nr. 3.. lischen Gottheiten im römischen Deutschland Dheedene, J., 1961. Alttrier, un atelier de figu- mit Ausnahme der agyptischen Gottheiten, rines en terre cuite?, Helinium 1, 211-222. Leiden (Etudes préliminaires aux réligions Diedenhofen, W., 1982. Roma Traiana, Boreas orientales dans 1'empire romain, 40). 5,206-231. Stolte, B. H., 1986. Die religiösen Verhaltnisse Gose, E., 1972. Der gallo-römische Tempelbe- in Niedergermanien, in: Aufstieg und Nie- zirk im Altbachtal zu Trier, Mainz (Trierer dergang der römischen Welt II, 18,1,591-671. Grabungen und Forschungen, 7). Trier Kaiserresidenz und Bischofssitz. Die Stadt Hettner, F., 1878-1881. Drei römische Villen in Spatantiker und frühchristlicher Zeit, bei Leutersdorf, Mechern und Beckingen, Rheinisches Landesmuseum Trier, Mainz Jahresbericht der Gesellschaft für nützliche am Rhein, 1984. Forschungen zu Trier, 52-63. Vermaseren, M. J., 1954. La pénétration des Hettner, F., 1901 Drei Tempelbezirke im Treve- cultes orientaux dans les Pays-Bas romains. rerlande; Festschrift zur Feier des hundertjah- Revue archéologique de l'est et du centre-est rigen Bestehens der Gesellschaft für nützliche 5, 105-132. Forschungen in Trier, Trier. Vermaseren, M. J., 1977. Cybele and Attis, the Hom, H. G., 1972. Zwei neue Bronzen im Myth and the Cult, London. Rheinischen Landesmuseum Bonn, Bonner Weisgerber, G., 1975. Das Pilgerheiligtum des Jahrbücher 172, 141-174. Apollo und der Sirona von Hochscheid im Hom, H. G., 1984. Götter und Kult, in: Das Hunsrück, Bonn. römische Neuss, Stuttgart, 95-120. Wegner, M., 1939. Das römische Herrscherbild, Krüger, E., 1941-1942. Die gallischen und ger- II, 4. Die Herrscherbildnisse in antoninischer manischen Dioskouren: Die Martes Divan- Zeit, Berlin. no und Dinomogetimaros und die Alces, II, Stewart, A. F., 1977. Skopas of Paros, Park Trierer Zeitschrift 16-17, 1-66. Ridge New Jersey. La Baume, P., 1964. Römisches Kunstgewerbe Thill, G., 1978. Les époques gallo-romaine et zwischen Christi Geburt und 400, Braun- mérovingienne. Musée d'Histoire et d'Art. schweig (Bibliothek fur Kunst- und Antiqui- Luxembourg, Luxembourg. tatenfreunde, 18). Zadoks-Josephus Jitta, A. N., 1984. Roman Laet, S. J. de, 1950. Een Gallo-Romeins Hei- Bronze Statuettes: Another Approach to ligdom op de Steenberg te Hofstade bij Aalst Dating, Alba Regia 21, 9-11. (Oostvlaanderen). Verslag van de opgra- vingscampagnes 1949 en 1950, Cultureel Afkortingen: Jaarboek van de Provincie Oostvlaanderen 4, RLM Bonn: Rheinisches Landesmuseum band 1,269-314. RLM Trier: Rheinisches Landesmuseum Latte, K., 1960. Römische Religionsgeschichte, München (Handbuch der Altertumswissen- Bréautélaan 9 schaft, V, 4). 5263 GB Vught 81 Alle potjes op een rij! Alles wat u over archeologische tentoonstellingen wilde weten, maar nooit durfde te vragen

E. J. van Ginkel

Er komt een ogenblik in het leven van vrij- moeilijkheden en valkuilen, die zich bij het wel iedere archeoloog dat hij behoefte voelt organiseren van een tentoonstelling kunnen (of zich gedwongen ziet) om de buitenwe- voordoen, te signaleren: een gewaarschuwd reld op de hoogte te stellen van de resulta- mens telt voor twee. Het recept voor een ten van zijn onderzoek. Daartoe staan hem mooie en goed bezochte tentoonstelling twee belangrijke media ter beschikking: de krijgt u niet: het eerste hangt van uw eigen populaire publicatie en de tentoonstelling. goede smaak af, het tweede voor een groot Hoewel velen tegen het schrijven van een deel van onmeetbare factoren. Er zijn populair getint artikel of boek nog erger bovendien nuttige publicaties over dit on- opzien dan tegen een „echte" publikatie, is derwerp verschenen. Maar u krijgt genoeg het een betrekkelijk overzichtelijke aange- voorbeelden van moeilijkheden en stom- legenheid: de eigen inbreng blijft meestal miteiten, die de schrijver al vóór u heeft beperkt tot het schrijven, het verzamelen ondervonden en die u kunt proberen te van enig beeldmateriaal, het redigeren en vermijden. corrigeren van de tekst. Het in eigen beheer organiseren van een tentoonstelling vraagt 1. Koester niet te hoge verwachtingen van aanzienlijk méér. Om te beginnen moet het rendement- ook een tentoonstelling worden voorzien Waaróm beginnen we aan een archeologi- van tekst, en wel op een manier die slechts sche tentoonstelling, of liever: wat ver- weinigen beheersen. Daarnaast moet de wachten we ervan? Ik denk dat iedereen de organisator inzicht hebben in vormgeving hoop koestert dat er veel mensen zullen en materialen; hij moet ervoor zorgen dat komen kijken naar wat we aan interessants er wordt gerestaureerd, dat er bruiklenen en moois te tonen hebben, en dat het komen en worden verzekerd, dat er wordt publiek er veel van zal opsteken. Nu is dat geverfd, gezet, gefotografeerd, getekend en nuttig effect - wat heeft de bezoeker ge- getimmerd, en dat alles volgens een zoda- leerd? - moeilijk te meten. Het komt bo- nig uitgewerkt schema dat bij de opening vendien hoogst zelden voor dat er ook alles ook werkelijk op zijn plaats staat en maar een poging gedaan wordt om zo'n het openingswoord niet wordt ontluisterd onderzoek achteraf te verrichten. Dat is door het laatste nerveuze getimmer in de heel begrijpelijk: een grondige evaluatie op expositieruimte. basis van publieksonderzoek kost nogal Alleen de conservatoren van grotere musea wat inspanning (en geld) en de expositie is kunnen het zich permitteren om zo'n pro- op zich al kostbaar genoeg. Men is meestal ces grotendeels aan anderen over te laten blij dat de zaak er eindelijk staat en gaat en van een afstand te begeleiden. Voor de dan weer snel door met de lopende werk- modale lezer van Westerheem ligt dat zaamheden. Helaas zullen we op die manier anders: die zal, wanneer eenmaal het be- nooit echt te weten komen wat onze in- sluit tot exposeren gevallen is, in de meeste spanningen hebben bijgedragen tot de gevallen zelf het denkwerk èn het hand- kennis van ons publiek. Van alle tentoon- werk voor zijn of haar rekening moeten stellingen en presentaties die ik heb ver- nemen. Dit artikel is bedoeld om een aantal zorgd is er niet één gevolgd door een eva- 82 luatie die die naam hebben mag. En eerlijk staat tot uw mogelijkheden. Als u nog nooit gezegd heb ik er zelf nooit hard op aan- iets gedaan heeft op dit terrein en/of u gedrongen. heeft weinig geld en menskracht ter be- Op grond van wat ik zo nu en dan van schikking, vergaloppeer u dan niet aan een derden hoor, en op grond van mijn eigen overzichtstentoonstelling a la „honderd ervaring als bezoeker, ben ik niet optimis- jaar oudheidkundig bodemonderzoek in tisch. Ik denk dat er erg weinig concrete Noord-Nederland" of iets dergelijks. Dat informatie blijft hangen van al het ge- is gedoemd om een hoogst armoedige aan- toonde. Is dat een reden om maar geen gelegenheid te worden. Aan de andere energie te besteden aan dit soort activitei- kant: als u wèl in staat bent een , kleine ten? Naar mijn overtuiging zeker niet. Het presentatie van een aantal vondsten te organiseren van een tentoonstelling, de organiseren, etaleer dat dan niet als „ar- aankondiging ervan, de besprekingen in de cheologische expositie". Mij overkwam het media, vestigen de aandacht van een grote tot mijn afschuw eens dat ik welgeteld twee groep mensen op het archeologisch onder- panelen en één vitrine met daarin een zoek, zelfs al bezoeken ze de tentoonstel- dozijn voorwerpen moest opstellen in een ling nooit. Misschien is het nog wel zo reëel schitterend gerestaureerde zaal, waar het om een tentoonstelling te zien als een geheel jammerlijk in verdronk. Tot over- reclamespot voor uw werk, waarvan het maat van ramp werd de „tentoonstelling" directe rendement moeilijk te meten is, officieel geopend door een wethouder; de maar die indirect zeker effect sorteert. uitnodigingen waren gedrukt op geschept papier, compleet met gemeentewapen. 2. Verlies de verhoudingen niet uit het oog Toen de eerste genodigde verbijsterd vroeg De aanleiding voor een tentoonstelling kan hoe ik dacht in de tien minuten die vóór het heel verschillend zijn: men kan willen mee- openingswoord restten, de rest op te stellen, draaien in een algemene manifestatie (open moest ik hem antwoorden dat alles er al monumentendag, zoveel-honderdjarig be- ruimschoots stond. staan van de gemeente) of zelf, als archeo- Bent u tenslotte in de gelukkige gelegen- logische instelling of werkgroep, de be- heid dat u over een redelijk budget beschikt, hoefte voelen om van tijd tot tijd iets te let dan ook op de verhoudingen binnen het laten zien van het eigen werk. Dat kan één geheel. Ik heb ooit gezien hoe vele dui- opgraving zijn, een overzicht van een aan- zenden guldens werden opgeslokt door een tal jaren van onderzoek, of de uitwerking schitterende audiovisuele presentatie, ter- van een bepaald thema („aardewerk uit zes wijl de bijschriften bij de vitrines uit vlek- eeuwen", „kinderspelletjes op 17e-eeuwse kerige, inderhaast scheef afgesneden foto- tegels"). kopieën bestonden. De tentoonstelling kan puur informatief zijn (met veel kaartjes, opgravingsplatte- 3. Maak een draaiboek gronden en foto's), meer educatief (met Iedereen die ooit een tentoonstelling heeft reconstructies en mogelijkheden om zelf helpen inrichten, kan er, net als ikzelf, over dingen aan te reiken ofte maken) of voor- meepraten: de nachtmerrie van de haast en namelijk esthetisch (de voorwerpen mooi pressie, die de laatste uren, dagen of zelfs gerangschikt in een fraai uitgelichte vi- weken voor de opening hebben vergald. trine). Ze kan op een beperkt, geselecteerd Eén oorzaak is pure onervarenheid met publiek gericht zijn of op iedere mogelijke materialen en technieken; daarover verder- bezoeker. Ze kan de permanente inrichting op meer. Een ander is echter het ont- van een museumzaaltje vormen of een breken van een draaiboek en het gemis aan veredeld aanplakbiljet dat voor één dag bij inzicht dat veel werkzaamheden afhanke- een bepaalde gelegenheid te zien is. lijk zijn van het tijdig gereedkomen van Doe uzelf een plezier en bepaal van tevoren andere. Een sprekend voorbeeld is het uw aanpak en hoe die aanpak in verhouding maken van een begeleidend foldertje of 83 boekje. Als de tentoonstelling op 1 april treden. Hoe bevestigt u die teksten aan uw geopend wordt, is het niet voldoende om panelen? Opgeprikt met punaises? Met voorzichtigheidshalve te stellen dat het stroken plakband? Of strak op karton, boekje uiterlijk 25 maart afgeleverd moet sandwichplaat of plastic? Zorg in dat geval worden. Men moet ook bedenken dat het dat u zowel het opplakken als het „schoon- volledig uitgewerkte ontwerp een aantal snijden" onder de knie heeft. Ik heb een weken vóór die datum moet zijn aangele- lang spoor van pokdalige, scheve en be- verd bij de drukker. De ontwerper moet schadigde teksten en foto's achter me lig- werken met een gezette tekst: die moet dus gen. Kleine dingen, zoals het op een nette al enige tijd daarvoor bij de zetter zijn manier los opstellen van een enkel paneel, gebracht. Dat houdt in dat de tekst van het vreten soms kostbare uren. Het geniepige boekje al klaar moet zijn, lang voordat de ervan is, dat het zulke onbenullige en ogen- werkzaamheden voor de eigenlijke tentoon- schijnlijk simpele handelingen zijn, dat stelling in hun eindfase zijn beland. Dat niemand rekening houdt met problemen. geldt ook voor de illustraties. Men kan nog Die komen daardoor pas op het allerlaatst zulke goede en leuke ideeën hebben voor aan het licht. Door uw doordachte draai- kaarten, tekeningen en foto's, de ontwerper boek (zie boven) zit u ruim in uw tijd en is alleen gebaat met een reproduceerbaar komt u, al improviserend, een kleine tegen- exemplaar van het bewuste plaatje op zijn slag gemakkelijk te boven. Hoe ingewik- tafel. Wie foto's gaat opvragen of laat kelder u echter uw ontwerp gemaakt hebt, maken op de dag dat hij zijn tekst naar de hoe meer van dit soort voetangels opdui- zetter brengt, is rijkelijk laat. ken. Ze stapelen zich op en het mooie Hetzelfde geldt in grote lijnen voor alle schema ontaardt alsnog in een zenuwach- onderdelen van een tentoonstelling. Schrijf tige laatste avond. Ik ga er nu maar van uit daarom niet alleen de openingsdatum in dat ik ieder materiaal en iedere technische uw agenda, maar reken terug en noteer de handeling, die ik niet uit eigen ervaring data waarop u moet beginnen met bepaalde ken, met omzichtigheid en zelfs wantrou- werkzaamheden. Reken met elkaar door wen dien te benaderen. Laat u bij voorkeur welk onderdeel klaar moet zijn voordat u adviseren door ervaren timmerlieden, ont- met het volgende kunt beginnen. Contro- werpers en hobbyisten. Zij kunnen u tijdig leer in overleg met fotograaf, ontwerper, waarschuwen voor dit soort valkuilen. Het timmerman, tekenaar en dergelijke onder- omgekeerde geldt niet: wat zij als een aannemers of uw data ook voor hen haal- gemakkelijke operatie beschouwen, kan baar zijn. Er kan dan nog van alles mis- voor u en uw medewerkers een nachtmerrie gaan, daarover geen misverstand. Maar u worden. En ook hun advies is niet alleenza- hoeft zich dan niet voor het hoofd te slaan ligmakend: zie punt 6. vanwege een over het hoofd gezien detail. 5. Hoed u voor amateurisme 4. Overschat uw technisch inzicht niet In verband met het voorgaande een waar- Tentoonstellen is voor een deel een puur schuwend woord voor lieden die ik, ter technische aangelegenheid. We werken met onderscheiding van amateurs, amateuri- panelen, sokkels en vitrines; we gebruiken sten zou willen noemen. Er is een goede hout, papier, plastic, perspex en glas. Het is kans dat u bij uw voorbereidingen zult niet iedereen, ook niet iedere bekwame worden bijgestaan door allerlei vrijwilligers doe-het-zelver, gegeven om die materialen die hand- en spandiensten aanbieden. Daar goed en snel in een bepaalde vorm te zitten vaak uitstekende krachten bij, die dwingen. Zolang we ons ontwerp beperken waardevolle ideeën aandragen en uitvoe- tot foto's en teksten op panelen, met een ren. Er zijn ook mensen die veel beloven en enkele kant-en-klare vitrine daartussen, is vervolgens niets meer van zich laten zien of er nog weinig aan de hand. Toch kunnen horen. Dat merkt u snel genoeg. Gevaar- ook daar al de eerste moeilijkheden op- lijker zijn de behulpzame zielen die aan- 84 bieden om het restaureren van voorwerpen, zij resultaten af die u zelf nooit zou hebben het afdrukken van foto's, het typen van bereikt. Des te rampzaliger is het, wanneer teksten of het verven van panelen op zich te zulke deskundigen - om welke reden dan nemen. Ze zijn daar öf zelf erg handig in, of ook - verstek laten gaan. ze kennen iemand die dat is, öf ze kunnen Ooit heb ik mij maandenlang blind ge- dat bij hun werkgever uitstekend en gratis staard op de adviezen van een bedrijf dat regelen. Vooral het kosteloze aspect is pret- een aantal malen uitstekend werk had gele- tig bij een tentoonstelling. Helaas kunt u verd op het gebied van kunststof tentoon- achteraf op kosteloos geleverde diensten en stellingsmaterialen. Goedkoop was het be- produkten zo weinig kritiek meer leveren. drijf niet, maar zijn geld zeker waard. Zo heb ik een tentoonstelling begeleid die Afgaande op deze, zeer positieve, erva- in principe helemaal niets zou kosten: ik ringen, had ik bij deze firma een grote zou een ontwerp aandragen, dat vrijwil- maquettekap besteld. Mijn contactpersoon ligers vervolgens geheel zouden omvormen had een kap aangeraden die vrijwel kogel- tot een eenvoudige, doch smaakvolle ten- vrij was en jarenlang bezoek van kleine toonstelling. De één zou zorgen voor de kinderen kon weerstaan, maar dan ook zwart-witfoto's ( „die jongen heeft een bepaald kostbaar zou worden. Dat was eigen doka, die doet dat voor niets"), de nog niet zo'n bezwaar geweest, als het ding ander voor teksten („wij hebben op de zaak maar op tijd was afgeleverd, zoals ik van een machine voor dat soort dingen"), een deze firma gewend was. Juist omdat ik zo'n derde voor een vitrine („dat materiaal heeft onbegrensd vertrouwen koesterde, werd ik hij toch staan in de winkel"). Groot was pas in een zeer laat stadium ongerust, toen mijn ontzetting toen, zoals gebruikelijk, er ondanks gemaakte afspraken niets arri- zeer kort voor de opening, de foto's wel èrg veerde. Tot mijn ontzetting bleek twee zwart-wit waren geworden („hij had alleen dagen vóór de opening dat we op de over- hard papier, en moest de volgende dag op eengekomen datum alleen losse platen zou- vakantie"), de teksten op een afwijkend den kunnen krijgen. formaat, met een afwijkende letter en lig- gend in plaats van staand werden aangele- Het is achteraf erg meegevallen: een klein verd („die machine heeft alleen die letter en bedrijfin de buurt heeft het gepresteerd om kan alleen A4 verwerken") en de vitrine tegen een kwart van de prijs van het ge- helemaal uitbleef („ik dacht, je laat nog wel plande exemplaar een keurige kap te maken weten of hij écht moet worden gebouwd" - die nog jarenlang is meegegaan. De eerlijk- dat was de meest verbijsterende reactie). heid gebiedt me te zeggen dat de oorspron- Nu is dit een extreem voorbeeld, en zo zout kelijke firma keurig zijn excuses heeft aan- heb ik het persoonlijk nooit meer gegeten. geboden. De hele operatie heeft me echter Gelukkig zijn de betrouwbare hulpkrach- een paar vreselijke dagen gekost. ten in de meerderheid. U moet eenvou- Houd, kortom, in uw achterhoofd dat ook digweg goed nadenken aan wie u iets over- de meest solide toeleverancier verstek kan laat, of die nu op vrijwillige basis werkt of laten gaan, en dat de klap dan des te harder niet. aankomt. Een paar voorzorgen kunt u nemen: maak zo duidelijk mogelijke af- spraken en leg die op papier vast. Overtuig 6. Staar u niet blind op professionaliteit u ervan dat uw bedoelingen werkelijk zijn Geniepiger nog dan de onbetrouwbare begrepen. Probeer korte, maar regelmatige dilettant is de onbetrouwbare professional, controles op de voortgang te houden. Pro- omdat u geneigd zult zijn om een onbe- beer tenslotte mee te denken met de vak- perkt vertrouwen te hebben in de kennis en man of -vrouw, zoals u wilt dat hij of zij opinie van een ontwerper, een drukker of met u meedenkt. Niet zelden ligt een com- technicus. Het is al heel wat als u de municatiestoornis ten grondslag aan wat u middelen hebt om van hun diensten gebruik gemakshalve ziet als een wanprestatie. te maken, en in de meeste gevallen leveren 85 7. Wees kritisch - de getypte tekst, soms met punaises of „Dat is een kwestie van persoonlijke plakband vastgezet, onleesbaar door de te smaak" is een gemakkelijke manier om kleine en te magere letter; zich aan kritiek, op kleur, belettering, ver- - de handgeschreven tekst, compleet met lichting of opstelling van een tentoonstel- niet-weggegumde lijntjes, niet zelden met ling te onttrekken. Vaak is het ook de enige treurige poging tot 'calligrafie'. Het diep- zinnige manier, en hoewel ik oprecht pro- tepunt zag ik ooit op een overzichtsten- beer om kritische opmerkingen ter harte te toonstelling over stadsarcheologie, waar nemen, is het ook dikwijls mijn reactie. Het niet minder dan vier handschriften te on- kan ook uw reactie zijn op de nu volgende derscheiden waren; opmerkingen mijnerzijds over zaken die - altijd een lust voor oog- en lachspieren: regelmatig te zien zijn op archeologische lange teksten die volledig uit afwrijfletters tentoonstellingen, maar die absoluut niet zijn samengesteld, die aan het eind steeds beantwoorden aan mijn persoonlijke schever en slechter gespatieerd worden en smaak. in de loop der tijd menig letter geheel of Daar zijn allereerst de ongerestaureerde, gedeeltelijk verliezen. soms uiterst fragmentaire stukken en Djt is in feite de meest tragische methode: brokken aardewerk die de ruggegraat zij pretendeert het meeste, is het lelijkst en vormen van menige collectie. Losse rand- is - zeker als de talloze verbeten wrijfuren jes, bodempjes en oortjes, onmisbaar stu- worden meegerekend - niet goedkoper dan diemateriaal voor de archeoloog, leveren het zetten van een tekst. Gelukkig biedt de in een vitrine een dodelijk saaie reeks laserprinter een voordelig alternatief, en scherven op, waar de doorsnee bezoeker kan de allereenvoudigste en goedkoopste niet warm of koud van wordt. Natuurlijk oplossing: een vergrote fotokopie van een kan één scherf wel degelijk bijzondere getypte tekst - heel acceptabel zijn. De informatie opleveren: een graffito, een kunst om beknopte en heldere teksten merkwaardige applique, een meegebakken samen te stellen beheerst niet iedereen. graankorrel. Als u die wilt laten zien zult u Maar u kunt in ieder geval zorgen dat ze extra moeite moeten doen om dat bijzon- groot genoeg zijn om überhaupt gelezen te dere aspect ook goed uit te laten komen. kunnen worden. Dat geldt trouwens ook voor veel com- Tot slot een gewetensvraag, die ik mezelf plete, maar vaak weinigzeggende voorwer- wel eens heb gesteld bij het inrichten van pen. Maak, wat dat betreft, eens een hou- sommige exposities: is een tentoonstelling ten schacht aan één van uw tientallen wel de juiste manier om uw onderzoek mesolithische spitsen; laat de eeuwige gra- (liefhebberij, collectie) aan den volke te pen en teksten vergezeld gaan van een his- tonen? Zijn de voorwerpen, objectief be- torische afbeelding. U voorkomt zo dat uw schouwd, niet erg pover van aard als ten- vitrine een uitstalkast wordt en u voegt toonstellingsobject? en zo ja, heeft u de extra informatie voor de toeschouwer toe. middelen om er toch een visueel aantrekke- Een in mijn ogen minder geslaagde manier lijk geheel van te maken? Als dat laatste om op creatieve wijze allerlei stukken kapot niet het geval is, moet u misschien over- aardewerk te tonen is door ze op te stellen wegen om u de moeite van het exposeren te in een grote bak met zand, in een poging besparen en een publicatie te wijden aan om een „echte" opgraving uit te beelden. hetzelfde onderwerp. Daarin kan meer Zo'n opstelling komt nogal eens voor, worden omschreven en speelt het visuele maar geeft eigenlijk nooit een goede indruk aspect een minder belangrijke rol. Nog- van een opgraving, al zet men er nog zoveel maals: het niet aanwezig zijn van aantrek- meetlinten, scheppen en troffels bij. En de kelijke vondsten zegt niets over het archeo- scherven worden er werkelijk niet interes- logisch belang daarvan of van het onder- santer door. Belettering is vaak het stief- zoek! Er zijn voorbeelden van hoogst be- kind van de expositie. Wie kent niet: langwekkende opgravingen, die nog geen 86 tien exposabele vondsten opleverden. reiken, hebben uw inspanningen he,t hoogst „Archeologie is een ongenietbare weten- mogelijke rendement opgeleverd. schap", is een recente uitspraak van een Nederlands hoogleraar, en ik kan me daar wel iets bij voorstellen. De enerverende ervaring van het opgraven, de spanning Literatuur van iedere keer dat schop of troffel een Flore, Kees, z.j. Het museum: beleid, educatief vondst raakt, het uitwerken van de gege- werk en publiek. Amsterdam. vens achteraf - wat blijft ervan over, wan- Jongejans, Ch., F. Jongbloed en M. Elbers, neer dat aan buitenstaanders moet worden 1988. Om een lang verhaal kort te maken: schrijven en vormgeven van teksten voor het overgebracht? De ervaring leert, dat er bij museum. Veenendaal. „het grote publiek" bepaald wel belang- Oudsten, F. den, en L. Büller, 1989. Concept- stelling bestaat voor archeologie - maar vorm-tentoonstelling: de museale presentatie wat dat publiek zich bij archeologie voor- als vertelling. Amsterdam. stelt, is nogal vaag en komt in ieder geval Stehouwer, J. 1985. Wat een vertoning. Hand- maar weinig overeen met de opvattingen leiding voor het maken van tentoonstellingen: van beroeps- en amateurarcheologen. Wie visuele overdracht en technische aspekten. Utrecht. zich aan een tentoonstelling over dit on- Verschuuren, J. (red.), 1982. Te kijk zetten. Een derwerp waagt, heeft dan ook de ondank- expositie over presentatietechnieken. Presen- bare taak om zoveel mogelijk aan het teren - Conserveren - Techniek. Tilburg. publiek tegemoet te komen, zonder daarbij de eigen overtuiging geweld aan te doen. Vermeerstraat 139 Als u dat wankele evenwicht weet te be- 3817 DD Amersfoort

' 87 Literatuurbespreking

A. De Poorter :& P.-J. Claeys: Les sigles sur pannenbakkerijen; de militaire types zijn maar materiaux de construction romains en terre cuite heel spaarzaam vertegenwoordigd (en soms en Belgique. (Acta Archaeologica Lovaniensia zelfs van dubieuze afkomst). In Nederland is de Monographiae I). Leuven 1989. situatie precies omgekeerd. Veel voorkomende stempels als HAMSIT, CVS en ISFP (de bete- Onze Belgische collega's hebben een nieuwe kenis ontgaat ons te enenmale) zijn in ons land monografieënreeks het licht doen zien, met volstrekt onbekend. Alleen Zuid-Limburg heeft dezelfde geleerde naam als het al langer be- enige stempels opgeleverd die ook in het Vlaam- staande tijdschrift. Dit eerste deel is een studie se gebied voorkomen. Dat laat zich ook weer naar en (vooral) een uitgebreide inventarisatie prima uit de verschillende verspreidingskaarten van de tot nu toe in België gevonden Romeinse aflezen. bakstenen bouwmaterialen met een stempel. Het eerste en verreweg het grootste gedeelte van Het totale verspreidingsbeeld van de Belgische het vrij lijvige werk wordt ingenomen door de stempels is heel opvallend. Zij zijn in overgrote catalogus van stempels. De Poorter en Claeys meerderheid gevonden in het gebied waar de hebben de zaken uiterst grondig aangepakt. Maas en Sambre hun loop hebben. Daarbuiten Naast alle museumcollecties zijn ook allerlei gaat het om uitzonderingen, waarbij het aardig andere verzamelingen bestudeerd. Het komt er is te constateren dat daar juist de militaire feitelijk op neer dat zo ongeveer alle in België exemplaren toe behoren, zoals twee CGPF- gevonden en bewaarde stempels - en dat zijn er stempels aan een zijrivier van de Schelde. nogal wat - in dit werk zijn gepubliceerd. Wat is nu de reden voor deze verdeling? Met het Het catalogusgedeelte beslaat een slordige 200 stellen van deze vraag zijn we in feite in het pagina's. Opgedeeld in 62 groepjes en alfabe- tweede deel van het boek beland, waarin wat tisch gerangschikt passeren de stempels de meer wordt ingegaan op enerzijds de betekenis revue. De gründlichkeit van de auteurs is be- van het verspreidingspatroon, anderzijds op wonderenswaardig. Van elk stempel wordt zo dingen als hoe stempels werden gemaakt, op ongeveer alles watje maar kan wensen vermeld: wat voor soort bouwmaterialen ze voorkomen, materiaalsoort, vindplaats, huidige plaats, in etc. Op de vraag wordt overigens niet echt welke publicaties vermeld, etc. Bij de wat vaker antwoord gegeven en dat is misschien wel ken- voorkomende soorten staat een duidelijke ver- merkend, want zoals je wel vaker met dit soort spreidingskaart, bij de rest wordt altijd naar een catalogi ziet, is ook hier hét geval: het beschou- ander kaartje verwezen. Aangezien de verschil- wende deel is van een wat minder gehalte. lende vindplaatsen een vaste nummering heb- Er zit in elk geval een wat mij betreft ergerlijke ben, zijn de gegevens ook via die ingang terug te omissie in: er wordt nagenoeg niet aan date- zoeken. Ter completering worden ook nog de ringen gedaan. Ik kan best begrijpen dat dat buiten België gevonden en gepubliceerde exem- moeilijkheden oplevert en het een en ander aan plaren vermeld. extra werk, maar als de schrijvers zeggen dat dateren buiten het bestek van deze studie viel, Hier en daar gaat de drang naar volledigheid dan is er gewoon iets mis met dat bestek. Bij mij iets te ver. Veel van de beschreven stempels zulke uitgebreide beschrijvingen van objecten zijn ook getekend, wat soms leidt tot hele pagi- hoort gewoon ook een datumkaartje. Er zit na's met tien of meer exact dezelfde tekeninge- weliswaar een tabel bij, maar die geeft alleen een tjes. Het wordt zelfs koddig als in de catalogus schijn van datering en kan gewoon als niet rele- een stempel (het gaat om het mij overigens sym- vant worden vergeten. pathieke stempel AB) blijkt opgenomen waar- van niemand de afbeelding kent en die sinds het Zonder die dateringen is het op zijn minst ook midden van de vorige eeuw ook niet meer gezien nogal voorbarig om, wanneer de verspreidings- is. Dit doet echter niets af aan het feit dat hier gebieden van enkele stempels elkaar gedeeltelijk sprake is van een duidelijke en goed gedocu- overlappen, te spreken van een open economie menteerde catalogus met zoveel ingangen dat in dat gebied. het mij moeilijk lijkt iets niet te vinden. Er is dus nog wel wat werk te doen met de Bij het bekijken van de stempels valt het grote gegevens die De Poorter en Claeys hebben ver- verschil met het Nederlandse repertoire op. zameld. Want laat daar geen misverstand over Hier in België gaat het om de merken van civiele bestaan: beide auteurs hebben een prima stuk werk afgeleverd. Kritiek hebben is nou eenmaal romeinse archeologiebeoefening in ons land. In altijd veel makkelijker dan het zelf doen. Aan- „Schepen voor Zwammerdam" wordt een niet gezien niemand mij de prijs kon mededelen (800 onbelangrijke plaats ingeruimd voor de in 1930 BF; red.) zal ik niet zeggen dat elke provinciaal- en 1974 in Utrecht opgegraven middeleeuwse Romeinse archeoloog in Nederland dit boek in schepen. En tenslotte vonden in beide gevallen zijn kast moet hebben staan. Per slot van reke- de onderzoeken zonder strakke planning en ning is het voor de Nederlandse situatie ook onder moeilijke omstandigheden plaats. minder goed te gebruiken. Maar het spreekt In het proefschrift valt de nadruk sterk op de vanzelf dat het voor alle instituuts- en universi- bouwtechnische aspecten van de schepen. Aan teitsbibliotheken verplichte aanschaf is. de ligging in het terrein, stratigrafische ver- Materiaalstudies zijn in Nederland nooit echt banden en de relatie tot het castellum Nigrum populair geweest, en dat is er de laatste jaren Pullum is - noodgedwongen - (te) weinig aan- niet bepaald beter op geworden. Het voorbeeld dacht besteed, moet de auteur achteraf consta- van De Poorter en Claeys verdient, vind ik, wel teren. Het onderzoek naar de schepen is in navolging. De verspreiding van de Hollandse december 1971 „toevallig", dat wil zeggen als dakpanstempels is daar ook vast intrigerend een noodonderzoek, zonder strakke planning genoeg voor. Vrijwilligers gaarne opstellen in van start gegaan en daarna uitgegroeid tot een rotten van vier. reeks opgravingen in de dichtgeslibde Rijnbed- ding. In juni 1974 werd de veldfase van het Ab Waasdorp onderzoek, dat met de „toevallige" vondst van elk volgend schip steeds meer een scheepsar- cheologisch karakter ging dragen, afgesloten. M. D. de Weerd. Schepen voor Zwammerdam. Met het uitwerken van de resultaten, i.c. het Bouwwijze en herkomst van enkele vaartuigtypen conserveren van de daarvoor in aanmerking in West- en Midden-Europa uit de Romeinse tijd komende schepen, is men nog doende. en de Middeleeuwen in archeologisch perspectief. Tussen opgraven (als doelstelling van archeolo- Proefschrift Universiteit van Amsterdam, 1988. gisch onderzoek) en ontgraven (als doelstelling Alkmaar, 1989. 334 pp. Prijs f 100,-. Te ver- ten behoeve van berging en conservering) heeft krijgen bij de auteur, postgiro 8876 ten name gedurende het gehele onderzoek een duidelijk van M. D. de Weerd te Alkmaar. waarneembare discrepantie bestaan. „De ideale Het Romeinse castellum te Utrecht. De opgra- combinatie van archeologisch onderzoek en vingen in 1936, 1938, 1943/44 en 1949, uitge- berging van vaartuigen is steeds door tijdgebrek voerd onder leiding van A. E. van Giffen met en tekort aan geld en mankracht.... onhaalbaar medewerking van H. Brunsting, aangevuld met geweest", verzucht de auteur. Bovendien is het latere waarnemingen. Samengesteld door L. R. niet gelukt om de museale zorg voor hetgeen de P. Ozinga, T. J. Hoekstra, M. D. de Weerd en S. archeologen vonden, een vaste plaats in de L. Wynia. Eindredactie T. J. Hoekstra en S. L. planning van het onderzoek te geven. Voor elk Wynia. Utrecht 1989. 191 pp. Prijs f 44,50. (Stu- volgend schip moest opnieuw een oplossing dies in Prae- en Protohistorie 3). worden gezocht en uitgewerkt. Daarbij heeft de publiciteit een belangrijke rol gespeeld, met alle In het voorwoord van „Schepen voor Zwam- positieve maar ook wel negatieve gevolgen van merdam" merkt Maarten de Weerd op, dat hij dien. Dat W. Glasbergen in dit ingewikkelde zich erop verheugt om - na het afsluiten van zijn spel van geven en nemen een belangrijke rol proefschrift - „meer aandacht en tijd te kunnen heeft gespeeld, ligt velen van ons nog vers in het besteden aan de drogelandarcheologie". Als geheugen. men zijn aandeel in het tot stand komen van „Het Romeinse castellum te Utrecht" in aan- Het belang van het proefschrift is echter niet in merking neemt, moet de conclusie wel luiden, de eerste plaats gelegen in deze belangwekkende dat hij gedurende een groot deel van de jaren '70 bijdrage tot de geschiedenis van de Nederlandse en '80 een dubbelleven moet hebben geleid: archeologie, maar in de minutieuze beschrijving onder en boven water. Die beeldspraak is van de zes vaartuigen (de boomstamboten natuurlijk onjuist, want ook het onderzoek in Zwammerdam 1, 3 en 5 en de plankboten Zwammerdam was, afgezien van de (over)last Zwammerdam 2, 4 en 6) en hun parallellen van het grondwater, een onderzoek „op het elders. Daarnaast wordt uitvoerig aandacht droge". Beide publikaties hebben meer gemeen besteed aan de gehanteerde maatvoering bij de dan een auteur. Het zijn boeken met een lange vervaardiging van huidplanken voor de plank- ontstaansgeschiedenis. Daarover wordt in beide boten en bij het plaatsen van leggers en wrangen. gevallen uitvoerig gerapporteerd. Ze vormen Dit laatste was van belang voor het vaststellen beide belangrijke bijdragen tot de provinciaal- van de volgorde van handelingen bij de bouw in 89 „shell construction" van plankboten en boom- Duits en een uitvoerige bibliografie complete- stamplankboten in de Romeinse tijd en de ren de tekst. Middeleeuwen. Dit klinkt allemaal nogal in- In de inleiding merken Hoekstra en Wynia op gewikkeld en specialistisch en dat is het ook wel. dat het publiceren van de resultaten van opgra- Maar een lijst van technische termen biedt vingen (meer dan) veertig jaar na dato niet gelukkig uitkomst. De auteur vraagt zich ver- ideaal is. Het resultaat is dan ook in feite een volgens af, of het gebruik van een Romeins reconstructie in het kwadraat: Het reconstrue- meetsysteem zich denken laat bij de bouw van ren, aan de hand van de aanwezige (onvolle- vaartuigen die niet Romeins van oorsprong zijn, dige) documentatie, van het verloop en de resul- maar Keltisch/Germaans. Het Keltische karak- taten van opgravingen die tot doel hadden om ter van plankboten als die van Zwammerdam is aan de hand van de waargenomen verschijn- door Ellmers beklemtoond. In het boeiende selen te komen tot een reconstructie van de slothoofdstuk „Zijn Keltische schepen Ro- periodisering van het Romeinse castellum en meins?" komt de auteur, anders dan Ellmers, daarmee van de ontwikkeling ervan tussen 47 en tot de conclusie dat de grote plankboten in 207. Slechts 5% van het castellum is opgegra- West- en Midden-Europa niet zijn ontstaan ven; de moeilijke omstandigheden waaronder door „uitvergroten" van kleine inheemse - Kel- gewerkt moest worden, bemoeilijkten stratigrafi- tische - vaartuigen, maar afgeleid zijn van de sche waarnemingen of maakten die onmogelijk. Noord-Adriatische genaaide platboomde vaar- Er blijft dus veel onzeker. Aan de vele auteurs tuigen. (met elkaar een aantal generaties van archeo- Tot zover De Weerd's proefschrift, waarvan de logen vertegenwoordigend) komt de eer toe, presentatie helaas te lijden heeft gehad van het met de beschikbare gegevens zodanig te hebben meermalen omzetten van de tekst van het ene gewoekerd, dat aan het gereconstrueerde ver- tekstverwerkingssysteem in het andere. Een uit- leden desondanks een grote mate van betrouw- voerige lijst met wijzigingen en verbeteringen baarheid mag worden gehecht. komt aan dit euvel tegemoet. Mèt de inleiders mag men tenslotte hopen, dat het bewerken van de belangrijke middeleeuwse „Het Romeinse castellum te Utrecht" heeft nog gegevens uit de genoemde opgravingen niet nog een langere ontstaansgeschiedenis. De teksten eens veertig jaar op zich zal laten wachten. die erin voorkomen, beslaan een periode van Boekhandel Broese Kemink heeft zich met deze meer dan 40 jaar. Ook in dit boek vormt de uitgave met succes op het uitgeverspad begeven: geschiedenis van de totstandkoming een inte- Het castellum ziet er voortreffelijk verzorgd uit. ressant en leerzaam aspect. Maar in het boek zijn meer „geschiedenissen" verwerkt (hoofd- stukken 3 t/m 6): Die van (de reconstructie van) Schatkamer van Gelderse oudheden; samenge- de onderzoeken in de jaren 1936, 19338, steld door A. Gerhartl-Witteveen, A. Koster en 1943/44, 1949 en - incidenteel - na 1949; van de L. Swinkels. Nijmegen, Provinciaal Museum G. totstandkoming van de definitieve periodise- M. Kam, 1989. 79 pp. Uitgegeven n.a.v. de ring van het castellum; en tenslotte die van het gelijknamige tentoonstelling in Museum Kam, castellum zelf en zijn positie en functie in het 16 december 1989 t/m 6 mei 1990. Prijs f 19,50. Romeinse Rijk. Aan deze hoofdstukken gaat, De titel van deze publikatie roept, aldus de onder de titel „Na vijftig jaar", een terugblik samenstellers, „ongetwijfeld bij velen een beeld vooraf van de man die zich gedurende de afge- op van goud, zilver en edelstenen". Inderdaad lopen decennia met tussenpozen met de uitwer- wordt de suggestie gewekt, dat het hier gaat om king van de onderzoeksresultaten heeft bezig- een „ouderwetse" benadering, waarbij de esthe- gehouden: H. Brunsting. Vooral hem zal het tische waarde van de geëxposeerde voorwerpen deugd doen dat het er tenslotte toch nog van centraal staat. Maar bij de selectie ten behoeve gekomen is. In de hoofdstukken 7 t/m 9 worden van de tentoonstelling blijkt niet alleen de kost- de diverse opgravingen, in de vorm van een baarheid van de voorwerpen maatgevend te zijn geannoteerde bronnenpublikatie (1936 en 1938) geweest. De aangelegde criteria worden door de dan wel in een nieuwe interpretatie (1943/44 en samenstellers expliciet vermeld. De objecten 1949) gedetailleerd beschreven. In het uitvoe- - waren zeldzaam of kwamen uit verre streken; rige hoofdstuk 10 wordt een aantal vondstcate- - zijn alleen bij speciale gelegenheden gebruikt gorieën behandeld: Terra sigillata incl. potten- of hadden een symbolische betekenis; bakkersstempels, dakpanstempels, graffiti, in- - zijn met veel inspanning en vakmanschap heems aardewerk, munten, glas en andere gemaakt. vondsten. Bij de namen van de betrokken „Wellicht", aldus de samenstellers, „waren ze auteurs komen we die van Brunsting en Glas- ooit een teken van rijkdom en aanzien waarmee bergen tegen. Samenvattingen in het Engels en hun bezitters konden pronken". 90 (advertentie)

Eind april verschijnt ROMEINS NIJMEGEN Vier eeuwen stad en centrum aan de Waal van de hand van prof. dr. W. J. H. Willems (dir. ROB).

Met de komst van de Romeinen in 12 v. Chr. begint de geschiedenis van Nijmegen. Tal- loze sporen van legerplaats en dorp zijn de laatste eeuwen opgegraven. Een actueel, en aan de laatste archeologische resultaten aangepast beeld, ontbrak tot nu toe. Romeins Nijmegen vult die leemte op. Leden van de AWN kunnen dit boek (96 p., 80 ill.) met een winkelprijs van f 24,95, ver- krijgen voor slechts f 22,50 (incl. verzend- kosten). Maak daartoe dit bedrag over op giro 42.39.476 of bankrek. 33.10.89.025 van Stichting Matrijs te Utrecht, o.v.v. „Romei- Plattegrond van de Romeinse castra bij nen". Na verschijnen wordt het u toege- Nijmegen (le-2e eeuw). zonden.

Het resultaat is - en ik beperk mij tot het boekje De presentatie van de publikatie vormt een waarin een selectie uit de geëxposeerde „schat- hoofdstuk op zichzelf. De kleurenreproducties ten" is opgenomen - alleszins bevredigend. De zijn vrijwel over de gehele linie fraai van kwali- in kleur gereproduceerde voorwerpen bieden teit. Het merendeel van de afbeeldingen is ech- met elkaar een welsprekende illustratie van de ter uitgesneden en tegen de hagelwitte onder- rijkdommen die de bodem van Gelderland ooit grond van de pagina geplaatst. Fletse voorwer- heeft geherbergd en die men, van de 18e eeuw af pen komen daardoor minder goed tot hun recht tot heden, weer aan het licht heeft gebracht. Dat dan ze tegen een donkere achtergrond zouden daarbij zowel „oude" en vrijwel vergeten vond- doen. Vergelijk de afbeelding van het kralen- sten (de goudschat van Velp) alsook zeer recente snoer uit Beuningen met die van het kralensnoer ontdekkingen (het militair diploma uit Eist) de uit Lievelde, waar men wèl voor een donkere revue passeren, verhoogt de waarde van boek en ondergrond heeft zorggedragen. Ook de vele tentoonstelling. Bij elk gereproduceerd voor- onderstrepingen in de inhoudsopgave vind ik, werp of groep van voorwerpen is een deskun- esthetisch gezien, niet zo fraai. Maar dat zijn dige toelichting opgenomen. P. J. R. Modder- tekortkomingen die de hoge tot zeer hoge kwali- man, W. J. H. Willems en H. A. Heidinga teit van de overige afbeeldingen (de landschaps- zorgden voor inleidingen op resp. prehistorie, foto's op de pp. 7,23 en 59 b.v.) en de lay-out als Romeinse tijd en Vroege Middeleeuwen. Een het ware accentueren. Alle reden dus om de enkele kritische opmerking: op p. 14 worden publikatie van harte aan te bevelen, ongeacht bronzen naalden vermeld „die gedateerd kon- het feit of men wel dan niet in de gelegenheid is, den worden tussen 750 en 650 voor Chr., dat wil de desbetreffende tentoonstelling in Nijmegen zeggen in de late bronstijd". De op de binnen- vóór 7 mei a.s. te bezoeken. zijde van het omslag weergegeven tijdschaal laat de (Vroege) Ijzertijd echter al 800 v. Chr. P. Stuurman beginnen. 91 Berichten van de Rijksdienst voor het Oudheid- lopment at Mucking, Essex). De Late Middel- kundig Bodemonderzoek; jaargang 37, 1987. eeuwen komen niet alleen tot leven in de bij- Amersfoort, ROB, 1989. 402 pp., map met drage van Clevis, maar ook in H. M. Zijlstra- bijlagen. Zweens, The sword of the Voorst: a baselard? Zoals gezegd: afwisseling genoeg. Maar ook nu Ruim 400 pagina's tekst telt de jongste afleve- weer is er geen woord Nederlands bij. De ring van de Berichten van de ROB. Een map met „Berichten" zijn toch niet uitsluitend voor de bijlagen, voornamelijk bestaande uit kaarten en export bestemd? Op een samenvatting in het plattegronden, completeert het tekstgedeelte. Nederlands heeft de geïnteresseerde Nederland- Tezamen bieden ze een hoeveelheid archeologi- se lezer mijns inziens op z'n minst recht. Dat sche informatie van 5,5 cm dik. Tot zover de moet te verwezenlijken zijn; bij alle bijdragen is kwantitatieve aspecten van jrg. 37, 1987 (ver- namelijk sprake van vertaling uit het Neder- schenen in 1989). lands ... Wat houdt die archeologische informatie in? Gewoontegetrouw vormen gedeelten van aan- staande proefschriften de hoofdmoot. Ditmaal Langen, G. J. de (red.), Jaarverslagen van de zijn dat: R. M. van Heeringen, The Iron Age in the Western Netherlands, II: Site catalogue and Vereniging voor Terpenonderzoek 66-72, 1982- pottery description map, sheet I (85 pp., waarvan 1988. Groningen 1989. 151 blz. Prijs: via lid- 47 pp. met tekeningen van aardewerkvormen), maatschap f 25,-. en: Hemmy Clevis, Nijmegen: Investigations into Door de uitgave van deze jaarverslagen hoopt the historical topography and development of the de Vereniging voor Terpenonderzoek het on- lower town between 1300 and 1500, I: The ar- derzoek van terpen in Groningen en Friesland chaeological evidence (117 p., met afzonderlijke nieuw leven in te blazen. De vereniging werd in appendix en 14 uitslaande kaarten). Eerstge- 1916 opgericht om archeologisch terpenonder- noemd artikel is voor de kennis van met name zoek (met name financieel) mogelijk te maken. het aardewerk uit de Ijzertijd in ons kustgebied Nu probeert de vereniging vooral een podium te van bijzonder belang. In deze tweede aflevering zijn voor haar leden om hun onderzoeksresulta- komen vindplaatsen en vondsten uit het West- ten te kunnen presenteren. Ook wil zij publika- land aan bod. De reeks wordt voortgezet met ties van archeologisch onderzoek met betrek- twee afleveringen die het kustgebied tussen king tot terpen mogelijk maken. Monster en Castricum omvatten en afgesloten De jaarverslagen 66-72 beginnen met een inven- met een synthese. De omvangrijke studie van tarisatie van publikaties van H. T. Waterbolk Clevis vormt een monumentale bijdrage tot de en G. Elzinga; beide heren hielden en houden middeleeuwse archeologie, met name de stads- zich bezig met het Fries-Groningse terpenge- (kern)archeologie. Temidden van de talrijke bied. getekende plattegronden vormen de getekende E. Kramer publiceert een gewijzigde versie van stadsgezichten een welkome afwisseling. zijn oorspronkelijk Engelstalig artikel in Heli- De overige zeven bijdragen zijn bescheidener nium over midden-ijzertijd aardewerk uit een van omvang. Net zoals in voorafgaande jaar- terpzooi bij Kimswerd. Het botmateriaal uit gangen is gestreefd naar afwisseling en een deze terp wordt door J. Milojkovic en D. C. ruime spreiding van onderwerpen in ruimte en Brinkhuizen besproken. tijd. Graanopslag in de Brpnstijd vormt het onderwerp van Janneke Buurman's A Middle Interessant is het artikel van G. J. de Langen en Bronze Age corn stack at Twisk, Province of H. T. Waterbolk over de nederzettings- en North Holland. Een Romeinse muntschat en onderzoeksgeschiedenis van Ezinge. Hernieuw- Romeinse amfora's krijgen aandacht in resp. P. de studie van de stratigrafie en het vondstmate- Vons, A second-century Roman hoard ofcorro- riaal maken het mogelijk om de interpretaties deddenariifrom Uitgeest, Province of North Hol- van Van Giffen te herzien. De auteurs komen land, en: J. H. van der Werff, Roman amphoras tot de conclusie dat Ezinge vanaf de midden- at „De Horden" (Wijk bij Duurstede). De Vroege ijzertijd een continue bewoning heeft gekend en Middeleeuwen zijn vertegenwoordigd met be- dat deze terp representatiefis voor een reeks van graafplaatsen, aardewerk en nederzettingsspo- 11 terpen die zich op dezelfde kwelderrug ren uit de Merovingische periode (B. Groene- bevindt. Door gebruik te maken van Heidinga's woudt, Deventer-Kloosterlanden: pottery and begrip „kerngewest" worden Ezinge en enige settlement traces from the Merovingian period) andere terpen als kern gepresenteerd en wordt alsmede nederzettingsstructuren en aardewerk vermeld dat de omliggende regio, afhankelijk uit Angelsaksisch Engeland (H. F. Hamerow, van de geologische gesteldheid, groeide of Anglo-Saxon settlement pottery andspatial deve- kromp. De bundel wordt afgesloten met een artikel van 92 De Langen over de middeleeuwse perceelsinde- Amerika, in Afrika en Azië. En passant worden ling op de zuidelijke terp van Nijenhove in ook nog enkele gedenkwaardige hoogtepunten Leeuwarden en de jaarverslagen van de secreta- van de onderwaterarcheologie behandeld. Het ris en penningmeester van de vereniging over de boek biedt u kortom het feest der herkenning. jaren 1982-1988. Indien u in het boek wilt gaan lezen, moet u zich Wie geïnteresseerd is in het archeologisch on- wel realiseren dat Fagan een nogal associatieve derzoek van terpen kan lid worden van de Ver- manier van schrijven heeft. De verhalen over eniging voor Terpenonderzoek. Het lidmaat- vader Leakey bijvoorbeeld gaan als vanzelf over schap bedraagt f 25,- per jaar. Bij aanmelding in die over zoon Leakey. Die worden gekoppeld zal, zolang de voorraad strekt, de hierboven aan vroeg-moderne opgravingen in Benin - genoemde bundel gratis toegezonden worden. immers ook Afrika - en de oudste steden in Adres: Secr. van de Vereniging voor Terpenon- Mali. In een volgende alinea zit u in Thailand, derzoek G. J. de Langen, Poststraat 6,9712 ER waar in dezelfde periode opgravingen verricht Groningen. werden. Deze opgravingen betroffen een neder- zetting die in dezelfde tijd verdwenen was als het Arnold Carmiggelt Griekse eiland Thera. Zo schiet de lezer door tijd en ruimte. Fagans vlotte schrijfstijl maakt het wel leesbaar, maar je wordt er niet veel Fagan, B. M., Archeologie, oorsprong en ge- wijzer van. schiedenis van de mensheid; vert. uit het Engels Voor de meeste A WN-ers lijkt het mij geen boek door B. Huiskes, Maastricht/Brussel, Natuur & dat boven aan hun verlanglijstje zal komen te Techniek, 1989. 367 blz., afbn., krtn, lit. opg. staan. Zij zijn meer geïnteresseerd in complete Prijs geb. f 145,-, voor AWN-leden f 90,-. verhalen, in opgravingen in Nederland en in De in Amerika werkzame Britse archeoloog overzichtswerken die de laatste wetenschappe- Fagan schreef zijn boek voor de National Geo- lijke inzichten begrijpelijk samenvatten. Mis- graphic Society, en het is, in de traditie van deze schien geeft u het met alle collega's aan de direc- uitgeverij, een schitterend fotoboek geworden. teur die met pensioen gaat. Gezien de prijs is het Ook over de verzorging van de Nederlandse vooral voor die gelegenheden op de markt vertaling valt niets slechts te melden. gebracht. Fagan geeft na een korte inleiding van heden- Mijn bezwaar tegen dit soort archeologische daagse technieken van de archeologie een uit- prentenboeken in het algemeen is, dat zij niets gebreide geschiedenis van alle hoogtepunten aan kennis of inzichten toevoegt. Fagans boek van de 18e-, 19e- en 20e-eeuwse archeologie. heeft dit bezwaar in versterkte mate. Deze Indien u de romantische verhalen over de boeken bevestigen helaas bij het grote publiek opgravingen van Pompeii, de werkzaamheden het beeld van op materiële resten beluste ar- van Schliemann, Evans en Carter nog eens wilt cheologie, de archeologie voor museumstukken. nalezen, biedt dit boek u goede kansen. De ar- Nee, als u de afscheidnemende directeur echt cheologische avonturen in het Middellandse wilt laten weten wat archeologie is, dan kunt u Zee-gebied worden afgewisseld met beschrij- uw geld beter anders besteden. vingen van opgravers en opgravingen in Europa, P. W. van der Zwaai

Literatuursignalement

Paleo-aktueel is een nieuwe uitgave van het logisch onderzoek van mijten (Schelvis, Mijten BAL Mette Bierma en Jurjen Bos tekenen voor (Acari) op het Martinikerkhof te Groningen). de redactie. De eind 1989 verschenen eerste De Eenumerhoogte en Oosterbeintum figure- aflevering bevat, in de vorm van korte bij- ren naast Sangiran op Java en de binnendelta dragen, een groot aantal impressies van onder- van de Niger. Ook in de betrokken perioden is zoeken in binnen- en buitenland, door en vanuit de spreiding groot: van oude steentijd tot een het BAI in 1989 verricht. Er is een grote 16e-eeuws blokhuis ten zuiden van Groningen. spreiding in onderwerpen. De onderzoeken Verfrissend zijn de beknoptheid van de bij- variëren van historisch onderzoek (Harsema, dragen (een kunst en een kunde!) èn de taal Het Drents Museum en de internationale ar- waarin ze gesteld zijn: Nederlands. cheologie in de vorige eeuw) tot archeozoö- 93 Ik heb in het verleden meermalen het VOC- betrekking tot het onderzoek naar (vuur)steen- schip Amsterdam en de sinds het begin van de bewerking en -gebruik komen aan de orde. 70-er jaren ondernomen pogingen om het wrak Deze publikatie is te verkrijgen bij de auteur a van dit in 1749 voor Hastings gestrande schip f 4,- per stuk (franco toegezonden bij bestel- op verantwoorde wijze te onderzoeken en te lingen van ten minste 5 exemplaren). Adres: bergen, in Westerheem gesignaleerd. De losse Oudgenoegstraat 34, 9301 GC Roden. eindjes, die dergelijke momentopnamen bieden, zijn nu samengevoegd in een overzichtelijk en Magendans, J. R. Het verleden in de toekomst. fraai uitgevoerd boekwerkje: H. H. van Rooij Het gemeentelijk archeologisch beleid 1990-1995. en J. Gawronski. VOC-schip Amsterdam. Ge- (VOM-reeks 1989 no. 5). 28 blz. bleeven - op de kust van Sussex tusschen Hastings In deze, weer fraai geïllustreerde, aflevering uit en Beachyheadgestrand. Haarlem, Becht, 1989. de Haagse VOM-reeks is dit keer de beleidsnota 72 pp. Achtereenvolgens komen de VOC, Oost- van de sectie archeologie van de gemeente Den indiëvaarders en scheepsbouw in Amsterdam in Haag opgenomen. In dit vijfjarenplan komen de 18e eeuw, de Amsterdam zelf, het onderzoek, verschillende zaken aan de orde, o.a. Monu- vondsten en de medische verzorging aan boord mentenwet 1988, bescherming/beheer van mo- en de praktijk van de scheepschirurgijn aan numenten, voorlichting, educatie, vraagstelling, bod. Mèt de auteurs moet men hopen dat het schatgraverij, personele en financiële middelen. Amsterdam-project, zo succesvol begonnen in 1984, de middelen zal krijgen om de gestelde Clevis, H., en J. Thijssen. Kessel, huisvuil uit een doelen te bereiken. kasteel. Mededelingenblad Nederlandse Vereni- ging van Vrienden van de Ceramiek 136,1989/4. PS In 1958 werd tijdens consolidatie-werkzaam- Harsema, O. H., „Close reading" en de ethno- heden bij de kasteelruïne Kessel een waterput grafische analogie. Enkele markante episoden in aangetroffen, die een diameter had van ca. 2 m de geschiedenis van het onderzoek van stenen en een diepte van 20 m. Uit de inhoud van de werktuigen. (Privé-uitgave) Roden, 1989.54blz. waterput is een aantal dozen met scherven De auteur 'brengt in dit prettig leesbaar boek- verzameld die door beide auteurs in 1989 zijn werkje een hommage aan een aantal onderzoe- bestudeerd. Het materiaal dateert uit een vroege kers uit het einde van de negentiende eeuw, die fase (1e helft 16e eeuw) en een late fase (ca. zich met de studie van stenen werktuigen hebben 1600). De ceramische vondsten worden in dit beziggehouden. Onder meer Edward T. Stevens artikel uitgebreid beschreven en gecatalogiseerd en John Evans worden uitgebreid besproken. op de wijze zoals dit voor vier vondstcomplexen Hun wijzen van onderzoek doen vaak „modern" uit Deventer gebeurd is (zie hiervoor: Clevis, aan; zij benutten reeds de resultaten van expe- H., en J. Kottman. Weggegooid en terugge- vonden; Aardewerk en glas uit Deventer vondst- rimenteel en antropologisch onderzoek bij de complexen 1375-1750. Kampen, 1989; bespre- studie van produktie en gebruik van stenen arte- king hiervan in Westerheem 38, 258-59). facten. Ook meer recente ontwikkelingen met Ac

94 Agenda

Lezingen en symposia „Verborgen Bergen": reprise van de tentoon- 7 mei 1990 stelling van locale bodemvondsten van 1989, nu Afdeling Noord-Holland Noord. L. Hacque- aangevuld met de eerste resultaten van het bord over de laatste onderzoekingen op Spits- onderzoek naar Huis Rampenbosch. bergen. Café-rest. Ingesz, Markt 22, Schagen, 30 april t/m 15 september 1990. 19.30 uur. Afdeling Kennemerland. E. E. C. Jellema-van Groninger Museum, Groningen. Woelderen over het thema „Van Majolica tot Groningen 1040: de geschiedenis van Groningen Delfts blauw". Zaal Doopsgezinde Gemeente, getoond aan de hand van recente vondsten van Frankestraat 24, Haarlem, 20.00 uur. het stadskernonderzoek. T/m 10 juni 1990. 9 mei 1990 Afdeling Zuid-Veluwe en Oost-Gelderland. Provinciaal Museum G. M. Kam, Nijmegen. N.A. Aten over het skeletmateriaal uit de Broe- Schatkamer van Gelderse oudheden: pronk- en renkerk te Zwolle, paleopathologisch gezien. prestigestukken uit de prehistorie, Romeinse Zalencentrum Mabri, St. Bernulphusstraat, tijd en vroege middeleeuwen. Oosterbeek, 19.45 uur. T/m 6 mei 1990. Afd. Utrecht e.o. Slotavond met drie korte Gemeentemuseum, Roermond. lezingen: H. Fokkens over de Weermuur van de Romeinen rond Roermond. kerk te Zeist, Th. Cleij over een 12e-eeuwse T/m 30 september 1990. boerderij in Baarn en C. van Rooyen over het romaanse deel van de Mariakerk. Pieterskerk, Historisch Museum, Nieuwegein Utrecht, 20.00 uur. Op 24 april opent het Historisch Museum in Nieuwegein zijn deuren. Het is gevestigd in een 12 mei 1990 fraai gerestaureerde boerderij uit de 17e eeuw; AWN-jaarvergadering te Deventer. Zie de bij- het stalgedeelte heeft zijn museale functie over sluiter bij no. 1! drie niveaus verdeeld. 14 mei 1990 De benedenverdieping herbergt de archeologi- Afdeling Nijmegen en omstreken. Bespreking sche opstelling. van en discussie over „Opgraven, technieken Te zien is o.a. een voorlopige opstelling Van de voor archeologisch veldwerk" (AWN-monogra- Mousteriën-vondsten uit Nieuwegein; eind mei fie 5) door G. van Haaff, een der auteurs van het wordt een representatiever opstelling gereali- boek. Tevens gedachtenwisseling over AWN en seerd (de meeste vondsten zijn nog in behan- nieuwe Monumentenwet in aanwezigheid van deling bij Dick Stapert en zullen binnenkort in stadsarcheoloog J. Thijssen. Psychologisch La- Westerheem worden gepubliceerd). Voorts zijn boratorium, Nijmegen, 19.45 uur. er een kopie van het bekende „Bronstijd-zwaard van Jutphaas", een aantal gebruiksvoorwerpen 19 mei 1990 uit de late Ijzertijd en de inheems-Romeinse Afdeling Zuid-Veluwe en Oost-Gelderland. Ex- periode (aardewerk, spinsteentjes, weefgewich- cursie naar de omgeving van Apeldoorn. ten en dergelijke), munten, fibulae, aardewerk 9 juni 1990 en verdere archeologica van Romeinse her- Gelderse Archeologische Dag, gewijd aan de komst, alsmede een model van een 2e-eeuwse, in archeologische waarden in en om Ede. Inlich- Nieuwegein opgegraven, boerderij. tingen bij de Gelderse Archeologische Stichting, Het meeste materiaal is uit Nieuwegein zelf tel. 08370-10628. afkomstig; enkele zaken zijn geleend; ze komen echter wel uit de regio. 13 juni 1990 Experimenteel-archeoloog Hans de Haas heeft Afdeling Zuid-Veluwe en Oost-Gelderland. L. met o.a. een weefgetouw en een vlechtwerk- H. van Wijngaarden-Bakker over Zoö-archeo- wand een sfeervolle „inheemse hoek" gecreëerd. logie. Zalencentrum Mabri, Oosterbeek, 19.45 Om het middengedeelte heen wordt in thema's uur. de geschiedenis van de dorpen Jutphaas en Vreeswijk belicht, die samen de basis vormden Tentoonstellingen van het huidige Nieuwegein. Museum 't Sterkenhuis, Bergen NH. Op de tweede verdieping, een omloop, wordt de 95 De museumboerderij in Nieuwegein. geschiedenis van de twee dorpen door etsen, seum beheert, heeft in de boerderij verder nog gravures en foto's verder toegelicht. De zol- werkruimtes voor zijn archeologische werk- derverdieping is gereserveerd voor wisselende groep en voor archief en documentatie. Boven- tentoonstellingen. De openingsexpositie biedt dien is er een video-hoek op de benedenverdie- kunstwerken die ieder op hun eigen wijze het ping. thema „Archeologie en Geschiedenis" uitbeel- den. Adres: Geinoord 12, Nieuwegein. Inlichtingen De Historische Kring Nieuwegein, die het mu- bij het secretariaat, tel. 03402-33296.

96 Adressenlijst hoofdbestuur en afdelingssecretariaten van de Archeologische Werkgemeenschap voor Nederland

Hoofdbestuur: 6. Rijnstreek: F. Vervaet, Geregracht 50,2311 Alg. voorzitter: S. Mooijman, PB Leiden, tel. 02522-13039. Explorerplein 10, 1562 BX Krommenie, 7. Den Haag en omstreken: R. van Lit, Waals- tel. 075-285163. dorperlaan 9, 2244 BM Wassenaar, tel. Vice-voorzitter: Mevr. E. du Maine-Reintjes 070-281803, overdag 070-646940. (afdelingen en regio's), Van Goghstraat 21, 8. Helinium (Vlaar dingen): Mevr. J. M. Weer- 6813 HD Arnhem, tel. 085-423817. desteijn-van Dam, Buis 14,3144 GC Maas- sluis, tel. 01899-19751. Alg. secretaris: F. Diederik, Kievitlaan 36, 1742 AD Schagen, 9. De Nieuwe Maas (Rotterdam e.o.): J. de tel. 02240-96548. Baan, Voorstraat 38, 3201 BB Spijkenisse, tel. 01880-12006. Alg. penningmeester: J. D. F. Hardenberg, Kagertuinen 63, 2172 XK Sassenheim, tel. 10. Zeeland: Mevr. L. C. J. Goldschmitz-Wie- 02522-11445, gironr. 577808. linga, Verdilaan 35, 4384 LB Vlissingen. Bestuursleden: 11. Lek en Merwestreek: Mevr. C. Lugtenburg, J.-M. A. W. Morel (contacten vakwereld), Lyra 60, 3328 NH Dordrecht, tel. 078- Linnaeusparkweg 26", 1098 EB Amster- 186819. dam, tel. 020-922713, overdag 020-5256236. 12. Utrecht en omstreken: J. Hoevenberg, Filip- B. C. van Hulst (kampen), Lakerveld 145- pijnen 231, 3524 JL Utrecht, tel. 030- 147, 4128 LH Lexmond, tel. 01837-1998. 884615. Mevr. S. G. van Dockum (public relations), Valeriushof 17c, 3816 MH Amersfoort, 13. Naerdincklant (Hilversum e.o.): Mevr. W. van den Heuvel, Emmalaan 14, 3761 CS tel. 033-757992. Soest, tel. 02155-11421. Mevr. Y. Coumans (educatie), Moerbei- boom 35,4101 WC Culemborg, tel. 03450- 14. Vallei en Eemland(Amersfoort e. o.): A. P. de 17768. Boer, Frans Tromplaan 22, 3871 EN Hoe- Ereleden: H. J. Calkoen | (Ere-voorz.), velaken, tel. 03495-34729. E. H. P. Cordfunke, H. J. van Rijn, 15. West- en Midden-Betuwe en Bommelerwaard: P. Stuurman, H. Brunsting. S. J. Bakker, Dorpsstraat 3, 4003 EA Tiel Administrateur: H. Schoorl, (Drumpt), tel. 03440-19101. Postbus 100, 2180 AC Hillegom (Mesdag- 16. Nijmegen en omstreken: Mevr. A. W. van laan 259), tel. 02520-16482. Duijn, Zwanenveld 47-16, 6538 WN Nij- Knipselarchief: megen, tel. 080-450575. P. Doves, Praamstraat 32, 1503 KN Zaan- 17. Zuid-Veluwe en Oost-Gelderland: Mevr. A. dam, tel. 075-161062. M. Baljet-Peters, Bronbeeklaan 40, 6824 Secretariaten Afdelingen: PH Arnhem, tel. 085-643080. 1. Noord-Nederland: Mevr. A. Runhardt, Lan- 18. Zuid-Salland - IJsselstreek - Oost-Veluwe- gestraat 61, 9804 PH Noordhorn, tel. zoom: L. G. Heij, Ordermolenweg 11, 7312 05940-3281. SC Apeldoorn, tel. 055-553688. 2. Noord-Holland Noord: J. C. Stubenitsky, 19. Twente: E. Ulrich, Ed. Verkadestraat 129, Knokkel 12, 1619 AG Andijk, tel. 02289- 7558 TL Hengelo (Ov.), tel. 074-772928. 1877. 3. Zaanstreek en omstreken: Mevr. A. Tromp- 20. IJsseldelta-Vechtstreek: F. D. Zeiler, Hof- Veeter,T. Slagterstraat 15, 1551 CG West- straat 18, 8261 BZ Kampen, tel. 05202- zaan, tel. 075-283814. 23067. 4. Kennemerland (Haarlem e.o.): Mevr. A. A. 23. Flevoland: Mevr. W. Kreukniet, Noorder- van Assema, Lange Begijnestraat 22, 2011 K roon 29,8303 AN Emmeloord, tel. 05270- HH Haarlem, tel. 023-320096. 16998. 5. Amsterdam en omstreken: Mevr. F. Hersch, 24. Midden-Brabant: J. v.d. Hout, Dintel 92, Wyandottestraat 21, 1109 BS Driemond- 5032 CS Tilburg, tel. 013-634913. Amsterdam ZO. Uitgaven van de AWN Ieder AWN-lid ontvangt het tijdschrift Westerheem en het blad van de afdeling waarbij men is aangesloten. De AWN geeft echter meer publicaties uit. De volgende uitgaven zijn nog voorradig:

AWN - monografie 3 J. G. N. Renaud Middeleeuwse ceramiek. Middeleeuwse ' Enige hoofdlijnen uit de ontwikkeling in Nederland Z.p. ('s-Gravenhage) 1976, 123 pp., 111. i Deze monografie is al weer meer dan tien jaar oud, maar het is nog steeds een standaardinleiding tot de vormenrijkdom van de middeleeuwse cera- miek die bij archeologisch onderzoek kan worden aangetroffen, Leden betalen f 15,—, niet-leden f 20,—.

AWN - monografie 4 Archeologische streckbochrijving J. M. Bos •. Archeologische streekbeschrijving; een handleiding Z.p. (Vlaardingen) 1985, 158 pp., ill., ISBN 90 71312 01 1 Een onmisbare handleiding voor iedereen die met veldverkenningen of regionale inventarisaties wil beginnen, en voor hen die daar al mee bezig zijn. Enthousiast onthaald in de wetenschappelijke en populaire vakpers. Prijs voor leden f 22,50, voor niet-leden f 27,50.

AWN - monografie 5 A. Warringa en G. van Haaff Opgraven. Technieken voor archeologisch veldwerk Utrecht 1988, 128 pp., ill., ISBN 90 70482 68 1 Practische handleiding voor allen die op verantwoorde wijze willen (helpen) opgraven. Achtereenvolgens komen aan de orde: meetsysteem, graafwerk, tekenen en fotograferen, vondsten en monsters, administratie en documentatie, kartering en bijzondere structuren. Uitgegeven in •samenwerking met de NJBG bij Matrijs in Utrecht. Prijs voor leden f 15,00, voor niet-leden f 22,75 (uitsluitend via de boekhandel).

Oude jaargangen Westerheem ; 1965 - 1969 (klein formaat) f 12,50 per jaargang; losse nummers f 2,50 1970 - 1987 (groot formaat). De prijs per jaargang is gelijk aan de voor het betreffende jaar geldende contributie. Speciale nummers (o.a. Nederzettingsarcheologie in Nederland, Stadskern- onderzoek in ontwikkeling, en themanummers over het werk van bepaalde afdelingen) f 8,00 tot f 10,00.

Naaldbanden Westerheem Iedere band kan twee jaargangen bevatten en kost f 12,50.

Alle prijzen zijn exclusief eventuele verzendkosten. Bij bestelling van lOof meer exemplaren geldt een korting van 10%. U dient Uw bestellingen te richten aan de administrateur van de AWN, de heer H. Schoorl, Postbus 100, 2180 AC Hillegom. Westerhee"^^ "^T 'T A 'M XXXIX-3-199m0

AWN Colofon Inhoud jaargang 39 no. 3, juni 1990 Westerheem is het tweemaandelijks orgaan van de Archeologische Werkgemeenschap voor Nederland (AWN), Kievitlaan 36, 1742 AD Ereleden! ... 97 Schagen Lidmaatschap/abonnement f 50,— per jaar Jonny Offerman-Heykens en Carla Brouwer- Opgave: Groeneveld Administratie AWN, postbus 100, Het Midden-Palaeolithicum 2180 AC Hillegom van Nieuwegein (Utrecht) 98 Opzegging vóór 1 december De Holdeurn in 1843 ... 110 Redactie: W. A. Casparie A. Carmiggelt (hoofdredacteur), I Het hout van stadsarcheologische Stevinstraat 92, 2587 EP 's-Gravenhage opgravingen ... 111 P. Stuurman (redacteur literatuur- rubrieken), Volendamlaan 1094, Literatuurbespreking ... 129 2547 CS 's-Gravenhage (tevens ' centraal redactie-adres) Literatuursignalement ... 130 F. D. Zeiler (eindredacteur), Hofstraat 18, 8261 BZ Kampen Verslagen ... 134

Redactieraad: Jaarvergadering 1990 ... 136 J. C. Besteman Agenda ... 140 J. H. F. Bloemers J. Buurman H. Groenendijk Redactiewisseling ... 140 J. W. M. Roebroeks H. Stoepker L. B. M. Verhart G. F. Uzereef

Sluitingsdata kopij: 1 januari, 1 maart, 1 mei, 1 juli, 1 september en 1 november Aanwijzingen voor auteurs zijn op aanvraag verkrijgbaar bij de hoofdredacteur Voor inlichtingen over advertenties wende men zich tot de eindredacteur

© AWN 1990. Overname van artikelen en illus- traties is slechts toegestaan na voorafgaande schriftelijke toestemming van de redactie

Druk: Seinen's Grafische Bedrijven, De Krim (Ov.) Op het omslag: Lepels van hout van de jeneverbes, gevonden in een bouwput op de Grote Markt te Groningen, 14e of 15e eeuw. Eig. J. H. Keizer, foto Centrale Fotodienst RUG. Schaal 1: 2. (Ziep. 111 e.v.). ISSN 0166-4301 Ereleden!

Twee „buitengewone" AWN-ers zijn in de algemene ledenvergadering van 12 mei 1990 benoemd tot erelid van de vereniging: Ruud van Beek en Piet Vons. Van Beek (op de foto samen met zijn vrouw Tineke op bezoek bij de AWN op ,,P 14" in 1987) is jarenlang de drijvende kracht geweest achter het onderzoek in de Zwolse binnen- stad en de archeologisch zeer rijk gebleken Vechtstreek. Hij was 1973 mede-oprichter van AWN-afdeling 20 en heeft in woord en geschrift, onder andere in „Westerheem", getuige- nis afgelegd van zijn liefde voor en kennis van het vak. Ook Vons is als auteur van artikelen in ons tijdschrift een vertrouwde naam. Zijn werkter- rein was en is Zuid-Kennemerland; afdeling 4 en de werkgroepen Velsen en Hoogovens hebben zeer veel aan hem te danken, zowel in organisatorische als in wetenschappelijke zin. Vons' onderzoek van Romeinse munten en gemmen wordt door amateur- en vakwereld geroemd en is terecht betiteld als een prestatie van internationaal belang. De redactie wenst beide „jongste" ereleden van harte geluk met hun onderscheiding en hoopt dat zij nog vele vruchtbare jaren vóór zich hebben liggen!

Foto's: F. D. Zeiler (links) en S. Mooijman.

97 Het Midden-Paleolithicum van Nieuwegein (Utrecht)

Jonny Offerman-Heykens en Carla Brouwer-Groeneveld

uit een zuigput, put Weber bij Nieuwegein. Eind november 1986 bekeken wij een aan- tal vloeivelden aldaar en er werd een flink aantal afslagen verzameld. Ook de rest klopte als een bus: de grijze kleur van het zand, de grote hoeveelheden zwart ver- kleurde vuursteen en het organisch mate- riaal. Er werd besloten door te gaan met het ver- zamelen om ten eerste de cultuurtraditie van de bewerkte stenen te kunnen vast- stellen en ten tweede de geologische forma- tie waarbinnen deze traditie te plaatsen zou zijn te kunnen achterhalen. Het onderha- vige verslag geeft een overzicht van de stand van zaken tot maart 1990. Behalve bewerkte vuurstenen werden ook Holocene en Pleistocene beenderen van 1. Ligging van de zuigput. grote en kleine zoogdieren verzameld, die aan de heer T. van Kolfschoten (Instituut voor Aardwetenschappen, Utrecht) werden overhandigd. Inleiding Op verzoek van G. H. J. Ruegg (Rijks Geo- In de loop van 1986 werd de waterzuive- logische Dienst, Haarlem) werden granie- ringsinstallatie aan de Loosdrechtseweg te ten verzameld en aan hem opgestuurd om Hilversum ontmanteld en verplaatst naar de mogelijk noordelijke herkomst ervan te Nederhorst den Berg. Om het terrein bouw- bepalen. Dit bleek niet het geval te zijn; de rijp te maken tot industriegebied, werden gevonden granieten zijn afkomstig uit het de gaten en oneffenheden opgevuld met Rijngebied. aangevoerd zand en daarna 1 meter opge- hoogd. Op zich een oninteressant gebeu- De zuigput ren, maar besloten werd om er in ieder De lokatie van de zuigput bevindt zich geval even te gaan kijken. Het werd snel binnen de gemeentegrenzen van Nieuwe- duidelijk dat het zand niet uit de stuw- gein (kaartblad 38F: coördinaten ca. 132. wallen en ook niet uit het Randmeer afkom- 575/449.300). stig kon zijn: de grijze kleur van het zand, Rijksweg A2 vormt de oostelijke, de Neder- de grote hoeveelheden zwart gekleurde eindseweg de noordelijke, de afslag naar vuursteen en organisch materiaal deden I Jsselstein vanaf de A2 de zuidelijke en de denken aan een zuigput. De inmiddels nieuwbouwwijk van deze stad de westelijke opgeraapte bewerkte vuurstenen stelden begrenzing. De put is 750 m lang en ca350 m ons voor de keus: weggooien of een poging breed. Van 1970 tot maart 1989 is deze put wagen om de herkomst van het zand te ten behoeve van zandwinning geëxploi- achterhalen. Tot het laatste werd besloten teerd door de firma Weber. De maximale en het lukte. zuigdiepte was tot 26 m vanaf het maai- Het zand bleek inderdaad afkomstig te zijn veld. Het aangezogen zand werd gestort op 98 Chronostratigrafie Lithostratigrafie van het kaartbladgebied

^~_-_-_-_-Formatie van Twente-

p_-_-_--rj Diverse afzettingen van locale herkomst Koude tijd (glaciaal) P------~3 Various deposits of local origin Cold periód (glacial) [Hl!§§|| Glaciale afzettingen en verwante sedimenten Warme tijd (interglaciaal) WwZmtvfö Glacial deposits and relaled sediments IWarm Period (interg)acial) Afzettingen van zuidelijke rivieren Deposils of southern rivers j i II l 11 Afzettingen van noordoostelijke rivieren I I I I I I I Deposits of nonh-eastern rivers

Mariene afzettingen Marine deposits

2. StratigrafischetabelvanhetPleistoceenopkaartblad31 Oost(naar VandeMeene, et al., 1988,p. 16; overgenomen met toestemming van de Rijles Geologische Dienst, Haarlem). 99 120 125 130 135 140 '475 r475

470 -470

'465 -465

460 - 460

455 - 455

450 450 120 130 135 140

Formatie van Urk Urk Formation

Formatie van Veghel Vèghel Formation

Formatie van Veghel met Urk materiaal Veghel Formation with Urk matërial

Formaties geheel geërbdeerd Formations comptetely eróded

Formaties niet afgezet Area óf nön-deposition

•13. Verbreiding van de Formatie van Urk en de Formatie van Veghel (naar Van deMeene, et ai, 1988, p. •29;overgenomen met toestemming van deRijks Geologische Dienst, Haarlem). één van de daartoe aangelegde vloeivelden. De Formatie van Kreftenheye: tot, deze Daarbij vond de omkering van het aanwe- formatie behoren afzettingen uit; het zige pakket plaats: jongere afzettingen ko- stroomgebied van de Rijn met enige Maas- men onder en oudere bovenop te liggen. bij menging, gevormd tijdens en na demaxir Natuurlijk vindt er tijdens het aanzuigen male uitbreiding van het Saale-landijs tot vermenging van de afzettingen plaats door en met het Weichselien. In het onderzoeks- instortende wanden; de mate waarin is ons gebied zijn er drie perioden vastgesteld erg meegevallen. Dit was goed te controle- waarbinnen deze formatie is.gevormd> Dit ren bij het leeggraven van de vloeivelden. zijn van jong naar oud: In de steile wanden waren steeds twee grind- - De jongste rivierafzettingen, gevormd in rijke zandlagen te zien; daaronder fijn zand het Weichselien met een lokale dikte van met bijmenging van brokken klei, veen en 10 m; houtresten, tenslotte overgaand in klei en - Afzettingen van Kreftenheye-Tienhoven, veen, de Holocene toplaag. gevormd tijdens Laat-Saalien en Vfoeg- Eemien, eveneens ter plaatse 10 m dik; de De geologie zool van dit pakket sluit aan op de Forma- De bodem van het onderhavige gebied is tie van Veghel; vanaf het Pleistoceen tot heden gevormd - Afzettingen van Kreftenheye-Drenthe* door rivierafzettingen. In het Pleistoceen gevormd in het Midden-Saalien, Deze afzet- werden in glaciale perioden door de Rijn en tingen komen lokaal niet voor, wel'in het de Maas veel puin en grind uit het achter- noordelijk deel van het kaartbladgebied land afgezet; in warme perioden met een Utrecht Oost. plantendek hoofdzakelijk zand en klei. In De Formaties van Veghel (Maas) en Urk de voorlaatste Saale-ijstijd bleef het landijs (Rijn) zijn gevormd vóór de komst van het 15 km ten noorden van Utrecht steken en Saale-landijs. Beiden komen in de onder- drukte daar de aanwezige rivierafzettingen grond naast elkaar voor. De top bevindt op tot een stuwwal, beter bekend als de zich op 25 m, de zool op 30 m diepte en sluit: Utrechtse Heuvelrug. De rivierafzettingen aan op de Formatie van SterkseL Deze ten zuiden van Utrecht ontsnapten aan dit laatste formatie is voor het onderzoek niet proces, maar werden wel aangetast door van belang, omdat de maximale zuigdiepte erosie: oudere afzettingen werden opge- 26 m bedroeg. ruimd of opnieuw afgezet in een jongere Vermoedelijk stroomde de Rijn vóór de formatie. In het Holoceen en ook nu nog komst van het Saale-landijs al naar het zijn de Lek, Linge, Hollandse IJssel en Rijn 1 westen. Ten oosten van Nieuwegein werd de voornaamste rivierlopen in dit gebied . de Formatie van Veghel aangesneden en Om de bewerkte vuurstenen stratigrafisch opgenomen in de Rij nafzettingen (Urk- te kunnen plaatsen is inzicht in de opbouw Veghel). In de bodem onder Nieuwegein van de bodem en de diepte waarop is aan- bleef de Formatie van Veghel over een gezogen van evident belang. Daartoe wer- lengte van enkele kilometers intact. Naar den de Geologische Kaart van Nederland het westen toe werd in het Late Saalien (kaartbladen Utrecht Oost (31 O) en Gorin- zowel Urk als Veghel opgeruimd en rust de chem Oost (38 O) en de toelichtingen Formatie van Kreftenheye daar op de daarop) en de ons door de firma Weber uit Formatie van Sterksel. Nieuwegein ter beschikking gestelde boor- Bij een zuigdiepte tot 26 m is tot in de kaarten bestudeerd (zie ook afb. 2 en 3). Formatie van Veghel zand en grind gewon- De aanwezige formaties laten zich van jong nen. Zowel Veghel (Maas) als Kreftenheye naar oud als volgt beschrijven. (Rijn) zijn riviersedimenten met hun eigen De Holocene lagen zijn ongeveer 4 m dik grindgezelschappen. In de Rijnafzettingen en rusten op de Formatie van Kreftenheye. Kreftenheye en Urk komt vuursteen slechts De top wordt gevormd door klei- en veen- in geringe hoeveelheden voor. In Urk wor- afzettingen, de Westland-Formatie. den per telling (fractie 3-5 mm) nergens 101 4. Nieuwegein, Zuigput Weber. Middenpaleolithische artefacten. Van boven naar beneden: 1. ronde, opgewerkte Mousterienkern (PWN88); 2. kleine ronde Mousterienkern (PWN11); 3. grote ronde kern (PWN295); 4. opgewerkte blokkern (PWN61). Schaal 1: 1. 102 hogere waarden aangetroffen dan tot 1%, tot grote vuurstenen zit geen noemenswaar- in Kreftenheye tot 2%. De Formatie van dig verschil. Het betekent dat dit materiaal Veghel daarentegen is rijk aan vuursteen: vrij snel tot bezinking is gekomen in lang- de percentages kunnen oplopen tot boven zaam stromend water en niet ver verwijderd de 20%2. van de artefacten die op de oeverwal achter- Om met enige mate van zekerheid te kun- bleven. nen vaststellen of de verzamelde artefacten uit de Formatie van Kreftenheye dan wel Krassen die van Veghel afkomstig waren - wij De verdeling van het aantal bewerkte vuur- hebben immers te maken met een zuigput - stenen waarop krassen worden aangetrof- werden 44 grindtellingen uitgevoerd. Tij- fen ziet er als volgt uit: dens dit monnikenwerk werd zelfs een Niet gerold: 2.6% minuscuul afslagje uitgezeefd! In de fractie Nauwelijks gerold: 23.0% 2-6 mm was het resultaat over 12 tellingen Matig gerold: 75.0% een gemiddeld vuursteenpercentage van Flink gerold: 95.0% 4.26. Negen tellingen uit grof grind (> 5.8 Zwaar gerold: 100.0% , mm) leverden een gemiddeld vuursteen- We zien dus dat, naarmate de rolling toe- percentage op van 13.22%, terwijl 23 tel- neemt, het percentage gekraste stenen snel lingen uit grof grind (> 8 mm) een gemid- stijgt. De factor stuwing, die wel in verband delde van 13% te zien gaven. wordt gebracht met het ontstaan van kras- Een herkomst van de bewerkte vuurstenen sen, kan hier buiten beschouwing worden uit de Formatie van Kreftenheye laat zich gelaten. Zo er nog andere oorzaken voor moeilijk begrijpen, grindafzettingen met het ontstaan van krassen mogelijk zijn, is in grote hoeveelheden vuursteen komen hier- dit verband het riviertransport als de be- in niet voor. Mogelijk dat in de eerste fase langrijkste oorzaak aan te wijzen. van het Laat-Saalien en het Vroege Eemien de vuursteenrijke afzettingen uit de For- matie van Veghel bereikbaar waren; tot nu Zwarte verkleuring toe zijn er uit deze formatie geen overblijf- 99.5% van de bewerkte vuurstenen heeft selen van menselijke activiteiten bekend. een zwarte kleur, van dof tot glanzend; Buitendien werd dit gebied door het afsmel- daar hetzelfde ook geldt voor de duizenden ten van het landijs en de stijging van de niet bewerkte aangetroffen vuurstenen, zeespiegel drassig en onbegaanbaar. Het hebben zowel de bewerkte als niet bewerkte voorgaande en de aangetroffen hoge per- stenen gelijktijdig hetzelfde proces onder- centages vuursteen laten daarom maar één gaan en zijn ze uit dezelfde grindlaag conclusie toe: de grote hoeveelheden vuur- afkomstig. De zwartverkleuring moet dus steen moeten afkomstig zijn uit de Forma- zijn opgetreden in een periode nadat de tie van Veghel. menselijke activiteiten hebben plaatsgevon- den. Het fenomeen zwartverkleuring wordt Erosieverschijnselen op de bewerkte ook vaak waargenomen op strandvond- vuurstenen sten. Daar de chemische processen die hierbij een rol spelen onze kennis te boven Rolling gaan, wordt er hier niet nader op ingegaan. Van de bewerkte vuurstenen is 54% gerold; 46% is niet gerold. Dit verschijnsel is te wijten aan de zich steeds verplaatsende De archeologie rivierlopen, waarbij sommige oevers wer- In het begin van onze activiteiten, met een den opgeruimd en de stenen verspoeld handvol afslagen, hadden we geen been om raakten, andere oeverdelen echter intact op te staan om ook maar iets te kunnen bleven en de daarin achtergebleven artefac- zeggen over de cultuurtraditie waar we hier ten gespaard bleven voor dit erosiever- mee te maken hadden. Het aangezogen schijnsel. In de mate van rolling van kleine zand uit de Formatie van Veghel, Kreften- 103 heye en het Holoceen bood ons een aantal gedocumenteerd omdat deze moeilijk meet- mogelijkheden: baar zijn en een onzuiver beeld zouden Formatie van Veghel: Midden-Paleolithi- opleveren. Ditzelfde geldt voor 46 frag- cum en ouder ' menten van afslagen. Van de overige 424 Formatie van Kreftenheye: Midden- en stukken werden de maten, slaghoek en ero- Jong-Paleolithicum sieverschijnselen gedocumenteerd om een Holoceen: Mesolithicum, Neolithicum en zo volledig mogelijk beeld van het geheel te Bronstijd krijgen en eventuele vergelijking met ande- Ook een mengsel van één en ander is een re collecties in de toekomst mogelijk te feit waar rekening mee gehouden moest maken. worden. In de loop van het onderzoek werd duidelijk dat we met een afslagcultuur te maken hadden en konden het Jong-Paleo- Beschrijving van de belangrijkste stukken uit lithicum en het Mesolithicum - uitgespro- de collectie ken klingenculturen - buiten beschouwing Aanwezig zijn 13 kernen, 9 schaven, 3 worden gelaten. Bleven over: Midden-Pa- rugmessen, 4 klingen, 10 klingafslagen. leolithicum, Neolithicum en Bronstijd. - Ronde, opgewerkte, platte Mousterien- Ook de laatste twee perioden konden al kern PWN88 (afb. 4.1). Zowel aan de spoedig weggestreept worden toen de eer- boven- als onderkant is een aantal negatie- ste ronde kern en een Levalloisafslag te ven zichtbaar. voorschijn kwamen, typische produkten - Kleine, ronde Mousterienkern PWN11 van het Midden:Paleolithicum. (afb. 4.2). Aan de bovenkant 3 negatieven, Na drie jaar kon de balans worden opge- kernrand met 6 negatieven, onderzijde ver- maakt. In de collectie bevindt zich geen der onbewerkt. Cortex aanwezig. enkel stuk afkomstig uit een andere cul- - Grote, ronde kern PWN295 (afb. 4.3) met tuur. De 670 verzamelde bewerkte vuur- afgebroken rand en vers breukvlak. Diver- stenen vormen een eenheid en behoren tot se negatieven zichtbaar. het Midden-Paleolithicum. 98% van alle - Opgebruikte blokkern PWN61 (afb. 4.4) stukken is vervaardigd van grijsbeige Maas- met 8 negatieven. vuursteen met lichte vlekken en is op drie - Bladvormige, convexe zijschaaf met rug uitzonderingen na bedekt met een grijze tot op afslag PWN633 (afb. 5.1). De rechter- zwarte aanslag. Wat opvalt is het geringe zijde is dorsaal proximaal enigszins gere- aantal (4%) werktuigen binnen de collectie. toucheerd, daaronder een stuk rug. Het Aanwezig is een aantal flinke kernprepara- distale einde is over een lengte van 2 cm tie-afslagen, de hierbij behorende kernen schuin afgeslagen naar schaafrand, waar- ontbreken echter. De achtergelaten kernen door een scherpe hoek is ontstaan. Dorsaal zijn klein en opgebruikt. Een mislukte is een breed negatief naar slagvlak. De Levalloiskling, een Levalloisafslag en twee schaafrand heeft een fijne retouchering. afslagen met kernrand bewijzen dat er op - Rechte zijschaaf op Levalloiskling met beperkte schaal gebruik is gemaakt van de rug PWN700 (afb. 5.2). Dorsaal een aantal Levalloistechniek. Spitsen ontbreken. Het negatieven. De schaafrand is met zachte beeld dat hier ontstaat doet denken aan een percussie geretoucheerd. werkplaats. De groep Midden-Paleolithi- - Grote concave schaaf op natuurlijk splijt- sche jagers verzamelde vuurstenen in de stuk PWN416 (afb. 5.3). Ook de dorsale rivierbedding om te bewerken, nam de zijde is behalve de geretoucheerde rand goede stukken mee en liet de opgewerkte onbewerkt. kernen, de missers en de rest van het afval - Distaal deel van rechte zijschaaf op recht- achter. hoekige kling met rug PWN 64 (afb. 5.4). De collectie bestaat vooralsnog uit 670 De rug vormt een rechte hoek met het genummerde Middenpaleolithen. Ruim stompe distale einde. De schaafkap ver- 200 afslagjes kleiner dan 1 cm werden niet toont 3 negatieven en is 60 graden. Het 104 5. Nieuwegein. Zuigput Weber. Middenpaleolithische artefacten: 1. (boven) bladvormige convexe zijschaaf met rug op afslag (PWN633); 2. (midden) rechte zijschaafop Levalloiskling met rug (PWN700); 3. (rechtsonder) grote concave schaaf op natuurlijk splijtstuk (PWN416); 4. (linksonder) distaal deel van rechte zijschaafop rechthoekige kling met rug (PWN64). Schaal 1:1. 105 6. Nieuwegein, Zuigput Weber. Middenpaleoli- thische artefacten. Van boven naar beneden: 1. rugmes op afslag met onbewerkte rug (PWN290); 2. Levalloiskling (PWN593); 3. smalle langepro- ximaal afgebroken kling (PWN55) (p. 107); 4.- klingafslag (PWN427); 5. klingafslag (PWN293). Schaal 1: 1.

106 platte dorsale vlak is over de volle breedte - Klingafslag PWN427 (afb. 6.4); oud bewerkt. Er zijn 3 negatieven zichtbaar in breukvlak mogelijk tijdens het gebruik verschillende richtingen. gebroken. De snijrand is ventraal gedeelte- - Rugmes op afslag met onbewerkte rug lijk geretoucheerd. Er lopen twee dorsale PWN290 (afb. 6.1). De snede is convex. negatieven naar slagvlak. - Levallois kling PWN593 (afb. 6.2) met - Klingafslag PWN293 (afb. 6.5) met dor- dorsaal 3 negatieven en kernrand. saal 2 negatieven naar slagvlak en 2 naar - Lange, smalle, proximaal afgebroken zijden. Dièdre slagvlak. De afslag heeft een kling PWN55 (afb. 6.3). Puntig model. puntige vorm. We kunnen deze Midden- Mogelijk door gebruik af gesplinterde ran- paleolithische collectie beschouwen als een den. Dorsaal is links onder de punt een goede doorsnede van wat er aanwezig moet dunne rug van ca. 2 cm lang. Over de leng- zijn geweest. terichting is een rib waarlangs aan weers- kanten twee negatieven wijzen naar het Interpretatie afgebroken slagvlak. De interpretatie van de vondsten is zeer 107 zeker geen eenvoudige zaak. Bekijken we den-Nederland waarschijnlijk af in een de collectie, dan staat in eerste instantie warme fase van het Vroeg-Saalien, het vast dat we met een Middenpaleolithische Hoogeveen Interstadiaal3. In een andere cultuur te maken hebben. Het voorkomen wetenschappelijke zienswijze is deze warme van schijfvormige kernen en de op beperkte fase te beschouwen als een Interglaciaal4. schaal gebruikte Levalloistechniek laten Ook in het latere Eemien komt het Jong- hier geen enkele twijfel over bestaan. In de Acheuléen voor (in Nieuwegein niet van collectie bevinden zich twee kleine, ronde toepassing, zie paragraaf over de geolo- Mousterienkernen, zodat we aanvankelijk gie). de indruk kregen met het Late Midden-Pa- Er is een aantal lokaties in Midden- en leolithicum te maken te hebben. Belangrijk Zuid-Nederland bekend waar Acheuléen- voor deze periode zijn spitsen en typische werktuigen geborgen werden. We zullen Mousterienschaven. Deze ontbreken ech- ons tot enkele beperken. Uniek voor Neder- ter. Ook geologisch lijkt plaatsing in deze land is de groeve Belvédère bij Maastricht, periode onwaarschijnlijk. Gaan we ervan waar binnen de rivierleempakketten over- uit dat er in het Late Midden-Paleolithicum blijfselen van deze cultuur in situ werden ter plekke mensen zijn geweest, dan moe- aangetroffen, hetgeen een flink aantal op- ten we dit situeren in het Laat-Eemieri en gravingen tot gevolg had met het overbe- Vroeg-Weichselien, in de Formatie van kende resultaat5. Kreftenheye. Daarin komt, zoals we gezien De tweede lokatie is de groeve Kwinte- hebben, vuursteen in grote hoeveelheden looijen bij Rhenen. Door Wouters en Frans- echter niet voor. In de periode dat de Paleo- 6 lithische jagers deze plek uitkozen moet dat sen en vele anderen werden hier meer dan wel het geval geweest zijn: dat was waar- tienduizend artefacten verzameld, afkom- schijnlijk ook de reden van hun verblijf op stig uit de vondstvoerende fluviatiele afzet- deze lokatie. Ook een datering in het Laat- tingen van de Formatie van Urk. Ook hier had dit meerdere opgravingen tot gevolg Saalien en Vroeg-Eemien is op geologische 7 en archeologische gronden onwaarschijn- met bekende resultaten . lijk. Gaan we ervan uit dat het Midden-Pa- Rest ons nog de zuigput bij Empel te leolithicum met Mousteroïde trekken van noemen, waar uit aangezogen zand een aantal Middenpaleolithen en een benen Nieuwegein ouder is dan het Late Midden- 8 Paleolithicum, dan is het Jong-Acheuléen retouchoir verzameld werden . de traditie waarbinnen het materiaal het Wetende hoe gecompliceerd het bodem- beste zou passen. In deze cultuur komen beeld kan zijn, zelfs lokaal, wagen we ons werktuigen met Mousteroïde trekjes en niet aan een vergelijking tussen de verschil- kleine ronde kernen voor. Plaatsen we dit lende vindplaatsen. archeologisch gegeven naast de geologi- Ten slotte nog een opmerking over de sche resultaten (zie paragraaf over de geo- onderzoeksresultaten: het zal duidelijk zijn logie) dan is Veghel de formatie waaruit de dat een zekere datering van materiaal uit Middenpaleolithen van Nieuwegein afkom- een zuigput vrijwel niet mogelijk is. Het is stig moeten zijn. Beide gegevens zijn niet in wel zo dat met enige inspanning veel meer strijd met elkaar en rechtvaardigen de con- informatie uit zuigputmateriaal kan wor- clusie dat het Midden-Paleolithicum van den verkregen dan tot nu toe werd aange- Nieuwegein het beste past in het Jong- nomen. Acheuléen. Dankwoord De Acheuléentraditie moet gesitueerd wor- De volgende personen die een rol speelden den in een periode die aan de Saale- bij de totstandkoming van dit artikel willen landijsbedekking voorafgaat, het Vroeg- wij bedanken: Saalien en de periode daarvoor waarbinnen Thijs van Kolfschoten (IvA/RUU) voor het Oud-Acheuléen thuishoort. De tweede het determineren van de botten. fase van het Acheuléen speelt zich in Mid- Dick Stapert (BAI) voor zijn enorme steun, 108 aanmoediging en adviezen, alsmede het the late Middle Pleistocene. Proefschrift kritisch doorlezen van het manuscript. RUU. De heren Pieter Stoel en Paul Souverein Maarleveld, G. C, 1956. Uitkomsten van nieu- we geologisch-paleontologische onderzoe- voor het ter beschikking stellen van arte- kingen van den ondergrond van Nederland: facten. Grindhoudende Midden-Pleistocene Sedi- P. van Tent (provinciaal archeoloog van menten; het onderzoek van deze afzettingen Utrecht) voor de getoonde interesse. in Nederland en aangrenzende gebieden. J. G. Zandstra (RGD, Haarlem) voor zijn Mededelingen van de Geologische Stichting. waardevolle adviezen, alsmede het verwij- Serie C-VI No. 6. zen naar en toezenden van literatuur. Meene, E. A. van de, M. van Meerkerk en J. van der Staay, 1988. Toelichtingen bij de Geologi- Directie en personeel van de firma Weber, sche Kaart van Nederland 1:50.000, blad die ons in staat stelden ons werk te doen en Utrecht Oost (31 0). Rijks Geologische voor de genoten gastvrijheid in de kantine. Dienst Haarlem. Auke Boelsma uit Eemnes vervaardigde Roebroeks, W. J. M., J. Kolen en D. de het merendeel van de afbeeldingen van de Loecker, 1987. An Early Weichselian site at artefacten. Maastricht-Belvédère (site J). Analecta Prae- historica Leidensia 20, 1-10. De heer H. R. Roelink (BAI) vervaardigde Roebroeks, W.J.M., 1989. Fromfindscatters to de afbeeldingen van de artefacten PWN633 early hominid behaviour: a study of Middle en PWN700. Palaeolithic riverside settlements at Maas- Onze echtgenoten voor het betoonde ge- tricht-Belvédère (The Netherlands). Proef- duld en steun. schrift RUL. Stapert, D., 1981a. 's-Hertogenbosch, Empel. Noten In: W. J. H. Verwers (red.), Archeologische 1 Jelgersma 1970. Kroniek van Noord-Brabant 1977-1978 ( Bij- 2 Jelgersma 1970. Tevens Zandstra 1976. dragen tot de studie van het Brabantse 3 Stapert (in druk). Heem 19). Eindhoven: 13- 17. 4 Van Kolfschoten 1988. Stapert, D., 1981b. Middle Palaeolithic Finds 5 Roebroeks 1989. from the Wijchense Meer (Province of Gel- 6 Franssen & Wouters 1978, 1981. derland) and Several Other Finds from 7 Stapert 1989. Pleistocene Fluviatile Deposits in the Sur- 8 Stapert 1981a. rounding Region. Berichten van de ROB 31, 273-292. Literatuur Stapert, D., 1982. A Middle Palaeolithic arte- Baumann, W., D. Mania, V. Toepfer & L. Elss- fact scatter, and a few younger finds, from mann, 1983. Die palaolithischen Neufunde near Mander NW of Ootmarsum (prov. of vort Markkleeberg bei Leipzig. Berlin. Overijssel, the Netherlands). Palaeohistoria Bordes, F., 1988. Typologie du paléolithique 24, 1- 33. ancien et moyen. Bordeaux. Stapert, D., 1987. A progress report on the Dauvois, M., 1976. Précis de dessin des indus- Rhenen industry (Central Netherlands) and tries lithiques préhistoriques. Périqueux. its stratigraphical context. Palaeohistoria 29, Franssen, C. J. H., en A. M. Wouters, 1978. 219-244. Beknopt voorlopig Rapport over het Oud- Stapert, D., in druk. Archaeological Research Paleolithicum in Nederland. I. Gelderse en in the Fransche Kamp Pit near Wageningen- Utrechtse Stuwwallen. Archeologische Be- Hoog (Central Netherlands). Meded. Rijks richten. 4, 4-38. Geol. Dienst. Franssen, C. J. H., en A. M. Wouters, 1981. Het Zandstra, J. G., 1976. Classificatie van Neder- Oud-Paleolithicum, in de Nederlandse stuw- landse grindgezelschappen in het Kenozoï- wallen II. Midden-Acheuléen. Archaeologi- cum. Intern Rapport R.G.D. Sed. Petr. 525. sche Berichten. 9, 6-90. Zandstra, J. G., 1978. Einführung in die Fein- Jelgersma, S., en J. G. Zandstra, 1970. Toe- kiesanalyse. Der Geschiebesammler, 12, 21- lichtingen bij de Geologische Kaart van Neder- 39. land 1:50.000, blad Gorinchem Oost (38 0). Gabrielgaarde 44 Rijks Geologische Dienst, Haarlem. 1241 AM Kortenhoef Kolfschoten, T. van, 1988. The evolution of the mammal fauna in the Netherlands and the Want 37 area (West Germany) during 1276 HC Huizen 109 De Holdeurn in 1843

In 1808 onderzocht Johannes in de Betouw de wijze lieden, maar door de Eeuwige Liefde, wier resten van een Romeinse pannenbakkerij bij De wegen onnaspeurlijk zijn, komt de arme man op Holdeurn. Ook L. F. J. Janssen voerde hier in de gedachte, om in de weg van den hollen Doorn 1845 onderzoek uit. Enige mensen uit de omge- eene hut op te slaan, en voorloopig slechts een ving verzamelden ook de Romeinse pannenres- hol in den grond te graven, om daarin met de ten. Deze werden niet als cultureel erfgoed zijnen te vernachten. Meer wil hij niet, meer kan beschouwd, maar als nuttig bouwmateriaal! hij ook niet ! Want hij heeft letterlijk niets Een opmerkelijke passage uit de Gelderse Volks- anders dan zijne armen, zijne vrouw, zijne kin- almanak van 1843: deren, een mes, eene schop, eene bijl, eene tafel en eene bank. Hij vindt in dien grond wonder- Een weinig verder verhief zich een nieuw, nog bare steenen. Deze steenen met vreemde letters, slechts half voltooid huisje. Nabij hetzelve was ofschoon bij den man niet gekend, zullen nog- een kalkbak van Romeinsche tegels aangelegd. thans in de hand van een hooger Bestuur de Eene geit stond op eenen hoop legioensteenen bouwstoffen zijner welvaart worden. Mijn oud- tegen de woning. Vóór het huis lag nog een derde massa steenen, waaronder wij er een' heidkundige vriend van vreemde steenen ge- vonden, waarop een hart en eene bijna uitge- hoord hebbende, gaat derwaarts, en vindt den wischte inscriptie stond. man in zijne armoede, in het midden van zoo Diep trof dit alles reeds mijne belangstelling; vele schatten voor de wetenschap. Deze arbeidt doch meer nog toen mij het volgende verhaal voort, en vindt, onder het in den grond graven, werd medegedeeld, waarbij ik den lezer inzon- hoe langer hoe meer en velerlei steenen, terwijl derheid verzoek een oogenblik stil te staan, hij ook de bron, die hem water verleenen zal, want ik zal hem de geschiedenis van een arm' aantreft. In die dagen, geraden en geholpen huisvader verhalen, zoo als mij dezelve dpor door menschenvrienden, en gezegend door God, den edelen Heer, die mij geleidde, werd mede- besluit hij, in plaats van een hol te graven, met gedeeld. Op dit verhaal rustte reeds eenmaal een hoogere vergunning zich een huis te bouwen. zegen, toen mijn' vriend JANSSEN hetzelve aan (....) de wereld mededeelde, in zijne verklaring van Want de besten (nl. stenen, red.) zijn altijd van een, alhier gevonden steen, waarop het Romein- eenige waarde voor den oudheidkundige, en de sche alphabet is uitgedrukt; die zegen ruste ook anderen leveren nog zeer goede vloer- en met- op hetgene ik hier zal plaatsen, en moge menig- selsteenen op. een, die met dezen almanak in de hand, of na De vloer van dat huisje is dan ook van Romein- deszelfs lezing, de woning van JACOBUS VER- sche tegels samengesteld. De ingang wordt ge- STEGE binnentreedt, dezelve niet verlaten, zon- opend door een der grootste tegels, die ooit uit der hem eene vriendelijke gift toe te reiken, als de hand eens steenbakkers kwamen. Elf lagen bijdrage tot hetgene hij behoeft om zijne woning boven de vensters zijn Romeinsche legioen- te voltooijen. (....) ' steenen. De oven en de kelder zijn gemetseld en Deze, de armste van Beek's ingezetenen, moest gedekt met zulke gedenkstukken, dat menig in 1839 zijne schamele woning verlaten, door oudheidkundige het zich eene eer zoude reke- den eigenaar tot een ander doel bestemd, en wist nen, dezelven te mogen bezitten. Vreemd ziet de zich met zijn talrijk huisgezin, toen reeds tot wandelaar hierop, als hij dit alles aanschouwt. acht kinderen geklommen, niet te bergen, want Gedachten vervullen zijne ziel, zekerlijk van niemand wilde hem opnemen. Arme man! het meer beteekenis, dan die van elders in zijn hart aantal uwer kinderen, bij de menschen welligt opkomen. (....) eene reden om u eene woning te weigeren, en Hij zoeke en vinden nog vele steenen! Hij wone uwe eerlijke armoede hadden de Eeuwige Voor- hier in vrede! Menige eeuw vliege heen over de zienigheid reeds 18 eeuwen geleden, bewogen, zijnen, en die God, die hem hielp en zoo wijsse- om de steenen te doen bakken, die eenmaal de lijk leidde, zegene zijn geslacht! fondamenten van uw huis, de bronwei van uwe welvaart zouden worden. Niet geleid door eenig mensch, niet bestuurd door raad of hulp van Ingezonden door P. Vons, Driehuis.

110 Het hout van stadsarcheologische opgravingen

W. A. Casparie

Inleiding Stadsarcheologisch onderzoek kan enorme hoeveelheden hout opleveren, ruimschoots voldoende om de paleobotanicus en de archeoloog vele maanden aan het werk te houden1. Om enige voorbeelden te noemen: Lübeck (BRD) heeft reeds zo'n 20.000 stuks hout opgeleverd2. Voor Amsterdam zal dit aantal niet minder zijn3. Dorestad kwam op bijna 10.000 stuks hout4 en in Groningen is het vermoedelijk niet min- der5. Het meeste hout, in aantallen uitgedrukt, komt uit beerputten, beerkuilen, waterput- ten en grachtvullingen. Het zijn bijna altijd kleine stukjes hout, fragmenten en takken. Om het hout op een verantwoorde wijze te bemonsteren, zouden eigenlijk alle put- en kuilvullingen gezeefd moeten worden. Het aandeel van constructiehout is veel ge- /. Zonnehorloge van buksboomhout. Martini- ringer: stukken van planken, balken en kerkhof, 16e eeuw; wellicht importstuk uit Mid- palen maken soms nog wel een behoorlijk den-Duitsland. Schaal 2: 1. deel uit van de totale houtopbrengst, maar de functie van al dit hout is meestal ondui- delijk. Voorwerpen of herkenbare stukken van artefacten zijn spaarzaam. Je zou deze 1. Welke houtsoorten werden gebruikt en laatste groep „de krenten in de totale hout- wat zeggen ze over de vegetatiegeschiede- pap" kunnen noemen. nis? Hout, dat bij stadskernonderzoek te voor- 2. Waarvoor werd hout gebruikt en welke schijn komt, vergaat snel. Het is namelijk soorten prefereerde men? bijna altijd doordrenkt met voedingsstof- 3. Hoe werd het hout gebruikt? fen; meestal betreft het beer, dat een uitste- 4. Waar kwam het hout vandaan en hoe kende voedingsbodem is voor houtafbre- werd het aangevoerd? kende organismen. Hout dient dus snel Het beantwoorden van deze vragen stelt gedetermineerd, getekend, gefotografeerd, eisen aan de opgraving, omdat onder ande- geconserveerd en gerestaureerd te worden. re het opgegraven materiaal gezeefd moet Indien het hout niet snel wordt onderzocht, worden, en aan de uitwerking omdat al het lost het probleem wat ermee gedaan moet hout gedetermineerd en beschreven moet worden, zich vanzelf op. Na zo'n 5 a 10 jaar worden. Uiteindelijk dient per vondstcom- in het depot te zijn bewaard, kan het meeste plex een „houtcatalogus" samengesteld te hout wel weggegooid worden: uitdroging, worden van het gedetermineerde materiaal, schimmels en/of rotting hebben hun werk de houtbiologische kenmerken, de conser- dan gedaan. Houtonderzoek moet dus rela- veringstoestand, de functie, de vervaar- tief snel na de opgraving uitgevoerd wor- digingswijze etc. Naast het aanleggen van den, waarbij de volgende vragen gesteld een houtcatalogus kunnen we het hout ook kunnen worden: naar functie ordenen. Per vondstcomplex 111 2. Fragmenten van schalen van beukehout (1) en elzehout (2-7) uit Groningen. Vindplaatsen: 1: Hardewikerstraat, 15e eeuw; 2: Martinuskerk, 15e-16e eeuw; 3: Raamstraat, 16e-17e eeuw; 4-6: Gedempte Kattendiep-Casino, beerkuil, eind 16e eeuw; 7: Gedempte Kattendiep-Casino, grachtvulling, eind 16e eeuw. Alle vermoedelijk lokaleprodukten. Schaal 1: 2. 112 kan het hout in een „functioneel hout- kleine minderheid vormen, te determine- spectrum" worden geplaatst. De determi- ren en te beschrijven? natiegegevens en de aanvullende kenmer- ken van hout worden gegroepeerd naar De vijf Groninger vondstcomplexen zekere, waarschijnlijke en mogelijke func- Groningen onderscheidt zich in niets van tie. Dit geeft een redelijk beeld van het andere steden met een historische kern; houtgebruik in het verleden, hoewel er nog ook hier komen fraaie houten voorwerpen heel wat onduidelijkheden overblijven. In uit de ondergrond te voorschijn, zoals met een dergelijk spectrum kunnen de volgende enkele afbeeldingen bij dit artikel duidelijk categorieën worden onderscheiden: wordt gemaakt. Bouwhout: balken, planken, latten, vlecht- De vijf vondstcomplexen, waarvan in tabel werk, funderingen, reparatiehout (oud en 1 de houtspectra zijn gegeven, zijn: vers), dakbedekking. Het steenhuis De Hunze, een 13e- en 14e- Waterputten: duigen, hoepels, balken, plan- eeuws vierkant versterkt huis met zijden ken, vlechtwerk. van ca. 12 m en omgeven door een vier- Tuinen: vruchtbomen, heggen, klim- en kante binnengracht en een rechthoekige hechtplanten, overige bomen en heesters, buitengracht. Dit huis werd in 1988 en 1989 erfscheidingspaaltjes. door de Stichting „Monument en Mate- Meubilair: panelen, poten, deuren, laden, riaal" (M en M) opgegraven. Van de 16e tot de 18e eeuw was ter plaatse een boerderij knoppen, spijlen. 6 Tafelgerei: teiloren, schalen, borden, kom- aanwezig . In dit artikel komt alleen het men, nappen, lepels, messen. houtspectrum van de hoofdfase van het Keukengerei: als boven, alsmede kuipen, steenhuis (tabel 2) ter sprake, uit hét einde tonnen, troggen, manden, tapkranen, stop- van de 13e en het begin van de 14e eeuw, pen, boenders, deksels, spaandozen, worst- vóór een brand het huis in de 14e eeuw pennen. verwoestte. De houtresten zijn vooral af- Diverse gebruiksvoorwerpen: kammen, komstig uit de binnengracht. Deze site be- boekbanden, spoelen, kantklossen, kande- treft in strikte zin geen stadskernonder- laars, kerfstokken, schoeisel, speelgoed. zoek. Voor de bespreking van het hout- gebruik is dit echter niet van belang. Gereedschap, werktuigen: stelen, scheppen, De site Martinikerkhof-Oude Politiebureau roeispanen. (MKH) is in het hart van de stad Groningen gelegen en betreft bewoning vanaf de 5e of De lijst is weliswaar niet uitputtend, maar 6e eeuw tot de 18e eeuw. Opgravingen er valt goed mee te werken. werden hier in 1987 en 1989 door het BAI In dit artikel zal aan de hand van vijf uitgevoerd in samenwerking met de AWN- vondstcomplexen uit Groningen duidelijk afdeling Noord-Nederland en de Stichting worden gemaakt welke informatie we uit 7 M en M . Er is een groot aantal beerputten houtonderzoek kunnen verkrijgen. Het zal aangetroffen, daterend vanaf de 15e eeuw, daarbij niet primair gaan om de fraaie waarvan hier de houtopbrengst van drie voorwerpen en goed herkenbare houtres- stuks nader wordt besproken: MKH beer- ten, maar vooral om de reeds genoemde put 22 uit de 15e eeuw (tabel 3), MKH beer- takken, brokken, spaanders en fragmenten put 27 eveneens uit de 15e eeuw, maar met van onduidelijke voorwerpen. We zullen een 16e-eeuwse vulling (tabel 4), en MKH zien dat dit onderzoek een behoorlijke beerput 7, uit de 17e eeuw (tabel 5). hoeveelheid extra gegevens oplevert. Maar De opgravingen Casino in de jaren 1986 en we kunnen ons de vraag stellen, of die 1987 door de Stichting M en M betreffen meerwaarde aan informatie opweegt tegen enkele sites nabij het huidige Casino aan de aanzienlijke tijdsbesteding die in derge- 8 het Gedempte Kattendiep . Waar het hier lijk onderzoek gaat zitten. Is het nodig om om gaat is een eind 16e-eeuwse beerkuil alle houtresten van een opgraving, waar- van het zogenaamde 'Langhuis', een deel van de herkenbare artefacten slechts een 113 3. Teiloor van eikehout, Martinuskerk, 15e-16e eeuw. Schaal 1: 2.

4. Detail van afb. 3 met Christusmonogram. Schaal 2 : 1.

114 van een geseculariseerd klooster, dat waar- schijnlijk geruime tijd als ziekenzaal/slaap- gebouw dienst heeft gedaan. De houtop- brengst is in tabel 6 gegeven. Tabel 7 toont het functionele houtspectrum van het Casi- no. In het totaaloverzicht (tabel 1) is de hout- opbrengst per vondstcomplex weergege- ven. De houtsoorten staan hier (en ook in de tabellen 2-7) in de linker kolom; alleen in deze eerste tabel zijn ook de Latijnse namen vermeld. De ruim 30 houtsoorten, die we. hier onderscheiden, vertegenwoor- digen een aanzienlijk groter aantal boom- soorten en struiken. Het is in veel gevallen niet mogelijk om het hout tot op de boom- soort te determineren. Dit geldt onder andere voor eik, kers-type, pruim-type en appel/peer. Dit laatste type omvat bij- voorbeeld de diverse soorten en rassen appels en peren, lijsterbes, meidoornsoor- ten en mispel. In enkele gevallen kennen we de boomsoort, omdat die apart onder- scheiden kan worden of omdat er sprake is van maar één soort: beuk, es, els, hazelaar, haagbeuk, hulst, kornoelje, klimop, struik- heide, buksboom, den (grove den), taxus en jeneverbes. De fijnspar laat zich vaak niet goed onderscheiden van larix; deze laatste boom is echter vooral een gebergte- bewoner, die commercieel niet van belang was. Om die reden durven we steeds van fijnspar te spreken.

De determinaties per houtsoort zijn hier en 0 5cm in de tabellen 2-7 in aantallen gegeven; het gaat steeds om slechts enkele honderden 5. Kandelaar van hout van de Spaanse aak (een stuks per vondstcomplex. Omrekenen in soort esdoorn). Gedempte Kattendiep-Casino, percentages geeft geen extra duidelijkheid. grachtvulling, eind 16e eeuw. Alle houtspectra tonen ook import-hout- soorten. De naaldhoutsoorten fijnspar en zilverspar horen van nature niet thuis in Nederland. Ze zijn pas ruim na de middel- vurehout en het zogenaamde dennehout eeuwen hier aangeplant. De den, ook een komt meestal van de zilverspar. naaldhoutsoort, hoort wel tot de inheemse Grenehout en vurehout komen reeds in de houtachtige vegetatie. Waar we hem als 13e/14e eeuw in Groningen voor, maar de gebruikshout aantreffen, is het wellicht import van deze naaldhoutsoorten is pas altijd import. Hij kwam hier alleen op vanaf eind 16e eeuw goed in de houtspectra venen en soms in de duinen voor, en dan zichtbaar. meestal spaarzaam en slecht groeiend; on- Buksboom, ebben en verfhout zijn ook geschikt voor timmerhout. Hout van de importen, maar de buksboom, ook wel den heet grenehout, de fijnspar levert het palmboompje genaamd, werd sinds de late 115 6. Vogelkooi met frame van eikehout en buksboomhouten spijltjes, Martinikerkhof, 16e eeuw; import- stuk uit Frankrijk of Midden-/Zuid- Duitsland. Schaal ca. 1: 2.

middeleeuwen aangeplant. Enkele takken ook in Midden- en Oost-Europa. Beide van een onbekende houtsoort, die zich importgebieden komen voor Groningen in kenmerkten door de afgifte van een rode aanmerking. Zilverspar komt voor in Mid- kleur aan het water waarin ze werden den- en Oost-Europa, in de Pyreneeën en in bewaard, hebben we verfhout genoemd. Zuid-Europa; hij ontbreekt in Scandinavië Dit is mogelijk importmateriaal uit Ame- en het Baltische gebied. Met name Midden- rika. Europa, in het bijzonder het Boven-Rijn- Niet alle hout liet zich determineren. Soms gebied, komt als herkomstgebied van zil- was de conservatietoestand te slecht, maar versparhout in aanmerking. De noorde- meestal gaat het om exoten, onbekende lijke grens van het gebied waar buksboom houtsoorten, die vrij zeker ook op import van nature voorkomt, ligt in Noord-Frank- wijzen. Enkele typen zijn hier als indet. rijk en Midden-Duitsland. De Groningse (indeterminabel) aanwezig. buksboomvondsten kunnen uit beide gebie- Er is ook hout geïmporteerd van boom- den afkomstig zijn. Ebbehout komt uit soorten, die in Nederland van nature voor- Afrika; Amerika als mogelijk herkomstge- komen. We kunnen dan in zijn algemeen- bied van het verfhout is al genoemd. heid niet van importhout spreken. Soms geeft het type voorwerp wel aan, dat dit De houtspectra, zoals afgebeeld in tabel 1, geïmporteerd is. Het betreft dan eiken, geven een beeld van de gebruikte houtsoor- essen, wilgen en populieren. Dit probleem ten, in dit geval in Groningen. Waarvoor blijft hier buiten beschouwing. het hout gebruikt werd en waar het van- Fijnspar en den komen vooral in Scandi- daan kwam, laat zich hier nauwelijks uit navië en de Baltische gebieden voor, maar afleiden. Alleen met de aanvullende ken- 116 merken uit de houtcatalogus komen we verder. In de tabellen 2-7 zijn de houtsoorten gegroepeerd in zes categorieën; elke cate- gorie betreft een groot aantal kenmerken. Voor takken bijvoorbeeld: met schors, zonder schors, geplet, gespleten, vraatspo- ren, snijsporen, woekergroei, onderdeel van vlechtwerk. Hierbij hoort natuurlijk ook de maatvoering, of het materiaal deels verbrand is, of ze snel, dan wel langzaam 7. Vurehouten deksel van tuitkan, Martinikerk- gegroeid zijn. Al die gegevens laten zich hof, 17e eeuw. Schaal 1: 2. moeilijk in een tabel presenteren; ze worden hier niet zichtbaar gemaakt, maar bij de interpretatie worden ze wel gebruikt. De overige categorieën kennen overeenkom- Voor bouwhout, dat in zijn primaire func- stige indelingen. Brokken, spaanders, plan- tie vrij forse afmetingen heeft, geldt in nog ken, latten en balken hebben'vaak betrek- sterkere mate dat de opbrengst uit een king op bouwhout. Duigen en hoepels beerput of beerkuil gemakkelijk een scheef wijzen, evenals bodems en hoepelwindsels, beeld van het houtgebruik geeft. Waar we op tonnen, kuipen en vaten. De laatstge- bijvoorbeeld spreken van planken, latten noemde groep, voorwerpen, is uiteraard en balken, zijn het bijna altijd fragmenten, een samenvoeging van alle houten artefac- waarvan echter wel vastgesteld kan wor- ten en van delen van voorwerpen, waarvan den, dat het stukken van planken, latten of de functie duidelijk is. Onze toelichting op balken zijn. deze categorieën zal zich toespitsen op de takken; de overige rubrieken worden zeer Steenhuis De Hunze, 13e/14e eeuw (tabel 2) kort belicht. Concentreren we ons op de takken, dan nemen we aan, dat de eiketakken voor de bouw gebruikt zijn, daar ze alle bijge- sneden zijn (vlechtwanden?)9. In de tuin

8. Tapkraan van taxushout, Martinikerkhof, 16e eeuw. Schaal 1: 2.

Het zal duidelijk zijn, dat één beerput of beerkuil maar beperkte informatie geeft. Het gaat, zo is al opgemerkt, meestal om enkele honderden stuks hout. Bovendien is de opening van de meeste beerputten en kuilen niet zodanig, dat er ongehinderd (grote) takken in de beer terechtkomen. Er is een sterke selectie naar kleine, dunne takken, waardoor algauw een scheef beeld 9. Tol van esdoornhout, Lage der A, begin 17e ontstaat. Dat moeten we dan corrigeren. eeuw. Schaal 1: 1. 117 van het steenhuis ontbraken vrij zeker mogelijk bouwhout. Een paar gebruiks- fruitbomen. Er is maar weinig informatie voorwerpen (onder andere een duigenbe- over de tuin. Zeker is wel, dat klimop, wilg kertje) en verder zes kleine spaanders vure- en vlier aanwezig waren; misschien ook hout, van ca 4 x 2 x 1 cm; misschien stukjes berk en els; es en fijnspar niet. Een deel van plank. Voor de bouw in de binnenstad was de wilgetakken betreft ongetwijfeld vlecht- de eik kennelijk nog de belangrijkste hout- werk, zoals manden. Het is onduidelijk, soort in de 15e eeuw; grenehout en vure- wat de knoestige, 3 cm dikke tak van de hout speelden geen rol van betekenis. fijnspar betekent. Bekijken we het import naaldhout (den, fijnspar), dan zijn het Martinikerkhof, beerput 27,16e eeuw voornamelijk planken, latten en balken. Er (tabel 4) is, zo geven de houtresten aan, duidelijk In de tuin of tuinen nabij deze beerput met dit importmateriaal gebouwd, hoewel waren fruitbomen aanwezig, zoals kers, in het houtwerk de eik overheerst. Hiermee pruim en appel of peer. De aangetroffen is aanvankelijk gebouwd; den en fijnspar brokken pruimehout wijzen erop, dat de zouden latere verbouwingen en reparaties bomen ook omgehakt zijn. Verder groeiden kunnen zijn. Dit is betrekkelijk vroeg ge- er eik, hazelaar, kornoelje, wilg, vlier en bruik van import-naaldhout als bouwhout. taxus; misschien ook els. Een deel van de Een brok deels verkoold hout van zilver- wilgetakken is ook hier vlechtteen. Het spar laat zich niet verklaren. . takje struikheide representeert een heide- De extra categorie „palen" geeft aan, dat boender, mogelijk voor de reiniging van het hier vooral afscheidingen, hekken be- het toilet. treft, waarbij van een houtkeuze eigenlijk Ook in de 16e eeuw komt het import- geen sprake is. In beerputten en beerkuilen naaldhout (den en fijnspar) nog maar spaar- ontbreken gewoonlijk resten van dergelijke zaam voor. Er is onmiskenbaar enig tim- palen. merhout of bouwhout aanwezig van zowel den als fijnspar. De spaanders hebben Martinikerkhof, beerput 22,15e eeuw bijna alle minimale afmetingen: 8x1x1 cm (tabel 3) of nog wat kleiner. De voorwerpen van De takken geven diverse bomen aan, die in grenehout en vurehout betreffen een vure- de nabijgelegen tuinen aanwezig waren: houten duigenschaaltje, fragmenten van eik, wellicht ook beuk, één of meer soorten grenen spaandozen - attributen die we aan pruim of kers, appel en/of peer, die ver- het Martinikerkhof veelvuldig aantreffen - moedelijk ook gesnoeid werden, bergvlier een stuk vurehouten meubilair en drie en gewone vlier. Vermoedelijk groeide hier minuscule pennetjes van vurehout. Hun ook de wilg, maar een groot deel van de lengte is maximaal 5 cm; de doorsnede is wilgetakken betreft geschilde en ongeschil- 0,4 x 0,4 cm. Hun functie is onbekend. Van de vlechtteen, voor fijn vlechtwerk (rieten de den is een nog dunnere pen met een mandjes) en grof vlechtwerk: manden en lengte van 8 cm aangetroffen. korven. Dikke takken zijn niet gevonden; de takdiameter varieerde van 0,5 cm (één- Martinikerkhof, beerput 7,17é eeuw jarige takjes) tot ca 3 cm (vierjarige takken). (tabel 5) Het beerputsysteem vereist nogal wat hygië- In de tuin waren fruitbomen aanwezig, nische zorg; het toilet moet regelmatig zoals pruim, appel en/of peer, maar ook schoongeveegd worden. Hiervoor worden eik, beuk en mogelijk berk, misschien haze- vooral boenders en bezems van takken laar, gelderse roos, wilg en vlier. Van de els gebruikt, waarvan uiteraard resten in de mogen we dat betwijfelen. Ook hier geldt, beerput terechtkomen. Het kunnen takken dat veel wilgetakjes in feite vlechtteen zijn, uit de tuin zijn, maar dat is lang niet zeker. wijzend op royaal gebruik van manden en Er is maar weinig import-naaldhout aan- korven. Dit is niet het volledige bomen- wezig. Eén brok fijnspar (10 x 8 x 2 cm) is sortiment in de tuinen aan het Martini- 118 5 cm

10. Keukenmes met heft van elzehout (boven), Schoolstraat, eerste helft 17e eeuw. Tafelmes met heft van buksboomhout (onder), Gedempte Kattendiep-Casino, grachtvulling, 2e helft 16e eeuw.

11. Mes met buksboomhouten heft, Dwarsstraat, begin 17e eeuw. Schaal 3 : 4.

119 12. Boenders, boven van eikehout, onder van essehout, School- straat, eerste helft 17e eeuw. Schaal 1: 2. kerkhof; andere, eveneens 17e-eeuwse beer- samenleving gevestigd in de loop van de putten geven aan, dat onder andere perzik, 17e eeuw of mogelijk iets eerder. Voor druif, iep, misschien linde en nog meer kuipen en tonnen lijkt dit nog niet op te soorten hier in de tuinen gehouden werden. gaan. Het import-naaldhout den en fijnspar is nu De spaander van zilversparhout en een duidelijk als bouwhout en timmerhout in 12 cm lang spijltje, wellicht een deel van een gebruik gekomen, maar ook als grondstof meubelstuk, eveneens van zilversparhout, voor gebruiksgoed worden grenehout en verdienen enige extra aandacht. Deze hout- vurehout gebruikt. Spaandoosjes, deksels, soort komt niet, zoals reeds is gezegd, in onder andere van een tuitpot, stelen, een Scandinavië en het Baltische gebied Voor. bord of telloor werden van dit hout ver- Zijn lage score, in vergelijking met grove vaardigd. Het betreft vrij zeker import van den en fijnspar, wijst op geringe aanvoer volledige voorwerpen. Het import-naald- van hout uit het Midden- en Boven-Rijn- hout heeft zich definitief in de Groninger gebied, in tegenstelling tot de ook histo-

13. Heideboender met windsel van gespleten wilgeteen, Martinikerkhof, 17e eeuw. Schaal 1: 2. Alle foto's bij dit artikel: Centrale Fotodienst Rijksuni- versiteit Groningen.

120 risch bekende omvangrijke houthandel met gen en reparaties toen de beerkuil er al was, Scandinavië. waarbij het hout ter plaatse nog passend gemaakt moest worden. Een deel van dit Casino, beerkuil, eind 16e eeuw vers aandoende hout was eikehout; een (tabellen 6 en 7) deel grenehout. Er was verhoudingsgewijs De (overkluisde) beerkuil was gesitueerd in veel minder vermolmd grenen dan eiken. een kleine binnentuin. Eik, iep en beuk, Het is nu aantrekkelijk om te veronder- appel en/of peer, klimop, berk, vlier en stellen, dat het huis van deze beerkuil in bergvlier kwamen in deze of naburige eikehout is opgetrokken, en dat voor latere tuinen voor (tabel 6). Ook de wilg zal hier reparaties en verbouwingen deels eikehout gegroeid hebben. en deels grenehout is gebruikt. Fijnspar De import-naaldhoutsoorten, den en fijn- werd vooral voor latjes gebruikt; vurehout spar, werden reeds, zo geeft tabel 6 aan, in met grotere afmetingen ontbrak. de 16e eeuw als bouwhout benut in Gro- Misschien houdt zo'n verbouwing, waar- ningen. Hun aandeel in de gebruiksvoor- van in de beerkuil sporen zijn achtergeble- werpen lijkt hier wat minder te zijn: één ven, verband met de sloop van onder duigje van een (vermoedelijk) 15e-eeuws andere een torentje tussen 1565 en 1575, vurehouten duigenschaaltje, een pen van toen het Langhuis zijn functie van zieken- grenehout, en resten van spaandoosjes van zaal van het St. Geertruidsgasthuis ver- zilversparhout. loor10. Dit betekende ook het einde van de We gebruiken het functioneel houtspec- beerkuil. trum, tabel 7, om het houtgebruik, met name het bouw- en timmerhout, wat duide- Conclusie lijker te schetsen. Dit geeft in zijn eenvou- Dit houtanalytisch onderzoek van vijf digste vorm het hier getoonde beeld. In vondstcomplexen uit Groningen is bedoeld feite is het een interpretatie van de gegevens om duidelijk te maken, dat ook het „moei- van tabel 6. De gegeven indeling is wat lijk grijpbare materiaal" zoals takken, subjectief, maar met deze benadering valt brokken, spaanders en andere houtresten, wel te werken. informatie op kan leveren om ontwikke- Enkele functies zijn volstrekt duidelijk. De lingen in houtkeuze, houtgebruik, hout- berkehouten poten van een krukje horen in import enz. af te leiden. De gecombineer- de groep meubilair. Een buksboomhouten de archeologisch-biologische vraagstelling kam is een stuk huisraad; schalen en borden van het onderzoek bepaalt in hoge mate van elzehout en essehout zijn tafelgerei of welk soort informatie naast de determina- keukengerei. De tuin is hierboven al aan de tie van het hout verzameld moet worden. orde geweest. Een met grove toets vervaar- In ons geval zijn dat de maten, zo veel digde eikehouten bak, enkele spoelen van mogelijk houtbiologische kenmerken, de hulsthout en enkele steelfragmenten van aantastingen van het hout, de mogelijke essehout en wilgehout rekenen we tot het functie en eigenlijk elk kenmerk, dat bij gereedschap van de ambachtsman of zou kunnen dragen om de gestelde vragen -vrouw, of tot het gewone huisgereedschap. te beantwoorden. In dit artikel is dat voor Bij de interpretatie van het bouwhout enkele aspecten nader uitgewerkt. Voor gebruiken we aanvullende kenmerken: kap- alle duidelijkheid benadrukken we hier, en zaagsporen, vermolmd, rot, veel vraat- dat lang niet alle vragen beantwoord kun- resten (onder andere houtworm), enz. Vrij nen worden. veel stukken hout, met name eikehout, Dit houtonderzoek is, zo hebben we al ge- waren vermolmd, vaak met veel houtworm- steld, bijzonder arbeidsintensief. Heel voor- en andere vraatresten. Dit is vrij zeker zichtig geraamd is met het bewerken van sloopafval. zo'n 4000 stuks hout een jaar gemoeid. Daarnaast vonden we als het ware vers Rest hier de vraag of de meerwaarde aan zaag- en kapafval, wijzend op verbouwin- informatie, die een houtanalytisch onder- 121 5cm

14. Schaal van essehout met gedraaide binnenzijde en gefacetteerde, met een mes gesneden buitenzijde. Gedempte Kattendiep-Casino, beerkuil. Vermoedelijk een 15e-eeuws importprodukt uit het Oostzee- gebied.

122 zoek oplevert, opweegt tegen deze aanzien- 9. De houtdeterminaties van De Hunze zijn lijke tijdsbesteding. Zolang deze informa- gedaan door mevr. Ingelise M. Stuijts, mevr. tie niet op andere manier verkregen kan Marianne van Heuveln en de auteur. worden, is dit een zeer aanvaardbare wijze 10. Carmiggelt 1988. van onderzoek. Alvorens de schep in de grond te steken moet de stadsarcheoloog zich afvragen of hij zijn onderzoek zonder Literatuur deze informatie goed kan doen. Baart, J. M., W. Krook, A. Lagerweij, N. Ockers et al., 1977. Opgravingen in Amsterdam. Haarlem. Noten Baart, J. M., 1982. Mittelalterliche Holzfunde 1. Dit artikel is de gewijzigde versie van de aus Amsterdam: die Zusammenhang zwi- voordracht „Hout uit stadskernen", die de schen Holzart ung Geratform. Zeitschrift auteur tijdens de Reuvensdagen op 16 no- für Archeologie des Mittelalters 10, 51-62. vember 1989 te Amersfoort heeft gehouden. Broekhuizen, P. H., A. Carmiggelt, H. van 2. Wrobel en Eckstein 1984. Gangelen en G. L. G. A. Kortekaas (red.), 3. Baart 1977 en 1982. 1988. Kattendiep Deurgraven. Historisch-ar- 4. Casparie en Swarts 1978. cheologisch onderzoek aan de noordzijde van 5. Inmiddels zijn uit de stad Groningen meer het Gedempte Kattendiep te Groningen. Gro- dan 6000 stuks hout gedetermineerd. ningen. 6. Mondelinge mededeling G. L. G. A. Korte- Carmiggelt, A., 1988. Het Langhuis. Een histo- kaas, die tevens voor de dateringen van het risch-archeologische studie naar een ver- materiaal zorgde. De uitwerking van de meende koestal in: Broekhuizen, P. H., A. opgraving is nog niet voltooid. Carmiggelt, H. van Gangelen en G. L. G. A. 7. J. Schoneveld, leider van de opgravingen, Kortekaas (red.), Kattendiep Deurgraven. verschafte de nodige gegevens over de hout- Historisch-archeologisch onderzoek aan de monsters en leverde de dateringen van het noordzijde van het Gedempte Kattendiep te materiaal. Beerput 22 is vondstnummer Groningen, 118- 122. 1072; beerput 27 is vondstnummer 1032; Casparie, W. A., 1988. Het houtgebruik in beerput 7 betreft vondstnummers 345 en idem, 132-140. 355. Het materiaal is nog in bewerking. Casparie, W. A., en J. E. J. Swarts, 1978. Hout Voor een voorlopig verslag van de eerste uit Domstad. SpiegelHistoriael 13,267-281. fase van deze opgraving, zie: Schoneveld Schoneveld, J., 1988. Het archeologisch onder- 1988. zoek van het Martinikerkhof te Groningen. 8. Het historisch-archeologisch onderzoek van Westerheem 37,25-31. deze opgravingen is gepubliceerd in: Broek- Wrobel, S., en D. Eckstein, 1985. On the huizen, P. H., A. Carmiggelt, H. van Gan- evidence derived from the anatomical analy- gelen en G. L. G. A. Kortekaas 1988. Hierin sis of wooden remains form archaeological is ook het houtonderzoek gepubliceerd, excavations. ISKOS 5, 211-216. waaruit ten behoeve van dit artikel geput is. Poststraat 6 Zie: Casparie 1988. 9712 ER Groningen

123 75. Diverse voorwerpen/fragmenten uit de Schoolstraat, eerste helft 17e eeuw. 1. vurehouten sierstukje van meubilair; 2. buksboomhouten kantklos; 3. essehou- ten gedraaid spijltje van meubelstuk; 4. eikehouten spijltje; 5. grenen steel van verfkwast. Verfresten op 1 en 3 zijn grijs aangegeven.

5 cm

ii

16. Enkele kleine stukken bewerkt hulsthout, Gedempte Kattendiep-Casino, beerkuil, eind 16e eeuw. De spoel links ó is van hetzelfde type en dezelfde houtsoort als elders in de stad Groningen is aangetroffen in 16e-eeuwse context; het o zijn vrij zeker produkten van een lokale houtbewerker. Alle tekeningen bij dit artikel: H. R. Roelink, BAI en G. L. G. A. Kortekaas, St. Monument en Materiaal.

3cm 124 Tabel 1. De houtspectra van de vijf Groninger vondstcomplexen. De determinaties zijn in aantallen gegeven, evenals in de tabellen 2-7.

eik(Quercus) 156 233 91 172 113 iep (Ulmus) 2 - - - 1 linde (Tilia) - - - 2 - beuk (Fagus) 16 2 - 7 2 esdoorn (Acer) 2 - - 9 - kers-type (Prunus-type 2) 2 5 2 - - pruim-type (Prunus-type 4-5) - - 5 1 - appel/peer (Malus-type) - 16 16 1 12 es (Fraxinus) 14 - 1 - 2 els (Alnus) 24 15 4 5 6 berk (Betula) 29 2 27 13 26 hazelaar (Corylus) 11 - 30 27 10 haagbeuk (Carpinus) 2 - - - - hulst (Ilex) - - 1 2 5 kornoelje (Cornus) 1 - 1 - 2 gelderse roos (Viburnum) . - 1 - klimop (Hedera) 8 - - - 6 berk (Betula) 29 2 27 13 26 wilg (Salix) 33 86 43 50 16 populier (Populus) 4 15 - 2 - vlier (Sambucus) 33 11 15 8 10 struikheide (Calluna) - - 1 3 - buksboom (Buxus) - 1 1 - 2 den (Pinus) 14 1 11 103 45 fijnspar (Picea) 15 9 12 53 9 zilverspar (Abies) 1 - - 2 3 taxus (Taxus) - - 1 - - jeneverbes (Juniperus) 2 1 - - - ebben (Diospyros) - - 2 - - verfhout (1) _ - 3 - indet. (2) - - - 1 - indet. (3) _ 1 3 totaal 369 398 264 468 270

1 De Hunze, 13e/14e eeuw 2 MKH, beerput 22, 15e eeuw 4 MKH, beerput 7, 17e eeuw 3 MKH, beerput 27, (15e)-16e eeuw 5 Casino, beerkuil, eind 16e eeuw

125 Tabel 2. Houtspectrum steenhuis De Hunze, gegroepeerd in 7 categorieën.

A B C D E F G H

eik 7 36 12 78 5 9 9 156 iep - - , - 2 - - - 2 beuk - 3 - 7 - 2 4 16 esdoorn - - - 1 - - 1 2 kers-type ------2 2 es 2 1 4 4 3 14 els 12 5 - 4 1 - 2 24 berk 11 4 i 2 10 - 2 29 hazelaar - - - - - 11 - 11 haagbeuk ------2 2 kornoelje ------1 1 klimop 8 ------8

wilg 28 1 - - 3 1 • - 33 populier - - 1 1 - 2 4 vlier 29 - - - - - 4 33 den - - 2 12 - - - 14 fijnspar 1 - - 8 5 1 - 15 zilverspar - 1 - - - - - 1 jeneverbes ------2 2

totaal 98 51 14 119 29 24 34 369

A takken C spaanders E palen G voorwerpen B brokken D planken, latten, balken F duigen, hoepels H totaal

Tabel 3. Houtspectrum MKH, beerput 22, gegroepeerd in 6 categorieën.

B D eik 5 122 48 36 20 2 233 beuk 2 - - - 2 pruim-type 5 - , - - 5 appel/peer 15 - • 1 16 els 2 7 • 4 1 1 15 berk - 1 1 - 2 wilg 78 2 3 2 86 populier - 10 3 2 - 15 vlier 11 - - - 11 buksboom - - 1 1 den - - - 1 - 1 fijnspar - 1 6 1 1 9 jeneverbes - - - 1 1 indet. 1 _ 1 totaal 119 143 66 41 21 398

A takken C spaanders E duigen, hoepels G totaal B brokken D planken, latten, balken F voorwerpen 126 Tabel 4. Houtspectrum MKH, beerput 27, gegroepeerd in 6 categorieën. B D eik 14 28 34 6 90 kers-type 1 1 2 pruim-type 5 5 appel/peer 13 1 16 es 1 1 els 3 4 berk 14 29 hazelaar 6 19 - 29 hulst 1 kornoelje 1 _ 1 wilg 34 _ 43 vlier 13 2 15 struikheide 1 . 1 buksboom 1 1 den 5 12 fijnspar 4 11 taxus . 1 ebben 2 2 indet. _ 1 totaal 102 46 63 10 23 21 265

A takken C spaanders E duigen, hoepels G totaal B brokken D planken, latten, balken F voorwerpen

Tabel 5. Houtspectrum MKH, beerput 7, gegroepeerd in 6 categorieën. A B C D E F G eik 18 18 100 22 4 10 172 linde _ 2 _ _ - - 2 beuk 2 - 5 7 esdoorn - - - - - 9 9 pruim-type 1 - - - - - 1 appel/peer 1 - - - - - 1 els 2 3 - - 5 berk 13 - - 13 hazelaar 6 _ 21 - 27 hulst 2 - - 2 gelderse roos 1 - - - - 1 wilg 43 - - 1 4 2 50 populier - - - - - 2 2 vlier 5 - - - - 3 8 struikheide 2 - 1 3 den _ 5 57 19 22 103 fijnspar - - 28 9 - 16 53 zilverspar - 1 - - 1 2 verfhout 3 - - - - - 3 indet. 2 - - - - 2 4 totaal 101 25 189 51 29 73 468 A takken C spaanders E duigen, hoepels G totaal B brokken D planken, latten, balken F voorwerpen 127 Tabel 6. Houtspectrum Casino, beerkuil Langhuis, gegroepeerd in 6 categorieën.

A B C D E F G

eik 8 52 31 16 6 113 iep 1 - - - - - 1 beuk 2 - - - - - 2 appel/peer 10 - 1 - - 1 12 es - - - - - 2 2 els 2 - 2 - - 2 6 berk 6 5 5 4 - 6 26 hazelaar - - - 2 7 1 10 hulst - - - - - 5 5 kornoelje - - - - - 2 2 klimop 4 1 1 - - - 6 wilg 11 - 1 2 1 1 16 vlier 9 - - - - 1 10 buksboom - - - - - 2 2 den - 14 21 9 - 1 45 fijnspar - 2 4 2 - 1 9 zilverspar - - - - - 3 3 totaal 53 74 66 35 8 34 270

A takken C spaanders E duigen, hoepels G totaal B brokken D planken,, latten, balken F voorwerpen Tabel 7. Functioneel houtspectrum Casino, beerkuil Langhuis. huisraad 1 2 3 4 5 6 7 8 9 eik 88 - - 7 1 17 113 iep - - - - - 1 - - 1 beuk - - - - - 2 - - 2 appel/peer - - - 1 - 10 - 1 12 es - - 1 - - - 1 - 2 els 2 - 2' - - - - 2 6 berk 6 3 - - - 1 3 13 26 hazelaar 1 - 9 - - - 10 hulst ------5 - 5 kornoelje - - 2 - - - - 2 klimop - - - - - 6 - - 6 wilg - - - 5 - 5 - 6 16 gewone vlier - - - - - 3 1 2 6 bergvlier - - - - - 4 - 4 buksboom - - - - 2 - - - 2 den 39 - - 1 - - - 5 45 fijnspar 8 - - 1 - - - - 9 zilverspar - - - 2 1 - - - 3 totaal 144 3 3 21 3 39 11 46 270 1 bouwhout 4 keukengerei 6 tuin 8 onduidelijk 2 meubilair 5 overige huisraad 7 ambacht, gereedschap 9 totaal 3 tafelgerei 128 Literatuurbespreking

E. Gorys. SESAM reisboek archeologie. Atlas waarschijnlijk best goed leesbaar en de moeite van archeologische opgravingen en vondsten. waard. Hoewel: Gorys is duidelijk meer kunst- Baarn, Bosch en Keuning, 1989. 423 pp. historicus dan archeoloog. Maar wat heeft de Prijs f45,-. vertaalster van dit alles gemaakt? Een beschei- den bloemlezing: steedse nederzettingen (p. 7); Het is moeilijk, een afgewogen oordeel te geven vroegste geschiedenis in plaats van protohisto- over een boek als dit. Wat stond de auteur van rie (p. 8); de meest oorspronkelijke methode van de oorspronkelijke uitgave voor de geest? En is prospectie is het observeren van het oppervlak dat dan dezelfde geest die de voor mij liggende (p. 9); door menselijke activiteiten teweegge- vertaalde uitgave ademt of heeft er een zekere brachte storingen in plaats van verstoringen transformatie plaatsgevonden? De oorspronke- (p. 9); „foutkleuren"-fotografie in plaats van lijke titel luidt: Kleines Handbuch der Archao- „onechte kleur"-infraroodfotografie (p. 10); logie. De oorspronkelijke uitgever is Deutscher „door de vondsten worden de cultuurlagen pas Taschenbuch Verlag. Dat suggereert met elkaar met historie vervuld" (p. 15); „foto's die tegelij- minder pretenties dan de titel en ondertitel van kertijd bepaalde tijdstippen van de opgraving de Nederlandstalige uitgave. Reisboek betekent documentarisch vastleggen" (p. 16). En wat in dit geval alleen, dat ruim honderd archeolo- moet ik met de volgende definitie van stratigra- gische vindplaatsen in (Zuid-)Europa, om de fie: „Het observeren en interpreteren van de Middellandse zee en in het Nabije Oosten, in cultuurgeschiedenis" (p. 13). alfabetische volgorde worden gepresenteerd. De beschrijving van de vindplaatsen en de Het in de ondertitel gehanteerde begrip „Atlas" woordenlijst komen er in de vertaling beter af. slaat nergens op. De ruim honderd door de tekst Over de toegepaste criteria om een vindplaats in verspreide situatieschetsen en plattegronden en de alfabetische opsomming en een begrip in de de kaarten aan het slot maken van het boek nog woordenlijst op te nemen kan men uiteraard geen „verzameling van kaarten en/of afbeel- van mening verschillen. Zolang echter geen dingen"! Aan de alfabetische opsomming van duidelijke inconsequenties optreden, hoeft men vindplaatsen gaat een inleiding tot moderne daaraan niet zwaar te tillen. Maar waarom wel archeologische methoden en technieken vooraf. de Villanova-cultuur vermeld en niet de Etrus- Het boek wordt besloten met een uitvoerige kische cultuur, die haar omstreeks 700 v. Chr. woordenlijst, waarin een groot aantal begrippen verdrong (sic)? En is terra sigillata verzegelde uit kunstgeschiedenis, geschiedenis en (in min- aarde? Komen mansiones alleen in Romeinse dere mate) archeologie wordt verklaard. legerkampen voor? En is de Crypta Romana Let wel: het gaat hierbij vrijwel uitsluitend om („een 180 m lange straattunnel" in Cumae) klassieke archeologie (incl. provinciaal-Romein- werkelijk een voorbeeld van een crypte als se archeologie); alleen de Heuneburg, de Kelti- onderaardse grafruimte? sche vorstengraven en Stonehenge vallen buiten De vraag die men terecht kan stellen is, of een dit stramien. Dit is het eerste misverstand. Een boek als dat van Gorys (en dat van Fagan; zie door de Nederlandse uitgever gecreëerd tweede Westerheem 39, 1990, p. 93) werkelijk iets toe- misverstand is, dat dit boek méér biedt dan in de voegt aan de overvloedige hoeveelheid popu- gangbare reisgidsen te vinden is en dat het de te lair-wetenschappelijke literatuur over (klassie- omvangrijke en pretentieuze vakliteratuur kan ke) archeologie, b.v. door een afwijkende visie vervangen. Over pretenties gesproken! Een der- of een originele opzet. Het antwoord moet ont- de misverstand is, dat het om zoiets als een kennend zijn. Is het nodig ze te vertalen? Ook reisboek en atlas zou gaan. Dan zouden er veel dat niet, maar als men het doet, laat men het dan méér kaarten en plattegronden opgenomen moe- goed doen. Een vertaling die het origineel te ten zijn. Beknopte teksten over omvangrijke en kort doet maakt het nog moeilijker om tot een belangrijke antieke steden als Arles, Carthago, afgewogen oordeel te komen. En dat is jammer. Cumae, Istanbul, Memphis, Tarquinia en Vol- Want slecht is het boek van Gorys zeker niet. terra zonder plattegronden en afbeeldingen Maar voorlopig houd ik het toch maar op „The hebben nauwelijks zin. Princeton encyclopedia of classical sites": dui- zend pagina's wetenschap zonder pretentie. Toch is de opzet van het boek best te waarderen. En in de oorspronkelijke uitgave is de inleiding P. Stuurman 129 Groot, H. L. de (red.). Het vuur beschouwd. pottenbakkers wordt aandacht besteed, evenals Uitgave van het Archeologisch en Bouwhisto- de ontwikkelingen die zich aan het eind van de risch Centrum Utrecht. Utrecht 1990. 100 blz. 13e eeuw voordoen (vervanging kogelpot door Prijs: f25,-. kookkan vanwege verharde vloeren, ontwikke- ling van de koekepan etc). Waar rook is, is vuur en waar vuur is, zijn L. de Keijzer behandelt in het volgende artikel mensen. Kinderen en volwassenen zijn altijd al de 14e-eeuwse steenoven van kasteel 't Goy bij gefascineerd geweest door het vlammenspel. Houten. Deze oven werd in 1970 en 1971 opge- Maar vuur is evenzeer afschrikwekkend als dat graven en vormt als thema een zekere schakel het mensen aantrekt. Dit gold zeker voor de tussen het vorige meer archeologisch getinte middeleeuwer. Hij gebruikte het vuur om zich artikel en de artikelen die we in de rest van de aan te warmen, om er zijn potje op te koken en bundel aantreffen en die vooral bouwhistorisch zijn potten in te bakken, maar was tegelijkertijd van aard zijn. Maar de scheiding tussen beide doodsbang voor de verwoestende werking die disciplines is diffuus en de auteurs maken het kon hebben: een stad lag snel in as in die terecht gebruik van de onderzoeksresultaten uit dagen. beide. E. Kylstra en B. Klück behandelen Het vuur beschouwd behandelt verschillende afzonderlijk de (ontwikkelingen van) verwar- aspekten die met het verschijnsel vuur in de late ming en haard. Eerstgenoemde auteur richt zich middeleeuwen samenhangen. Deze bundel is vooral op de haardplaatsen in grote 13e-eeuwse uitgegeven ter gelegenheid van de ingebruikne- stenen huizen, terwijl Kylstra's verhaal wat ming van het Archeologisch en Bouwhistorisch algemener van aard is. Zaken als de verplaat- Centrum Utrecht in het begin van dit jaar. sing van het vuur van het midden van een ruimte Bouwhistorici en archeologen werken in het naar de zijkant, versteningsproces van de steden, gerestaureerde „Pandhof" in Utrecht nu onder vuurklokken en haardpotten komen daarbij één dak. Deze innige samenwerking tussen de ondermeer aan de orde. F. Kipp behandelt ten- vertegenwoordigers van beide disciplines .in slotte het middeleeuwse dak en de verschillende deze stad is ons uit de jaarlijkse bouwhistorische dakbedekkingen. Deze interessante en goed en archeologische kronieken van de gemeente verzorgde bundel laat zien dat Utrecht vanuit Utrecht reeds jaren bekend en blijkt ook uit de bouwhistorisch oogpunt toch wel buitengewoon hier te bespreken bundel. Het vuur is daarbij rijk is. een handig en breed thema dat voor beide disci- plines voldoende aanknopingspunten biedt. Ondanks de talrijke afbeeldingen (waarvan zes Een vijftal artikelen is in de bundel opgenomen. in kleur) vind ik het boekje iets aan de dure H. de Groot en C. van Rooijen behandelen de kant. Zeker wanneer je ziet dat de sponsor met aardewerk-industrie in de Bemuurde Weerd te een inleiding en een advertentie op de kaft Utrecht. Geschiedenis, situering, ovenconstruc- nadrukkelijk aanwezig is. Desalniettemin: Het tie en inrichting van de werkplek komen daarbij vuur beschouwd- warm aanbevolen! aan de orde. Ook aan de produkten van de Arnold Carmiggelt

Literatuursignalement

In het Verslag van de AWN-afdeling 9,,Nieuwe Temidden van een veelheid aan activiteiten valt Maas" over 1989 enkele korte bijdragen over het beknopte verslag op van een onderzoek aan verrichte activiteiten, zowel in het veld als de Waterstraat te Utrecht, waar de zware fun- anderszins. Vermelding verdient een onderzoek damenten van een 14e- of 15e-eeuws stenen huis naar bewoningssporen uit de Romeinse tijd bij en van latere aanbouwsels werden blootgelegd. Schiedam, dat tot nu toe drie huisplattegronden Meer hierover in de Archeologische en Bouw- (op dezelfde plaats), veel inheems schervenma- historische Kroniek van Utrecht over 1990. teriaal en uit alle lagen Romeins importmate- In het Mededelingenblad van de AWN-afdeling riaal heeft opgeleverd. Datering waarschijnlijk Noord-Holland Noord 5, 1990, afl. 1, valt de I B / II a. Eveneens interessant is de beknopte uitvoerige verslaggeving op van F. Diederik rapportage over het onderzoek naar glaszegels over het belangrijke onderzoek op de lokatie in Nederland. Muggenburg in Schagen. Overvloedig vondst- Nieuwsbrief AWN-afdeling Utrecht e.o., april materiaal wijst op de voormalige aanwezigheid 1990: van een betrekkelijk welvarende nederzetting. 130 De ontdekking van een huisplattegrond heeft Noord en op onlangs aangetroffen fundamen- tot overleg tussen een aantal belanghebbende ten van de 13e-eeuwse Viepoort. instanties geleid. Het resultaat: een AWN-werk- Amersfoort-Noord is gedurende de Ijzertijd kamp op deze interessante lokatie uit de in- intensief bewoond geweest. Opnieuw kunnen heems-Romeinse tijd, onder leiding van de twee huisplattegronden, een spieker en enkele Universiteit van Amsterdam, van 14 juli tot crematiegraven aan de lijst van vondsten en 5 augustus. vindplaatsen worden toegevoegd. Van de eerste stadsmuur (plm. 1300) is boven- Vitrine; museum magazine 3, 1990, 3, p. 8-13: gronds niet veel meer over. Ondergronds is zij J. Schoneveld. Onder de Martinitoren; de ge- op verscheidene plaatsen aangetroffen, recente- schiedenis van Groningen blootgelegd. lijk in de Langestraat, waar de forse en goed Van 11 april t/m 10 juni werd in Groningen de geconserveerde funderingsresten van de voor- tentoonstelling „Groningen 1040" gehouden. malige Viepoort werden getraceerd. Ter gelegenheid hiervan is een fraai verzorgd boek, getiteld „Groningen 1040; archeologie en oudste geschiedenis van de stad Groningen" Handelingen der Maatschappij voor Geschiedenis verschenen, dat te zijner tijd in Westerheem en Oudheidkunde te Gent; NR 43, 1989: wordt besproken. Een voorproefje is te vinden L. Bauters en J. Bourgeois. Houtbouw in de in de gesignaleerde bijdrage, een excerpt uit het prehistorie in de provincie Oost-Vlaanderen desbetreffende boek. (p. 5-27). Op basis van waarnemingen tijdens archeolo- In de ,,Hunnepers", december 1989, valt een gisch onderzoek te Sint-Denijs-Westrem bij interessante bijdrage op van Jan Coenraadts Gent in 1984 en 1986 èn een uitvoerige litera- over twee maalstenen, daterend uit de Late tuurstudie van eeri aantal andere vindplaatsen Uzertijd/Vroeg-Romeinse Tijd, in augustus in Oost-Vlaanderen, wordt een synthese gepre- 1988 bij grondverzet te Loenen (Gelderland) senteerd met betrekking tot de ontwikkeling gevonden. Een bijzondere vondst, omdat het van houtbouwstructuren (huisplattegronden) gaat om het eerste complete stel (de 'ligger' en gedurende de Late Bronstijd, Ijzertijd en Gallo- de 'loper') dat in Gelderland is aangetroffen. Romeinse periode. Ook voor Nederlandse (araa- Beide stenen worden opgenomen in de archeo- teur-)archeologen de moeite zeker waard. logische collectie van het Gemeentemuseum M. de Reu. Willibrord in Nederland: een mythe? Arnhem. (p. 29-48). De traditionele ,,Neujahrsgruss" (1990) van het Schrijfster gaat uitvoerig in op de hypothese van Westfalisches Museum für Archaologie te Mun- A. Delahaye, dat de vroegmiddeleeuwse ge- ster biedt weer een schat aan informatie over schiedenis van Nederland eigenlijk aan Noord- archeologisch onderzoek dat in 1989 in de regio Frankrijk toebehoort. Zij komt tot de conclu- is verricht. In het verslagjaar werden ook ten- sie, dat Delahaye's identificaties op historische toonstellingen (2000 Jahre Romer in Westfalen; gronden zeer onwaarschijnlijk, soms zelfs onmo- in 1990 nog te zien in Dortmund, Minden, Det- gelijk zijn. De 1250e verjaardag van Willibrord's mold en Paderborn) en bijeenkomsten georga- overlijden heeft onlangs terecht in Nederland niseerd. Nederlandse collega's gaven daarbij plaatsgevonden. acte de présence. Archeologisch gezien is Groningen een interes- Monumentenzorg en archeologie; nieuwsblad Ge- sante stad. Van het door vrijwilligers van de meentewerken Amersfoort, nr. 20, december Stichting Monument en Materiaal verrichte 1989, bevat weer enkele interessante, beknopte onderzoek wordt in het Nieuwsblad Archeolo- bijdragen. Amersfoort-Noord leverde in de ver- gie en Monumentenzorg in de gemeente Gro- slagperiode opnieuw een IJzertijd-boerderij op ningen, een uitgave van de Dienst Ruimtelijke en, alsof dat nog niet genoeg was, ook een neoli- Ordening, verslag gedaan. In de aflevering thische bijl van lydiet. De binnenstad bleek Maart 1990 een bijdrage over middeleeuwse eveneens goed voor IJzertijdvondsten; boven- bestratingen, aangetroffen in ondermeer de dien kwam mesolithisch vuursteenmateriaal te Gelkingestraat, Pelsterstraat en Poelestraat. De voorschijn. Een aardig overzicht van de vroeg- oudste wegverharding dateert waarschijnlijk uit ste topografie van Amersfoort tot ca. 1300 de 11e eeuw. In een andere bijdrage wordt op de completeert de inhoud. dendrochronologische methode voor het date- ren van hout ingegaan. Archeologisch en bouw- Nr. 21, april 1990: historisch onderzoek zijn nauw met elkaar ver- In twee korte bijdragen wordt nader ingegaan weven. In beide benaderingen speelt de datering op prehistorische bewoning in Amersfoort- van houten bouwelementen een belangrijke rol. 131 In Kontakt, het orgaan van de Vereniging van BABesch (Bulletin Antieke Beschaving); annual amateurarcheologen voor Goeree-Overflakkee papers on classical archaeology 64, 1989, „De Motte", nr. 14-1, maart 1990, een kort ver- p. 160-171: slag van een onderzoek naar de resten van een A. Wassink. The Roman monetary policy from 17e-eeuws haventje in Sommelsdijk, in de volks- 49 B.C. to the middle of the third century A.D. mond „De Boerekoaie" genoemd. Op plm. 1 m Muntvondsten in het Oude Rijngebied vormden diepte werden de beschoeiingen aangetroffen. het uitgangspunt voor een studie, die na een Bij de vondsten grote hoeveelheden 18e-/19e- aantal jaren heeft geresulteerd in een door- eeuwse scherven en een aantal leren schoenenen wrochte bijdrage over opkomst, ontwikkeling muilen uit de late 17e eeuw en het begin van de en.... ondergang van het monetaire beleid van 18e eeuw. Deze leervondsten worden bij [de de Romeinse keizers gedurende drie eeuwen. ROB gerestaureerd en geconserveerd. ROB-overdrukken: Helinium 29, afl. 2, 1989: 339: H. Sarfatij. Stadtkernforschung in den Nie- Graag overschrijd ik in dit signalement af en toe derlanden - eine Bilanz.- Overdruk uit: H. Jager grenzen om uw blik, letterlijk en figuurlijk, te (Hrsg.). Stadtkernforschung, Köln/Wien 1987, verruimen. Er zijn immers zoveel ontwikke- S. 297-319. lingen te signaleren die niet aan grenzen gebon- Chronologisch, historisch-geografisch en the- den zijn. Een grensoverschrijdende Belgisch- matisch overzicht van deze belangrijke tak van Nederlandse co-produktie als „Helinium" breng de na-oorlogse archeologie-beoefening. Enkele ik daarom graag onder uw aandacht. Deze keer „voorbeeld"-steden: Nijmegen, Maastricht, doe ik dat echter met gemengde gevoelens. Het Dorestad, Utrecht, Dordrecht, Deventer en aandeel van Nederland, Nederlanders en de Amsterdam. Nederlandse taal wordt namelijk steeds gerin- ger. Een zeker evenwicht zou toch bewaard 340: H. Sarfatij. Ziel und Aufgaben der archao- moeten blijven. Ik volsta met een opsomming logischen Stadtforschung in den Niederlanden. van de vier artikelen die, naast een groot aantal - Overdruk uit: Lübecker Schriften zur Archeo- boekbesprekingen (38 in getal), de inhoud vor- logie undKulturgeschichte 14,1983, S. 153-162. men: Anders en eender. In deze bijdrage valt de nadruk in het bijzonder op het ROB-project J.-P. Caspar, M. Kazanowska en J. K. Koz- Urbanisatie in het Nederlandse rivierengebied lowski. Chipped stone industries of the Linear tijdens de Middeleeuwen. Band Pottery Culture (LBP): techniques, rrior- phology and function of the implements in Bel- 341: Archeologische kroniek van Holland over gian and Polish assemblages (p. 157-205). 1987. - Overdruk uit Holland 20, 1988, G. Creemers en P. M. Vermeersch. Meeuwen- pp. 281-333. Donderslagheide: a Middle Neolithic site on the 1. P. J. Woltering. Noord-Holland. Limburg Kempen Plateau (Belgium) (p. 206- 2. D. P. Hallewas. Zuid-Holland. 226). 342: L. I. Kooistra and W. A. M. Hessing. A M. Th. Raepsaet-Charlier en J.-Cl. Demanet. tropical surprise in a Dutch early medieval well. - Découverte d'une inscription latine votive a Overdruk uit: U. Körber-Grohne u. H. Küster Liberchies (Hainaut) (p. 227-238). (Hrsg.), Archaobotanik; Symposium der Uni- S. Canet en S. Mathieu. Un centre sidérurgique versitat Hohenheim (Stuttgart) vom 11-16 Juli romain a Sautour (Province de Namur): con- 1988. Berlin/Stuttgart 1989 (Dissertationes Bo- tribution géochimique è 1'origine du minerai tanicae, J33), S. 167-173. (p. 239-251). Een aantal fragmenten van een kalebas in een vroegmiddeleeuwse (plm. 700) waterput in Hou- Nieuwsbrief van de Archeologische Vereniging ten. Een exotische vondst die deze noordelijke Breda 4, 1990, nr. 2: Themanummer Haagdijk streken mogelijk als produkt van handelscon- 1-3: tacten via Dorestad heeft bereikt. Waarschijn- Dat archeologisch, archivalisch en bouwhisto- lijk heeft men er iets vloeibaars in bewaard. risch onderzoek eikaars complement zijn, wordt 343: W. A. van Es. Genetische Siedlungsfor- in deze Nieuwsbrief op aanschouwelijke wijze schung in den Niederlanden mit besonderer geïllustreerd. Ab Boot en Henk Muntjewerff Berücksichtigung der landlichen Siedlungsar- hebben vele archivalische en bouwhistorische chaologie im ersten Jarhtausend n. Chr. - Over- „bouwstenen" aangedragen om het komend druk uit: K. Fehn u.a. (Hrsg.), Genetische Sied- archeologisch onderzoek optimale kansen te lungsforschung in Mitteleuropa und seinen Nach- bieden. barraumen, Bonn 1989, Bd. 1, S. 345-364. 132 Het nederzettingsonderzoek omvat drie com- prijs zouden willen aanschaffen. En terecht: het ponenten: een historische, historisch-geografi- geheel geeft een goed overzicht van de resulta- sche en een archeologische component. Deze ten van het archeologische onderzoek in Amster- laatste staat in de bijdrage centraal. Achtereen- dam in de afgelopen tien jaar, maar biedt daar- volgens wordt aandacht besteed aan huisvor- naast nog meer. men, nederzettingspatronen en de regionale Naast vondstmeldingen en opgravingsverlagen benadering van nederzettingen in hun land- zijn er artikelen opgenomen die bepaalde schappelijke context. vondstgroepen behandelen (onder andere spin- en weef gereedschappen, Weserceramiek, Por- 344: W. J. H. Willems. An officer or a gentle- tugese faience en knopen). Ook zijn er (wat man? A Late-Roman weapon-grave from a villa at Voerendaal (NL). - Overdruk uit: C. van meer recente) bijdragen opgenomen die de Driel-Murray (ed.). Roman military equipment: resultaten van archeologisch onderzoek, in com- the sources ofevidence; proceedings of the fifth binatie met historische bronnen, in een wat Roman military equipment conference, Oxford ruimere sociaal-economische context plaatsen 1989 (BAR; Intern, series 476), pp. 143-156. dan doorgaans het geval is. In de nabijheid van de Romeinse villa in Voe- Laatstgenoemde artikelen laten zien dat de rendaal zijn twee 4e-eeuwse graven aan het licht stadsarcheologie langzamerhand aangekomen gekomen, waarvan het ene een aantal (jacht)- is in een fase waarin ze door middel van de wapens als bijgift bevatte. Het gaat ongetwijfeld synthese van onderzoeksgegevens „een ver- om het graf van een vertegenwoordiger van de haal" kan vertellen en dat het tijdvak van alleen sociale bovenlaag, waarschijnlijk een van de maar opgravingsverslagen en vondstbeschrij- laatste bewoners van de villa, zonder militaire vingen voorbij is. functie. De verzamelbundel van de archeologische dienst van Amsterdam is sober en bescheiden uitge- 345: R. H. J. Klok. Monumentenwet. - Over- voerd, maar heeft een rijke inhoud! druk uit: Vademecum voor Architecten, Suppl. 105, juni 1989, pp. 3-28. Bruekers, A. (red.). Nederweerts Verleden; door- Handig overzicht van wat in het kader van de sneden land. (uitgave van de Stichting Geschied- Monumentenwet over archeologische monu- schrijving Nederweert), Nederweert, 1989. menten en hun bescherming, over opgravingen, 240 blz. Prijs fl. 34,50. strafbepalingen en andere aspecten van de ar- De regionale geschiedenis viert hoogtij. Deze cheologische monumentenzorg van belang is. gedachte komt direct bij je op wanneer je de PS goed verzorgde bundel Nederweerts Verleden inziet, waarin talloze interessante artikelen zijn Publikaties van de afdeling archeologie 1972- opgenomen. Voor de Westerheem-lezers zijn 1989 van de Dienst Openbare Werken Amster- met name de volgende bijdragen van belang: dam. 2 delen. Amsterdam 1989. 635 blz. een artikel van H. Joosten over de landschappe- De archeologische dienst van Amsterdam heeft lijke ontwikkeling in en rond de Groote Peel, in een tweedelig boekwerk de artikelen gebun- het onderzoeksverslag van A. Bruekers van een deld die door de stadsarcheoloog Jan Baart inheems-Romeins grafveld dat te voorschijn (soms in samenwerking met anderen) gepu- kwam bij de verbreding van het kanaal Wes- bliceerd zijn. De artikelen uit boeken, binnen- sem-Nederweert. Dit is een goed gedocumen- en buitenlandse tijdschriften zijn gefotoko- teerd en prettig leesbaar artikel, dat de resulta- pieerd en in een kleurenkaft samengebonden. ten weergeeft van een archeologisch onderzoek Het is niet mijn bedoeling om hier de inhoud dat uitgevoerd werd door de archeologische uitvoerig te bespreken, maar om de lezer op- vereniging „Philips van Home". Tenslotte is de merkzaam te maken op het bestaan van deze bijdrage van I. van Loo over de pijpenfabricage bundel. te Nederweert rond 1850 voor de belangstel- lenden in de industriële en/of historische ar- De opzet is om alle publikaties van de dienst, cheologie de moeite waard. Een fraaie bundel! waaronder enkele die niet meer of moeilijk te Te bestellen bij: Stichting Geschiedschrijving verkrijgen zijn, in een uitgave samen te brengen. Nederweert, Burg. Van Udenstraat 9,6031 EH Dit boekwerk is slechts in een beperkte oplage Nederweert. gedrukt en toegestuurd aan de belangrijkste archeologische bibliotheken en instituten in AC Nederland waar het geraadpleegd kan worden. Eigenlijk is het jammer, want ik denk dat er nogal wat (amateur-)archeologen zullen zijn die deze verzamelbundel zelf voor een schappelijke 133 Verslagen - uit de vereniging en daarbuiten

RAAP-symposium ' meente en particuliere instellingen vertegen- Aan de bedreigingen van de cultuurhistorische woordigend. En uiteraard vele archeologen. De waarden van het Nederlands landschap en de diverse sprekers gaven, ieder vanuit de eigen mogelijkheden om deze bedreigingen het hoofd vakdiscipline, het eigen ervaringsgebied, een te bieden, zijn de afgelopen jaren in Westerheem invulling van de complexiteit van de problema- verschillende bijdragen gewijd: tiek, de ernst van de situatie. D. van Marrewijk. Archeologie en cultuurbe- Achtereenvolgens voerden het woord: houd. De vierde dimensie van het landschap H. T. Waterbolk. Archeologie en landschaps- (Westerheem 35,1986, p. 241-246); geschiedenis. B. L. van Beek. Archeologische veldverken- A. J. Haartsen en A. R. Wolters. Historisch- ning, of de leer van het rapen (Westerheem 37, geografische waarden in 2015. 1988, p. 39-41); J. de Vos. Landinrichting en archeologie. J. Andréa. Archeologen en ruimtelijke orde- J. G. van Burk. Waar een wil is, is een weg. ning (Westerheem 38, 1989, p. 154-158). Archeologie en ruimtelijke ordening. R. W. Brandt. Bodemarchief: kwetsbaarheid, In deze bijdragen wordt met nadruk gewezen óp kartering, waardering, voorspellen. de belangrijke rol die amateur-archeologen, De lezingen vulden elkaar goed aan. Tussen het tezamen met vertegenwoordigers van o.m. bevlogen idealisme van Waterbolk, in wie nog natuurbeschermingsinstanties en milieufedera- altijd de NJN-er doorklinkt, en de al even inspi- ties, kunnen spelen bij het vroegtijdig opsporen rerende organisatiedrift van Brandt bewogen de en signaleren van bedreigingen. Dit aspect bleef andere sprekers zich in het grensgebied van tijdens het RAAP-symposium „Cultuurhistorie wenselijkheden en mogelijkheden. Soms, wan- en milieu in 2015. Op weg naar een landschap neer bijvoorbeeld weer eens werd gewezen op de zonder verleden?", dat op 1 maart j.1. te Ede onstuitbaar voortrollende ruilverkavelingsma- werd gehouden, helaas onderbelicht. Pas tijdens chine, sloeg de moedeloosheid bij de toehoor- de forumdiscussie kwamen over dit onderwerp ders toe. Soms ook werd hoop gewekt, bijvoor- bij de forumleden op het podium en bij de deel- beeld door de praktijkervaring in de provincie nemers in de zaal de tongen wat los. Utrecht waarover Van Burk het woord voerde. De trefwoorden, waarmee J. H. F. Bloemèrs, Het provinciaal bestuur heeft hier zijn taak op voorzitter van de Stichting RAAP (voor niet- het gebied van de ruimtelijke ordening, voor- ingewijden: Regionaal Archeologisch Archive- lichting en educatie alsmede toerisme en recrea- rings Project) in zijn inleidende woorden het tie zó ruimhartig opgevat, dat het werkelijke thema van het symposium karakteriseerde, luid- perspectieven biedt voor de bescherming van den: ruimtelijke ordening, milieu, archeologie, archelogische waarden. Tijdens de discussie historische geografie en belangenbehartiging. werd verschillende malen gewezen op de erva- Dat duidt er al op, dat niet alleen de weten- ring die in natuurbeschermingskringen is opge- schap, maar ook de politiek een belangrijke daan, en kwam ook de langverwachte inbreng component vormt in de discussie over behoud van de kant van de historische geografie. De en beheer van het cultuurhistorisch bepaalde Amsterdamse hoogleraar G. J. Borger kon- bodemarchief in het kader van het beleid voor digde in dit kader een initiatief van de Beekman- milieu en ruimtelijke ordening. Juist daarom stichting aan, waarbij ook beroeps- en amateur- was het logisch en zinvol, dat de jubilerende archeologen (waaronder de AWN) worden be- stichting de minister van WVC, mevrouw H. trokken. d' Ancona, had uitgenodigd èn bereid gevonden om het symposium te openen. Bij die gelegen- Het „grote" nieuws van de dag was de oprich- heid maakte de minister bekend, voor de ar- ting van een archeologische monumentenwacht. cheologie een miljoen gulden beschikbaar te Deze is gevormd naar het voorbeeld van de stellen. „Daarmee zal de ROB beter zijn toe- provinciale, voor de inspectie en het klein gerust om de uitvoering van het beleid ook onderhoud van cultuurmonumenten in het leven daadwerkelijk te kunnen invullen", aldus de geroepen instellingen die zo'n jaar of 10 (goed) minister. functioneren. Het jubilerende Prins Bernhard Fonds heeft zich garant gesteld voor een sub- Onder de (ongeveer 170) deelnemers bevonden sidie van 3 jaar, waaruit 2 krachten zullen zich bestuurders, beleidsmedewerkers en poli- worden betaald die in de provincies Gelderland tici, met elkaar rijksoverheid, provincie, ge- en Noord-Brabant gaan proefdraaien. Tijdens 134 de aan deze primeur gewijde persconferentie revorm verschijnen. Inlichtingen kan men in- werd natuurlijk de vraag gesteld, wat bij die winnen bij de Stichting NCM, Sint Antonies- werkzaamheden de rol van de amateurs kan breestraat 69, Amsterdam, tel. 020-277706. zijn. De aanwezige hooggeleerden hadden daar F. D. Zeiler duidelijk nog niet over nagedacht; zij werden echter gered door de heer P. A. Bakker van de Bijeenkomst „Dwarsverbanden": de werkgroep Vereniging tot Behoud van Natuurmonumen- Steentijd ten, die wees op de uitstekende ervaringen met Al eerder is er in „Westerheem" aandacht be- het vrijwillig landschapsbeheer. Opnieuw bleek, steed aan de contacten tussen specialisten binnen dat historici, historisch-geografen en archeo- de vereniging onder het motto „Dwarsverban- logen van de natuurbeschermers heel veel kun- den". Er zijn in eerste instantie twee werk- nen leren! groepen gevormd: Aardewerk en Steentijd. Beide kwamen onder auspiciën van het hoofd- P. Stuurman & F. D. Zeiler bestuur voor het eerst bijeen op 7 april 1990 in het ROB-gebouw te Amersfoort. Nationale Monumentenstudiedag 1990 Na het welkomstwoord van de algemeen voor- Vier weken na het RAAP-symposium vond de zitter in de grote zaal begaf de Steentijdgroep jaarlijkse Monumentenstudiedag plaats onder zich naar de kantine en werd aan de dertien het motto „Verdediging van de historische kwa- deelnemers verzocht iets te vertellen over liteit; kwaliteitsbeheer in stad en land". Dit zichzelf èn over de periode waarmee men zich thema werd nader uitgewerkt aan de hand van bezighoudt. Zo kon worden vastgesteld dat er de in Nederland zo talrijk aanwezige historische kennis en belangstelling is betreffende zowel verdedigingswerken. Paleolithicum als Mesolithicum en Neolithicum. Op deze kennismaking volgde een lezing over Als locatie was daarom ook een der mooiste het Midden-Paleolithicum van Nieuwegein. voorbeelden van deze categorie monumenten Mw. Offerman toonde bodemkaarten en tabel- gekozen: de vesting Naarden. len van grindtellingen en betoogde dat met Er waren duidelijk overeenkomsten tussen de een bepaalde werkwijze goede resultaten be- studiedagen van 1 en van 28 maart. Bij veel oude haald kunnen worden met materiaal uit een vestingwerken vloeien natuur- en cultuurmo- zuigput. nument ineen, is er zowel sprake van cultuurhis- torische als landschappelijke waarde, en hebben Vervolgens werd een bestuur voor de werk- historisch geografen, militair historici en ar- groep gevormd. De heer G. Vlamings, de heer J. cheologen een gelijk gerichte belangstelling. de Vlieger en mw. J. Offerman waren bereid Wat bescherming betreft vallen dergelijke ob- deze taak op zich te nemen. Mw. C. Brouwer jecten dikwijls tussen wal en schip; een gecoör- bood aan het samenstellen van de literatuurlijst dineerde aanpak, waarbij overheden en disci- ter hand te nemen; de heer A. van der Lee plines samenwerken, is noodzakelijk. Ook dat overhandigde haar als eerste zijn lijst met titels. geluid was in Ede te horen geweest. En last but Er werd afgesproken om op 26 mei weer bijeen not least sprak P. A. Bakker van Natuurmonu- te komen om een aantal zaken verder uit te menten opnieuw behartenswaardige woorden. werken, zoals de taakverdeling binnen het be- Behalve vestingsteden en forten, aldus de heer stuur, de werkwijze in het veld, de documentatie Bakker, zijn er in het Nederlandse landschap en het centraal verwerken van de gegevens. vele andere sporen van menselijk handelen aan Na de lunch hield de heer J. Beuker een lezing te treffen die cultuurhistorische waarde bezit- onder de titel „Vuursteen, grenzeloos gewild." ten. Samen met de natuurwaarden bepalen zij Het betrof de rode Helgoland-vuursteen, lokaal, de kwaliteit van ons landschap. De aandacht in bewerkte vorm en als exportartikel, waarbij voor deze waarden is groeiende, maar vertoont een aantal vindplaatsen in Nederland de revue nog steeds een grote mate van achterstand en passeerden. Na dit boeiend relaas begaven we versnippering, bijvoorbeeld waar het gaat om ons weer naar de grote zaal waar de algemeen inventarisatie en belangenbehartiging. voorzitter enkele voorlopige conclusies formu- Beleidsnota's blijven steken in het constateren leerde. Aansluitend toonde de heer A. van der van de noodzaak tot behoud. Wettelijke be- Lee een aantal dia's met vondsten uit Limburg. scherming voor historisch-geografische objec- De dag werd beëindigd met een glas wijn in de ten is nog steeds niet mogelijk. Zowel ten aan- kantine. zien van bescherming als ten aanzien van beheer Diegenen, die zich voor deze dag hadden opge- is er grote behoefte aan meer coördinatie en geven maar niet aanwezig waren, en belangstel- integratie en een grotere betrokkenheid van de lenden, die nog willen deelnemen, kunnen zich bevolking. aanmelden bij mw. E. du Maine-Reintjes of mw. De tekst van de inleidingen zal t.z.t. in brochu- Y. Coumans. j Qfferman-Heykens 135 1 en 2. De AWN heeft leden om in een lijstje te zetten! Peter van der Zwaai, oud-algemeen secre- taris, heeft zich met verve geworpen op de herzie- ning van de statuten; in het Deventer stadhuis zette hij de zaken nog eens kort en helder uiteen, en met succes. Elly du Maine, scheidend vice- voorzitter en onvermoeibaar organisatrice van de zomerkampen, werd vereerd met de Orde van de Zilveren Troffel. Foto's F. D. Zeiler.

136 Jaarvergadering 1990

De AWN hield op 12 mei j.1. zijn jaarlijkse ledenvergadering, dit keer in Deventer als gast van afdeling 18. Toen ik, de aanwijzingen achterin het toege- stuurde jaarverslag 1989 volgend, de auto aan de overkant (voor Overijsselaren) van de IJssel geparkeerd had om met het voetveer de IJssel over te steken, begon net het carillon van de Lëbuïnuskerk te spelen. Een rijk met vlaggetjes versierde molen draaide en Deventer zag er vanaf het water, ondanks de eerste regenbui van die dag, prachtig uit. In het gemeentehuis aangekomen, werden we ontvangen met koffie en natuurlijk Deventer koek. De organiserende afdeling had voor de deelnemers een map met informatie over de voornaamste monumenten in Deventer samen- gesteld en voorzag iedereen van een AWN- button, zodat ook de AWN-ers die je nog nooit eerder ontmoet had direct iets vertrouwds kre- gen en herkenbaar waren. Precies op tijd om 10.30 uur opende de alge- meen voorzitter, Saïd Mooijman, de vergade- ring. In de algemene beschouwing van de voor- zitter lag de nadruk op de plannen voor de toekomst, zoals de AWN-dagen en de dwars- verbanden1 en natuurlijk de viering van het 40- jarig jubileum in 1991. De voorzitter stond even stil bij de vele onderscheidingen die de admini- strateur van de AWN in de afgelopen tijd mocht ontvangen: de Zilveren Anjer, een onderschei- ding van het Hoogheemraadschap Noordhol- 3. Ruud van Beek spreekt een dankwoord uit na de lands Noorderkwartier en, begin dit jaar, een toekenning van het erelidmaatschap. Hij liet de eredoctoraat van de Universiteit van Amster- „zovele uiterst bekwame en waardevolle" mede- dam. Dr. Henk Schoorl glimlachte bij het AWN-ers in de eer delen, en roemde bovenal zijn opsommen van al die eerbewijzen en ging als vrouw Tineke.,,Zij heeft zich vele opofferingen, gewoonlijk onverstoorbaar verder met de, dit waaronder menige vacantiedag die aan de archeo- keer „zeergeleerde" notulen. logie ten offer viel, moeten getroosten". Over de Het voorstel van het hoofdbestuur om de con- aanduiding van de archeologie als hobby merkte tributie voor 1991 met f 5,— te verhogen en Van Beek o.m. op: „Een hobby is vrijblijvend, daarna voor enige jaren te bevriezen werd met daar kun je naar eigen goeddunken en plezier mee ruime meerderheid van stemmen aangenomen. beginnen en mee ophouden. Wat mij betreft is dat Daarmee werd het tegenvoorstel van mevrouw zeker niet het geval geweest. Mijn vrije tijd was Otten uit Utrecht om de contributie jaarlijks te ruimschoots gevuld met diverse andere bezig- verhogen met kleine bedragen, afhankelijk van heden. Mijn werkzaamheden bij ruilverkavelingen de prijsindex, verworpen. Ook het voorstel tot brachten mij echter met materiële overblijfselen wijziging van de statuten werd aangenomen. De van onze voorouders in aanraking. Het feit dat er nieuwe statuten, die dus vanaf 12 mei j.1. van toen in die regio geen andere personen waren die kracht zijn, werden opgesteld door de vorig jaar daar de nodige tijd (véél tijd) en aandacht aan afgetreden algemeen secretaris Peter van der wilden of konden besteden, en de gedachte dat bij Zwaai. De vergadering ging accoord met het verzuim belangrijke gegevens betreffende onze voorstel om de heren P. Vons uit Velseii en R. voorgeschiedenis voorgoed verloren zouden gaan, van Beek uit Zwolle tot ereleden van de AWN te heeft mij na enige aarzeling op het pad van de benoemen, vanwege hun grote verdiensten voor archeologie gebracht". Mooier is het credo van de ware AWN-er zelden verwoord! 1 zie: Westerheem 39 (1990) p. 40. Foto F. D. Zeiler. 137 4. Impressie van de IJssel met de „ Welle" en de toren van de Lebuïnuskerk, vastgelegd door Henk Schoort's oog en hand.

138 de archeologie in het algemeen en voor de AWN in het bijzonder. De heer Vons was helaas niet aanwezig in Deventer, maar de heer Van Beek wel. Hij ontving uit handen van voorzitter Mooijman een fraaie oorkonde. Uit het dank woord van de heer Van Beek werd nogmaals duidelijk hoezeer hem het bodemarchief ter harte gaat. Tenslotte was het tijd om afscheid te nemen van vice-voorzitter Elly du Maine, die haar ambtsperiode erop had zitten. De voorzit- ter bedankte haar voor zeven jaren noeste arbeid en eerde haar met een zilveren troffeltje. Haar plaats in het hoofdbestuur zal ingenomen worden door de heer H. Wieringa, voorzitter van afd. 19. Na de lunch in de tot bedrijfscantine omge- bouwde kelder van het gemeentehuis werden we in kleine groepen rondgeleid door het in de jaren 1978-1981 gerestaureerde gebouw. Voor het huidige gemeentehuis werden het oude stadhuis en het vroegere landshuis (dependance van de Staten van Overijssel) inwendig met elkaar verbonden. Heel veel van het oude in beide huizen werd gerestaureerd en bleef be- waard, maar om er een functioneel gemeente- huis van te maken, dat voldoet aan de eisen van onze tijd, moest er ook „nieuw" toegevoegd worden. Het aardige is dat het oude en het 5. Stadswandeling door historisch Deventer: nieuwe in dit gebouw zo'n harmonieus geheel Herman Lubberding geeft uitleg voor en over vormen, zodat het nieuwe nergens stoort, maar vleugel van het voormalige Buiskensklooster, juist het oude onderstreept. waarin het Gemeentearchief is gevestigd. Na ook de gevels van stadhuis en landshuis Foto N. Ladiges. bekeken te hebben, trokken we, nog steeds in groepjes, de stad in om een flink aantal monu- menten te bezichtigen. Om er enige te noemen: de mooie crypte van de Lebuïnuskerk; de Waag, waarin een permanente tentoonstelling over Deventer's verleden te zien is; het Buiskens- vredig Deventer daar aan de IJssel ligt, maar klooster, waarin thans o.a. de Athenaeum- dat heeft Henk Schoorl veel beter getekend dan bibliotheek gehuisvest is; de Mariakerk, die ik het ooit zou kunnen beschrijven. sinds lang geen dak meer heeft, maar daarom Nita Ladiges beslist niet minder mooi is; de Bergkerk en het Bergkwartier, dat als een apart dorpje uit ver- vlogen tijden midden in de stad ligt. In de Athe- Vraag en aanbod naeumbibliotheek werden wij verrast met een Mw. G. Scheele, Sanatoriumstraat 1, 7413 muzikaal intermezzo, verzorgd door een drietal RC Deventer, biedt te koop aan: „Bronnen van luitspelers. onze beschaving", 7 delen, z.g.a.n. Nieuw- waarde ca. f 450,—, vraagprijs f 200,—. Tel. De organisatie van deze dag door afdeling 18 05700-34072. was perfect en ondanks de regenbuien die ons bleven plagen waren we er aan het eind van de wandeling allemaal van overtuigd dat Deventer een prachtige stad is, die zuinig en zorgvuldig omspringt met zijn historische gebouwen en zich daarom met recht „Deventer Monumen- tenstad" noemt. Tenslotte staken we allemaal de I Jssel over voor het traditionele afscheidsdrankje. Vanaf het veer konden we nogmaals zien hoe mooi en 139 Agenda

Tentoonstellingen Gemeentemuseum, Weesp. Museum 't Sterkenhuis, Bergen NH. In een beerput gevonden. „Verborgen Bergen": reprise van de tentoon- T/m 15 september 1990. stelling van locale bodemvondsten van 1989, nu aangevuld met de eerste resultaten van het Vierde Open Monumentendag onderzoek naar Huis Rampenbosch. De vierde Open Monumentendag wordt dit jaar T/m 15 september 1990. gehouden op zaterdag 8 september. Vorig jaar bracht dit evenement meer dan 600.000 mensen op de been. Ook dit jaar wordt weer in circa 400 Archeologische en Bouwhistorische Dienst, gemeenten de Open Monumentendag georgani- Bethaniestraat4, 's-Hertogenbosch. 's-Hertogen- seerd. Ruim 3.000 monumenten zullen een dag bosch, een groeistad uit de late middeleeuwen. lang gratis voor het publiek geopend zijn. Geopend: werkdagen 10.00-17.00 uur; op maan- De officiële landelijke opening van de dag zal op dag, woensdag en vrijdag demonstraties in |het 8 september in de stad Groningen door me- draaien en bakken van potten op middeleeuwse vrouw H. d' Ancona, minister van WVC, ! wijze door R. C. J. van Zijll de Jong. worden verricht. T/m 14 september 1990. Een folder over de Open Monumentendag ligt ondermeer in alle ANWB-kantoren, de meeste Goois Museum, Hilversum. VVV-kantoren en op de kantoren van de spon- Weggegooid en Teruggevonden. Vier Deventer sor van de Open Monumentendag, NV Bouw- vondstcomplexen 1375-1750. fonds Nederlandse Gemeenten. Op deze adres- T/m 2 juli 1990 (daarna vanaf 30 september in sen zal vanaf 1 augustus ook de speciale Open het Westfries Museum te Hoorn en elders). Monumentenkrant beschikbaar zijn. Thermen en badgebruiken in de Romeinse tijd. 7 juli t/m 19 augustus 1990. Nadere informatie kan worden verkregen bij Dixie Scholt, projectleider. Telefoon: 020- Provinciaal Museum G. M. Kam, Nijmegen. 277706. Opgravingen in Nijmegen-Oost, 1989. Verwacht: T/m 31 december 1990. Archeologisch-Historisch Symposium, thema: handel, data: 2 en 3 november 1990, organisatie: Gemeentemuseum, Roermond. BOOR, Aelbrechtskolk 12, 3024 RE Rotter- Romeinen rond Roermond. dam. Uitgebreider informatie in Westerheem T/m 30 september 1990. no. 4.

Redactiewisseling Het maken van een tijdschrift is een vak. Het werven van artikelen, het redigeren van teksten, het kiezen van illustraties, het bijhouden en bespreken van literatuur, het vervaardigen van layout en omslag-ontwerp, het gedurig onderhouden van contact met de drukker en de zakelijke nazorg zijn alle werkzaamheden waarvoor kennis en ervaring zijn vereist. Die hebben, zoals de leden van de AWN hopelijk hebben kunnen constateren, de laatste jaren geleid tot een regelmatige verschijning, een afwisselende inhoud en een goede uiterlijke vormgeving van het blad. „Westerheem" wordt evenwel nog altijd op basis van vrijwillige medewerking vervaardigd. Dat is een situatie die, door mij persoonlijk althans, in toenemende mate als onbevredigend en niet (meer) reëel is ervaren. Er zijn daarom plannen ontwikkeld voor een zakelijker opzet van het tijdschrift, waarbij o.a. bugetfinanciering, advertentiewerving en honorering van sommige redactionele werkzaamheden aan de orde werden gesteld. Omdat het niet waarschijnlijk is dat deze plannen binnen afzienbare tijd gerealiseerd worden, doch voortzetting van de eindredactie onder de huidige omstandigheden mij evenmin nog verantwoord lijkt, heb ik besloten deze functie met ingang van no. 4 neer te leggen. Arnold Carmiggelt en Paul Stuurman wil ik graag dank zeggen voor de goede collegiale samenwer- king en succes wensen voor de toekomst. Aan hen èn aan de lezers van „Westerheem" zeg ik toe als auteur mijn medewerking aan het blad te blijven verlenen. Frits David Zeiler 140 Adressenlijst hoofdbestuur en afdelingssecretariaten van de Archeologische Werkgemeenschap voor Nederland

Hoofdbestuur: 6. Rijnstreek: F. Vervaet, Geregracht 50,2311 Alg. voorzitter: S. Mooijman, PB Leiden, tel. 02522-13039. Explorerplein 10, 1562 BX Krommenie, 7. Den Haag en omstreken: R. van Lit, Waals- tel. 075-285163. dorperlaan 9, 2244 BM Wassenaar, tel. 070-281803, overdag 070-646940. Vice-voorzitter: Mevr. E. du Maine-Reintjes (afdelingen en regio's), Van Goghstraat 21, 8. Helinium (Vlaardingen): Mevr. J. M. Weer- 6813 HD Arnhem, tel. 085-423817. desteijn-van Dam, Buis 14,3144 GC Maas- sluis, tel. 01899-19751. Alg. secretaris: F. Diederik, Kievitlaan 36, 1742 AD Schagen, 9. De Nieuwe Maas (Rotterdam e.o.): J. de Baan, Voorstraat 38, 3201 BB Spijkenisse, tel. 02240-96548. tel. 01880-12006. Alg. penningmeester: J. D. F. Hardenberg, 10. Zeeland: Mevr. L. C. J. Goldschmitz-Wie- Kagertuinen 63, 2172 XK Sassenheim, tel. linga, Verdilaan 35, 4384 LB Vlissingen. 02522-11445, gironr. 577808. Bestuursleden: 11. Lek en Merwestreek: Mevr. C. Lugtenburg, J.-M. A. W. Morel (contacten vakwereld), Lyra 60, 3328 NH Dordrecht, tel. 078- Linnaeusparkweg 26", 1098 EB Amster- 186819. dam , tel. 020-922713, overdag 020-5256236. 12. Utrecht en omstreken: J. Hoevenberg, Filip- B. C. van Hulst (kampen), Lakerveld 145- pijnen 231, 3524 JL Utrecht, tel. 030- 147, 4128 LH Lexmond, tel. 01837-1998. 884615. Mevr. S. G. van Dockum (public relations), 13. Naerdincklant (Hilversum e.o.): Mevr. W. Valeriushof 17c, 3816 MH Amersfoort, van den Heuvel, Emmalaan 14, 3761 CS tel. 033-757992. Soest, tel. 02155-11421. Mevr. Y. Coumans (educatie), Moerbei- 14. Vallei en Eemland(Amersfoort e. o.): A. P. de boom 35,4101 WC Culemborg, tel. 03450- Boer, Frans Tromplaan 22, 3871 EN Hoe- 17768. velaken, tel. 03495-34729. Ereleden: H. J. Calkoen f (Ere-voorz.), E. H. P. Cordfunke, H. J. van Rijn, 15. West- en Midden-Betuwe en Bommelerwaard: P. Stuurman, H. Brunsting, R. van Beek, S. J. Bakker, Dorpsstraat 3, 4003 EA Tiel P. Vons. (Drumpt), tel. 03440-19101. Administrateur: H. Schoorl, 16. Nijmegen en omstreken: H. J. A. de Wit, Postbus 100, 2180 AC Hillegom (Mesdag- Beukenlaan 38, 6584 CR Molenhoek, tel. laan 259), tel. 02520-16482. 080-584502. Knipselarchief: 17. Zuid-Veluwe en Oost-Gelderland: Mevr. A. P. Doves, Praamstraat 32, 1503 KN Zaan- M. Baljet-Peters, Bronbeeklaan 40, 6824 dam, tel. 075-161062. PH Arnhem, tel. 085-643080. Secretariaten Afdelingen: 18. Zuid-Salland - IJsselstreek - Oost-Veluwe- 1. Noord-Nederland: Mevr. A. Runhardt, Lan- zoom: L. G. Heij, Ordermolenweg 11, 7312 gestraat 61, 9804 PH Noordhorn, tel. SC Apeldoorn, tel. 055-553688. 05940-3281. 2. Noord-Holland Noord: J. C. Stubenitsky, 19. Twente: E. Ulrich, Ed. Verkadestraat 129, Knokkel 12, 1619 AG Andijk, tel. 02289- 7558 TL Hengelo (Ov.), tel. 074-772928. 1877. 20. IJsseldelta-Vechtstreek: F. D. Zeiler, Hof- 3. Zaanstreek en omstreken: Mevr. A. Tromp- straat 18, 8261 BZ Kampen, tel. 05202- Veeter,T. Slagterstraat 15,1551 CG West- 23067. zaan, tel. 075-283814. 23. Flevoland: Mevr. W. Kreukniet, Noorder- 4. Kennemerland (Haarlem e.o.): Mevr. A. A. K roon 29,8303 AN Emmeloord, tel. 05270- van Assema, Lange Begijnestraat 22, 2011 16998. HH Haarlem, tel. 023-320096. 24. Midden-Brabant: J. v.d. Hout, Dintel 92, 5. Amsterdam en omstreken: Mevr. F. Hersch, 5032 CS Tilburg, tel. 013-634913. Wyandottestraat 21, 1109 BS Driemond- Amsterdam ZO. Uitgaven van de AWN Ieder AWN-lid ontvangt het tijdschrift Westerheem en het blad van de afdeling waarbij men is aangesloten. De AWN geeft echter meer publicaties uit. De volgende uitgaven zijn nog voorradig:

AWN - monografie 3 J. G. N. Renaud i Middeleeuwse ceramiek.

ceramiek Enige hoofdlijnen uit de ontwikkeling in Nederland Z.p. (VGravenhage) 1976, 123 pp., 111. Deze monografie is al weer meer dan tien jaar oud, maar het is nog steeds een standaardinleiding tot de vormenrijkdom van de middeleeuwse cera- miek die bij archeologisch onderzoek kan worden aangetroffen. Leden betalen f 151,—, niet-leden f 20,—.

AWN - monografie 4 Archeologische streekbeschrifving J. M. Bos . Archeologische stréekbeschrijving; een handleiding Z.p. (Vlaardingen) 1985, 158 pp., ill., ISBN 90 71312 01 1 Een onmisbare handleiding voor iedereen die met veldverkenningen of regionale inventarisaties wil beginnen, en voor hen die daar al mee bezig zijn. Enthousiast onthaald in de wetenschappelijke en populaire vakpers. Prijs voor leden f 22,50, voor niet-leden f 27,50.

AWN - monografie 5 A. Warringa en G. van Haaff Opgraven. Technieken voor archeologisch veldwerk Utrecht 1988, 128'pp., ill., ISBN 90 70482 68 1 Practische handleiding voor allen die op verantwoorde wijze willen (helpen) opgraven. Achtereenvolgens komen aan de orde: meetsysteem, graafwerk, tekenen en fotograferen, vondsten en monsters, administratie en documentatie,' kartering en bijzondere structuren. Uitgegeven in samenwerking met de NJBG bij Matrijs in Utrecht. Prijs voor leden f 15,00, voor niet-leden f 22,75 (uitsluitend via de boekhandel).

Oude jaargangen Westerheem 1965 - 1969 (klein formaat) f 12,50 per jaargang; losse nummers f2,50 1970 - 1987 (groot formaat). De prijs per jaargang is gelijk aan de voor het betreffende jaar geldende contributie. Speciale nummers (o.a. Nederzettingsarcheologie in Nederland, Stadskern- onderzoek in ontwikkeling, en themanummers over het werk van bepaalde afdelingen) f 8,00. tot f 10,00. l

Naaldbanden Westerheem Iedere band kan twee jaargangen bevatten en kost f 12,50.

Alle prijzen zijn exclusief eventuele verzendkosten. Bij bestelling van 10 of meer exemplaren geldt een korting van 10%. U dient Uw bestellingen te richten aan de administrateur van de AWN, de heer H. Schoorl, Postbus 100, 2180 AC Hillegom. XXXIX-4-1990

AWN Colofon Inhoud

Wès'terheiém is het tweemaandelijks orgaan van jaargang 39 no. 4, augustus 1990 de Archeologische Werkgemeenschap voor Nederland (AWN), Kievitlaan 36, 1742 AD 141 Schagen Voorwoord Lidmaatschap/abonnement f50,— per jaar J. Coenraadts Opgave: Een handmolen uit Loenen 142 Administratie AWN, postbus 100, 2180 AC Hillegom /. K. de Cock Opzegging vóór 1 december De koninkrijken der Herulen en Warnen in Nederland 147 Redactie: Jaap Schelvis A. Carmiggelt (hoofdredacteur), Stevinstraat 92, 2587 EP 's-Gravenhage Het gebruik van mijten (Acari) in de P. Stuurman (redacteur literatuur- archeologie 152 rubrieken), Volendamlaan 1094, 2547 CS 's-Gravenhage (tevens Iepie Roorda centraal redactie-adres) Het expertisecentrum ARCHIS: een R. van Lit (eindredacteur), introductie 158 Waalsdorperlaan 9, 2244 BM Wassenaar Jacob Schotten Redactieraad: Opnieuw 12e-eeuwse bewoningssporen te Colmschate (gem. Deventer) 162 J. C. Besteman J. H. F. Bloemers Jurjen M. Bos J. Buurman H. Groenendijk Constructieve en criminele metaaldetectie: D. Stapert aanzet tot een discussie 169 H. Stoepker L. B. M. Verhart Literatuurbespreking 173 G. F. Uzereef Literatuursignalement 177

Sluitingsdata kopij: 1 januari, 1 maart, 1 mei, Najaarsexcursie 179 1 juli, 1 september en 1 november Aanwijzingen voor auteurs zijn op aanvraag Agenda 180 verkrijgbaar bij de hoofdredacteur Voor inlichtingen over advertenties wende men Uit de vereniging 183 zich tot de eindredacteur

© AWN 1990. Overname van artikelen en illus- traties is slechts toegestaan na voorafgaande schriftelijke toestemming van de redactie

Druk: Seinen's Grafische Bedrijven, De Krim (Ov.)

Op het omslag: Ligger en loper van de handmolen uit Loenen (foto ROB Amersfoort). Zie bh. 142 e.v. ISSN 0166-4301 Voorwoord

Zoals u in de vorige aflevering van Westerheem (blz. 140) heeft kunnen lezen, heeft Frits David Zeiler besloten om zijn functie van eindredacteur met ingang van nummer 4 neer te leggen. Het hoofdbestuur van de AWN en de redactie danken hem voor het vele werk dat hij in de afgelopen jaren voor onze vereniging en voor Westerheem heeft verricht. We hopen en verwachten dat hij in de toekomst vele bijdragen voor het tijdschrift zal blijven leveren. Elke wisseling binnen een redactie bergt het gevaar in zich dat de continuïteit verbroken wordt. De kans daarop wordt verkleind als men de opengevallen plaats zo snel mogelijk opnieuw bezet. Het verheugt ons dat we met de benoeming van Robert van Lit op korte termijn (met ingang van nummer 5) in de ontstane vacature hebben kunnen voorzien. We zijn ervan overtuigd dat bij hem het eindredacteurschap in goede handen is.

Hoofdbestuur van de AWN Redactie Westerheem

141 Een handmolen uit Loenen

J. Coenraadts

Inleiding heden dat de beide stenen werden gevon- Begin augustus 1988, juist terug van vakan- den1. tie, werd ik gebeld door B. Derksen, een Het terrein bestond hier uit grasland. Onder actief medelid van de Oudheidkundige het gras bevond zich, aldus de heer Blom, Vereniging ,,De Marke". Hij vertelde dat een circa 30 cm dikke, zwarte laag, gevolgd er bij Bloemisterij Blom, aan het Hameinde door een circa 20 cm dikke, grijzige laag in Loenen (afb. 1), eigenaardige stenen zand. Hieronder bevond zich geelwit zand. waren gevonden. Het zouden wel maal- De stenen werden gevonden ongeveer tus- stenen kunnen zijn, misschien interessant sen de grijze laag en het geelwitte zand om eens te bekijken. Kort daarna bezocht daaronder, op circa 50 cm onder het maai- ik de bloemisterij. De eigenaar, G. B. veld. Op het moment van de vondst kleef- Blom, liet mij de stenen zien. Voor het den de beide stenen aan elkaar: men meen- woonhuis, tussen andere stenen, lagen twee de dan ook dat het één steen was. Toen de ronde stenen met een middengat. Inder- steen op de grond werd gelegd, „brak" hij daad maalstenen! in tweeën. Zelf kon ik constateren dat zich Zo goed mogelijk probeerde ik achter de vondstomstandigheden te komen. Blom was in juli bezig zijn bedrijf uit te breiden met een nieuwe kas. Achter de in aanbouw zijnde kas, dichtbij de landweg die luistert naar de naam „Bruisbeek", werd grond verzet. Het was tijdens deze werkzaam-

/. Ligging van Loenen en de vindplaats. Legenda: 1. Beekbergerweg; 2. Hoofdweg; 3. Groenendaalseweg; 4. Eerbeekseweg; 5. Bruisbeek; 6. Hameinde; 7. Loener Drift; a. de vindplaats; b. Bloemisterij Blom; c. toekomstige woningbouw. 142 aan één kant van de kleinste steen, naar steen. In de omgeving van Mayen in de later bleek de onderkant van de ligger, vrij Eifel (W.-Dld.) is zelfs een echte prehistori- veel geel zand bevond. Dat in tegenstelling sche maalsteenindustrie ontstaan, waarvan tot de bovenkant van de ligger en de de produkten tot op honderden kilometers onderkant van de loper. Die waren welis- afstand worden teruggevonden, zo ook in waar ook gelig door aangekleefd mate- Loenen7. riaal, maar dat zat veel vaster. Het lijkt Tefriet is „blazig" en vertoont veel kleine aannemelijk dat de beide stenen zich in holtes met scherpe randen: goed om graan „maalpositie" tegen elkaar hebben bevon- te malen. Door het malen zelf komen den, waarschijnlijk zelfs netjes met de steeds nieuwe holtes tevoorschijn: de steen ligger onder en de loper boven. scherpt zichzelf. Die steen slijt overigens niet erg snel, want hij is erg taai. Tefriet is De stenen tot ver in de late middeleeuwen gebruikt De heer Blom was zo vriendelijk op mijn voor maalstenen. In Dorestad zijn bijvoor- verzoek de stenen onmiddellijk ter beschik- beeld veel maalstenen gevonden, voor eigen king te stellen voor onderzoek en expositie gebruik, maar ook voor gebruik in andere in een museum2. Daartoe mocht ik de nederzettingen. Er zijn aanwijzingen dat stenen meteen meenemen, zodat ik ze nog halffabrikaten naar Dorestad werden ge- wat nader kon bekijken. bracht om pas daar in model te worden De publikaties van Van Es en Verlinde uit gebracht8. 1977 en van Van Heeringen uit 1985 lever- den mij in eerste instantie meer achter- grondinformatie. In het werk van Van Es en Verlinde komt een aantal duidelijke tekeningen voor van maalstenen van het Loenense type. Het blijkt dat deze stenen goed overeenkomen met die van Haaksbergen3. Volgens de auteurs zijn het maalstenen van het „onder- type Brillerij"4. Uit de publikatie van Van Heeringen bleek dat er tot dan toe (1985) nog maar één duidelijk herkenbare maal- steen van dit type was gevonden in Gelder- land: een loper met een doorsnede van 35 cm uit een zandzuigput bij Rossum5. De Loenense vondst zou dan de eerste com- plete handmolen zijn in Gelderland. Wat zijn het eigenlijk voor stenen? 2. Bovenkant van de ligger (foto ROB, Amers- De stenen zijn gemaakt van tefriet (basalt- foort). lava)6. Werden aanvankelijk voor het malen steensoorten gebruikt uit de naaste omgeving van de gebruiker, al snel bleek Een complete handmolen bestaat uit twee dat bepaalde steensoorten nadelen hadden. stenen: onderaan een „ligger" en daarop Ze werden door het gebruik bijvoorbeeld te een „loper", een bewegende steen. Deze glad en moesten dikwijls worden geruwd. stenen waren beide aanwezig in Loenen. Of er raakten stukjes los van de steen tij- De kleinste steen is, zoals vrijwel steeds bij dens het malen, die je dan later tussen je dit type, de onderste steen, de ligger. Deze tanden terugvond. is aan de onderkant hol, aan de bovenkant Het lijkt erop dat men al in het neolithicurh bol, en voorzien van een centraal gat. De ontdekte dat sommige vulkanische steen- ligger heeft een doorsnede van circa 32 cm, soorten goed bruikbaar waren als maal- is 5-6 cm dik en weegt ongeveer 7.5 kg. 143 Door de holle onderkant zal de steen mis- wand van het centrale gat. Het gat van de schien steviger hebben gelegen op de on- loper heeft een doorsnede van ongeveer 4 dergrond, wellicht zand met daarop een tot 4.5 cm, dat van de ligger van ongeveer doek of kleed. Ik heb uiteraard afgezien 3.5 cm. Tussen de houten as en de loper zal van proefnemingen met de stenen, maar dus een ruimte van ongeveer 0.5 tot 1 cm het lijkt mij duidelijk dat de ligger behoor- zijn geweest. Hierdoor kon het graan, al lijk vastligt, wanneer hij stevig in het zand dan niet met een trechter, worden toege- wordt gedrukt en de benedenrand zich iets voerd. De holle bovenkant van de loper zal onder het zand bevindt. Een doek of kleed de toevoer hebben vergemakkelijkt en ook is flexibel genoeg om de vorm van de steen het morsen ten gevolge van de centrifugale te volgen, zodat de stabiliteit hierdoor niet kracht tijdens het draaien zijn tegenge- merkbaar wordt verminderd. Vanonder de gaan. De graankorrels kwamen tussen de ligger zal een houten as door het centrale loper en de ligger terecht (ook hierom gat zijn gestoken, die goed passend zal zijn moest de as passend zijn in het centrale gat geweest: de ligger hoefde immers niet te van de ligger) en werden daar vermalen. draaien, maar diende alleen als basis. Door de bolle vorm van de ligger werd het De bovenste steen, de loper, is groter en maalsel nog meer naar buiten gedreven, zwaarder: een doorsnede van circa 34.5 tot waarna het op een doek of kleed kon 36.5 cm, aan de zijkant een dikte van onge- worden opgevangen. Afhankelijk van de veer 9 cm en een gewicht van circa 12.5 kg. eisen die men aan het maalsel stelde, kon De loper is aan beide kanten hol. De holle dit nog een of meerdere keren worden onderkant past precies op de bolle boven- gemalen. kant van de ligger en steekt daar dan iets Een punt waar wel verschillend over wordt buiten uit, waarschijnlijk om ervoor te gedacht, is de manier waarop de molen in zorgen dat al het maalsel op de doek valt. beweging werd gebracht. Bekend is dat Misschien ook om de ligger steeds hele- latere typen van dit soort maalstenen aan maal te kunnen bedekken met de loper, de bovenkant van de loper werden voor- zodat het maaloppervlak zo groot mogelijk zien van een gat, waarin een stok of een was. Dit laatste in verband met de slinge- handvat kon worden bevestigd. Ook de ringen tijdens het draaien van de loper van- Loenense loper is voorzien van een gat aan wege de ruimte tussen de houten as en de de bovenkant. Het is echter een gat dat schuin naar beneden naar de zijkant loopt, met aan beide uiteinden een min of meer ovale opening9. Een gat van deze vorm is niet geschikt om een stok of handvat in te steken. Wel om er een doek of riem door te halen. Of een leren lus met een houten pen, zoals werd vastgesteld bij één van de bij Haaksbergen gevonden handmolens10. De houten pen of stok zal dan zodanig aan de lus zijn vastgemaakt, dat de stok verticaal tegen de zijkant van de loper kwam te staan". Een min of meer omstreden punt is ook de richting waarin de loper werd rondge- draaid: rechtsom, linksom, in een vloeiende beweging achter elkaar door of afwisselend een halve draai naar links en dan weer naar rechts. In de literatuur staat dit laatste 3. Bovenkant van de loper (foto ROB, Amers- bekend als de „Pendelmühle"12. Het lijkt foort). niet zo'n logische beweging, want het in 144 beweging brengen van de loper vroeg toch tefriet16. Hij verdeelt de gevonden stenen in redelijk wat kracht. Realiseert men zich een viertal typen: bovendien dat het malen vooral het werk a. Vrij kleine wrijfstenen (20-40 cm lang); van vrouwen zal zijn geweest, dan lijkt het b. grote wrijfstenen (80-90 cm lang); meer voor de hand te liggen dat in één c. de zogenoemde „napoleonshoeden", richting is gedraaid. Ook is het mogelijk, eveneens wrijfstenen; dat een molen door twee personen werd d. ronde stenen. gedraaid13. Van tijd tot tijd werd misschien Van Heeringen dateert de stenen van type a de draairichting van de molen veranderd, in de late bronstijd en de vroege ijzertijd, zodat de regelmatige afslijting van het gat die van type b in de midden-ijzertijd, de in de boven- en zijkant van de loper kan napoleonshoeden in de midden- en late worden verklaard14. Ook het gat in de Loe- ijzertijd, de ronde stenen in de late ijzertijd nense loper doet vrij symmetrisch aan. tot in het midden van de eerste eeuw na Zo is er meer dat van de Loenense hand- Chr. Eerder plaatsten ook Harsema en Van molen een „gangbaar exemplaar" maakt. Es en Verlinde dit type ronde stenen in deze De afmetingen bijvoorbeeld komen rede- periode, zodat we wel mogen aannemen lijk overeen met het gemiddelde van de tot dat de Loenense handmolen hierin even- nu toe gevonden maalstenen van dit type: eens thuishoort17. voor de loper 36-38 cm in doorsnede, de 15 ligger iets kleiner . Aangenomen mag Tot besluit worden dat dit dan ook geldt voor het Van de vrijwel identieke maalstenen uit gewicht: samen ongeveer 20 kg. Haaksbergen wordt verondersteld dat ze als offer hebben gediend18. Voor de Loe- Datering nense stenen is dit niet duidelijk. In en om Van Heeringen vermeldt een aantal ken- Loenen is wel wat aardewerk uit de ijzertijd merken van prehistorische maalstenen van gevonden, maar niet in de naaste omgeving

4. Ligger en loper (foto ROB, Amersfoort). 145 van de vindplaats van de stenen. Reden 12 Zie noot 10 en Harsema 1979, p. 25. genoeg om deze plaats goed in het oog te 13 Zie noot 10. houden, zeker omdat hier in de nabije toe- 14 Zie noot 12. 15 Harsema 1979, p. 19 en Van Heeringen komst wordt gegraven in verband met de 19 1985, p. 378. bouw van een aantal woningen . 16 Van Heeringen 1985, p. 371-383. 17 Zie noot 12 en Harsema, schriftelijke mede- deling. Noten 18 Verlinde 1977, p. 79. 1 Gegevens van de vindplaats: Loenen - 19 Hierbij dankt de auteur een ieder die hem Bruisbeek (gemeente Apeldoorn), kaartblad van advies diende, zodat dit artikel in deze 33 D, coördinaten: 198.12/458.35. vorm tot stand kon komen. Zijn dank gaat 2 De Loenense handmolen is, na te zijn onder- in het bijzonder uit naar O. H. Harsema zocht door de ROB, ondergebracht in de (BAI), die zijn concept kritisch doorlas. collectie van de Gelderse Archeologische Stichting (Gemeentemuseum te Arnhem). Literatuur 3 Een verschil is zichtbaar in de schuine door- boring in de rand van de lopers. De opening Es, W. A. van, en A. D. Verlinde, 1977. Over- in de bovenzijde van de Loenense loper is ijssel in Roman and Early-Medieval Times. ovaler van vorm. Berichten van de ROB 27, 7-89. Harsema, O. H., 1979. Maalstenen en Hand- 4 Van Es en Verlinde 1977, p. 75-76. molens in Drenthe van het neolithicum tot ca. 5 Van Heeringen 1985, p. 381 (GLD 19). 1300 AD (Museumfonds Provinciaal Mu- 6 Harsema 1979, p. 17 en Kars 1983, p. seum van Drenthe, publicatie no. 5). 117-119. 7 Kars 1983, p. 113-114. Heeringen, R. M. van, 1985. Typologie, Zeit- 8 Kars 1983, p. 114-116. stellung und Verbreitung der in die Nieder- 9 Afmetingen aan de bovenzijde van de loper: lande importierten vorgeschichtlichen Mahl- grootste lengte ruim 5 cm steine aus Tephrit. Archaologisches Korres- grootste breedte circa 2.5 cm pondenzblatt 15, 371-383. Afmetingen aan de zijkant van de loper: Kars, H., 1983. Het maalsteenproduktiecen- grootste verticale doorsnede ruim 4.5 cm trum bij Mayen in de Eifel. Grondboor en grootste horizontale doorsnede ruim 5 cm. Hamer, 110-120. 10 Van Es en Verlinde 1977, p. 76. Handelstraat 2 11 Harsema 1979, p. 21. 6961 AC Eerbeek

146 De koninkrijken der Herulen en Warnen in Nederland

J. K. de Cock

In Westerheem nr. 5, 1989 heeft R. van dat wijst op gehechtheid aan deze streek, is Beek een interessant artikel gepubliceerd: het ophalen van een nieuwe koning uit het Archeologie en historie III. Franken aan land van herkomst in Zweden. Koning de Frankenslag? Hij schrijft hierin op blz. Ochus van de Herulen, die in het Oost- 247: „Uit diverse bronnen blijkt dat er romeinse rijk onderdak gevonden had, behalve Friezen ook andere Germaanse werd omstreeks 540 ontslagen. Men schafte stammen in het rivierengebied hebben ge- het koningschap af, maar had daar al woond, zoals bijv. de Heruli. Hun positie spoedig spijt van. Een gezantschap werd was echter vergeleken bij die van de Frie- naar Zweden gestuurd om een nieuwe zen in het rivierengebied veel geïsoleerder koning te kiezen uit het koningsgeslacht. en ze verdwijnen dan ook geleidelijk uit het Deze nieuwe koning stierf onderweg in gezicht van de geschiedenis". Is dit wel zo? Denemarken en men ging terug om nog- Volgens mijn mening zijn de Herulen zeer maals een koning te kiezen. Deze, Datius plotseling uitgerangeerd, nadat zij onge- genaamd, nam zijn broer Aordus mee. Een veer 230 jaar de monden van Schelde, Maas deel der Herulen sloot zich bij de nieuwe en Rijn beheerst hadden. koning aan en vestigde zich bij de Gepiden In 287 verkeerde de welvaart die onder de in Oost-Hongarije (plm. 545)6. Romeinen in de Hollands-Zeeuwse kust- De Herulen waren een herenvolk, dat zich strook heerste vrij plotseling in het tegen- slechts bezighield met jacht en oorlog. deel. Germaanse stammen, Herulen en Voor hun levensonderhoud hadden ze ar- Chaibonen, verschenen van over zee op de beiders nodig7. Het waren goede krijgers, Gallische kust en plunderden deze. De zowel te land als ter zee. Zeeroverij schuw- invallers werden door keizer Maximianus den ze niet. Vaak verhuurden ze zich aan de (286-305) vernietigend verslagen. De res- Byzantijnen onder de veldheer Narses8. tanten werden door de Romeinen aan de De Herulen vielen in drie delen uiteen. Een noordgrens van het rijk bij de Noordzee deel bleef in Zweden achter. In het midden neergezet om deze grens te verdedigen1. van de derde eeuw trok een tweede deel van Zelf verlieten de Romeinen de grensforten de stam over de Oostzee en verder over en de stad Forum Hadriani, gelegen in het land naar het zuiden en-vestigde zich ten westelijk deel van de tegenwoordige ge- oosten van de Oostgoten aan de Zee van meente Voorburg aan de Vliet2. Azov. Na door de Hunnen onderworpen te Wie waren deze Herulen en Chaibonen? zijn vestigde deze groep zich na de dood De Herulen kwamen uit de Zweedse pro- van Attila in 453 in het westelijk deel van vincie Halland, gelegen ten zuiden van Slowakije. In 505 vernietigden de Longo- Gothenburg3. Ze waren verwant aan de barden dit rijk van de Herulen, waarbij hun Goten. Het was een volk met ruwe zeden. koning Rodulf, een pleegzoon van Theo- Ze brachten mensenoffers. Oude en zieke derik de Grote, het leven verloor. Van de mensen werden gedood en weduwen wer- rest ging de ene helft terug naar Zweden en den tot zelfmoord op het graf van hun man de andere helft vestigde zich in het Oost- gedwongen4. Zo verhaalt Procopius, secre- romeinse rijk. Men ziet dat de banden met taris van de Byzantijnse veldheer Belisa- Zweden nog hecht waren9. Het derde deel rius, in het midden van de zesde eeuw het, verscheen in 287 in onze streken. maar hij schrijft erbij dat dit vroegere De Chaibonen waren volgens Schmidt10 de gebruiken zijn5. Toch wijzen deze dingen door Tacitus genoemde Avionen. Deze op een vasthouden aan de oude gewoonten woonden op de Deense eilanden", in de uit hun geboortestreek. Een ander verhaal buurt dus van de Herulen. Het waren Sue-

147 ven, die op het eiland Seeland het Suevisch paal en perk te stellen. Hij bezette de Pro- heiligdom te Ledreborg bewaakten'2. Van vence en de kuststrook rond Narbonne, deze Chaibonen vernemen we verder niet zette de onbekwame Westgotische koning veel, des te meer echter van de Herulen. Gersalech af en werd zelf heerser in het Diverse keren komt men de Herulen tegen Westgotische rijk16. Op deze manier belette samen met de Bataven een hulpkorps vor- Theoderik de Franken de Middellandse zee mend, vexillum Herulorum ac Batavorum, te bereiken. De rijken van Oost- en West- het eerst in 360'3. De Cananefaten zijn ver- goten grendelden het Frankische rijk af in dwenen in deze tijd. Het is alsof de Herulen het zuiden, van de Atlantische Oceaan tot hun plaats hebben ingenomen. Dit zou in het oosten aan de Donau toe. betekenen dat wij de Herulen moeten In dit kader van maatregelen schreef Theo- plaatsen in Holland (Rijnland) en Maas- derik ook de koningen van de Herulen, de land, de gebieden rond de mondingen van Warnen en de Thüringers gelijkluidende de (Oude) Rijn en de Maas. In de Nomina brieven. Hij waarschuwde hen voor de Provinciarum Omnium1*, een opsomming Frankische expansie. Alleen gezamenlijk uit de eerste helft van de vierde eeuw van kon men standhouden, want anders zouden volken die onder het Romeinse gezag vie- de Franken de hen omringende rijken één len, worden ook de Herulen genoemd. De voor één inrekenen". Deze voorspelling is Westgothische koning Eurik (466-484) later uitgekomen. Door te trachten met zond omstreeks 475 een vloot naar de deze drie genoemde rijken een bondge- mondingen van de Rijn om onder andere nootschap aan te gaan, wilde Theoderik de Herulen bij te staan in hun strijd tegen het Frankische rijk verder in het noorden de Franken. En uit de teksten van Sidonius en oosten afgrendelen en zo zijn omsinge- Apollinaris hierover blijkt dat deze Herulen lingspolitiek voltooien. Theoderiks gebied aan de Noordzee woonden15. Uit één en reikte tot aan de Donau bij Regensburg. ander kan men concluderen dat Herulen Ten noorden hiervan begon het koninkrijk waarschijnlijk rond de mondingen van van de Thüringers, dat tot voorbij Maag- Rijn en Maas hebben gewoond. denburg in het noorden doorliep. Koning Theoderik de Grote (471-526), Daar het koninkrijk van de Herulen waar- koning der Oostgoten, die vanaf 493 ook in schijnlijk aan de monden van Schelde, Italië heerste, vreesde met recht de verove- Maas en Rijn lag, waarover straks meer, ringszucht van zijn zwager, de Frankische moet dat van de Warnen gezocht worden koning Clovis (481-511). Deze laatste was tussen die van de Herulen en de Thürin- door de verovering van het rijk van Syagrius gers. Procopius weet te melden dat Warnen (464-487) de belangrijkste vorst geworden en Franken door de Rijn werden geschei- onder de Frankische deelkoningen. Deze den18. De Boone zoekt de Warnen onge- werden dan ook later door hem geëlimi- veer ten westen c.q. noorden van Nijme- neerd. Van 494 tot 502 voerde Clovis oor- gen19. Nu is er een wet die genoemd wordt log met de Westgoten, die na de dood van „Notitia vel commemoratio de illa ewa, Eurik in 484 geregeerd werden door de quae se ad amorem habet"20. Veelal denkt zwakke Alarik II (484-507). In 496/'97 men dat deze wet voor de Chamaven be- bezette Clovis het gebied van de Alaman- stemd was21. Is dit wel zo? De Chamaven nen (Baden-Würtemberg en de Elzas) en in woonden hier vroeger, en Hamaland is 506 brak de oorlog met de Westgoten weer vermoedelijk een herinnering daaraan, uit. In 506 versloeg Clovis deze. Alarik viel maar waren in deze tijd reeds uit de ge- in zijn handen en werd vermoord. De schiedenis verdwenen. Fruin en Niermeyer Boergondiërs vielen de Westgoten ook drukken zich voorzichtiger uit door te aan. Theoderik achtte nu de tijd gekomen schrijven over „Amorland"22. Het gebied om aan deze veroveringszucht, die sterk waarvoor de wet gold was volgens de laat- gestimuleerd werd door de enorme rijk- ste schrijver: Betuwe, Maas en Waal en dommen die Clovis telkens ten deel vielen, Teisterbant, „de mogelijkheid dat men 148 daaraan nog moet toevoegen de Veluwe- derik de Grote in 526 verviel ook deze zoom langs de Rijn en de streek van de garantie voor de Warnen, daar het rijk van Kromme Rijn, sluit ik niet uit". Maas en de Oostgoten snel achteruitging en vrij Waal lijkt mij vroeger tot de Hettergau spoedig ten onder ging. De Warnen sloten behoord te hebben23. Heidinga wijst op de zich nu meer bij de Franken aan, in de mogelijke territoriale eenheid („Hama- hoop zo nog enige zelfstandigheid te be- land") van voor de Frankische bemoeienis waren. Hun koning, Hermegiselus, huwde in deze streken, dat oorspronkelijk het met Theudechilde, zuster van koning Theu- gebied tussen Utrecht, Deventer, Almere debert van Austrasië (534-547), kleindoch- en de Waal omvatte. Voorts wijst hij op de ter van de beroemde Clovis. Mogelijk opmerkelijke geografische overeenkomst zetelde Hermegiselus te Rhenen, waar later tussen dit territorium en de ducatus uit de veel koningsgoed werd aangetroffen en de Ewa24. Uit deze wet blijkt dat in het her- sage een koning Heimo plaatst30. Toen togdom25, waarvoor genoemde wet be- Hermegiselus op sterven lag, riep hij zijn stemd was, minstens drie graafschappen zoon Radagais bij zich en vertelde hem dat lagen26. Mijns inziens komen hiervoor in hij met zijn stiefmoeder moest trouwen om aanmerking: Teisterbant, Betuwe, Nifter- moeilijkheden met de Franken te voor- lake, Flethetti en Veluwe, vanouds be- komen. Het zat de Warnen natuurlijk ook woonde gebieden. niet lekker dat de Franken in een oorlog van 531 tot 534 met behulp van de Saksen Omstreeks 475 komt Eurik, koning der het Thüringse rijk veroverd hadden. De Westgoten, „sidderende barbaren" aan de prins stemde toe en verbrak zijn verloving Waal te hulp27. Uit de brief van Theoderik met een Angelse prinses. Deze laatste liet aan de koning van de Warnen blijkt dat dat niet op zich zitten, voer met een vloot deze een deel van de barbaren zijn. De de Rijn op en versloeg het leger van Rada- Warnen dient men dus te zoeken bij Rijn en gais. Het huwelijk tussen de twee geliefden Waal in het midden van ons land. En dit is werd voltrokken31 en Radagais' eerste in overeenstemming met het gebied dat vrouw, de Frankische prinses Theude- mijns inziens onder de „Ewa quae se ad childe, tevens zijn stiefmoeder, werd ver- Amorem habet" valt. In de opgesomde stoten. Men neemt aan dat Theudebert van graafschappen vinden we een familie waar- zijn kant deze belediging ook niet nam en van de leden graaf of hertog zijn. Zo was de het rijk van de Warnen bij Austrasië in- door Waldger in 898 vermoorde hertog lijfde. Hij was er ook niet de man naar, deze Eberhard lid van deze familie. „Merovingische Karel de Grote", die heers- De Franken hadden de gewoonte een her- te van Venetië tot aan de Noordzee, om tog aan te stellen in de door hen veroverde deze smaad niet te wreken. Nog eenmaal koninkrijken. Ook in het hertogdom ge- kwamen de Warnen in opstand maar wer- noemd in de „Ewa" kan een volksstam den bloedig afgestraft door Chlotarius II gehuisvest zijn geweest. Het lijkt mij toe (584-629)33. De Warnen, vermoedelijk een dat dit Warnen28 zijn geweest. Merkwaar- heerserslaag, verdwenen hier uit de ge- dig is nog dat de Warnen volgens Leyden schiedenis, en Dagobert I (629-639) kon in ook op de zgn. Peutinger kaart voorkomen, Utrecht een kerkje stichten. ten noorden van de Rijn29. Clovis stierf in 511, maar zijn vier zoons, De Warnen zullen zich na 400 in deze die het rijk verdeeld hadden, zetten •zijn streken gevestigd hebben, toen de grens veroveringspolitiek voort. Zolang Theode- van het Romeinse rijk hier definitief ver- rik de Grote leefde hielden ze zich kalm. dween. Aanvankelijk waren ze bondgeno- Dit verhinderde hen echter niet om ande- ten van de Westgoten en na het overlijden ren de kastanjes uit het vuur te laten halen. van koning Eurik in 484 van de Oostgoten. Zo lijkt het erop dat de Friezen tussen 507 Deze bondgenootschappen waren nodig en 520 het rijk van de Herulen bezet om zich tegen de Franken en Friezen te hebben. Dit was een koninkrijk. Daarvoor kunnen handhaven. Met de dood van Theo- 149 was de voormalige civitas van de Canane- Chlotachar had zich in 555 van Austrasië faten wel erg klein. Waarschijnlijk is dat meester gemaakt. Later vervolgde hertog ook de Zeeuwse kust er een onderdeel van Lupus van Champagne, veldheer van ko- vormde. Zaten hier de Chaibonen? Zo is te ning Sigibert van Austrasië (561-575) in verklaren dat Friesland zich later tot in Friesland een troep Saksen en Denen tot de Vlaanderen uitstrekte. De Franken stelden Lauwers37. Dit Frankisch intermezzo ein- in de door hen veroverde stamgebieden een digde in 575 toen, na de gewelddadige dood hertog aan. Van een hertogdom van de van Sigibert, er grote onrust onder de Herulen is niets bekend. Wel later van een Franken heerste38. hertogdom Friesland, dat ook de streek Zijn er nu nog sporen van de Herulen, die omvatte waar wij de Herulen zoeken. Frie- een tweehonderd dertig jaar lang aan de zen en Franken werken in het begin van de mondingen van Rijn, Maas en Schelde zesde eeuw samen. Dat kon alleen goed geheerst hebben, over? Met zekerheid is gaan wanneer hun gebieden niet aan elkaar hier tot nu toe niets over te zeggen. Wel is grensden. In dit geval zaten de rijken van mij het volgende opgevallen. De Herulen de Herulen en de Warnen ertussen. kwamen uit Halland in Zweden. Is onze Omstreeks 520 valt de Gotenkoning Hyge- naam Holland een vernoemingsnaam? Het lac vanuit Zweden de Franken aan via het 34 lijkt nu merkwaardig dat de Romeinse ves- koninkrijk van de Friezen . De Friezen ting Praetoria Agrippina omgedoopt is in moeten derhalve voor 520 het rijk van de Valkenburg, terwijl de oude hoofdstad van Herulen onder de voet gelopen hebben. Halland Falkenberge heet. Dit zou ook op Hygelac voer via de Waal of de Maas naar sterke binding met het land van herkomst de Hettergouw in de omgeving van Gen- kunnen wijzen. En wat te zeggen van Sue- nep. Op de terugtocht werd hij bij de Rijn- ven op Seeland en Zeeuwen in Zeeland39? mond overvallen door een gecombineerd leger van Franken, Friezen en Hetwaren, onder leiding van prins Theudebert, de 35 zoon van koning Theuderik . Hygelac Noten sneuvelde. De overhandiging van het kost- 1 De Boone 1954, p. 50. bare harnas aan de Friese koning mislukte, 2 Bogaers 1960, p. 21. doordat de Goten dit stuk weer terugver- 3 Schwarz 1959, p. 106. overden. Deze inval van de Goten en de 4 Schwarz 1951, p. 157. dood van hun koning heeft nogal wat 5 Procopius De bello Gothico II, 14. Procopii opzien gebaard, gezien de Franse en Caesariensis, Opera omnia. vol II, liber V. J. Haury (ed.). Leipzig, 1963. Engelse reakties uit die tijd. 6 Schmidt 1941. p. 554. Na het overlijden van Theoderik de Grote 7 idem, p. 562. in 526 werden de andere bondgenoten van 8 idem, p. 556. de Oostgoten aangevallen. Tussen 531 en 9 Schwarz 1956, p. 105. 534 werd Thüringen veroverd en verdeeld 10 Schmidt 1941, p. 558. tussen Franken en Saksen. Maar ook hier 11 Schwarz 1951, p. 224. lag er een rijk tussen: Thüringen. 12 Schwarz 1956, p. 116. 13 Mommsen 1889, p. 232. De samenwerking van Friezen en Saksen 14 Laterculus Veronensis „Nomina Provincia- met de Franken eindigde al spoedig. Hoe- rum Omnium", in Bijvanck 1931, p. 548. welde Saksen in 555 een Frankisch leger 15 De Boone 1951, p. 48. versloegen en Thüringen in opstand kwam, 16 Zöllner 1970, p. 66. zegevierden de Franken uiteindelijk in 17 M. G. H. Auct. antiq. XII Th. Mommsen 55636. De Friezen werden aangevallen door (ed.) Berlijn 1894, p. 79. prins Chilperic, de latere koning van Sois- 18 Procopius De bello Gothico IV, 20. B. G. Niebuhr (ed.), Bonn, 1833. p. 559. sons (561-584), die in dienst van zijn vader 19 De Boone 1951, p. 51. Chlotachar streed. Chilperic wordt de 20 M. G. H. Legum V, „Lex Francorum Cha- schrik der Friezen en Sueven genoemd. mavorum", R. Sohm (ed.) Hannover 1875- 1889, p. 269. 150 21 Niermeyer 1953, p. 146. grens. Algemene Geschiedenis der Nederlan- 22 idem den, deell. Haarlem, 100-115. 23 Storms 1970, p. 11. Halbertsma, H., 1982. Frieslands Oudheid. 2 24 Heidinga 1984, p. 208 e.v. De zinsnede is uit banden. Groningen (dissertatie). een brief van 6-5-1987 door Heidinga aan Heidinga, H. A., 1984. De Veluwe in de vroege mij gericht, waarvoor mijn dank. middeleeuwen, aspecten van de nederzettings- 25 Zie noot 20, art. XLIV. archeologie van Kootwijk en zijn buren. Am- 26 Zie noot 25. sterdam (dissertatie). 27 DeBoone 1951, p. 48. Leyden, A., 1965. Eine unerklarte Inschrift auf 28 De Warnen zullen evenals de Herulen een den Peutingerschen Tafel. Bonner Jarhbücher heerserslaag gevormd hebben. Dus lang niet 165,278-281. alle bewoners in hun rijk waren Warnen. Mommsen, Th., 1889. Das römische Militar- 29 Leyden 1965, p. 279. wesen seit Diocletian. Hermes 24, 195-280. 30 Halbertsma 1982, p. 187 e.v. Niermeyer, J. F., 1953. Het Middennederlands 31 Procopius IV, p. 559. rivierengebied in de Frankische tijd op grond 32 DeBoone 1951, p. 50. van de Ewa quae se ad Amorem habet. 33 Fredegar C. 15. M. G. H. Scriptores rerum Tijdschrift voor Geschiedenis 66, 145-169. Merovingicarum II, p. 274. Blok neemt op Russchen, A., 1979. Bouwstenen voor een ge- gezag van Russchen aan dat het zeer onzeker schiedenis van Dark-age Frisia. Ede. is dat er Warnen hier aan de Rijn gewoond Schmidt, L., 1941. Geschichte der deutschen hebben. Maar Russchen verklaart niet het S'lamme bis zum Ausgang der Völkerwande- feit dat Theoderik de Grote èn een brief aan rung, Die Ostgermanen (tweede druk). Mün- de koning van de Warnen èn één aan de chen. koning van de Thüringers richtte. Zie Blok Schwarz, E., 1951. Goten, Nordgermanen, Angel- 1974, p. 22 en Russchen 1979, p. 24. Rus- sachsen. München. schen wil ook de naam Rijn vervangen door Schwarz, E., 1956. Germanische Stammeskunde. de Elbe. Heidelberg. 34 Halbertsma 1982, p. 782. Storms, G., 1970. The significance of Hygelac's 35 Theuderik was de oudste zoon van Clovis. Raid. Mediaeval Studies 14, 3-27. Hij heerste in het oosten van het Frankische Zöllner, E., 1970. Geschichte der Franken bis zur rijk met Reims als hoofdstad. Mitte des 6. Jahrhunderts. München. 36 Zöllner 1970, p. 102. Ocarinalaan 718 37 „Venantii Honorii Clementiani Fortunati 2287 SN Rijswijk presbyteri Italica opera poëtica", Carmi- num epistularium expositionum, Liber IX, Naschrift: Carmen I en Liber VII, Carmen VII, F. Leo De Cock's bijdrage kan men beschouwen als en B. Krusch (ed.), M. G. H. Auct. antiq, IV. een reactie - en in zekere zin als een aanvulling Berlijn 1881, p. 203 en 160. -op Van Beek's bijdrage „Archeologie en histo- 38 DeCock 1961, p. 10. rie III. Franken aan de Frankenslag". Aan het 39 Gijsseling 1981, p. 108. einde van zijn in hoofdzaak historisch getint betoog vraagt De Cock zich af, of er nu nog sporen van de Herulen in het Nederlands- Literatuur Vlaamse kustgebied aanwijsbaar zijn. Hij geeft Bijvanck, A. W., 1931. Excerpta Romana I. enkele voorbeelden in de sfeer van de topo- 's-Gravenhage. nymie. Biedt de archeologie mogelijk aankno- Blok, D. P., 1974. De Franken in Nederland pingspunten? De Boone heeft in de vijftiger (tweede druk). Bussum. jaren gepoogd de Warnen archeologisch aan de Bogaers, J. E., 1960. Civitas en de stad van de Rijnmond te traceren. Dat heeft geleid tot een Bataven en Caninefaten. Nijmegen. „opmerkelijke" polemiek (De „Noordzeecul- Boone, W. J. de, 1951. De Lage Landen in de tuur", IPP working paper 2, 1975, p. 19). Het is Westeuropese politiek omstreeks 500. Tijd- nu 30-40 jaar later. Op de eeuwigheid is dat schrift voor Geschiedenis 64, 45-54. weliswaar niet veel, maar in de afgelopen de- Boone, W. J. de, 1954. De Franken, van hun cennia hebben zich zoveel opvattingen gewij- eerste optreden tot de dood van Childerik. zigd en zijn zoveel nieuwe inzichten ontstaan, Amsterdam. dat de vraag gesteld mag worden, of dit ook Cock, J. K. de, 1961. De politieke situatie langs voor de Herulen en de Warnen opgaat. Wie gaat onze kust in de vroege middeleeuwen. Wes- hier nader op in? terheem 10, 10-12. Gijsseling, M., 1981. Germanisering en taai- PS '151 Het gebruik van mijten (Acari) in de archeologie

Jaap Schelvis

Inleiding de vondst van insectenresten in archeologi- De 17e- en 18e-eeuwse archeologie richtte sche afzettingen. Hierin kwam pas veran- zich vrijwel volledig op bouwwerken en dering in de periode 1965-1975 toen met andere overblijfselen van „menschelijken name in Engeland werd aangetoond dat kunstvlijt" zoals grafheuvels en de daarin insecten zeer goed gebruikt konden worden gevonden artefacten. Deze laatste bleken als milieu-indicatoren in quartair geolo- vaak vervaardigd te zijn van materialen gisch onderzoek1. Iedere soort stelt name- van biologische herkomst zoals been, lijk zijn eigen specifieke eisen aan zijn hoorn of ivoor. Men vermoedde dan ook milieu met betrekking tot bijvoorbeeld wel dat de hem omringende natuur van vochtigheid, temperatuurtolerantie en belang was voor de prehistorische mens. voorkeursvegetatie. Doordat generaties Thans beseffen wij pas hoe wezenlijk deze van Victoriaanse amateur-natuurvorsers invloed van het natuurlijk milieu was op de vlijtig kevers hadden verzameld was van ontwikkeling van de hominiden van primi- zeer veel soorten het verspreidingsgebied tieve aaseters tot jagers/verzamelaars en goed bekend en bleek het mogelijk om op uiteindelijk tot landbouwers en veetelers. grond van de resten van kevers nauwkeu- Ook in dit laatste stadium speelt de natuur, rige reconstructies van klimaatsverande- zij het in een gedomesticeerde vorm, een ringen op te stellen. Kort daarna werd het zeer belangrijke rol. onderzoek uitgebreid naar de resten van In het midden van de vorige eeuw ver- kevers en andere insecten die gevonden schijnen de eerste wetenschappelijke publi- werden tijdens archeologische opgravingen katies met betrekking tot vondsten van en ook hier werden al snel de eerste resulta- 2 oude dierlijke overblijfselen in combinatie ten geboekt . met door mensen vervaardigde voorwer- Na deze successen met het gebruik van pen. Hieruit concludeerde men uitsluitend insecten in de archeologie ging men op dat deze botten, van vaak al uitgestorven zoek naar andere groepen organismen die diersoorten, even oud moesten zijn als de ook een bijdrage konden leveren aan het daarbij aangetroffen stenen vuistbijlen. vergroten van onze kennis omtrent vroe- Men vroeg zich verder niet af hoe deze gere leef- en woonomstandigheden. Den- resten daar samen terecht waren gekomen. ford kwam in 1978 tot de conclusie dat Pas in de jaren twintig van onze eeuw ont- mijten (Acari) hiertoe een zeer bruikbare stond er een meer wetenschappelijke bena- groep vormen3 (afb. 1). Sinds 1987 ben ik dering van de relatie tussen de biologie en verbonden als Onderzoeker In Opleiding de archeologie. Met name het onderzoek (OIO) aan het BAI in Groningen waar ik van de Groninger bioloog A. E. van Giffen mijn promotie onderzoek voornamelijk en de oprichting onder zijn leiding van het richt op de toepassingsmogelijkheden van Biologisch Archaeologisch Instituut (BAI) mijten in de archeologie. in 1920 in Groningen kunnen worden beschouwd als het begin van een nieuwe Materiaal en methoden tak van wetenschap, de archeozoölogie. Mijten behoren tot de spinachtige dieren en Deze gespecialiseerde hulpwetenschap van onderscheiden zich dan ook van de insec- de archeologie bestudeerde in de eerste ten doordat zij acht in plaats van zes poten decennia van haar bestaan uitsluitend hebben. Evenals insecten bezitten zij een macroscopische resten zoals botten en uitwendig skelet dat is opgebouwd uit chi- schelpen. Slechts bij uitzondering werd bij tine. Onder gunstige omstandigheden kan wijze van curiosum melding gemaakt van dit exoskelet zeer lang bewaard blijven 152 /. Een recent exemplaar van de mosmijt Oppiella 2. Een 16e-eeuws exemplaar van de mosmijt subpectinata (Oudemans 1900). Oppiella subpectinata (Oudemans 1900). in een staat die determinatie tot op soort zeven. Een „grove" zeef, maaswijdte 1.0 mogelijk maakt (afb. 2). In Nederland mm als bovengrens en een fijne zeef met komen honderden soorten mijten voor die een maaswijdte van 0.1 mm als ondergrens. ieder op zich een min of meer uitgesproken In sommige monsters bevat de fractie die voorkeurshabitat bewonen. Vanwege het tussen deze beide zeven wordt opgevangen geringe formaat van mijten, over het alge- relatief veel anorganisch materiaal, met meen zijn zij kleiner dan 1 mm, is er een name zandkorrels. Deze laatste kunnen op bijzondere extractiemethode nodig om hun eenvoudige wijze worden verwijderd door resten in archeologische afzettingen terug het toepassen van een „wash-over"4. Hier- te vinden. Een enigszins aangepaste versie na wordt de organische fractie tussen 0.1 en van de Petroleum-Flotatie Methode4 wordt 1.0 mm gedurende ten minste een uur door mij met succes toegepast om op gekookt om zoveel mogelijk gassen uit de efficiënte wijze resten van mijten te extra- plantaardige weefsels te doen ontsnappen heren. De benodigde grootte van het mon- zodat deze botanische resten relatief zwaar ster varieert sterk, afhankelijk van de aard worden en in mindere mate gevoelig wor- van het substraat en de conserveringstoe- den voor de navolgende flotatie. Nadat het stand, maar over het algemeen levert een monster is afgekoeld wordt het weer terug- liter monster voldoende resten op om tot gegoten op de 0.1 mm zeef om het uit te een zinvolle interpretatie te komen. laten druipen. Hierbij is het van belang dat Deze liter grond wordt allereerst opgelost het monster niet te nat blijft maar dat het in water. Het gebruik van warm stromend ook zeker niet uitdroogt aan het opper- water en/of het weken van het monster in vlak. Een geschikte vochtigheidsgraad een soda-oplossing gedurende één of wordt over het algemeen bereikt door de meerdere dagen kan hierbij noodzakelijk zeef gedurende een half uur onder een hoek zijn. Vervolgens wordt het monster gezeefd van 45° te plaatsen. Vervolgens wordt het met behulp van stromend water op twee monster overgoten met petroleum (kleur- 153 loze lampenolie geeft het zelfde resultaat gende determinatie-literatuur6 wordt nu zonder de onaangename geur). De meest getracht de rest op soort te brengen. Door- efficiënte methode om het monster goed te dat echter mijtenresten uit archeologische vermengen met de olie is met de hand monsters over het algemeen worden terug- waarbij het wel zaak is om dunne rubberen gevonden met ten minste een deel van hun handschoenen (surgical gloves) te dragen. poten en monddelen missend zijn deze Hierna volgt de feitelijke extractie doordat determinatietabellen niet zonder meer er een ruime hoeveelheid koud stromend bruikbaar. De beschikbaarheid van een zo water aan het monster wordt toegevoegd. uitgebreid mogelijke vergelijkingscollectie Met deze straal koud water worden ook is dan ook een vereiste om tot een accep- eventuele resten van het monster uit de zeef tabel determinatiepercentage te komen. en van de handschoenen gespoeld. Al direct Thans bevat de mijtencollectie van het BAI vindt er een scheiding plaats tussen de rela- reeds meer dan 250 soorten en ligt het tief lichte olie en het zwaardere water. gemiddelde determinatie percentage van Doordat de olie zich veel sterker hecht aan de mijtenresten uit een archeologisch chitine dan aan plantaardige weefsels zul- monster boven de 85%7. len de resten van mijten (en insecten) boven komen drijven met de olie terwijl de plan- Interpretatie en toepassingen tenresten op de bodem van de emmer De wijze van interpretatie van de resultaten terechtkomen. Na ongeveer een kwartier van het mijtenonderzoek is afhankelijk van heeft deze scheiding zich over het algemeen de archeologische vraagstelling. Wanneer volledig voltrokken waarna de drijvende de archeoloog bijvoorbeeld wil weten hoe fractie voorzichtig kan worden afgegoten het landschap rond een nederzetting er over de 0.1 mm zeef. Dit „flotaat" wordt heeft uit gezien en welke veranderingen vervolgens gewassen met behulp van een daarin eventueel zijn opgetreden dan zal ruime hoeveelheid afwasmiddel en heet het mijtenonderzoek zich toespitsen op de stromend water om alle olieresten kwijt te mosmijten (Oribatida) omdat deze groep raken, daarna gespoeld met alcohol (mini- de meeste informatie oplevert over het maal 70%) en ten slotte voorzichtig over- natuurlijk milieu. Als de archeoloog meer gebracht in een goed afsluitend potje waar- specifieke vragen heeft bijvoorbeeld met in het in alcohol bewaard wordt. De vol- betrekking tot de herkomst van mest of het gende, tamelijk tijdrovende, stap bestaat gebruik van bepaalde ruimtes dan zal het uit het uitlepelen van de mijtenresten uit de mijten onderzoek zich moeten richten op onvermijdelijke (geringe) hoeveelheid plan- andere groepen mijten zoals roofmijten of tenresten. Dit gebeurt met behulp van een voorraadmijten. Ik zal nu eerst de interpre- stereomicroscoop met lage vergroting (10- tatiemethode bij een landschapsreconstruc- 15x) waaronder een petrischaaltje met daar- tie behandelen om daarna in het kort nog in het flotaat wordt geplaatst. De mijten- enkele andere toepassingen van de mijten resten worden vervolgens overgebracht in in de archeologie te noemen. een sterke (40-80%) melkzuuroplossing en Archeozoölogische interpretaties zijn over bewaard in holle objectglaasjes. De functie het algemeen gebaseerd op wat er bekend van het melkzuur is enerzijds het conserve- is over de oecologie van de afzonderlijke ren van de resten en anderzijds het ophel- soorten die zijn aangetroffen in een bepaald deren van het exoskelet teneinde de deter- monster. Hoewel dit voor de resten van minatie te vereenvoudigen. zoogdieren in soortenarme monsters nog Determinatie vindt plaats door mijten één wel te rechtvaardigen is, leidt het bij de voor één over te brengen in een half afge- vaak lange soortenlijsten van het mijten- en dekt, met melkzuur gevuld, hol object- insectenonderzoek tot onoverzichtelijke glaasje5 wat vervolgens onder een tot mini- resultaten en soms zelfs tot verkeerde con- maal 400x vergrotend lichtmicroscoop 8 clusies . Het is dan ook beter de interpreta- wordt geplaatst. Met behulp van de geëi- tie te baseren op groepen van samen in een

154 bepaald habitat voorkomende soorten. HEATH MOORLAND WOODLAND GRASSLAND SOLID S.W Dergelijke groepen zijn voor de mosmijten opgesteld door Strenzke en worden synu- siae genoemd9. In eerdere publikaties heb ik dan ook mijn resultaten geïnterpreteerd door die mijten die meer dan 10% van het totaal uitmaakten toe te wijzen aan één van deze zes synusiae10. Het is echter niet verantwoord om de macro-omgeving te beschouwen als het effectieve habitat van de mosmijten. De verspreiding van bodem- organismen wordt namelijk niet bepaald door de aanwezige macro-omgeving maar veeleer door een complex van micro-om- geving factoren, waarvan de vochtigheid van de bodem waarschijnlijk de belangrijk- ste is in het geval van de mosmijten. Knülle heeft dan ook groepen mosmijten opge- steld op basis van de tolerantie van de afzonderlijke soorten met betrekking tot de factor vocht". In afbeelding 3 staat de 3. Het voorkomen van de isovalente groepen relatie weergegeven tussen deze 17 zoge- mosmijten in heide, moeras, bos, weide, mos op naamde isovalente groepen en de milieus vast ondergrond (SOLID) en in broekbos (S. W.). waarvoor zij karakteristiek zijn. D = droog, M = vochtig, W = nat, S — drijfnat, Een bijkomend, praktisch voordeel van het V — variabele vochtigheid. gebruik van isovalente groepen boven sy- nusiae is dat iedere soort maar in één isova- lente groep voorkomt terwijl één soort in meer dan één van de synusiae kan voor- komen waardoor in dit laatste geval die soorten die het minst specifiek zijn het zwaarst meetellen in de interpretatie. Mijn landschapsreconstructies zijn dan ook ge- Dit monster (13e-eeuws) leverde 523 mij- baseerd op de 17 isovalente groepen die tenresten (verdeeld over 41 soorten) op Knülle vond in de door hem bemonsterde waarvan 97% (N = 508) tot de mosmijten natuurlijke, terrestrische milieus uitgebreid behoorde. Van deze 508 mosmijten kon met een groep (XVIII) met een aquatische ruim 83% (N = 423) worden toegeschreven en/of amfibische levenswijze, een groep aan één van de 20 bovengenoemde oecolo- (XIX) die karakteristiek is voor sterk ver- gische groepen. Het habitat waarin deze vuilde anthropogene milieus en een groep groepen optimaal vertegenwoordigd zijn is (XX) waarvan de leden geen voorkeur als volgt gedefinieerd: 12 hebben voor een bepaald milieu . Groep XI Constant drijfnat mos, vooral Sphagnum, in hoogveen- Resultaat moerassen. Als voorbeeld van een landschapsrecon- Groep XIII Vochtige tot drijfnatte, zowel structie heb ik gekozen voor een monster zoete als zilte, weilanden. uit Scheemda13. Hier werden in 1988 en Groep XVIII Aquatische habitats. Groep XIV Zilte weilanden (kwelders). 1989 de restanten van twee kerken opge- Groep IX Drijfnatte moerassen, graven. De oudste werd rond 1200 gebouwd weilanden, broekbossen. en reeds in de tweede helft van de 13e eeuw Groep XVI Droog mos op een vaste (stenen) afgebroken en vervangen door een nieuwe. ondergrond. 155 xn 102% roofmijtenfauna's, levend in de mest van verschillende huisdieren, lijken veelbelo- vend.

62.3% Noten 1 Coope 1967. 2 Osborne 1973. 3 Denford 1978. 4 Kenward, Hall & Jones 1980. 5 De half-open slide technique van Grand- jean, zie Balogh 1983 p. 32. 4. Verdeling van de oecologische groepen mosmij- 6 VoordeOribatida:Sellnick, 1960 en Balogh, ten aangetroffen in middeleeuws Scheemda. 1983. Voor de Uropodina: Hirschmann & Zirn- giebl-Nicol 1961-67. Voor de Gamasina: Karg 1971. 7 Per taxonomische groep ligt het percentage Op grond van de verdeling van de gevonden nogal verschillend, zie Schelvis 1990a. oecologische groepen (afb. 4) kan gecon- 8 Kenward 1975. cludeerd worden dat het landschap rond 9 Strenzke 1952. Scheemda in de 13e eeuw zeer open was en 10 Schelvis 1987, 1988. gedomineerd werd door hoogveenmoeras- 11 Knülle 1957. sen. 12 De soortensamenstelling alsmede het milieu waarin deze 20 oecologische groepen opti- Discussie maal vertegenwoordigd zijn wordt gegeven in Schelvis 1990b. Een reconstructie van het landschap op 13 Molema 1989. basis van de resten van de mosmijten is 14 Van beide toepassingen wordt een voor- slechts één van de vele toepassingen van beeld gegeven in Schelvis (in druk). mijten in de archeologie. Mosmijten kun- nen nog meer nuttige informatie opleveren, Literatuur bijvoorbeeld over de aanwezigheid van Balogh, J., en Mahunka, S., 1983. The soil mites bepaalde planten op basis van specifieke of the world. Vol. 1 Primitive Oribatids of the mijt-plant relaties of over het verloop in de Paleoarctic region. Budapest. tijd van de invloed van de zee14. Een andere Coope, G. R., 1967. The value of Quartenary groep mijten die regelmatig wordt aange- insect faunas in the interpretation of ancient troffen in archeologische monsters is de ecology and climate. In: E. J. Cushing en H. orde van de Mesostigmata. Deze roofmij- E. Wright (eds.), Quartenary palaeoecology. New Haven, 359-380. ten komen algemeen voor op die plaatsen Denford, S. M., 1978. Mites and their potential waar veel rottings- en afbraakprocessen use in archaeology. In: D. R. Brothwell, K. plaatsvinden zoals composthopen, mest- D. Thomas en J. Clutton-Brock (eds.), Re- vaalten en beerputten. Op grond van karak- search Problems in Zooarchaeology (Occ. teristieke soorten is het mogelijk uitspraken Publication Inst. of Arch. 3). London, 77-83. te doen over de aard van de afzetting, bij- Hirschmann, W., en Zirngiebl-Nicol, I., 1961- voorbeeld of een kuil gevuld is geweest met 1967. Acarologie. (Schriftenreihe für ver- gleichende Milbenkunde. Folge4-10). Fürth/ rottend plantaardig materiaal dan wel met Bay. mest. Zelfs is het in theorie mogelijk om op Karg, W., 1971. Die freilebenden Gamasina, basis van karakteristieke roofmijtenfauna's Raubmilben. (Die Tierwelt Deutschlands 59. vast te stellen van welke diersoort een Teil. Acari, Milben. Unterordnung Anacti- bepaalde mestlaag afkomstig is. Dit onder- nochaeta (Parasitiformes)). Jena. zoek aan specifieke archeologische mest- Kenward, H. K., 1975. Pitfalls in the Environ- indicatoren is nog in het beginstadium, mental Interpretation of Insect Death As- maar de eerste resultaten met recente semblages. Journal of Archaeological Science 2, 85-94. 156 Kenward, H. K., Hall, A. R. en Jones, A. K. G., logy. Experimental and Applied Entomology. 1980. A tested set of techniques for the Proceedings of the Netherlands Entomolo- extraction of plant and animal macrofossils gical Society 1, 90-95. from waterlogged archaeological deposits. Schelvis, J., 1990b. The reconstruction of local Science and Archaeology 22, 3-15. enviroments on the basis of remains of Knülle, W., 1957. Die Verteilung der Acari: oribatid mites (Acari; Oribatida). Journal of Oribatei im Boden. Zeitschrift für Morpho- Archaeological Science 17. logie und Ökologie der Tiere 46, 397-432. Schelvis, J., (in druk). Mites (Acari) from the Molema, J., 1989. Het „01 Kerkhof' te Scheem- late neolithic well at Kolhorn (The Nether- da. In: H. G. de Olde et al. (eds.), Groninger lands). Palaeohistoria 31. Kerken. Groningen, 130-134. Sellnick, M., 1960. Formenkreis: Hornmilben, Osborne, P. J., 1973. Insects in Archaeological Oribatei. (Die Tierwelt Mitteleuropas. Spin- deposits. Science and Archaeology 10, 4-6. nentiere III. Band, Lief. 4 Erganzung). Leip- Schelvis, J., 1987. Some aspects of research on zig. mites (Acari) in archaeological samples. Strenzke, K., 1952. Untersuchungen über die Palaeohistoria 29, 211-218. Tiergemeinschaften des Bodens: Die Oriba- Schelvis, J., 1988. De Mijten (Acari) uit de terp tiden und ihre Synusien in den Boden Nord- Bornwird. In M. Bierma, A. T. Clason, E. deutschlands. Zoologica 104, 1-173. Kramer en G. J. de Langen (eds.) Terpen en wierden in het Fries-Groningse kustgebied. BAI Groningen, 250-259. Poststraat 6, Schelvis, J., 1990a. Mites (Acari) in Archaeo- 9712 ER Groningen

157 Het expertisecentrum ARCHIS: een introductie

Iepie Roorda

Daar de oprichting van het expertisecen- hierdoor uit twee pijlers te bestaan. Naast trum ARCHIS ruim een jaar geleden plaats- een gegevensbank, waarin alle (textuele) vond (op 1 juni 1989), lijkt ons het moment gegevens over archeologische vindplaatsen gekomen de doelstellingen van het experti- zijn opgeslagen, maakt ARCHIS gebruik secentrum, de daaruit voortvloeiende werk- van een geografisch informatiesysteem zaamheden en de huidige stand van zaken (kortweg GIS). Dit is programmatuur toe te lichten. Een ieder die geïnteresseerd waarmee men (gedigitaliseerd) kaartmate- is in de archeologie en bekend is met het riaal samen met archeologische informatie Centraal Archeologisch Archief (het CAA) uit de gegevensbank op het beeldscherm van de ROB, zal in de nabije toekomst met kan afbeelden of m.b.v. een plotter kan ARCHIS te maken krijgen. Het CAA zal afdrukken. Het kaartmateriaal kan bij- namelijk opgenomen worden in een nieuw voorbeeld de topografische, bodemkundige archeologisch informatiesysteem, ARCHIS en geologische kaarten betreffen. Een GIS genaamd en het oude CAA-document biedt ook faciliteiten voor het opvragen wordt vervangen door een nieuw ARCHIS- van gegevens. Het is bijvoorbeeld mogelijk formulier. op het beeldscherm een gebied aan te wij- De eerste concrete stappen om een archeo- zen waarna vervolgens alle informatie aan- logisch expertisecentrum op te richten gaande archeologische vindplaatsen binnen dateren uit 1987, met het indienen van een dit gebied uit de computer rolt. Voor subsidieaanvraag bij het Ministerie van wetenschappelijk onderzoek zijn allerlei Onderwijs en Wetenschappen. De aanvraag ruimtelijke en statistische analysetechnie- luidde als volgt: „Doel van het expertise- ken beschikbaar. Het expertisecentrum centrum is de realisatie en instandhouding ARCHIS kan gezien worden als een uniek van een geautomatiseerd archeologisch samenwerkingsverband waarbij vier insti- informatiesysteem t.b.v. de Nederlandse tuten uit de Nederlandse archeologische archeologische vakwereld en de overheids- vakwereld betrokken zijn: diensten welke zich op plaatselijk, provin- - de Rijksdienst voor het Oudheidkundig ciaal of landelijk niveau bezighouden met Bodemonderzoek te Amersfoort (ROB), de ruimtelijke ordening in Nederland." - het Biologisch Archaeologisch Instituut De doelstellingen van het expertisecentrum te Groningen (BAI), kunnen worden omschreven als: - het Instituut voor Prehistorie te Leiden 1. Het opbouwen, onderhouden en voor (IPL) en wetenschappelijk onderzoek toeganke- - het Albert Egges van Giffen Instituut lijk maken van documentatie betref- voor Pre- en Protohistorie te Amster- fende archeologisch relevante vindplaat- dam (IPP). sen. De aanvraag werd eind 1988 gehonoreerd 2. Het opbouwen, onderhouden en aan- met het toekennen van de gewenste sub- bieden van voor archeologisch* onder- sidie. Na een aantal voorbereidende werk- zoek relevant kaartmateriaal. zaamheden, uitgevoerd door drie commis- 3. Het opbouwen, onderhouden en toe- sies afkomstig van de deelnemende institu- gankelijk maken van onderzoeksinstru- ten, kon in juni 1989 begonnen worden met menten voor analyse van archeologi- de realisatie van het archeologische infor- sche gegevens in het algemeen en voor matiesysteem. geografische analyse van deze gegevens Door de oprichting van het expertisecen- in het bijzonder. trum kunnen een aantal lang gekoesterde Het archeologisch informatiesysteem komt wensen in vervulling gebracht worden. Ten 158 eerste wordt het mogelijk de sterk versnip- expertisecentrum ARCHIS beperkt zich perde gegevensbestanden onder te brengen daarbij niet tot het aanbieden van gecom- in één centraal systeem. bineerde archeologische en ruimtelijke Via SURFnet (een landelijk universitair informatie aan de diensten en instellingen data-communicatienetwerk) worden de werkzaam op het terrein van de ruimtelijke deelnemende instituten op ARCHIS aan- ordening, maar het kan tevens bedreigde gesloten en vindt een landelijke ontsluiting vindplaatsen lokaliseren, waardoor tijdig van de diverse gegevensbestanden plaats. maatregelen kunnen worden getroffen. Een volledig overzicht van Nederlandse Het afgelopen jaar hebben ARCHIS-mede- archeologische vindplaatsen behoort hier- werkers zich beziggehouden met het ont- door eindelijk tot de mogelijkheden. werpen van het informatiesysteem. Aan de Ten tweede wordt uniformiteit van gege- basis van het nieuwe informatiesysteem ligt vens mogelijk gemaakt, hetgeen de kwali- het Centraal Archeologisch Archief (CA A) teit van deze gegevens alsook de werkbaar- en het daarbij behorende CAA-document. heid daarvan ten goede komt. Dit deels geautomatiseerde archief van de Ten derde betekent de koppeling van ar- ROB is het grootste en meest gebruikte cheologische informatie aan geografische archeologische gegevensbestand van Ne- informatie een sprong voorwaarts in het derland. Momenteel bevat de CAA-ge- wetenschappelijk onderzoek. Zowel klein- gevensbank gegevens over ca. 20.000 sites. schalig als grootschalig regionaal onder- Bij de ontwikkeling van het datamodel is zoek, (cultuur)landschappelijke reconstruc- gebruik gemaakt van prototyping. Dat ties en het daaruit ontwikkelen van voor- betekent dat met het testen van vereenvou- spellende modellen kan m.b.v. ARCHIS digde modellen van het informatiesysteem gerealiseerd worden. Dergelijk onderzoek geprobeerd is om tot een werkbaar pro- zal bovendien aanmerkelijk minder tijd in duktiesysteem te komen. Twee prototypes beslag nemen dan nu het geval is. werden in samenwerking met de afdeling systeemontwikkeling van het ministerie van Uit de doelstelling komt ook naar voren Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur ont- dat de dienstverlening van het expertise- wikkeld en getest. Door deze werkwijze centrum zich in eerste instantie richt op zijn een aantal archeologische en prakti- twee doelgroepen: enerzijds de wetenschap- sche moeilijkheden vroegtijdig onderkend pelijke onderzoekers, anderzijds de dien- en opgelost. sten en instellingen werkzaam op het ter- rein van de ruimtelijke ordening. De Een van die problemen betrof de interpre- voortdurende aantasting van het archeolo- tatie van alle geregistreerde en ingevoerde gische bodemarchief door nieuwbouw, we- vondstmeldingen, die in het CAA als „si- genbouw, milieuverontreiniging, ruilver- tes" zijn opgeslagen. Het is met name het kavelingen en moderne landbouwtechnie- toekennen van de site-aanduiding aan in- ken maakt een efficiënt beheersbeleid van gevoerde documenten die problemen heeft het kwetsbare bodemarchief steeds nood- veroorzaakt. Het heeft o.a. tot gevolg zakelijker. Bescherming en beheer van het gehad dat verschillende vondstmeldingen bodemarchief dient om deze reden een die tezamen één archeologisch geheel vor- structureel onderdeel te vormen van het men als afzonderlijke sites zijn gekwali- ruimtelijk beleid in Nederland. Op die ficeerd. Ter verduidelijking: drie vondst- wijze kan ons cultureel erfgoed voor het meldingen met gegevens over nederzetting- nageslacht worden behouden en toekom- sporen uit de ijzertijd afkomstig van een- stig onderzoek van archeologisch waarde- zelfde terrein, maar die onder verschillende volle vindplaatsen worden veilig gesteld. In coördinaten zijn ingevoerd kunnen in het ARCHIS vindt dan ook de integratie plaats CAA drie afzonderlijke nederzettingen op- van de monumentenzorg (bescherming van leveren. Het spreekt voor zich dat het archeologisch relevante vindplaatsen) en nodig is de in het CAA opgeslagen sites de documentatie van vindplaatsen. Het opnieuw te interpreteren en procedures te 159 ontwikkelen die het in de toekomst moge- worden tot complexen. lijk moeten maken de ingevoerde gegevens COMPLEX: Een eenheid van in tijd en en de archeologische interpretatie daarvan ruimte geassocieerde artefacten (vondsten, op een correcte wijze weer te geven. Dit grondsporen en bovengrondse construc- houdt onder meer in dat het oude CAA- ties) met een bepaalde betekenis. document aangepast gaat worden en in een Onder een bepaalde betekenis wordt het nieuw en ruimer jasje gestopt moet worden. resultaat van de archeologische interpreta- Met name de wijze waarop de gegevens tie verstaan. Een complex kan bijvoorbeeld ingevuld kunnen worden zal veranderen. een nederzetting, weg, grafveld of potten- Momenteel zijn ARCHIS-medewerkers be- bakkerij zijn. Door de invoering van deze zig met het samenstellen van een nieuwe drie begrippen is het mogelijk geworden handleiding. Deze dient als leidraad bij het een onderscheid te maken tussen enerzijds invullen van het formulier (zoals het CAA- de „harde" gegevens (afkomstig van de document met behulp van het „zilveren waarneming) en anderzijds de interpretatie boekje" ingevuld moest worden). van deze gegevens (resulterend in complex- Tenslotte is het van groot belang funda- en). Interpretaties kunnen namelijk in de mentele begrippen zoals „site" en „vind- loop van de tijd veranderen als gevolg van plaats" eenduidig en expliciet te omschrij- nieuwe inzichten en/of nieuwe aanvullende ven. Slechts dan kan een betrouwbaar en informatie. De wijze waarop archeologi- werkbaar (geautomatiseerd) archeologisch sche gegevens in het algemeen worden ver- informatiesysteem tot stand komen. Aan- zameld en geregistreerd maakt een herin- gezien het begrip „site" door archeologen terpretatie van gegevens eveneens nood- in verschillende betekenissen wordt ge- zakelijk. Het kan immers voorkomen dat bruikt, hetgeen tot misverstanden en meerdere waarnemingen tot eenzelfde com- communicatiestoornissen kan leiden, plex gerekend mogen worden. Het is even- wordt dit dubbelzinnige begrip niet ge- wel ook mogelijk dat een waarneming uit bruikt door het expertisecentrum. In plaats meerdere complexen kan bestaan! De er- daarvan zijn de begrippen VINDPLAATS, varingen met het CAA hebben aangetoond WAARNEMING en COMPLEX inge- dat beide situaties voorkomen. In de voerd en als volgt gedefinieerd: komende drie jaar zullen de werkzaam- VINDPLAATS: De (topografische) plaats heden zich toespitsen op de bouw van het waar iets gevonden is, uitgedrukt in een X- produktiesysteem, het invoeren en/of het en Y-coördinaat. omzetten van de diverse gegevensbestanden Belangrijk is dat de ARCHIS-vindplaats en voor zover dat mogelijk is het herinter- ontdaan is van de archeologische interpre- preteren van CAA-gegevens. Door middel tatie: De vindplaats kenmerkt zich slechts van menugestuurde programma's t.b.v. het door haar topografische ligging en daar invoeren van nieuwe waarnemingen en het van afgeleide gegevens zoals plaats, ge- opvragen van textuele en grafische gege- meente en provincie. vens wordt geprobeerd een gebruikers- WAARNEMING: De registratie van ar- vriendelijk systeem aan te bieden. Niet cheologische gegevens van een bepaalde iedereen heeft per slot van rekening even- vindplaats op een bepaald moment. veel tijd, zin of vaardigheid om een pro- Uit deze omschrijving valt op te maken dat grammeertaal te leren en te beheersen. gegevens over een vindplaats op verschil- Voor de liefhebbers bestaat de mogelijk- lende tijdstippen geregistreerd kunnen heid zelf applicaties te ontwikkelen en worden. Vondstmeldingen die reeds op een beschikbaar te stellen voor andere onder- CAA-document zijn ingevuld en toekom- zoekers. Daarvoor is het echter noodzake- stige vondstmeldingen worden in ARCHIS lijk kennis te hebben van de programma- waarnemingen genoemd. De archeologi- tuur waar ARCHIS gebruik van gaat ma- sche gegevens van verschillende waarne- ken: mingen kunnen tenslotte geïnterpreteerd - het besturingssysteem UNIX, 160 - het relationele databasemanagement- archeologische collecties, overige institu- systeem INFORMIX en met name de ten werkzaam op het gebied van de archeo- daarbij onmisbare vraagtaal SQL logie of instelling uit verwante onderzoeks- (Structured Query Language) en richtingen, zoals de (historische) geografie. - het op raster gebaseerde geografische Een andere groep belangstellenden vormen informatiesysteem GRASS. de vele vrijetijdsarcheologen in Nederland. Het geheel komt te draaien op een Concur- Zij zullen in de toekomst individueel via rent MC6450 minicomputer. In afbeelding bemiddeling van het expertisecentrum toe- 1 wordt schematisch weergegeven hoe de gang tot het systeem kunnen aanvragen. deelnemende instituten verbonden zijn met Maar zover is het nog niet. Het zal nog een het archeologische informatiesysteem. tijdje duren voordat het systeem gebouwd, Voor de doorsnee ARCHIS-gebruiker is getest en „operationeel" zal zijn: volgens dit echter niet belangrijk: via menuge- de planning is dat ongeveer over drie jaar. stuurde programma's kan de gebruiker zijn In een volgend artikel hopen we het nieuwe keuzes in begrijpbare taal kenbaar maken ARCHIS-formulier te kunnen presenteren en de gewenste gegevens opvragen. en dieper in te gaan op de nieuwe elemen- Het is overigens niet uitgesloten dat op een ten die dit formulier bevat. later moment nieuwe gebruikersgroepen op ARCHIS worden aangesloten. Men Kerkstraat 1 denke daarbij aan musea met uitgebreide 3811 CV Amersfoort

BAI-Groningen 80386 computer PC-informix PC-grass

ARCHIS gevestigd op: ROB - Amersfoort IPP/RAAP Amsterdam CONCURRENT MC6450 minicomputer 80386 computer AO - plotter PC-informix AO - digitizer PC-grass INFORMIX - gegevensbank GRASS - gispakket UNIX - besturingssysteem

IPL-Leiden 80386 computer PC-informix PC-grass SURFNET Afb. 1: Schematische weergave van de aansluiting van de deelnemende instituten op het archeologische informatiesysteem. 161 Opnieuw 12e-eeuwse bewoningssporen te Colmschate (gem. Deventer)

Jacob Schotten

Inleiding grote hoeveelheid kuilen, greppels en een In februari 1987 ontdekte B. Groenewoudt waterput. Uit een aantal paalkuilen kon uit Deventer in een wegcunet in uitbrei- het grootste gedeelte van een boerderijplat- dingsplan „Het Bramelt" te Colmschate tegrond van het Gasselte-B-type worden scherven van kogelpotaardewerk en enkele gereconstrueerd. Ook kwamen de platte- paalkuilen. De vindplaats ligt op leemhou- gronden van twee kleine, waarschijnlijk bij dend zand in de randzone tussen de dek- de boerderij behorende, structuren te voor- zandrug waarop de Colmschater enk is ge- schijn'. Verder werd nog een mogelijk legen en het dal van de Schipbeek (kaart-. complete wand van een tweede grote struc- blad: 33 F, coördinaten: 210.9/473.25). tuur vrijgelegd. Naar aanleiding van deze vondst is niet lang na de ontdekking en ook nog in 1988 De grondsporen in enkele korte campagnes een opgraving De noordoost/zuidwest georiënteerde boer- verricht door B. Groenewoudt en de auteur, derijplattegrond is die van een éénschepig, in samenwerking met de AWN-afdeling zwaar geconstrueerd gebouw met enigszins Zuid-Salland - IJsselstreek - Oost-Veluwe- uitgebogen, lange zijden (afb. 1). De maxi- zoom. Met financiële steun van de ROB en male lengte en breedte zijn respectievelijk de gemeente Deventer werden machinaal 27.5 en 8.5 m. Buiten de lange zijden enkele putten aangelegd, zowel in als naast bevinden zich enkele aan uitkubbingen toe het wegcunet. Er werden laat-middeleeuwse te schrijven paalkuilen. De diepte van deze sporen aangetroffen, bestaande uit een vrij kuilen loopt uiteen van 7 tot 20 cm onder

/. Colmschate (gem. Deventer), Roessinksweg. Sporen: H — haard; WP — waterput (tekeningen J. Schotten). 162 het schaafvlak. De paalkuilen van de lange naar een (nog bestaande) weg waren ge- zijden, dus van de dakdragende palen, keerd3. Vlakbij de mogelijke hoekpaal ligt variëren in diepte van 20 tot 56 cm onder een half vrijgelegde paalkuil die deel kan het schaafvlak. Uitgaande van plattegron- uitmaken van een inspringende toegang, den van het Gasselte-B-type die elders zijn zoals die te zien is bij een in 1985 opgegra- aangetroffen, kan in de zuidwestelijke korte ven boerderij van het Gasselte-B-type, ge- 2 wand een toegang worden verondersteld . legen ongeveer 300 m ten zuidwesten van In de oostelijke lange wand komt boven- het hier beschreven exemplaar4. dien een als toegang te beschouwen ope- Opvallend is de aanwezigheid van een res- ning voor. tant ijzerinspoeling van het oorspronke- De noordoostelijke korte zijde kon wegens lijke podsolprofiel, bijna uitsluitend bin- de aanwezigheid van een geluidswal niet nen het noordoostelijke gedeelte van de worden opgegraven, maar wellicht vormt boerderij. Het zuidwestelijke gedeelte bevat de meest noordoostelijke paalkuil een hoek een als haardplaats te interpreteren 13 cm ervan. Deze zijde is gericht op de huidige diepe kuil, die gevuld was met houtskool en Roessinksweg, die dus ten tijde van de verbrande leem. Aan dit stuk van de boer- boerderij waarschijnlijk al bestond. Ook in derij mag een woonfunctie worden toege- Horst op de Veluwe is geconstateerd dat kend. Voor deze opvatting spreekt ook het 12e-eeuwse boerderijen met een korte zijde voorkomen van vlakvondsten juist in dit

_L

I—I—I—I—I—'VI 0 5 2. Aardewerk uit paalkuilen van structuren. 1-6 en 8-9 boerderij; 7 driehoekige structuur; 1-5 kogelpot; 6 Paffrath; 7-9 Pingsdorf. 163 deel. De sterke lemigheid van het vlak in rond het midden van de 12e eeuw. het woongedeelte en de aanwezigheid van Enkele meters buiten het noordoostelijke enkele plakken leem kunnen erop wijzen gedeelte van de boerderij bevindt zich een dat hier een lemen vloer heeft gelegen. noord-zuid-lopende rij van vier grote paal- De hier besproken plattegrond is de derde kuilen met dieptes tussen 36 en 54 cm onder van de in Overijssel opgegraven laat-mid- het schaafvlak. Ze vormen vermoedelijk deleeuwse boerderijen. Naast de reeds eer- een complete wand, aangezien een noorde- der genoemde plattegrond uit Colmschate5, lijke of zuidelijke voortzetting niet aanwe- werd er in 1987 in Baaider (gem. Harden- zig lijkt. Of een in het zuiden bij de palenrij berg) nog een boerderijplattegrond aange- aansluitende paalkuil met een diepte van troffen die rond 1100 gedateerd kan wor- 86 cm onder het schaafvlak deel uitmaakt den6. van de wand is niet duidelijk. Wanneer we Ongeveer 12 m buiten de oostelijke toe- deze kuil niet meerekenen, bedraagt de gang van de boerderij is een in een depres- maximale lengte van de wand 9 m. Iedere sie gelegen waterput aangetroffen met een kuil wordt vergezeld door een kleinere diameter van ongeveer 1.20 m. Deze be- paalkuil van een buitenpaal. Deze variëren stond uit een holle boomstam met een in diepte tussen 24 en 64 cm onder het wand van circa 20 cm dikte. Uit de vulling kwamen enkele 14e-eeuwse aardewerkscher- ven. Opmerkelijk is een driepalige structuur, enkele meters buiten het zuidwestelijke gedeelte van de boerderij, met paalkuilen van 40 en 60 cm diepte onder het schaaf- vlak en met zijden van 4.5 m. Hoogstwaar- schijnlijk betreft het een driehoekige hooi- opslagplaats, zoals die tegenwoordig nog in Nederland voorkomt, meestal met een op hoogte instelbaar dak. Enkele meters ten noordoosten van deze constructie ligt een eveneens als „kapberg" te interprete- ren vijfpalige en enigszins onregelmatige structuur. De funderingsdieptes liggen tus- sen 5 en 18 cm onder het schaafvlak, en de zijden hebben een lengte van 2.5 tot 3 m. Dit vijfhoekige type is van meerdere laat- middeleeuwse nederzettingen bekend, en komt net als de driehoekige exemplaren nu nog voor in Nederland. In Overijssel komen tegenwoordig naast de driehoekige en de archeologisch goed bekende vier-, vijf- en meerhoekige hooiopslagplaatsen zelfs één- en tweepalige types voor7. Het vondstmateriaal uit de paalkuilen van deze drie structuren komt overeen met dat uit de paalkuilen van de in 1985 in Colm- 8 schate opgegraven boerderij . Voor het I 1 r- merendeel bestaat het uit fragmenten van kogelpotaardewerk, maar ook uit enkele scherven Pingsdorf- en Paffrath- aarde- 3. Aardewerk uit paalkuilen van de tweede grote werk (afb. 2). Het aardewerk is te dateren structuur. 1-3 kogelpot; 4 zacht gebakken blauw-grijs. 164 schaafvlak. Als een aan de noordrand van het opgravingsvlak nog net zichtbare paal- kuil als vertegenwoordiger van de ooste- lijke wand wordt beschouwd, is de maxi- male breedte van de constructie zonder de buitenpalen 9 m en met de buitenpalen 10.5 m. De verstoring in het centrum van het bouwsel is veroorzaakt door een aantal eigenaardige, concentrisch in elkaar ge- legen greppels. De functie van deze struc- tuur is niet zeker. Opvallend is de breedte van de kuilen van de staanderpalen, die vergezeld worden door diepe buitenpalen. De breedte van de kuilen hangt waarschijn- 10 lijk samen met het optrekken van het gebouw in van tevoren in elkaar gezette gebinten. Al met al maakt de structuur de indruk van een vrij klein en vierkant, stevig geconstrueerd gebouw. Mogelijk kan er een opslagfunctie, bijvoorbeeld als graan- spieker, aan worden toegekend. Mogelijk vergelijkbare bijgebouwen zijn bekend uit Dalem (Kr. Cuxhaven, W.- Dld.)9. Afgezien van een vrij zachte blauwgrijze 4. Vondsten uit niet aan een structuur toege- aardewerkscherf komt uit de paalkuilen schreven sporen. van deze structuur slechts wat kogel- 1 kogelpot uit door de boerderij doorsneden grep- potaardewerk (afb. 3). Gezien de afwij- pel; 2 benen glis uit 12e-eeuws spoor. kende oriëntatie ten opzichte van elkaar zullen dit gebouw en de boerderij niet gelijktijdig bestaan hebben. Ook de zeer geringe afstand tussen beide gebouwen derij doorsneden greppel bevatte het groot- wijst hierop. ste deel van een kogelpot (afb. 4). Uit een spoor ongeveer 20 m westelijk van Verspreid over het opgravingsvlak zijn de boerderij komt een fragment van een verder enkele greppels aangetroffen. Twee aardewerken deksel met Kerbschnittver- ervan worden door paalkuilen van de boer- siering (afb. 5). In de omgeving van het derij gesneden en zullen dus ouder zijn. opgravingsterrein vond J. Stanlein uit De- Mogelijk is het terrein voordat het werd venter een tufstenen bouwelement. Het bebouwd, gedraineerd ten behoeve van betreft een langwerpig stuk met een drie- veeteelt, zoals dat vermoedelijk in Horst op hoekige dwarsdoorsnede en een lengte, de Veluwe is gebeurd10. De overige grep- breedte en maximale dikte van respectieve- pels bevatten 14e- en 15e-eeuws materiaal. lijk 44,27 en 16 cm. In de vlakke onderzijde Tot besluit van deze paragraaf wil ik nog is een 3.5 cm diep en 3 cm wijd (verbin- enkele vondsten vermelden. In de 12e- dings)gat aangebracht. Verder zijn ver- eeuwse sporen werden stukjes lei, tufsteen, spreid in de omgeving van de opgraving basaltlava en verbrande leem aangetroffen. scherven gevonden die dateren uit de 12e Ook werd een scherfje van een glazen kom tot en met de 19e eeuw. Ongeveer 100 m gevonden, alsmede een spinsteen (afb. 5) en oostelijk van de opgegraven boerderij stond een glis, gemaakt uit een middenhandsbeen tot voor kort een 18e- of 19e-eeuwse boer- van een paard (afb. 4). Daarnaast werden derij. Het is aannemelijk te veronderstellen een mes, een spoor en een gesp gevonden, dat dit erf, „Barink" genaamd, vanaf de evenals moerasijzererts. Een door de boer- 12e eeuw continu bewoond is geweest. 165 Ecologische gegevens eeuw (fase 4) eveneens sprake van domi- Uit een aantal 12e-eeuwse sporen zijn za- nantie van haver ten opzichte van gerst en denmonsters genomen, zowel uit paalkui- rogge13. Van een eenzijdige verbouw van len van de boerderij als uit niet aan een rogge lijkt in deze periode dan ook geen structuur toegeschreven paalkuilen". Het sprake te zijn. In de vroege middeleeuwen aantal monsters is klein, en bovendien komt rogge wel algemeen voor, zoals is bevindt materiaal in paalkuilen zich altijd gebleken uit gegevens van Odoorn, Gas- in secundaire context. Tijdens het forma- selte en Kootwijk14. In Dommelen echter is tieproces kan vermenging zijn opgetreden rogge gedurende de hele periode tussen ca. van de neerslag van diverse verwerkings- 700 en 1250 sterk dominant15. Wegens de activiteiten op verschillende tijdstippen12. dominantie van haver in Colmschate en Toch is het nuttig de gegevens van de zaden- Gasselte kan men denken aan een vrij analyse te bespreken, aangezien ze in ieder groot belang van veehouderij in de 12e geval wel een globaal beeld geven. eeuw. De onkruidzaden vertegenwoordigen soor- Er zijn ook nog enkele pollenmonsters ten van akkers, wegbermen en ruderale genomen16. Het stuifmeel bleek slecht ge- groeiplaatsen. Er zijn twee types akker- conserveerd te zijn. Een monster uit de onkruiden aangetroffen: De Secalinetae en basis van de es in de buurt van de boerderij de Chenopodiëtae. De groep van de Seca- bevatte voornamelijk pollen van heide, linetae omvat soorten van wintergraan- veenmos, gras en elzen. De combinatie van velden (rogge), en die van de Chenopodië- heide en veenmos doet vermoeden dat de tae soorten van zomergraanvelden (haver plaggen voor de akkerbemesting afkomstig en gerst), maar ook van andere nitraatrijke waren uit het dal van de Schipbeek. In twee plaatsen. monsters uit kuilen van de staanderpalen Wat de granen betreft komt over het geheel van de boerderij was stuifmeel aanwezig genomen haver het meeste voor. Op de van vooral gras, elzen en heide. Alle graan- tweede plaats komt gerst en op de derde pollen uit de drie monsters waren afkom- een beetje rogge. In Gasselte is in de 12e stig van rogge, maar aangezien dit een

I 1- H 1 1 4

5. Aardewerk uit niet aan een structuur toegeschreven sporen. 1 deksel met Kerbschnittversiering; 2 spinsteen. 166 windverstuiver is met een grote pollenpro- Drenthe was de veehouderij in de 12e en duktie, hoeft rogge niet in de direkte omge- 13e eeuw zelfs belangrijker dan landbouw. ving te zijn verbouwd. Opmerkelijk is dat De basis daarvoor is waarschijnlijk gelegd als enige boomsoort de els vertegenwoor- in de 9e en 10e eeuw, toen de beekdalen digd is. De indruk wordt gewekt dat de werden ontgonnen tot wei- en hooilanden'9. hoge gronden bij Colmschate in de 12e eeuw waren ontbost en door cultuurland in Dankwoord beslag werden genomen. Ook het dal van Een woord van dank tot slot komt toe aan de Schipbeek lijkt in deze tijd ontgonnen te degenen die voor de uitvoering van het zijn geweest, maar er was blijkbaar nog wel onderzoek onmisbaar waren. Dit zijn in de elzenbroekbos aanwezig. In het beekdal eerste plaats de heer en mevr. Groene- hebben de weidegronden gelegen. Haver en woudt en de provinciaal archeoloog van gerst zullen op de lagere delen, de flank, Overijssel A. D. Verlinde en verder Joh. van de dekzandrug zijn verbouwd. Moge- Andrea, H. Hiddink, J. Musch en M. van lijk was al in de prehistorie sprake van een Nie. Behulpzaam waren ook de gemeente groot ontgonnen areaal. In ieder geval zijn Deventer en leden van de AWN-afdeling er vele aanwijzingen voor intensieve bewo- Zuid-Salland - IJsselstreek - Oost-Veluwe- ning op de latere Colmschater enk vanaf de ijzertijd. Ook zijn er nog 25 botten aange- zoom. troffen, een te klein aantal om verhou- dingen te kunnen bepalen. Het gaat om resten van rund, paard, varken, hond en een vis (baars?)17. Schaap en geit ontbreken. Of dit het gevolg is van taphonomische Noten onderrepresentatie is niet duidelijk. 1 J. Schotten en B. Groenewoudt 1988. De ligging van de boerderij op de overgang 2 Waterbolk en Harsema 1979. van een dekzandrug naar een beekdal, dus 3 Heidinga 1984, p. 38. op de grens tussen hoge, droge en lage, 4 Groenewoudt 1986. vochtige gronden, past in het beeld van de 5 Idem. nederzettingslocatie op de zandgronden in 6 Verlinde 1980. de late middeleeuwen. Vóór ca. 1000 be- 7 Jans 1977, afb. 87 en 175. 8 Zie noot 4. vonden nederzettingen zich op de hoogste 9 Zimmermann 1981. terreingedeeltes. Na die tijd verschoof de 10 Heidinga 1984, p. 37-38. bewoning naar de lagere gedeeltes. Deze 11 Determinatie J. P. Pais, IPP. locatieverandering weerspiegelt het in de 12 Van Zeist en Palfenier-Vegter 1979. loop van de late middeleeuwen toenemende 13 Idem. economische belang van beek- en rivier- 14 Odoorn en Gasselte: van Zeist et al 1986: dalen. Deze periode wordt gekenmerkt Kootwijk: Pais 1987. door bevolkingsgroei, omvangrijke ontgin- 15 Van Vilsteren 1984. 16 Determinatie C. Troostheide, IPP ningen en agrarische intensivering, onder- 17 Determinatie R. Maliepaard en B. Beeren- meer mogelijk gemaakt door de opkomst hout, IPP. van de plaggenbemesting. Plaggenbemes- 18 Heidinga 1984, p. 88-102. ting kon ook worden benut om te natte 19 ElerieenSmit 1981. bodems op te hogen om ze daardoor droger te krijgen. Er ontstond een vraag, vooral vanuit de opkomende steden, naar Literatuur juist de produkten van de lage gronden18. Elerie, J. N. H., en G. Smit, 1981. De bo van Schoonebeek, een raadselachtige exploita- In het geval van Colmschate zal de nabij- tievorm. Nieuwe Drentse Volksalmanak 98, heid van Deventer zeker een rol hebben 1-11. gespeeld en er lijkt sprake te zijn geweest Groenewoudt, B., 1986. Een 12e-eeuwse boer- van een zekere specialisatie op veeteelt. In derij bij Colmschate (gem. Deventer). Wes- terheem 35, 230-235. 167 Heidinga, H. A., 1984. De Veluwe in de vroege of Dommelen; a case study for the interpre- middeleeuwen. Aspecten van de nederzettings- tation of charred seeds from postholes. In: archeologie van Kootwijk en zijn buren. Am- W. van Zeist en W. A. Casparie (eds.), Plants sterdam. andancient man; studies inpalaeoetnobotany, Jans, J., 1977. Landelijke bouwkunst in Oost- Rotterdam, 227-236. Nederland. Enschede. Waterbolk, H. T., en O. H. Harsema, 1979. Pais, J. P., 1987. Recontruction of landscape Medieval farmsteads in Gasselte (province and plant husbandry. In: W. Groenman-van of Drenthe). Palaeohistoria 21, 228- 265. Waateringe en L. H. van Wijngaarden- Zeist, W. van, en R. M. Palfenier-Vegter, 1979. Bakker (eds.), Farm Life in a Carolingian Agriculture in Medieval Gasselte. Palaeohis- Village, Assen, 52-96. toria 21, 267'-299. Schotten, J., en B. J. Groenewoudt, 1988. Zeist, W. van, et al., 1986. Plant remains from Colmschate, gem. Deventer. In: A. D. Ver- Medieval sites in Drenthe, the Netherlands. linde (red.) 1988. Archeologische kroniek Helinium 26, 226-273. van Overijssel over 1987. Overijsselse histo- Zimmermann, W. H., 1981. Die früh- bis hoch- rische bijdragen 103, 157-158. mittelalterliche Dorfwüstung Dalem, Kr. Verlinde, A. D., 1980. Baaider, gem. Harden- Cuxhaven. In: De Merovingische beschaving berg. In: A. D. Verlinde (red.) 1980. Archeo- in de Scheldevallei. Westvlaamse Archeologi- logische kroniek van Overijssel over 1978/ sche Monografieën II, Kortrijk, 239-247. 1979. Overijsselse historische bijdragen 95, 209-213. Tegelseweg 78 Vilsteren, V. T. van, 1984. The Medieval Village 5912 BJ Venlo

168 Constructieve en criminele metaaldetectie: aanzet tot een discussie

Jurjen M. Bos

1. Detectorzoeker in actie (foto Henk Hasselt). Bij vlagen laait de discussie over het piepen Er zijn detectorzoekers die zich erover op. Voor- en tegenstanders van het zoeken beklagen dat hen kennelijk een uitzonde- met metaaldetectoren slaan elkaar met niet ringspositie wordt toebedeeld. Naar hun altijd even genuanceerde argumenten om de mening is er geen wezenlijk verschil met oren: „Detectorzoekers zijn criminele cul- schervenzoekers, om die groep voor het tuurbarbaren" dan wel „Detectorzoekers gemak maar even zo te noemen. Ik ben het zijn de grootste zegen voor de archeologie daar niet mee eens. Hoewel er duidelijke sinds de uitvinding van de schop." overeenkomsten zijn (voor beiden gelden bijvoorbeeld de in de Monumentenwet2 Het maartnummer van dit jaar van The vastgestelde regels) zijn er ook wel degelijk Coinhunter, onafhankelijk kwartaalblad verschillen. De „ogen" van de detector- voor de detectoramateur, biedt een mooi zoeker zijn veel beter dan die van de scher- voorbeeld van zo'n discussie. Een radeloos venzoeker; ze zijn zelfs zo goed dat de geworden beroepsarcheoloog en een diep detectorzoeker onder de grond kan kijken, beledigde detectorzoeker beklagen zich elk zij het niet ver. Dat betekent in de praktijk over het onbegrip van „de ander"1: dat detectorzoekers vaker aanleiding heb- „Mensen met metaaldetectors vind ik een ben de grond in te gaan dan schervenzoe- hypocriete bende." kers. Andersom is het zo dat als een scher- „Daar probeert een archeoloog opnieuw venzoeker eenmaal ergens graaft, de kuil een grondrecht, de bewegingsvrijheid van veel en veel groter wordt dan bij een detec- ieder individu, te betwisten." torzoeker. Een tweede verschil ligt in de De discussie over detectorgebruik is in financiële waarde van de vondsten. Over Westerheem nog niet gevoerd, terwijl die het algemeen is de marktwaarde van me- volgens mij ook of zelfs juist daar gevoerd talen voorwerpen hoger dan die van scher- moet worden. Dit artikel hoopt daartoe ven. Dat is overigens een probleem dat niet een aanzet te zijn. alleen in deze discussie een rol speelt, maar 169 ook in die over duikers en archeologie. bouwvoor. Metalen die omhoog zijn ge- De vergelijking tussen duikers en detector- komen en zich in die bouwvoor bevinden zoekers in de archeologie gaat ook op voor zijn aan snelle achteruitgang onderhevig. het belangrijkste verschil met scherven- De detectorzoeker bewijst de samenleving zoekers: lang niet alle zoekers uit de eerste een goede dienst door de voorwerpen tijdig twee categorieën zijn amateur-archeo- te bergen, en vernielt daarbij niks: de logen. Voor sommigen is de spanning of de bodem is in de bouwvoor immers al ver- financiële waarde belangrijker dan de ar- stoord. Rabiate tegenstanders van detec- cheologische waarde, voor anderen geldt torgezoek daarentegen vinden het princi- zelfs dat helemaal geen rekening wordt pieel onjuist de beoordeling of al dan niet gehouden met de eventuele archeologische sprake is van verstoring aan de detector- waarde van vondsten en vondstomstandig- zoeker in het veld over te laten, nog afge- heden. zien van de vraag of de bouwvoor altijd en Het zijn dan ook juist deze belangrijkste overal als in archeologische zin „verstoord" verschillen die steeds een rol blijken te beschouwd kan worden. Natuurlijk leve- spelen bij de discussie over het zoeken met ren de detectoren veel interessante vond- metaaldetectoren. sten op, maar dat geldt ook voor terp- afgravingen, en terpen worden nu niette- Problemen doen zich meestal pas voor als min beschermd. belangen botsen. De drie belanghebbenden zijn de vinders, de grondeigenaren, en de Over één punt is helemaal geen discussie samenleving. De rol die elk speelt komt het nodig. Het zoeken met een detector in beste tot uiting als we het zoeken met een ongestoorde en niet te verstoren grond is detector herleiden tot een aantal punten: volgens deze wettelijke bepalingen zonder het zoeken/vinden, de materiële eigendom omslag als misdrijf aan te merken. Blijft het van de vondsten, en de geestelijke eigen- punt van de bouwvoor. Inderdaad is „bouw- dom van de vondsten. voor" een relatief begrip, en kan ook de Het zoeken met een metaaldetector in ar- positie van een voorwerp in de bouwvoor cheologische context is in wetstaal te be- relevante archeologische informatie bieden. schrijven als „het verrichten van werk- Als hieruit de conclusie zou worden ge- zaamheden met als doel het opsporen van trokken dat detectoren dan dus maar ver- zaken welke van algemeen belang zijn boden moeten worden, zou voorbij worden wegens hun schoonheid, hun betekenis gegaan aan het evidente belang van het voor de wetenschap of hun cultuurhistori- bergen van metalen voorwerpjes, voordat sche waarde."3 Als daarbij verstoring van deze volledig gecorrodeerd zijn. Als omge- de bodem optreedt, is daarvoor een schrif- keerd de conclusie wordt getrokken dat de telijke vergunning vereist van de minister detector een unieke zegen is die alleen maar van WVC, en zo'n vergunning kan alleen alsmaar nieuwe informatie oplevert, slaan verleend worden aan een rijksdienst, een we de plank denk ik ook mis. Landlopen in instelling voor wetenschappelijk onderwijs het kader van een archeologische streek- of een gemeente". Lapt men deze regelge- beschrijving levert evenveel of meer op, ving opzettelijk aan de laars (om een toe- met minder kans op uitglijders. passelijke uitdrukking te gebruiken) dan is Er zit naar mijn oordeel echter weinig geen sprake meer van een overtreding, anders op dan die uitglijders maar op de maar van een misdrijf5. Op deze wijze koop toe te nemen, en te hopen dat de beschermt de samenleving de eigen be- daders gepakt worden. Een algeheel ver- langen. bod op detectorzoeken zou meer verlies van informatie dan winst betekenen. Ik zou Wat dit punt betreft draait het in de detec- dan ook willen stellen dat een verbod op tordiscussie om de zinsnede „waardoor detectorgebruik door amateur-archeologen verstoring van de bodem optreedt". Fer- contra-productief zou zijn, dat de grenzen vente detectorzoekers stellen dat het bereik van het toegestane nauwlettend in de gaten van de detectoren niet verder gaat dan de 170 moeten worden gehouden, maar dat we vinder, en de helft aan de eigenaar van de detectorzoekerij voor zover deze niet grond. Natuurlijk zijn er piepers die wel „bouwvoor-overschrijdend" is niet moeten (regelmatig) geld of een aardigheidje geven beschouwen als „het verrichten van werk- aan boeren, en natuurlijk zijn niet alle zaamheden (...) waardoor verstoring van verkochte vondsten goud waard. Maar het de bodem optreedt". blijft tegen de regels om als vinder van Is het dan zo dat ik detectorzoeken in de spullen die wèl goud waard zijn de hele bouwvoor en in anderszins verstoorde opbrengst te houden. Dat zou een wel erg grond wèl een zegen vind? Zeker, het is toe ruime uitleg zijn van een welwillend „Je te juichen, als het gebeurt door mensen die gaatje gang maar". enthousiast zijn en - en daar gaat het om - Tussen twee haakjes, voor lezers die nog zich aan de regels houden. Welke regels maar kort met deze zaken bezig zijn: de zijn dat dan? In tegenstelling tot wat vaak overheid is bij schatvondsten dus géén par- gezegd wordt, zijn het niet „de" archeo- tij, tenzij als grondeigenaar. Het is dan ook logen die die regels verzinnen en toepassen. een onzinverhaal dat rechtmatig verkregen De overheid heeft die regels vastgesteld, en bodemvondsten worden afgepakt als je politie en justitie zien toe op de naleving ermee naar een archeoloog of wie dan ook ervan. Die regels betreffen de materiële en zou gaan. De archeologische wetenschap geestelijke eigendom van vondsten. Naar staat buiten deze kwestie. Dat geldt niet mijn mening zijn dat ook de meest wezen- voor de geestelijke eigendom. lijke punten in de discussie. Juist op deze Als mijn uitleg juist is, kan bouwvoor- punten gaat van alles mis, veel meer dan op zoeken niet beschouwd worden als „het het punt van bouwvooroverschrijdend zoe- doen van opgravingen". Dan treden de ken. artikelen van de Monumentenwet in wer- De materiële eigendom van de vondsten is king over het vinden van archeologica het punt waarop de belangen van de eige- „anders dan bij het doen van opgravingen" naar van de grond waarin die vondsten zijn (art. 47, 48, 56 en 57). Stelde ik me bij de gedaan om de hoek komen kijken. discussie over het detectorzoeken in de In het al genoemde nummer van The Coin- bouwvoor op het standpunt van de diep- hunter staat onder andere een advertentie beledigde detectorzoeker, op dit punt kan van iemand die sloopgoud opkoopt („ook de radeloos geworden archeoloog op mijn grotere partijen"), met de toevoeging dat sympathie rekenen. Hier wreekt zich im- discretie verzekerd is. Waar zou die discre- mers dat niet alle detectorzoekers amateur- tie nou voor nodig zijn? Betreft die moge- archeologen zijn. Ik ga er namelijk van uit lijke overtredingen c.q. misdrijven volgens dat archeologisch geïnteresseerden zich aan de Monumentenwet? Gaat het om het de regels houden, en dat we de boosdoeners zwart betalen van de verkoper? Zoek ik er moeten zoeken bij de mensen die met teveel achter (de enige niet-illegale uitleg andere motieven piepen. die ik kan verzinnen is geheimhouding van De regels over de geestelijke eigendom zijn „het stekkie", en dat is dan alleen nog maar simpel: de vondst moet binnen drie dagen legaal als de vondst wel officieel gemeld is)? gemeld worden, en vervolgens zes maanden Of slaat die discretie misschien op de rech- beschikbaar zijn voor wetenschappelijk ten van de grondeigenaar? onderzoek. Een amateur-archeoloog zal Zoals iedereen weet is er een levendige daarbij ook zoveel mogelijk informatie handel in piepvondsten. En het is een geven over vindplaats en vondstomstan- eufemisme te stellen dat daarbij de rechten digheden. De geestelijke eigendom behoort van de grondeigenaar vaker wel dan niet de gemeenschap. geschonden worden. Vondsten die geld De goeden hebben op dit punt de kwaden opbrengen zijn te beschouwen als schat- veel te verwijten: zonder die laatsten zou er vondsten. Het Burgerlijk Wetboek kent de geen archeoloog zijn die kankerde op pie- helft van de waarde daarvan toe aan de pers, behalve misschien stiekem, als ze hem 171 dag en nacht (aangenaam) bezighielden Alle argumenten van de goedwillende pie- met hun vondstmeldingen. pers vallen weg tegen het gedrag van de Je moet zolang mogelijk in de goede wil kwaadwillenden. En dat geeft dan weer van mensen blijven geloven. Kan het niet aanleiding tot ongenuanceerde discussies, zo zijn dat de niet-archeologische piepers waarin generalisaties over piepers en ar- zich van niets bewust zijn, dat ze zich niet cheologen niet van de lucht zijn. realiseren dat ze op archeologisch waarde- Misschien ben ik niet de juiste persoon om volle terreinen archeologica aan het ver- de piepdiscussie in Westerheem aan te zamelen zijn? Tot mijn spijt moet ik zeggen wakkeren. Daarvoor heb ik een te saai dat dat niet het geval is. Een voorbeeld uit standpunt: ik vind het schitterend wat pie- de provincie Friesland, waar ik als archeo- pers voor bijdragen leveren aan ons cul- loog werk. Een aantal jaren geleden is een tuurbegrip, maar vind ook dat men zich kaartenbundel gepubliceerd, Archeologi- aan door de overheid gestelde regels moet sche monumenten in Friesland, waarop alle houden. Ik zie een grote winst in de toe- bekende archeologisch waardevolle terrei- name van detectorvondsten, maar vind nen staan aangegeven. Als u nu denkt: niet dat metalen voorwerpen vogelvrij zijn „Dat is handig!", dan bent u niet de eerste. omdat ze anders toch naar de metaalhemel Deze kaarten behoren tot de standaarduit- gaan (overigens: goud vergaat niet zo rusting van elke ervaren pieper in Friesland gauw). Ik juich de inspanningen van The - ook de niet-archeologisch geïnteresseer- Coinhunter Company toe, maar bezie een den. Voor deze mensen is financieel gewin deel van hun ledenbestand met enige arg- belangrijker, waardoor ze eerder geneigd waan. Ik vind het niet terecht metaaldetec- zijn de regels aan hun laars te lappen en de toren te verbieden, maar mis een actief ver- wet zinloos te vinden. Niet alleen verdwijnt volgingsbeleid tegen wetsovertreders. Mis- de meerderheid van de piepvondsten in schien dat andere AWN-ers (of Coinhun- Friesland zonder gemeld te zijn, ook is ters) een extremer standpunt in willen sprake van geschiedvervalsing. In veiling- nemen? catalogi staat vaak de vermelding „bo- Tot slot borrelt natuurlijk de vraag op hoe demvondst daar en daar", omdat dat prijs- het nu verder moet. In ieder geval moeten verhogend kan werken. Twee Friese piepers de problemen niet gegeneraliseerd worden: zijn berucht doordat ze altijd een bepaalde bij polarisatie tussen goedwillenden is nie- streek als vindplaats noemen, ook al is aan mand gediend. Maar de praktijk? Is een het materiaal te zien dat het daar niet van- piepakte (verkrijgbaar bij het postkantoor) daan kan komen. Men beschermt de goede de oplossing? Zijn verenigingen als de stekjes. Bovendien: „aan archeologen heb AWN en The Coinhunters Company in je niks", ze hebben weinig verstand van staat hun leden te bewerken de wet na te taxatiewaarden, en hun parate materiaal- leven? Wat moet bij dit alles de rol zijn van kennis schiet ook nogal eens tekort. beroepsarcheologen? Ik ben er nog niet uit. Moeten we hierover nou onze schouders Noten ophalen? Die vraag hoeft helemaal niet 1 The Coinhunter 9 (1990), 33-12 - 33-15. meer gesteld te worden, want ze is al beant- 2 Monumentenwet 1988, Staatsblad 638. woord door de rechthebbende op de geeste- 3 Idem, art. 1 bl en 1 h. lijke eigendom. De Monumentenwet noemt 4 Idem, art. 39. deze - opzettelijke - handeling een misdrijf, 5 Idem, art. 56 en 57. en bepaalt de straf op maximaal een jaar Kruizemuntweg 10 gevangenisstraf of een geldboete van 9753 BJ Haren (Gr.) f 100.000,-. Is er van kwade opzet geen Naschrift redactie „Een aanzet tot een discussie". Zo typeert sprake, dan is de straf nog altijd maximaal Jurjen Bos zijn bijdrage. Dat vraagt om reac- een half jaar gevangenisstraf of dezelfde ties. Deze kunnen worden gericht aan de hoofd- boete, hoewel het dan geen misdrijf meer is redacteur, A. Carmiggelt, Stevinstraat 92, 2587 maar een overtreding5. EP Den Haag. 172 Literatuurbespreking

Lex Lammen. Drusus in de Betuwe. De komst waren de Bataven? Ook hier een op zichzelf van de Romeinen in Nederland. Baarn, Ambo, sympathiek aandoend streven naar relativering. 1989. 191 pp. Prijs f 39,50. Lammen benadrukt het tijdgebondene - en als gevolg daarvan het karikaturale - van het beeld Het klinkt, ook voor (amateur-)archeologen, zo van de Bataven in onze geschiedschrijving. veelbelovend: „Drusus in de Betuwe. De komst Jammer genoeg heeft hij de neiging om door een van de Romeinen in Nederland". Een gelegen- wat jolig taalgebruik het effect van dit verte- heidsgeschrift, opgesteld „uit boosheid over een kende beeld nog wat te versterken, bijv. als hij vergeten verjaardag". De komst van Drusus in de rol van de vrouw in de Bataafse samenleving de Betuwe, 12 v. Chr., betekent het begin van de schetst: De „sloofjes", die alleen maar goed geschiedenis van deze streken en hun bewoners. waren voor harde huiselijke arbeid, af en toe Zo'n verjaardag, in dit geval de 2000e, mag niet wat mannelijk genot en die eventueel konden worden vergeten. Aldus Lammen. worden ingezet bij het dobbelspel. Na dit stoere begin volgt een sterk relativerend, Wat ik echt jammer vind is, dat het dagelijks weldadig aandoend eerste hoofstuk: „Ontdek- leven van de Bataven zo slecht uit de verf is ken doe je met je pen". Relativerend, niet alleen gekomen. Lammen maakt wel gebruik van de ten opzichte van de waarde van de „veronder- verworvenheden van de archeologie, maar hij stellingen" die de archeologie oplevert, maar doet er weinig mee. En de archeologische bron- ook - en vooral - ten aanzien van de betrekke- nen betreffende de behandelde periode zijn be- lijke - want sterk subjectief gekleurde - waarde slist niet zo karig als de lijst van geraadpleegde van historische bronnen. Dat geldt óók voor de boeken doet vermoeden. Lammen is duidelijk talentvolle Tacitus, die in dit verjaardagsver- meer historicus dan archeoloog. Met geologie is haal vrijwel de enige informant is en die het ook zijn affiniteit nog geringer; de beschrijving van allemaal uit de tweede hand had. Bovendien is de landschappelijke situatie is een karikatuur. hij nooit in ons land geweest. Tacitus kan dus „In jaren van veel smelt- en regenwater liepen niet de „ontdekker" van ons land en de grond- zij (de rivieren) soms in elkaar over en zag legger van onze geschiedenis worden genoemd. Centraal-Nederland eruit als een kolossaal Dat is, aldus Lammen, Drusus, die in onze moeras met hier en daar een droge bult". A. streken de Romeinse beschaving, met letters, Delahaye zou van zo'n beschrijving hebben cijfers, bakstenen en dakpannen, introduceerde. gesmuld. Met zijn oordeel over de betrekkelijke waarde van historische bronnen kan ik leven. Ik heb Het gedenkwaardige jaar 12 v. Chr. wordt meermalen, met water in de handpalmen, de levendig beschreven, zo levendig dat je haast vindingrijke maar halsbrekende toeren gevolgd zou vergeten dat het om veronderstellingen die historici, archeologen en geologen op het gaat, niet zozeer op basis van archeologische als slappe koord van Tacitus' teksten volvoeren, wel van historische bronnen. En ook hier weer ook nogal eens in Westerheem. Ik heb me er zelf talrijke overbodige uitweidingen. In het slot- zo'n twintig jaar geleden óók aan schuldig hoofdstuk „Het oude bondgenootschap wordt gemaakt. tempo dulu" vergelijkt Lammen de verhouding tussen Romeinen en Bataven met die tussen Terug naar „Drusus in de Betuwe". De aanloop Nederlanders en Indonesiërs. Misschien wat tot de introductie van Drusus zelf en zijn komst gezocht, maar toch ook wel treffend. naar ons land duurt wel heel erg lang (meer dan Lammens boek is vlot geschreven en daardoor 100 pp.) en daarbij wordt ontzaglijk veel over- goed leesbaar. Toch is het vermoeiend. Het is hoop gehaald. De complete Romeinse geschie- rommelig van opbouw en biedt een teveel aan denis - d.w.z. vanaf het ontstaan van Rome - irrelevante historie. Bovendien is te weinig passeert de revue, en hoewel ik waardering heb gebruik gemaakt van de mogelijkheden die de voor de vlotte verteltrant ontgaat me de nood- archeologie voor deze periode biedt. zaak van al die uitweidingen. Wat dat betreft, vertoont Lammen's boek enige overeenkomst P. Stuurman met Jongepiers studie over Forum Hadriani (zie Westerheem 37, 1988, p. 283). Mijn hart gaat G. M. E. C. van Boekei. Terracottabeeldjes van vervolgens wat sneller kloppen als Lammen na de Scheveningseweg. Romeinse vondsten uit 's- de vraag „Wie waren de Romeinen?" ook die Gravenhage II. Den Haag, 1989. 48 blz. VOM- naar de herkomst van de Bataven stelt. Wie reeks, nr. 3. Prijs f 7,50. 173 Het archeologisch bodemonderzoek aan de de goden, maar óók om de doden gunstig te Scheveningseweg in Den Haag, op de plaats van stemmen. de afgebroken herenhuizen 62 t/m 66, heeft Schrijfster is van mening dat de terracottabeeld- interessante gegevens opgeleverd uit de Ro- jes uit Den Haag op een heiligdom duiden. meinse tijd. Er zijn twee bewoningsniveaus Grondsporen of stenen fundamenten zijn echter vastgesteld: niet gevonden. Dit zou kunnen betekenen dat I. Resten van een inheemse nederzetting uit de het heiligdom juist buiten het opgravingsterrein eerste helft van de 2e eeuw. heeft gestaan, of dat resten daarvan (nog) niet II. Bewoningsresten van een sterk geromani- zijn herkend tussen de andere gebouwsporen seerde bevolking uit circa 180-250. De gebou- van de nederzetting. wen in die tijd waren eenschepige houten struc- „Terracottabeeldjes van de Scheveningseweg" turen, één daarvan met een haardplaats in het is een aantrekkelijke publikatie geworden met midden is een woning geweest. De talrijke vele afbeeldingen, waarvan een tiental in kleur. voorwerpen die zijn gevonden bestaan voor een Schrijfster is erin geslaagd een goed beeld te groot deel uit geïmporteerd materiaal, zoals geven van de „bewoonsters" van het heiligdom. (fragmenten van) terra sigillata, terracotta- Moge Vrouwe Fortuna ook de overige onder- beeldjes, glas en metaal, waaronder een aantal zoekers terzijde staan bij het reconstrueren van militaire voorwerpen. Deze laatste categorie de nederzetting aan de Scheveningseweg. wijst op de aanwezigheid van Romeinse solda- De uitgave is verkrijgbaar bij het Gemeentelijk ten, die volgens de opgravers mogelijk de bezet- Informatiecentrum, Groenmarkt 1, en het ting vormden van een wachtpost ter bewaking Haags Historisch Museum, Korte Vijverberg 7, van een weg of kruispunt van wegen. Den Haag. C. A. Kalee Tijdens het onderzoek aan de Scheveningseweg Th. J. Maarleveld en E. J. van Ginkel. Archeo- zijn circa 100 fragmenten van terracottabeeldjes logie onder water. Het verleden van een varend gevonden. Schrijfster heeft een minimum aantal volk. Amsterdam, Meulenhoff Informatief, van 20 votiefbeeldjes, alles incompleet, kunnen 1990. 160 pp. Prijs f 49,50. reconstrueren. De beeldjes zijn van moedergo- dinnen (4), Venus (3), Fortuna (2), Minerva (1), Misschien is geen genre zo moeilijk op verant- Cybele (1), borstbeeldjes van lachendejongetjes woorde wijze te beoefenen als het populair- (3) en van een meisje, verder een handje van een wetenschappelijke genre. Een bevredigend even- dwerg. De dierenwereld is vertegenwoordigd wicht tussen beide componenten is dikwijls ver met fragmenten van een paard, twee hanen en te zoeken. Maar al te vaak valt het accent ten mogelijk een stier. Van Boekei vergelijkt de onrechte op populair in de ,„goedkope" bete- beeldjes met vollediger bewaard gebleven exem- kenis: proza vol superlatieven, gelardeerd met plaren die elders zijn gevonden en gaat uitvoerig suggestieve (soms zelfs insinuerende) vraag- en in op de betekenis van elke groep. Bij de frag- uitroeptekens. In dergelijke boeken wordt ont- menten uit Den Haag beeldt zij steeds één of zettend veel overhoop gehaald en als „nieuws" meer veelal complete exemplaren af, hetgeen •gepresenteerd; de anecdotiek viert daarbij zeer verhelderend werkt. De fragmenten van de hoogtij. Er wordt echter weinig of niets wezen- Scheveningseweg krijgen daardoor aanzienlijk lijks toegevoegd aan hetgeen wetenschappelijk meer gestalte. Zij zijn bijna alle vervaardigd in bekend is. Veel moeilijker is het, een stuk weten- het Rijn-Moezelgebied. Schrijfster kan een tien- schap op onderhoudende en verantwoorde wijze tal fragmenten aan Keulse ateliers toeschrijven, voor een breed, geïnteresseerd publiek toegan- in enkele gevallen is de hand van bekende kelijk te maken. En dat is de opgave, die modelleurs te herkennen: Alfius, Servandus en populair-wetenschappelijke literatuur zich in Vindex. Drie of vier beeldjes komen uit het werkelijkheid dient te stellen. Moezelgebied. Een borstbeeldje van een la- Leggen we deze maatstaven aan, dan scoort chend jongetje tenslotte is in een middengallisch „Archeologie onder water" hoog. Het is rustig, atelier vervaardigd. Dit is ook het enige terra- maar levendig geschreven. De anecdote wordt cottabeeldje dat in de inheemse nederzetting niet geschuwd, maar overwoekert het verhaal (uit de eerste helft van de 2e eeuw) is gevonden. nergens. Dat laatste is strak gecomponeerd, Terracottabeeldjes hebben meestal een reli- zonder overbodige uitweidingen. De opzet is gieuze betekenis. Veel zijn er opgegraven in en pedagogisch: de auteurs willen de lezer op bij heiligdommen, soms bij kleine huisaltaren. onderhoudende en verantwoorde wijze kennis Zij werden daar geplaatst om de goden een bijbrengen. De ondertitel duidt er al op, dat het gunst af te smeken of als dank voor een ver- boek een tweeledige opzet heeft. Enerzijds geeft hoorde bede. Ook werden beeldjes aan overle- het een indruk van de wetenschappelijke uit- denen in graven meegegeven, onder andere om gangspunten en doelstellingen van het onder- 174 wateronderzoek en de technische hulpmiddelen scheepsbouwmethoden, leidend tot nieuwe die daarvoor worden aangewend. Anderzijds scheepsmodellen: huik, kogge, karveel, water- biedt het een breed panorama van de ontwikke- schip, fluit. Uitvoerig wordt ingegaan op de ling van het transport over water, geschetst op expansie van ons land over zee, op de rol van de basis van de resultaten van scheepsarcheolo- VOC in dit proces en op de ondergang en gisch onderzoek. Onderwaterarcheologie in de recente berging van een aantal VOC-schepen. betekenis van „natte" archeologie en scheeps- Degenen die zich afvragen, wanneer nu einde- archeologie overlappen elkaar niet geheel; lijk de boomstamkano van Pesse, de binnen- onderwaterarcheologie kan ook betrekking schepen van Zwammerdam en de 12e-eeuwse hebben op verdronken woonplaatsen (Britten- opgeboeide boomstamboot van Utrecht het burg, Nehalennia-heiligdom in de Oosterschel- verhaal binnenvaren, worden in het voorlaatste de), scheepsarcheologie als vorm van „droge" hoofdstuk, Binnenland en binnenvaart, op hun archeologie houdt zich ondermeer bezig met wenken bediend. Maar ook de ingrepen van de scheepswrakken in drooggevallen polders. Romeinen in het vaarwegennet en omvangrijke Het schip staat in „Archeologie onder water" middeleeuwse waterwerken, zoals keersluizen, centraal. Het is méér dan een technische con- hebben in dit hoofdstuk een plaats gevonden. In structie; het is ook een transportmiddel èn een het slothoofdstuk, Behoud en beheer, schetsen kleine leef- en werkgemeenschap van mensen. de auteurs een tamelijk hoopvol perspectief Een scheepsvondst is dikwijls een „gesloten" voor het onderwateronderzoek. vondst en als zodanig van unieke waarde. Zo „Archeologie onder water" is, zoals reeds eerder biedt bijv. de lading de gelegenheid om een werd gesteld, een geslaagd voorbeeld van verant- gelijktijdig geproduceerde en vervoerde partij woorde popularisering. Het zou echter ver- goederen van uiteenlopende aard integraal te keerd zijn, te menen dat -juist op dit vlak - geen bestuderen. In het hoofdstuk Duiken en archeo- wens onvervuld zou zijn gebleven. Zo acht ik logie worden de ontwikkeling en de huidige het ontbreken van een verklarende lijst van stand van zaken van het (archeologisch) onder- scheepsvaktermen een ernstig gemis. En waar zoek onder water beschreven. Aandacht wordt moet ik al die onderdelen nu aan of in het schip ondermeer besteed aan het gebruikte instru- plaatsen? Een paar schematisch weergegeven mentarium (duikklok, duikkap, duikpak), aan scheepsmodellen hadden in die behoefte kunnen duiken met persluchtapparatuur, aan spons- voorzien. Een voortreffelijk tekenaar, Walt de duiken en bergingsduiken als „opstapjes" naar Rijk, was in ieder geval beschikbaar. Hij heeft in het archeologisch duiken en aan enkele pio- de door de tekst verspreide „Speciale aspecten" niers: Cousteau, Lamboglia, Throckmorton en een aantal uitstekend getekende voorstellingen George Bass, de grondlegger van het moderne van de bouwwijze van diverse scheepstypen bij- onderwateronderzoek. In ons land heeft het gedragen. Met de inhoud van de literatuurlijst archeologisch onderwateronderzoek pas laat, ben ik niet onverdeeld gelukkig. Er zijn nogal namelijk in 1980, officieel erkenning gekregen. wat hiaten. Zo mis ik bijv. de voortreffelijke In het volgend hoofdstuk, Noordzee en vroege Nederlandse uitgave van het onder redactie van vaart, wordt een interessante maritieme para- George Bass verschenen standaardwerk „A his- dox aan de orde gesteld. Ondanks tamelijk tory of seafaring" (Geschiedenis van de scheep- ongunstige natuurlijke omstandigheden (kli- vaart weerspiegeld in de scheepsarcheologie, maat, stroombewegingen, zeebodemsamenstel- 1973). Ook zocht ik tevergeefs naar A. Franzén, ling, kustopbouw) heeft het Noordzeegebied The warship Vasa (1974); M. Rule, The Mary van de vroege Middeleeuwen af een krachtig Rose (1982); H. H. van Rooij en J. Gawronski, ontwikkelde maritieme economie gekend, die - VOC-schip Amsterdam (1989) en - wonderlijk ook voor de kust - zijn neerslag moet hebben genoeg - naar het voorlaatste Nederlandse stan- gevonden in een groot aantal scheepswrakken. daardwerk over scheepsarcheologie van G. D. De omvang van dit goed geconserveerde onder- van der Heide (1974). Toegegeven: laatstge- zeese bodemarchief is slechts bij benadering te noemd werk is nogal chaotisch, maar had mijns schatten. inziens zeker vermeld moeten worden. Eén kri- tische inhoudelijke opmerking: Is de Corbulo- Inde vervolghoofdstukken,Z)e Lage Landen tot gracht werkelijk „voor een deel bewaard geble- de Nieuwe Tijd (plm. 1600) en De Nederlandse ven als de huidige Vliet tussen Leiden en Delft"? zeevaart (1600 tot heden), worden scheepsar- Deze kritische opmerkingen doen niets af aan cheologische gegevens getoetst aan èn gecom- mijn grote waardering voor „Archeologie onder bineerd met andere kennisbronnen: afbeeldin- water". Ik kan kennisname van de inhoud van gen, modellen en beschrijvingen. Daaruit re- harte aanbevelen. sulteert een beeld van zich, onder druk van economische schaalvergroting, wijzigende P. Stuurman 175 F. L. Bastet. Tussen Keulen en Parijs. Een keuze de mensen achter die voorwerpen, die deze uit de Wandelingen door de antieke wereld. bundel zo boeiend maken. Heel wat illustere en Amsterdam, Querido, 1990. 272 pp. minder illustere Nederlanders (Jan Maartens- Prijs f 39,90. zoon Merens, Adriaan van der Willigen, Johan Aan de vijf bundels met „Wandelingen door de Hendrik Beucker Andreae, Conrad Busken antieke wereld", verschenen tussen 1978 en Huet, Schaepman, Kroonprins Willem van 1987, heb ik in Westefheem de nodige aandacht Oranje) en buitenlanders (Rubens, Winckel- besteed. Niet in de laatste plaats, omdat hier mann, Frederik Graaf De Thoms, Mozart, sprake is van een superieure beoefening van een Graaf Michal Tyskiewicz, Wolfgang Helbig en genre dat me, zoals trouwe lezers van Wester- . . . Hitler) zijn op reis gegaan naar de antieke heem zo langzamerhand wel weten, na aan het wereld: Rome, Napels en Pompeii. Bastet reist hart ligt: de populair-wetenschappelijke bena- met hen mee. Tevens geeft hij commentaar. dering van de archeologie. Dat het door Bastet Daaraan danken we kostelijke en soms indrin- bestreken gebied vooral de mediterrane wereld gende portretten van een 18e eeuwse „yuppie", is en dat derhalve de klassieke archeologie in al van vervalsers en hun vervalsingen, van kunst- haar verschijningsvormen de boventoon voert, rovers en hun roofpraktijken (Napoleon!). En betekent niet dat we er in Westerheem, waarin tenslotte reist Bastet zelf naar Rome. In de de Nederlandse archeologie centraal staat, aan meest persoonlijk getinte bijdrage „De horizon voorbij moeten gaan. Ons nationaal archeolo- voorbij. Het ruiterbeeld van Marcus Aurelius" gisch museum, het RMO te Leiden, heeft stof belijdt hij zijn eerbied en bewondering voor opgeleverd voor meer dan één allerminst stof- deze keizer-filosoof. fige wandeling door de antieke wereld. Boven- Archeologie beoefenen betekent voor Bastet dien is in een recent verleden in literatuurbe- zich verdiepen in de beweegredenen van degenen sprekingen uitvoerig aandacht geschonken aan die zich, in welk verband dan ook, met de ar- het verblijf van de Romeinen in ons land (Maar- cheologie bezighielden of ermee in aanraking ten de Weerd's „Schepen voor Zwammerdam", kwamen: als toerist, „liefhebber", verzamelaar, „Het Romeinse castellum te Utrecht", Lex vervalser, kunst rover of als ... archeoloog. Zijn Lammen's „Drusus in de Betuwe" en Georgette conclusies zijn leerzaam, óók voor de huidige van Boekel's „Terracottabeeldjes van de Sche- generatie(s). Bedriegen en bedrogen worden. veningseweg"). Om de balans weer enigszins in Daar komt het - ook in de archeologie en niet evenwicht te brengen vraag ik uw aandacht alleen toen maar ook nu - dikwijls op neer. „Dit voor Bastet's „Tussen Keulen en Parijs". gaat zo al eeuwen door. Het wordt in stand Het omvat een door de auteur zelf samenge- gehouden door geloof, onkunde en hebzucht. stelde selectie uit de vijf bundels met Wande- Deze drie, maar de hebzucht het meest". lingen door de antieke wereld, speciaal - zo De presentatie van „Tussen Keulen en Parijs" wordt op het omslag vermeld - bestemd voor door Querido betekent een grote vooruitgang in Italiëgangers. Die kunnen - en zullen - er onge- vergelijking met die van de voorafgaande vijf twijfeld hun voordeel mee doen, maar ook de bundels. Het uiterlijk is nu veel meer in overeen- thuisblijvers komen aan hun trekken. Verschei- stemming met het hoge niveau van de inhoud. dene bijdragen (De marmeren urn van Rubens; Toch zijn er nog wel wensen. De gereprodu- Een avontuurlijke graaf en zijn uil; Dromen van ceerde wandfresco's en mozaïeken zouden in kurk en gips; Kroonprins Willem in Pompeii) kleur veel beter tot hun recht zijn gekomen. En hebben betrekking op voorwerpen die deel uit- waarom is de opsomming van werk van F. L. maken van de collectie van het RMO. Door de Bastet ter linkerzijde van het titelblad zo on- kleurrijke verhalen over de lotgevallen van die volledig? voorwerpen bekijken we ze voortaan met andere ogen. Twee van de vijf bundels, waaruit een keuze is Maar meer dan de voorwerpen zelf zijn het gemaakt, ontbreken. P. Stuurman

176 Literatuursignalement

In Hoogheemraadschap van Delfland 1289- In de Nieuwsbrief van de Archeologische Vereni- 1989. Opstellen ter gelegenheid van een opmerke- ging Breda (AVB) 4, 1990, nr. 3, doet Hans de lijk jubileum (Delft, 1989) is de archeologie Kievith beknopt verslag van het geruchtma- voorbeeldig vertegenwoordigd, zelfs op het titel- kend bouwhistorisch en archeologisch onder- blad („het bodemarchief onder het gemeen- zoek aan de Catharinastraat 87 in Breda. Een landshuis"). J. G. M. Kistemaker neemt de aantal spitsbogen van een voormalige klooster- beschrijving van dit bodemarchief voor zijn gang werd uit de muren van het slooppand vrij- rekening, terwijl A. Carmiggelt zich verdiept in gemaakt. Tevens werden funderingsresten van „afval uit drie beerputten nabij het Gemeen- een 15e-eeuws pand in de ondergrond aan- landshuis te Delft". H. E. Henkes voegt aan getroffen. deze twee omvangrijke bijdragen een korte beschouwing toe over het glaswerk. A. J. H. De redactie ontving twee nieuwe deeltjes uit de Haak en W. Annema gaan nader in op bouwhis- instructieve Fibula schriftreeks (Uitgeverij Fi- torische aspecten van de panden Oude Delft bula, Houten): Runen door R. I. Page, en Lineair 161-165. Zij doen dat in een goed doortimmerd B en verwante schriften door J. Chadwick, de betoog. geleerde die, samen met M. Ventris, nauw be- trokken was bij de ontcijfering van het Lineair B Kwadrant, het kwartaalperiodiek van de Afd. in 1952. Aan eerstgenoemd boekje zal te zijner Den Haag e.o. heeft, zowel qua uitvoering als tijd in Westerheem een afzonderlijke recensie qua inhoud, een verheugende transformatie worden gewijd. ondergaan. Afl. 2 van de 8e jaargang 1990 is daar een goed voorbeeld van. Korte bijdragen H. Kars (red.). Archeometrie in Nederland: wat over voorbeelden. Amersfoort, ROB, 1990. (Neder- - funderingsresten, een waterput en een schrob- landse Archeologische Rapporten; 9). 82 pp. putje te 's-Gravenzande, mogelijk afkomstig In „Trefpunt" (ministerie van WVC) nr. 6, van de voormalige herberg „De Bruinvisch"; 1990, wordt onder de kop „Archeometrie voor - 14e-eeuwse funderingsresten van het Huis te de nauwkeurige archeoloog" aandacht gevraagd Blotinghe te Rijswijk; voor bovengenoemd boekwerk, waarin de bij- - de resten van een 18e-eeuws of vroeg 19e- dragen van de sprekers op een ARCHON- eeuws houten schip, tevoorschijn gekomen uit symposium, gehouden in september 1988 te het strand tussen Wassenaar en Scheveningen Amersfoort, zijn gebundeld. De publikatie is na de winterstormen. opgedragen aan J. A. Brongers, die van 1962- Maar deze aflevering is vooral interessant dank 1989 hoofd was van de Natuurwetenschappe- zij een omvangrijke bijdrage van J. K. Hagers lijke Afdeling van de ROB. Wat nu precies en W. Hessing: Akkeren op de duinen. Midden- onder archeometrie wordt verstaan, vermeldt Bronstijd-sporen nabij Voorburgs Park Leeu- de aankondiging in „Trefpunt" niet. Ook in de wensteijn. Tot de waargenomen verschijnselen publikatie zelf waagt (?) men zich niet aan een behoren ondermeer eergetouwkrassen, tot de duidelijke omschrijving. Wel worden deelge- vondsten een eikehouten hamer. bieden opgesomd: technieken en methoden op het terrein van (1) datering, (2) fysische en che- Het omvangrijke, keurig uitgevoerde Jaarver- mische prospectie en (3) de mineralogische en slag 1989 van de Afd. Midden-Brabant ontleent chemische analyse van archeologische materia- zijn waarde voor Westerheem- lezers vooral aan len. een viertal bijdragen, die met elkaar een indruk geven van het in 1989 verrichte veldwerk: De zeven opgenomen bijdragen, die stuk voor Goirle: Een lle-12e-eeuwse nederzetting op de stuk zeer de moeite waard zijn en voor de geïn- Groote Akkers (W. J. H. Verwers). teresseerde lezer redelijk goed te volgen, behan- Goirle: Een lOe-eeuwse huisplattegrond op de delen onderwerpen en aspecten binnen deze lokatie „Hondsbosch" op de Groote Akkers (F. deelgebieden. Aanbevolen, maar met de restric- van Nuenen). tie, dat men in een publikatie die - gezien het feit Waalwijk: Archeologisch onderzoek aan de dat zij in „Trefpunt" is aangekondigd - niet Grotestraat (F. van den Dries). alleen voor ingewijden is bedoeld, op z'n minst -Enschot: Een archeologische waarne- een omschrijving verwacht van het wetenschaps- ming in de pastorietuin van de Willibrordus- gebied, waarin „wat voorbeelden" worden ge- kerk (F. van den Dries). presenteerd. Voor meer informatie: Rijksdienst 177 voor het Oudheidkundig Bodemonderzoek, 350: A. Goutbeek en A. D. Verlinde. Dalfsen in Kerkstraat 1, Amersfoort. de prehistorie. - Overdruk uit: J. ten Hove e.a. (red.). Uit de geschiedenis van Dalfsen. Kampen Veldwerkverslag no. 9, 1989, van de A WN-afd. 1989, pp. 12-24. Zuid-Veluwe en Oost-Gelderland. 56 pp. Ver- Dalfsen is voor de lezers van Westerheem een schenen in maart 1990. vertrouwde klank. In vele bijdragen hebben Het heeft er alle schijn van, dat het 15-jarig Van Beek en Goutbeek verslag gedaan van hun bestaan van de afd. in 1989 de veldwerkleiding onderzoekingen, waarnemingen en vondsten. heeft geïnspireerd tot een extra inspanning op In bovenstaande bijdrage worden deze in een publicistisch gebied. Coördinator Jan Verhagen chronologisch kader geplaatst. Midden Steen- wijst er in zijn voorwoord terecht op, dat „onze tijd, Nieuwe Steentijd, Bronstijd, Ijzertijd, activiteiten ... niet alleen onze eigen belangstel- Romeinse tijd en Vroege Middeleeuwen zijn in ling, maar ook die van personen en instanties dit overzicht vertegenwoordigd met hun meest buiten onze afdeling (hebben)". Dat houdt in, opvallende voortbrengselen. dat de verzamelde gegevens en de onderzoeks- resultaten voor de buitenwereld toegankelijk dienen te zijn. „Dit is voor ons nog steeds een 351: J. van der Werff. Sekundare Graffiti auf punt van zorg". Omvang en kwaliteit van dit rómischen Amphoren. - Overdruk uit: Archao- veldwerkverslag zijn mede het resultaat van logisches Korrespondenzblatt 19, 1989, S. 361- deze zorg. In 1989 heeft men 12 „eigen" onder- 376. zoeken uitgevoerd en medewerking verleend Een uitgewerkte versie van een eerder in Wes- aan onderzoek van andere organisaties. In tien terheem 37, 1988, pp. 222-233 onder de titel artikelen worden resultaten van deze onder- „Sekundaire merken op Romeinse amforen" zoeken èn van onderzoeken uit voorafgaande verschenen bijdrage. jaren nader uitgewerkt. De Ijzertijd (maal- 352: J. W. H. Hogestijn. Palaeobotanical ana- stenen uit Loenen; aardewerk, ondermeer een lysis of Monnickendam and the salination of the Marne-schaaltje, uit 's-Heerenberg/Lengel; Zuiderzee. - Overdruk uit: H. A. Heidinga and aardewerk uit de dorpskern van Bennekom; H. H. van Regteren Altena (eds.). Medemblik aardewerk en paalsporen uit Ede/Rietkampen) and Monnickendam: aspects ofmedieval urbani- en vooral de Middeleeuwen/Post-Middeleeuw- zation in northern Holland. Amsterdam 1989 en (14e-15e-eeuwse bewoningssporen in Arn- (Cingula 11), pp. 115-124. Op basis van paleo- hem; bewoningssporen uit Duiven; bewonings- botanische analyse, aangevuld met archeologi- sporen en aardewerk uit Westervoort; 17e- sche en historische gegevens, wordt aanneme- 20e-eeuws gebruiksgoed uit de dorpskern van lijk gemaakt, dat de verzouting van zowel het Bennekom; bewoningssporen uit Groenlo; westelijk als het oostelijk gedeelte van de Zui- boomstamput in Ede/Rietkampen) zijn over- derzee eerder heeft plaatsgevonden dan in 1953 vloedig vertegenwoordigd. door Middelhoek en Wiggers werd veronder- r .o. steld, nl. vóór 1225.

353: R. M. van Heeringen. Het kasteel van Zaamslag (II): archeologisch onderzoek op het ROB-overdrukken: 346: R. M. van Heeringen en L. van der Valk. voorterrein van de „Torenberg". - Overdruk De mond van de Oude Rijn komt in beweging: uit: Zeeuws tijdschrift 39, 1989, pp. 209-214. Uzertijdvondsten uit het Katwijkse duingebied. Een zware storm op 1 februari 1983 bezegelde Verschenen in Westerheem 38, 1989, pp. 198- het lot van zowel een monumentale boeren- 203. schuur op het voorterrein van de Torenberg in Zaamslag als een gedeelte van het daaronder 347: O. Goubitz. Verborgen schoeisel. Ver- aanwezige voormalige kasteelcomplex. De Toren- schenen in Westerheem 38, 1989, pp. 233-239. berg, waarop de hoofdburcht heeft gestaan, bleek wel archeologisch beschermd, het terrein 348: R. S. Hulst. Archeologische kroniek van met de resten van de voorburcht helaas niet. In Gelderland 1988. - Overdruk uit: Bijdragen en 1987 werd een'archeologisch onderzoek inge- mededelingen van de Vereniging Ge/re 80, 1989, steld, dat het inzicht in bouw- en bewonings- pp. 141-160. geschiedenis van het kasteel heeft vergroot. De 349: Archeologische kroniek van Holland over voorburcht werd in het begin van de 13e eeuw 1988. - Overdruk uit: Holland 21, 1989, pp. aangelegd bij een reeds bestaand motte-kasteel, 277-348. eerst in hout, later in de 13e eeuw gedeeltelijk in 1. P. J. Woltering. Noord-Holland. steen. Tegen het einde van de 16e eeuw is het 2. D. P. Hallewas. Zuid-Holland. kasteel door een overstroming verwoest. 178 354: R. M. van Dierendonck. Archeologie en niek van Noord-Brabant 1985-1987. Waalre historie van een ontginningshoeve: de Krieke- 1990 (Bijdragen tot de studie van het Brabants schoor bij Bladel. - Overdruk uit: A. Verhoeven Heem, 34). en F. Theuws (red.)- Het Kempenprojekt 3: De middeleeuwen centraal. Waalre 1989 (Bijdragen In het Jaarverslag 1989 van de Archeologische tot de studie van het Brabantse Heem, 33), pp. Werkgroep van de Vereniging Oud-Heiloo (AWN 15-25. afd. Noord-Holland Noord) valt vooral het ver- slag van een onderzoek in de nabijheid van het De op de Kriekeschoor opgegraven middel- voormalige kasteel Ypenstein op. In sloot- eeuwse nederzetting werd hoogstwaarschijnlijk vullingen bleek nogal wat middeleeuws scherf- slechts gevormd door één hoeve, bestaand uit materiaal aanwezig. De daarmee corresponde- een erf met woonstalhuis, bedrijfsgebouwen en rende middeleeuwse bewoning werd niet aan- een bijbehorende omwalde akker. Het complex getroffen. Mogelijk moet die onder de op een is van ongeveer 1120 tot 1190 in bedrijf geweest. lichte verhoging gelegen huidige boerderij wor- Historische gegevens maken het waarschijnlijk, den gezocht. Vóór deze boerderij werden 16e dat deze nederzetting het landbouwbedrijf is eeuwse muurresten aangetroffen, waarschijn- geweest van Diederik van Herlaar. lijk van de stallen van het voormalige kasteel. (355): W. J. H. Verwers. Archeologische kro- PS

Najaarsexcursie

Dit jaar een najaarsexcursie naar het buitenland! beeld geeft van het Romeinse leven aan het Op zaterdag 29 september 1990 zal een bustocht begin van onze jaartelling, doorbrengen. plaatsvinden naar Xanten in Duitsland, net over de grens. Het voorlopige programma is als volgt: Sinds 1972 worden in de nabijheid van de stad Om 9.30 uur vertrek van het station te Utrecht, de resten blootgelegd van de Romeinse stad om 10.15 uur van het station Arnhem. Colonia Ulpia Traiana, die 100 na Chr. is De tijd van terugkomst is op dit moment niet gesticht. bekend. Inmiddels zijn veel gebouwen uit die periode, Belangstellenden kunnen zich aanmelden bij de zoals het amfitheater, de stadsmuren met heer H. Schoorl, postbus 100, 2180 AC Hille- (droge) grachten, een tempel, een herberg op gom, tel. 02520-16482. hun oorspronkelijke plaatsen geheel of gedeel- Na opgave krijgt men een uitgebreid programma telijk gereconstrueerd. toegezonden. Vele uren kan men in dit prachtige park, dat een De kosten bedragen ongeveer f 37,50.

Amfitheater te Xanten. 179 Agenda

Lezingen en symposia In het kader van het 650-jarig bestaan van de 11 september 1990 stad Rotterdam organiseert de Coördinatie Afdeling Naerdincklant. O. Goubitz. Organi- Commissie Archeologisch onderzoek Rotter- sche archeologica, vergankelijke getuigen uit dam een archeologisch-historisch symposium onze bodem. Goois Museum, Kerkbrink, Hil- met als thema „Handel, handelsplaatsen en versum, 20.00 uur. handelswaar vanaf de vroege middeleeuwen in 12 september 1990 de Lage Landen". Het symposium vindt plaats Afdeling Zuid-Veluwe en Oost-Gelderland. P. op vrijdag 2 en zaterdag 3 november 1990 in van der Voorde. Precolumbiaanse beschaving Museum Boymans-van Beuningen, Mathenes- in Peru. Het Nieuwe Klooster, St. Bernulphus- serlaan 18-20, Rotterdam. straat, Oosterbeek, 19.45 uur. De deelnamekosten bedragen f 50,- (1 dag: f 30,-); lunches f 17,50 per dag. Programma met 9 oktober 1990 aanmeldingsformulier verkrijgbaar bij het Bu- Afdeling Naerdincklant. F. Snieder. Determi- reau Oudheidkundig Onderzoek van Gemeen- neren van aardewerk. Goois Museum, Kerk- tewerken Rotterdam (BOOR), Aelbrechtskolk brink, Hilversum, 20.00 uur. 12, 3024 RE Rotterdam. 10 oktober 1990 Op het programma staan: Afdeling Zuid-Veluwe en Oost-Geldérland. H. Fokkens. Veldverkenning in de archeologie. vrijdag 2 november Het Nieuwe Klooster, St. Bernulphusstraat, H.A. Heidinga Oosterbeek, 19.45 uur. Inleiding: Handel en wandel in de vroege mid- deleeuwen 26 oktober 1990 P. Schmid Afdeling Zeeland. O. Goubitz. Ledervondsten. Archeologische resultaten betreffende de vroeg- Zeeuwse Bibliotheek, Kousteensedijk 7, Mid- middeleeuwse handel aan de Oostfriese kust delburg, 20.00 uur. (Duitstalig) D. Hill 2 en 3 november 1990 De ontdekking van Quentovic (Engelstalig) Archeologisch-Historisch Symposium „Handel, W. A. van Es/W. J. H. Verwers handelsplaatsen en handelswaar vanaf de vroege De verspreiding van Karolingisch aardewerk in middeleeuwen in de Lage Landen". Zie hier- Nederland voor afzonderlijke aankondiging. D. Callebaut 13 november 1990 De Ottoonse portus van Ename (O. VI.) Afdeling Naerdincklant. H. Kars. Uzerproduk- C. L. Verkerk tie in de vroege middeleeuwen op de Veluwe. Het tolsysteem aan de riviermondingen in de Goois Museum, Kerkbrink, Hilversum, 20.00 vroege middeleeuwen uur. Informele ontvangst door het Historisch Mu- 14 november 1990 seum in Het Schielandshuis J. R. C. van Zijll de Jong. Het bakken van potten op middeleeuwse wijze, in een met hout zaterdag 3 november gestookte oven. Het Nieuwe Klooster, St. Ber- D. E. H. de Boer nulphusstraat, Oosterbeek, 19.45 uur. Inleiding: Ontwikkelingen in de laat-middel- eeuwse handel in de Nederlanden 23 november 1990 J. M. Baart Afdeling Zeeland. H. E. Henkes. Laat- en post- Holland zijn nijverheid en handel middeleeuws glaswerk, o.m. in Middelburg ge- M. C. Laleman vonden. Zeeuwse Bibliotheek, Kousteensedijk De Gentse stenen stadshuizen als getuigen van 7, Middelburg, 20.00 uur. handel in laken, graan en bouwstenen (lle-14e eeuw) Archeologisch-Historisch Symposium „Handel, A. Verhoeven handelsplaatsen en handelswaar vanaf de vroege Veranderingen in de verspreiding van aarde- middeleeuwen in de Lage Landen", te houden op werk bij economische groei: model en werke- 2 en 3 november 1990 in Museum Boymans-van lijkheid Beuningen te Rotterdam F. Verhaeghe 180 Ceramiek en handel in de middeleeuwen: inter- jaar verlengd" (Wil Roebroeks in „Oermensen pretatieproblemen en betekenis in Nederland"). Th. J. Maarleveld De belangstelling voor de oorsprong van de Scheepsarcheologie en het grote handelsschip mens, de vroegste samenlevingen en het toen- aan het begin van de Nieuwe Tijd malige landschap is de laatste tijd weer gevoed P. Ratsma door een aantal spraakmakende vondsten en De topografische ontwikkeling van Rotterdam onderzoekingen. (14e-17e eeuw) in relatie tot handel en scheep- vaart In de leemgroeve Belvédère (Maastricht) zijn A. P. E. Ruempol tien jaar lang opgravingen verricht die - samen Handelswaar gedocumenteerd: Rotterdamse met andere vondsten in Noordwest Europa - bodemvondsten uit de collectie Van Beuningen- aanleiding geven tot een totaal nieuw beeld van de Vriese de oudste bewoners en het landschap waarin zij H. E. Henkes leefden. Hoe kwam de Rotterdammer in de 17e en 18e Vóór deze ontdekking hadden we niet het eeuw aan zijn gebruiksglas? flauwste vermoeden dat 250.000 jaar geleden groepjes oermensen regelmatig korte tijd kam- peerden op relatief droge plekken in het dras- Tentoonstellingen sige dal van de Maas. Door de systematische Stedelijk museum, Doelenstraat 3-9, Alkmaar. opgraving van oude steentijd-kampementen in Antieke Hollandse tegels. de groeve Belvédère is een grote hoeveelheid T/m 23 september 1990. informatie beschikbaar gekomen. De vondsten Amsterdams Historisch Museum, Kalverstraat en de daaruit getrokken conclusies worden nu 92, Amsterdam. aan het grote publiek gepresenteerd met twee Uit Amsterdamse bodem: Italiaanse en Neder- samenhangende exposities in Maastricht. landse witte Faience 1600-1700. De vindplaats Belvédère is van uitzonderlijk T/m 30 september 1990. archeologisch, geologisch en paleontologisch belang, omdat de sporen van de oude kampe- Grote Kerk, Riviervismarkt, Den Haag. menten er onaangeroerd liggen onder ca. acht De Viking als handelaar. meter dikke lagen loss. Zorgvuldige analyse 9 september t/m 29 september 1990. van de teruggevonden sporen (niet alleen vuur- Rijksmuseum van Oudheden, Rapenburg 28, stenen werktuigen, maar ook botten van opge- Leiden. geten dieren en resten van kampvuren) maakt het mogelijk te reconstrueren wat in de kampen Mozaïek der Antieken, oog in oog met Grieken, was gedaan, hoe het landschap er uit zag, welke Etrusken en Romeinen. dieren en planten er werden gegeten en op welke T/m 9 september 1990. manier werktuigen werden gemaakt en gebruikt. Nationaal natuurhistorisch museum, Pesthuis- Interdisciplinair onderzoek van specialisten op laan, Leiden. diverse terreinen (archeologen, geologen, paleon- Dinosauriërs in Leiden. tologen) was nodig om de gegevens te interpre- T/m 28 oktober 1990. teren en de reconstructie van samenleving en milieu te maken. De Vierschaar, Markt 5, Veere. Het leven op een middeleeuws kasteel, het ver- De tentoonstellingen tonen de vondsten en de dwenen slot Sandenburgh te Veere. conclusies van het onderzoek (o.a. uitgebeeld in T/m 29 september 1990. aansprekende diorama's en maquettes) in het bredere perspectief van de wetenschapsopvat- Archief Zaanstad, Hoogstraat 34, 1541 KZ ting, die zich niet tevreden stelt met „de steen- Koog aan de Zaan. tjes" en „de botten", maar wil laten zien hoe de „Stoken en koken"; haardplaatsen in prehisto- reconstructie tot stand is gekomen en welke rie, middeleeuwen en het begin van de nieuwe methoden de wetenschap daarvoor benut. tijd. Centraal in de tentoonstellingen staat het geo- 8 t/m 28 september. logisch tijdvak waarin de kampementen uit de Belvédère-groeve te plaatsen zijn: de warme tus- senfase in de voorlaatste ijstijd, de Saale-ijstijd. Aankondiging exposities Belvédère Daarnaast behandelt met name de expositie in „Door een reeks spectaculaire ontdekkingen is het Natuurhistorisch Museum Maastricht de in de loop van de laatste jaren de bewonings- veranderingen in klimaat en landschap, zowel geschiedenis van ons land met meer dan 200.000 met oog voor de Pleistocene voorgeschiedenis 181 als voor het vervolg tot op de dag van vandaag Open: ma. t/m vr. 10.00-12.30 - 13.30-17.00 en die van „morgen". uur; zo., 2e kerstdag 14.00-17.00 uur; gesloten op 25 december en 1 januari. Opzet van de tentoonstellingen: „Leven in de oude steentijd" Klimaat en landschap in de oude steentijd 6 oktober 1990 t/m 20 januari 1991 (Natuurhistorisch Museum Maastricht) Bonnefantenmuseum Met het geologisch profiel afkomstig uit de Dominikanerplein 5, Maastricht kleigroeve Belvédère als leidraad, illustreren Open: di. t/m vr. 10.00-17.00 uur; za., zo. en fossiele overblijfselen van plant en dier de feestdagen 11.00-17.00 uur; gesloten op 25 veranderingen van klimaat en landschap. Aan de hand van maquettes worden daarnaast december en 1 januari. thema's als terrasvorming en zeespiegelstijging „Leven in de oude steentijd" gedemonstreerd. Twee grote geschilderde re- 8 maart t/m 1 september 1991 constructies tonen het landschap vóór en tijdens Rijksmuseum van Oudheden de eerste menselijke nederzettingen. Het ver- Rapenburg 28, Leiden schil tussen beide laat zien hoe in een betrekke- Open: di. t/m za. 10.00-17.00 uur; zo. en feest- lijk korte tijd het landschap kan veranderen dagen 12.00-17.00 uur. onder invloed van wijzigingen in het klimaat. Fluithaas en Steppenneushoorn maakten plaats voor Reuzenhert, Moerasschildpad en ... de Mens. Tentoonstelling stadstimmeren - 650 jaar Rotterdam Stad - Leven in de oude steentijd Ter gelegenheid van het 650-jarig bestaan van (Bonnefantenmuseum en Rijksmuseum van de stad vindt van 19 mei tot en met 21 oktober Oudheden) 1990 de tentoonstelling Stadstimmeren - 650 Na een korte introductie op de opgraving zelf jaar Rotterdam Stad - plaats. Plaats van hande- worden de technieken van het opgraven behan- ling is de voormalige aankomst- en vertrekhal deld. Centraal staan de vondsten en de me- van de Holland Amerika Lijn (kortweg de Hal) thoden die bij hun analyse worden gebruikt. op de Wilhelminakade. . Daarbij wordt veel aandacht besteed aan het De tentoonstelling verklaart het gegroeide Rot- onderzoek naar de produktie en het gebruik van terdam anno 1990. Centraal in de expositie staat werktuigen uit vuursteen. De verworven kennis een aantal constante krachten die altijd van over mens en samenleving wordt samengevat in invloed zijn geweest op de ontwikkeling van de een levensgroot diorama van een groep „in stad. actie". Een vijfenzeventig meterlange tijdlijn vormt de inleiding op de tentoonstelling. Hierop is de Publicaties geschiedenis van de stad beschreven in ruim 400 Naar aanleiding van en in samenhang met deze gebeurtenissen die vanaf 1340 hebben plaats- tentoonstellingen verschijnt een boek, geschre- gevonden. ven door W. E. Roebroeks, leider van de opgra- Speciale aandacht krijgen vijf momenten waar- ving in de groeve: „Oermensen in Nederland. op Rotterdam weer een „andere" stad is: rond De archeologie van de oude Steentijd" (Meu- 1340 (de agrarische gemeenschap), rond 1700 lenhoff Informatief Amsterdam ca. f 29,50). (de tweede handelsstad van Nederland), rond In de zgn. Museumreeks van het Natuurhisto- 1900 (de snelst groeiende industriestad van risch Museum Maastricht komt een boekje uit Nederland), rond 1935-1940 (stad in crisis en van Thijs van Kolfschoten over de reconstructie oorlog), en rond 1960 (als symbool van de na- van klimaat en landschap. oorlogse wederopbouw). De tijdlijn eindigt in 1990 - daar ligt weer een nieuw Rotterdam. Voor nadere inlichtingen kunt u zich wenden Na de tijdlijn volgen zeven themapaviljoens. tot: Ieder paviljoen belicht een kracht die de ont- - E. de Grood, Natuurhistorisch Museum wikkeling van de stad heeft beïnvloed. De pavil- Maastricht, 043-293064 of 293067 joens vormen steeds een passend decor bij het - T. Quik, Bonnefantenmuseum, 043-251655 onderwerp waarover verteld wordt. Zo zijn ver- - M. Bulk, Rijksmuseum van Oudheden, 071- schillende woningtypen nagebouwd, geeft een 146246. rioolpijp toegang tot het ondergrondse Rotter- „Klimaat en landschap in de oude steentijd" dam en is een heuse dijk opgetrokken. Daarbij 6 oktober 1990 t/m 20 januari 1991 geven tal van AV-, video- en computerpro- Natuurhistorisch Museum Maastricht gramma's een levendig beeld van de stad en zijn De Bosquetplein 7, Maastricht ontwikkeling. De themablokken: 182 Stedebouwers De Spons Hier wordt een aantal stadsarchitecten gepre- De Rotterdamse ondergrond leent zich eigenlijk senteerd die vanaf de Gouden Eeuw aan de stad niet voor de bouw van een stad. Door de tijd hebben getekend, en wiens werk in de stad van heen hebben Rotterdammers geleerd met de nu nog is terug te vinden. slechte veengrond om te gaan, en toch een stad van formaat neer te zetten. De Spons laat zien Veranderende Stad hoe. Jules Deelder („ik ben ouder dan de stad waarin ik woon") neemt de bezoeker mee in een per- soonlijk verhaal over het Rotterdam tijdens de Immigranten oorlogsdagen, en daarna. Een groot deel van de Rotterdammers is niet Onderdak autochtoon. Door de eeuwen heen hebben ver- Het wonen bepaalt het gezicht van de stad. schillende immigratiestromen de stadsbevolking Centraal staan hier de geschiedenis van het van nu bepaald. De trek naar Rotterdam, en de wonen, de wooncultuur door de eeuwen heen, invloed daarvan op de stad, staat centraal in dit en de gevolgen voor de ontwikkeling van de themablok. stad. Kapitaal en arbeid Ook in Rotterdam: Hoe hebben de stad en zijn inwoners door de Rotterdam opgespoord. Opgravingen in de bouw- eeuwen heen hun brood verdiend? In dit pavil- put van de spoortunnel joen wordt erover verteld, evenals over armoede Voor meer informatie over dit archeologisch en welvaart, de kwetsbaarheid van de stad en onderzoek zie: A. J. Guiran, „Sporen door het zijn haven en de propaganda die de stad ge- verleden. Archeologisch onderzoek tijdens de bruikt. aanleg van de Willemsspoortunnel door Rot- Delta terdam". Westerheem no. 6 (1989), p. 265-273. Rotterdammers hebben door de eeuwen heen De tentoonstelling wordt gehouden in: een gevecht met het water geleverd. Hier wordt Voorlichtingscentrum „Hèt Nieuwe Rotter- het verhaal verteld van de verstedelijkte delta, dam" 1-8 t/m 28-9-1990 waarop de stad met zijn kunstmatige water- Historisch Museum Rotterdam, Schielandshuis huishouding is gebouwd. 2-10 t/m 30-12-1990

Uit de vereniging

Welverdiende lof onderzoek werd verricht waarover regelmatig Op 27 juni 1990 werd aan Leen de Keijzer een werd en wordt gepubliceerd, ook in Wester- Zilveren Anjer uitgereikt als onderscheiding heem. voor zijn decennia-lange inzet als amateur- Leen is verder actief als lid van de Stuurgroep archeoloog in het Kromme-Rijngebied. In de Archeologie van de Provincie Utrecht, zit in het tv-uitzending van dit gebeuren omschreef hij de bestuur van het Kantonnaal Museum te Wijk amateurarcheologen als de „voelsprieten van de bij Duurstede en is correspondent van de ROB. ROB". Met een tentoonstelling in het Gemeentehuis Leen de Keijzer, geboren en getogen in Houten, van Houten en een receptie op 27 juni te zijner werkte daar sinds 1954 als technisch ambtenaar ere vierde de Gemeente Houten deze onder- bij Openbare Werken, afdeling Groenvoorzie- scheiding aan zijn nu gepensioneerde mede- ning. Hij kreeg als neventaak toegewezen om de werker. oudheidkundige verzameling van de gemeente Leen weet op een prettige manier over zijn werk te beheren en uit te breiden, wat resulteerde in te vertellen en geeft dan de indruk dat het nau- de oprichting van een Oudheidkamer. welijks inspanning heeft gekost, dat het zijn Na zijn eerste opgraving voor de ROB van werkgroep is die het werk doet. Een hartelijke Romeinse bewoning bij de NH kerk in Houten felicitatie gaat vergezeld van de wens dat wij nog werden zowel de „Historische Kring tussen Rijn vele jaren met hem mogen samenwerken en dat en Lek" als een werkgroep van de AWN op- zijn enthousiasme ons nog lang moge inspireren. gericht. Aan deze kleine maar zeer actieve groep heeft Leen al die jaren leiding gegeven; veel Bestuur van de afdeling Utrecht 183 Van de redactie Burgemeester Holthuizen van de gemeente Bus- Opnieuw is een zeer verdienstelijk AWN-lid sum, die de opgraving sponsort, was uitgeno- onderscheiden. Na Calkoen (1958), Hoek digd om de eerste troffel in de grond te steken, in (1971), Leenheer (1977), mevr. Delfin en Cord- aanwezigheid van de andere sponsors, allen uit funke (1983) en Schoorl (1989) was het dit keer het Bussumse bedrijfsleven. Na een uitleg ge- de beurt aan L. M. J. de Keijzer te Houten om kregen te hebben over de geschiedenis van het een „Zilveren Anjer" uit handen van Prins terrein door de Historische Kring en na de Bernhard te ontvangen: een welverdiend blijk AWN-plannen omtrent het opgraven te hebben van waardering voor de vele door hem ontwik- vernomen, werd door allen het glas geheven op kelde activiteiten. De redactie van Westerheem een succesvolle campagne. wenst hem van harte geluk. W. van den Heuvel Opgraving Bussum Op 28 juni j.1. vond in Bussum de officiële start plaats van de opgraving in de voormalige tele- Prentbriefkaarten visiestudio Irene. Onder deze studio probeert De archeologische dienst van Den Haag en die afd. Naerdincklant de resten bloot te leggen van van Rotterdam hebben beide afzonderlijk een het oudste stukje Bussum; de st. Vituskapel, uit set van 8 verschillende prentbriefkaarten uitge- 1522. geven waarop archeologische vondsten staan Na als katholieke en protestantse kerk dienst te afgebeeld. hebben gedaan is het huidige gebouw als op- De kaarten met Haagse vondsten zijn verkrijg- slagplaats voor allerlei goederen gebruikt, ver- baar bij het Gemeentelijk Informatiecentrum der als winkel, en kwamen daar de eerste (Groenmarkt 7, 2513 AL Den Haag) en bij het N.T.S.-uitzendingen vandaan in de vijftiger Haags Historisch Museum (Korte Vijverberg 7, jaren. De gemeente Bussum wil de studio in de 2513 AB Den Haag). toekomst slopen, maar geeft de AWN samen De Rotterdamse kaarten zijn te koop tijdens de met de Historische Kring Bussum eerst uitge- tentoonstelling „Rotterdam opgespoord" (zie breid de kans om onderzoek te doen. hierboven).

Eén van de prentbriefkaarten uit Rotterdam. Twee tinnen soldaatjes uit de 18e eeuw, gevonden tijdens de aanleg van de spoortunnel (foto: Peter de Ruig). 184 Adressenlijst hoofdbestuur en afdelingssecretariaten van de Archeologische Werkgemeenschap voor Nederland

Hoofdbestuur: 6. Rijnstreek: F. Vervaet, Geregracht 50, 2311 Alg. voorzitter: S. Mooijman, PB Leiden, tel. 02522-13039. Explorerplein 10, 1562 BX Krommenie, 7. Den Haag en omstreken: R. van Lit, Waals- tel. 075-285163. dorperlaan 9, 2244 BM Wassenaar, tel. Vice-voorzitter: Mevr. Y. Coumans (educatie), 070-3281803, overdag 070-3646940. Moerbeiboom 35, 4101 WC Culemborg, 8. Helinium (Vlaardingen): Mevr. J. M. Weer- tel. 03450-17768. desteijn-van Dam, Buis 14, 3144GC Maas- Alg. secretaris: F. Diederik, sluis, tel. 01899-19751. Kievitlaan 36, 1742 AD Schagen, tel. 02240-96548. 9. De Nieuwe Maas (Rotterdam e.o.): J. de Baan, Voorstraat 38, 3201 BB Spijkenisse, Alg. penningmeester: J. D. F. Hardenberg, tel. 01880-12006. Kagertuinen 63, 2172 XK Sassenheim, tel. 02522-11445, gironr. 577808. 10. Zeeland: Mevr. L. C. J. Goldschmitz-Wic- Bestuursleden: linga, Verdilaan 35, 4384 LB Vlissingen. J.-M. A. W. Morel (contacten vakwereld), 11. Lek en Merwestreek: Mevr. C. Lugtenburg, Linnaeusparkweg 26", 1098 EB Amster- Lyra 60, 3328 NH Dordrecht, tel. 078- dam, tel. 020-922713, overdag 020-5256236. 186819. B. C. van Hulst (kampen), Lakerveld 145- 147, 4128 LH Lexmond, tel. 01837-1998. 12. Utrecht en omstreken: J. Hoevenberg, Filip- Mevr. S. G. van Dockum (public relations), pijnen 231, 3524 JL Utrecht, tel. 030884615. Valeriushof 17c, 3816 MH Amersfoort, 13. Naerdincklanl (Hilversum e.o.): Mevr. W. tel. 033-757992. van den Heuvel, Emmalaan 14, 3761 CS H. Wieringa (afdelingen en regio's), Meye- Soest, tel. 02155-11421. rinksberg 16, 7641 RZ Wierden, tel. 05496- 71891. 14. Vallei en Eemland(Amersfoort e. o.): A. P. de Boer, Frans Tromplaan 22, 3871 EN Hoe- Ereleden: H. J. Calkoen f (Ere-voorz.), velaken, tel. 03495-34729. E. H. P. Cordfunke, H. J. van Rijn, P. Stuurman, H. Brunsting, R. van Beek, 15. West- en Midden-Betuwe en Bommelerwaard: P. Vons. S. J. Bakker, Dorpsstraat 3, 4003 EA Tiel Administrateur: H. Schoorl, (Drumpt), tel. 03440-19101. Postbus 100, 2180 AC Hillegom (Mes- 16. Nijmegen en omstreken: H. J. A. de Wit, daglaan 259), tel. 02520-16482. Beukenlaan 38, 6584 CR Molenhoek, tel. Knipselarchief: 080-584502. P. Doves, Praamstraat 32, 1503 KN Zaan- dam, tel. 075-161062. 17. Zuid-Veluwe en Oost-Gelderland: Mevr. A. M. Baljet-Peters, Bronbeeklaan 40, 6824 Secretariaten Afdelingen: PH Arnhem, tel. 085-643080. 1. Noord-Nederland: Mevr. A. Runhardt, Lan- gestraat 61, 9804 PH Noordhorn, tel. 18. Zuid-Salland - I.lsselstreek - Oost-Veluwe- 05940-3281. zoom: L. G. Heij, Ordermolenweg 1 1, 7312 SC Apeldoorn, tel. 055-553688. 2. Noord-Holland Noord: J. C. Stubenitsky, Knokkel 12, 1619 AG Andijk, tel. 02289- 19. Twente: E. Ulrich, Ed. Verkadestraat 129, 1877. 7558 TL Hengelo (Ov.), tel. 074-772928. 3. Zaanstreek en omstreken: Mevr. A. Tromp- 20. IJsseldelta-Vechtstreek: F. D. Zeiler, Hof- Veeter, T. Slagterstraat 15,1551 CG West- straat 18, 8261 BZ Kampen, tel. 05202- zaan, tel. 075-283814. 23067. 4. Kennemerland(Haarlem e.o.): Mevr. A. A. van Assema, Lange Begijnestraat 22, 2011 23. Flevoland: Mevr. W. Kreukniet, Noorder- HH Haarlem, tel. 023-320096. kroon 29, 8303 AN Emmeloord, tel. 05270- 16998. 5. Amsterdam en omstreken: Mevr. F. Hersch, Wyandottestraat 21, 1109 BS Driemond- 24. Midden-Brabant: J. v.d. Hout, Dintel 92, Amsterdam ZO. 5032 CS Tilburg, tel. 013-634913. Uitgaven van de AWN Ieder AWN-lid ontvangt het tijdschrift Westerheem en het blad van de afdeling waarbij men is aangesloten. De AWN geeft echter meer publicaties uit. De volgende uitgaven zijn nog voorradig:

AWN - monografie 3 J. G. N. Renaud Middeleeuwse ceramiek. Middeleen Enige hoofdlijnen uit de ontwikkeling in Nederland Z.p. OGravenhage) 1976, 123 pp., ill. Deze monografie is al weer meer dan tien jaar oud, maar het is nog steeds een standaardinleiding tot de vormenrijkdom van de middeleeuwse cera- miek die bij archeologisch onderzoek kan worden aangetroffen. Leden betalen f 15,—, niet-leden f 20,—.

AWN - monografie 4 Archeologische strcdstachrijving J- M. Bos "*UMi °t Archeologische streekbeschrijving; een handleiding Z.p. (Vlaardingen) 1985, 158 pp., ill., ISBN 90 71312 01 1 Een onmisbare handleiding voor iedereen die met veldverkenningen of regionale inventarisaties wil beginnen, en voor hen die daar al mee bezig zijn. Enthousiast onthaald in de wetenschappelijke en populaire vakpers. Prijs voor leden f 22,50, voor niet-leden f 27,50.

AWN - monografie 5 A. Warringa en G. van Haaff Opgraven. Technieken voor archeologisch veldwerk Utrecht 1988, 128 pp., ill., ISBN 90 70482 68 1 Practische handleiding voor allen die op verantwoorde wijze willen (helpen) opgraven. Achtereenvolgens komen aan de orde: meetsysteem, graafwerk, tekenen en fotograferen, vondsten en monsters, administratie en documentatie, kartering en bijzondere structuren. Uitgegeven in samenwerking met de NJBG bij Matrijs in Utrecht. Prijs voor leden f 15,00, voor niet-leden f 22,75 (uitsluitend via de boekhandel).

Oude jaargangen Westerheem 1965 - 1969 (klein formaat) f 12,50 per jaargang; losse nummers f2,50 1970 - 1987 (grootformaat). De prijs perjaargang is gelijk aan de voor het betreffende jaar geldende contributie. Speciale nummers (o.a. Nederzettingsarcheologie in Nederland, Stadskern- onderzoek in ontwikkeling, en themanummers over het werk van bepaalde afdelingen) f 8,00 tot f 10,00.

Naaldbanden Westerheem Iedere band kan twee jaargangen bevatten en kost f 12,50.

Alle prijzen zijn exclusief eventuele verzendkosten. Bij bestelling van 10 of meer exemplaren geldt een korting van 10%. U dient Uw bestellingen te richten aan de administrateur van de AWN, de heer H. Schoorl, Postbus 100, 2180 AC Hillegom. XXXIX-5-1990

JUF-

AWN Colofon Inhoud jaargang 39 no. 5, oktober 1990 Westerheem is het tweemaandelijks orgaan van de Archeologische Werkgemeenschap voor Nederland (AWN), Kievitlaan 36, 1742 AD H. T. Uytterschaut Schagen De veenlijken van Nederland 185 Lidmaatschap/abonnement f 50,— per jaar Opgave: J.-K. Hagers Administratie AWN, postbus 100, Middeleeuwse rotskunst te Valkenburg, 2180 AC Hillegom Zuid-Limburg 196 Opzegging vóór 1 december Heleen Visscher Redactie: Nieuwe inzichten in de bewonings- A. Carmiggelt (hoofdredacteur), geschiedenis van de Krimpenerwaard Stevinstraat 92, 2587 EP 's-Gravenhage (Zuid-Holland) ... 210 P. Stuurman (redacteur literatuur- rubrieken), Volendamlaan 1094, F. D. Zeiler 2547 CS 's-Gravenhage (tevens Over speculeren gesproken . . . 216 centraal redactie-adres) R. van Lit (eindredacteur), Literatuurbespreking ... 218 Waalsdorperlaan 9, 2244 BM Wassenaar Literatuursignalement ... 227 Redactieraad: Agenda 229 J. C. Besteman J. H. F. Bloemers Personalia . . 232 J. Buurman H. Groenendijk D. Stapert H. Stoepker L. B. M. Verhart G. F. Uzereef

Sluitingsdata kopij: 1 januari, 1 maart, 1 mei, 1 juli, 1 september en 1 november Aanwijzingen voor auteurs zijn op aanvraag verkrijgbaar bij de hoofdredacteur Voor inlichtingen over advertenties wende men zich tot de eindredacteur

© AWN 1990. Overname van artikelen en illus- traties is slechts toegestaan na voorafgaande schriftelijke toestemming van de redactie

Druk: Seinen's Grafische Bedrijven, De Krim (Ov.)

Op het omslag: Twee veenlijken die in 1904 in het Weerdinger- veen werden gevonden (zie p. 185 e.v.) ISSN 0166-4301 De veenlijken van Nederland

H. T. Uytterschaut

Wanneer men de term „veenlijken" hoort, is men al te zeer geneigd te denken aan menselijke resten die gevonden werden in het veen van Denemarken (bijvoorbeeld „de man van Tollund"), Engeland (bij- voorbeeld „Lindowman"), Duitsland, enz. Wat men meestal niet weet of vergeet, is dat we ook in Nederland een aantal veen- lijken bezitten, afkomstig.uit de provincie Drenthe. Deze veenlijken, in totaal acht, zijn gehuisvest in het Provinciaal Museum van Drenthe te Assen en werden onlangs aan een grondige studie onderworpen1. Vijf veenlijken stammen uit de Romeinse tijd (200 vóór Christus-250 na Christus), twee veenlijken (het veenlijk van Exloër- mond en de losse arm van onbekende her- komst) stammen uit de midden- tot late ijzertijd, en één veenlijk (het veenlijk van Emmer-erfscheidenveen) dateert uit de midden-bronstijd (1400-1100 vóór Chris- tus). De meeste veenlijken uit Nederland werden gevonden tussen 1900 en 1940 tij- dens het turfgraven en het uitbaggeren van veenplassen. Het zure, zuurstofloze veen- milieu is er de oorzaak van dat bacteriën 1. Het veenlijk van Yde. niet gedijen en dus niet afbrekend kunnen werken op de organische resten. Als de omstandigheden goed zijn, kunnen licha- men op die manier duizenden jaren gecon- lijken zien we dat het email van de tanden serveerd worden. Hierbij dient opgemerkt totaal verdwenen is. te worden dat vooral de huid en andere Zoals reeds gezegd, werden deze veenlijken organische bestanddelen, zoals bijvoor- onlangs aan een grondige studie onder- beeld het haar en in een aantal gevallen worpen. Hierna volgen de resultaten van zelfs de ingewanden, goed bewaard blijven, dit onderzoek met voor elk veenlijk een de botten daarentegen meestal - echter niet beschrijving van zijn/haar toestand anno altijd - oplossen in het zure veenwater. Dit 1990. is zeer bijzonder aangezien bij lichamen welke niet in het veen „begraven" worden Het veenlijk van Yde juist het omgekeerde het geval is: de botten Dit veenlijk werd gevonden te Yde in 1897. blijven bewaard, maar alle andere bestand- De huid is verschrompeld en is ongeveer delen verdwijnen. Een voorbeeld hiervan is volledig vanaf de schedel tot en met de het email van de tanden. Dit materiaal is onderste rand van de borstkas; ook de huid meestal, ook bij skeletten van miljoenen van de armen, rechterhand en de voeten is jaren oud, vrijwel onaangetast. Bij veen- aanwezig (afb. 1). Aan de linkerzijde van de borstkas zijn de contouren van de lin- 185 2. Detailopname van het hoofd van het veenlijk van Yde.

kerborst te herkennen in de vorm van een Zowel op basis van de vorm van het bekken kleine, ovale ronding. De huid van het (hoek van ischium-inkeping en geschatte hoofd is zeer goed bewaard gebleven, zodat sub-pubishoek) als op basis van de huid neus, bovenste en onderste oogleden, de (linkerborst) is het duidelijk dat dit het opening van de mond en het linker en rech- stoffelijk overschot is van een meisje of ter oor heel duidelijk te zien zijn (afb. 2). vrouw. De leeftijd wordt geschat op 16 ± 1 Behalve het haar dat nog vastzit aan de jaar. Deze leeftijdsschatting is gebaseerd schedel is er een losse bundel vrij lange op de vergroeiing van de uiteinden (epify- haren aanwezig; de kleur van het haar is sen) van de lange pijpbeenderen. rossig. Zoals duidelijk te zien is in afb. 1 Over het veenlijk van Yde leest men in de werden behalve de huid (en hiermee ver- literatuur2 dat het hoofd zich niet recht op bonden botten) ook losse botten terugge- de romp bevindt. Er wordt gesuggereerd vonden, o.a. delen van de linkerarm, het dat dit veroorzaakt zou kunnen zijn door heiligbeen, de rechterbekkenhelft en het wurging, waarbij dan verder gespeculeerd rechterdijbeen. Ook een aantal tanden is wordt dat het veenlijk van Yde eventueel nog aanwezig, o.a. de hoektand linksonder. slachtoffer is geweest van de door Tacitus Hiervan werden röntgenfoto's gemaakt vermelde „strafoefening" bij de Germanen. waaruit valt op te maken dat alle email Voor de studie van het bovenlichaam werd verdwenen is. Alleen het dentine en de pul- in ons onderzoek gebruik gemaakt van paholte zijn overgebleven. Dit is duidelijk computer tomography scanning. Bij deze zichtbaar op de foto. laatste techniek worden als het ware door- 186 sneden gemaakt door het lichaam op ge- figuur een vrouw is en de rechter figuur een wenste hoogte en afstand van elkaar. Er man (afb. 4). Voor beide individuen geldt werden zowel totaalopnamen gemaakt als dat de huid verschrompeld is en dat de detailopnamen van het hoofd en de hals- rugzijde gaver is dan de buikzijde. Dit laat- wervels (afb. 3). Uit afb. 3 blijkt zeer duide- ste komt doordat ten tijde van de vondst lijk dat de eerste en tweede halswervels het veenlijk op de rug lag en er zodoende opgeschoven zijn tot binnen de schedel. tijdens het opgraven meer „verwondingen" Eigenaardig en onwaarschijnlijk genoeg werden aangebracht aan de voorzijde dan zijn de derde en vierde halswervel niet terug aan de achterzijde. Ook geldt voor beide te vinden op de foto. figuren dat de benen gekruist over elkaar Hiervoor is geen eenvoudige verklaring te liggen. Wanneer men echter oude foto's geven. Als deze wervels verbrijzeld zouden van „het paar van Weerdinge" bekijkt, ziet zijn, zouden we in elk geval stukjes moeten men dat de benen niet gekruist maar netjes terugvinden: deze zijn echter niet te zien. naast elkaar liggen. Het gekruist liggen van Dit lost helaas het probleem van de doods- de benen is dus een gevolg van het ver- oorzaak van het jonge meisje niet op. Het schrompelen en krimpen van de huid na de enige dat op grond van dit anatomisch opgraving. Bij de rechter figuur zien we onderzoek naar voren gebracht kan worden onder de linkerborst een driehoekig, scherp is de conclusie dat er geen positieve aanwij- afgelijnd gat, waarlangs een groot gedeelte zingen voorhanden zijn dat het meisje van de dunne darm naar buiten is getreden opgehangen (of gewurgd) is. (afb. 5). Verder is bij dit individu het man- nelijk geslachtsorgaan (zowel penis als scro- Het paar van Weerdinge tum) duidelijk te onderscheiden. Van de Deze twee veenlijken werden in 1904 in het linkerfiguur zijn geen resten van hoofdhaar Weerdingerveen ontdekt en staan sinds- bewaard gebleven, wel zijn daarentegen op dien te boek als „het paar van Weerdinge", de kinhuid duidelijk snor- en baardharen te waarbij men ervan uitgaat dat de linker herkennen. De kleur van deze haren is ros-

3. Computer tomography scan van het hoofd en de halswervels van het veenlijk van Yde. 187 huidplooien te herkennen zijn. Op basis van de snor- en baardharen is het meer aannemelijk dat we hier te doen hebben met een man dan een vrouw. Wat betreft de leeftijd kan enkel gezegd worden dat deze persoon de volwassen leeftijd heeft bereikt. De geslachtsdiagnose van de rechter figuur is eenvoudig en duidelijk, aangezien de penis en het scrotum zeer duidelijk herken- baar zijn. Op basis van het feit dat alle epifysen (uiteinden lange pijpbeenderen) vergroeid zijn en op basis van het spon- gieus weefsel kan de leeftijd van deze per- soon geschat worden op 25-45 jaar. Zoals reeds gezegd bevindt zich ter hoogte van het linker gedeelte van de borst van de rechter figuur een driehoekig scherp afge- lijnd gat, waardoor een groot gedeelte van de dunne darm naar buiten is getreden (afb. 5). Uit het feit dat deze darm vrij goed (zij het verschrompeld) bewaard gebleven is, zou men kunnen afleiden dat deze in direct contact is geweest met (de looizuren van) het veen, m.a.w. dat de darm al uit het lichaam was getreden vóór het moment waarop het veenlijk in het veen terecht kwam. Hieruit mag de conclusie getrokken worden dat de man op een niet-natuurlijke wijze gestorven is. Te denken valt aan een messteek.

4. Het paar van Weerdinge. Het veenlijk van Zweeloo Het veenlijk van Zweeloo werd gevonden in 1951 bij het ontginnen van een veentje bij de Gelpenberg in Zweeloo. Het lichaam lag sig. Van de rechter figuur is een bundel op de rug in het veen (afb. 6). Bij het uitgra- lange golvende haren aanwezig. De kleur ven en verplaatsen van dit veenlijk werd van het haar is rossig. Behalve het hoofd- vooral de buikzijde zwaar verminkt. Ver- haar is ook het schaamhaar duidelijk zicht- volgens werd het lijk geruime tijd in een baar. Wanneer men op zoek gaat naar bot- zinken bak met glycerine bewaard. Dit ten welke nog aanwezig zijn onder de huid gebeurde in het Laboratorium voor Ana- dan kan men vaststellen dat er bij de linker tomie & Embryologie van de Rijksuniver- figuur nauwelijks iets is overgebleven, bij siteit Groningen. Vandaar dat de huid nog de rechter figuur zijn daarentegen nog een vrij soepel is in vergelijking met andere, vrij groot aantal botten terug te vinden. De sterk uitgedroogde en verschrompelde linker figuur van „het paar van Weer- veenlijken. Aan de rugzijde zijn de bilnaad dinge" wordt in de literatuur steevast als en anus nog duidelijk herkenbaar (afb. 6). vrouw beschreven. Hiervoor is (heden ten Ook werden nog stukken donkerbruin dage) geen enkele aanwijzing voor handen, hoofdhaar teruggevonden. Alle botten, aangezien rond het gebied van de borsten behalve het borstbeen, één rib en vier wer- geen duidelijke welvingen of specifieke vels, zijn afwezig. De ingewanden daaren- 188 tegen zijn zeer goed bewaard gebleven. Dit is waarschijnlijk te wijten aan het feit dat dit veenlijk geruime tijd in de glycerine heeft gelegen, een goed conserveringsmid- del voor huid en weke delen. Lever, maag, darm en nieren zijn duidelijk zichtbaar. Hierbij kan opgemerkt worden dat dit dus de oudst bewaard gebleven ingewanden uit Nederland betreft. In de eerste publicatie die over het veenlijk van Zweeloo is verschenen, wordt vermeld dat het om een lijk van een vrouw gaat3. Aangezien de buikzijde sterk beschadigd is en er nauwelijks botten bewaard zijn ge- bleven, is het onmogelijk om een geslachts- diagnose te stellen. Ook het bepalen van de leeftijd is problematisch. In dit verband kan alleen vermeld worden dat één van de wervels sporen van botranding vertoont, een algemeen verschijnsel bij individuen van 35 jaar en ouder. Botranding of osteo- phytosis is een vorm van osteoarthritis (een bepaalde vorm van rheuma). Osteoarthri- tis wordt gekenmerkt door ontaarding en afschaving van het gewrichtskraakbeen en de vorming van nieuw bot aan het ge- 5. Bovenlichaam van de rechter figuur van het wrichtsoppervlak. Bij moderne populaties paar van Weerdinge. treedt dit soort botverandering veelvuldig op bij individuen die ouder zijn dan 40-50 jaar. Bij botten van minder recente volke- ren is het een algemeen verschijnsel bij Yde is alle email van de kies verdwenen. individuen van 35 jaar en ouder. Osteo- Opvallend is dat een aantal botten links en arthritis treedt voornamelijk op in de wer- rechts niet dezelfde grootte heeft. De vol- velkolom en in de gewrichten die het gende botten zijn links significant kleiner gewricht dragen, zoals de knieën en de dan rechts: de bovenarm, het bekken, het heupen. scheen- en kuitbeen en het hielbeen (afb. 7). Op basis van de vorm van het bekken (de Het veenlijk van Aschbroeken hoek van de ischium-inkeping en de sub- In juni 1931 werd in de Weerdinger Asch- pubishoek) is het skelet van Aschbroeken broeken een zwart gekleurd skelet opge- zeer zeker dat van een vrouw. Ook de sche- graven (afb. 7). Van dit veenlijk zijn geen delkenmerken (de processus mastoideus, huidresten bewaard gebleven. Alle beende- de weinig uitgesproken wenkbrauwbogen ren zijn extreem licht en het grootste ge- en de verticale voorhoofdswijking) wijzen deelte van deze botten is gekromd in aller- in de richting van de vrouw. Op grond van lei richtingen. Uit de karakteristieke kap- de vergroeiing van de verschillende delen sporen op o.a. boven- en onderbeen valt af van de lange pijpbeenderen, het reliëf van te leiden dat het bot ten tijde van de opgra- de pubis-symphyse, analyse van de sche- ving zeer zacht was. Het skelet is op een delnaden, het spongieuse weefsel van het aantal botten na volledig. In de rechter scheenbeen en de microscopische leeftijds- bovenkaak is nog één kies aanwezig. Net bepaling wordt de leeftijd geschat op onge- zoals bij de hoektand van het veenlijk van veer 35 jaar oud. 189 6. Rugzijde van het veenlijk van Zweeloo. 190 Zoals reeds vermeld is een aantal botten mond gevonden. Waarschijnlijk heeft het links significant kleiner dan rechts. In eer- veenlijk op de rug in het veen gelegen, aan- ste instantie werd gedacht aan pathologie gezien de buikzijde meer beschadigd is dan (ziekte). Hierbij werden o.a. de volgende de rugzijde. Aan de buikzijde is een aantal ziekten in overweging genomen: ziekte van beschadigingen of gaten te bespeuren, nl. Ollier, het „asymmetrie short stature" ter hoogte van de borstkas, onderbuik en syndroom, neurofibromatosis en verlam- rechter onderbeen (afb. 9). Vermoedelijk is ming. Voor dit deel van het onderzoek de schedelhuid compleet doch erg ver- werd gebruik gemaakt van röntgenop- schrompeld. Aan de binnenkant van de namen. Aangezien op geen van de röntgen- schedelhuid zijn nog overblijfselen te zien foto's sporen van groeistoornissen of pa- van naar alle waarschijnlijkheid de her- thologische kenmerken te zien waren kon- senen (wit-geelachtige zachte stof). Micro- den op basis hiervan de drie eerstgenoemde scopisch bleken echter geen specifieke ziektebeelden worden uitgesloten. Ook aan structuren zichtbaar. Verder zijn er nog de buitenkant van het bot waren geen enkele losse stukjes adipocire of lijkevet onregelmatigheden te bespeuren. Zouden (gele stopverfachtige stof) bewaard geble- deze links-rechts verschillen dan veroor- ven. De kleur van het hoofdhaar is rossig. zaakt kunnen zijn door verlamming? Ook Verder zijn er ter hoogte van de boven- en dit is zeer onwaarschijnlijk aangezien in de bovenste lichaamshelft de bovenarmen een ongelijke lengte hebben, maar het gedeelte erboven (meer craniaal), met name het sleutelblad en het schouderblad, en het gedeelte eronder (meer distaal) links en rechts wel een gelijke lengte hebben. Wat de onderste lichaamshelft betreft, krijgen we een vergelijkbaar beeld: het bekken, scheen- en kuitbeen en het hielbeen zijn ongelijk in lengte, maar het bot dat daar tussenin gelegen is, met name het dijbeen, en de op het hielbeen volgende botten hebben links en rechts een vergelijkbare lengte. Aangezien de links-rechts verschil- len dus niet te wijten zijn aan ziekten of enige vorm van pathologie, moet gecon- cludeerd worden dat het veen (looizuren etc.) hiervoor verantwoordelijk is. In dit verband dient nog opgemerkt te worden dat de kop van het linker dijbeen veel te groot is om ooit in de gewrichtskom van de linker bekkenhelft gepast te hebben; m.a.w. het proximale deel van het linker dijbeen is minder gekrompen dan de linker bekken- helft (afb. 8). Anderzijds is het zo dat de kop van het rechter dijbeen veel te klein is in verhouding tot de grootte van de ge- wrichtskom van de rechter bekkenhelft.

Het veenlijk van Exloërmond Het veenlijk werd bij het turfgraven in 1914 tussen Nieuw-Buinen en Eerste Exloër- 7. Het skelet van Aschbroeken. 191 onderkaak snor- en baardharen te bespeu- De losse arm van onbekende herkomst ren. Deze hebben dezelfde kleur als het Het betreft een linkerarm welke volledig is hoofdhaar maar zijn harder en stoppeliger. vanaf het gebied rond de elleboog tot en Een aantal beenderen zit nog vast in de met de vingerkootjes van de hand (afb: 10). huid, enkele andere (zoals een stukje van de Het laatste kootje van de middelvinger is schedel, het bovenste deel van de scheen- wel aanwezig doch afgebroken en wordt beenderen en bovenarmen en het onderste los bewaard. De botten welke met enige deel van de kuitbenen) worden los bewaard. zekerheid nog aanwezig zijn onder de huid Aangezien het gebied rond de onderbuik zijn: alle botten van de duim, twee hand- en de uitwendige geslachtsorganen bescha- wortelbeentjes en de onderste gedeelten digd is, kan men op basis van de geslachts- van de middenhandsbeentjes van de mid- delen niet vaststellen of het hier om een del- en ringvinger. man of een vrouw gaat. Op basis van de snor- en baardharen is het aannemelijk dat Het veenlijk uit het Emmer-erfscheidenveen we hier te doen hebben met een man. Op De ontdekking van dit veenlijk gebeurde grond van de hoeveelheid spongieus weef- op een „mistige dag" in 1938 ter hoogte sel dat nog aanwezig is in de bovenste van veenplaats 93 in het Emmer-erfschei- gedeelten van de bovenarmen en scheen- denveen. Het veenlijk heeft waarschijnlijk benen, kunnen we afleiden dat de persoon op de buikzijde in het veen gelegen, aange- vermoedelijk jonger dan 45 jaar was. Ook zien de rugzijde veel meer beschadigingen de nog open schedelnaden welke te zien vertoont dan de buikzijde. Aan de voor- zijn op het stukje schedel, wijzen in die zijde valt een scherpe snee op ter hoogte richting. van de rechterknie en een beschadiging op

8. Röntgenfoto van het bekken en het bovenste deel van de dijbenen van het skelet van Aschbroeken.

192 vingen van de veenlijken zijn in een aantal gevallen ook het hoofdhaar en de snor- en baardharen van de veenlijken bewaard gebleven. Electronenmicroscopisch onder- zoek werd toegepast om de uiteinden van de haren in detail te bestuderen. Voor de studie van de uiteinden van de hoofdharen werden ook een aantal recente haren afge- sneden, dit ter vergelijking. Studie van de electronenmicroscopische beelden leidde tot de volgende resultaten. Het hoofdhaar van de rechter figuur van het „paar van Weerdinge" is waarschijnlijk niet recente- lijk (vóór de dood) geknipt. Het haar van het veenlijk van Exloërmond is daaren- tegen waarschijnlijk wel kort voor de dood geknipt. Hetzelfde geldt voor het haar van het veenlijk van Zweeloo. Over het mate- riaal wat destijds gebruikt werd voor het afknippen van het hoofdhaar valt weinig te zeggen. Wel is het zo dat de electronen- microscopische beelden van de uiteinden van het haar van het veenlijk van Exloër- mond en Zweeloo zeer sterke gelijkenis vertonen met die van recent haar wat met behulp van een schaar werd afgeknipt. 9. Het veenlijk van Exloërmond. De invloed van het veen op de veenlijken In de inleiding kwam de invloed van (de looizuren van) het veen op de huid, botten de rechterdij (afb. 11). De huid is erg en tanden reeds aan de orde. Een andere verschrompeld. Uit een vergelijking met vorm van inwerking van het veen op de oude foto's uit 1938 blijkt dat dit veenlijk veenlijken betreft de kleur van de huid en sinds die tijd enorm in elkaar gedrongen en het haar. Zowel de hoofdharen van het gekrompen is. Behalve de huid is er ook een veenlijk van Yde, de rechter figuur van los bosje donkerbruin haar aanwezig. „het paar van Weerdinge", het veenlijk van Wat de uitwendige geslachtsorganen be- Exloërmond als de snor- en de baardharen treft, zijn er geen duidelijke tekenen van het van de linker figuur van Weerdinge hebben mannelijk geslachtsorgaan te bespeuren. een rode of rossige kleur. Het hoofdhaar Dit in tegenstelling met het destijds ge- van het veenlijk van Zweeloo is donker- schreven verslag van Dr. J. Ariëns Kap- bruin met een rode glans en het hoofdhaar pers, waarin hij met name het scrotum van het veenlijk van Emmer-erfscheiden- vermeldt. Het stuk omgeklapte huid, dat te veen is donkerbruin. Het is zeker niet zo zien is op afb. 11 is naar alle waarschijn- dat de meeste mensen in die tijd rood of lijkheid afkomstig van de rugzijde. Ook het rossig haar hadden. De rode kleur is te bepalen van de leeftijd is problematisch wijten aan de inwerking van de veenzuren, daar er geen restanten van botten te be- waarbij het minder stabiele bruine pigment speuren vallen. (eumelanine) is afgebroken4. Wat de kleur van de huid betreft, is het zo dat bij veen- Onderzoek van het haar lijken meestal een bruinige of grijzige tint Zoals blijkt uit de anatomische beschrij- wordt aangetroffen. Ook dit wordt veroor- 193 lichaamslengte berekenen op basis van de lengte van het scheenbeen (met behulp van de tabel van Trotter en Gleser6), dan bekomen we een totale lichaamslengte van 1.69 m. Dit zou kunnen betekenen dat de huid sterker gekrompen is dan de botten. Een voorbeeld hiervan is duidelijk te zien bij de linker onderarm, waar de botten als het ware door de huid naar buiten steken. Er zijn echter gevallen bekend waarbij ook de botten een enorm grote krimping ver- tonen. Een voorbeeld hiervan is het veen- lijk van Borremose, wat in 1948 in Dene- marken gevonden werd, waarbij op basis van de botten een lengte van 1.43 m ver- kregen werd. Wat de veenlijken uit Neder- land betreft, vinden we een dergelijke grote mate van krimp terug in de botten van het skelet van Aschbroeken. Berekeningen van de totale lichaamslengte op basis van de lengte van de botten bedraagt 1.38 m. Behalve deze grote mate van krimp zijn er nog een aantal andere zaken welke zeer opmerkelijk zijn bij dit skelet. De botten zijn sterk vervormd en gekromd in allerlei 10. De losse arm van onbekende herkomst. richtingen. De wijze waarop het bot be- schadigd is wekt de indruk dat het bot ten tijde van het opgraven zeer zacht was. Ook zaakt door de inwerking van de veenzuren. voor de asymmetrie, het feit dat een aantal Verder heeft het veen ook een duidelijke botten links significant korter en smaller invloed op de grootte van de veenlijken. In zijn, moet het veen verantwoordelijk wor- welke mate deze krimp van de huid en bot- den gesteld. In dit verband zou het van ten in het veen zelf gebeurt dan wel on- belang zijn om eventueel via versnelde pro- middellijk na het opgraven plaatsvindt, is cedures een onderzoek in te stellen naar niet duidelijk. De grootste mate van krimp alle mogelijke invloeden van veenzuren op treedt echter op onmiddellijk na het opgra- botmateriaal. Ellerman7 deed ruim 70 jaar ven van veenlijken, wanneer de stoffelijke geleden een onderzoek waaruit bleek dat bij resten in een geheel ander milieu terecht- botten die gedurende een zeer korte tijd in komen. Wanneer veenlijken niet op een het veen hebben gelegen (twee jaar en vier goede wijze behandeld worden na de ont- maanden) de botten al zeer sterk ontkalkt dekking blijkt dat in de loop der tijd een waren. Over de mate van krimp en andere zeer grote inkrimping en verschrompeling vormveranderingen welke door het veen te optreedt. Dit is o.a. duidelijk te zien wan- weeg gebracht kunnen worden, wordt jam- neer we oude foto's van veenlijken verge- mer genoeg niets vermeld. Ook over de lijken met dezelfde veenlijken in hun hui- chemische en fysische veranderingen welke dige staat. Van de rechter figuur van het botten in de grond ondergaan is overigens „paar van Weerdinge" is bijvoorbeeld be- weinig bekend. Wel is bekend dat botten kend dat de lichaamslengte 5 dagen na de die in een vochtige omgeving terecht komen opgraving ongeveer 1.75 m bedroeg, de meer onderhevig zijn aan fysisch-chemische lengte van de huid anno 1990 bedraagt nog veranderingen dan botten welke in een slechts 1.34 m. Wanneer we echter de totale droge omgeving begraven worden. Het 194 grondwater kan via diffusie binnendringen in de botten waardoor de proteïn-mineraal verbinding verbroken wordt en, afhanke- lijk van de temperatuur, de proteïnecom- ponent van het bot gehydrolyseerd wordt in zijn bestaande aminozuren. De mine- raalcomponent kan op deze manier door het water verwijderd worden8.

Met dank aan: C. J. P. Thijn, J. M. Cobben en A. J. van Essen voor hun hulp bij de studie van de pathologie, B. van der Kuijl voor zijn hulp bij de studie van het gebit en G. Boom voor de studie van het haar. Vervolgens mw. S. W. Karremans-Nijdam en dhr. B. Deddens voor hun respectievelijk administratieve en foto-technische bijdrage.

Noten 1 Zie: Van der Sanden 1990. 2 Joosting 1902, p. 103. 3 Van Zeist 1956, p. 204. 4 Priston 1986, p. 71. 5 Land weer 1904. 6 Trotter en Gleser 1958. 7 Ellerman 1916. 8 Garland 1987.

Literatuur 11. Het veenlijk uit het Emmer-erf scheidenveen. Ellerman, V., 1916. En ejendommelig Foran- dring af Lig ved Henliggen i Torvemoser (Mosegarvning); A striking change in bodies Sanden, W. A. B. van der, 1990. Mens en moe- deposited in peat bogs. Ugeskrift for Laeger ras. Veenlijken van de bronstijd tot en met de 78, 1969-1978. Romeinse tijd. (Archeologische monogra- Garland, A. N., 1987. A histological study of fieën van het Drents Museum, deel 1). archaelogical bone decomposition. In: A. Assen. Boddington, A. N. Garland en R. C. Jana- Trotter, M., en G. C. Gleser, 1958. A re- way (eds.), Death, decay and reconstruction, evaluation of estimation of stature based on Manchester, 109-126. measurements of stature taken during life Joosting, J. G. C, 1902. Een Germanenlijk. and long-bones after death. American Jour- Bijdragen tot de kennis van de provincie Gro- nal of Physical Anthropology 16, 79-123. ningen en omgelegen streken II, 1, 95-103. Zeist, W. van, 1956. Palynologisch onderzoek Landweer, G. J., 1904. Twee Oud-Germaansche van enkele Drentse veenlijken. Nieuw Drent- lijken uit het Weerdingerveen. Eigen haard se Volksalmanak 74, 199-209. 30, 597-600. Priston, A. V., 1986. The hair. In: I. M. Stead, I. Lab. voor Anatomie & Embryologie B. Bourke en D. Brothwell (eds.), Lindlow Oostersingel 69 man. The body in the bog, London, 107. 9713 EZ Groningen

195 Middeleeuwse rotskunst te Valkenburg, Zuid-Limburg

J.-K. Hagers

Introductie ring gebruikte argumenten kunnen als volgt Valkenburg is al jaren bekend om de worden samengevat. De graveringen te indrukwekkende overblijfselen van het Valkenburg zouden de iets oudere (Magda- enige middeleeuwse bergkasteel in Neder- lénien-Jvoorbeelden licht overtreffen in de land. Minder bekend, maar minstens van beheersing der anatomie, door hun grotere even grote waarde, zijn de op een kalk- losheid iets geavanceerder aandoen, en steenwand onder de ruïne van het kasteel thuishoren in die zeer late jongpaleolithi- aangebrachte graveringen, die bij toeval in sche kunstfase waarin men tenslotte ook de 1931 werden ontdekt1. Tot het begin van de menselijke figuratie in het platte vlak mees- 60-er jaren waren de graveringen voor het ter werd8. publiek toegankelijk via een daarvoor spe- Tegen deze argumenten kan worden inge- ciaal aangelegde trap. Helaas begaf toen bracht (afb. 1.): het houten afdak het, dat de kunstuitingen - dat de figuratieve kunst haar hoogtepunt, tegen vallend puin beschermde, waarna ze wat de natuurgetrouwe dieruitbeelding be- voor ongeveer twintig jaar werden verge- treft, bereikte in het eerste deel van het ten. Gelukkig werden vlak na de ontdek- Laat-Magdalénien, gevolgd door sterk ge- king gipsafgietsels van de graveringen schematiseerde dieruitbeeldingen aan het vervaardigd2. einde van het Magdalénien9; Sinds 1983 staan de Valkenburgse grave- - dat de vervaardiging van het aantal figu- ringen opnieuw in de belangstelling. De ratieve afbeeldingen in het laatste deel van aanleiding daartoe vormde hun toewijzing het Laat-Magdalénien sterk terug liep ten aan de Ahrensburgcultuur3, dit in tegen- gunste van geometrische motieven, die in stelling tot de vroegmiddeleeuwse datering het Franse Midden-Azilien, een met de die abbé Breuil en Doize reeds in de 50-er noordelijke Federmesser- en Ahrensburg- jaren aan de graveringen hadden gegeven4. cultuur gelijktijdige culturele traditie, de De toewijzing van deze graveringen aan de figuratieve kunst geheel vervangen had10. Ahrensburgcultuur is gebaseerd op verge- Hoewel het hier om diverse culturele tradi- lijkingen met grotkunst en kunst op voor- ties gaat, kan op grond van het kleine aan- werpen uit het Magdalénien en het Epigra- tal uit de laatste twee tradities bekende vettien5, en de op een retouchoir aange- kunstuitingen en de werktuigtypologie een brachte gravering van een danseresje, de parallelle ontwikkeling met het Azilien zgn. „Venus van Geldrop" uit de Ahrens- worden aangenomen"; burgcultuur6. Kennis van de evolutie en de - dat (delen van) anthropomorfen reeds in algemene kenmerken van de jongpaleoli- het Midden-Magdalénien op een naturalis- thische kunst gaf aanleiding tot sterke twij- tische wijze, tegen het realistische aan, fel over de juistheid van de gebruikte werden uitgebeeld, zoals in La Marche argumenten - dus ook de daaruit afgeleide (Fr.)12. Daarentegen werden in het eerste datering - en maakte een nieuwe, uitge- deel van het Laat-Magdalénien - in de fase breide studie van de graveringen en hun dat de dierafbeeldingen juist hun naturalis- context gewenst7. Alvorens de resultaten tisch hoogtepunt bereikten - de anthropo- van die studie te bespreken, zal in het kort morfen geschematiseerd, en profil en veelal aandacht aan de gerezen twijfels worden sexeloos uitgebeeld, zoals in Gönnersdorf besteed. (Dtsl.)13. Het identieke karakter van het laatste type, van Polen tot aan de Franse Argumenten en twijfels Pyreneeën, geeft aan dat de wijze van De voor de nieuwe, jongpaleolithische date- afbeelden gegrondvest was in de culturele 196 1. Globaal evolutieschema van de kunst in de periode 14000-7000 BC. Voor Zuidwest-Europa is de intensiteit in de vervaardiging van grotkunst (G) en mobiele kunst (M) aangegeven (donkerder is meer). 1 La Marche (Fr.); 2Le Mas d'Azil(Fr.); 3 Limeuil(Fr.); 4 Gare de Couze (Fr.); 5La Roche (Fr.); 6, 7 en 8 Murat (Fr.); 9 en 10 Kesslerloch (Zw.); 11 Gönnersdorf (Dtsl); 12 en 13 Schweizersbild (Zw.); 14 Drunense Duinen (NL); 15 Lommei (B.); 16 Niederbieder (Dtsl.); 17 Geldrop (Ni); 18 en 19 Remou- champs (B.); 20 Meerlo-Wanssum (NI.)'4.

197 2. Situatie met gereconstrueerde ligging van de wand met graveringen. 1 = muurresten kasteel van Valkenburg; 2 = met puin gevuld gat in kasteelberg; g = wand met graveringen; k — kasteel- toegangsweg; t = toegangstrap.

traditie en niet in de vaardigheid van de een nieuw onderzoek uit te voeren, waarin „artiest"15. Dit wordt bevestigd doordat de ouderdomsbepaling van de graveringen reeds in het Laat-Périgordien (29000-21000 te Valkenburg centraal stond. Het pro- BP) en later in het Midden-Magdalénien bleem bij het bepalen van de ouderdom van anthropomorfen, maar ook dieren, in rotskunst is dat er over het algemeen geen sculptuur- en (bas-)reliëf-techniek werden directe relatie bestaat met bewoningslagen. vervaardigd; technieken die meer beheer- Om toch tot een redelijk nauwkeurige sing en artistieke vaardigheid vereisen dan datering van die kunstuitingen te komen, is graveringen in het platte vlak16; in de afgelopen honderd jaar, sinds de ont- - dat de wandkunst - de kunstvorm waar- dekking van de eerste kunstuitingen in onder de Valkenburgse graveringen kun- grotten, een veelomvattende methode ont- nen worden gerangschikt - haar hoogte- wikkeld. Hierin zijn onder meer betrokken: punt bereikte in het Midden-Magdalénien, a) de geologische context; b) de kunst- terwijl zij in het laatste deel van het Laat- uitingen (stijl, techniek, inhoud, onderlinge Magdalénien niet meer werd vervaardigd17. relaties); c) het onderzoek van de ('be- wonings-')lagen aan de voet van de wand met kunstuitingen voor het verkrijgen van Methode C14-dateringen, gevolgd door correlatie De besproken twijfels gaven genoeg reden van die lagen met de kunstuitingen aan de 198 hand van bekende/veronderstelde lichaams- binnenste weermuren van het kasteel, die lengten; d) de klimatologische omstandig- globaal de gereconstrueerde grenzen vol- heden (milieubeheersing voor preserveren gen, lijkt hierop te wijzen. Dit heeft moge- en conserveren van de kunstuitingen). De lijk een oorzaak in de bekendheid van de laatste jaren wordt veel aandacht besteed bouwers met de aanwezigheid van een aan de ontwikkelingen van nieuwe en be- breed, open of met puin gevuld (?) gat in de tere dateringsmethoden, zoals aminozuur- kasteelberg. In het platte vlak bezit de zuid- racemizatie en lichenometrie (bij schilde- wand van het gat een regelmatige, hoekige, ringen)18. trapsgewijze vorm, die onmogelijk op na- Helaas konden in mijn studie slechts een tuurlijke wijze kan zijn ontstaan (afb. 3). paar van deze aspecten - situatie, geologi- sche context en de graveringen zelf- worden Het profiel van de zuidwand en de stratigra- behandeld, omdat de graveringen nu onder fie (afb. 4) een laag puin zijn bedolven. Hiervoor is Het acht meter hoge profiel van de zuid- gebruik gemaakt van Dorrens beschrijvin- wand bestaat uit twee delen20. Het boven- gen van de wand en de stratigrafie, twee ste, circa 4 m hoge deel heeft een onregel- foto's en de gipsafgietsels. De resultaten matige vorm die sterk doet denken aan van deze studie worden hieronder kort natuurformatie en is geaccentueerd door besproken. het aanbrengen van holten door de mens. Het onderste deel, even hoog als het boven- Situatie (afb. 2) ste, heeft daarentegen een regelmatig, licht De graveringen zijn aangebracht op een convexe vorm, die op artificiële wijze zou kalksteenwand die in de westzijde van de zijn ontstaan (kalksteenontginningen). De kasteelberg, onder de ruïne van het kasteel opvulling bestaat van onder naar boven uit van Valkenburg, is gelegen. Deze berg (A) een circa 2 m dikke laag mergelafval vormt een deel van de zuidelijke rand van met daarin nog enige rechthoekige kalk- het Geuldal, gekenmerkt door een vrijwel steenblokken21, relicten van kalksteenont- loodrechte wand, die de overgang vormt ginningen (in de Romeinse tijd?); (B) een van dit dal naar het circa 25 m hoger circa 1 m dikke aanslibbingslaag; (C) een gelegen plateau van Margraten. Aan de circa 2 m dikke bewoningslaag met runder- westzijde wordt de kasteelberg door een en varkensbotten, hertegewei en diverse droogdal (Daelhemerweg) gescheiden van haardplaatsen, gedateerd door slechts en- het plateau, van waaruit het mogelijk is via kele scherven in de vroege middeleeuwen22; een in het midden van de 19e eeuw geëx- en (D) een dikke laag puin. ploiteerde groeve tot achter de wand te geraken. De graveringen Uit de beschrijvingen van Dorren en Van Algemene kenmerken der Venne19 kan worden afgeleid dat de Op de kalksteenwand zijn vijf panelen aan- minimaal 18 m lange kalksteenwand vrij- getroffen met in totaal 14 gegraveerde figu- wel loodrecht op het droogdal tussen de ren: 4 hertachtigen, 1 edelhert, 1 hinde, 4 toegangsweg en de binnenste weermuur van anthropomorfen, 2 wilde zwijnen, 1 hond het kasteel ligt. De tegenoverliggende wand en een drietandig teken (afb. 5 t/m 8). Op werd tijdens het onderzoek niet aange- drie van deze panelen is de jacht met troffen - ondanks het graven van een behulp van lans op hert en wild zwijn uit- schacht door een puinlaag circa 16 m ten gebeeld. In één geval speelt daarbij nog een noorden van de wand met graveringen -, jachthond een rol. De overige twee zijn wat echter kan betekenen dat die wand zodanig verweerd dat slechts één figuur of verder van de eerste is gelegen dan toen resten van diverse figuren bewaard zijn werd verondersteld. Er schijnt dus een gat gebleven. De afbeeldingen worden geken- van minimaal 18 bij 16 m in de kasteelberg merkt door een lineaire uitbeelding van de te hebben bestaan. Ook het verloop van de belangrijkste lichaamselementen en het ont- 199 v-vormige doorsnede) van boven naar be- neden en van links naar rechts is een indica- tie voor hun vervaardiging op ooghoogte door één (rechtshandig) persoon23. Ten- slotte is ook het op alle panelen ontbreken van perspectief - met uitzondering van die tussen hond en hert op het eerste paneel, waardoor de hond in de nek van het edel- hert lijkt te bijten - een aanwijzing voor de vervaardiging door één individu.

Wandbehandeling Kenmerkend voor de vijf panelen is de afvlakking van de kalksteenwand, alvorens de scènes daarin werden gegraveerd. Deze wandbehandeling werd uitgevoerd met be- hulp van een voorwerp met een platte, vrij brede snede (minimaal 3 cm breed), waar- schijnlijk een beitel of een bijl. Deze prepa- ratie is goed te herkennen op de foto's (afb. 5 en 7).

Conservering Het is vrijwel zeker dat de graveringen het instorten van het houten afdak en de daar- opvolgende puinstorting in het begin van de 60-er jaren niet hebben overleefd. Reeds vlak na de ontdekking in 1931, tijdens het met zachte borstels schoonmaken van de kalksteenwand, lieten delen daarvan los24. De plotselinge blootstelling aan de buiten- lucht, aan luchtstromingen en aan wisse- lingen in temperatuur, maar ook het 3. Plattegrond van de wand met graveringen (naar schoonmaken zelf, zal hieraan debet zijn Dorren 1932, fig. 1). 1 = puin; 2 — vaste kalk- geweest. Vergelijking van de foto's die vlak steen; dt = gegraven dwarstunnel; g — grave- na de ontdekking werden gemaakt en de ringen; H = haard; M = groeve (19e eeuw); T — later gemaakte gipsafgietsels, toonde dat toegangstrap. op de laatste een aantal graveringen niet meer voorkomen die wel op de foto's zijn te herkennen. Deze figuren - een wild zwijn en een hertachtige - bevonden zich reeds tij- breken van elk detail, zoals bek/mond, dens de ontdekking in een zeer slechte ogen en hoeven/handen. Een uitzondering staat. hierop vormt één van de op het eerste paneel afgebeelde anthropomorfen, die een De ouderdom van de graveringen riem lijkt te dragen. Stilistisch komen de Geologische context afbeeldingen zo sterk overeen dat mag De wand waarop de graveringen zijn aan- worden aangenomen dat ze door één indi- gebracht, bevindt zich in dezelfde laagpak- vidu werden vervaardigd. Ook de identieke ketten als de eerder genoemde 19e-eeuwse tracering van de lijnen met een snijdend, groeve; de Kalksteen van Nekum (onderste waarschijnlijk metalen voorwerp (scherpe, deel) en de Kalksteen van Emael (bovenste 200 deel), die beide tot de Formatie van Maas- tricht worden gerekend25. Beide soorten zouden uitsluitend voor mechanische ver- wering gevoelig zijn26. Span en Pisters, in navolging van Dorren, merkten op dat de graveringen op een abriwand zouden zijn 9V aangebracht27. De ligging van de wand, n Jj | _ loodrecht op het droogdal, en de diepte van lmm rit > öl S meer dan 18 meter spreken dit echter tegen. i- Abri's worden immers altijd evenwijdig -; ...-....• TT—:—v^ aan een rivierbedding of op de hoek van cJv:-: •:•:•:•:•:•:•:/ twee dalen door mechanische verwering in B 1 \ een verticale dalwand gevormd. > Laville, Rigaud en Sacket hebben voor de ( \ \ Franse Dordogne drie abri-typen onder- A \ 28 scheiden . Van deze typen komt uitslui- K tend de hoog op een vertikale dalwand („falaise") gelegen abri in aanmerking. Dit 0 5m laatste type is het resultaat van een mecha- nisch verweringsproces, waarin een „fa- laise" terugwijkt tot het punt waar een 4. Profiel van de kalksteenwand met graveringen (naar Dorren 1932, fig. 2). A = mergelafval; B = onderaardse grot wordt bereikt, gevolgd aanslibbingslaag; C = bewoningslaag; D — puin; door verwijding van de nieuwe grotingang. K = vaste kalksteen; dt = dwarstunnel; g = zone Het gat in de kasteelberg zou dus een fos- met graveringen; x = gereconstrueerd oppervlak. siele grot kunnen zijn geweest waarvan het plafond is ingestort, ware het niet dat de uit de Maastrichtse kalksteen bekende karst- vormen - lage, wijde, grillige, zijdelings aaneengeschakelde holten en regelmatige, worden tussen de Romeinse tijd en de laat- manshoge gangen die het verloop van de ste, met behulp van springladingen uitge- breukvlakken volgen - op morfologische voerde, totale verwoesting van het kasteel 30 gronden een natuurlijk ontstaan van „ons" in 1672 . Het is allerminst ondenkbaar dat gat uitsluiten29. de verlaten groeve reeds eerder, tijdens verwoestingen of om strategische redenen, Het is waarschijnlijker dat het gat in de met puin werd opgevuld. De oudste date- kasteelberg zijn ontstaan te danken heeft ringen die hiermee in verband gebracht aan de eerder genoemde kalksteenwinning, kunnen worden, zijn de bouw van het eer- die waarschijnlijk in de Romeinse tijd heeft ste (?) versterkte huis aan het begin van de plaatsgevonden. De morfologische ver- 12e eeuw en de verwoesting van ditzelfde schillen tussen onder- en bovendeel van het huis op last van keizer hertog Gottfried van profiel kunnen worden verklaard door Niederlothringen in 112231. bescherming van het onderste door mergel- Doordat Doize in 1956 de hoogten van de afval en slib tegen differentiële verwering graveringen op de kalksteenwand publi- van de in de wand aanwezige zachtere en ceerde, bleek het mogelijk het moment van hardere kalksteenlagen, terwijl het boven- hun vervaardiging in deze periode iets te ste deel daarentegen niet door sedimenten preciseren32. De vijf panelen met dier- en werd beschermd. Bovendien werd het bo- mensfiguren bevonden zich alle tussen 1.62 venste deel nog eens (tijdens de bewoning en 2.25 m boven de bodem van de dwars- in de vroege middeleeuwen?) door het aan- tunnel die in 1931 door de vroegmiddel- brengen van holten aangetast. eeuwse bewoningslaag werd gedreven. Op grond van deze gegevens kan de ouder- Uitgaande van de gemiddelde lichaams- dom van de graveringen globaal geplaatst lengte van circa 1.65 m uit genoemde 201 5. Jachtscènes met edelhert, hond, wild zwijn, twee anthropomorfen en drie-tandig teken. Eerste paneel. Foto D. C. van Schalk, 1931. 202 6. Schets naar de foto van de gegraveerde figuren op het eerste paneel. 203 periode, blijken de hoogten te correspon- dimensionale vormen. Pas inde late middel- deren met deze bewoningslaag. De grave- eeuwen werd de perspectivische uitbeel- ringen moeten daarom vervaardigd zijn op ding opnieuw „uitgevonden". een moment dat de ontginningen het niveau Over de thematiek moet worden opge- van de latere bewoningslaag hadden bereikt merkt dat de op de Valkenburgse panelen (Romeinse tijd) of tijdens of na de bewo- afgebeelde figuren - anthropomorf, hert, ning in de verlaten groeve (6e/7e - 12e wild zwijn en hond - een zeer bescheiden eeuw). plaats in de jongpaleolithische kunst in- nemen of daarin helemaal niet voorkomen De graveringen (hond)35. Ook de jacht met lansen en hond - Deze globale datering wordt bevestigd door en met name de wijze waarop die te Val- de technische, stilistische en inhoudelijke kenburg is uitgebeeld - is een onbekend kenmerken van de graveringen. De wand- verschijnsel in de jongpaleolithische kunst. behandeling en de doorsnede van de geïn- Vanaf de vroege middeleeuwen werd de ciseerde lijnen wijzen op het gebruik van jacht op deze dieren daarentegen wel vrij metalen voorwerpen met vrij scherpe sne- algemeen uitgebeeld, ter illustratie van den33. De op de panelen afgebeelde lansen Psalters en andere handschriften, op wand- met ruitvormige punt wijzen ook op een tapijten en op schilderijen36. Typerend voor datering in een periode dat metaal als de jacht in die periode is het gebruik van grondstof voor werktuigen en wapens werd korte lansen met afgeplat ruit-vormige gebruikt. De stijl van de afbeeldingen wijkt punt, die sterk doen denken aan de in Val- duidelijk af van die van de kunstuitingen kenburg afgebeelde exemplaren. De kunst uit het Jong-Paleolithicum. De verschillen uit de Ahrensburgcultuur wordt op een zijn met name gelegen in de vorm van de enkele uitzondering na (de „Venus van snuit en het gewei. De Valkenburgse dier- Geldrop") gekenmerkt door regelmatige figuren bezitten alle een afgeplatte, hoekige en repeterende geometrische motieven - zig- snuit en een in een cirkel opgebouwd gewei zag, punten, lijnen en combinaties van deze van het edelhert, terwijl die uit de jongpa- elementen -, uitsluitend aangebracht op leolithische kunst afgerond, respectievelijk voorwerpen37. Het drie-tandige teken, af- grilliger en hoekiger, dus natuurgetrouwer, gebeeld op het eerste paneel te Valken- van vorm zijn. Er zijn, wat betreft de burg, komt noch voor onder de geometri- anthropomorfen, al in het geheel geen over- sche motieven van die traditie, noch onder eenkomsten met die uit de jongpaleolithi- die uit de voorafgaande periode. Enigszins sche kunst te herkennen. De bij alle mens- vergelijkbare motieven vormden pas in de afbeeldingen terugkerende puntige vorm laatste drie millennia voor Christus een van de voeten vertoont daarentegen wel belangrijk bestanddeel van onder meer de duidelijke overeenkomsten met afbeeldin- 38 Spaanse en Franse rotskunst . Vanaf die gen uit de vroegmiddeleeuwse Psalters en tijd komen ze in wisselende aantallen en andere verluchte geschriften, zoals het vormen voor tot in de late middeleeuwen Psalter van Utrecht uit circa 830 na Chr.34. en zelfs nog daarna39. Het ontbreken van perspectief op de Val- Zonder hierboven al te uitvoerig te zijn kenburgse panelen is op zich van weinig geweest, wijzen alle beschikbare, hoewel betekenis, daar dit een oorzaak in de artis- tieke vaardigheid van de maker kan heb- fragmentaire gegevens op een historische ben. In de jongpaleolithische kunst was datering van de graveringen te Valken- echter, zeker tijdens het hoogtepunt in het burg. Op grond van enige stilistische en laat-Magdalénien, het gebruik van per- inhoudelijke kenmerken houd ik een date- spectief algemeen. Juist in de daaropvol- ring in de vroege middeleeuwen voor de gende periode raakte het perspectief in meest waarschijnlijke. onbruik als gevolg van het overgaan op uitbeelding van geometrische, dus twee- Conclusies In ons land werden in het begin van de 204 30-er jaren voor het eerst voorbeelden van 3 Pisters 1984a-b; Span 1983b-1987. rotskunst aangetroffen40. Ondanks het 4 Breuil 1956; Doize 1956. unieke karakter van de gevonden kunst- 5 Span 1983c, 142 noemt: Laugerie-Basse, La uitingen kregen ze niet de aandacht en Madelaine (Fr) en Kesslerloch (Zw) (Mid- den-Magdalénien, ca. 16000-13000 BP), bescherming die ze verdienden. Een houten Limeuil, Teyjat, Lortet (Fr) en Petersfels (D) afdak, gebouwd op verzoek van de stichting (laat-Magdalénien, ca 13000-10000 BP) en Kasteel van Valkenburg, gaf tot het begin de Auddaura-grot (It) (Epi-Gravettien, ca. van de 60-er jaren een provisorische be- 15000-10000 BP). scherming aan de graveringen, maar stortte 6 Bohmers en Wouters 1962. Deze gravering toen in. Het is vrijwel zeker dat de kunst- kan echter ook in het vroeg-mesolithicum uitingen daarbij door vallend puin werden zijn vervaardigd, omdat het stuk in een overgangszone naar een mesolithische con- vernietigd. De publicaties van Span en Pis- centratie is gevonden (Verhart en Wans- ters, na ongeveer twintig jaar anonimiteit, leeben 1989, noot 3). brachten het bestaan van de graveringen 7 Hagers 1987 en 1988. weer onder de aandacht. 8 Span 1983c, p. 142. Een uitvoerige studie aan de hand van de 9 Bosinski 1982; Leroi-Gourhan 1971; Lor- beschikbare literatuur en de gipsafgietsels blanchet 1985. maakte het mogelijk de graveringen toe te 10 Lorblanchet 1985;Nougier 1984, p. 179-184. 11 Voor Nederland en België zijn de volgende wijzen aan de vroege middeleeuwen. Ze aantallen bekend: Federmesser-cultuur: 1 werden toen op de wand van een verlaten, figuratief (?) en 12 geometrisch op mobilia; waarschijnlijk Romeinse kalksteengroeve Ahrensburg-cultuur: 1 (of 2, zie noot 37) aangebracht. figuratief en 11 geometrisch op mobilia. In dit artikel is niet ingegaan op de beteke- 12 Pales en Tassin de St. Péreuse 1976. nis van de kunstuitingen. De uitbeelding 13 Bosinski 1982. Sexeloos betekent hier het ontbreken van primaire en/of secundaire van jachtscènes, zonder herkenbare ver- geslachtskenmerken. Extrapolatie van afbeel- wijzingen naar religieuze of mythologische dingen met uitgebeelde geslachtskenmerken verhalen, maakt het waarschijnlijk dat ze naar afbeeldingen met identieke stijl en uit- een verbeelding zijn van een succesvolle beeldingswijze zonder die kenmerken maakt jachtpartij of van de jacht in het algemeen sexebepaling mogelijk (zie hiervoor Rosen- waaraan de vervaardiger had deelgenomen feld 1977). Genoemde geschematiseerde an- thropomorfen kunnen hierdoor dan ook alle of deelnam. als vrouwen worden geïdentificeerd. 14 De afbeeldingen in de tabel zijn naar: 1: Dankwoord Pales en Tassin de St. Péreuse 1976, fig. 7 en De auteur is de heer A. A. Crolla, pen- 18, idem 1981, planche 21; 2: idem 1981, ningmeester van de stichting Kasteel van planche 109; 3: Capitan en Bouyssonie 1924, Valkenburg, erkentelijk voor het beschik- planche II; 4-5: Delporte 1979, fig. 37-38; baar stellen van de benodigde informatie 6-8: Lorblanchet 1985, fig. 10,13,15; 9-12 en en het mogelijk maken van de bestudering 15: Bosinski 1982, Tafel 8, 16, 22, 98; 13: Span 1983a, fig. 1; 14, 18-19: Lejeune 1987, van de gipsafgietsels, en mevr. M. E. Th. de fig. 45, 47; 16 en 19: Verhart en Wansleeben Grooth die de foto's van de graveringen en 1990, fig. 6, 9. andere stukken uit het archief van het 15 Hagers 1989; Rosenfeld 1977, p. 94. Bonnefantenmuseum te Maastricht beschik- 16 Delporte 1979. baar stelde. Verder dank ik de heren E. 17 Leroi-Gourhan 1971. Rensink, Th. Schaepman en D. Stapert 18 Anati 1983, p. 21. voor het kritisch doorlezen van het manus- 19 Dorren 1932, Van der Venne 1951. 20 Grootte: 120x60x30 en 90x78x42 cm. cript en hun adviezen. 21 Dorren 1932, p. 10. 22 Dorren 1932, p. 4. De vondsten zijn tijdens Noten de Duitse inval in mei 1940 letterlijk de lucht 1 Dorren 1932. ingevlogen toen de ruïne te Valkenburg 2 De afgietsels worden nu in het Streekmu- onder artillerievuur lag (pers. comm. A. seum te Valkenburg geëxposeerd. Crolla 1987). 205 7. Jachtscènes met hinde en man met lans (boven), en man met lans (onder). Tweede en derde paneel. Foto D. C. van Schalk, 1931. 206 8. Schets naar de foto van de gegraveerde figuren op het tweede en derde paneel. 207 23 Uit proeven is gebleken dat, wanner op een wel het een losse vondst betreft. verticaal vlak wordt gegraveerd, op oog- 38 Hirigoyen 1978, planche Al; Kühn 1960; hoogte lijnen vrijwel altijd van boven naar Tassé 1982. beneden worden getrokken, daaronder in de 39 Tassé 1982. regel van beneden naar boven. Horizontale 40 In 1949 werd in Maastricht bij toeval een lijnen worden op ooghoogte in de regel door groeve, daterend uit de eerste eeuwen na rechtshandigen van links naar rechts ge- Christus, ontdekt. Bij het daaropvolgende trokken, door linkshandigen van rechts naar onderzoek werd opnieuw een voorbeeld'van links. rotskunst gevonden, nu een in bas-reliëf- 24 Doize 1956, p. 479; manuscript archief Bon- techniek uitgevoerde mannenfiguur (Megaw nefantenmuseum te Maastricht (inv. nr.: 1965-66). Afd. Pr.-Hist. steen. nr. 1008 A-B). 25 Felder 1979, p. 22. Literatuur 26 Keulier e.a. 1910, p. 340. . Anati, E. (ed.), 1983. Preservation and presen- 27 Span 1983c; Pisters 1984; Dorren 1932, p. tation of rock art. Unesco international semi- 10. nar and consultation of specialists on the 28 Laville e.a. 1980. study, documentation and conservation of 29 Francken 1947, p. 70. rock art, a summary of the debates, Capo di 30 Van der Venne 1951. Ponte. 31 Corsten 1984. Bohmers, A., en A. M. Wouters, 1962. Belang- 32 Doize 1956, p. 480-1. rijke vondsten van de Ahrensburgcultuur in 33 Preparatie van het wandoppervlak is ook uit de gemeente Geldrop. Brabants Heem 14, de jongpaleolithische grotkunst bekend, bv. 3-20. de grot Le Bernifal (pers. comm. Pemen- Bosinski, G., 1982. Die Kunst der Eiszeit in drant 1988) en de grot Le Gabillou (Sieve- Deutschland und in der Schweiz, Bonn. king 1979, p. 124), beide in de Franse Dor- dogne. In beide voorbeelden bezit de wand Breuil, H., 1956. Les gravures pariétales de Val- krassen, veroorzaakt door bewerking met kenburg, manuscript, 3 pp. een puntig voorwerp. Een vergelijkbare Capitan, L., en J. Bouyssonie, 1924. Limeuil. wandbehandeling is wel waarneembaar op Son gisement a gravures sur pierres de l'Age een brok lava, afkomstig uit de 2e-eeuwse du Renne, Parijs. groeve Idylle bij Kruft, Kreis Mayen, Duits- Corsten, S., 1984. Die herren von Valkenburg land, waar op het geprepareerde vlak een (ca. 1000-1364). Publ. Soc. Hist. Archéol. Romeinse blokbreker is afgebeeld (Roder dans 1e Limbourg 120, 162-200. 1968, afb. 1, overigens niet zichtbaar op deze Delporte, H., 1979. L'image de la femme dans afbeelding, echter wel goed te zien op het l'art préhistorique, Parijs. gipsafgietsel in het Landesmuseum Bonn). Doize, R. L., 1956. Les gravures rupestres de Valkenburg (Pays Bas). Congres Préhistori- 34 Prummel 1978, afb. 2, 3, 6 (en 12 voor snuit que de France, 15e Session - Poitiers-Angou- wild zwijn). lème, 478-485. 35 Leroi-Gourhan(1971,p. 82) herkende onder Dorren, Th., 1932. Kort bericht over de ont- een totaal van 2188 dierafbeeldingen 135 dekking eener woongrot onder het kasteel hinden, 112 herten en 2 wilde zwijnen, en Valkenburg. Publ. Soc. Hist. Archéol. dans 1e onder 1721 figuren in Frankrijk en Spanje Limbourg 68, 3-12. 118 anthropomorfen (fig. 755, 45 vrouwen en 73 mannen). Felder, W. M., 1979. Stratigrafische plaats van de ondergrondse kalksteengroeven in het 36 Timmers 1978, p. 161-165. Veel handschrif- Boven-Krijt van Zuid-Limburg. 1) De groe- ten zijn geïllustreerd met afbeeldingen van ven bij Valkenburg en Sibbe. Natuurhist. bepaalde activiteiten die kenmerkend zou- Maandblad 68/2, 21-25. den zijn voor een maand of een jaargetijde. De jacht staat meestal voor de maand mei, Francken, C, 1947. Bijdrage tot de kennis van soms de maand januari. het boven-Senoon in Zuid-Limburg, Maas- tricht. 37 Verhart en Wansleeben 1990 beschrijven een Hagers, J.-K., 1987. „Paleolithische" grave- op een kwartsietisch steentje gegraveerde ringen te Valkenburg, Zuid-Limburg: een anthropomorf, afkomstig uit Wanssum I. nieuwe studie. In: N. Arts en J. Kolen (red.), Zij wijzen het op grond van stilistische over- Steentijdonderzoek in Nederland, ter perse. eenkomsten met de „Venus van Geldrop" Hagers, J.-K., 1988. ,,Paleolithische" graverin- toe aan dezelfde periode als de laatste gen te Valkenburg, Zuid-Limburg, scriptie (Ahrensburg of vroeg-mesolithicum), hoe- IPL, Leiden. 208 Hagers, J.-K., 1989. De Magdalénien-kunst van Roder, J., 1968. Die antiken Tuffsteinbrüche Noordwest Europa. Kolonisatie en interactie; der Pellenz. Bonner Jahrbücher 157,213-271. de sociaal-economische context van de figura- Rosenfeld, A., 1977. Profile figures: schematisa- tieve kunst aan het einde van het Magdalé- tion of the human figure in the Magdalenian nien. Een poging tot interpretatie, doctoraal- culture of Europe. In: P. Ucko (ed.), Form in scriptie IPL, Leiden. indigenous art. Schematisation in the art of Hirigoyen, R., 1978. La pierre et la pensee. Les Aboriginal Australia and prehistorie Europe énigmes de la vallée des Merveilles, Lausan- (Prehistory and material culture series no. ne-Parijs. 13), 90-109. Keuller, L., E. Lahaye, W. Sprenger, 1910. Sieveking, A., 1979. The cave artists, Londen. Limburgsche bouwsteenen. Publ. Soc. Hist. Span, A., 1983a. Een geornamenteerde schrab- Archéol. dans 1e Limbourg 46, 307-367. ber uit de Drunense Duinen. Archeologische Kühn, H., 1960. Prehistorische kunst in Europa Berichten 14, 113-114. (Pictura 21), Utrecht/Antwerpen. Span, A., 1983b. Nog eens iets over de „Venus Laville, H., J. Ph. Rigaud, J. Sacket, 1980. Rock van Geldrop". Archeologische Berichten 14, shelters of the Périgord. Geological Stra- 133-136. tigraphy andArchaeologicalSuccession, New Span, A., 1983c. Prehistorische grotwandkunst York. ook in Nederland? Jazeker, en bovendien in Lejeune, M., 1987. L'art mobilier paléolithique relatie tot de „Venus van Geldrop". Archeo- et mésolithique en Belgique. (Artefacts 4), logische Berichten 14, 138-146. Treignes-Viroinval. Span, A., 1984. Enige aanvullende opmerkingen Leroi-Gourhan, A., 1971. Préhistoire de l'art inzake de Valkenburgse gravures. Archeolo- Occidental, Parijs. gische Berichten 15, 129-130. Lorblanchet, M., 1985. Premiers résultats de Span, A., 1985. Het symbool in de abri te Val- nouvelles recherches a Pabri Murat (Ro- kenburg. Archeologische Berichten 16, 130- camadour-Lot), Préhistoire quercynoise 2, 131. 58-94. Span, A., 1987. De identiteit der Valkenburgse Megaw, J. V. S., 1965-66. A carved cult figure gravures. Archeologische Berichten 18, 139- from Maastricht. Berichten R.O.B. 15-16, 144. 109-112enplateXI. Tassé, G., 1982. Pétroglyphes du Bassin Pari- Nougier, L.-R., 1984. Premiers éveils de l'hom- sien. XVIe supplément a Gallia Préhistoire, me; art, magie, sexualité dans la préhistoire, Parijs. Parijs. Timmers, J. M. M., 1978. Christelijke symboliek Pales,L.,enM.TassindeSt. Péreuse, 1976. Les en iconografie, Haarlem. gravures de la Marche. II - Les humains. Van der Venne, J. M., 1951. Geschiedenis van Parijs. het kasteel van Valkenburg, zijn heren en hun Pales, L., en M. Tassin de St. Péreuse, 1981. Les drossaarden, Valkenburg. gravures de la Marche. III - Equidés et Verhart, L. B. M., en M. Wansleeben, 1990. bovidés. Parijs. Tussen America en Siberië: enkele aspecten Pisters, H., 1984a. Prehistorische gravures te van het Maasdalproject. In: A. T. L. Nikle- Valkenburg. Archeologie in Limburg 19, 14- wicz-Hokse en C. A. G. Lagerwerf (red.), 15. Bundel van de steentijddag 1 april 1989, Gro- Pisters, H., 1984b. De Valkenburgse gravures ningen, 45-54. nog even onder de loupe. Archeologie in Limburg 20, 18. Prummel, W., 1978. Vlees, gevogelte en vis. Nicolaas Beetslaan 39 Spiegel Historiael 13/4, 282-293. 2273 RA Voorburg

209 Nieuwe inzichten in de bewoningsgeschiedenis van de Krimpenerwaard (Zuid-Holland)

Heleen Visscher

Inleiding vindplaatsen was nogal vreemd, vooral Bij een archeologische veldkartering in de omdat op grond van het wel beschikbare Krimpenerwaard (afb. 1) zijn sporen aan materiaal duidelijk naar voren kwam dat het licht gekomen die ertoe hebben geleid de Krimpenerwaard in de Late Middel- dat de bewoningsgeschiedenis van het ge- eeuwen (ca. 1000-1500 na Chr.) vrij inten- bied ingrijpend is gewijzigd. De kartering sief bewoond geweest moet zijn. Doel van vond plaats vanaf begin 1986 tot voorjaar de veldkartering was dan ook om oude en 1988 en is uitgevoerd door de Stichting vergeten bewoningssporen in kaart te RAAP (Regionaal Archeologisch Archive- brengen en zodoende tevens een beter rings Projekt) te Amsterdam. De dagelijkse inzicht te verkrijgen in de bewoningsge- leiding was in handen van ondergetekende. schiedenis van de waard. Dat doel is zeker De opdracht voor de kartering werd gege- behaald en de resultaten hebben de ver- ven door de Rijksdienst voor het Oud- wachtingen ver overtroffen. Voor daarop heidkundig Bodemonderzoek (ROB) te in te gaan dient eerst iets gezegd te worden Amersfoort; de Landinrichtingsdienst te over de bodemkundige situatie van het Utrecht heeft het onderzoek gesubsidieerd. gebied en over de bewoningsgeschiedenis Bij het schrijven van de bewoningsgeschie- van de Krimpenerwaard zoals die eruit zag denis van het gebied vóórdat de veldkarte- voordat de veldkartering plaatsvond. ring plaatsvond is voornamelijk uitgegaan van oude geschriften en oud kaartmate- Ontstaan van het cultuurlandschap riaal. Dat kon ook nauwelijks anders om- De Krimpenerwaard (ca. 12.500 ha) is een dat er zeer weinig archeologische vind- uitgestrekt veengebied. Het veen heeft zich plaatsen bekend waren. Die schaarste aan gedurende ongeveer 5000 jaar ontwikkeld en de groei ervan stopt omstreeks de 9e a 10e eeuw na Chr., wanneer de natuurlijke afwatering verbetert. Op dat moment is het gebied een bol veenkussen dat afhelt naar de wateren die de Krimpenerwaard be- grenzen: de rivieren de Lek en Hollandsche IJssel in het zuiden, westen en noorden en het veenstroompje de Vlist in het oosten1. Het bolle veenkussen wordt vanaf het begin van de Late Middeleeuwen ontgon- nen. Dat gebeurt door systematisch en met vereende krachten ontwateringssloten te graven, loodrecht op de kern van het veen- kussen en bij voorkeur vanuit de reeds aanwezige afwateringsassen. Door de daar- mee gepaard gaande versnelde ontwate- ring, klinkt het veen in en daalt het maai- veldniveau langzaam maar zeker tot onder het zeespiegelniveau: er zijn dijken nodig. Deze worden vanaf de lle eeuw aange- 1. Ligging Krimpenerwaard in Nederland (uit: 2 Visscher 1988). legd . 210 LEGENDA h^iöc-d ontginning randgebieden -^- stroomrichting

, , • t sef undslre nederzettingsas tl|dens eerste I \ \ \ 't \ I ontginning blnnengebled * " * onlginnlngsfese (vermoedelijk) *

|x^?V<:>v:j ontginning restgebleden .•••....-• knik In verkaveling ven Polder de Nesse jcheg In verkaveling van ' Polaer Bergambacht 2. Be ontginningsfases in de Krimpenerwaard (uit: Mulder 1986).

De ontginningsgeschiedenis volgens histo- van Holland. Kenmerkend is de maximale risch-geografisch onderzoek lengte van de kavels: ongeveer 1250 meter. Vóór de systematische veldkartering door Tot slot worden, aan het einde van de 13e de Stichting RAAP plaatsvond, werd op en in het begin van de 14e eeuw, de ,test- grond van historisch-geografische studies3 gebieden" ontgonnen. De voltooiing van in het algemeen aangenomen dat de ont- de ontginning in de Krimpenerwaard heeft ginning van de Krimpenerwaard omstreeks als resultaat het bijbehorende kavel- en de 10e eeuw na Chr. is begonnen. Die ont- bewoningspatroon met de voor veenge- ginning zou in drie fasen zijn verlopen (afb. bieden zo kenmerkende langgerekte bewo- 2): als eerste de „randgebieden" (in de 10e ningslinten. Tot voor kort werd veronder- en 11e eeuw), loodrecht op en vanuit de van steld dat het bewoningspatroon in de waard nature aanwezige ontwateringsassen: de sinds de ontginningen niet ingrijpend is Lek, Hollandsche IJssel en Vlist. Daarna veranderd. De archeologische veldkarte- worden de „binnengebieden" ontgonnen, ring heeft aangetoond dat die veronderstel- in de 12e en 13e eeuw, de periode van de ling niet juist is. zogenaamde cope-ontginningen. Deze ont- ginningen zijn uitgevoerd in opdracht van De veldkartering de Bisschop van Utrecht en van de Graaf Voor het veldwerk in de Krimpenerwaard 211 waren vier maanden beschikbaar. Het ligt van de geselecteerde gebieden kwam al snel voor de hand dat het onmogelijk is om een reeks Laat-Middeleeuwse huisplaatsen binnen dit korte tijdsbestek een zo uitge- aan het licht. Omdat het vermoeden be- strekt gebied als de Krimpenerwaard geheel stond dat deze huisplaatsen onderdeel uit- te karteren. Er moest een selectie worden maakten van bewoningslinten is bij het gemaakt. Dat is gedaan aan de hand van voortzetten van de veldkartering de waar- gegevens die tijdens een voorbereiding van schijnlijk geachte richting van die moge- het veldwerk waren verkregen. Die voor- lijke linten gevolgd, waardoor tevens de bereiding bestond onder meer uit het be- omvang van de linten kon worden vastge- studeren van: luchtfoto's, bodem- en geo- steld. Dat was niet altijd eenvoudig omdat morfologische kaarten, oude topografische de Krimpenerwaard voornamelijk in ge- kaarten, gegevens omtrent de slechts 13 bruik is als grasland. Dit betekent dat er vindplaatsen die voor het onderzoek door naar verhouding weinig plaatsen zijn waar de Stichting RAAP bekend waren bij de grond zichtbaar is. Alleen langs geschoon- ROB te Amersfoort, en de historisch-geo- de slootkanten en in molshopen kan naar grafische studies van Kroon en De Klunder archeologisch materiaal worden gezocht. (1981 en 1983). Het materiaal dat tijdens de veldkartering Bij de selectie van de te karteren gebieden is verzameld bestaat voornamelijk uit gold als uitgangspunt dat die gebieden re- scherven (kogelpot, Andenne, Pingsdorf, presentatief moesten zijn voor de Krimpe- vroeg steengoed), as en hutteleem. Er is nerwaard als geheel, dat wil zeggen dat zij geen materiaal gevonden dat dateert van aspecten moesten bevatten die in de gehele vóór de Late Middeleeuwen. Op plaatsen waard voorkomen. Tijdens het karteren waar het vermoeden bestond dat het mate-

3. Schematische weergaven van het vermoede LMEA (ca. 1000-1300 na Chr.) bewoningspatroon in de Krimpenerwaard (tekening Stichting RAAP). 212 4. Schematische weergaven van het vermoede LMEB (ca. 1200-1500 na Chr.) bewoningspatroon in de Krimpenerwaard (tekening Stichting RAAP). riaal op de primaire vindplaats was geraapt vlakte materiaal dat tijdens het veldwerk is is systematisch booronderzoek verricht, verzameld alleen vrij grof worden geda- evenals op plaatsen met een opvallend teerd: fijnmaziger dan een onderscheid tus- afwijkend landschapspatroon. Door dit sen materiaal van ca. 1000-1300 en dat van booronderzoek is inzicht verkregen in de ca. 1200-1500 na Chr. is nauwelijks moge- omvang, de dikte, de gaafheid en de aard lijk. Desondanks kan uit de datering van van de laag met archeologische sporen. Het het vondstmateriaal worden afgeleid dat de booronderzoek heeft tevens uitgewezen dat Laat-Middeleeuwse bewoning niet overal de meeste Laat-Middeleeuwse huisplaat- op hetzelfde moment is begonnen. Tot sen in de Krimpenerwaard direct op het zover sluiten de resultaten van de veldkar- veen liggen; huisplaatsen die op een opho- tering goed aan op het beeld dat geschetst gingspakket zijn geplaatst - hetgeen ge- wordt in historisch-geografische studies". bruikelijk is in veengebieden elders in Maar wanneer de bewoning aan de hand Nederland - vormen in de Krimpenerwaard van het archeologisch materiaal per fase in een uitzondering. kaart wordt gebracht komen er belangrijke verschillen naar voren. Dan blijkt dat het Laat-Middeleeuwse bewoningspatroon Resultaten van de veldkartering sterk afwijkt van het huidige: in de Late Uit de door de veldkartering verkregen Middeleeuwen komen niet alleen bewo- gegevens kan worden afgeleid dat de ningslinten voor op plaatsen waar ook nu Krimpenerwaard waarschijnlijk pas sinds nog bewoning is, maar ook op plaatsen het begin van de. Late Middeleeuwen inten- waar nu elk spoor van bewoning ont- sief is bewoond. Helaas kan het opper- breekt. 213 5. Schematische weergave van het post-Middeleeuwse (na 1500 na Chr.) bewoningspatroon in de Krimpenerwaard (tekening Stichting RAAP).

Nieuwe inzichten in de bewoningsgeschiede- 1275 kan worden gedateerd. Ook is er één nis van de Krimpenerwaard tijdens de Late geïsoleerde huisplaats in het binnengebied: Middeleeuwen in polder de Nesse. Aan de hand van de door het archeologisch In de volgende periode (1200-1500; afb. 4) onderzoek verkregen gegevens kan een zijn de geïsoleerde huisplaats en het lint beeld worden geschetst van het bewonings- langs de Loet niet meer bewoond. Langs de patroon in de Krimpenerwaard vanaf ca. Vlist, Lek en Hollandsche IJssel duurt de 1000 na Chr. Die bewoning begint met de bewoning voort. Daarnaast ontwikkelen archeologisch het vroegst te dateren linten zich meerdere nieuwe linten in het binnen- (circa 1000-1300; afb. 3) en dient vermoe- gebied (langs de Benedenbergse weg bij delijk gezocht te worden langs de natuur- Bergambacht, de Benedenkerkse weg bij lijke waterlopen: de grote rivieren de Lek Stolwijk en het Westeinde in Berkenwou- en Hollandsche IJssel; de veenstroompjes de). Bewoning langs de Koolwijkse en de Vlist en de Loet. Dit laatstgenoemde, tot Schoonouwense weg ten zuiden van Stol- het veldonderzoek volstrekt onbekende be- wijk is voor deze periode onzeker. woningslint langs de zuidoever van de Overtuigend daarentegen is het circa 2 Loet, is zeer intensief bewoond, ongeveer 8 kilometer lange lint vlak langs en ten oos- kilometer lang en bevat ten minste 41 huis- ten van de Ouderkerkse Landscheiding. plaatsen waarvan er slechts enkele op een Dit lint met ten minste 7 huisplaatsen ver- opgebrachte ophogingslaag zijn geplaatst. dwijnt aan het einde van de Late Middel- Het lint heeft zeer veel Andenne-materiaal eeuwen. De andere linten uit deze periode opgeleverd waardoor het tussen 1075 en blijven bestaan. 214 In de op de Middeleeuwen volgende Netherlands. In: K. Rankema (ed.), The Nieuwe Tijd ontwikkelt zich bewoning GeologicalSystem. (The Quartinary Vol. 2). langs meerdere, voorheen niet bewoonde New York, 301-426. Kroon, H., en J. M. W. de Kunder, 1981. De assen (afb. 5), zoals de Kadijk. Ook in de occupatie- en ontginningsgeschiedenis van de Polders het Beyersche, Achterbroek en Krimpenerwaard; een onderzoek naar de his- Zuidbroek lijkt de bewoning pas van deze torisch-geografische waarde van het cultuur- periode te dateren. De huisplaatsen van de landschap. Amsterdam. Nieuwe Tijd zijn vrijwel altijd op kunstma- Kroon, H., en J. M. W. de Kunder, 1983. De tig aangebrachte ophogingspakketten ge- Krimpenerwaard: een onderzoek naar de plaatst. historisch-geografische waarde van het cul- tuurlandschap. Historisch-geografisch tijd- schrift, nr. 2, 33-42. Conclusie Linden, H. van der, 1955. De Cope: bijdrage tot Bovenstaand beeld toont dat de veldkarte- de rechtsgeschiedenis van de openlegging der ring in de Krimpenerwaard uiterst zinvol is Hollands-Utrechtse laagvlakte. Utrecht. geweest. Wel dient erop te worden gewezen Markus, W. C, 1984. Bodemkaart van Neder- dat niet de gehele waard is verkend: de land, schaal 1: 50.000; toelichting bij kaart- blad38 West, Gorinchem. (Stiboka rapport). veldkartering betreft slechts ongeveer 8% Wageningen. van het karteringsgebied. Toch is het waar- Mulder, J. R., 1986. De bodemkaart van de schijnlijk dat door de toegepaste karte- Krimpenerwaard, schaal 1 : 25.000. Bodem ringsmethoden een goed en betrouwbaar en landschap, vroeger en nu. Historische beeld is verkregen van de archeologische Encyclopedie Krimpenerwaard 11, nr. 3 + 4. sporen in de Krimpenerwaard. Het onder- Mulder, J. R., W. J. M. de Groot en A. G. zoek heeft echter ook aangetoond dat die Beekman, 1986. Een bodemkartering van het archeologische sporen vrij dicht onder het landinrichtingsgebied Krimpenerwaard. Een veldbodemkundig onderzoek naar de ont- maaiveld liggen. Dit betekent dat zij binnen staansgeschiedenis van het landschap, de afzienbare tijd verdwenen zullen zijn. Daar- bodemgesteldheid en bodemgeschiktheid. mee gaat dan tevens een stukje geschiede- (Stiboka rapport nr. 1736). Wageningen. nis verloren. Natuurwetenschappelijke Commissie van de Natuurbeschermingsraad, 1986. Herinrich- ting Krimpenerwaard; advies natuur, land- schap en cultuurhistorie. Utrecht. Universiteit van Amsterdam, z.j. Syllabus Fysi- sche geografie van Nederland. Amsterdam. Noten Vink, T., 1926. De Lekstreek: een aardrijkskun- 1 De rivieren de Lek en de Hollandsche IJssel dige verkenning van een bewoond deltagebied. zijn vermoedelijk vrij jong en hebben hun Amsterdam. huidige loop waarschijnlijk omstreeks het begin van onze jaartelling gevormd. Vink, T., 1954. De rivierstreek. Baarn. Visscher, H. C. J., 1986. Systematische veldkar- 2 Zie voor de bodem en het ontstaan van het tering in de Krimpenerwaard. Rapport van het cultuurlandschap vooral: Mulder 1984 en vooronderzoek. (RAAP-rapport 3). Amster- 1986 en Universiteit van Amsterdam, z.j. dam. 3 Kroon en De Kunder 1981 en 1983. Visscher, H. C. J., 1987. Een archeologische 4 Kroon en De Kunder 1981 en 1983. veldkartering in de Krimpenerwaard. Golda 2, nr. 2, 26-29. Visscher, H. C. J., 1988. Archeologisch onder- zoek in de Krimpenerwaard. Golda 3, nr. 3, Literatuur 50-54. Hageman, B. P., 1969. Development of the Visscher, H. C. J., 1988. Krimpenerwaard, een Western Part of the Netherlands during the archeologische kartering, inventarisatie en Holocene. Geologie en mijnbouw 48,373-388. waardering. (RAAP-rapport 23). Amster- Historische Encyclopedie Krimpenerwaard dam. (red.), 1985. Kerken in de Krimpenerwaard. Historische Encyclopedie Krimpenerwaard Stichting RAAP 10e jaargang nr. 2. Singel 138 Jong, J. D. de, 1967. The Quartinary of the 1015 AG Amsterdam 215 Over speculeren gesproken...

F. D. Zeiler

In Westerheem 1990 no. 4 vat J. K. de Cock gebracht met het woord „jarl", dat „rijks- een oude liefde op: de gebeurtenissen in de grote" betekent, hetzelfde als het Engelse Delta in de volksverhuizingstijd. Hij rea- „earl". Daarmee stuiten we al direct op een geert daarmee op het Franken-artikel van der meest essentiële problemen van de R. van Beek in Westerheem 1989 no. 5. De identificatie van stammennamen: gaat het laatste had zich, zoals we van hem gewend om een stam in ethnologische zin, een fami- zijn, grondig gedocumenteerd. De kriti- lie, een volk of een (militaire) klasse? Bij de sche kanttekeningen van De Cock hebben Heruli kan dat laatste het geval geweest dan ook in feite betrekking op een ter- zijn. loopse opmerking over de Heruli die, an- Jordanus (6e eeuw) vermeldt dat de Denen ders dan de Franken, uit de geschiedenis de Heruli uit hun oorspronkelijke woon- zijn verdwenen. De Cock meent dat deze plaatsen hadden verdreven. De Denen volksstam daarmee onrecht wordt gedaan. heten uit Zuid-Zweden te komen, wat het Daarin heeft hij wellicht gelijk, maar wat verhaal over de herkomst der Heruli lijkt te hij vervolgens ten bewijze aanvoert is zó bevestigen. Een en ander moet zich voor de veelomvattend en zó inconsistent, dat het 2e helft van de 3e eeuw n.C. hebben afge- zijn doel voorbijschiet. Gevreesd moet wor- speeld; dan immers zijn de Heruli al op den, dat De Cocks oude liefde teveel leunt drift in de Zwarte Zee en aan de boorden op oude literatuur, en dat hij onvoldoende van de Rijn. In de daaropvolgende periode, kennis heeft genomen van de jongste resul- globaal de 4e en de eerste helft van de 5e taten van onder andere naamkundig en eeuw, moeten de Denen zich meester heb- archeologisch onderzoek. Wie spreekt er ben gemaakt van de eilanden en van Jut- bijvoorbeeld nog van Oost- en Westgoten land. Zuid-Zweden zou tot 1660 Deens in plaats van Ostrogoten en Visigoten? En blijven. Anderzijds was Zweedse invloed in wie zou zich nog durven beroepen op een het Deense rijk merkbaar tot in de eerste Duitse publicatie uit nota bene 1941 over helft van de 10e eeuw: in 934 resideerde de deze problematiek? Zweedse koning Gnupa in Hedeby, de Laat ik mij beperken tot enkele punten uit belangrijkste Deense handelsstad, terwijl de Zuidscandinavische achtergrond van de de leidsman van de Deense expeditie in volksverhuizingstijd, een terrein waarop ik Normandië (en in 911 de eerste hertog zelf het meeste thuis ben. Zoals bekend is aldaar), Rollo of Rolf, eveneens een Zweed de herkomst van verschillende in de bron- was. nen genoemde Germaanse stammen te tra- Ook Hygelac, Hugleik of Chlodolaicus, die ceren in het gebied rond de westelijke in 526 sneuvelde aan de Rijnmond, zou Oostzee. De Angelen komen volgens Beda volgens De Cock een „Gotenkoning" zijn uit de gelijknamige streek in Sleeswijk; de geweest. Deze later nog als „reus" in de Juten uiteraard uit Jutland; de Longo- volksmond voortlevende krijger kwam barden vermoedelijk uit Holstein; de Bour- echter wel degelijk uit het Deense rijk; zijn gondiërs wellicht van (of via) Bornholm, volk wordt in de Beowulf als Geaten aan- dat omstreeks 800 als Burgundaland wordt geduid, maar dat is hier een andere naam aangeduid. Zo wordt de oorsprong van de voor de „Noord-Denen". Waar die dan Heruli inderdaad, zoals De Cock aangeeft, weer thuishoorden, is omstreden; elk van gezocht aan de Zweedse westkust. „Zij de drie delen van het Deense rijk is als waren een herenvolk", schrijft hij. In de streek van herkomst naar voren geschoven. Scandinavische literatuur wordt de naam De traditie verbindt de sage graag aan van deze stam dan ook wel in verband Lejre op Sjaelland, waar de grote konings- 216 zaal van Hrotgar wordt gesitueerd (Lejre, ning dat juist in Midden-Zweden zo talrijk niet Ledreborg; dat is de naam van het is, en hellekist, het Deense woord voor een 18e-eeuwse landgoed ter plaatse). Hier is in kistgraf gebouwd van platte stenen. Met 1986 inderdaad een grote, 48 m lange hal het „holt" van Holland heeft het dus niets gevonden die zeker geen gewoon huis is te maken, tenzij men Holwerda's koepel- geweest, maar waarvan de datering eerder graftheorie in wat gewijzigde vorm wil in de vroege Vikingtijd dan in de volksver- doen herleven. De relatie tussen Falken- huizingstijd valt. Hoe De Cock erbij komt berg (trouwens niet de hoofdstad van Hal- dat hier een „heiligdom der Suevi" moet land, dat is Halmstad) en Valkenburg ZH worden gezocht, is mij een raadsel. Waar- is als die tussen Kalmar en Alkmaar: de schijnlijk doelt hij op de Suebi, waaronder namen lijken toevallig op elkaar. En Sjael- volgens Tacitus de in de buurt van de land tenslotte heeft, ondanks zijn Neder- Anglii, dus op de landengte van Sleeswijk landse verbastering tot „Seeland", niets te wonende Aviones vallen. „Suebi" is echter maken met het land aan de Scheldemond; een verzamelnaam voor alle Germaanse het is een „sael-und", een plaats waar veel stammen langs de Oostzee, die door Taci- • zeehonden zijn. tus dan ook als „Suebicum Mare" wordt Met andere woorden: speculeren over de aangeduid. duistere eeuwen uit onze geschiedenis is De Cocks geografisch-naamkundig bewijs- leuk en kan nuttig zijn, maar het is verstan- materiaal blijkt dus niet uit te munten in dig zich te voorzien van enig betrouwbaar exactheid. Ik geef nog enkele voorbeelden. basismateriaal. Tenslotte heet de verde- De provincie bezuiden Göteborg heet niet diger van de Heruli De Cock en niet De la Halland maar Halland, hetgeen betekent Haye. „land van de klippen". De archeologie kent twee van hetzelfde woord afgeleide Hofstraat 18 begrippen: hallristning, het type rotsteke- 8261 BZ Kampen

217 Literatuurbespreking

Page, R. I. Runen; uit het Engels vertaald door runeninscripties komen tevoorschijn bij opgra- Yolande Michon. Houten, Fibula/Unieboek, vingen en zijn vaak sterk door verwering aange- 1989. 64 pp. (Fibula schriftreeks). tast. Dan is het moeilijk interpreteren welke Oorspronkelijke titel: Runes. Uitgegeven door haakjes en krasjes nou bij de inscriptie horen en het British Museum, London, 1987. welke niet. Ten tweede was het blijkbaar usance bij de Germaanse Runenmeesters om inscripties De bekende Engelse runoloog R. I. Page heeft expres moeilijk leesbaar te maken, door tekens een voor het grote publiek toegankelijk boekje weg te laten, door tekens te veranderen tot zelfs willen schrijven over runen. ingenieuze soorten geheimschrift toe, slechts Dat is een loffelijk streven, want nog vaak door ingewijden te ontraadselen. Zulke prak- worden runen verward met produkten uit de tijken dragen inderdaad bij tot een magisch Nationaal-Socialistische sfeer van Hitler-Duits- karakter. De Runologie is een wetenschap, die land. Het is waar, dat de runen als oud- zich met raadsels bezighoudt op het epigrafi- Germaans schrift toentertijd werden opgeza- sche, het taalkundige en cultuur-historische deld met weeë romantiek en door types als vlak en zelfs de kleinste aanwijzing is van belang Herman Wirth en Heinrich Himmler werden om zo'n raadsel (gedeeltelijk) op te lossen. voorzien van ideologische kwalificaties, waar Daarbij kunnen archeologische criteria een rol de oude Germanen van opgekeken zouden spelen, bijvoorbeeld bij het dateren van een hebben. voorwerp-met-inscriptie. Page heeft aan deze bezwadderde periode geen Het is zeker interessant Page's mening te ver- woord vuil gemaakt en is eenvoudig begonnen nemen over de betekenis en toepassingen van met een verwijzing naar de opvallende runen- het runenschrift, maar zonder een overzicht van stenen, die men verspreid in het Zweedse land- andere theorieën dan de zijne, vind ik zijn boek schap vindt. Vervolgens nog enkele woorden te eenzijdig en onvolledig. Zeker, Page weet veel over de Germaanse volksstammen uit het begin over runen, en hij heeft een heldere, kritische van onze jaartelling, die hij ongelukkigerwijs geest, hetgeen voor een runoloog onmisbaar is, aanduidt met de term „ras", waar hij vermoede- gezien de fantasterij enerzijds en de enorme lijk „volk" of „stam" bedoelt. Na een globaal hoeveelheid onopgeloste kwesties anderzijds. overzicht van het runenschrift en zijn toepas- (Vragen als: waar komen de runen vandaan, singen, neemt hij nadrukkelijk stelling betref- hoe oud zijn ze en zijn ze ontwikkeld uit een fende vigerende ideeën dat runen iets met magie ander alfabet en zo ja, welk? Waarom zijn er uit te staan zouden hebben. Hijzelf schaart zich zoveel afwijkende vormen? Wie waren de Ru- onder de nuchtere types, die het runenschrift nenmeesters? Wat was precies de funktie van de beschouwen als elk ander alfabet. Page is mis- runen? zijn tot op heden nog niet afdoend beant- schien iets te fanatiek in zijn nuchtere pose, woord.) Page weet eigenlijk vooral veel af van want er zijn nogal wat vooraanstaande runo- runen in het Verenigd Koninkrijk. In het hoofd- logen die denken, dat er althans in sommige stukje: Waar zijn runen te zien somt hij alleen inscripties sprake moet zijn van een magische een aantal Engelse musea op. Daar is aan toege- bedoeling. Naar alle waarschijnlijkheid is het voegd (door de uitgever?) dat er in Nederland in zo, dat enerzijds de runen inderdaad voor „alle- Leeuwarden het een en ander te zien valt. (Daar daagse" mededelingen werden gebruikt, maar had het Gronings Museum ook bij genoemd anderzijds tevens voor magische boodschappen. kunnen worden.) Over de prachtige Deense, De runen zijn volgens de Germaanse mytholo- Noorse en Zweedse collecties geen woord; ook gie van magische oorsprong: de god Odin het Haithabu- museum bij Schleswig wordt (Wodan) hing negen dagen ondersteboven aan helaas niet genoemd. De bibliografie geeft een een boom en op de negende dag hief hij luid wel zeer beperkt overzicht van werken over roepend de runen op. In verschillende liederen, runen. De Duitse standaardwerken van Krause, verzameld in de oud- IJslandse Edda uit de der- Düwel, Arntz & Zeiss ontbreken zelfs geheel, tiende eeuw, worden runen genoemd als onder- evenals de vele Scandinavische publicaties. deel van toverspreuken en bezweringsformules. Page beperkt zich tot registreren wat er is en Afgezien van de beperkingen van Page's boek, waar en vervolgens wat de inhoudis. Dat laatste is er nog een ander bezwaar dat het werk aan- is over het algemeen niet eenvoudig. De meeste kleeft. De vertaalster heeft duidelijk nooit van 218 runen gehoord, heeft zich voor het vertalen Broeke (red.). Getekend zand. Tien jaar archeo- kennelijk ook niet geïnformeerd en dus de meest logisch onderzoek in Oss-Ussen. Waalre, Stich- storende fouten gemaakt. Consequent spreken ting Brabants Heem/Oss, Gemeente Oss, 1987. van runische inscripties (Eng. runid), als je (Bijdragen tot de studie van het Brabants Heem; gewoon runeninscripties kunt gebruiken, is wel deel 32.) stom, maar erger is bijvoorbeeld de vertaling van Franks Casket, dat zij de cassette van Franks In september 1976 werd door de gemeente Oss noemt! Dit voorwerp is een klein kistje van een begin gemaakt met het „Plan Ussen", walvisbeen (door haar „baleinen kist" ge- waardoor een agrarisch gebied in de loop van noemd!) met voorstellingen uit de Germaanse een tiental jaren tot een nieuwbouwwijk ge- mythologie en mogelijk ook christelijke scènes. transformeerd zou gaan worden. Reeds bij de Bij zo'n vertaling denk je aan het traditionele eerste werkzaamheden, de aanleg van een vij- huwelijksgeschenk van een doos, bevattende ver, werden door leden van de archeologische lepels en vorken, in plaats van aan een klein werkgroep van de Heemkundekring Maasland kistje waar vermoedelijk relikwieën in bewaard sporen opgemerkt die duidden op bewoning in werden. Zo heeft zij het ergens over het Oud- de Romeinse tijd. G. J. Verwers, die het eerste noors; „vertaling" van het Engelse woord Norse, onderzoek leidde, realiseerde zich onmiddellijk dat Noords betekent, waarmee de hele Noord- dat Ussen een kans bood om het nederzettings- Germaanse wereld (Scandinavië en IJsland) onderzoek in Zuid-Nederland een extra dimen- wordt bedoeld. Dan blijken, afgezien van moge- sie te geven: een gebied met een oppervlak van lijke drukfouten, ook vaktermen foutief ver- ruim 200 ha zou geheel op zijn kop gezet taald te worden, zodat er een soort abacadabra worden, waardoor de mogelijkheid bestond (in ontstaat. Helemaal onvergeeflijk zijn de fouten theorie) om aandacht te kunnen besteden aan die gemaakt worden bij de transcriptie van de ruimtelijke relaties tussen gelijktijdige nederzet- runen, als er zomaar een letter teveel verschijnt, tingen en grafveld. Dit boek behandelt de resul- zodat het woord onbegrijpelijk wordt. De zeven- taten van dat archeologisch onderzoek dat in de-eeuwse Engelse muntmeesters Pada en Epa een periode van tien jaar aanvankelijk door het worden door de vertaalster verbasterd tot Thada Rijksmuseum van Oudheden en later door het en Etha. Instituut voor Prehistorie van de Universiteit van Leiden is gedocumenteerd. De tijdsgrenzen Vaak is de tekst zo onwaarschijnlijk beroerd, die in de studie gehanteerd worden zijn 700 voor dat je je onwillekeurig afvraagt of misschien Christus en 250 na Christus. Page zelf zo onbegrijpelijk heeft geschreven. De studie is opgebouwd uit twee delen. In het Maar zijn andere (Engelse) werk, zoals het eerste deel wordt eerst de regio in landschappe- voortreffelijke boekje An Introduction to English lijk, geologisch en archeologisch perspectief Runes (Methuen, London, 1973), toont aan, dat behandeld. Daarna komen de opgravingsresul- deze auteur volkomen in staat is een perfect taten in zes hoofdstukken ter sprake. Daaraan werk over runen te schrijven. Dat maakt het voorafgaand gaan twee hoofdstukken over het extra pijnlijk zo'n slechte vertaling aan te tref- dateren van archeologische resten en de rol die fen, vooral omdat er verder geen boeken over de opgraving Ussen hierbij is gaan spelen. runen in het Nederlands zijn verschenen. In het tweede deel worden een aantal bijzondere Het Fibula-boek over Runen is door de vele ver- aspecten van het onderzoek in bijdragen van taalfouten en de eenzijdige benadering door verschillende auteurs uitgediept. Deze lopen, Page niet echt een geschikte aanrader voor men- wat het onderwerp betreft, uiteen van tuin- sen die „iets" over runen willen weten. Die zou bonen tot schoenen, wat de periode betreft van ik eerder het boekje van de Duitse runoloog bronstijd tot Romeinse tijd. Klaus Düwel: Runenkunde, Sammlung Metzier, Stuttgart, tweede druk 1983, willen aanraden: dat geeft een bondig en toch breed overzicht Vraagstelling over runeninscripties en hun geografische ver- De opgraving te Ussen vormde oorspronkelijk spreiding. De combinatie van Runenkunde, met een component van het in 1979 door G. J. Ver- Page's Introduction (zie boven) levert welhaast wers en anderen geformuleerde Maaskant-pro- de meest ideale informatiebron op die momen- ject. De centrale doelstelling van dit project was teel voor de geïnteresseerde leek toegankelijk is. de reconstructie van de bewoningsgeschiedenis Een vertaling van deze beide werken voor de van de Maaskant, het gebied ten noorden van de Nederlandse markt zou een echt goed idee zijn. lijn Den Bosch-Oss-Herpen. Later zijn de vraag- stelling en de definitie van het onderzoeksge- Tineke Looijenga bied gewijzigd, mede onder invloed van onder- zoek in de Kempen, de aangrenzende regio. De Sanden, W. A. B. van der, en P. W. van den incorporatie van de inheemse samenleving in de 219 Romeinse staat, en met name de wijze waarop de dateringsmogelijkheden voor de ijzertijd van deze integratie tot stand gekomen is, vormt nu Zuid-Nederland. In dit laatstgenoemde hoofd- het hoofdthema van het regionale onderzoek. stuk gaat de auteur Van den Broeke in op de Het zijn vooral de opgravingsresultaten van de problemen rond de chronologie van de ijzertijd. plattegronden van boerderijen en spiekers, diepe 'In Oss-Ussen verkeerde men in de gelukkige kuilen en (beschoeide) waterputten vanaf de situatie dat de aanwezigheid van grote hoeveel- vroege ijzertijd tot in de Romeinse tijd die hier- heden aardewerk in de gesloten context van voor gebruikt zijn. De analyse van de gegevens waterputten, greppels en kuilen het mogelijk is hierbij gericht op vier, verschillende, opeen- maakte een relatieve chronologie op te zetten. volgende niveaus: a. de individuele structuur Uzertijdaardewerk is in de Nederlandse prehis- (de boerderij, de spieker, etc); b. het erf; c. de torie altijd een zeer moeilijk grijpbare groep. De nederzetting en d. de microregio (Ussen). vele regionale verschillen hebben ertoe geleid Opvallend aan de bewoning van Ussen is dat dat voor delen van Nederland eigen typologi- naarmate de ijzertijd verder voortschrijdt, het sche en chronologische schema's bestaan. De beeld steeds rijker maar ook complexer wordt. auteur gaat uitgebreid op deze problemen in en Tegenover drie a vier huisplattegronden uit de ontwikkelt een eigen benadering die een verbe- gehele vroege ijzertijd staan tientallen uit de tering is van een in de zestiger jaren veel gehan- midden- en late ijzertijd, die over een groter teerde techniek, de seriatie. Deze techniek komt gebied verspreid zijn. Voor de Romeinse tijd neer op het in een volgorde plaatsen van zijn de opgravingen van de nederzetting Wes- vondstgroepen met behulp van onderscheiden terveld van groot belang geweest. Binnen een klassen of typen. De onderliggende gedachte rechthoekig greppelstelsel zijn hier de platte- hierbij is dat een type een beperkte, aaneenge- gronden van ongeveer 30 boerderijen, een dozijn sloten levensduur heeft, met een populariteit die bijgebouwen alsmede 70 waterputten en grote na de introductie geleidelijk toeneemt en na een kuilen aangetroffen. maximum weer afneemt. Van den Broeke past de methode zodanig aan dat de seriatie niet Naast nederzettingssporen zijn ook twee ruim- uitgevoerd wordt voor een lang tijdstraject - telijk gescheiden grafvelden aangetroffen. Het zoals gebruikelijk is -, maar voor stadia van meest westelijke dateert geheel uit de prehisto- enkele eeuwen, tussen enkele vaste punten. Als rie, terwijl het oostelijke begint in de late ijzer- vaste punten neemt hij vondstgroepen waarvan tijd, maar voornamelijk in de Romeinse tijd in de onderlinge volgorde bekend is en die redelijk gebruik geweest is. In beide grafvelden zijn gespreid liggen over het totale traject. Voor Oss alleen crematies aangetroffen. Interessant is het zijn voor deze ,,interpolatie"-methode vier, in aantreffen van een groot, omgreppeld vierkant gesloten context aangetroffen, assemblages uit- dat omgeven is door een wijdgestelde palissade. gezocht die met de toen beschikbare kennis in Aan de westkant heeft de greppel een annex, resp. de vroege, midden-, late ijzertijd en de eveneens omgeven dooreen palissade. Gedacht Romeinse tijd geplaatst konden worden. Met wordt hierbij aan een zg. cultusplaats. In een behulp van een tiental variabelen zoals bijv. latere publicatie (1987) hebben Slofstra en Van afwerking van de wand, potopbouw, potvorm der Sanden dit concept verder uitgewerkt waar- en wandversieringstechniek, zijn deze stan- bij de vondst in Oss-Ussen in een wijdere con- daardgroepen beschreven. Daarna zijn andere text is geplaatst. vondstgroepen beschreven. Een vondstgroep De verschillen in vorm en grootte van de graf- met een frequentieverdeling die sterk lijkt op die monumenten worden in verband gebracht met van een standaardgroep wordt op grond hier- statusverschillen. Bij de grootste monumenten van tot dezelfde fase gerekend; afwijkende wordt gedacht aan de laatste rustplaats van de vondstgroepen worden tussen of beneden de hoofden van verwantschapsgroepen, de belang- standaardgroepen ingeschaald en daarmee aan rijkste autoriteiten op lokaal niveau. De ver- andere fasen toegewezen. Het aardewerk van schillen tussen de leden van de samenleving lokale makelij uit Oss-Ussen is op deze wijze zullen in de gehele periode niet al te groot door middel van interpolatie in 14 fasen on- geweest zijn. Het ontbreken van aanwijzingen dergebracht. voor een nederzettingshiërarchie en specialisti- sche ambachtelijke produktie wijzen hier even- Ook bij deze toch zeer genuanceerde benade- eens op. ring moeten op een gegeven moment bepaalde Wat deze publicatie mede zo aantrekkelijk aannames gedaan worden. De eerste aanname maakt is de wijze waarop gehanteerde begrippen die Van der Broeke maakt is dat vondsten uit verklaard worden. De hoofdstukken over den- greppels, kuilen en waterputten representatief drochronologie en fosfaat vormen hiervoor zijn voor de verspreiding ervan binnen de goede voorbeelden, evenals het hoofdstuk over nederzetting. Als echter op verschillende plek- 220 ken in de nederzetting verschillende (economi- ven schriftelijke bronnen wellicht de meest sche) activiteiten worden uitgevoerd of wanneer geschikte verschijnselen om een dergelijke syn- het afval selectief wordt weggegooid, gaat deze these te kunnen bereiken. aanname niet op. De met deze methode behaal- Er is niet één zaligmakende weg om tot een de resultaten die bij het artikel afgebeeld zijn, dergelijk samenhangend beeld te geraken. Een zien er echter zeer overtuigend uit, zodat we mogelijkheid is één auteur beide vakgebieden te ervan uit mogen gaan dat de inhoud van de laten bestrijken, zoals dat onlangs manhaftig kuilen etc. de vondstverspreiding van de neder- door Clevis voor Nijmegen is gepoogd. Het zetting representeert. voordeel van de éénmans-aanpak is dat men een Meer problematisch kan de aanname zijn om consistente visie kan krijgen. Wat men mis- aan de verschillende fasen een gemiddelde tijds- schien mist, is de onderlinge discussie tussen duur toe te kennen. De ene fase kan immers veel bedrijvers van de verschillende disciplines, die - langer van tijdsduur geweest zijn dan de andere. aanvankelijk verwarrend - op den duur verhel- Een nieuw gegeven kan het hele systeem doen derend moet gaan werken en die de vraagstel- verschuiven, zoals ook gebeurde bij het be- lingen scherper maakt. schikbaar komen van de C14-datering van een Een andere methode is dan ook het bijeen- boomwaterput bij het ter perse gaan van de brengen van een aantal specialisten die ieder publicatie. Op grond hiervan mag voor de duur vanuit hun invalshoek hetzelfde onderwerp van de fasen A tot en met D nu gemiddeld 65-75 belichten. Daarbij doet zich een welhaast tech- jaar uitgetrokken worden in plaats van 50 jaar nisch probleem voor hoe - zoals in het geval van in het oorspronkelijke schema. Nieuwe date- Groningen 1040 - elf auteurs te coördineren. In ringsresultaten zullen ervoor zorgen dat van tijd het voorwoord wordt dan ook alvast vermeld tot tijd de chronologie bijgesteld dient te wor- dat niet alle auteurs dezelfde opvattingen hul- den. De bepaling echter van welk materiaal tot digen over bepaalde problemen: het debat over welke fase behoorde en in welke mate lijkt goed Groningens oudste geschiedenis wordt voort- vast te liggen. De interpolatiemethode is een gezet. Ook de discussie met voorgangers wordt zinnig instrument en heeft ervoor gezorgd dat aangegaan en dat is een goede zaak: herziening voor de ijzertijd althans - in een beperkt gebied - van oude opvattingen in het licht van nieuwe de fundamenten voor de classificatie gelegd gegevens houdt de wetenschap levend en herha- zijn. In de komende jaren kan gewerkt worden ling van beproefde stellingen en algemeen aan- aan de ruimtelijke en chronologische uitbrei- vaarde theorieën bevordert het overzicht over ding ervan. het onderwerp. Als er dan bovendien een mooi De beschreven opgravingsresultaten hebben de uitgegeven boek verschijnt, kan iedereen dik kennis van de ijzertijd en Romeinse tijd van tevreden zijn. Zuid-Nederland aanzienlijk vergroot. Getekend Er zijn weinig steden die kunnen bogen op een Zand is een voorbeeldige publikatie; ze is ge- zó up-to-date overzicht van hun vroegste ge- schreven voor een groot publiek, in klare taal schiedenis en Groningen kan dan ook van harte en geeft naast de resultaten van het veldonder- gefeliciteerd worden met dit cadeau voor zijn zoek een goed overzicht van technieken en 950e verjaardag. benaderingen die in de moderne archeologie Kleven er dan helemaal geen bezwaren aan dit gehanteerd worden. boek? Welzeker! Omdat deze bespreking voor R. W. Brandt een archeologisch tijdschrift is, zal aan die onderwerpen hier de meeste aandacht besteed Groningen 1040. Archeologie en.oudste geschie- worden. Om toch een overzicht van de inhoud denis van de stad Groningen. Redactie: J. W. van het boek te kunnen geven, zullen de andere Boersma, J. F. J. van den Broek, en G. J. D. artikelen met een kort woord vermeld worden. Offerman. Bedum, 1990. 372 pag. Rijk geïllu- Vooraf nog een paar algemene opmerkingen. streerd in zwart/wit en kleur. Prijs (gebonden) Het boek is rijk geïllustreerd en de plaatjes zijn f49,75. ISBN 905294 003-7. in het algemeen van zeer goede kwaliteit. Bij een Het bereiken van een samenhangend historisch onderwerp dat door elf auteurs behandeld beeld door middel van de combinatie van gege- wordt, spreekt het vanzelf dat ze wel eens een- vens uit geschreven bronnen en die uit de ar- zelfde afbeelding nodig hebben, zodat vanuit de cheologie is geen eenvoudige zaak. Toch moet tekst van het ene hoofdstuk naar illustraties in dat uiteindelijk de weg zijn waarlangs meer en een ander hoofdstuk verwezen moet worden. nieuw inzicht verkregen kan worden over o.a. Dat is geen bezwaar, mits die verwijzing dan onze middeleeuwse geschiedenis. Steden zijn ook gegeven wordt. Dat is te weinig gebeurd, door hun rijkdom aan archeologica en door hun zeker in het laatste hoofdstuk. Kortom, er had betrekkelijk grote hoeveelheid bewaard geble- doeltreffender met het beeldmateriaal omge- 221 sprongen kunnen worden. De wijze van annote- Het kaartmateriaal in deze eerste twee artikelen ren - het is, moet ik bekennen, een van mijn is overigens prachtig. stokpaardjes - is een gebruikelijke, maar zeker J. W. Boersma, „De archeologie van protohis- in een bundel een onhandige. De auteurs ge- torisch Groningen" (p. 43-66). In zijn inleiding bruiken veelal dezelfde literatuur, die steeds beschrijft de auteur het archeologisch wel en weer in de eerste noot voluit gegeven wordt en wee van Groningen vanaf 1928. Enerzijds wordt die daarna afgekort vermeld wordt. Een over- daarin het zonder twijfel belangrijke werk van zicht over de historiografie van het vroege Gro- Van Giffen en Praamstra gerelativeerd, omdat ningen is er alleen met veel moeite uit te destille- dat voornamelijk om losse objecten in de stad ren. Zou citeren van auteursnaam en jaar van ging en dus niet beschouwd mag worden als uitgave (in noten, niet in de lopende tekst!), archeologie van de stad. Weinig overtuigend is gevolgd door een alfabetische lijst van die anderzijds het excuus voor de afzijdigheid van namen met daarbij de volledige titelbeschrijving het BAI tijdens de grote stadsvernieuwingspro- niet praktischer geweest zijn: minder ruimtebe- jecten na de Tweede Wereldoorlog en vooral in slag door de noten en een mooi overzicht van de de jaren zeventig en tachtig. De bewering: ,,... relevante werken met betrekking tot de vroege komt Groningen er toch in vergelijking met vele geschiedenis van Groningen. andere steden qua archeologische belangstel- Tenslotte, de titel en de ondertitel van het boek ling niet slecht van af' mag dan ook op zijn doen de behandeling van een bepaalde periode minst genuanceerd worden met een wat ruim- verwachten. Nu is de „oudste geschiedenis" een hartiger verwijzing naar het werk dat door rekbaar begrip. Toch vraag ik me af of bijvoor- anderen wel gedaan is. beeld „De opkomst van het stadsbestuur in Overigens is het artikel een goed overzicht van Groningen in 1245-1400" of de uitvoerige het vroege Groningen naar de huidige stand van beschrijving van allerlei 16e- en 17-eeuwse zaken van de kennis daarover, waarbij gelukkig vondsten in het laatste hoofdstuk nog binnen ook de niet-archeologische gegevens betrokken dit kader passen. Als „archeologische pendant" worden. Blijven dus nog wat detail-kritiek en van het eerstgenoemde hoofdstuk zou dan toch wat vragen. op zijn minst een verhaal over de grote middel- De discussie op p. 43 over de vraag wanneer de eeuwse huizen van de stad, waarvan veel bekend protohistorie van Groningen precies begint, is is, op zijn plaats geweest zijn. mijns inziens volstrekt irrelevant en in hoge mate formalistisch: alsof er op een dergelijke Dan nu de afzonderlijke artikelen. datum iets wezenlijks zou veranderen! A. E. Clingeborg, „De bodem in en rond de stad De 12e-eeuwse koperen beslagstukken die op p. Groningen" (p. 17-32) geeft een heldere uiteen- 48 besproken worden, zijn prachtig en in kleur zetting over de fysisch-geografische situering afgebeeld op p. 192, zonder dat daarnaar ver- van Groningen op de noordelijke uitloper van wezen wordt. Van het grote deel van afb. 3.5 op de Hondsrug, een plaats die immers bepalend p. 50 begrijp ik echt niets en al evenmin van de geweest is voor de vestiging van de nederzetting datering van de Noorderhaven, Lopende Diep en voor zijn bloei. Interessant vond ik de mede- en Spilsluizen - die toch onderdeel vormden van deling dat nog tot 1877 de invloed van de zee in de oudste stadsomwalling? - in 1470: moet dat de stad merkbaar was en dat er nog in deze eeuw 1270 zijn? Het beeld dat de stadsplattegrond mensen in een Groninger kelder door hoog van afb. 3.11 oproept is minder duidelijk omdat water verdronken zijn. de Oude Ebbingestraat niet gerasterd is: de ver- G. L. G. A. Kortekaas, „De prehistorie van gelijking met de doorlopende parallelle wegen, Groningen" (p. 33-42) bevat een bondig over- die zo karakteristiek zijn voor andere Drentse zicht van de vondsten uit de periode vóór 1040. dorpen als Emmen en Noordlaren, komt zo niet Op p. 38 is mij wat onduidelijk hoe veengroei, tot zijn recht. overstuiving en droogvallende kwelders con- Het verhaal over de stadsomwalling en stads- temporaine verschijnselen kunnen zijn: het eer- omvang vind ik niet erg duidelijk geschreven. ste verschijnsel lijkt op een nat klimaat, de twee Heeft de bakstenen stadsmuur öp de aarden wal andere lijken op een droog klimaat te wijzen. gestaan? Ervóór of erachter lijkt meer voor de Ook heb ik het wat moeilijk met het gebruik van hand te liggen. De grote omvang van de stad in de term inheems-Romeins in gebieden die bui- zijn eerste stadium, die tot stand kwam omdat" ten het Romeinse Rijk vallen (p. 40). Op p. 41 men gebruik maakte van natuurlijke waterbar- zou een verwijzing naar de afbeeldingen in rières, komt me bekend voor: Utrecht is een iets hoofdstuk 13 op zijn plaats geweest zijn. Het in ouder voorbeeld van hetzelfde fenomeen. De noot 16 vermelde „Archeologie en Historie" is argumenten vooreen aanvankelijk kleinere stad het Festschrift voor H. Brunsting. zijn niet houdbaar, zoals Boersma terecht aan- 222 toont. Afbeelding 3.18 staat overigens onder- Waterbolk komt tot de conclusie dat het houten steboven. gebouw, dat door Van Giffen en Praamstra R. I. A. Nip, „De giftbrief van 1040" (p. 67-92) onder de al in de 17e eeuw afgebroken St.- Wal- en „De editie van de giftbrief" (p. 93-96). Het is burgkerk gevonden is, geen voorganger van de mij een raadsel waarom dit twee afzonderlijke kerk geweest is, maar een vermoedelijk belang- hoofdstukken moesten worden en waarom de rijk, semi-profaan gebouw met een representa- editie niet aan de beschrijving van de politieke tieve westelijke wand en een bijgebouw. en kerkelijke omstandigheden waaronder de gift van Groningen door de keizer aan de bis- Het artikel van Lanting over de 14C datering schop van Utrecht plaatsvond, voorafgaat. Het van het hout dat onder de St.-Walburg- en artikel behandelt niet alleen de tijd waarin de onder de Martinikerk is gevonden is zeker nut- giftbrief ontstond, maar ook de invloed die hij tig, maar wel erg uitgebreid. De vraag doet zich in later eeuwen gehad heeft en de lotgevallen voor of een dergelijke gedetailleerde benadering van de brief zelf tot in de 16e eeuw. Het voert te in een bundel als deze thuishoort. De conclusies ver hierop in detail in te gaan. over de datering van het hout zullen zonder De vraag of Bernold, die bisschop van Utrecht twijfel juist zijn, maar methodisch heb ik wat was tijdens de schenking van Groningen aan de bezwaren bij de „conclusie betreffende de Utrechtse kerk, monnik van de Paulusabdij bouwdatum van de St.-Walburgkerk": „Op was, kan m.i. negatief worden beantwoord: zou grond van de jaarring-geijkte 14C dateringen... hij in dat geval niet in de kerk van die Abdij in kan de constructie van het houten gebouw plaats van in de Pieterskerk begraven zijn? onder de St.-Walburgkerk niet vóór 1040, en We mogen aannemen dat er met afb. 4.10 iets mogelijk zelfs niet vóór 1070 AD hebben plaats- mis is gegaan. Afbeeldingen bij zuiver histori- gehad. Op grond van een drietal scherfjes van sche verhalen blijven een probleem. In dit geval pingsdorf-aardewerk, dat bij de bouw in één vraagt men zich bovendien af waarom sommige van de paalgaten terecht kwam, kan de bouw- afbeeldingen in kleur zijn (van zegels bijvoor- datum zelfs op zijn vroegst in de late elfde eeuw beeld) terwijl andere (van de Ansfied codex bij- worden geplaatst, zeg na 1075". Indien de voorbeeld) in zwart/wit gelaten zijn. Van Karel exacte productieplaats (ergens in het Rijnland, de Stoute bestaat overigens een prachtig con- Limburg?) van die scherfjes niet bekend is - en temporain portret, dat Groninger mediëvisten zelfs dan nog-, zouden ze wat mij betreft net zo toch bekend zou moeten zijn, zodat men niet goed bijvoorbeeld uit 1160 kunnen stammen: zijn toevlucht tot een 19e-eeuwse gravure hoefde eind 11e - begin 12e eeuw is een rekbaar begrip. te nemen. De afbeelding van de inhuldiging van Aan de uiteindelijke conclusie met betrekking Karel V in 1536 is ronduit knullig. tot de datering van het gebouw doet het niet veel P. N. Noomen, „Koningsgoed in Groningen. af, maar juister lijkt me dat de scherven door de Het domaniale verleden van de stad" (p. 97- palen gedateerd worden en niet andersom. 144) is zonder enige twijfel het pronkstuk van de Boersma, tenslotte, vraagt zich af wie de bouw- bundel. Hoe hier met alle beschikbare middelen heer van de in zijn vorm toch wel uitzonderlijke en gegevens, soms uit veel later tijd, gewoekerd Walburgkerk is. Hij komt op bisschop Bur- wordt om de situatie van het grondbezit in lle- chard die van 1100-1112 op de Utrechtse troon eeuws Groningen te reconstrueren, dwingt het zetelde - en daar is weinig bezwaar tegen, ook al grootste respect af. Het stuk is bovendien zeer kan men bij sommige redeneringen en sommige leesbaar geschreven, wat bij een dergelijk inge- onderdelen een vraagteken zetten. wikkeld onderwerp een grote verdienste is. De Een buitengewoon interessant fenomeen in die stad waarvan de vroege geschiedenis op die kerk is de rest van een tegelvloer die uit de manier beschreven wordt, mag zich zeer geluk- bouwtijd dateert, dus uit het begin van de 12e kig prijzen. eeuw. Overblijfselen daarvan werden alleen in het centrale deel van de kerk en niet in de koor- partij gevonden. Dat geldt ook voor de onder de H. T. Waterbolk, „Het houten gebouw onder tegelvloer liggende „leem-trasvloer". Het is de St.-Walburgkerk te Groningen" (p. 145- jammer dat er geen afbeelding opgenomen is 154), J. N. Lanting, „De ouderdom van de hou- van de originele veldtekening waarop de vloer- ten gebouwen onder de St.-Walburg- en Marti- restanten en - indien al gemaakt - een doorsnee nikerk" (p. 155-174) en J. W. Boersma, „De over de vloerlagen is weergegeven. Uit ervaring Groninger St.-Walburgkerk en haar bouwheer" van dichtbij is mij bekend hoe zeer het oppassen (p. 175-192) hadden, wat mij betreft, tot één geblazen is bij de interpretaties van Van Giffen, groot hoofdstuk samengevoegd mogen worden. vooral bij zaken waar hij niet onmiddellijk uit- Nu treden eindeloze herhalingen, verwijzingen komt. Uit de verschillende beschrijvingen van en overlappingen op en wordt on-economisch de vloeren rijst dan ook geen duidelijk beeld op. en onhandig met afbeeldingen omgesprongen. 223 Ik heb de indruk dat de „leem-trasvloer" het hielp, ga ik er zonder tegenbericht maar vanuit oppervlak is van waaraf men tijdens de bouw dat dit een Taillerende, zij het wat onhistorische, van de kerk gewerkt heeft; als het woord „tras" opmerking is. door Van Giffen gebruikt is voor fijn tufsteen- E. O. van der Werff behandelt in hoofdstuk 10 gruis, dan zou dat er tijdens de bewerking van „De opkomst van het stadsbestuur in Gro- die steen ingetrapt kunnen zijn. Dergelijke ningen 1245-1400" (p. 193-208). Boven heb ik „werklagen" zijn ook wel elders gevonden. Het me al afgevraagd of dit hoofdstuk niet wat ver is jammer dat de vloer van het koor kennelijk bij buiten het thema van het boek valt, temeer daar de bouw van fase drie van de kerk geheel verlo- de archeologisch-bouwhistorische „tegenhan- ren is gegaan, want als er sprake is geweest van ger" ontbreekt. Dit is uiteraard niet de auteur te een gelijkvloerse crypte waarin de relieken van verwijten, maar de samenstellers van het boek. Walburgis stonden, zou die toch wel een behoor- Het hoofdstuk biedt, voor zover ik kan nagaan, lijke, zo niet fraaie vloer gehad kunnen hebben. een goed overzicht van de politieke gebeurtenis- Voor de bouw van fase drie moet de vloer van de sen uit die tijd. crypte overigens verlaagd zijn, want anders F. J. Bakker, „De heilige Otger en bisschop waren er wel resten van overgebleven. Balderik van Utrecht" (p. 209-216) onderzoekt Tenslotte nog de tegels zelf. Het feit dat ze van de betekenis en het voorkomen van deze wat gebakken klei zijn, hoeft bepaald nog niet te obscure heilige in Groningen. Hij suggereert dat betekenen dat ze lokaal vervaardigd zijn: ze hij de oorspronkelijke patroon van de later aan kunnen samen met de tufsteen uit het Rijnland Martinus gewijde kerk is. Het zou hier te ver geïmporteerd zijn. voeren daar uitvoerig op in te gaan. Ik wijs alleen op het feit dat een kerk wel eens meer dan Over de datering van de afbraak van het oude, één belangrijke „patroon" had. Het hoeft dus vierkante koor blijven wat onduidelijkheden. niet een kwestie van „of... of' te zijn, het kan Boersma meldt dat de passage over de St.- ook „en ... en" zijn. Walburgkerk bij de kroniekschrijver Lemego (1422-1427) in de verleden tijd gesteld is en con- A. J. Rinzema, „De eerste geschiedschrijvers cludeert daaruit dat het koor toen al afgebroken van Groningen" (p. 217- 236) behandelt de was. Als de hele passage over de kerk in de Groninger kronikeurs die pas laat op het toneel verleden tijd gesteld is, zou men daaruit dus verschijnen, nl. inde 15e eeuw. Aandacht wordt moeten concluderen dat de hele kerk afge- besteed aan hun behandeling van de vroegste broken was, hetgeen bewijsbaar onjuist is. Dat geschiedenis van de stad, maar ook van veel er in het afbraakpuin alleen 14e-eeuwse frag- latere gebeurtenissen. Ook in dit hoofdstuk menten van beeldhouwwerk zijn gevonden, weer een paar portretten in 19e-eeuwse trant, geeft alleen een „datum post quem" aan: wie waarvan men zich afvraagt of er niet iets con- zegt mij dat er sinds de 14e eeuw op grote schaal temporainers te vinden was geweest. nieuwe beelden (bij)geplaatst moeten zijn? Het laatste hoofdstuk is van J. Schoneveld. Het Bij het zoeken naar een geschikte bouwheer is getiteld „De opgravingen aan het Martini- voor de kerk passeert ook bisschop Koenraad kerkhof' (p. 237-274). Iedereen die ooit iets de revue: hij valt volgens Boersma af omdat hij gezien of gehoord heeft van deze opgravingen al met de Mariakerk in Utrecht bezig was en denkt: de samenstellers van het boek hebben het daaraan had hij zijn handen vol. Wat dan te lekkerste voor het laatst bewaard. Het is dan denken van Bernold, die vijf kerken vrijwel tege- ook met tegenzin en met bloedend hart dat ik lijk bouwde: St. Jan, St. Pieter, St. Paulus te hier moet schrijven: dit hoofdstuk is een anti- Utrecht, St. Lebuïnus te Deventer en St. Maar- climax, een afknapper. Ik heb in geen tijden een ten te Emmerik? zó slecht gecomponeerd verhaal onder ogen Dat het type van de Walburg sterk afweek van gehad. Dat is des te erger omdat dit hoofdstuk die van St. Marie is zonder twijfel waar, maar uiteraard ook gelezen zal worden door anderen wat zegt dat? De discussie over kerktypen, hun dan archeologen. Zij worden weer in hun me- herkomst en symbolische betekenis zal nog wel ning versterkt dat archeologen volstrekt onbe- even voortduren. Gezien het ontstaan van de grijpelijk schrijven over nog onbegrijpelijker kerk midden in de tijd van de Kruistochten details. Het zo broodnodige over en weer be- moet, zoals Boersma opmerkt, de H. Grafkerk grijpen van de betekenis van het werk van histo- in Jeruzalem als mogelijk „voorbeeld" niet uit- rici en archeologen wordt er met dit verhaal niet' gesloten worden. Bisschop Burchard lijkt dus beter op. een uiters acceptabele kandidaat als stichter van Wie bouwt zijn betoog op beginnend met een de St. Walburgkerk te Groningen. buiten alle proporties gedetailleerde beschrij- Bij de opmerking op p. 187 dat St. Walburg in ving van vondsten om pas daarna aan de struc- 1006/7 in Tiel niet écht tegen de Noormannen turen te beginnen? Kon er echt maar één uiterst 224 summiere en kleine plattegrond zonder enige H. Schoorl (met inl. G. J. Borger). Kust en vorm van uitleg af? Een zó belangrijk gebouw kaart. Artikelen over het kaartbeeld van het als de Groninger prefectenhof met zijn hoogst Noordhollandse kustgebied. Pirola, Schoorl 1990. curieuze technische details kan niet met een 160 pp. ISBN 90-6455-103-0. Prijs f 34,75. paar foto's - hoe fraai ook - afgedaan worden. Er is in het hele artikel geen enkele verwijzing F. Diederik. Archeo-logica. De archeologie van vanuit de tekst naar de afbeeldingen in het het noorden van Noord-Holland in historisch en hoofdstuk te vinden, laat staan naar die in landschappelijk perspectief. Schoorl, Pirola, andere hoofdstukken. 1989.184 pp. ISBN 90:6455-093-X. Prijs f 32,50. Boven heb ik bij het artikel van Lanting tot wat voorzichtigheid gemaand bij al te exacte date- AWN-ers zijn behalve gravers ook schrijvers. ring van pingsdorf, maar het slaat natuurlijk Dat hebben we in de loop der jaren zowel in als nergens op te beweren: „Helaas is er nog weinig buiten Westerheem kunnen constateren. Som- • bekend over de chronologie van het pingsdorf- migen onder hen groeien uit tot ware specialis- aardewerk" (p. 245). Hebben Lanting en Scho- ten en kennen hun gebied van onderzoek op den neveld dan niet de beschikking over dezelfde duur op hun duimpje. Daarbij wordt niet alleen bibliotheek, waar de werken van bijvoorbeeld aandacht gegeven aan archeologische vondsten, Bruijn en Walter Janssen te vinden zijn? Aan de maar ook getracht tot een integratie te komen weerlegging van de onzin die er over steengoed met bodemkundig, historisch-geografisch, topo- gedebiteerd wordt, begin ik maar niet eens en al nymisch en rechtshistorisch onderzoek. Henk evenmin aan een uitvoerige behandeling van het Schoorl en Frans Diederik behoren in Noord- volstrekt zonder enig behoorlijk kader beschre- Holland tot de meest vooraanstaande kenners ven latere materiaal. De kookkannetjes op p. van de vroege historie van het gewest. De één, 249 zijn zeker niet 13e-eeuws, maar midden 14e- terecht gelauwerd met een eredoctoraat, als eeuws. Het interessantste materiaal - zoals een onvermoeibaar vorser naar het voortdurend 12e-eeuws (?) komfoor, import-aardewerk uit veranderend beeld van de kust; de ander als Vlaanderen, Engeland (?), Noord-Duitsland en grote stimulator van het oudheidkundig bodem- Scandinavië, een bewerkt schouderblad van een onderzoek in Schagen en wijde omgeving en als schaap of geit - wordt niet afgebeeld. Het toe- een der beste kenners van het regionale vondst- kennen van een religieuze functie aan een materiaal. Van beiden is onlangs een boek ver- gebouw op basis van één scherf met het IHS schenen bij uitgeverij Pirola in Schoorl, die zich monogram tart elke verbeelding, zelfs al is dat zo langzamerhand een vaste positie heeft ver- gebouw de „weme". En nu heb ik alleen maar worven op de markt van streek-historische uit- een greep uit de ellende gedaan. Wie ooit de gaven. Diederiks „Archeo-logica" is aangekon- auteur zijn voortreffelijke en goed gestructu- digd als een eerste overzicht en poging tot reerde verhalen over deze werkelijk belangrijke interpretatie van de vondsten in Noord-Hol- opgraving heeft horen houden, staat voor een land-noord. Schoorls „Kust en kaart" is een compleet raadsel. Blaam treft overigens net bundeling van een aantal, voor het merendeel zozeer de redactie van de bundel, die dit hoofd- reeds elders verschenen maar soms moeilijk te stuk in deze vorm geaccepteerd heeft. vinden artikelen van overwegend historisch- Het kost hierna enige moeite tot een afrondend geografische aard. eindoordeel over het boek te komen. In het Het boek van Henk Schoorl is tevens een boek begin van deze bespreking heb ik er in het alge- aan Henk Schoorl: het werd hem aangeboden meen positief over geoordeeld, en daar blijf ik ter gelegenheid van zijn zeventigste verjaardag. bij. Het is per slot van rekening geen eenvoudige Dit gaf de redactiecommissie de gelegenheid om opgave een dergelijk werk samen te stellen. naast een keuze uit het wetenschappelijk werk Tijdsdruk bij boeken die vóór bepaalde festivi- ook een bibliografie (van 65 titels) en een bio- teiten verschijnen moeten, doet nog wel eens grafische schets op te nemen. Deze laatste is van afbreuk aan de zorgvuldigheid: het produkt kan de vaardige hand van erepromotor G. J. Borger. niet „rijpen", de redactie kan niet genoeg Het is aardig, diens beschrijving van Schoorls „afstand nemen" en het geheel nog eens rustig ontwikkeling als onderzoeker aan de hand van overzien, dwarsverbanden leggen enz. enz. Kort- de concrete, in het boek opgenomen voor- om, een ieder die geïnteresseerd is in middel- beelden te kunnen volgen. Tussen sterk genea- eeuwse steden in het algemeen of in Groningen logisch getinte bijdragen over landmeters als in het bijzonder moet het boek aanschaffen; om Pietersen of Abbestee en de beschouwingen de prijs hoeft men het al zeker niet te laten. over de kustverdediging nu en in de toekomst loopt immers een duidelijke lijn: die van de historische cartografie. Terecht is dan ook de T. J. Hoekstra methodologisch belangrijke beschouwing uit 225 1980 over „het gebruik van oude kaarten bij De indeling van het boek is globaal de volgende. historisch-geografisch onderzoek" in de bundel Na een uiteenzetting over de geologische op- opgenomen. Verschillende artikelen getuigen bouw van Noord-Holland en de bewoonbaar- van de vernuftige reconstructiekunst die we ook heid van het gebied in voor- en vroeghistorische uit „Zeshonderd jaar water en land" en „'t tijd geeft de auteur een overzicht van de bewo- Oge" kennen: de kustafslag bij Egmond bij- ningsgeschiedenis aan de hand van het (zoals voorbeeld of de toestand op Wieringen in de bekend vaak zeer schaarse) vroegmiddeleeuwse eerste helft van de 16e eeuw. Daarbij bezit Henk bronnen-materiaal. Daarna behandelt hij de zes Schoorl de tamelijk zeldzame combinatie van door hem onderscheiden „oerparochies", de oog voor het detail en kennis van de grote lijn, latere eilanden Texel en Wieringen en de vroege wat blijkt uit overzichtsartikelen als „Wording ontginningen rond Medemblik. Hoewel de ar- en gebruik van het Nederlandse duinlandschap" cheologie tot dat moment niet geheel afwezig is en vooral „Het graafschap Holland omstreeks (onder Huisduinen wordt het AWN-onderzoek 1300". Zelden werd de gecompliceerde poli- in het verdronken Geddingmore behandeld) tieke, territoriale en historisch-geografische beginnen de eigenlijke „archeologica" pas op p. geschiedenis van het gewest zó helder en zó goed 112. Het daar geboden overzicht is zoals gezegd onderbouwd samengevat als in laatstgenoemd veel te summier en door een ver doorgevoerde artikel. Bovendien toont de auteur op overtui- systematisering, waarbij inheems en import- gende wijze aan, hoe internationaal klimato- aardewerk bijvoorbeeld uit elkaar zijn getrok- logisch-historisch onderzoek moeiteloos kan ken, wel erg verbrokkeld. worden ingepast in de ontwikkelingen in onze Ondanks de zorg die aan het illustratiemateriaal streken - en als verklaring kan dienen voor de en de layout is besteed, maakt het boek de grote verschillen tussen Noord- en Zuid-Hol- indruk te haastig te zijn afgewerkt. Inconse- landinde lle tot 13e eeuw. Deze bijdrage vormt quenties in stijl (tegenwoordige en verleden tijd wat mij betreft het pièce de résistance van een in bonte afwisseling) en spelling („kastellum" feestbundel, waaraan ook uitwendig de nodige naast „Saxen") zouden door een goede eindre- zorg is besteed. dactie zijn gladgestreken. Daarnaast was een grondige toetsing van het historische en his- Dat laatste geldt (behalve voor de omslagfoto) torisch-geografische gedeelte geen overbodige zeker ook voor het boek van Frans Diederik. luxe geweest. Sommige theorieën, zoals de ver- Inhoudelijk echter stelde het mij na de hoge meende benoeming van Bonifatius tot bisschop verwachtingen die ik ervan had nogal teleur. In van Utrecht, gaan wel op een zéér antieke histo- de eerste plaats gaat het niet in hoofdzaak over riografie terug. Andere kwesties, zoals de ver- archeologie maar over historische geografie en houding tussen publiek- en privaatrecht in de dekt de vlag de lading dus niet. Wie het langver- middeleeuwse samenleving zijn weliswaar nog beide overzicht van het vondstmateriaal tussen steeds punten van discussie onder rechtshisto- Oer-U en Vlie denkt aan te treffen, zal vergeefs rici, maar om dan maar meteen grondbezit en zoeken. In de tweede plaats leunt het wel erg overheidsgezag op één hoop te gooien zoals op zwaar op de dissertatie van De Cock over Ken- p. 48 gebeurt gaat wel erg ver. Vermijdbaar zijn nemerland uit 1965 zonder dat de correcties die fouten als het gebruik van de verkeerde hoe- het lokaalhistorisch onderzoek sindsdien heeft venmaat (16 morgen is in Holland geen 20 maar kunnen aanbrengen in voldoende mate zijn slechts 13,5 ha.) en van de Romeinse naam verwerkt. Dat de schrijver er enkele eigen, zeer Flevo voor wat toch echt Almere werd genoemd. intrigerende suggesties aan heeft toegevoegd Al met al had een wat minder krappe voorbe- (Warmenhuizen, Ursem) is zeker een verdien- reidingstijd èn een kritisch oog van enkele ter- ste, maar compenseert het gesignaleerde gemis zake kundige meelezers „Archeo-logica" tot m.i. toch onvoldoende. En in de derde plaats een consistenter geheel kunnen maken. Nu is vormt Diederiks woonplaats Schagen weliswaar aan het boek helaas niet af te lezen, dat de het hart van de zaak, maar het duurt lang voor- schrijver binnen en buiten de AWN als de auto- dat de lezer op dat vertrouwd terrein komt. De riteit geldt waarvan ik aan het begin van deze lezenswaardige zoo-archeologische bijdrage van bespreking gewaagde. Wietske Prummel over het materiaal van ,,De Dorpen" maakt op die manier wel erg de indruk een aanhangsel te zijn. F. D. Zeiler

226 Literatuursignalement

Met gansen trou 40, 1990, 1, p 2-6: Spiegel Historiael 25, 1990, 1, p. 44-45: G. Pelders. Detectorvondsten van kinderspeel- G. A. M. Offenberg. Samenwerking tussen goed. Spiegel Historiael en de Stichting voor de Met behulp van de metaaldetector komen de Nederlandse Archeologie. meest gevarieerde vondsten voor de dag. Soms Om een breed, in archeologie geïnteresseerd, zijn dat dingen die je niet meteen verwacht, publiek beter dan tot nu te informeren over zoals speelgoed waarin metaal is verwerkt. ontwikkelingen en gebeurtenissen binnen de Schrijver bespreekt een aantal vondsten, gedaan archeologie is besloten tot samenwerking tussen binnen het door „Met gansen trou" bestreken de SNA en Spiegel Historiael. In dit tijdschrift gebied, en wel te Bokhoven, Drunen, Elshout en wordt voortaan een archeologische agenda op- Heusden. Hij beschrijft niet alleen de voor- genomen, een maandelijks overzicht van het- werpen (een werpkoot, bikkels en een „snorre- geen op archeologisch gebied in Nederland bot"), maar ook de spelen, waarbij ze gebruikt gebeurt. Daarnaast worden regelmatig archeo- werden. logische bijdragen opgenomen. Wat zijn de doelstellingen van de SNA en waaruit bestaan Bulletin KNOB 1990, l: haar activiteiten, o.m. via het sinds juli 1989 W. A. M. Hessing. Inheems-Romeins grafveld functionerende Bureau? Prof. H. H. van Regte- in de Heeswijkse Kampen, gem. Cuijk (p. 2). ren Altena en mevr. J. B. Geerling geven In 1988 en het begin van 1989 heeft door de antwoord op deze vragen. ROB, met medewerking van amateur-archeo- logen van de AWN (Grave) een onderzoek Spiegel Historiael 25, 1990, 2, p. 90-95: plaatsgevonden van een omvangrijk grafveld, M. D. de Weerd, Zwammerdam: aanpassen en dat hoogstwaarschijnlijk van het begin van de meten bij een Romeinse scheepsbouwmethode. 1e eeuw tot halverwege de 2e eeuw in gebruik is In Westerheem 39, 1990, 2, p. 89-90 heb ik geweest. Er werden ca. 110 graven onderzocht; aandacht geschonken aan De Weerds proef- door de amateur-archeologen werden uit een schrift, waarin hij - op basis van een minutieuze wegcunet ca. 40 graven geborgen. Tevens wer- analyse van de verzamelde gegevens - zeer gede- den resten van oudere bewoning aangetroffen: tailleerd ingaat op de bouwmethode van de Klokbeker- en Potbekeraardewerk, Midden- onderzochte schepen. De resultaten en conclu- Bronstijd-aardewerk, bewoningssporen en een sies van zijn onderzoek zijn in deze bijdrage urnenveld uit de Late Bronstijd - Vroege Ijzer- beknopt en op bevattelijke wijze samengevat. tijd. De geïnteresseerde lezer kan daar zijn voordeel mee doen. R. W. Brandt. RAAP en het bodemarchief (p. 11-17). Spiegel Historiael 25, 1990, 3, p. 148-151: Het is nauwelijks nodig, lezers van Westerheem R. Rentenaar. Bewaard in een naam. Plaats- in te lichten over het bestaan van de Stichting namen en archeologie. RAAP. In verscheidene afleveringen is aan de Een nuchtere analyse van de mogelijkheden die doelstellingen en werkzaamheden van deze de toponymie de archeologie te bieden heeft. stichting „paginabreed" aandacht geschonken. Verdwenen begraafplaatsen (Oud Kerkhof), Desondanks wil ik wijzen op de voortreffelijke grafheuvels (tomme, leeuw en berg) en hei- samenvatting die Roei Brandt in het Bulletin ligdommen (harag en wi) spreken het meest tot KNOB heeft gepubliceerd. Opgehangen aan de de verbeelding. De mate waarin namen ons ar- kopjes „Het bodemarchief', „Archivering van cheologische informatie verschaffen is heel ver- informatie", „Vondstcategorieën en fenomenen schillend. Op z'n best geeft een toponiem een die de waarde van een vindplaats bepalen", aanduiding van iets dat ter plaatse bestaan (of „Inventarisaties en karteringen" en „Non-des- gestaan) heeft. tructieve technieken om archeologische waar- den te bepalen" schetst hij een veelomvattend Spiegel Historiael 25, 1990, 4, p. 170-177: beeld van de bedreigingen van de cultuurhisto- G. A. M. Offenberg. Van stad en lande. Gro- rische waarden van het Nederlandse landschap ningen archeologisch bekeken. en de mogelijkheden om deze bedreigingen het De tentoonstelling „Groningen 1040" heeft hoofd te bieden. heel wat publiciteit losgewoeld, gekanaliseerd 227 in museumkranten, tijdschriftartikelen en het J. H. G. Gawronski. The Amsterdam project. kloeke boekwerk, waaraan T. J. Hoekstra in De geschiedenis van de rampzalige ondergang ons tijdschrift uitvoerig aandacht besteedt. van de „Amsterdam", in januari 1749, voor Maar deze bijdrage in Spiegel Historiael bevat Hastings mag als bekend worden verondersteld méér: stad en lande. Dus komen de herinterpre- bij de lezers van Westerheem. Datzelfde geldt tatie van de resultaten van het onderzoek van voor de herontdekking van het wrak en de Ezinge, het onderzoek van de wierde Heveskes- gedeeltelijke plundering ervan door „treasure- klooster met de onverwachte vondst van een hunters" in 1969. Sinds 1984 vindt een groot- hunebed en een steenkist, en tenslotte de ar- schalig scheepsarcheologisch en historisch on- cheologische inventarisatie van het herinrich- derzoek plaats. Dat heeft tot nu toe interessante tingsgebied Oost-Groningen uitvoerig ter spra- nieuwe gegevens opgeleverd m.b.t. scheepsbouw ke. en handel in de 18e eeuw. Spiegel Historiael 25, 1990, 5, p. 249-253: Nieuwsblad Monumentenzorg en Archeologie. G. A. M. Offenberg. Kustgenese en kust gene- Gemeentewerken Amersfoort, nr. 22, juni 1990, zen? Henk Schoorl en de Noordhollandse kust. pp. 3-4: Prof. Borger schrijft in Schoorls bundel Kust en Janneke Buurman. Verkoolde eikeitjes uit de kaart: „De kust is gewend aan geweld. Voor een Ijzertijd. efficiënt kustbeheer is het nodig om de kracht Het onderzoek van een crematiegrafveld uit de van de natuur te gebruiken voor het in stand Late Ijzertijd in Amersfoort-Noord heeft een houden van wenselijk geachte situaties. Kennis wel heel bijzondere vondst opgeleverd: een van de kustontwikkeling in het verleden moet ronde kuil, geheel gevuld met verkoolde eikei- daarom een sleutelrol spelen bij de planning van tjes. Dit is de grootste hoeveelheid eikeitjes, ooit het toekomstige kustbeheer. Schoorl heeft de gevonden. Het totale aantal zal ongeveer 20.000 juistheid van deze stelling willen aantonen in stuks zijn. Zij waren bedoeld voor menselijke een studie onder de titel Kustgenese - Kust gene- consumptie, maar door een mislukt eest- of zen?" Maar niet alleen Schoorls ideeën over de roosterproces werden ze onbruikbaar en zijn ze voorwaartse kustverdediging komen in deze weggegooid. Het is vooralsnog onduidelijk of bijdrage ter sprake; ook zijn studie over Texel - de kuil bij het grafveld of bij een naburige Vlieland - Terschelling en zijn bijdrage aan het nederzetting heeft gehoord. C 14-dateringen kaartblad Hollands Noorderkwartier van de zullen mogelijk duidelijkheid brengen. Archeologische kaart worden belicht. PS Spiegel Historiael 25, 1990, 6: Clason, A. T. Ewijk, an inland Vlaardingen G. A. M. Offenberg. Museum in motion. Het settlement, archaeozoology and the amateur Rijksmuseum van Oudheden te Leiden (p. 308- archaeologist; in: Schibler, J., et al. (ed.) Fest- 312). schrift für Hans R. Stampfli. si. 1990. 63-75. Een gesprek met de huidige directeur (en oud- Clason behandelt hierin het botmateriaal van redactielid van Westerheem ) G. J. Verwers de Vlaardingen-site Ewijk. In Westerheem 38 over het RMO als eigentijds bedrijf. Over de (1989), no. 3, blz. 133-145 en no. 5, blz. 287-290 museumdirecteur als manager. Over de ver- is uitgebreid aandacht aan deze vindplaats be- houding tussen het Ministerie van WVC en de steed. musea. Over communicatie en informatie. Over „mooie-spullen-tentoonstellingen" en informa- Zijlstra, J. Friese bodemvondsten 1. Finnsfibula. tieve tentoonstellingen. Over mummies: horen 1990 (eigen uitgave). 37 blz. ze wel thuis in een museum? En tenslotte: Een interessante verhandeling over de rijke toekomstplannen. vroeg-middeleeuwse vondsten van Wijnaldum L. B. M. Verhart. Klokbekers van de Veluwe. (Fr.). De inhoud bestrijkt echter meer. De Het Wedgwood uit de prehistorie (p. 325). schrijver legt ondermeer een link naar de Friese De Veluwse klokbekers behoren tot de interes- koning Finn uit de Beowulf (!). Meer hierover te santste voorwerpen uit de collectie van de zijner tijd in Westerheem. Nederlandse afdeling van het RMO. Over de Baart, J. M., W. Krook en A. C. Lagerweij. huidige opvattingen omtrent de cultuur (de Italiaanse en Nederlandse witte faïence (1600- Klokbekercultuur), waarvan zij tot de meest 1700). Mededelingenblad Nederlandse vereniging markante voortbrengselen behoren, handelt van vrienden van de ceramiek 138 (1990) no. 2. deze korte bijdrage. Een inventarisatie van het voorkomen, de vor- The International Journal of Nautical Archaeo- menrijkdom en de datering van Italiaanse en logy andUnderwaterExploration 19, 1990, l,p. Nederlandse witte faïence („Delfts wit") in 53-61: Nederland. Dit artikel is vanwege de vele af- 228 beeldingen en beschrijvingen van belang voor In dit interessante artikel toont de schrijver aan diegenen die zich regelmatig bezighouden met hoe zinvol archeologie kan zijn voor de jongere post-middeleeuwse ceramiek. perioden. Archeologisch onderzoek levert niet alleen aanvullende informatie, maar de resulta- L. Hacquebord. Waar archeologie en geschie- ten kunnen ook het geschiedkundig beeld van denis elkaar overlappen; historisch-archeolo- het verleden corrigeren. gisch onderzoek van de Hoornse traankokerij in Smeerenburg op Spitsbergen. Bulletin KNOB 89 (1990) no. 3, blz. 14-21. AC

Agenda

Tentoonstellingen stenen) en cameeën. Zoutmuseum, Langestraat 30, Delden. T/m 2 juni 1991. Tafelzout - Eeuwenoud; collectie zoutvaatjes Provinciaal Museum G. M. Kam, Museum uit het Museum Boymans-van Beuningen te Kamstraat 45, Nijmegen. Rotterdam. Goden en hun beestenspul. T/m 30 november 1990. T/m 6 januari 1991. Historisch Museum De Dubbelde Palmboom, Op 29 september opende de bekende Neder- Voorhaven 12, Rotterdam-Delfshaven. landse archeologe mevrouw prof. dr Annie Leven in een groen land; Voorne-Putten in de Zadoks-Josephus Jitta in het Provinciaal Mu- Ijzertijd. seum G. M. Kam de kleine, aan haar gewijde T/m 2 december 1990. tentoonstelling „Goden en hun beestenspul". Deze expositie is opgezet in samenwerking met Museum 't Oude Huis, Dorpsstraat 7, Zoeter- het Allard Pierson Museum te Amsterdam ter meer. ere van haar 85-ste verjaardag. Gevonden voorwerpen; bodemvondsten uit Prof. Zadoks is specialiste op het gebied van Zoetermeer. Romeinse bronzen statuetten, een onderwerp T/m 20 januari 1991. waaraan zij tal van publikaties wijdde. Na haar Uit de Zoetermeerse bodem zijn in de loop der afscheid in 1975 als hoogleraar Klassieke Ar- jaren zeer veel voorwerpen opgegraven. Speel- cheologie aan de universiteit van Groningen is goed, aardewerk, pijpekoppen, munten, schoe- zij tot op de dag van vandaag zeer aktief geble- nen, glaswerk en zelfs mammoetbotten van ven in haar vak en inspireerde vele jonge meer dan zo'n 100.000 jaar oud zijn op de ten- archeologen. toonstelling te zien. Als introductie op de ten- De keuze van het onderwerp van de tentoonstel- toonstelling is een band-diaserie vervaardigd ling „Goden en hun beestenspul" werd bepaald over de ontstaansgeschiedenis van Zoetermeer. door haar liefde voor brons, dieren en circus. Het 12'/2-jarig bestaan van de Archeologische Bijna alle getoonde bronzen beeldjes en applie- Werkgroep Zoetermeer is de directe aanleiding ken zijn uit Nederlandse verzamelingen afkom- geweest tot het organiseren van deze tentoon- stig. stelling. De leden van deze actieve werkgroep De Griekse en Romeinse godenwereld kennen hebben meegeholpen aan de totstandkoming we uit de mythologie die een vrijwel onuitputte- van „Gevonden Voorwerpen". lijke bron van informatie is voor de daden van Rijksmuseum van Oudheden, Rapenburg 28, de goden. Afbeeldingen van goden zijn zeer talrijk. Zo Leiden. werden in de antieke wereld grote beelden in de Bronstijdgraf uit Wassenaar. aan de godheid gewijde tempels opgesteld. 19 oktober 1990 t/m 6 januari 1991. Kleine godenbeeldjes van brons of terracotta Leiden, Rijksmuseum Het Koninklijk Penning- werden als sieraad of voorwerp van godsdien- kabinet, Rapenburg 28. stige verering in huis neergezet, als wijgeschenk De stenen kracht: 5000 jaar intagli (gesneden in tempels en graven aan de goden geschonken. 229 Vaak treden dieren op als begeleiders van de en zilver. Pieterskerk, Pieterskerkhof, Utrecht. goden, zoals de hond en het hert bij de godin 20.00 uur. van de jacht, Artemis/Diana. Sommige goden 14 november 1990 gebruiken een dier als vervoermiddel. Zo laat Afdeling Zuid-Veluwe en Oost-Gelderland. Bacchus, god van de wijn, zich door een panter J. R. C. van Zijll de Jong. Het experiment om rijden. middeleeuwse potten te bakken in een houtge- In de tentoonstelling „Goden en hun beesten- stookte oven. Zalencentrum Mabri, St. Bernul- spul" zijn bronzen beeldjes van bijna alle phusstraat, Oosterbeek. 19.45 uur. Olympische goden te zien, evenals vele met hen verbonden dieren. 19 november 1990 Bij de tentoonstelling is een speciaal nummer Afdeling De Nieuwe Maas. Mevr. M. Krauwer. van het Mededelingenblad van de Vrienden van Archeologie in de stad Amersfoort en omgeving. het Allard Pierson Museum verschenen waarin Historisch Museum „Schielandshuis", Korte de verschillende goden en dieren nader voor het Hoogstraat 31, Rotterdam. 20.00 uur. voetlicht treden. 20 november 1990 Gallo-Romeins Museum, Kielenstraat 15, Ton- Afdeling Lek en Merwestreek. M. Tillema. De geren. voorlopige resultaten van het onderzoek in het Rendierjagers. Prehistorische tentenkampen pand Berckepoort te Dordrecht. Vest 96a, Dor- nabij de Maas. drecht. 20.00 uur. Vanaf 4 oktober. 20 november 1990 Paleis voor Schone Kunsten, Ravensteinstraat P. M. M. G. Akkermans. Nederlandse opgra- 23, Brussel. vingen in Noord-Syrië. Rijksmuseum van Oud- 5 miljoen jaar menselijk avontuur; biologische heden, Papengracht 29, Leiden. 20.00 uur. en culturele oorsprong van de mensheid. 21 november 1990 T/m 30 december 1990. Symposium over de cultuurhistorische aspecten van het landschap, georganiseerd door de Dr. Lezingen en symposia A. A. Beekmanstichting in samenwerking met 29 oktober 1990 diverse andere bij het onderwerp betrokken Afdeling De Nieuwe Maas. T. Derks. Romeinse organisaties. Plaats: De Reehorst te Ede (10.00 heiligdommen in Nederland. Historisch Museum u. tot ca. 16.00 u.). Vooraanmeldingen voor „Schielandshuis", Korte Hoogstraat 31, Rot- deelname te richten aan Bond Heemschut, terdam. 20.00 uur. Nieuwezijds Kolk 28, 1012 PV Amsterdam. 29 oktober 1990 21 november 1990 Afdeling IJsseldelta-Vechtstreek. J. T. Zeiler. Afdeling Nijmegen e.o. W. J. H. Willems. De De bewoners van Swifterbant en andere neolithi- Romeinen op het Kops Plateau. Provinciaal sche nederzettingen: jagers, vissers, boeren of Museum Kam, Nijmegen. 19.30 uur. alledrie? Provinciaal Overijssels Museum, Voor- straat 34, Zwolle. 20.00 uur. 8 december'1990 Afdeling Den Haag e.o. Archeologische dag. 6 november 1990 Leden van archeologische werkgroepen uit het H. O. Willems. De rotsgraven van Deir el- afdelingsgebied doen verslag van hun aktivitei- Bersheh (Egypte). Rijksmuseum van Oudheden, ten. Theater Pepijn, Nieuwe Schoolstraat 21-23, Papengracht 29, Leiden. 20.00 uur. Den Haag. Het programma wordt binnenkort gepubliceerd in het afdelingsblad Kwadrant. 13 november 1990 Afdeling Amsterdam e.o. T. S. Constandse- 10 december 1990 Westermann. Menselijke resten. IPP, Singel Afdeling IJsseldelta-Vechtstreek. M. van Nie. 453, Amsterdam. 20.00 uur. Ijzerproductie in Oost-Nederland. Provinciaal Overijssels Museum, Voorstraat 34, Zwolle. 13 november 1990 20.00 uur. Afdeling Rijnstreek. Mevr. M. Krauwer. Ar- cheologisch onderzoek in en om de stad Amers- 12 december 1990 foort. Academisch Ziekenhuis, gebouw 55, Afdeling Utrecht e.o. J. Buurman. Botanisch Rijnsburgerweg 10, Leiden. 20.00 uur. materiaal uit verschillende opgravingen. Pieters- kerk, Pieterskerkhof, Utrecht. 20.00 uur. 14 november 1990 Afdeling Utrecht e.o. R. Meijer. De restauratie 17 december 1990 van voorwerpen van lood, ijzer, brons, tin, koper Afdeling De Nieuwe Maas. Th. Maarleveld. 230 (advertentie)

'Verscholen in Vuil' is de tilel van een circa 230 pagina's tellend boek waarin het afval van onze voorouders centraal slaat. De nog niel eerder gepubliceerde onderzoeksresultaten belichten de HEMMY CLEVIS historie van de rijke Hanzestad Kampen. MIE Archeologie staat in een stijgend aantal Nederlandse sleden steeds meer in de belangstelling. Verscholen in Vuil' voorziet in de groeiende behoefte naar naslagwerken over vondstmateriaal. Ruim 300 toto's en 220 tekeningen, deels opgenomen in een catalogus over glas en aardewerk, geven een belangrijke aanvulling op de kennis over deze voorwerpen, 'Verscholen in Vuil' is niet alleen voor de vakman en de amateurarcheoloog interessant; de inleidende artikelen zijn II! VUIL boeiend en toegankelijk geschreven en maken daardoor voor een breed publiek inzichtelijk wat er zoal in vuil verscholen kan gaan. Het boek is geschreven door een negental specialisten, die allen Archeologische vondsten uil de bodem van Kampen 1375-1925, hun sporen in de archeologie reeds verdiend hebben. Naast aardewerk en glas als hooldthema's zijn er uitgebreide en rijk geïllustreerde artikelen over leder, metaal (deels deteclorvondslen), hout, pijpen, bot en zaden en vruchten. Deze onderwerpen tezamen vormen een studie naar de sociaal- economische achtergrond van de producenlen van afval in een Nederlandse stad in de periode 1375-1925. Met intekening op 'Verscholen in Vuil' kunt U meekijken en meelezen.

BESTELLEN

Door overmaking van f 39,95 * (ol een veelvoud daarvan) op rekeningnummer 96.14.77.814, Bondsspaarbank Kampen, giro van de bank 807297 t.n.v. Stichting Archeologie IJssel/Vechtstreek onder vermelding van 'Verscholen in Vuil'.

Na verschijning en ontvangst van Uw betaling zal het boek worden toegezonden.

STICHTING ARCHEOLOGIE IJSSEL/VECHTSTREEK * Aanbieding geldt tot 1 november 1990. Daarna is de prijs Postbus 187, 8260 AD Kampen f47,50.

Archeologisch onderzoek in Nederlandse wate- landshuis", Korte Hoogstraat 31, Rotterdam. ren. Historisch Museum „Schielandshuis", 20.00 uur. Korte Hoogstraat 31, Rotterdam. 20.00 uur. 23 januari 1991 9 januari 1991 Afdeling Lek en Merwestreek. A. J. Guiran. Afdeling Utrecht e.o. D. van de Vrie. Opgra- Onderzoek van de bouwterreinen van het nieuwe vingen te Lavda (Griekenland) of: Opgravingen in spoortunneltracé in Rotterdam. Vest 96a, Dor- 's-Hertogenbosch. Pieterskerk, Pieterskerkhof, drecht, 10.00 uur. Utrecht. 20.00 uur. 13 februari 1991 9 januari 1991 Afdeling Utrecht e.o. W. A. M. Hessing. Ro- Afdeling Zuid-Veluwe en Oost-Gelderland. Ed meinse grafvelden in het Rivierengebied. Pieters- Zuurdeeg. Wesl-Sahara, arm land met een rijk kerk, Pieterskerkhof, Utrecht. 20.00 uur. verleden. Zalencentrum Mabri, St. Bernulphus- 13 februari 1991 straat, Oosterbeek. 19.45 uur. Afdeling Zuid-Veluwe en Oost-Gelderland. 21 januari 1991 Désiré de Groot. Het neolithicum van het Nabije Afdeling De Nieuwe Maas. A. Koelman. Ger- Oosten tot in Gelderland. Zalencentrum Mabri, manen in Gennep. Historisch Museum „Schie- St. Bernulphusstraat, Oosterbeek. 19.45 uur.

231 Personalia

Promotie B. L. van Beek Op 19 september j.1. promoveerde aan de Uni- gankelijk te maken. Een mooi voorbeeld van versiteit van Amsterdam B. L. van Beek op een „graven in een recent schriftelijk verleden". proefschrift, getiteld: Steentijd te Vlaardingen, Daarnaast heeft de auteur getracht om, op basis Leidschendam en Voorschoten. De vondstversprei- van een grondige analyse van het vondstmate- ding in laat-neolithische nederzettingen in het Hol- riaal, vast te stellen waarde afzonderlijke activi- landse kustgebied. Het draagt een voornamelijk teiten in de nederzettingen hebben plaatsge- beschrijvend karakter. Beoogd is, de enorme vonden. De redactie van Westerheem wenst Ben hoeveelheid materiaal, geborgen tijdens de op- van Beek van harte geluk met deze succesvolle gravingscampagnes in de periode 1959-1964 en afronding van zijn studie. vastgelegd in dagrapporten, vondstenboeken, Op de inhoud van het proefschrift wordt tezij- verspreide bijdragen in tijdschriften enz., toe- nertijd in Westerheem uitvoerig ingegaan.

Prentbriefkaart uit de serie,, Archeologische vondsten uit Den Haag", uitgegeven door de Archeologische dienst, Den Haag, en verkrijgbaar bij het Haags Historisch Museum en het Gemeentelijk Informatiecen- trum. Afgebeeld zijn Romeinse mantelspelden uit de 3de eeuw na Chr., gevonden aan de Scheveningseweg (foto: Peter de Ruig).

232 Adressenlijst hoofdbestuur en afdelingssecretariaten van de Archeologische Werkgemeenschap voor Nederland

Hoofdbestuur: 6. Rijnstreek: F. Vervaet, Geregracht 50,2311 Alg. voorzitter: S. Mooijman, PB Leiden, tel. 02522-13039. Explorerplein 10, 1562 BX Krommenie, 7. Den Haag en omstreken: R. van Lit, Waals- tel. 075-285163. dorperlaan 9, 2244 BM Wassenaar, tel. Vice-voorzitter: Mevr. Y. Coumans (educatie), 070-3281803, overdag 070-3646940. Moerbeiboom 35, 4101 WC Culemborg, tel. 03450-17768. 8. Helinium (Vlaardingen): Mevr. J. M. Weer- desteijn-van Dam, Buis 14, 3144 GC Maas- Alg. secretaris: F. Diederik, sluis, tel. 01899-19751. Kievitlaan 36, 1742 AD Schagen, tel. 02240-96548. 9. De Nieuwe Maas (Rotterdam e.o.): J. de Baan, Voorstraat 38, 3201 BB Spijkenisse, Alg. penningmeester: J. D. F. Hardenberg, tel. 01880-12006. Kagertuinen 63, 2172 XK Sassenheim, tel. 02522-11445, gironr. 577808. 10. Zeeland: Mevr. L. C. J. Goldschmitz-Wie- Bestuursleden: linga, Verdilaan 35, 4384 LB Vlissingen. J.-M. A. W. Morel (contacten vakwereld), 11. Lek en Merwestreek: Mevr. C. Lugtenburg, Linnaeusparkweg 26", 1098 EB Amster- Lyra 60, 3328 NH Dordrecht, tel. 078- dam, tel. 020-922713, overdag 020-5256236. 186819. B. C. van Hulst (kampen), Lakerveld 145- 12. Utrecht en omstreken: Mevr. J. Hoeven- 147, 4128 LH Lexmond, tel. 01837-1998. berg, Filippijnen 231, 3524 JL Utrecht, tel. Mevr. S. G. van Dockum (public relations), 030-884615. Valeriushof 17c, 3816 MH Amersfoort, tel. 033-757992. 13. Naerdincklant (Hilversum e.o.): Mevr. W. van den Heuvel, Emmalaan 14, 3761 CS H. Wieringa (afdelingen en regio's), Meye- Soest, tel. 02155-11421. rinksberg 16, 7641 RZ Wierden, tel. 05496- 71891. 14. Vallei en Eemland(Amersfoort e. o.): A. P.de Ereleden: H. J. Calkoen | (Ere-voorz.), Boer, Frans Tromplaan 22, 3871 EN Hoe- E. H. P. Cordfunke, H. J. van Rijn, velaken, tel. 03495-34729. P. Stuurman, H. Brunsting, R. van Beek, 15. West- en Midden-Betuwe en Bommelerwaard: P. Vons. S. J. Bakker, Dorpsstraat 3, 4003 EA Tiel Administrateur: H. Schoorl, (Drumpt), tel. 03440-19101. Postbus 100, 2180 AC Hillegom (Mes- daglaan 259), tel. 02520-16482. 16. Nijmegen en omstreken: H. J. A. de Wit, Beukenlaan 38, 6584 CR Molenhoek, tel. K nipselarchief: 080-584502. P. Doves, Praamstraat 32, 1503 KN Zaan- dam, tel. 075-161062. 17. Zuid-Veluwe en Oost-Gelderland: Mevr. A. M. Baljet-Peters, Bronbeeklaan 40, 6824 Secretariaten Afdelingen: PH Arnhem, tel. 085-643080. 1. Noord-Nederland: Mevr. A. Runhardt, Lan- gestraat 61, 9804 PH Noordhorn, tel. 18. Zuid-Salland - IJsselstreek - Oost-Veluwe- 05940-3281. zoom: L. G. Heij, Ordermolenweg 11, 7312 SC Apeldoorn, tel. 055-553688. 2. Noord-Holland Noord: J. C. Stubenitsky, Knokkel 12, 1619 AG Andijk, tel. 02289- 19. Twente: E. Ulrich, Ed. Verkadestraat 129, 1877. 7558 TL Hengelo (Ov.), tel. 074-772928. 3. Zaanstreek en omstreken: Mevr. A. Tromp- 20. IJsseldella-Vechtstreek: F. D. Zeiler, Hof- Veeter,T. Slagterstraat 15, 1551 CG West- straat 18, 8261 BZ Kampen, tel. 05202- zaan, tel. 075-283814. 23067. 4. Kennemerland (Haarlem e.o.): Mevr. A. A. van Assema, Lange Begijnestraat 22, 2011 23. Flevoland: Mevr. W. Kreukniet, Noorder- HH Haarlem, tel. 023-320096. kroon 29,8303 AN Emmeloord, tel. 05270- 16998. 5. Amsterdam en omstreken: Mevr. F. Hersch, Wyandottestraat 21, 1109 BS Driemond- 24. Midden-Brabant: J. v.d. Hout, Dintel 92, Amsterdam ZO. 5032 CS Tilburg, tel. 013-634913. Uitgaven van de AWN Ieder AWN-lid ontvangt het tijdschrift Westerheem en het blad van de afdeling waarbij men is aangesloten. De AWN geeft echter meer publicaties uit. De volgende uitgaven zijn nog voorradig:

AWN - monografie 3 J. G. N. Renaud Middeleeuwse ceramiek. Enige hoofdlijnen uit de ontwikkeling in Nederland Z.p. ('s-Gravenhage) 1976, 123 pp., 111. Deze monografie is al weer meer dan tien jaar oud, maar het is nog steeds een standaardinleiding tot de vormenrijkdom van de middeleeuwse cera- miek die bij archeologisch onderzoek kan worden aangetroffen. Leden betalen f 15,—, niet-leden f 20,—.

AWN - monografie 4 Archeologische utrcckbcschriJYing J. M. Bos Archeologische streekbeschrijving; een handleiding Z.p. (Vlaardingen) 1985, 158 pp., ill., ISBN 90 71312 01 1 Een onmisbare handleiding voor iedereen die met veldverkenningen of regionale inventarisaties wil beginnen, en voor hen die daar al mee bezig zijn. Enthousiast onthaald in de wetenschappelijke en populaire vakpers. Prijs voor leden f 22,50, voor niet-leden f 27,50.

AWN - monografie 5 A. Warringa en G. van Haaff Opgraven. Technieken voor archeologisch veldwerk Utrecht 1988, 128 pp., ill., ISBN 90 70482 68 1 Practische handleiding voor allen die op verantwoorde wijze willen (helpen) opgraven. Achtereenvolgens komen aan de orde: meetsysteem, graafwerk, tekenen en fotograferen, vondsten en monsters, administratie en documentatie, kartering en bijzondere structuren. Uitgegeven in samenwerking met de NJBG bij Matrijs in Utrecht. Prijs voor leden f 15,00, voor niet-leden f 22,75 (uitsluitend via de boekhandel).

Oude jaargangen Westerheem 1965 - 1969 (klein formaat) f 12,50 per jaargang; losse nummers f2,50 1970 - 1987 (grootformaat). De prijs per jaargang is gelijk aan de voorhet betreffende jaar geldende contributie. Speciale nummers (o.a. Nederzettingsarcheologie in Nederland, Stadskern- onderzoek in ontwikkeling, en themanummers over het werk van bepaalde afdelingen) f 8,00 tot f 10,00.

Naaldbanden Westerheem Iedere band kan twee jaargangen bevatten en kost f 12,50.

Alle prijzen zijn exclusief eventuele verzendkosten. Bij bestelling van 10 of meer exemplaren geldt een korting van 10%. U dient Uw bestellingen te richten aan de administrateur van de AWN, de heer H. Schoorl, Postbus 100, 2180 AC Hillegom. XXXIX-6-1990

AWN Colofon Inhoud jaargang 39 no. 6, december 1990 Westerheem is het tweemaandelijks orgaan van de Archeologische Werkgemeenschap voor Nederland (AWN), Kievitlaan 36, 1742 AD Van de redactie 233 Schagen Lidmaatschap/abonnement f50,— per jaar H. E. Henkes en G. H. Stam Opgave: Glaszegels uit Nederlandse bodem .... 234 Administratie AWN, postbus 100, 2180 AC Hillegom F. van Nuenen Opzegging vóór 1 december AWN-afdeling Midden-Brabant in 1989: het jubileumjaar in woord Redactie: en beeld 253 A. Carmiggelt (hoofdredacteur), S. L. Wynia Stevinstraat 144, 2587 ES 's-Gravenhage P. Stuurman (redacteur literatuur- Junkelmann rides again 263 rubrieken), Volendamlaan 1094, 2547 CS 's-Gravenhage (tevens Peter W. van der Zwaai centraal redactie-adres) Schatgraverij met de metaaldetector . . . 266 R. van Lit (eindredacteur), Waalsdorperlaan 9, 2244 BM Wassenaar P. de Gruijl Reactie op het artikel van Jurjen Bos Redactieraad: over metaaldetectie 269

J. C. Besteman W. J. H. Willems J. H. F. Bloemers J. Buurman Met de detector het bos in 272 H. Groenendijk D. Stapert Kort archeologisch nieuws 275 H. Stoepker L. B. M. Verhart Verenigingsnieuws 278 G. F. Uzereef Reacties van lezers 281 Sluitingsdata kopij: 1 januari, 1 maart, 1 mei, 1 juli, 1 september en 1 november Literatuurbespreking 281 Aanwijzingen voor auteurs zijn op aanvraag verkrijgbaar bij de hoofdredacteur Literatuursignalement 285 Voor inlichtingen over advertenties wende men zich tot de eindredacteur Agenda 287

© AWN 1990. Overname van artikelen en illus- traties is slechts toegestaan na voorafgaande schriftelijke toestemming van de redactie

Druk: Seinen's Grafische Bedrijven, De Krim (Ov.)

Op het omslag: I8e-eeuwse fles, opgegraven in Delft, voorzien van een wapenzegel (zie p. 234 e. v.) ISSN 0166-4301 Van de redactie

Een goed voornemen voor 1991 In dit nummer van Westerheem is een artikel opgenomen over de werkzaamheden in 1989 van de AWN-afdeling Midden-Brabant. De redactie stelt het op prijs om in de toekomst meer van dit soort bijdragen te ontvangen, die handelen over de activiteiten en archeologi- sche onderzoekingen van de verschillende AWN-afdelingen.

Publikaties over vondsten en opgravingen laten vaak jaren op zich wachten. We willen in Westerheem graag ruimte creëren voor artikelen waarin voorlopige onderzoeksresultaten gepresenteerd worden. Immers, op deze wijze kunnen AWN-leden ook kennis nemen van de werkzaamheden die buiten hun eigen afdeling plaatsvinden. Westerheem behoort ten- slotte in de eerste plaats een tijdschrift voor de AWN te zijn. We hopen dan ook dat we in het volgende jaar (AWN-jubileumjaar!) verschillende bijdragen van AWN-afdelingen en leden mogen ontvangen.

Ik hoop dat u tevreden bent over do inhoud en vorm van de afgelopen jaargang van Westerheem. De redactie heeft er in ieder geval met veel plezier aan gewerkt. Ten slotte wens ik u een gelukkig en gezond 1991 toe. Namens de redactie, Arnold Carmiggelt

233 Glaszegels uit Nederlandse bodem

H. E. Henkes en G. H. Stam

Over het voorkomen van glaszegels in ons zegels als fabrieksmerk op flessen gedistil- land is maar weinig bekend. McNulty heeft leerd. Omdat de flessen dan geheel machi- in het kader van een onderzoek naar de naal worden gevormd, zijn de zegels niet gebruiksfles in de Nederlanden in de 17e en meer als glasdruppels opgebracht en indi- 18e eeuw naast een groot aantal verschil- vidueel gestempeld zoals tevoren, maar lende flestypen, ook 33 glaszegels beschre- direct in de mal waarin de fles wordt gebla- ven die hij in musea en bij particulieren in zen, opgenomen. Nederland was tegengekomen.1 Aan Dors- Een herkenningsteken van een pre-indus- man danken wij een studie over de drank- trieel gestempeld zegel is, dat het zegel fles in de Noordelijke Nederlanden in de- veelal aan de achterzijde een uitholling ver- zelfde periode, waarin ook aandacht aan toont, ontstaan doordat de wand door de het flessezegel is geschonken.2 hete glasdruppel week is geworden waar- Toen het museum Boymans-van Beuningen door deze bij het stempelen ter plaatse wat te Rotterdam door de overdracht van de naar binnen is gedrukt. Echter, een gladde collectie Van Beuningen-de Vriese van Pre- binnenwand mag omgekeerd niet als bewijs industriële Gebruiksvoorwerpen in bezit worden aangevoerd voor een in een mal kwam van een belangrijke verzameling ontstaan zegel. Temperatuur en grootte glaszegels, rees bij de bewerking de vraag van de opgebrachte glasdruppel en kracht naar de ontstaansplaats van deze zegels. van de stempeling spelen hierbij een rol. Inventarisatie van in Nederland aanwezig Aan „industriële" zegels zal in dit artikel opgravingsmateriaal als uitbreiding van de geen speciale aandacht worden besteed; de studie van McNulty, leek ons een goede auteurs nodigen anderen uit hierover te aanzet tot een verdere studie. rapporteren. Daartoe verzochten wij vorig jaar via Wes- Ons onderzoek richtte zich derhalve op de terheem (XXXVIII-4-1989) bekend te wor- zegels van 17e- en 18e-eeuwse flessen (met den gemaakt met glaszegels die uit de een kleine uitloop in de 19e eeuw), meren- bodem van ons land te voorschijn zijn deels bestemd voor wijn en mineraalwater. gekomen. Wij hebben hierop veel reacties Maar de wijnfles is in ons materiaal veruit gehad, die ons zeer hebben geholpen en het best vertegenwoordigd. waarvoor wij degenen die gereageerd heb- Relatief veel glaszegels die eenzelfde voor- ben bijzonder dankbaar zijn. stelling tonen, verschillen onderling van Bij het afsluiten van het onderzoek, per 1 elkaar in details, doordat te zelfder tijd in juli 1990, kunnen we rapporteren over 120 een glashut meer dan één stempel in ge- verschillende glaszegels (afgezien van dub- bruik kan zijn geweest. De stempels waren bele en onderling slechts in details afwij- meestal van messing, maar er zijn ook kende exemplaren), op een totaal van 259 exemplaren van pijpaarde of gesneden in zegels, die te dateren zijn tussen ca. 1650 en steen gevonden.3 1900. Zijn de onderlinge verschillen tussen de afbeeldingen groter, zonder dat hierbij het De glaszegels wezenlijke van de voorstelling is aangetast, Het merendeel is ontstaan in de periode dan kunnen we te maken hebben met 1650 tot 1800. Na die datum blijkt het stempels die wel bij dezelfde glasoven, gebruik van het zegelen van flessen snel af maar door verschillende generaties glas- te nemen, totdat in de tweede helft van de meesters zijn gebruikt, zoals bijvoorbeeld 19e eeuw het aantal zegels weer toeneemt, de zegels van de leden van de glasmeester- voornamelijk door de toepassing van glas- familie Gundelach laten zien die voorna- 234 melijk in Sleeswijk-Holstein werkzaam of de initialen van de eigenaar, dan wel waren. door een huismerk of wapenschild of door Zeker was het zegelen van flessen niet in een bijzonder herkenningsteken, zoals de alle landen gebruikelijk. In Engeland was twee gekruiste ankers van de Admiraliteit. de gewoonte in de 17e eeuw wijdverbreid; op het Continent daarentegen werd ver- 3. Herinnering aan een belangrijke per- moedelijk op kleine schaal gezegeld, hoe- soonlijkheid, soms aan een belangrijke wel hierop zeker één belangrijke uitzonde- gebeurtenis. Van dit laatste zijn wij echter ring is te noemen. In Holstein (in de 17e bij ons onderzoek geen voorbeeld tegen- eeuw een deel van het Koninkrijk Dene- gekomen. marken) werden de flessen juist wel vaak gezegeld, terwijl over de grens, in de Staat 4. Mythologische/allegorische voorstellin- Mecklenburg het aanbrengen van een zegel gen, vaak met randschrift. Voorbeelden betrekkelijk zelden geschiedde, behalve zijn Bacchus en Fortuna, de godin van het binnen het kleine hertogdom Mecklenburg- (nood)lot. Zegels met afbeeldingen van Strelitz, waar het zegelen van flessen ver- Fortuna waren ook in gebruik als signa- plicht was. De overheid garandeerde daar tuur van glasmeesters. de inhoudsmaat van de flessen, terwijl dit in de rest van Mecklenburg niet het geval 5. Nummering en belettering van grote was.4 voorraadflessen. Deze werden in de apo- Mineraalwaterflessen werden - althans in theek gebruikt om een uitgebreide vermel- Duitsland - vrijwel altijd gezegeld. In Ne- ding van de inhoud onnodig te maken.6 derland bestond nauwelijks een traditie ten Voorbeelden: gekroonde „9"; gekroonde aanzien van het zegelen van wijnflessen. C" We mogen aannemen dat de glaszegels die in ons land aan het licht zijn gekomen, 6. Overige. grotendeels afkomstig zijn van geïmpor- teerde flessen. Doordat de meeste glaszegels als los frag- ment en zonder jaartal tot ons zijn gekomen Waartoe diende het „zegelen" van flessen? en in verhouding maar betrekkelijk weinig Hiervoor is een aantal redenen aan te (archeologisch) complete gezegelde flessen geven: bewaard zijn gebleven, is het vaak moeilijk 1. Vermelding van de inhoud (bv. wijn), om informatie betreffende plaats en tijd- tevens garantie op kwaliteit en maat. stip van ontstaan van de fles te verkrijgen. Voorbeelden hiervan zijn „Constantia Toch kan een los zegel bijvoorbeeld door wijn" en „Pyrmont water". In de tweede de kleur van het glas enige informatie helft van de 19e eeuw komt hiervoor in de leveren. plaats het in de vorm opgenomen fabrieks- Al in de eerste helft van de 17e eeuw werden zegel of de eventuele „behakking" (dat wil in Engeland de glasovens voor het grove zeggen de wandtekst) die vooral gebruikt glas met steenkool gestookt. Door de ho- werd op de flessen bestemd voor gedistil- gere temperatuur werd een sterkere fles van leerd. Voorbeelden van deze 19e-eeuwse heel donker glas verkregen.7 Op het Conti- „zegels" zijn in vele flessencollecties te nent werden in die tijd de flessenovens nog vinden.5 De weinige industriële zegels die met hout en soms met turf gestookt. Pas wij bij ons onderzoek zijn tegengekomen, aan het einde van de 17e eeuw begon men zijn in dit verslag zonder commentaar hier steenkool voor te gebruiken. opgenomen. De 17e-eeuwse continentale flessen zijn daardoor duidelijk lichter van kleur (en 2. Vastleggen van eigendom. Dit is de breekbaarder) dan de Engelse. meest voorkomende reden. Het vastleggen Onderscheid maken tussen continentale kan geschieden door middel van de naam flessen die uit verschillende landen afkom- 235 stig zijn, is zeker wanneer het fragmenten nentale en Engelse flessen beide in de betreft, bijzonder moeilijk, zoal niet on- noordelijke Nederlanden in gebruik waren, mogelijk. De kleur kan wél een indicatie maar onderling in het tempo van hun vorm- zijn voor een bepaalde productieplaats ontwikkeling verschilden, is de waarde van (Mecklenburgs gebruiksglas is in het alge- dit overzicht beperkt. meen duidelijk meer bruinig-groen dan het glas dat in Holstein werd geblazen), maar 1. Vermelding van de inhoud erg veel waarde mag men niet aan de kleur a. „CONSTANTIA WYN" 8 ontlenen. Dit was een exclusieve wijn afkomstig uit In de Noordelijke Nederlanden werden in de speciale „Constantia"-wijngaarden die de 17e en de 18e eeuw enorme aantallen in de 17e eeuw in de Kaapkolonie waren flessen verbruikt. Vooral in het begin van aangelegd. Constantiawijn werd in grote de 17e eeuw was het Nederlandse aandeel hoeveelheden geëxporteerd en in de 18e in de wereldproductie van wijnflessen te eeuw in Nederlandse „langhals"flessen ge- verwaarlozen. Vrijwel alle flessen die in de botteld.12 De fles met zegel (1.01) werd in Republiek gebruikt werden, waren geïm- Den Haag geborgen. Zij is te dateren porteerd. Ze kwamen vooral uit Frankrijk, omstreeks 1750.13 Een los „Constantia"- maar ook uit Engeland en Noord-Duits- zegel werd in Haarlem gevonden. Hier- land. Pas in het begin van de 18e eeuw naast doken nog drie in detail afwijkende kwam onze eigen productie goed op gang. zegels (1.02-04; eind 18e eeuw) in Delft en Er waren toen in ons land vijf flessen- Amsterdam en omgeving op. fabrieken continu in bedrijf.9 Maar zelfs toen schoot de productie nog tekort zodat b. „MADERA WYN" in de eerste helft van de 18e eeuw nog grote Ook Madeira wijn werd omstreeks die- aantallen flessen uit het buitenland moes- 10 zelfde tijd in Nederland gebotteld en wel in ten worden ingevoerd. hetzelfde type „langhals"fles waarin de De vindplaatsen van de glaszegels die hier Constantia-wijn op de markt werd ge- besproken worden, zijn zeer ongelijk over bracht.14 De fles met zegel (1.05) werd in ons land verdeeld. Dit is deels te wijten aan Schagen gevonden. In Deventer kwam al verschillen in bouwactiviteit in de steden in eerder een gezegelde Madeira wijnfles aan de na- oorlogse jaren, maar zeker ook aan het licht.15 de ontplooiing in de 17e eeuw van een grote economische activiteit speciaal in de pro- c. „BOERGONIE WYN" vincie Holland, met de daarmede samen- In Amsterdam werd een gezegelde fles hangende welvaart die de wijnconsumptie opgegraven (1.06) van hetzelfde „langhals"- sterk stimuleerde." type als waarvan hierboven sprake was. De Vooral Amsterdam en omgeving leverden fles is te dateren omstreeks 1770-1800.16 veel glaszegels op, maar ook in de kop van Ook werd in Amsterdam een los zegel Noord-Holland zijn er veel aan het licht geborgen met een in detail afwijkend op- gekomen, mede doordat het Amsterdamse schrift (1.07). huisvuil in vroeger eeuwen daar werd ge- deponeerd. Van buiten de provincie Hol- d. „...TAGIE WYN" land zijn ons relatief weinig zegels gemeld. Ook dit zegel (1.08) werd waarschijnlijk in Ingedeeld naar de categorieën die hierbo- de 18e eeuw gestempeld. De tekst is slechts ven vermeld zijn, volgen nu de afbeel- gedeeltelijk leesbaar. De vindplaats is on- dingen en gegevens van de bijeengebrachte bekend. Zoals voor de „Boergonie wijn" is zegels. Is een fles (archeologisch) compleet, gesuggereerd, kan ook hier sprake zijn van dan is deze ook afgebeeld. De tekening van een Kaapse wijn, die door moest gaan voor het flesprofiel levert daarmede ongedwon- een destijds in ons land gewaardeerde, gen een overzicht van de vormontwikke- maar ons nu onbekende regionale wijn- ling van de wijnfles. Echter, doordat conti- soort. 236 e. „PYRMONT WATER" flessen van verschillende grootte, te date- Ook nu produceren de bronnen van Bad ren omstreeks 1750 (1.09; 1.10). Het zegel Pyrmont - vroeger de hoofdstad van het toont het sinds 1712 gevoerde wapen van Duitse vorstendom Waldeck-Pyrmont - het vorstendom. nog altijd grote hoeveelheden mineraalwa- 15 Zegels en flesfragmenten werden ge- ter. Pyrmont water werd al in de Romeinse borgen bij de opgraving van het kasteel van tijd als een geneeskrachtige drank be- Tilburg.17 Vier zegels zijn afkomstig uit schouwd. Het water werd in de 17e, maar Amsterdam, terwijl Haarlem, Enkhuizen, vooral indel8eenl9e eeuw naar alle delen Hooghout, Monster, Rotterdam en Dor- van de wereld verscheept. Voor de export drecht er elk één leverden. Een afwijkend werd gekozen voor de Engelse term: „wa- zegel (1.11) met randtekst „PIERMONT ter", omdat Engeland een zeer belangrijke WATER" toont alleen de ster van Wal- afnemer was. Ook in Nederland was het deck zonder het Pyrmontse ankerkruis. Pyrmont water zeer populair. Niet minder Het zegel is 17e-eeuws.18 De vindplaats is dan 28 zegels werden in ons land geborgen, helaas niet bekend. waaronder twee archeologisch complete De flessen voor het bottelen van Pyrmont ra

1.13 1. Glaszegels van wijn- en mineraalwater/lessen. De zegels zijn schaal 1: 2; de flessen schaal l: 4. Het bijpassende zegel is steeds links van de fles geplaatst. 237 water werden betrokken uit het aangren- borgen, evenals een los zegel met hetzelfde zende vorstendom .19 opschrift. Een tweede los exemplaar kwam in Amsterdam aan het licht. f. „DRIMINER WATER" Het zegel met „S V D" (2.04) duidt op de In Amsterdam en Ter Aar werden twee familie Steengracht van Duivenvoorde, die slecht gestempelde zegels met wapen en een dit kasteel in 1830 in bezit kreeg. Uit slecht leesbaar randschrift geborgen (1.12). dezelfde tijd stamt ook het wapenzegel van Het wapen toont in twee kwadranten het deze familie (2.39; zie verderop) dat op fles- Pyrmontse ankerkruis, een aanwijzing dat sen uit het tweede kwart van de 19e eeuw de bron vermoedelijk in het Pyrmontse voorkomt. Waar de flessen zijn geblazen, is moet worden gezocht. Het mineraalwater vooralsnog onduidelijk, maar een Neder- van het nabij gelegen Bad Driburg komt landse glasoven lijkt goed mogelijk. hiervoor in aanmerking, maar harde be- Voor zegels met Hollandse namen, zoals wijzen hiervoor ontbreken nog. „A Doelman 1708" (2.05) en „I Meyers 1711" (2.06), beide gevonden in Delft, g. „WILDUNGER WASSER" geldt ditzelfde: de flessen kunnen van Ne- Bad Wildungen, eveneens in het vroegere derlandse origine zijn, maar zekerheid hier- vorstendom Waldeck-Pyrmont gelegen, omtrent bestaat niet. exporteerde in de 18e eeuw ook veel mine- Er tegen zou kunnen pleiten, dat een fles raalwater. Eén zegel (1.13) werd in ons land met zegel „*P* VAN TIENEN" (2.07) die teruggevonden, maar helaas is de vind- hier uit de bodem kwam (nadere gegevens plaats niet bekend. ontbreken helaas), geblazen is in Holstein. Enig houvast voor het aannemen van een 2. Vastleggen van eigendom Engelse oorsprong van fles en zegel lijken A. Vermelden van de NAAM of de INI- de Engelse namen „John Miles 1700" TIALEN van de eigenaar. (2.08) en „Ralph & Dorothy Carter 1703" Indien we aannemen dat Nederlandse op- (2.09) te geven. Het eerste zegel komt uit drachtgevers bij voorkeur hun gezegelde Delft; het tweede uit de bodem van Rot- flessen in Nederland bestelden (waarvoor terdam. tot nu toe geen bewijzen zijn geleverd), dan „ V G B 1718" (2.10) is de tekst op een zegel zouden de hier volgende flessen als van gevonden in Amsterdam. Het is vrijwel Nederlandse oorsprong kunnen worden zeker van Engelse oorsprong. In deze com- beschouwd. binatie van drie initialen, gerangschikt in „*I*V* Lyaden 1706" (2.01) en „Jacobus een driehoek, wijst het bovenste initiaal (V) Van Driel Utreght 1706" (2.02). Beide fles- op de eerste letter van de achternaam van sen werden opgegraven op Zorgvliet te een echtpaar, terwijl de beide andere ini- Houten. De betrokkenen waren belangrijke tialen op de voornamen van de beide echte- ingezetenen van het dorp.20 Door een ver- lieden duiden.21 Buiten Engeland is dit gissing van de stempelmaker heeft Jaspar gebruik, voor zover wij weten, onbekend. van Lynden een partij fout gestempelde Ook vrijwel zeker van Engelse oorsprong is flessen ontvangen. Beide stempels zijn ver- de midden 17e-eeuwse fles uit Rotterdam moedelijk door dezelfde stempelmaker ge- met de initialen „G / R" (2.11). De ini- sneden. tialen zijn door middel van een stempel met „Rijkevorsel 1716" (2.03). Verscheidene verwisselbare letters aangebracht. In Enge- leden van deze bekende familie hebben in land waren dergelijke stempels tot om- het Rotterdam van de 18e en 19e eeuw een streeks 1680 in gebruik.22 Op het Continent vooraanstaande rol gespeeld. De 18e-eeuw- schijnt deze gewoonte geen ingang te heb- se Rijkevorsels waren kooplieden en reders, ben gevonden. die zich het bezit van eigen gestempelde In ons land zijn veel glaszegels uit Noord- flessen ongetwijfeld konden veroorloven. Duitsland teruggevonden. Twee exempla- De fles met zegel werd in Rotterdam ge- ren van een monogramzegel met de ini- 238 tialen GZR (2.12) werden geborgen bij de zoek bracht een voorraadfles van 25 liter opgraving in 1986 van een glasoven aan het inhoud met ditzelfde monogramzegel aan Kattendiep te Groningen die tussen 1687 het licht.26 Het monogramzegel „A D" en 1698 in bedrijfis geweest.23 De flesfrag- (2.14) stamt uit een Holsteinse glashut, menten met zegel zijn geen producten van maar deze kon nog niet worden gelocali- de oven geweest maar ze behoorden tot de seerd. Dit type zegel is in Amsterdam en ingekochte scherven, die iedere oven waar- Rotterdam gevonden. in gebruiksglas werd gemaakt, goed kon Een vrij groot aantal naam- en initiaalze- gebruiken. De initialen staan voor G(raf?) gels is niet te traceren. Dit geldt voor de Zu Rantzow. De familie bezat verscheidene gedateerde zegels met onleesbare namen landgoederen in de buurt van Kiel in (2.15-18), gevonden respectievelijk in Am- Sleeswijk-Holstein. Op hun terrein hebben sterdam, Delft en Rotterdam (tweemaal), aan het eind van de 17e en het begin van de alsook voor de initiaalzegels met jaartal 18e eeuw verscheidene glasovens gefunctio- (2.19-23), gevonden in Amsterdam, Delft neerd.24 en Rotterdam, wat de laatste drie zegels Het zegel met JF (2.13), gevonden tijdens betreft. Blijft over een aantal zegels met archeologisch onderzoek bij de spoortun- alleen initialen. De initiaalzegels (2.24-28) nelbouw te Rotterdam, blijkt gemaakt te werden gevonden in Amsterdam en omge- zijn in Mecklenburg.25 Het is te dateren in ving; de zegels (2.29-32) kwamen te voor- het begin van de 18e eeuw. Ook de VOC schijn respectievelijk bij het kasteel Am- heeft flessen uit deze glashut betrokken; in mersoyen, verder in Beverwijk, Rotterdam 1727 strandde de „Zeewijk" op de rotsen en Sluis. Van twee zegels (2.33; 2.34) is de van Gunn Island voor de westkust van vindplaats onbekend. Australië. Scheepsarcheologisch onder-

2.04

'2.05 2.06 2. Glaszegels met naam, initialen, huismerk of 2.07 wapenschild van de eigenaar. 239 B. HUISMERK Duitse oorsprong van het fleszegel (2.35), Een huismerk of koopmansmerk was een dat bij werkzaamheden aan de spoortunnel teken van eigendom. Vooral in Noord- te Rotterdam werd gevonden, mag hierin Duitsland komen deze merken op tal van niet worden gezien. Er is wel een Engels objecten voor, maar een bewijs voor de glaszegel met koopmansmerk bekend.27

2.35 240 C. WAPENSCHILD lem III (2.36) en van de adellijke families Dit kan zijn het wapen van een familie of Van Arkel (2.37) en Van Wassenaer (2.38). van een bepaalde autoriteit (land, stad, Het wapenzegel van prins Willem III organisatie). (1650-1702) werd gevonden in Medemblik, a. Familiewapens Amstelveen, Haarlem en tweemaal in Voorbeelden zijn de wapens van prins Wil- Leiden. Gezien het feit dat de drie zegels

2.42 met afbeelding van de Prins (3.01-03; zie randschrift dat goeddeels onleesbaar is, verderop) gemaakt zijn in Holstein, lijkt maar afwijkend lijkt, terwijl een sprin- ook voor dit wapenzegel een Noordduitse gende hond een ruiter lijkt te dragen) is wel oorsprong waarschijnlijk. als Holsteins herkend, maar het is nog niet Het wapen van de Van Arkels van het kas- zeker dat het ook uit de glashut Bossee teel Ammersoyen is op een intacte vier- stamt. Dit zegel is ons zeven maal gemeld: kante fles teruggevonden, te dateren in de twee maal uit Amsterdam en Schagen en eerste helft van de 17e eeuw.28 Ook werd verder uit Enkhuizen en Graft/De Rijp. eenzelfde zegel uit de gracht van het kasteel Van één zegel is de vindplaats niet bekend. geborgen. Het gedateerde wapenzegel met het rand- Op het terrein van het kasteel Duiven- schrift: „PIKE FEDES VON SCHLOTT" voorde te Voorschoten werden enkele ex- (2.44) is ook verscheidene malen in ons emplaren van zegels met het wapen van de land teruggevonden. Het toont het wapen Van Wassenaers aangetroffen en wel in van een glashandelaar in Itzehoe, een ex- twee, onderling iets verschillende, vormen. porthaven van Holstein, vlakbij de Elbe, De context waarin de zegels werden ge- westelijk van het tegenwoordige Hamburg vonden wijst op een datering rond 1700.29 gelegen. Het baken in het wapen wijst op de Op hetzelfde terrein werden ook gezegelde betrokkenheid bij de zeevaart.30 Het zegel flessen met het wapen van de familie Steen- werd driemaal in Amsterdam, en verder in gracht aangetroffen (2.39), die na 1830 in Graft/De Rijp, Rotterdam en Bourtange het bezit van het kasteel kwam. De flessen gevonden. zijn nog niet machinaal geblazen. Een ander wapenzegel met een hond (2.45) Ook buitenlandse wapenzegels zijn in Ne- dateert uit het laatste kwart van de 17e derland gevonden. Dankzij de informatie eeuw en is ook van Holsteinse origine. Van die wij in de afgelopen maanden hebben de initialen „EL VH" zijn de laatste twee verkregen, zijn verscheidene wapenschilden waarschijnlijk terug te voeren op de glas- als Duits herkend. meester Valentin Hoff (zie verderop; zegel Het wapenschild met een gevleugelde vis 6.01), werkzaam in de glashut Blomnath. (2.40) is vijf keer in ons land aan het licht Het werd tweemaal in Amsterdam en drie- gekomen: drie maal is het in Edam gevon- maal in Delft gevonden. den en één maal in Amsterdam en 's- Een gedateerd wapenzegel met onleesbaar Graveland. Het is het wapen van de graaf randschrift en een deels in spiegelbeeld Van Brockdorff, uit oostelijk Holstein. afgedrukt „ANO 1699" (2.46) is ook van Flessen met dit wapen zijn vervaardigd in Holsteins origine. De plaats van de glashut een glashut op zijn eigen landgoed, in Klet- is (nog) niet bekend. Het zegel werd ge- kamp. Het is wel merkwaardig, dat zijn vonden in Rotterdam, Haarlem en Edam. eigen flessen blijkbaar ook voor export Het wapenzegel van afbeelding 2.47 is naar Nederland gebruikt werden! gemaakt in de glashut te Wensin, Holstein. Het zegel met een wapenschild waarop een Het werd geborgen in Amsterdam in de springende hond is te zien (2.41), is het Bijlmer. Ook de wapenzegels 2.48-50 zijn wapen van Frau Abele Rantzau (of Rant- in Holstein gemaakt, maar verdere gege- zow), die tot 1715 een glashut op haar vens ontbreken vooralsnog. landgoed Bossee bezat. Het randschrift Het zegel 2.48 is afkomstig uit Veere. Het (2.42) bevestigt dit alles nog eens: „FRAV zegel 2.49 komt uit Rotterdam. Zegel 2.50 ABELE RANTZOW ZVM BOSSE IN is ons tweemaal gemeld, maar de vind- HOLSTEIN". De fles met zegel kwam in plaatsen zijn helaas niet bekend. Amsterdam aan het licht; losse zegels, Van de volgende wapenzegels (sommige op slechts in details verschillend van uitvoe- een (archeologisch) complete fles) is niet ring, werden in Amsterdam, Groningen, bekend waar deze gemaakt zijn. Het betreft Nijmegen, Leidschendam en Berkel gevon- allereerst drie 18e-eeuwse gezegelde fles- den. Een verwant zegel (2.43, met een sen, die uit de bodem van Amsterdam 242 (2.51-52) en uit Delft (2.53) zijn gekomen. op de glashut in Kletkamp. Twee zegels Het losse wapenzegel 2.54 werd gevonden zijn in Amsterdam gevonden; Edam, in Delft, Berkel, Purmerend en Voorburg; Groot-Schermer, Medemblik, Leimuiden zegel 2.55 stamt uit Delft en Haarlem. De en Groenekan zorgden elk voor één exem- zegels (2.56; 2.57) stammen uit Amsterdam plaar. en het zegel (2.58) komt uit Leiden. Van de De Nederlandse leeuw in een andere uit- zegels (2.59; 2.60) is de vindplaats niet voering (2.62) is gestempeld op een fles die bekend. rond 1700 mag worden gedateerd. Het zegel is gemaakt in de Holsteinse glashut b. Landswapen Schönhorst. Twee exemplaren zijn ons De Nederlandse leeuw is in verschillende bekend: geborgen in Amsterdam en in gestalten afgebeeld op glaszegels. Mogelijk Dordrecht.31 zijn de meeste flessen met een leeuwenzegel Een derde uitvoering toont een zegel af- in Holstein geblazen, maar in verschillende komstig uit Delft (2.63). De plaats van ont- glashutten. De fraaiste afbeelding toont staan is niet bekend. het zegel van glasmeester Elias Jüngling (2.61), met de initialen E. I. ter weerszijden c. Stads- en provinciewapens van zijn glasmeestersteken, een bokaal. Als voorbeeld dient de gezegelde fles uit het Fles en zegel kunnen gedateerd worden derde kwart van de 17e eeuw met het omstreeks 1680. Jüngling was werkzaam wapen van Amsterdam. Het zegel komt in ten minste twee onderling verschillende en landsheer van de Nederlanden (geb. uitvoeringen voor (2.64-2.65). Het rand- 1500/overl. 1558). Ook dit zegel is van schrift dat slechts op één enkel exemplaar Holsteinse oorsprong.31 Van de zeven ze- duidelijk leesbaar is luidt: gels die wij kennen, zijn er vier uit Amster- „CAROLUS URBEM SIC NOSTRAM dam afkomstig. Medemblik, Rijswijk en CAESAR LUSTRA VIT" („zo begunstigde Groningen leverden daarnaast elk één ex- (verlichtte) Keizer Karel onze stad"). emplaar.32 Bedoeld wordt Karel V, keizer van het Hei- Een slecht afgedrukt los zegel met de lige Rooms-Duitse Rijk, koning van Spanje afbeelding van een muurtoren (2.66) is

2.66 2.63 .65

2.70 afkomstig uit een glashut in Mecklenburg. Of we mogen aannemen dat de Admirali- Twee exemplaren werden in Amsterdam teit haar flessen in de Republiek liet zegelen, gevonden. weten we vooralsnog niet. Nader onder- zoek is gewenst. d. Admiraliteitswapens De Admiraliteiten waren in de Republiek 3. Herinnering aan een belangrijk personage der Verenigde Nederlanden de colleges, a. DE PRINS VAN ORANJE (koning-stad- waarbij het beheer der zeezaken berustte. houder Willem III) De Admiraliteit voerde twee gekruiste an- Drie verschillende versies van „PRINS kers in haar wapen en de initialen P(ugno) VAN ORANJE"-zegels zijn wij tegenge- P(ro) P(atria), „Ik strijd voor het Vader- komen: land". Het zegel (2.67) op een midden 17e- 1. „DER PRINS - 1696" (3.01). Dit is een eeuwse (archeologisch) complete fles kwam Holsteins ruiterzegel, gestempeld in de in Kampen aan het licht. Een vermoedelijk glashut van Wensin. De vondst van dit 18e-eeuws zegel met dezelfde voorstelling opvallende zegel, dat vermoedelijk bestemd (2.68) werd in Amsterdam gevonden. Het was om de populariteit van de prins wat op vrijwel identieke zegel, echter met de toe- te vijzelen33, is ons zesmaal gemeld: uit voeging van een vierde initiaal, de „M" Amsterdam, Haarlem, Velzen, Graft/De (2.69), kan mogelijk aan de Zeeuwse Ad- Rijp en Rotterdam. Van één zegel is de miraliteit te Middelburg worden toegeschre- vindplaats onbekend. ven. Twee exemplaren zijn ons bekend: één uit Rotterdam en één afkomstig van een 2. Een ruiterzegel, in twee verschillende onbekende vindplaats. uitvoeringen (3.02; 3.03) waarvan één met Ook uit Rotterdam is een Admiraliteitsze- een slechts gedeeltelijk leesbaar randschrift. gel (?) met drie andere initialen tussen de Beide zegels zijn afkomstig uit de Hol- ankers (2.70) afkomstig. De betekenis steinse glashut te Kletkamp en zijn te date- hiervan ontgaat ons nog. ren rond 1700. Het zegel met het rand-

3.02

3.04

3.06 3. Glaszegels ter herinnering aan een belangrijke persoonlijkheid. 245 schrift werd gevonden in Amsterdam, Scha- ton, maar blijkt ook als ruiter te paard voor gen en Dordrecht. Van twee exemplaren is te komen. de vindplaats niet bekend. De andere versie 1. BACCHUS OP EEN TON. Drie versies kwam in Delft, Geervliet en Houten aan zijn ons bekend, waarvan twee met rand- het licht. schrift. Het zijn producten van Holsteinse glashutten en omstreeks 1700 te dateren. 3. „VIVAT DE PRINCE VON ORANIEN". Het randschrift luidt: „PRUFT DE WIEN Ook flessen met dit zegel (3.04) zijn in aan- EN REIS WEL". Het zegel met de leesbare zienlijke aantallen geïmporteerd, gezien de tekst (4.01) is ontstaan in de glashutten 11 exemplaren die wij zijn tegengekomen. Langwedel en Bossee. Het werd ons zes Het werd gemaakt in de Holsteinse glashut maal gemeld, namelijk uit Amsterdam te Perdoel. Zegels werden gevonden in (tweemaal), Rotterdam, Delft, Den Haag Amsterdam (tweemaal), Rotterdam (drie- en een onbekende vindplaats.35 maal), Utrecht, Den Haag, Voorburg, Het zegel met vermoedelijk dezelfde rand- Purmerend en Groningen. Van één zegel is tekst - echter onvolledig en daardoor niet de vindplaats niet bekend. goed te lezen (4.02) - kwam in Amsterdam en Schagen aan het licht. De exacte pro- b. DE KONING VAN SPANJE ductieplaats is (nog) niet bekend. Een grote fles met zegel (3.05), te dateren De derde versie van een zegel met dit omstreeks 1670, werd geborgen in Delft. Bacchus-motief (4.03) toont geen rand- Een los zegel is in Amsterdam gevonden. schrift. De plaats van ontstaan noch de Het randschrift van het zegel toont een Nederlandse vindplaats zijn bekend. onduidelijkheid: „VIVA LE ROY D*ES- PALONE"(?). In verband met de datering 2. BACCHUS TE PAARD. Van dit zegel van de fles, kan de voorstelling alleen be- zijn ons twee exemplaren bekend, die in trekking hebben op Philips IV (1621-1665) kleine details verschillen (4.04). De zegels of op Karel II (1665-1700). Het borstbeeld zijn gemaakt in de glashut in Blomnath; ze wordt geflankeerd door de letters H en M. zijn in Amsterdam en Schagen aan het licht Vooralsnog kennen we hiervan niet de gekomen. betekenis, maar het is vrijwel zeker dat dit de initialen zijn van een glasmeester, werk- b. FORTUNA, de godin van het (nood)lot zaam in Perdoel (Holstein), waar de fles is Een vrij groot aantal FORTUNA-zegels geblazen. zijn in Nederland te voorschijn gekomen, merendeels te dateren in de tweede helft c. CHRISTIAAN V van de 17e eeuw. Christiaan V was koning van Denemarken Verscheidene glasmeesters hebben de For- (1646-1699) en van Noorwegen (1670- tuna-figuur in hun wapen opgenomen. Dit 1699). Het grote flessezegel (3.06) zou zijn geldt in het bijzonder voor de familie Gun- gestempeld met behulp van een munt.34 delach, bekende Holsteinse glasblazers. Het zegel werd in het laatste kwart van de Maar ook een lid van de familie Cunckel 17e eeuw gestempeld in de glashut te heeft dit motief gebruikt. Lammershagen, in Holstein. Het werd te- Fortuna wordt gewoonlijk afgebeeld met ruggevonden in Rotterdam (twee exem- een zeil, staande op de (al dan niet gevleu- plaren), Delft, Graft/De Rijp en Medem- gelde) wereldbol. blik.31 Zegels met de Fortuna-figuur en de namen of initialen van leden van de familie Gun- delach zijn op ten minste vier verschillende 4. Mythologische en allegorische voorstel- plaatsen in Holstein gemaakt. lingen Fran(t)z was glasmeester in Perdoel (4.05; a. BACCHUS, de god van de wijn 4.06); Frantz Abraham, zijn zoon, werkte Wordt gewoonlijk afgebeeld rijdend op een in Rumohrhütten (4.07; 4.08); Caspar Fre- 246 derich, zoon van Frantz Abraham, was van kasteel Ammersoyen; (4.09) Krommenie 1703 tot 1710 glasmeester in Kletkamp en Amsterdam; (4.10) Zwolle. Van twee (4.09). Tobias werkte in Wittenberg (om- zegels is de vindplaats niet genoteerd. streeks 1660/70; zegel 4.10). Van drie Fortuna-Cunckel-zegels (van de Van zes zegels is de vindplaats bekend: glasmeester Iohan Cunckel36) kwamen er (4.05) Purmerend en Enkhuizen; (4.08) twee uit Amsterdam; van de derde - fles

3.15 4. Glaszegels met een mythologische of allegorische voorstelling. 247 met zegel (4.11) - is de vindplaats niet 5. Nummering van voorraadflessen bekend. De fles is omstreeks 1670 in Lang- Flessen met glaszegels met een gekroond wedel geblazen. getal (de kroon wijst op een privilege van Fortuna als centrale figuur is ons ook met de landsheer) zijn in het begin van de 18e een opwekkend randschrift bekend: eeuw geblazen ten behoeve van apothe- „LAET DAT GLASIEN ENS VMGAEN" kers. De nummering liet gemakkelijker (4.12). Deze tekst is met een kleine variatie ordening toe van voorraadflessen. De fles- ook op een ander zegel terug te vinden sen werden mogelijk in Brandenburg of (4.13). Het eerste zegel is gestempeld in Holstein gemaakt.39 Kletkamp, maar ook in Wittmoldt. Het is Een zegel met een gekroonde „9" (5.01) is te voorschijn gekomen in Rotterdam, Den in Amsterdam/Bijlmer gevonden; een Haag, Zwolle en Groningen. Het tweede, groot flesfragment met zegel „12" (5.02) aangebracht op een archeologisch com- kwam bij opgravingswerkzaamheden in plete fles, komt uit Amsterdam, toont Bourtange aan het licht.40 naast de Fortuna-figuur vier initialen, die Ook een ordening door middel van (ge- echter nog niet geduid konden worden. kroonde) letters is bekend. Het zegel met Afwijkende Fortunazegels (4.14; 4.15) een gekroonde „C" (5.03) is waarschijnlijk kwamen in Amsterdam aan het licht. afkomstig uit Brandenburg.41 Het is ge- Het eerste zegel is zeker uit Holstein af- vonden in Amsterdam. komstig; de oorsprong van het tweede zegel met tekst „FORTUNA LUNA" is (nog)onbekend.

c. EMBLEMATA 1. De struisvogel met het hoefijzer in zijn bek (4.16). De voorstelling duidt op de hardnekkigheid. Het is een geliefde voor- stelling, die niet alleen op glaszegels, maar ook op andere voorwerpen, bijvoorbeeld op pijpekoppen voorkomt.37 De initialen op het zegel, C en S, verwijzen naar de 5-02 5.03 glasmeester Caspar Strecker die in het derde kwart van de 17e eeuw op verschil- 5. Glaszegels van voorraadflessen in de apotheek. lende hutten in Holstein heeft gewerkt.38 Twee exemplaren van het zegel werden in Amsterdam aan het licht gebracht; maar 6. Overige ook in België is het gevonden.31 Vanzelfsprekend zijn niet alle zegels in de Het zegel met een engel tussen initialen hierboven genoemde categorieën onder te (4.17) hoort toe aan een lid van de familie brengen. Degene waarvan nadere gegevens Gundelach, namelijk Engelhard(t): „EH". bekend zijn, volgen hier in het kort. ,,GL" staat voor Gundelach. Bovendien Uit de jaren tachtig van de 17e eeuw stamt heeft de Engel een Hart in de rechter hand de archeologisch complete fles met zegel (op het zegel niet te herkennen!) terwijl (6.01) waarop een vogel en de initialen „V hij/zij met de linkerhand een blaaspijp H" zijn te zien. Het is het zegel van glas- vasthoudt! meester Valentin Hoff, die op de glashut te Blomnath bij Plön (Holstein) werkte. Fles Engelhard(t) Gundelach werkte omstreeks en zegel kwamen in Bourtange aan het 40 1670 in Kletkamp. Het zegel kwam in licht. Het zegel met een boom, met in het Amsterdam en in Rotterdam aan het licht. randschrift „IACOB B(?) 1688" (6.02) 248 6.02

6.03 6.04

6-10 6.07

6.08

6.12 6.13

i<3E2DIMIE) I 6.15 6.16 "6J9 6.21

6. Overigepre-industrieel en industrieel vervaardigde glaszegels. 249 komt van een onbekende vindplaats. Ook Nabeschouwing over de ontstaansplaats tasten we in het Uit het verzamelde materiaal komt naar duister. voren, dat de in Nederland aan het licht Het zegel met een koninklijk(?) portret en gekomen flessezegels voor een zeer aan- de initialen „T O" (6.03), vermoedelijk zienlijk deel afkomstig zijn uit Noord- omstreeks 1700 ontstaan, werd in Rotter- Duitsland, en wel met name uit (Slees- dam gevonden. wijk-)Holstein. Een vijftal zegels met vis(sen) en initialen is Deze bevinding wijst op nauwe handels- in verschillende versies geborgen. De pro- verbindingen tussen de Noordduitse glas- ductieplaatsen zijn ons niet bekend. Ze zijn productiecentra en de Republiek. Deze zeker niet van Noordduitse oorsprong. relaties zijn ons inziens, althans wat de Een aanwijzing dat we met een gemeente- import van gebruiksglas betreft, te lang wapen te maken hebben, zou eventueel onderbelicht gebleven. voor zegel 6.04 kunnen gelden: het Urker Teveel is gewoonlijk naar andere Duitse wapen toont één naar links zwemmende productiecentra gekeken, met name naar 42 vis. Graag zou men ook de drie vissen het Main-Rijn-Wezergebied. We weten nu (6.07) willen verbinden aan een belangrijke, dat naast veel huishoudelijk keukenglas met de visserij verbonden stad, zoals Enk- (zoals Weckflessen en ander inmaakglas) huizen, maar daar zwemmen de (individu- sinds de 17e eeuw ook flessen in grote hoe- eel gekroonde) vissen naar rechts! Moge- veelheden hun weg uit Noord-Duitsland lijk hebben we met een familiewapen te naar de Republiek vonden. maken, zoals bijvoorbeeld dat van een 43 We mogen echter conclusies, getrokken op familie Van Alphen. De betekenis van de grond van hetgeen hier gesteld is, ten aan- initialen op de verschillende vissenzegels zien van de gezegelde fles, niet zondermeer ontgaat ons. Fles en zegel met de omge- overdragen op alle flessen die in de Repu- keerde „N" (6.05) kan omstreeks 1750 bliek in gebruik waren. Het aantal ongeze- gedateerd worden. Deze werd in Den Haag gelde flessen is immers vele malen groter gevonden. Uit Amsterdamse bodem komen geweest dan het aantal gezegelde exem- de zegels 6.06 en 6.07; het zegel 6.04 kwam plaren. in Hooghalen aan het licht. De vindplaats van het kleinste zegel (6.08) is niet bekend. In Mecklenburg bijvoorbeeld werd uit Een 19e-eeuwse, maar nog niet geheel concurrentieoverwegingen juist vooral „industrieel" vervaardigde fles met zegel naamloos, niet als zodanig herkenbaar (6.09) kwam in Purmerend en Dordrecht voorraadglas geproduceerd omdat dit ma- aan het licht. teriaal op méér markten kon worden ge- sleten.44 De hierna volgende zegels, afkomstig van Tenslotte roepen wij de lezer gaarne op ons industrieel vervaardigde flessen, zijn me- ook nog verder op de hoogte te houden van rendeels te dateren in de tweede helft van nieuw vondstmateriaal, opdat in de toe- de 19e eeuw. Ze zijn aangebracht op wijn- komst een vollediger overzicht over dit flessen, maar bovenal op flessen met gedis- onderwerp zal kunnen verschijnen. tilleerd. Wij beelden ze hier af met vermel- ding van vindplaats zonder verder com- Dankwoord mentaar. Onze bijzondere dank gaat uit naar de heer Zegels 6.10-11 komen uit Amsterdam; H.-J. Kruse, directeur van het Kreismu- 6.12-14 uit Rotterdam (6.13 ook uit Den seum te Plön, Sleeswijk-Holstein, BRD, Haag); 6.15 uit Voorschoten; 6.16 uit naar de heer R. Wendt, directeur van het Loosduinen. De vindplaats van de zegels Mecklenburgisches Volkskunde Museum 6.17-19 en 6.21 is onbekend. Van dit laatste in Schwerin-Muesz, DDR en naar de heer zegel zijn nog twee versies gevonden (6.20 H. Hentschel, directeur van het Heimat- en 6.22), waarvan één in Amsterdam en één museum te Goldberg, DDR. Zij hebben in Voorschoten. ons in de jaren 1988-1990 steeds met veel 250 enthousiasme met documentatie en advie- 25 Het zegel is afkomstig uit de Karow-hut, zen terzijde gestaan. Ook diegenen die Kreis Lübz, DDR. gereageerd hebben naar aanleiding van 26 Ingelman-Sundberg 1978, p. 33. Grote onze oproep zijn wij zeer erkentelijk. voorraadfles met zegel; inv.nr. ZW 1057. 27 Wills 1974, p. 29. 28 Lunsingh Scheurleer 1986, p. 161-165. Noten 29 Vriendelijke mededeling van Frans Lauren- 1 McNulty 1972, p. 144-148. tius, Voorschoten. 2 Dorsman 1985, p. 44-49. 30 Poser 1989a, p. 10. 3 Dorsman 1985, p. 45; Friese en Friese 1990, 31 Ook in België is dit zegel aan het licht p. 83. gekomen, namelijk bij het uitbaggeren van 4 Wendt 1977, p. 19. de Dyle bij Mechelen (Vandenberghe 1982, 5 De verzamelaarsclub „De Oude Flesch" p. 137 en fig. 6). (secr. postbus 21, 4844 ZG Terheijden) 32 De twee versies die wij van dit zegel kennen, organiseert enkele keren per jaar een „eve- zijn vermoedelijk in twee verschillende hut- nement" waarop voornamelijk 19e-eeuws ten gemaakt, namelijk in Rastorf en in Wit- materiaal ter tafel komt. Zij geeft een club- tenberg, beide in Holstein gelegen. De beide blad uit, speciaal gewijd aan het ambachte- versies verschillen ondermeer in de plaats lijk vervaardigde oude gebruiksglas. Zij pu- waar het randschrift begint, maar ook verder bliceerde in 1979 De Flessenloods: namen en zijn de details niet gelijk. kenmerken van gebruiksflessen. 33 Alle „Der Prins"-zegels dragen het jaartal 6 Poser 1989b, p. 22-23. 1696, waarin de vredesbesprekingen werden 7 McNulty 1971, p. 95. hervat, die het volgend jaar zouden resulte- 8 Dorsman 1985, p. 62 is hier o.i. te positief ren in de Vrede van Rijswijk. Deze maakte wat de kleurverschillen betreft. een einde aan de negenjarige oorlog tussen 9 Dorsman 1985, p. 99. Lodewijk XIV en de coalitie onder leiding 10 Hudigl923, p. 115. van zijn meest hardnekkige tegenstander, 11 Dorsman 1985, p. 87-88. Willem III. In de Republiek waren velen de 12 Dorsman 1985, p. 98enafb. 133.3 en 4. Ook oorlog met zijn nadelige gevolgen voor de De Oude Flesch, 1984. No 21 beschrijft de economie beu. Er heerste het gevoelen door geschiedenis van „Constantia". de Stadhouder slechts te zijn gebruikt voor 13 Abrahams 1987, p. 11-13 en PI. 4. zijn anti-Franse politiek. Uitzicht op vrede, 14 Dorsman 1985, p. 97-98. tot uitdrukking gebracht door het in omloop 15 Dorsman 1985, p. 98 en afb. 37b; ROB brengen ondermeer van gezegelde flessen opgraving Beurseplein, Deventer. met afbeeldingen van de Prins, zou mogelijk 16 Dorsman 1985, p. 98. In zijn noot 53 ver- zijn populariteit weer wat kunnen doen meldt hij dat deze stempeling vermoedelijk stijgen (informatie van H. M. Zijlstra- betrekking heeft op een Zuid-Afrikaanse Zweens te Paterswolde). wijn van Bourgondisch karakter. 34 Vriendelijke mededeling van de heer K.-H. 17 Stoepker 1986, p. 151 en p. 165-166. Hij Poser, Neumünster (Holstein). vermeldt dat Pyrmontwater in flessen van 35 Poser 1989c, fig. 4-014. Het betreft een Hol- uiteenlopende inhoudsmaat gebotteld werd, landse bodemvondst die nu weer in het bezit variërend tussen 3/4 en drie liter. Het frag- is gekomen van het Kreismuseum te Plön, ment 1.09 heeft vermoedelijk behoord tot BRD. een fles met een inhoud van drie liter (re- 36 Iohan Cunckel was een telg uit een bekende constr. op basis van Vosgerau 1988, afb. 29). glasmeestersfamilie. Zijn naam- en leeftijds- 18 Vosgerau 1988, p. 175. genoot Johann Kunckel is bekend als auteur 19 Vosgerau 1988, p. 173. van het beroemde werk Ars Vitraria uit 1679, 20 De Keijzer 1989, p. 13-15. dat ook nog gedurende de hele 18e eeuw als 21 McNulty 1972, p. 147 en fig. 99. staandaardwerk voor de glasmaker gold. 22 Noël Hume 1956, p. 103. 37 Zie bijvoorbeeld Friederich 1975, afb. 29.4. 23 Henkes en Stam 1988, p. 225 en afb. 253. 38 Strecker werkte in de glashut op het land- 24 De glashutten in Kletkamp en Bossee pro- goed Depenau bij Plön (Holstein); later in duceerden, zoals de meeste Holsteinse ovens, Nehmten en in een glashut op de Seger- voor de export, vooral naar de Republiek. berger Heide. Veel voorbeelden van Holsteins gebruiks- 39 Poser 1989b; Friese u. Friese 1989. glas zijn aanwezig in het Kreismuseum te 40 De resultaten van de opgravingen van de Pion, BRD. 251 vesting Bourtange (in de provincie Gro- Keijzer, L. de, 1989. „Uit de regio". Jaarverslag ningen) zijn helaas nog niet gepubliceerd. 1989, AWN-afdeling Utrecht en omstreken, 41 Friese en Friese 1989, p. 56. 13-15. 42 Zie Sierksma 1968. Lunsingh Scheurleer, D. F., 1986. Vondsten uit 43 Het standaardwerk over familiewapens in de kasteelgracht. In: D. J. G. Buurman e.a. Europa (waaronder Nederland een belang- (red.) Ammersoyen; bijdragen tot de geschie- rijke plaats inneemt) is Armoiries des Famil- denis van het kasteel, de heerlijkheid en de ies contenues dans l' Armorial Général door heren van Ammersoyen. Zutphen, 161-165. J. B. Rietstap, 1'Institut Héraldique Univer- McNulty, R. H., 1971. Common beverage bott- sel, Parijs 1903. Het bevat ver over de 100.000 les: their production, use and forms in afbeeldingen van wapenschilden, alfabetisch seventeenth- and eigteenth-century Nether- op familienaam gerangschikt. Een index op lands. Part I. Journal of Glass Studies 13, in wapenschilden afgebeelde objecten ont- 91-119. breekt helaas. McNulty, R. H., 1972. ibidem. Part II. Journal 44 Wendt 1977, p. 19. of Glass Studies 14, 141-148. Noël Hume, I., 1956. A century of London glass Literatuur bottles. 1580-1680. The Connoisseur Year- Abrahams, G., 1987. Seventeenth and eigh- book, 98-103. teenth century glass bottles excavated from Poser, K. H., 1989a. Ein Holsteiner Glassiegel Fort De Goede Hoop, Cape Town. Annals von 1663. Glas historische Notizen 2, 10-11. South African CulturalHistory Museum 1,1- Poser, K. H., 1989b. Siegel mit Zahl und Krone. 13. Glas historische Notizen 2, 22-25. Dorsman, W., 1985. De drankfles in de Noorde- Poser, K. H., 1989c. Flasche und Siegel des lijke Nederlanden. 1600-1800 (Doet. scriptie) Holsteiner Glasmachers Iohan Cunckel. Leiden. Glas historische Notizen 3, 42-44. Friederich, F. H. W., 1975. Pijpelogie. Den Sierksma, KI., 1968. De gemeentewapens van Haag. Nederland. Friese, R., en K. Friese, 1989. Brandenburgi- Stoepker, H., 1986. Graven naar het Kasteel van sche Glasmarkenserien mit Krone über gros- Tilburg. Waalre. zen Antiqua-Buchstaben. Glas historische Vandenberghe, S., 1982. Les verres de 1'époque Notizen 3, 56-58. médiévale et post-médiévale découverts au cours de fouilles récentes a Malines. Zeitschr. Friese, R., en K. Friese, 1990. Die Marken der f. Archaol. Mittelalters, 10, 133-145. Glashütte Chorin. Glas historische Notizen 5, 82-84. Vosgerau, H. G., 1988. Mittelalterliche Brunnen Henkes, H. E., en G. H. Stam, 1988. Gebruiks- am Markt in Oldenburg. In: Oldenburger glas. In: Broekhuizen, P. H., et al. (red.) Jahrbuch 88, 173-175. Kattendiep Deurgraven. Historisch- Archeo- Wendt, R., 1977. Das Waldglas. Schwerin logisch Onderzoek aan de Noordzijde van het (DDR). Gedempte Kattendiep te Groningen. Gro- Wills, G., 1974. English Glass Bottles. Edin- ningen. burgh. Hudig, F., 1923. Das Glas. (Diss.) Zürich. Ingelman-Sundberg, C, 1978. Relies from the Dutch East Indiaman, ..Zeedijk", Foundredin Landswerf 1 1727. (Western Australian Museum) Perth. 3211 BR Geervliet

252 AWN-afdeling Midden-Brabant in 1989: het jubileumjaar in woord en beeld1

F.van Nuenen

Inleiding langrijkste resultaten van het veldwerk de Na de oprichting van de AWN-afdeling revue zullen passeren. Midden-Brabant in 1984 betekende het jaar 1989 een vijfjarig jubileum voor de nog Jubileumactiviteiten 1989 jonge afdeling. Het afdelingsbestuur was De landelijke AWN-jaarvergadering is van mening dat deze gebeurtenis met ge- reeds uitvoerig door een van uw redacteu- paste trots moest worden gevierd. Daartoe ren geëvalueerd. In het algemeen overheers- werd een aantal jubileumactiviteiten opge- te de mening dat op een genoeglijke dag in zet: de uitgifte van een themanummer het Brabantse land kon worden terugge- „Midden-Brabant" van Westerheem, de zien. Het themanummer „Midden-Bra- organisatie van de landelijke jaarvergade- bant" heeft een ieder reeds lang en breed in ring van de AWN, het naar Midden-Bra- de bus gehad en is dus gesneden koek, bant halen van de Contactdag voor Bra- waarover men zelf een oordeel kan vormen. bantse Amateur-archeologen en het orga- Hier zullen we wat dieper ingaan op de niseren van een overzichtstentoonstelling. Contactdag voor Brabantse Amateur-ar- Al deze activiteiten legden een groot beslag cheologen en de jubileumtentoonstelling. op het bestuur, waardoor het veldwerk Al meer dan tien jaar wordt de traditionele noodzakelijkerwijs een stapje terug moest Contactdag voor Brabantse Amateur-ar- doen. Desalniettemin werd er toch nog het cheologen door de Archeologische Sectie nodige onderzoek verricht. Hieronder zal van Het Noordbrabants Genootschap geor- eerst kort worden ingegaan op een aantal ganiseerd. In 1989 kon dit evenement naar jubileumactiviteiten waarna tenslotte, in Midden-Brabant worden gehaald, waarbij aansluiting op het themanummer, de be- de afdeling voor haar provinciale collegae

1 = Goirle 2 - Waalwijk 3 = Berkel-Enschot 4 = Tilburg

1. Het werkgebied van de AWN-afdeling Midden-Brabant, met daarin aangegeven de lokaties van de in 1989 verrichte onderzoeken, waarnemingen en vondstmeldingen. 253 ARCHEOLOGIE IN MIDDEN BRABANT

t/m 1 september

GEMEENTEARCHIEF TILBURG KAZERNEHOF 75 - TILBURG Openingstijden:

Dinsdag, woensdag, donderdag 09,00 - 12.30 uur 13.00 - 17.00 uur Donderdag 19.00 - 22.00 uur Vrijdag 09.00 - 12.30 uur Maandag, zaïerdag en zondag gesloten. Toegang gratis. De tentoonstelling -Archeologie in Midden- Brabant" is georganiseerd door de Archeolo- gische Werkgemeenschap voor Nederland, ald. Midden-Brabanl, in samenwerking mei het Gemeentearchief Tilburg. Ier gelegenheid van 5 jaar Archeologische Werkgemeen- schap voor Nederland atd. Midden-Brabanl. Catalogus verkrijgbaar

2. Begeleidend affiche bij de jubileumtentoonstelling in het Gemeentearchief Tilburg, ontworpen door G. de Bruijn.

254 in het zonnetje werd gezet. De ochtenduren meentearchief Tilburg. Binnen het bredere werden traditioneel gevuld met lezingen. kader van een algemeen up-to-date archeo- De provinciaal archeoloog W. J. H. Ver- logisch overzicht namen de door de afde- wers ging in op de relatie tussen beroeps- en ling behaalde resultaten een markante amateur-archeologen. De ROB-opgraving plaats in. te Goirle, Groote Akkers, werd geroemd In de tentoonstelling werd door een even- als het resultaat van een goede samenwer- wichtige opbouw een overzicht gepresen- king tussen beiden. Vervolgens gaf onder- teerd van alle archeologische perioden in getekende een korte uiteenzetting over de Midden-Brabant. Voor de Steentijden be- resultaten van eerder onderzoek op de tekende dit dat hiervoor geheel uit externe Groote Akkers dat door de AWN-afdeling bronnen moest worden geput. De kennis Midden-Brabant was verricht. Daarbij en inbreng van R. Peeters, archief-mede- passeerden in kort bestek de bewonings- werker, was hierbij onmisbaar. De overige sporen uit de Midden- en Late Ijzertijd en perioden (Bronstijd, Ijzertijd, Romeinse de vroegmiddeleeuwse waterputten de re- tijd en Middeleeuwen) waren vertegen- vue. De ochtendsessie werd afgesloten door woordigd door opgravingstekeningen en J. Hendriks met een lezing over een nood- vondsten van de afdeling, aangevuld met onderzoek op de Zelt te Moergestel waarbij topstukken uit de collectie van het Noord- in een korte opgravingscampagne een groot brabants Museum, de ROB, het Gemeen- gedeelte van een vroeg inheems-Romeinse tearchief Tilburg en particulier bezit. Het landelijke nederzetting werd blootgelegd. totaal bood door middel van tekeningen, Na de middagpauze stond een bezoek aan foto's en vondsten een zo compleet moge- de ROB-opgraving op het programma. Bij lijk inzicht in het leven, wonen en werken de schaft- en werkkeet werd de aanleiding van de mens in het verleden. Een inzichte- tot en het verloop van het onderzoek lijke catalogus begeleidde de tentoonstel- uiteengezet. In een van de werkputten was een fraaie 12e-eeuwse bootvormige huis- ling. plattegrond te bezichtigen. Al met al werd de bezoeker een beeld De traditionele afsluiting van de dag bood geschetst van de huidige stand van het ar- gelegenheid tot onderlinge contacten, korte cheologisch onderzoek in Midden-Brabant. presentaties van interessante vondsten en De vele, zelfs buitenlandse, bezoekers en probleemgevallen. Met ruim 80 bezoekers hun positieve reacties maken duidelijk dat mocht deze contactdag een succes genoemd op een geslaagde jubileumactiviteit mag worden. worden teruggezien.

De activiteiten in het jubileumjaar 1989 ROB-onderzoek Goirle, Groote Akkers 1989 werden afgesloten met een overzichtsten- De door de ROB rondom de Guido Gezel- toonstelling: „Archeologie in Midden-Bra- lelaan uitgevoerde opgraving besloeg ca. 1 bant" (afb. 2). ha. Aan beide zijden van de weg werd een Reeds lang koesterde het afdelingsbestuur terrein van 100 x 95 meter blootgelegd. de wens om de resultaten van het veldwerk Onder leiding van veldtechnicus G. van middels een tentoonstelling aan het grote Haaff en onder wetenschappelijke verant- publiek kenbaar te maken. Het jubileum woordelijkheid van provinciaal archeo- van de afdeling was een mooie gelegenheid loog, W. J. H. Verwers, werd een laat- om deze wens te realiseren. Een speciaal in middeleeuwse nederzetting onderzocht. het leven geroepen tentoonstellingscommis- Daar de uitwerking van dit onderzoek nog sie toog reeds in 1987 aan het werk. De in volle gang is, wordt hier volstaan met aanvankelijke opzet van een overzichtsten- een kort voorlopig verslag. toonstelling van het afdelingswerk in het De begrenzing van de nederzetting kon in Noordbrabantse Natuurmuseum groeide het noorden, oosten en zuiden worden tenslotte uit tot de tentoonstelling „Ar- vastgesteld; in het noordwesten verhin- cheologie in Midden-Brabant" in het Ge- derde aanwezige bebouwing nader onder- 255 zoek. De nederzetting was gesitueerd op afmetingen van 8x8 meter waardoor een dekzandrug die door een ondiepe de- tevens de breedte van het huis bepaald was. pressie was omgeven. De lengte bedroeg ca. 20 meter. Op ca. 30 De laatmiddeleeuwse nederzetting bestaat meter van het huis bevond zich een water- uit drie, mogelijk vier kernen, die min of put. Deze waterput was opgebouwd uit een meer in een halve cirkel, met de opening vierkante constructie van rechthoekige naar het noorden, zijn gegroepeerd. Een planken die ondersteund werden door ver- erfafscheiding tussen de kernen werd niet tikaal ingeslagen palen. Uit de waterput aangetroffen. Elke kern was samengesteld kwam een fragment van een houten schijf- uit een woonhuis met een of meerdere bij- wiel te voorschijn. De Romeinse bewoning gebouwen (schuurtjes en spiekers). moet in het midden van de 2e eeuw na Chr. De woonhuizen behoorden tot het drie- gedateerd worden. schepige type, dat gekenmerkt wordt door drie of vier paar zware staanders die in AWN-onderzoek Goirle, Groote Akkers 1989 grote kuilen zijn ingegraven en in een Het bouwrijpmaken van het terrein direkt rechte lijn staan, terwijl zich aan de korte ten noorden en noordwesten van het door zijde één of een paar palen bevinden. de ROB opgegraven areaal werd door de Slechts in enkele gevallen zijn sporen van leden van de AWN-afdeling nauwlettend wandpalen die buiten de gebinten stonden, gevolgd. Met name in de rioleringssleuven teruggevonden. De breedte van het huis kon zodoende de lokatie van de bewo- komt daarmee op ca. 8 meter, terwijl de ningssporen worden geregistreerd. In over- lengte varieert van 13-21 meter. Bij som- leg met en dankzij financiële steun van de mige huizen werden hoekpalen aangetrof- gemeente Goirle kon in het najaar van 1989 fen in het verlengde van de rij zware palen, een opgraving worden gestart in de noord- waardoor een rechthoekige plattegrond westhoek van de zesde fase van het nieuw- ontstond. bouwplan „De Groote Akkers" (afb. 3). Eén huisplattegrond was van een afwij- Hier vigeerde lange tijd het toponiem kend type: in het midden van de uiterste „Hondsbosch". gebinten stonden zware middenstaanders In twee werkputten werd een ca. 1000 m2 waardoor een twee-schepige huisplatte- groot terrein opgegraven. Door reeds aan- grond werd gevormd. De ene korte wand gelegde wegen en aanwezige bekabeling was tapsvormig terwijl de er tegenover kon helaas geen aaneensluitend gebied gelegen korte wand een min of meer afge- worden onderzocht. Desalniettemin kon- rond uiteinde vormde. De afmetingen van den toch de volgende resultaten worden dit gebouw bedroegen ca. 13 x 6,5 meter. geboekt. De bijgebouwen (schuren) waren niet bre- In de werkputten werd een dekzandkopje der dan 5 meter bij een maximale lengte aangesneden dat aan de zuid- en oostzijde van 11 meter, waarbij de basisconstructie door een ondiepe depressie was omgeven. bestond uit drie tot vijf paar palen met Aan de west- en noordzijde kon dit niet soms in de korte wand een middenstaander. worden vastgesteld. Het dekzandkopje was De maten van de meest vier-palige spiekers oost-west georiënteerd. De depressie wa- varieerden van 2 x 2 tot 4 x 4 meter. Aan de terde op de naar het oosten en zuidoosten hand van de vondsten moet de nederzetting gelegen rivier de Leij af. Het dekzand was in de 11 e-12e eeuw na Chr. gedateerd herkenbaar aan de losse struktuur en de worden. gele kleur van het zand. De depressie had Op dezelfde plek werden ook Romeinse een zware lemige ondergrond die grijsgeel bewoningssporen aangetroffen. Van een van kleur was. In het profiel van de depres- huis werden de sporen van vijf zware nok- sie wezen donkere humeuze lagen op een balkdragers teruggevonden. Tussen de oude bodem die onder natte omstandig- derde en de vijfde paal bevond zich een heden moet zijn gevormd. Boven op het potstal die min of meer vierkant was, met dekzandkopje ontbraken deze lagen. Het 256 3. Goirle, Hondsbosch: overzicht van de belangrijkste grondsporen in de werkputten. Bij Hl: fragment van huisplattegrond uit de Ijzertijd Bij H2: laatmiddeleeuwse huisplattegrond Bij W: beide laatmiddeleeuwse waterputten Gerasterd: de relatieve depressie. Binnen de stippellijnen bevindt zich een concentratie paalsporen zonder duidelijk patroon. De sterretjes geven de waargenomen grondsporen in de rioleringssleuven aan. Schaal in meters. Tekening F. van Nuenen. 257 dekzandkopje heeft in twee perioden be- oostelijke waterput vertoonde aan de zuid- woning gekend. zijde een vrijwel horizontaal verlopende De eerste maal vond dat ca. 2000 jaar insteek. De put was direkt tegen deze geleden plaats. Op het naar het zich nu laat insteek geplaatst. Aan de noordzijde had aanzien hoogste gedeelte van het zand- de insteek een glooiend verloop. Daardoor kopje (ca. 14 meter +NAP) werden, zij het ontstaat de gedachte dat men beide put- slechts fragmentarisch, sporen van een helften vanaf de noordzijde in het gat heeft huisplattegrond aangetroffen. Drie grote laten zakken, rechtop tegen de zuidelijke paalgaten, op onregelmatige afstanden van kant heeft gezet en vervolgens het gat vanaf elkaar gelegen, maar wel in een rechte lijn, de noordzijde weer heeft dichtgegooid. De waren de spaarzame relicten van wat eens westelijke waterput had een symmetrische een groot woonstalhuis moet zijn geweest. insteek die naar beide zijden evenveel uit- Het ging om zware middenstaanders met waaierde. In de insteek waren trapsgewijs een diameter van ca. 50 cm. In de door- oplopende plaggen zichtbaar. Deze put zal snede vertoonden de paalgaten de type- in het midden van het gat geplaatst zijn, rende coupe in de vorm van een pistool- waarna men het gat geleidelijk rondom houderstas. Lengte en breedte van het huis dicht heeft gegooid. De plaggen dienden konden echter niet bepaald worden. Her- mogelijk ter versteviging van de stand- kenbare structuren van bijgebouwen ont- plaats tijdens de aanleg van de put. braken eveneens. Enkele vondsten van De vondsten dateren deze bewoning in de prehistorisch aardewerk, met name een lOe-lle eeuw na Chr. Een Karolingisch randfragment met kerfversiering aan de bolpotje werd onderin een van de water- buitenzijde, plaatsen deze bewoning op de putten gevonden (afb. 4). Dit kan het begin overgang van de Late Ijzertijd naar de van de bewoning aangeven. inheems-Romeinse tijd. Circa 1000 jaar later wordt het dekzand- kopje opnieuw bewoond, maar nu iets Waalwijk: onderzoek aan de Grotestraat lager op de zuidelijke flank (13.70 meter (afb. 5) Door de gemeente Waalwijk werd geld +NAP). Aan de rand van een relatieve beschikbaar gesteld ten behoeve van een depressie werd een drie-schepig huis ge- archeologisch onderzoek van een braak- bouwd in Zuidnederlandse traditie. De liggend perceel aan de Grotestraat. Nieuw- constructie bestond uit drie paar zware bouwplannen voor dit perceel betekenden gebintstaanders die in grote kuilen (diame- een direkte bedreiging voor het Waalwijkse ter van insteek ca. 120 cm) waren ingegra- bodemarchief. Sinds de stadsbrand van ven. Aan de beide korte zijden bevond zich 1824, waarbij het toenmalige archief geheel telkens een paar staanders, echter minder verloren ging, is het bodemarchief de enige zwaar en minder diep ingegraven. De bron van informatie omtrent de oudtijdse breedte van de gebinten bedroeg ca. 5 bewoning. Met het doel hierop enig licht te meter, terwijl de lengte ca. 15 meter be- werpen, werd door de ROB een 5 meter droeg. Van de wand werden slechts spora- brede proefsleuf over het perceel getrok- disch sporen teruggevonden. Een indeling ken. De aangetroffen bewoningssporen, in in woon- en stalgedeelte was niet herken- de vorm van funderingsresten en oude baar. vloertjes, werden door de ROB ingetekend. Ten oosten van het huis lagen twee water- Op verzoek van de provinciaal archeoloog putten. In beide gevallen ging het om hou- van Noord-Brabant, W. J. H. Verwers, ten boomstamputten met een identieke heeft de AWN-afdeling Midden-Brabant constructie: twee uitgeholde helften die onder leiding van F. van den Dries het tegen elkaar waren geplaatst. De beves- noodonderzoek verder afgewerkt. Daarbij tiging van beide helften aan elkaar kon niet stonden twee doelstellingen voorop: een meer worden bestudeerd. De putten ver- nadere bestudering van de opbouw van de schilden wel in techniek van aanleg. De bodem en een ontrafeling van de bewo- 258 U.I.--.--K GOGA 891216 WP 1 SPOOR S79 DIA VNR41 FOTO * sr*.

"S >-fcï'

;*••'*;•

4. Goirle, Hondsbosch: Karolingische bolpot in situ, op de bodem van de westelijke waterput. Foto F. van Nuenen.

ningsgeschiedenis van het betrokken per- afwisselend as- en steenkoollaagjes, puin- ceel. lagen en laagjes van vuil zand; deze laagjes In de noord-zuid gerichte proefsleuf wer- waren steeds vrij smal en vaak verstoord en den enkele dwarssleufjes gegraven. Hierin vermengd. kon, van beneden naar boven, de volgende Op de eerste ophogingslaag (laag 3) werd in bodemopbouw worden opgetekend: het noorden van de werkput een restant - laag 1: de ongestoorde bodem bestond uit van een fundament aangetroffen. Dit fun- schoon geel dekzand; dit is de oost-west dament was opgetrokken uit gemetselde gerichte dekzandrug waarop Waalwijk ge- breuksteen in het formaat van klooster- legen is; naar het noorden toe helt deze moppen (afmetingen 26-27 x 12-13 x 5,5-6 dekzandrug af naar het lagere (rivier)klei- cm). Deze kunnen in de 16e eeuw gedateerd gebied. worden en waren mogelijk afkomstig van - laag 2: op het dekzand bevond zich een de rond 1580 vernielde toren van de nu smalle donkere vettige laag die veel plan- Nederlands Hervormde kerk van Besoyen. tenresten bevatte; dit is een restant van een Het blootgelegde fundament laat geen uit- oude bodem die onder natte omstandig- spraken toe omtrent het bouwwerk waar- heden moet zijn ontstaan. toe het heeft behoord. - laag 3: een brede donkere laag die door Na afbraak van het bouwwerk werd het mensenhanden moet zijn opgebracht (eer- perceel opgehoogd en geëgaliseerd, waarna ste ophogingslaag); met name in het noor- er, nu meer naar de straatzijde, een nieuw den van de proefsleuf kwamen uit deze laag gebouw verrees. Van dit bouwwerk werden veel vondsten. resten van lemen vloertjes en van vloertjes - laag 4: vondstloze laag van vuil zand. van ijsselsteentjes teruggevonden. Muur- - laag 5-7: lagencomplex bestaande uit resten die over deze vloertjes waren ge- 259 bouwd, wijzen op latere verbouwingen. de bewoning uit de 17e- en 18e eeuw lijkt Het is dit bouwwerk dat tot 1975 is blijven nog goed vertegenwoordigd te zijn. Sporen bestaan. en resten van oudere middeleeuwse bewo- De aardewerkvondsten bestaan voor het ning laten zich in dit gedeelte van de grootste deel uit rood aardewerk (grapen gemeente moeilijk aanwijzen: de enkele en vetvangers) en verder steengoed, majo- niet in context aangetroffen vondsten grijs lica en pijpaarde. Enkele fragmenten grijs aardewerk kunnen met ophogingsactivitei- aardewerk werden uit de stort geraapt. Het ten van elders zijn aangevoerd en hoeven oudste in context aangetroffen aardewerk niet op bewoning ter plaatse te duiden. kan in eind 16e, begin 17e eeuw gedateerd Daarnaast blijft het moeilijk om aan de worden. De overige vondsten, met name hand van een zo beperkt onderzoek als het steengoed en majolica, zijn 17e-/18e-eeuws. huidige samenhangende conclusies te trek- Ondanks de beperktheid van het onder- ken omtrent vorm en aard van de aange- zoek zijn toch enige conclusies te trekken: troffen bewoningssporen: nadere gegevens de aangetroffen vondsten wijzen op enige omtrent indeling van het bouwwerk en welstand van de betrokken bewoners; met functies van de verschillende ruimten ont- name de vondst van oesterschelpen wijst breken geheel. op een goed gevulde en smakelijke dis. Ten tweede bevat Waalwijks bodem resten van Berkel-Enschot: waarneming in de pastorie- een niet meer gekend verleden; met name tuin Dankzij de vriendelijke medewerking van pastoor De Vries konden in de funderings- sleuven voor een annex aan de pastorie van 3: de kerk van Berkel archeologische waar- nemingen worden verricht. Door vele re- cente graafwerkzaamheden, onder andere ten behoeve van een olietank, was de grond sterk verrommeld. In het oostelijk gedeelte van de sleuven was echter een grondspoor waarneembaar dat tot ca. 190 cm onder het maaiveld reikte. De juiste breedte ervan kon niet worden vastgesteld. Onderin het grondspoor bevond zich een donkere hu- meuze laag; voor het overige bestond de vulling uit sterk verrommelde vuile grond. Enkele 13e-eeuwse scherven van kogelpot- aardewerk bevonden zich in de onderste laag. In de verrommelde grond bevond zich recenter materiaal. Waarschijnlijk gaat het om een 13e-eeuwse drenkplaats voor vee, die later met puinafval is dichtgegooid. Dit puin zou afkomstig kunnen zijn van een middeleeuwse kapel die als voorganger van de huidige kerk heeft gefungeerd.

5. Waalwijk, Grotestraat: situering van de AWN- Berkel-Enschot: koninginnedag met een ar- sleuven (grofgerasterd) in de ROB-proefsleuf aan cheologisch tintje de noordzijde van de Grotestraat. Ter opluistering van koninginnedag 1989 Fijn gerasterd: funderingsresten. Gestreept: aangetroffen vloertjes. te Berkel-Enschot werd door enkele leden Tekening F. van den Dries. van de AWN-afdeling Midden-Brabant een 260 archeologisch spreekuur gehouden. Mee- blauwe schildering omgeven. Op grond gebrachte vondsten konden ter determina- van literatuuronderzoek kan het stempel tie en/of nader onderzoek worden aange- worden toegeschreven aan CURTRIER, boden. Ook kon men er terecht voor een uit Niederselters afkomstige mineraal- allerlei wetenswaardigheden op archeolo- waterfabrikant. Van de van zijn stempel gisch gebied. Enkele van de aardigste voorziene kruiken zijn vele gevonden bij vondsten die op deze dag ter tafel kwamen het archeologisch onderzoek van het kas- waren een koperen duit, een zgn. doublé teel van de Heren van Tilburg en Goirle. tournois van rond 1600 en een zilveren Deze stempels werden in het tweede en munt, een halve Hollandse leeuwendaalder derde kwart van de 18e eeuw gedateerd uit 1574. (XVIIIbc) met een waarschijnlijke datering rond 1750. Uit historisch onderzoek was Tilburg, Oude Waranda: een heerlijk over- duidelijk geworden dat de in 1710 aange- blijfsel legde lusthof rond 1757 aan de noordzijde Recentelijk werd een randfragment van een werd uitgebreid. Op deze plaats werd ge- steengoed-kruik gemeld die gevonden was noemd randfragment aangetroffen. Een bij de aanleg van een verdiept parkeerter- relatie met het kasteel van Tilburg, welks rein bij de K.U.B, enkele jaren eerder. Op Heren de opdrachtgevers tot de uitbreiding genoemde lokatie werd in de 18e eeuw een waren, ligt voor de hand. Maar daarmee is lusthof ten behoeve van de Heren van Til- de aanwezigheid van het randfragment nog burg en Goirle aangelegd (1710) en uitge- niet in zijn betekenis duidelijk. Heeft de breid (1757). Het randfragment is van heer bij een dorstig zomers bezoek aan de grijsbruin hard gebakken steengoed-aarde- werkzaamheden de lege kruik in de struiken werk met een fragment van een stempel op gekiept? Of is het door zijn sociale inborst de schouderknik. Het stempel is met een zover gekomen dat hij de opgetrommelde

6. Tilburg, Vlimmenhoefstraat: drie kruiken van Turkse makelij in de tuin van de vinder. Foto F. van Nuenen. 261 landarbeiders op een hete zomerse werk- onder andere yoghurt en dergelijke. Vele dag uit eigen voorraad heeft gelaafd? Of is allochtone arbeidskrachten die naar Ne- de inhoud een geheel andere geweest dan derland kwamen, namen dergelijke kruiken wat wij nu denken (denk aan de Tilburgse mee en verrijkten zodoende het Neder- kruikenzeiker)? landse bodemarchief met exotische pro- Ondanks de vele onbeantwoorde vragen dukten. die telkens weer door archeologische vond- sten en onderzoek worden opgeroepen, is Slotbeschouwing dit een aardig voorbeeld van hoe archeolo- Het gepast vieren van een jubileum legt een gische vondsten en historisch onderzoek zware druk op de schouders van bestuurs- elkaar kunnen aanvullen. leden. De vele activiteiten die gepland worden om het beeld van de afdeling naar Tilburg, Vlimmenhoefstraat: allochtone krui- buiten te brengen, vergen veel van de vrije ken in een slooppand tijd van de betrokken bestuursleden. De De toenemende pluriformiteit van de Ne- inbreng van de overige leden wordt dan derlandse samenleving heeft niet alleen node gemist waardoor de organisatie op de konsekwenties op maatschappelijk terrein. schouders van weinigen komt te rusten. Ook archeologen kunnen nu en in de toe- Daardoor kan er minder tijd besteed wor- komst met de gevolgen van dit fenomeen den aan het broodnodige veldwerk. 1989 is geconfronteerd worden. Een recente vondst- wat dit betreft een mooi voorbeeld hiervan. melding uit Tilburg kan dit illustreren. Afgezien van enkele losse meldingen en In een slooppand aan de Vlimmenhoef- korte waarnemingen werden slechts twee straat aldaar werd een drietal kruiken aan- (nood)onderzoeken door de afdeling on- getroffen (afb. 6). Via een omweg werden dernomen: een in Goirle en een in Waal- deze kruiken ter determinatie aangeboden. wijk. Dat de kwaliteit in deze belangrijker De kruiken waren vervaardigd van oxide- is dan de kwantiteit is buiten kijf. Toch rend gebakken aardewerk van een oranje- blijft het jammer dat het vele werk door zo bruine kleur en een grove magering (pot- weinigen wordt gedragen. gruis). De buitenzijde was glad afgewerkt, Vincentiuspad 18 maar niet gepolijst. In de binnenzijde waren 5038 SL Tilburg duidelijke draairingen herkenbaar. De kruiken hadden een S-vormig profiel met een breed plat oor. De hoogte bedroeg ca. Noten 35 cm. Het ging duidelijk om aardewerk 1 Alle hierin opgenomen verslagen van jubi- dat niet uit Midden-Brabant afkomstig leumactiviteiten, onderzoeken, waarnemin- was. Nader buurtonderzoek leerde dat in gen en vondstmeldingen zijn gebaseerd op de in het Jaarverslag 1989 van de AWN- genoemd pand een Turkse familie heeft afdeling Midden-Brabant opgenomen bij- gewoond, waarbij de kruiken als tot die dragen. Geïnteresseerden kunnen een exem- kuituur behorend, werden herkend. In plaar van dit Jaarverslag 1989 a raison van grootmoeders tijd werden de kruiken met f 10,- (incl. verzendkosten) bij de secretaris de hand op de draaischijf vervaardigd, van de AWN-afdeling Midden-Brabant be- tegenwoordig gaat dat machinaal. De stellen. Voor het secretariaatsadres verwij- kruiken werden gebruikt voor opslag van zen wij naar de adressenlijst achterin dit Westerheemnummer.

262 Junkelmann rides again

S. L. Wynia

Sommigen zal het nog lang heugen, velen waarin naast de beschrijving van de tocht hebben er in ieder geval kennis van kunnen tegelijkertijd een uitvoerige beschrijving nemen. Waar het de Limesrit van Marcus van het Romeinse leger gegeven wordt. De Junkelmann ook aan ontbrak, niet aan tocht kostte 250000 DM, en dat geeft meteen belangstelling, zowel van het publiek als aan, dat het niet maar zo een tochtje is: het ook van de zijde van de pers. is de organisator bittere ernst. En waar de Wat was het geval? geschiedenis zich nu eenmaal niet laat her- Dr. Marcus Junkelmann, historicus met halen, moeten er compromissen gesloten grote belangstelling voor krijgsgeschiede- worden, maar die dienen wel tot het uiter- nis en voor het zo waarheidsgetrouw moge- ste beperkt te worden. Dus wordt het lijk in de praktijk uitproberen van histori- uniform natuurgetrouw nagemaakt, dus sche zaken, maakte in 1985 met acht mede- wordt er op Romeinse wijze gegeten, over- soldaten - infanteristen - een tocht van nacht, na eerst een kampement te hebben Verona naar Augsburg, dat in dat jaar zijn ingericht, wordt er wacht gelopen en wat al 2000-jarig bestaan vierde, aldus in mini- niet. Anderzijds zijn daar natuurlijk de formaat de mars van een Romeins legioen nodige ontvangsten, de autoriteiten van vanuit Italië naar het te veroveren Alpen- deze of gene stad die aangedaan wordt, land imiterend. Twee boeken waren het heten de troep welkom, hetgeen toch mees- gevolg, een klein boek waarin verslag ge- tal wel gepaard gaat met het aanbieden van daan wordt van de ervaringen opgedaan enig voedsel en drank. Daar is verder nu tijdens deze tocht, en een grote publikatie eenmaal de 20e eeuw, dus is er pascontrole

1. AWN-erelid H. Brunsting geeft de Romeinen een kruik geestrijk vocht mee (naar een dia van D. F. Offers, AIVU). 263 aan de grenzen, waarbij opviel dat de en drinken voor man en paard dienden er landen met de meeste 20e-eeuwse bureau- vele andere zaken geregeld te worden, zoals cratie voor deze gelegenheid de minste een wapenvergunning, een vergunning om paperassen eisten. met de paarden in diverse stadscentra te Aangemoedigd door het (publicitaire) suc- mogen kamperen, toestemming om tijdens ces van de mars op Augsburg begon de het badseizoen op het Haagse strand te planning voor een dergelijke tocht, maar mogen rijden, een verklaring waaruit bleek dan te paard: een aantal Romeinse cavale- van welke wetenschappelijke en didacti- risten maakt een tocht langs de grenzen van sche waarde dit optreden wel niet was. In het Romeinse rijk. Na een proefrit in Zuid- deze zaken bleken de diverse autoriteiten, Duitsland was dit najaar de grens in Neder- wanneer ze maar eenmaal te hulp geroepen land, van Katwijk via Valkenburg ZH, waren, over een wonderbaarlijk improvisa- Leiden, Alphen, Woerden, Bodegraven, tietalent te beschikken in het voor de Zwammerdam, De Meern, Utrecht, Vech- Romeinse cavalerie op een welwillende ten, Wijk bij Duurstede, Rijswijk, Maurik, wijze uitleggen van diverse regels en veror- en Kesteren naar Nijmegen aan de beurt. In deningen. Men moet er echter niet aan Duitsland ging de tocht dan via Xanten, denken wat er gebeurd zou zijn zonder deze Bonn en de Obergermanische Limes (o.a. medewerkende houding. En wie had er de Saaiburg) naar Aaien, waar het Limes- rekening mee gehouden dat bij het reserve- museum staat, van waaruit deze tocht geïn- ren van een hoefsmid in het centrum des spireerd is. lands een wachttijd van enkele weken in Tot nu toe lijkt alles eenvoudig, het pakte acht genomen moet worden? echter anders uit. Grote schuldige is wel het Tochten als deze hebben een wat ambiva- Romeinse rijk, dat niet meer bestaat, waar- lent karakter. Enerzijds wordt getracht zo mee de toentertijd bestaande infrastruc- getrouw mogelijk een tocht van een aantal tuur verdwenen is. Daarvoor in de plaats Romeinse cavaleristen gedurende enkele moesten de plaatselijke organisatoren ko- weken te reconstrueren, anderzijds zorgen men, zo bleek wel snel. Afgezien van eten de tijdens deze tocht gehouden gevechts-

2. Romeinse cavalerie in een Hollands landschap (naar een dia van D. F. Offers, AIVU). 264 demonstraties soms voor wat kolderieke van gevormd, de Ermine Street Guard als effecten, zeker wanneer een ruiter in het oudste en bekendste. Numeriek haalt Jun- zand bijt. Ook deze gevechten werden zo kelmann's Ala IlFlavia het nog niet, maar realistisch mogelijk uitgevoerd, maar het wanneer de prijs van de Camargue-paarden kwam niet altijd volledig tot zijn recht na wat wil zakken zie ik nog wel eens een een lange dagtocht: de vermoeienis sloeg gecombineerd optreden, een gevecht van toe. Waar er een aparte dag voor gereser- infanterie tegen cavalerie, in het verschiet. veerd was, ging het allemaal veel beter. Aardige slotopmerking: de reacties van de Daarbij komen natuurlijk de gastvrije ont- Nederlandse bevolking waren vrijwel uit- vangsten door ereleden van de AWN en sluitend positief, „maar toen we weer in burgemeesters groot en klein, met bijbeho- Duitsland waren, kwamen er weer verve- rende drankjes. Verder speelt de ambiance lende opmerkingen". Aldus opgetekend een grote rol; de locaties, omzoomd door uit de mond van een der heren cavaleristen een in groten getale opgekomen vaak jeug- in Xanten. dig publiek zorgden daar wel voor, maar moesten het toch afleggen tegen de bijna Literatuur beladen atmosfeer die in het deels weer Junkelmann, M., 1990. MuliMariani. Marsch in opgebouwde amfitheater van de Colonia römischer Legionarsrüstung über die Alpen. Vlpia Traiana in het archeologische park (Schriften des Limesmuseums Aaien 36). bij Xanten tijdens de daar gegeven demon- Stuttgart. straties hing. De prijs voor de best geplaats- Junkelmann, M., 1986. Die Legionen des Augus- te foto - niet het artikel dus - gaat met ere tus. (Kulturgeschichte der antiken Welt 33). naar de NRC, die onder de foto van twee Mainz. Junkelmann, M., 1989. Römische Kavallerie - Romeinse ruiters aan de vloedlijn van de Equites Alae. (Schriften des Limesmuseums Noordzeekust de kop „Verkenners aan de Aaien 42). Stuttgart. grens van het Rijk" had geplaatst, en boven Junkelmann, M., 1990. DieReiter Roms. TeilI: de foto een klein stukje voorzien van de Reise, Jagd, Triumph und Circusrennen. kop „Marine: stuur mariniers naar Golf'. Mainz. De experimentele archeologie heeft mo- AIVU menteel het tij mee, ook op dit onderdeel: De Boelelaan 1105 overal worden legertjes of afdelingen daar- 1081 HV Amsterdam

265 Schatgraverij met de metaaldetector

Peter W. van der Zwaai

Het artikel van Jurjen Bos in Westerheem diging door de man of vrouw die in het XXXIX (1990) no. 4 maakt wederom dui- weekend met de metaaldetector op stap delijk dat het gebruik van metaaldetecto- gaat is echter gemakkelijk te vermijden, het ren veel emoties los maakt. dient slechts het plezier van de gebruiker, Ik herinner mij nog uit de tijd dat ik secre- nogal eens op zoek naar materieel gewin. taris van de AWN was, dat de voorzitter Het gebruikte hulpmiddel (de metaaldetec- van de AWN ter gelegenheid van het 35- tor) is daarbij niet het belangrijkste, het jarig bestaan van de AWN een toespraakje gaat vooral om doel en mentaliteit. hield en daarin terloops het gevaar van In feite gaat het hier om een ouder pro- metaaldetectoren noemde. Het ANP - zich bleem in een nieuw electronisch jasje: kennelijk bewust van de nieuwswaarde van schatgraverij. Er is niet zoveel verschil tus- juist die uitspraak - pikte die ene zin eruit. sen de deftige dames en heren die in de 19e Dat werd in de kranten opgenomen en was eeuw, gewapend met een prikstok, urnen voor de voorzitter van de Coinhunters gingen steken en de mannen en vrouwen reden om een kwaaie brief naar het hoofd- die nu met de metaaldetector het veld in bestuur van de AWN te zenden. De ruzie gaan. Het verschil zit in de omgeving, in kon gesust worden maar de discussie waar ons dus. Wij vinden dat je dat niet doet, en de voorzitter met zijn toespraak om vroeg gelukkig delen velen - waaronder de wetge- is er nog niet gekomen. ver - deze mening met ons. Het archeologi- Ik hoop dat de knuppel die Jurjen Bos in sche erfgoed is al zo beschadigd, dat je wat het hoenderhok gegooid heeft tot een in- er nog over is zo goed mogelijk beschermt houdelijke discussie leidt die gevolgen heeft of desnoods wetenschappelijk verantwoord voor het te voeren beleid. opgraaft. Voor sommige amateur-archeo- logen komt er misschien ook wel enige Mentaliteit teleurstelling bij en wie weet verborgen Over het vrije gebruik van graafmachines jaloezie. De amateur immers werkt uit maakt niemand zich erg druk. Toch is er idealisme en doet afstand van zijn vond- relatief meer schade aangericht met graaf- sten. De schatgraver - met of zonder detec- machines dan met de metaaldetector. Het tor - is een ontkenning van dit idealisme en is, denk ik, niet in de eerste plaats de aan- wordt (schijnbaar?) alleen gedreven door gebrachte schade die de metaaldetector in materialisme. Dit laakbare materialisme de kring van de archeologen een slechte verontwaardigt veel amateur-archeologen naam geeft. meer dan sommige beroepsmatig bij de De schade die een graafmachine aanricht, archeologie betrokkenen, tenminste als ik is doorgaans onbedoeld, in dienst van een mij de tamme reacties herinner van menig hoger - economisch - belang. De bescha- officiële vertegenwoordiger van de Rijks-

Wie volgt? De redactie van Westerheem is buitengewoon tevreden over het feit dat het artikel van Jurjen Bos over metaaldetectie inderdaad een aanzet tot een discussie bleek te zijn. P. W. van der Zwaai, P. de Gruijl en W. J. H. Willems (directeur ROB) hebben naar aanleiding van voornoemd artikel gereageerd. De discussie is onzes inziens nog niet gesloten. Wie volgt?

266 dienst voor het Oudheidkundig Bodemon- stelt de overtreder stevige straffen in het derzoek. Ik vind het ook tekenend dat de vooruitzicht, maar in de praktijk vervolgt discussie gevoerd wordt in Westerheem en de OM zelden en worden de meeste zaken niet in het KNOB-bulletin, het officiële geseponeerd. Toen het ruim een jaar ge- orgaan van de ROB! leden in het Haagse toch tot een rechtszaak kwam werd de verdachte vrijgesproken. De Rijksdienst Elders is een vonnis gewezen waarbij een Dit brengt mij op een punt in het artikel boete werd opgelegd, maar de boete was van Bos dat ik onderbelicht vind, namelijk relatief laag (f 500,-). Een professioneel het standpunt van veel van zijn vakbroe- schatgraver kan ze beschouwen als een ders. In de praktijk blijkt dat er wel eens klein bedrijfsrisico. samenwerking plaats vindt tussen (provin- ciaal-) archeologen en schatgravers met of Drie-sporen-beleid zonder metaaldetector. Hun argument is Een „visakte" voor metaaldetectoren is in valide: „als ik niet samenwerk, gaan ze het geheel geen oplossing. Het legaliseert toch hun gang en kom ik de gegevens hele- de activiteiten van malafide gebruikers van maal niet te weten. Nu verlies ik weliswaar de metaaldetector eerder, dan dat het die belangrijke vondsten, maar verkrijg ik de beperkt. Een aanpak van de metaaldetec- kans op een vondstmelding". Toch houdt tor als zodanig is onjuist omdat het een deze samenwerking een legalisering van vorm van symptoom-bestrijding is. Het hun praktijken in en is het een frustratie probleem dat we willen aanpakken is niet van menig eerlijke amateur. Dat is natuur- de metaaldetector, maar het beschadigen lijk helemaal het geval wanneer uit het van een deel van het cultureel erfgoed. We bodemarchief geroofde vondsten aange- willen dat iedereen overtuigd wordt van de kocht worden door bijvoorbeeld (rijks-) waarde van goed archeologisch onderzoek. musea of dezelfde ROB! Om dat te bereiken wil ik een drie-sporen- Ook het officiële standpunt van de Rijks- beleid voorstellen: opvoeding, belangen- dienst betreffende de relatie met amateurs bundeling en repressie. („wij geven de georganiseerde amateur Allereerst moet aan het grote publiek dui- (AWN) geen voorkeurspositie") is zonder delijk gemaakt worden dat archeologie meer begrijpelijk, maar heeft op den duur leuk en waardevol is, dat het zonde is om een ondermijning van het werk van de dingen te beschadigen. Een goed teken is Rijksdienst tot gevolg. De opstelling werkt dat hiervoor recent het Archeologisch In- namelijk een oncontroleerbare versnippe- formatie Centrum van RMO en SNA is ring in de hand, want waarom zou je je opgericht. Het is natuurlijk ook een taak aansluiten bij - bijvoorbeeld - de AWN?, de van de ROB. Misschien dat uit deze organi- Rijksdienst helpt toch iedereen. saties een actieplan kan komen, gericht op Een belangrijk beleidsinstrument wordt zo een bewustwording en een geleidelijke door de Rijksdienst niet ontwikkeld. De mentaliteitsverandering. inwijding in de ongeschreven regels zoals Op kortere termijn kan al wat gedaan dat in verenigingen plaats vindt, wordt nu worden aan de organisatiestructuur van de een taak van de Rijksdienst en blijft in de Nederlandse archeologie. Ik denk dat het praktijk achterwege. Sociale controle en van groot belang is om individuele activi- frontvorming ontstaan nu in mindere mate teiten te bundelen. In de grotere vere- en het terrein wordt vrij gemaakt voor de nigingen kunnen, zoals boven betoogd, malafide gebruiker van het bodemarchief. mensen die actief willen zijn op het gebied van de archeologie de regels en de tech- nieken leren en is continuïteit beter ge- Het Openbaar Ministerie waarborgd. Ook is sociale controle beter Er is nog een punt dat Bos over het hoofd mogelijk. Hier ligt een taak voor de ROB, ziet: de frustrerende activiteiten van het maar evenzeer voor de besturen van de Openbaar Ministerie en de rechter. De wet 267 grotere verenigingen zoals Coinhunters, lichting aan deze specifieke groep ambte- NJBG, AVL en AWN. Misschien kan van- naren plaatsvindt. Aan de archeologen zal uit de SNA het initiatief genomen worden, uitgelegd moeten worden welk soort bewijs- alhoewel de slagvaardigheid van deze in- materiaal nodig is om een zaak te hebben, stelling niet groot is. de Officieren van Justitie zal duidelijk De beroepsarcheologen moeten helpen het gemaakt moeten worden dat het weten- aantrekkelijk te maken dat mensen zich schappelijk belang van grondsporen wel- aansluiten bij deze verenigingen. Op den licht groter is dan het wetenschappelijk duur zullen ze er voordeel van hebben. Ik belang van een schets van „De Aardappel- zou mij kunnen voorstellen dat alleen de bij eters". Zij zullen iets moeten weten over de grotere verenigingen of een federatie aan- werkwijze van de archeologen. gesloten amateurs toestemming krijgen om Hier ligt een belangrijke taak voor met op zaterdag te gaan graven. Als men steun name de SNA, het forum van allen die bij wil hebben bij de verwerking van gegevens het bodemarchief betrokken zijn. wordt allereerst verwezen naar de grotere verbanden. Een „ontmoedigingsbeleid" Een jubileum studiedag? dus voor de individuele graver. Tot slot nog dit. Op korte termijn zullen de (beroeps)ar- Een discussie als deze in Westerheem is pas cheologen vooral op provinciaal en ge- nuttig, wanneer ze gevolgd wordt door meentelijk niveau afspraken moeten maken beleidsbeslissingen. Daartoe moet de dis- over het omgaan met schatgravers. Alhoe- cussie ook op andere plaatsen gevoerd wel ik principieel een zo sterk mogelijke worden: in de besturen van de grotere bescherming van het bodemarchief voor- verenigingen, in de universitaire instituten, sta, kan ik mij voorstellen dat de suggestie in de kring van het Convent van Gemeente- van Jurjen Bos om de bouwvoor vogelvrij lijke Archeologen, in het bestuur van de te verklaren voor schatgravers met een SNA, in de burelen van de Rijksdienst en metaaldetector een werkbaar alternatief ten departemente. Wellicht kan de laatste oplevert. Het meest wezenlijk is immers dat een paragraaf opnemen in het „deltaplan er een hanteerbare gedragscode voor het voor het cultuurbehoud". gebruik van het bodemarchief komt. Gelukkig zijn de meeste betrokkenen lid In ieder geval moet men eens te rade gaan van de AWN. Zij kunnen dus kennis nemen bij Engelse collega's in the Councilfor Bri- van de discussie. Misschien is het een taak tish Archaeology. Men heeft daar veel van het hoofdbestuur van de AWN de dis- - slechte - ervaringen met het „wild" ge- cussie levend te maken door alle partijen bruik van de metaaldetector. uit te nodigen voor een studiedag, mis- Alle voorlichting en organisatie ten spijt schien een aardig idee voor het 40-jarig zullen er mensen zijn die systematisch het bestaan. bodemarchief beschadigen. Tegen deze mensen zal het OM moeten optreden. Het Lepelaarsingel 388 lijkt daarvoor wel nodig dat er beleidsvoor- 3136 PK Vlaardingen

268 Reactie op het artikel van Jurjen Bos over metaaldetectie

P. de Gruijl

Tot mijn niet geringe vreugde blijkt het bodemverstoring niet waarschijnlijk is. Er toch mogelijk te zijn het fenomeen metaal- zijn echter nog meer terreinen waar de detectie binnen de archeologie genuanceer- „pieper" belangstelling voor koestert, ter- der te benaderen dan de laatste maanden reinen waar de kans op een mogelijke gebruikelijk leek te worden, getuige het bodemverstoring nihil is te noemen. Een artikel van Jurjen Bos in Westerheem paar voorbeelden. Wanneer grond, afkom- XXXIX (1990) no. 4. Hij signaleert dat stig uit een oude stadskern zonder omhaal hoog oplopende emoties een heldere kijk met behulp van een dragline in vrachtwa- op de gang van zaken tussen archeologie gens wordt gestort en vervolgens op een enerzijds en metaaldetectie anderzijds be- daartoe bestemd terrein wordt gedepo- hoorlijk kunnen vertroebelen en bepleit neerd, bevindt deze grond zich, op zijn helderheid in de positie en status van het zachtst gezegd, niet geheel meer in oor- pieperdom. Voor dit laatste lijkt de tijd spronkelijke staat. Het graafwerk dat de inderdaad meer dan rijp. Hoewel ik aller- „pieper" vervolgens verricht vermag der- minst pretendeer een oplossing voor de halve geen enkele andere schade meer aan geschetste problematiek te bieden, maak ik te richten dan aan diens uitrusting en kle- hierbij wel van de gelegenheid gebruik om ding, wanneer de grond het totaalgewicht op een aantal genoemde aspecten wat van de betrokkene niet adequaat meer weet dieper in te gaan. te dragen. Hetzelfde geldt voor grond die De kern van het uiteindelijk overwegend afkomstig is van baggerwerkzaamheden. positief oordeel dat Bos de metaaldetectie De in de grond aanwezige scherven en toebedeelt wordt gevormd door zijn me- voorwerpen zijn door de verstoring van de ning dat de „piepers" bijdragen leveren bodem meestal volledig uit hun archeolo- aan een verrijking van het cultuurbegrip. gische context geraakt. De winst die de Tevens is hij van mening dat de Monumen- „pieper" met zijn zoekwerk kan opleveren tenwet van 1988 zodanig dient te worden is niet onbetekenend. Wanneer hij er niet geïnterpreteerd dat bij een zoeken naar zou zijn, zouden vele interessante voor- archeologica in de bouwvoor geen sprake werpen waarschijnlijk voorgoed verloren is van het veroorzaken van bodemversto- zijn gegaan - meer „verlies van informatie ring1. Wel wordt gesteld, dat iedere de- dan winst" derhalve om de terminologie tector-amateur zich moet houden aan de van Bos te hanteren. Hierbij kan nog regels zoals gesteld in de Monumentenwet, worden opgemerkt dat de gemiddelde ar- alsmede aan een aantal gedragsregels. De cheoloog te weinig tijd lijkt te hebben om opvattingen van de auteur omtrent het op dergelijke terreinen activiteiten te kun- zoeken in een bouwvoor lijken echter bin- nen ontplooien. nen het officiële archeologische circuit niet De handel in „piepvondsten" is een bekend onomstreden, getuige onder andere de on- fenomeen. Bos is hier niet gelukkig mee. In langs door de archeoloog van Flevoland zijn artikel wekt hij echter, naar ik aan- geslaakte en door Bos gesignaleerde nood- 2 neem onbedoeld, de indruk dat dit vooral kreten . is omdat de rechten van de eigenaar van de Aan zijn opmerkingen over het zoeken met grond waarin de vondst werd gedaan nogal detectieapparatuur in de bouwvoor van eens - maar gelukkig lang niet altijd - met een akker valt nog het nodige toe te voegen. voeten worden getreden. Wij dienen ons Ik ben het volledig met Bos eens wanneer echter te realiseren dat het aankopen van hij opmerkt dat hierbij het optreden van vondsten door musea ook valt te kwalifice- 269 ren als een vorm van handel, en dat de torwereldje, ondanks een snelle groei van aankopende instanties op deze wijze hun het ledenbestand, nog niet buitengewoon collecties meermalen met interessante ob- hoog is. De vereniging stimuleert een ver- jecten hebben kunnen aanvullen. Boven- antwoord gebruik van de metaaldetector dien worden regelmatig schenkingen door en biedt de serieuze beoefenaar van de detector-amateurs gedaan of worden vond- metaaldetectie een schat aan informatie sten in bruikleen aan musea of andere over metalen voorwerpen in het kwartaal- instellingen afgestaan om te worden ten- blad, de reeds gememoreerde Coinhunter. toongesteld of bestudeerd. Hierin doen de leden verslag van hun erva- Bij aankoop door een museum zal de ringen en vondsten. In een speciale rubriek vondst in de meeste gevallen zijn eindbe- worden vragen van leden omtrent determi- stemming hebben gevonden. Er heeft zich natie van bijzondere en minder bijzondere echter gedurende de laatste jaren een uit- vondsten beantwoord, en het komt her- gebreide privéhandel in „piepvondsten" haaldelijk voor dat in het blad melding ontwikkeld, waarin soms behoorlijke be- wordt gemaakt van een speciale vondst die dragen omgaan. Bij deze handel fungeren zijn weg naar de ROB heeft gevonden. De vaak tussenhandelaren die zorgen voor het vereniging roept ook regelmatig de leden opdrijven van de prijzen van allerlei objek- op om vondsten te melden bij de daartoe ten. De uiteindelijke bestemming van de geëigende instanties. Herhaaldelijk wordt voorwerpen onttrekt zich dan aan onze gewaarschuwd verre te blijven van monu- waarneming, en nader onderzoek is niet menten, hier te definiëren als de door de meer mogelijk. Sommige speurneuzen de- Minister aangewezen „terreinen welke van finiëren een metaalvondst direct in termen algemeen belang zijn wegens daar aanwe- van de veronderstelde tegenwaarde in pe- zige zaken", in casu bodemsporen, voor- cunia, en ik neem aan dat Bos mede op deze werpen en wat dies meer zij, en te allen tijde groep doelt wanneer hij spreekt over toestemming te vragen voordat op een „boosdoeners" die „criminele metaalde- zeker terrein gezocht gaat worden4. Zoals tectie" bedrijven. Tegen de handel op zich hierboven werd gemeld, is het aantal niet kan moeilijk worden opgetreden, maar georganiseerde detectorzoekers ruim in de ook de wenselijkheid hiervan staat voor meerderheid. De veronderstelling lijkt ge- mij niet bij voorbaat vast. Anders wordt wettigd dat de gedragscode die de vereni- het echter, wanneer piepers zich met hun ging hanteert voor deze categorie een on- apparatuur gaan begeven op terreinen waar bekend fenomeen is5. Ook vraag ik me op hun aanwezigheid geen prijs wordt ge- sterk afin hoeverre de regels die de wet stelt steld of ronduit is verboden. Het blijkt bekend zijn bij de argeloze zoeker, die er op helaas ook voor te komen, dat detectorbe- een zondagmiddag op uit trekt om op een zitters worden aangetroffen op terreinen akkertje of waar dan ook in alle rust zijn waar archeologische werkzaamheden wor- ontspanning te zoeken. De onbekendheid den uitgevoerd of op terreinen die de status met deze regels zal niet worden opgelost van archeologisch monument bezitten. met het verlenen van een piepakte. Het Over deze en andere fenomenen heb ik verdient mijns inziens aanbeveling bij recentelijk in een artikel in de Coinhunter, iedere nieuw afgeleverde detector een het tijdschrift van de Coinhunter Company, brochure te voegen waarin de regels der mijn zorg uitgesproken3. wet en de gedragsregels helder en over- De Coinhunter Company is de enige lande- zichtelijk staan vermeld. Hier ligt een lijke vereniging van detector-amateurs in schone taak voor de importeurs. Overigens Nederland, met een ledental van boven wordt hierin door diverse importeurs, zij de 1200. Het totale aantal in gebruik zijnde het summier, reeds voorzien. Wetsovertre- detectors wordt geschat op meer dan ders worden momenteel niet volgens een- 20.000, zodat mag worden geconstateerd duidige richtlijnen aangepakt. De politie dat de organisatiegraad binnen het detec- blijkt ook, naar ik heb vernomen, in die

270 zoekers via zelfstudie en eigen onderzoek hun kennis omtrent het verleden uitge- breid, hierbij ondersteund door de Coin- hunter Company. Helaas moet echter te- vens worden gesignaleerd dat niet alle eigenaars van een metaaldetector het even nauw nemen met de interpretatie van de wet. Door het onduidelijke, politiebeleid ten opzichte van de overtreders van de Monumentenwet en het nagenoeg ontbre- ken van jurisprudentie op het gebied van het gebruik van de metaaldetector is een consequent vervolgingsbeleid landelijk ge- zien nog een fictie. Zelfs over de definitie van de begrippen „bodemverstoring" en „graafwerk" bestaat geen eenduidigheid. Het proces tegen een Haagse detector- amateur biedt hiervan een fraai voorbeeld. De man, lid van de Coinhunter Company, was aanvankelijk veroordeeld tot een boete wegens het zoeken op een terrein in Den Haag waar sleuven waren gegraven voor Ontspannende uurtjes . . . (foto H. Hasselt) het leggen van kabels. Uiteindelijk werd hij in hoger beroep vrijgesproken, mede op grond van het argument dat de graafma- chine het eigenlijke graafwerk had ver- gevallen waarin haar aanwezigheid gewenst 6 richt . is, lang niet altijd overal consequent op te treden, naar het zich laat aanzien mede Niemand is gebaat bij een situatie waarbij door de lage prioriteit die aan de problema- archeoloog en detector-amateur elkaar in tiek wordt toegekend. Deze onduidelijk- de haren vliegen. Op diverse plaatsen in heid dient zo spoedig mogelijk te ver- den lande is reeds sprake van een goede dwijnen en plaats te maken voor een con- samenwerking tussen beide sectoren. Een sistent vervolgingsbeleid, waarin aan zowel open dialoog, ontdaan van de beladen ter- de archeoloog als de goedwillende detec- men waarmee de discussie de laatste tijd in tor-amateur recht wordt gedaan. toenemende mate gevoerd werd, vormt Waarom ben ik voorstander van het detec- hiertoe een aanzet. Het initiatief van ar- torzoeken? Het verschaft de zoeker een cheoloog Bos verdient dan ook alle lof. aantal ontspannende uurtjes zonder dat er Laten we hopen dat zijn objectiverende schade op of aan een terrein wordt aan- benadering een aanzet vormt tot een betere gericht, tenminste wanneer de zoeker zich verstandhouding tussen alle betrokkenen. houdt aan een aantal (gedrags)regels. Het aantal vondsten is de laatste jaren door het Noten toenemend detectorgebruik en door voort- 1 Supplement Monumentenwet, art. 1.1. h. durende verbetering van de apparatuur 2 The Coinhunter no. 33 (1990), p. 12-13. sterk gestegen, waardoor ongetwijfeld veel 3 Gruijl, P. de, 1990. Hobby op de helling? The Coinhunter no 35, p. 8-9. voorwerpen van de ondergang zijn gered. 4 Omschrijving als bedoeld in de Monumen- Een grote groep van welwillende detector- tenwet 1988, art. 2. amateurs heeft door de vondsten van de 5 The Coinhunter no. 35 (1990), p. 9. laatste jaren bijdragen geleverd aan de ver- 6 The Coinhunter no. 31 (1989), p. 9-10. groting van de historische kennis. Gedre- Max Havelaarburg 3 ven door nieuwsgierigheid hebben vele 2907 HH Capelle a/d IJssel 271 Met de detector het bos in

W. J. H. Willems

Na de bijdragen van J. M. Bos en vooral de de detectorzoekers niets verkeerds doen als reactie daarop van P. W. van der Zwaai in ze maar wegblijven van beschermde ar- dit blad1 lijkt het mij nuttig om enige kant- cheologische monumenten (hoe zouden ze tekeningen te plaatsen. Geen uitvoerige van die bescherming kunnen weten?) en als reactie dus. Dat is ook niet nodig, want de ze maar om „toestemming vragen" (aan beide auteurs hebben de bezwaren die kle- wie?). Wat er had moeten staan is dat ze ven aan het gebruik van metaaldetectoren niets verkeerds doen wanneer ze niet op- door zogeheten detectorzoekers uitstekend graven, want daar gaat het om. Wie zonder verwoord. Ik heb daar niet zo veel aan toe vergunning opgraaft is strafbaar. Op de te voegen: het moet niet en het mag ook vraag hoe erg het is wanneer dat toch niet. Beide auteurs plaatsen bij hun betoog gebeurt, geeft de wet ook een duidelijk echter een aantal opmerkingen waar ik antwoord: het is een misdrijf (althans voor voor alle duidelijkheid, en meer als aanvul- de lezer van dit stuk die tot hier is gevor- ling dan als kritiek, nader op in wil gaan. derd: als u het niet gelezen had dan had u Allereerst de door Bos genoemde „discus- zich nog op onwetendheid kunnen beroe- sie" over metaalvondsten in de bouwvoor. pen en u aan een overtreding schuldig Van enige discussie op dit punt is - gelukkig gemaakt!). maar - geen sprake. De Monumentenwet Natuurlijk ontstaat, zoals bij elke wet, een van 1988 is heel duidelijk, althans voor bepaalde praktijk waarin die wet wordt juristen. Opgraven mag alleen met vergun- uitgevoerd. Van der Zwaai wijst daar ning, en opgraven is juridisch gezien alle terecht op. De archeologen van de ROB en werk dat wordt verricht met het doel het de gemeente-archeologen kunnen in hun opsporen of onderzoeken van monumen- werk nu niet bepaald de hoogste prioriteit ten waardoor verstoring van de bodem leggen bij het rapporteren van misdrijven optreedt. De denkfout die bijna alle be- tegen de Monumentenwet. Als ze dat al roeps- en vrijetijdsarcheologen maken (ik- doen, en dat gebeurt alleen in zeer zware zelf tot voor kort incluis) is dat ze het ar- gevallen of door een toeval (een „heter- cheologische begrip „geroerde" of „ver- daadje"), dan blijkt in veel gevallen dat het stoorde" grond associëren met de juridi- Openbaar Ministerie en de rechter de ernst sche terminologie. Die is echter veel een- van de zaak onderschatten. Kortom: een duidiger, want de „bodem" waarover in de bron van frustratie. wet wordt gesproken is eenvoudigweg alles wat zich onder het oppervlak bevindt. Of Ik kan mij voorstellen dat een dergelijke dat nu 3 cm of 3 m is doet er niet toe, en het frustratie ook wordt gewekt bij amateur- is al helemaal niet relevant in welke „laag" archeologen (de zogenaamde coinhunters iets zich bevindt. reken ik niet tot deze groep). Volgens Van der Zwaai, en ik geloof dat hij daarin gelijk Er is dus geen enkele ruimte voor discussie heeft, wordt die onvrede nog versterkt over deze kwestie, en dat is maar goed ook. wanneer bonafide amateurs constateren Elke onduidelijkheid zal immers prompt dat door beroepsarcheologen wordt samen- worden benut om de wet te overtreden ofte gewerkt met „detectorpiloten". Dat is be- ontduiken2. Zelfs op punten waar de Mo- grijpelijk. De slechte ervaringen zijn zo numentenwet heel duidelijk is wordt soms algemeen dat ik me persoonlijk goed kan onduidelijkheid geschapen. Een navrant vinden in de stelling dat een detectorzoeker voorbeeld is het staaltje van krom redene- onbetrouwbaar is tenzij het tegendeel is ren dat in de reactie van De Gruijl wordt bewezen. Maar dat mag niet verhelen dat er geleverd. Daarin wordt in feite gesteld dat wel degelijk ook heel wat amateur-archeo- 272 Detectorzoeker aan het werk. (foto H. Hasselt)

logen zijn die met een detector werken en zake het Archeologisch Erfgoed", ter ver- dat doen in (soms heel nauwe) samenwer- vanging van de sterk verouderde Conven- king met tot opgraven bevoegde instanties. tie van Londen uit 19693. De commissie is Die samenwerking is in wezen niet verschil- nog volop in discussie over een aantal arti- lend van de manier waarop in Nederland kelen die in die nieuwe conventie moeten traditioneel, en naar mijn mening met komen, maar als Nederlands vertegenwoor- groot succes, wordt samengewerkt tussen diger heb ik met genoegen geconstateerd beroeps- en vrijetijdsarcheologen. Kortom, dat er op een aantal punten volstrekte una- ik onderschrijf de stelling van Bos dat bij nimiteit bestaat. Één van die punten is een polarisatie tussen goedwillenden niemand verbod op metaaldetectoren. De „munten- is gediend maar ik durf bovengenoemde jagers" die als zwermen sprinkhanen over- stelling over detectorzoekers hier gerust op al in Europa het bodemarchief plunderen, te schrijven omdat ik er zeker van ben dat zijn alleen op deze wijze in toom te houden. geen enkele bonafide amateur-archeoloog- Enkele landen lopen overigens al op deze met-detector er zich door aangesproken zal ontwikkeling vooruit. Goede voorbeelden voelen. zijn recente wetten in Frankrijk4 en in 5 Met dat al is er echter nog geen oplossing Oostenrijk . voor de problematiek van het vervolgings- Ik verwacht dat het probleem van de schat- beleid. Ik zie een dergelijk beleid onder de graverij eenvoudiger te hanteren zal zijn huidige omstandigheden ook niet echt van wanneer de regels uit de nieuwe conventie de grond komen. Het zal een kwestie van in Nederland in werking treden. Er hoeft ad hoc acties blijven. Gelukkig ligt een dan immers geen juridisch sluitend bewijs structurele oplossing in het verschiet. Mo- meer te worden geleverd dat iemand gegra- menteel wordt door een commissie van de ven heeft. Het gebruik of zelfs het bezit van Raad van Europa in Straatsburg gewerkt een detectie-apparaat is al strafbaar. De aan een nieuwe „Europese Conventie in- oplossing voor de relatief beperkte groep 273 van beroepsarcheologen en bonafide ama- zeldzame diersoorten. Enerzijds wordt een teurs om van een detector gebruik te maken kwalijke praktijk in stand gehouden, an- is heel simpel: geen „visacte" a la Bos, derzijds wordt er een veilige haven en maar een „vuurwapenvergunning", een bovendien een educatief centrum mee ge- bijzondere vergunning die alleen in spe- creëerd. Toch zal geen enkele dierentuin ciale situaties wordt verleend. Het zal nog meer zaken doen met louche importeurs wel even duren voor het zover is. In de van allerlei beesten. Een stelsel van regels tussentijd, maar ook daarna, lijkt het mij en algemeen aanvaarde normen, intensie- een goed idee om een beleid te voeren zoals vere samenwerking en, niet te vergeten, een dat door Van der Zwaai wordt gepropa- kritische publieke belangstelling hebben geerd. Daarover, tot slot, nog enkele op- daar bereikt wat ook in de archeologie tot merkingen. stand zou moeten komen. Beroepsarcheologen, en zeker de weten- schappelijke medewerkers van de ROB, zullen graag samenwerken met iedereen die zich wil inzetten voor het behoud en onder- Noten zoek van het bodemarchief: in georgani- 1 Bos, J. M., 1990. Constructieve en criminele seerd verband maar ook daarbuiten. Het is metaaldetectie: aanzet tot een discussie, echter wel degelijk zo dat bundeling van Westerheem 39, 169-172; P. W. van der krachten in organisaties als de AWN, AVL Zwaai in deze aflevering. of NJBG zeer wordt gewaardeerd6. Ook de 2 Zie het commentaar van De Gruijl (in dit activiteiten tot verdere scholing van de nummer) over de zaak van de Haagse coin- leden van deze verenigingen worden door hunter, die blijkbaar van een veroordeling werd gered doordat er grond op de bodem de ROB en door de universitaire instituten lag. metterdaad ondersteund. Voorlichting en 3 Conseil de 1'Europe, Série des Traites euro- bundeling van krachten zijn in veel op- péens, No. 66. zichten nuttig en belangrijk. 4 Hier is zelfs een speciale wet gemaakt die het Een goed vervolgingsbeleid gericht tegen gebruik van metaaldetectoren verbiedt, de schatgravers is, zoals gezegd, moeilijk uit te „Loi no. 89-900 du 18 décembre 1989 rela- tive a 1'utilisation des détecteurs de métaux". voeren onder de huidige omstandigheden. Journal offïciel de la République Francaise, 19 Maar ik ben het er mee eens dat het beter décembre 1989, 15739. kan. Wat in dit verband zeker niet buiten 5 De bepalingen zijn opgenomen in paragraaf de discussie moet blijven is het aankopen 11, art. 8 van het '473. Bundesgesetz vom 5. van uit het bodemarchief geroofde vond- Juli 1990, mit welchem das Bundesgesetz sten. De ROB doet dat zeer beslist niet (in betreffend Beschrankungen in der Verfü- tegenstelling tot wat Van der Zwaai veron- gung über Gegenstande von geschichtlicher, künstlerischer oder kultureller Bedeutung derstelt), maar heeft in zekere zin een (Denkmalschutzgesetz) geandert wird". Bun- gemakkelijke positie. Het is immers niet de desgesetzblatt für die Republik Österreich taak van de ROB maar van de diverse 1990,190. Stück. De wet treedt per 1 januari musea om voorwerpen voor het nageslacht 1991 in werking. te bewaren. Er zijn ongetwijfeld situaties 6 Zie ter illustratie Engelen, F., 1990. Vijftien waarbij inhoudelijk sterk gemotiveerde jaar archeologische vereniging Limburg, Archeologie in Limburg 43, 278-280 met een directeuren of conservatoren zich tot han- verslag van de ondergang van de AWL en de delingen laten verleiden die juridisch als nieuwe bundeling van krachten in de AVL. heling zouden kunnen worden gekwalifi- De toenmalige provinciaal archeoloog van ceerd. Begrijpelijk, maar fout, al gebeurt Limburg, J.H.F. Bloemers, en de Heerlense het uit de beste motieven. Ook hier zal een gemeente-archeoloog J. Jamar, hebben zich consistent beleid moeilijk te bereiken zijn, daar zeer voor ingespannen. maar nodig is het wel! De rol van musea en ROB handel in bodemvondsten is te vergelijken Kerkstraat 1 met die van dierentuinen en de handel in 3811 CV Amersfoort 274 Kort archeologisch nieuws

Informatiepaneel bij Ridderhofstad Vleuten ningen-de Vriese. Naast traditionele in- De provincie Utrecht wil archeologie be- formatie over archeologische vindplaats en reikbaar maken voor een breder publiek. materiaal komt een groot scala van gege- Eén van de middelen is een reeks informa- vens aan de orde. Het boek zal 800 illustra- tiepanelen bij archeologische monumen- ties bevatten, gedeeltelijk in kleur en is ten, waarvan er de komende jaren in samen- tweetalig (Nederlands en Engels). werking met de ANWB vier tot vijf per jaar zullen worden geplaatst. Antiek glas Het eerste informatiepaneel kwam bij de De glascollectie van het Rijksmuseum van plek waar ooit de Ridderhofstad Vleuten Oudheden is na een opknapbeurt weer toe- stond; het is 1 augustus jl. onthuld. gankelijk voor het publiek. Niet alleen de De informatiepanelen zijn vooral bestemd voorwerpen zijn, waar noodzakelijk, geres- voor toeristen. taureerd, maar ook de inrichting van de zaal is grondig gewijzigd. Opgesteld naar Gasleiding brengt Ijzertijd boven vervaardigingstechnieken tonen een 300- Bij de aanleg van een gasleiding in Monster tal fraaie glazen objecten de ontwikkeling zijn archeologen gestuit op de resten van in de glaskunst vanaf het allereerste begin twee nederzettingen uit de Ijzertijd. tot in de Romeinse tijd. Overblijfselen van palen, sporen van grep- Het Rijksmuseum van Oudheden, Rapen- pels en akkers en aardewerkscherven geven burg 28, Leiden, is geopend van dinsdag aan dat hier mensen hebben gewoond tus- t/m zaterdag 10-17 uur en op zondag van sen ca. 300 voor Chr. en het begin van de 13-17 uur. jaartelling. De gezamenlijke werkzaamheden van de Nieuws uit Den Haag Nederlandse Gasunie en archeologen zul- Sinds enkele maanden is in de Bevolkings- len tot november duren. Het archeologisch hal van het Stadhuis, Burgemeester de projectteam verwacht zeker nog een tiental Monchyplein 14, een maquette van een bewoningsplaatsen uit de oudheid aan te archeologische opgraving in een perma- treffen. In dit team werken samen de nente opstelling te zien. Op de maquette is Dienst Stadsbeheer van de gemeente Den te zien met welke werkzaamheden archeo- Haag (afdeling archeologie), de Rijksdienst logen zich bezig houden. Ook wordt aan de voor het Oudheidkundig Bodemonderzoek hand van foto's informatie gegeven over en de Universiteit van Leiden. het getoonde en over een aantal archeolo- gische vindplaatsen in Den Haag. Pre-industriële gebruiksvoorwerpen 1150- De Bevolkingshal is op werkdagen geopend 1800 van 8.15 tot 14 uur. Ter gelegenheid van de opening van het nieuwe Paviljoen van Beuningen-de Vriese Sinds april zijn archeologen van de ge- verschijnt als eerste deel in een nieuwe cata- meente Den Haag werkzaam op het par- logusserie van de afdeling Kunstnijverheid keerterrein achter ziekenhuis Bronovo, en Vormgeving van Museum Boymans- waar een nieuwe vleugel van het ziekenhuis van Beuningen, het deel „Pre-industriële zal verrijzen. Er zijn sporen gevonden van gebruiksvoorwerpen 1150-1800". Hierin een nederzetting uit de Midden-Bronstijd. wordt vooral ingegaan op keuken- en tafel- Paalgaten en afvalkuilen vormen de restan- goed van keramiek, glas en metaal, hoofd- ten van een nederzetting die hier aan een zakelijk uit de rijke collectie Van Beu- duinmeertje gelegen moet hebben. Tot de 275 vondsten behoren vuurstenen werktuigjes, die klandestien werd opgegraven naast café waaronder twee fraaie pijlpunten. Voor Bruintje Beer aan het West. De unieke belangstellenden is aan de afrastering rond vondst werd nota bene gedaan pal naast de werkput een tweetal tekstpanelen beves- een opgravingsput van de stadsarcheologe, tigd, met daarop informatie over de opgra- op een plek waar vanwege instortingsge- ving. vaar niet gegraven mocht worden. De schatgravers boden de haakbus voor Romeinse muur in Voorburg? f 16.000,- te koop aan bij het Westfries Een groepje enthousiaste amateur-archeo- Museum in Hoorn, een aanbod dat door logen heeft het plan opgevat om in het park museumdirecteur Ruud Spruit verontwaar- Hoekenburg/Arentsburgh in Voorburg digd van de hand werd gewezen. De stads- enkele zaken te reconstrueren die moeten archeologe stapte vervolgens naar de poli- herinneren aan de Romeinse stad Forum tie die in september besloot het object op Hadriani die hier heeft gelegen. Het meest basis van de Wapen- en Munitiewet in spectaculaire onderdeel moet een gedeelte beslag te nemen. De schatgravers lieten het van de Romeinse stadsmuur worden. Deze er niet bij zitten en besloten de eigendoms- toeristische en educatieve attractie krijgt kwestie juridisch uit te vechten. Volgens een lengte van 15 meter en een hoogte van stadsarcheologe Van de Walle een uniek 5.40 meter. In de Voorburgse gemeente- fenomeen: „Niet de archeologen, maar de raad waren de meningen verdeeld. Een illegale schatgravers spannen hier de zaak raadslid van Links Voorburg vergeleek de aan. Dat kan dus belangrijke jurispruden- initiatiefnemers spottend met Olivier B. tie worden". Pikant detail: een van de Bommel, de bewoner van slot Bommel- schatgravers is lid van de AWN. Hij maakt stein, die eens op zijn open haard wees en een goede kans geroyeerd te worden. zei: „Ziet u die eeuwenoude schouw, die heb ik zelf laten metselen. Dat kun je gerust aan een Bommel overlaten". Uiteindelijk Resten kasteel Roucoop blootgelegd ging in oktober de gemeenteraad toch In Voorschoten zijn de resten van het accoord met het plan en ook zijn inmiddels voormalige kasteel Roucoop blootgelegd. sponsors gevonden die het project willen Medewerkers van de AWN-afdeling Rijn- financieren. Een groepje omwonenden streek hebben het kasteelterrein in juli en heeft echter voorlopig roet in het eten augustus onderzocht. Op het terrein zou gegooid. Zij stelden een Kroonberoep in een grote bedrijfshal verrijzen. omdat zij vrezen in hun woongenot te Gevonden werden de resten van de toe- worden aangetast. Ook zijn zij bang dat gangsbrug tot het kasteeleiland en een deel spelende kinderen van de muur zullen stor- van het kasteeleiland zelf. Van het kasteel ten. Zolang de bewoners dwars liggen, laat werd een deel van de funderingen en een de Romeinse stadsmuur dus nog even op grote waterput blootgelegd. De funderin- zich wachten . . . gen en het overige vondstmateriaal stam- men uit de 17e en 18e eeuw.

Oorlog in Hoorn In Hoorn is de strijd ontbrand tussen stads- Keizerskop in voortuintje archeologe Tosca van de Walle en enkele Het Rijksmuseum van Oudheden in Leiden schatgravers. Inzet is de vondst van een is onlangs in het bezit gekomen van een 15e-eeuwse bronzen haakbus (handkanon) unieke zandstenen kop uit het begin van onze jaartelling. De kop werd in 1961 gevonden door een inwoner van het Noord- brabantse dorpje Heesch bij het aanleggen van de fundering voor een garage in zijn tuin. Bijna had hij de kop verwerkt in de Bronzen haakbus uit Hoorn. fundering maar zijn vrouw overreedde hem 276 Conservator Marijke Brouwer met de kop van keizer Vespasianus (foto Jan Holvast, Leiden). de bodemvondst als blikvanger in de voor- de Waal, niet ver van Heesch. Conservator tuin te zetten. Daar bleef hij bijna dertig Marijke Brouwer meldt tevreden dat de jaar staan, de laatste jaren ter bescherming kop voor „een hele redelijke prijs" door het bedekt met een laag grijs-blauwe metaal- museum verworven kon worden. verf. Een vriend van het echtpaar sugge- reerde onlangs om de kop eens door een Heeft u nog nieuws? deskundige te laten bekijken. Zo belandde Westerheem gaat meer aandacht besteden de kop via diverse lokale oudheidkamers in aan aktueel archeologisch onderzoek. Bent het Rijksmuseum van Oudheden. Daar u zelf bezig met een interessante opgraving ontdekte men dat het hier waarschijnlijk of heeft u er net een afgerond? Stuur dan een zandstenen portret van de Romeinse een kort berichtje naar de redactie van keizer Vespasianus (70-79 na Chr.) betreft. Westerheem (zie colofon voorin). Een kat- Mogelijk is de kop onderdeel geweest van tebelletje is al voldoende, of een knipsel uit een standbeeld, dat dan gestaan moet heb- de plaatselijke krant. Zo blijven we op de ben in de legerplaats Rossum aan de rivier hoogte van eikaars aktiviteiten!

277 Verenigingsnieuws

Landelijke werkgroep Steentijd (LWS) Voorbereid en ingeleid door Jaap de Vlieger Na de oprichtingsbijeenkomst op 7 april '90 in ging een klein gezelschap van 9 LWS-leden, het ROB-gebouw te Amersfoort (zie Wester- waarbij deze keer ook Lot Delfin en Jaap Mom heem XXXIX (1990) no. 1 en 2) heeft de LWS zich hadden aangesloten, naar ons eerste on- reeds enkele aktiviteiten achter de rug. derdeel: de kalkzandsteenfabrieken Vogelen- In volgorde hierover nu verslag: zang en de Ridder. Nadat Jaap de Vlieger ons hierover uitvoerig 1. 26 mei 1990. Eerste bijeenkomst der werk- geïnformeerd had, kon een ieder zich over de groep in de door AWN-afd. Vallei en Eemland bezinkingsvelden verspreiden, in de hoop daar beschikbaar gestelde werkruimte. Van de oor- artefakten aan te treffen zoals de heer Lieuwen, spronkelijk aangemelde belangstellenden voor een plaatselijk amateur-archeoloog, dat meer dit initiatief waren slechts 10 leden aanwezig, dan vijftien jaar had gedaan. wat niet bemoedigend was. Voor de lunchpauze Zijn selecte collectie bezichtigen, stond hierna werden een aantal agendapunten behandeld op het program. Na een hartelijke ontvangst betreffende de nodige structuur voor deze nog door de familie Lieuwen, kon de in een grote prille groep. Zo werd tot voorzitter van de vitrinekast opgestelde collectie artefakten, bot- werkgroep mevr. Jonny Offerman gekozen, materiaal e.d. worden bekeken. De heer Lieu- terwijl tot secretaris en penningmeester respec- wen gaf daarbij toelichting. Er waren zeer inte- tievelijk de heren Gijs Vlamings en Jaap de ressante stukken te bewonderen, waardoor een Vlieger werden aangewezen. geanimeerd gesprek op gang kwam. Daar in- Na de pauze werd een practicum ingeleid door middels een extra onderdeel bouwterrein „Koer- de voorzitter. Met enig meetgerei demonstreerde heuvel" met vermoedelijke ijzertijdnederzetting zij haar methode van opmeting van vuursteen- door de heer Mom, plaatselijk amateur-histo- afslagen. Nadat de bijeenkomst was afgesloten, ricus en ontdekker hiervan, op het program was kon in een sfeervol nabijgelegen café informeel geplaatst, werd de lunchpauze aldaar gehouden. nagepraat worden wat aan gemoedelijkheid een Nadien was er gelegenheid deze ontsluiting te haast gevleugeld beeld heeft doen ontstaan! verkennen, wat een potbodemfragment ople- verde, dat door Gijs Vlamings aan Jaap Mom 2. 15 september 1990. Tweede bijeenkomst werd aangeboden om bij zijn overige vondsten LWS. Wederom te gast in de Vallei en Eemland- te voegen. Ook hier moesten we node afscheid ruimte te Amersfoort. Nu waren 9 leden aanwe- nemen, gezien het laatste onderdeel van de zig (3 afmeldingen). Nadat de voorzitter eerst excursie: de resterende ontsluiting van de enkele organisatorische punten had afgewerkt, fameuze groeve Kwintelooyen. kregen twee leden van de groep, Paul Souverein Doordat deze groeve landschappelijk wordt en Pieter Stoel, alle gelegenheid hun goed ver- afgewerkt, waren hier slechts weinig oorspron- zorgde collectie vuurstenen artefakten uit de kelijke profielen, waaruit eventueel steenmate- zuigput „Beusichem" nader toe te lichten. riaal kon worden onderzocht. Toch kon op de Na de lunchpauze arriveerden ons lid Dick Sta- gevlakte, door regenwater ingesneden hellingen pert samen met Arnold Carmiggelt (hoofdre- nog menig interessant stuk worden verzameld. dacteur Westerheem). Stapert gaf aan de hand Ben Walet, als een van de overgebleven fervente van dia's toelichting over nieuwe Ahrensburg- speurders naar artefakten, kreeg de „dagprijs"! vindplaatsen in Noord-Nederland, zoals Oude Hij vond een zeer fraaie grote „discus", een Haske (Fr.), Gramsbergen en Havelterberg. rondom bewerkte vuurstenen schijfvorm met Vervolgens lieten verschillende leden der werk- randretouche. Om van deze toch opwindende groep hun meegebrachte vondsten „Toetssteen" aktiviteit in zomerse omstandigheden te beko- Stapert passeren om al dan niet hun visie op men, snelde het overgebleven gezelschap rich- vuursteen(artefakten) te corrigeren. Wel leer- ting Rhenen. Een uitnodigend terras met koel zaam! bier en heerlijk napraten over deze uitstekend Alvorens de bijeenkomst te beëindigen om in geslaagde excursie. onze „stamkroeg" verder aan onze „gemoede- lijkheid" te werken, werd een excursie als vol- Gijs Vlamings gende aktiviteit aangekondigd. Het bestuur van de Landelijke werkgroep Steen- 3. 13 oktober 1990. Excursie naar Rhenen e.o. tijd wil haar aktiviteiten verder uitbouwen. 278 Zijn er leden van de AWN, die direct of indirect vlot, sprankelend en uitstekend te volgen. Het aktief hieraan willen meewerken, dan kunnen beeld dat werd geschetst van de samenleving in zij zich in verbinding stellen met het secretariaat een Germaans provinciestadje, was nijver, maar van de LWS: p/a Gijs Vlamings, Ploeglaan 22, toch rustig. De fraaie maquette van een gedeelte 3755 HT Eemnes, tel. 02153-87851. van de stad waarin diverse ambachtslieden Verslag van de najaarsexcursie naar Xanten op woonden, zag er bijzonder waarheidsgetrouw uit en toonde een wirwar van op en in elkaar 30 september 1990 Op een frisse maar veelbelovende dag verza- gebouwde huizen van vaak meerdere verdiepin- melde zich een veertigtal AWN-ers bij het sta- gen. tion te Utrecht om zich per bus te laten vervoe- Zoals tegenwoordig in een modern museum ren naar Xanten, een fraaie middeleeuwse plaats gebruikelijk is, waren de diverse vondsten, waar zich belangrijke resten uit de Romeinse gedaan in Castra Vetera thematisch, en daar- tijd in de bodem bevinden. Na een korte stop te door zeer overzichtelijk geordend. Spijtig echter Arnhem, waar de reisleider en organisator van was het dat, voor het geoefende oog zichtbaar, het geheel, Henk Wieringa, met nog enkelen vele wat kostbaardere stukken waren vervangen aan boord klommen, duurde het maar een half door replica's. uur of de torens van de imposante basiliek van Zeer aardig en instructief was een uitleg over Xanten doemden reeds voor het gezelschap op. kleding, waarbij diverse AWN-ers het „slacht- De buschauffeur wurmde zijn bus behendig offer" werden en voor het oog van een ieder door de nauwe straatjes, zodat er in het hart van werden getransformeerd tot „echte" Romeinen. de 8000 zielen tellende stad kon worden uit- Na een echte Duitse lunch met rauwkost en gestapt. Wurstbraten, werd het gezelschap per bus ver- Na een korte wandeling langs enkele aardige voerd naar het opgravingsterrein, dat voor een straten werd binnengegaan in het restaurant gedeelte is gereconstrueerd. Zo staan vrijwel van het Historisches Museum. Na een opwek- alle torens van de omwalling weer op hun plaats kende kop koffie werd het gezelschap in tweeën en worden deze op enkele plaatsen onderling gesplitst opdat een ieder de beide gidsen goed verbonden door een stenen muur met een weer- zou kunnen verstaan. De explicatie die, naar gang. Ook een gedeelte van het amphitheater is keuze, kon worden gevolgd in het Nederlands of gereconstrueerd. Het is echter niet de bedoeling in het Duits, was wat betreft de Duitse versie van de directie van het park om alles gehéél op

1. Deskundige uitleg tijdens de najaarsexcursie naar Xanten (foto H. Wieringa). 279 te bouwen, maar om een indruk te geven van niet dat alles wat getoond wordt zeer statisch is. hoe het is geweest. Zo is er, zwevend boven de Op de Romeinse spelletjes na, valt er voor de weinige oorspronkelijke resten, een zeer impo- bezoeker niet zo veel méér te doen dan te wan- sante tempel-in-aanbouw neergezet, waarbij alle delen en te kijken. Als er in de toekomst nog wat stadia van de constructie zichtbaar zijn gemaakt, meer dynamiek zou worden toegevoegd, zodat incluis de beschildering in tamelijk felle kleuren. er sprake kan zijn van het daadwerkelijk bele- Het meest spraken, althans tot mijn verbeel- ven van de archeologie, heeft Duitsland een ding, een volledig herbouwd huis en een badge- attractie op archeologisch gebied die zeker niet bouw. Hoewel alles nét even te mooi en te nieuw meer stuk kan. was, werd een verrukkelijk beeld geschapen van Met een uiterst voldaan gevoel werd de terugreis het interieur van de diverse vertrekken in het naar Nederland aanvaard en was het gezelschap huis van de wat rijkere Romein. In het bad zat op een zeer redelijk tijdstip weer in Utrecht, echt water, waarin mogelijk enkele Romeinen waar vandaan een ieder zijn eigen woonplaats zich al hadden gebaad, want het zag er niet zo weer opzocht. schoon uit! Een prima dag met een perfekte organisatie, Xanten is een mooie plaats en het archeologi- waarvoor ik Henk Wieringa, namens alle deel- sche park, waarin inmiddels 53.000.000 DM is nemers, nogmaals dank zeg. geïnvesteerd, is zéér de moeite waard, ware het F. Diederik

2. Xanten, wandelen en kijken (foto F. Diederik). 280 Reacties van lezers

Nogmaals de veenlijken in Nederland: enkele mentatie gaat. De onjuistheden waarom correcties het gaat zijn de volgende. Afbeelding 7 De lezer van het openingsartikel „De veen- toont een overcompleet skelet (een klein lijken van Nederland" in het jongste num- deel van de botten hoort bij het veenlijk mer van Westerheem (jaargang 39,5,1990, van Zweeloo). De vliertakken van afb. 9 blz. 185-195) zal het misschien opgevallen zijn in werkelijkheid gevonden bij de 16e- zijn dat er nergens een bronvermelding bij eeuwse veenlijken van Wijster. de gebruikte afbeeldingen is gegeven. In de De hand van afb. 10 figureert ook weer - bijdrage van mevr. H. T. Uytterschaut zijn en dan ten onrechte - in afb. 11 (lichaam en niet minder dan 11 zwart-wit afbeeldingen hand vertonen een verschil in ouderdom opgenomen, negen „gewone" en twee rönt- van tenminste 600 jaar en hebben dus niets genfoto's. Over die eerste groep wil ik met elkaar te maken). De lezer kan de cor- graag de volgende opmerkingen maken. recte afbeelding vinden in Mens en Moeras; Het gaat hier om uit 1987 daterend beeld- veenlijken in Nederland van de bronstijd tot materiaal, dat zonder toestemming van het en met de Romeinse tijd, Assen 1990. Drents Museum is opgenomen. Voor een deel van die afbeeldingen zou het Drents Museum die toestemming ook nooit gege- W. A. B. van der Sanden ven hebben om de eenvoudige reden dat conservator afdeling archeologie het om achterhaalde en afgekeurde docu- van het Drents Museum

Literatuurbespreking

H. Sarfatij (red.), Verborgen steden. Stadsar- torische lijn te ontdekken valt. Die verschillen cheologie in Nederland. Meulenhoff Amsterdam binnen het algemene urbanisatieproces vloeien 1990. 200 p. ISBN 90.290.9936.4. Prijs f 59,50. voort uit de eigen aard van elke stad, maar ook uit de stand van het onderzoek ter plaatse. Op 15 juni jl. werd in Utrecht, tussen de Dom en Utrecht is nu eenmaal langer en grondiger het „Gat van Van Giffen", het langverbeide bekeken dan Breda, en de voorgeschiedenis van boek over de stadsarcheologie van Nederland Maastricht is, hoe vreemd dat ook lijkt, relatief ten doop gehouden: „Verborgen steden". Het beter gedocumenteerd dan die van het uit het was aangekondigd als een soort urbane tegen- niets opgekomen Kampen. Mede om die reden hanger van het zo succesvolle „Verleden land", is door de auteurs - vrijwel alle officiële stads- als een voorlopige samenvatting van wat ver- archeologen of hun „stedehouders" - soms spreid over jaarboeken en kronieken aan deel- gekozen voor één aspect of zelfs één deelonder- onderzoek is gepubliceerd - èn als een optimis- zoek in plaats van een complete stadshistorische tisch klinkende echo van „Het bodemarchief ontwikkelingsschets. Zo'n verhaal over de wa- bedreigd". Het resultaat is in ieder geval een terbeheersing in Amersfoort, de ziekenverple- fraai en veelzijdig boek met een keur aan illu- ging in Delft of het pottenbakken in Haarlem straties, al is het formaat van de laatste hier en bevalt wel. Anderzijds kan ook een stapsgewijze daar wel èrg klein uitgevallen. verkenning van macro- naar microniveau, zoals Het hoofdbestanddeel wordt gevormd door in Nijmegen, of een uitgebreide behandeling beschrijvingen van een negentiental steden, be- van het fenomeen groei (Den Bosch) of bouw- ginnend met het in de Romeinse tijd wortelende historie (Utrecht) zeer informatief zijn. Bij Maastricht en eindigend met het tot in de sommige steden (Dordrecht en Groningen bij- Nieuwe Wereld expanderende Amsterdam. De voorbeeld) kostte het enige moeite om de gede- rangschikking is globaal gesproken chronolo- tailleerde topografische ontwikkeling te volgen. gisch-thematisch, zodat bij alle verschillen tus- Blijkbaar zijn eenvoudige kaartjes hier niet vol- sen de afzonderlijke steden toch een zekere his- doende. In het geval van Groningen was een iets 281 minder compacte tekst wellicht te verkiezen plaatse. Een sociaal-economisch criterium - geweest. De slechts enkele bladzijden tellende stad is elke nederzetting, waarvan de bevolking beschrijving van Den Haag munt daarentegen niet in hoofdzaak van landbouw en veeteelt leeft uit in helderheid, maar de residentie is waar- - is beter te hanteren en archeologisch boven- schijnlijk ook simpeler van structuur dan dien veel tastbaarder. Het eveneens op p. 29 „Stad". afgedrukte kaartje had daarom beter achter- De chronologisch-thematische reeks wordt ge- wege kunnen blijven; een aantal van de daarop volgd door een „panorama van de stadsarcheo- voorkomende stippen is arbitrair, zoals de logie in Nederland", waarbij naast de reeds Westfriese dorpen die ondanks hun rechten besproken steden ook een groot aantal wat altijd dorp zijn gebleven. Anderzijds worden minder bekende plaatsen, van Schagen tot Sit- plaatsen weggelaten die de sociaal-economische tard, in kort bestek de revue passeert. Een toets zeker hadden doorstaan. Waarom Haas- enkele stad, het bij Westerheem-lezers bekende trecht wel opgenomen en bijvoorbeeld Bode- Zevenaar bijvoorbeeld, wordt daarbij om on- graven niet, dat al in de 16e eeuw een semi- duidelijke redenen weggelaten. stedelijk karakter had? En waarom toch het aan Belangrijk is in ieder geval, dat in dit „pano- de antieken ontleende begrip „stadstichting" rama" verwezen wordt naar openbaar toegan- weer geïntroduceerd, terwijl daar maar in een kelijke collecties en dat een goede keuze uit de enkel geval, met Den Bosch als belangrijkste over elke stad verschenen literatuur is toege- voorbeeld, sprake is geweest? voegd. De waarschuwing tegen „wilde schat- Misschien is deze kritiek op een onderdeel van graverijen en onbevoegde solo-acties" op locaal een overigens gedegen en zeer leesbare intro- niveau wordt hopelijk door iedere lezer ter harte ductie wat onrechtvaardig. De stadshistorische genomen. discussie is immers nog in volle gang, en wat Tot een echte vergelijking tussen de verschil- Sarfatij geeft is een momentopname daaruit. lende steden kon het in een boek als dit natuur- Dat maakt „Verborgen steden" in ieder geval lijk nog niet komen. Redacteur Sarfatij zag zich ook in historiografisch opzicht tot een uiterst toch al voor de niet geringe taak gesteld, de zo waardevol boek. uiteenlopende verhalen aaneen te smeden door F. D. Zeiler middel van een introductiehoofdstuk. Daarin kon hij niet volstaan met een overzicht van de Baggeraars en archeologen: Van project tot rap- stadsgeschiedenis in het algemeen en een schets port van het stadskernonderzoek in het bijzonder, Dredgers and archaeology; shipfinds from the maar moest hij ook iets zeggen over de maat- Slufter; door Th. J. Maarleveld, J. J. Adams en schappelijke context. Het werk van de stadsar- A. F. L. van Holk. Alphen aan den Rijn, Minis- cheoloog is immers als geen andere tak van terie van WVC, Afd. Archeologie Onder Water, wetenschap vaak letterlijk een middelpunt van 1990. 200 pp. Prijs f 45,- en f 5,- verzendkosten. het dagelijks leven. Beide, wetenschap en sa- Te bestellen door storting van f 50,- op giro menleving, ontwikkelen zich razendsnel, zo snel 374082 op naam van Afd. Archeologie Onder dat een begrip dat ik zoeven nog gebruikte - Water, Eikenlaan 239,2404 BP Alphen aan den stadskernonderzoek - in feite alweer verouderd Rijn. blijkt. Ook verschenen onder de titel: Archaeological Dat de wetenschap als geheel niet overal gelijke survey. Grootschalige locatie voor de berging van tred met het stadsarcheologisch tempo weet te baggerspecie uit het benedenrivierengebied. houden, blijkt hier en daar uit wat door Sarfatij Men kan zich nauwelijks een geschikter en zin- en zijn co-auteurs over het proces van stads- voller entourage voorstellen voor het ten doop vorming te berde wordt gebracht. Zelf introdu- houden van een rapport over scheepsarcheolo- ceert hij de term „proto-stedelijk" (p. 29), maar gisch onderzoek dan de ruimten van het Mari- sommige van zijn collega's (Medemblik p. 53, tiem Museum „Prins Hendrik" te Rotterdam. Haarlem p. 131) blijven de ongelukkige bena- Onderwaterarcheoloog èn mede-auteur Thijs ming „voorstedelijk" bezigen. De laatste is Maarleveld vestigde daar in zijn welkomst- gebaseerd op de hardnekkige misvatting, dat woord, uitgesproken op 7 augustus jl., terecht een stad pas stad zou zijn als een stadsrecht door de aandacht op. Aan de ene kant een paar de landsheer zou zijn verstrekt. Afgezien van modellen van baggerwerktuigen, aan de andere het formalistisch karakter van een dergelijke kant een schip uit Zwammerdam.... achter glas. theorie, is door diplomatisch onderzoek inmid- Zowel de doopplechtigheid als de dopeling dels wel voldoende aangetoond dat veel stads- vragen onze aandacht. Ze zijn het waard. rechtverleningen eenvoudig een bekrachtiging Maar eerst iets over het onderzoek, waarvan in zijn van reeds lang gebezigd gewoonterecht ter het rapport verslag wordt gedaan. Aan het tij-

282 dens de bijeenkomst verstrekte persbericht ont- voelens kan bekijken. „Het zijn immers externe leen ik een aantal gegevens. Het Rotterdamse omstandigheden die het onderzoek bepalen, baggerdepot „De Slufter" is tussen mei 1986 en terwijl men gelijktijdig weet dat de kans tot september 1987 aangelegd in de Noordzee, aan onderzoek eenmalig is. Toch zijn dat de be- de westzijde van de Maasvlakte. Binnendijks is zwaren waar de archeologie mee te leven heeft". het 260 ha groot en 52 m diep. Vóór de aanleg Aldus Thijs Maarleveld. was het ter plaatse 3 m diep. De bodem was Maar de positieve aspecten van de gekozen - en opgebouwd uit plaatafzettingen in de voordelta door directeur H. Molenaar van het Gemeente- van Rijn en Maas. Het depot is aangelegd om lijk Havenbedrijf Rotterdam mogelijk gemaakte bagger uit de havenbekkens en de rivier te - aanpak bepaalden toon en inhoud van het bergen die niet geschikt is om in zee of op het gesproken woord tijdens de aanbieding van het land te storten. rapport. De heren Molenaar en Riezenkamp De verwachting was dat er historische scheeps- (directeur-generaal van WVC) boden elkaar de wrakken gevonden zouden worden. Tijdens de respectievelijk roodbruin en blauw getinte ver- voorbereiding van het project is daarom een sies van het rapport aan. De heer Molenaar archeologisch vooronderzoek uitgevoerd. Dit deed daarbij de idee aan de hand om alle resulteerde in een geschakeerd beeld van het opdrachtgevers van grote civiel-technische wer- soort vondsten dat verwacht werd. Hieruit ont- ken te verplichten één procent van de bouwsom stond een plan van aanpak dat was toegespitst af te dragen voor culturele doeleinden. De heer op uiteenlopende vondstsituaties. De zorg voor Riezenkamp nam deze suggestie gaarne over, archeologische vondsten kon op die manier op temeer omdat de begroting voor archeologie de een beheersbare wijze in het project worden begeleiding van grote werken uitsluit. geïntegreerd. Beheersbaar, dat wel, maar er is. De samenwerking tussen baggeraars en archeo- en blijft natuurlijk sprake van „grofstoffelijk" logen heeft geleid tot een reeks belangrijke (nood)onderzoek dat men vanuit wetenschap- scheepsvondsten. Toch was de voornaamste pelijk oogpunt alleen maar met gemengde ge- doelstelling van het archeologisch onderzoek

/. De ingepakte resten van het Engelse buikscheepje. De kiel was van berkehout, de huidplanken van iepe-, eike- en berkehout. 283 niet het doen van vondsten, maar het zo goed - vroege experimenten met smeedijzeren ver- mogelijk vastleggen wat verloren zou gaan. Het bindingsdelen; gestelde doel is bereikt en dat is, ondanks de wat - in elkaar voegen van kromme spanten in recht negatief klinkende formulering, een belangrijk hout; positief resultaat. Dat het onderzoek van de - het gebruiken van zeer diverse houtsoorten. geborgen scheepsresten belangrijke aanvullende gegevens heeft opgeleverd ten aanzien van de De - nu verdwenen - berg zand „met iets erin" is beschikbare historische documentatie over de omgebouwd tot een hanteerbaar boekwerk. 19e-eeuwse scheepsbouw, moet men beschou- Aldus Thijs Maarleveld in het WVC-tijdschrift wen als een niet verwacht, maar daarom niet Trefpunt. Ik kan het daar volledig mee eens zijn. minder welkom nevenresultaat. Onze kennis De indeling van het rapport is overzichtelijk. Na omtrent scheepvaart en scheepsbouw, schip- een beknopt overzicht van het vooronderzoek breuk en wrakvorming, geologie en geografie is en het daaruit resulterende plan van actie, volgt door het onderzoek aanmerkelijk vergroot. een uitvoerige beschrijving van de scheepsresten Gehoopt mag worden, dat voor toekomstige en de omstandigheden waaronder ze zijn ont- onderzoeken een vergelijkbaar plan van aanpak dekt en onderzocht. Vervolgens worden de kan worden gehanteerd. gerealiseerde samenwerking tussen baggeraars In totaal werden tijdens het werk op zes plaat- en archeologen, het gekozen plan van aanpak sen scheepsresten aangetroffen. Een van de en de verkregen resultaten geëvalueerd. Daaruit vindplaatsen zou middeleeuws kunnen zijn, de resulteert een aantal aanbevelingen. Een van de overige zijn van later datum. Drie vindplaatsen voornaamste verdiensten van het rapport is de bevatten resten van hetzelfde schip, een middel- tweetalige (Engels en Nederlands) verklarende groot vaartuig dat op het eind van de 18e eeuw woordenlijst (met elkaar 22 pagina's!). In het moet zijn vergaan en dat op typisch Neder- kortgeleden door mij besproken Archeologie landse wijze is gebouwd. Delen van de uitrus- onder water heb ik zo'n lijst node gemist. Een ting, de tuigage en de scheepsinventaris konden uitvoerige literatuuropgave completeert de worden vastgesteld. Een Engels buikscheepje tekst. Layout en illustraties voldoen aan hoge dat omstreeks 1840 is vergaan, leverde - alle- eisen. Kortom: Een in alle opzichten hanteer- daags als het destijds moet zijn geweest - belang- baar boekwerk dat, inhoud en vormgeving in rijke gegevens op over de mate waarin destijds is aanmerking genomen, de hanteerbare prijs van gewoekerd met een tekort aan geschikt bouw- f45,- zeker waard is. materiaal. In één en hetzelfde schip zijn allerlei P. Stuurman oplossingen toegepast:

2. Perspectieftekening van de bakboordszijde van het Engelse buikscheepje. 284 Literatuursignalement

Nieuwsbrief Archeologische Vereniging Breda 4, kelder van de Vleeshal in Haarlem. Uit een 13e- 1990, 4: eeuwse tonput en id. beerkuil werden, behalve Ook in de zomermaanden werd onderzoek ver- veel aardewerk, tevens een grote hoeveelheid richt in de binnenstad van Breda, en wel aan de houten nappen en een houten beeldje geborgen. Cingelstraat en de Catharinastraat. Eerstge- In de ondergrond een fragment van een uit de noemde lokatie leverde funderingsresten uit de Bronstijd daterende hamerbijl. 17e eeuw, vroegere stenen funderingsresten en -onder een ophogingslaag - resten van hout- Helinium 30, 1990, fase. 1: bouw en 12e- en 13e-eeuws aardewerk op. Van Uitvoerig aandacht voor deze, zeker ook voor het klooster aan de Catharinastraat kwamen Nederlandse lezers, bijzonder interessante afle- zowel boven-als ondergronds gegevens beschik- vering. M. Otte, P. Haesaerts en E. Boëda baar in de vorm van bouwfragmenten en fun- beschrijven in Rocourt: industrie laminaire ar- deringsresten. chaïque een vroeg en mede als gevolg daarvan archaisch aandoend voorbeeld van de vervaar- Kwadrant 8, 1990, 3: diging van klingwerktuigen. Deze verworven- J. R. Magendans en A. Waasdorp. Opgraving heid wordt in het algemeen als kenmerk van Churchillplein (pp. 5-8). jongpaleolithische vuursteenbewerking be- De in juli 1989 en de winter 1989/1990 onder- schouwd. C14-dateringen duiden er echter op zochte vindplaats ligt op de overgang van dat de beschreven vindplaats te Rocourt als strandwal naar strandvlakte. Behalve (keer) middenpaleolithisch moet worden beschouwd. ploegsporen werden ook een ingewikkeld pa- De schrijvers gaan nader in op de vervaar- troon van parallelle en elkaar kruisende grep- digingswijze van de werktuigen. pels en een aantal paalgaten aangetroffen. Er Dick Staperts bijdrage Within the tent or out- werd een aanzienlijke hoeveelheid scherven van side? Spatialpatterns in latepaleolithic sites is de aardewerk uit de Late Ijzertijd verzameld, Engelstalige versie van zijn in Westerheem 38, voornamelijk versierd met nagel- of spatelin- 1989, p. 177-189 opgenomen bijdrage. drukken. C 14-onderzoek leverde een datering Fred Brounen en Harry Vromen beschrijven in van 2160 ± 50 BP op. Afind of la Hoguette pottery at Geleen (South J. M. Koot. Middeleeuws huis te Rijswijk Limburg, the Netherlands) vroegneolithisch gevonden (pp. 10-11). aardewerk, dat noch de kenmerken van het jon- In mei/juni 1990 werden bij een onderzoek in de gere bandkeramisch aardewerk noch die van Torenstraat de resten van een eenschepig hou- Limburger aardewerk vertoont maar wel gelijk- ten huis uit de 15e eeuw aangetroffen. Enkele tijdig en in dezelfde context voorkomt. Behalve kuilen en afvalplekken wijzen erop dat al sedert in Geleen hebben ook een vindplaats in Sweik- de 12e/13e eeuw sprake is geweest van bewo- huizen en vindplaatsen in Duitsland en Frank- ning ter plaatse. rijk voorbeelden van dit aardewerk opgeleverd. T. J. ten Aschers uitvoerige bijdrage Vogelen- Grondig bekeken; orgaan van de AWN-afd. Lek zang, a Hilversum-1 settlement vormt voor mij en Merwestreek 5, 1990, 3, pp. 13-28: de hoofdschotel van deze interessante Heli- C. van der Esch. Enkele notities over het Land nium-aflevering en dat niet in de laatste plaats van Heusden en Altena. omdat ik aan het onderzoek in 1959-1960 per- Archeologisch gezien ontleent deze bijdrage soonlijke herinneringen bewaar. Dankzij een haar waarde vooral aan de belangwekkende minutieuze technologische analyse van de ver- beschouwingen naar aanleiding van de vondst zamelde aardewerkresten op het punt van ver- van een hoogstwaarschijnlijk uit de tweede helft schraling, versiering, potdikte en potomvang van de 13e of het begin van de 14e eeuw date- komt de schrijver tot opmerkelijke conclusies. rende vijzel, die in 1989 te Almkerk bij graaf- De bekende, door Glasbergen geïntroduceerde, werk werd aangetroffen. chronologisch-typologische trits Hilversum - In het Jaarverslag 1989 van de AWN-afd. Ken- Drakenstein - Laren blijkt in een aantal op- nemerland een uitvoerig overzicht van het door zichten nog steeds bruikbaar, maar het kop- de werkgroepen verrichte veldwerk en andere pelen van chronologie aan typologie blijkt, activiteiten. De meest opvallende resultaten zeker voor zover het de datering en het voor- werden verkregen tijdens een onderzoek in de komen van Drakenstein-aardewerk betreft, ver-

285 warrend te werken. De schrijver stelt een nieuwe grens van zand en leem zijn gesitueerd. De chronologie voor: HVS-1 (voormalige Hilver- ontwikkelde methode maakt het mogelijk, te sumfase), HVS-2 (voormalige Drakensteinfase) traceren waar nog niet ontdekte nederzettingen en HVS-3 (voormalige Larenfase). Typologisch uit dezelfde periode verwacht mogen worden. gezien representeert Vogelenzang hoogstwaar- schijnlijk een late subfase binnen HVS-1. Deze Grondspoor nr. 95, juni 1990, pp. 3-11: conclusie brengt de schrijver tot een nadere C. J. van Roon. De Krijgsman. Een bewogen onderverdeling van de HVS-1-fase in drie sub- molengeschiedenis. fasen: HVS-1 A, HVS-1B en HVS-1C. Verplichte Van 19 april tot en met 2 mei van dit jaar is een literatuur voor de vele amateur-archeologen die onderzoek ingesteld naar eventuele funderings- in het kader van hun heilzame arbeid met de resten van een voormalige korenmolen, De HVS-cultuur in aanraking komen. Krijgsman, te Uitgeest. Onder de fundering van E. Warmenbol beschrijft in Un petit dépöt du een achtkantige bovenkruier kwamen de teer- Bronze Final découvert a Yvoir (Namur) een lingen (gemetselde molenvoeten) van twee gesloten vondst, bestaande uit een vleugelbijl, voorgaande standaardmolens te voorschijn. De een lanspunt en een pijlpunt. Er zijn overeen- eerste standaardmolen zou, gezien het vondst- komsten met vondsten uit Frankrijk, Neder- materiaal, uit het einde van de 15e eeuw of het land, België zelf en, voor zover het de pijlpunt begin van de 16e eeuw kunnen dateren, de betreft, met Zuidwest-Duitsland en Zwitser- tweede is waarschijnlijk na de verwoesting van land. zijn voorganger in 1573 gebouwd door Cornelis Een tweede uitvoerige bijdrage is die van K. Corneliszoon van Uytgeest. Een leerzame in- Wilhelmi, getiteld Ruinen und Nordhorn. - Zwi- dustrieel-archeologische bijdrage! schen IJssel und Ems: Besondere Rechteck- und Quadratgraber der Eisenzeit. Zij is opgedragen In Terra Nigra nr. 112, juli 1990 (AWN-afd. aan de bejaarde Duitse archeoloog K. Tacken- Helinium), aandacht voor de archeologische berg. Met de respectievelijk door Waterbolk en begeleiding van de reconstructie van Midden- Kooi gepubliceerde resultaten en conclusies van Delfland. Oud-hoofdbestuurslid Peter van den de grafveldonderzoeken te respectievelijk Rui- Broeke is verantwoordelijk begeleider. Met de nen en Oosterhesselen als vergelijkingsmate- archeologische inventarisatie door Epko Bult riaal presenteert de schrijver een uitvoerig over- (1983) als richtlijn wordt het grootschalig zicht van de resultaten van grafveldonderzoek grondverzet nauwlettend gevolgd. Vele nieuwe in Noordwest-Duitsland. De graven met recht- vindplaatsen uit Ijzertijd en Romeinse tijd zijn hoekige resp. vierkante greppel staan daarbij reeds getraceerd, ondermeer van een inheems- centraal. Hij verbindt aan zijn betoog de juiste Romeinse boerderij. Het bewoningsbeeld, met conclusie, dat in een verenigd Europa tot een name in de Romeinse tijd, heeft men moeten gemeenschappelijke benadering van dit soort bijstellen: er werd niet alleen op zavelige geulaf- grensoverschrijdende archeologische verschijn- zettingen, maar ook veelvuldig op het veen selen moet worden overgegaan. De bij het arti- gewoond. Het IPL verricht sinds 1988 „preven- kel behorende literatuuropgave is helaas weg- tieve" noodopgravingen op Uzertijd-vindplaat- gevallen. Een groot aantal literatuurbesprekin- sen in het betrokken gebied, het IPP doet vanaf gen completeert, zoals gewoonlijk, de inhoud 1990 hetzelfde op vindplaatsen uit de Romeinse van de aflevering. tijd.

Landschap 1989 nr. 4, pp. 310-317: Meyendel mededelingen afl. 19, april 1990, pp. B. J. Groenewoudt. Prehistorische woonplaat- 1-6: sen in een landschap. J. A. Waasdorp. Archeologie in de duinen. In het natuurreservaat „De Borkeld" bij Mar- Archeologisch onderzoek, resp. in 1982, 1983 kelo blijkt een groot aantal prehistorische ne- en 1988 verricht door de Sectie Archeologie van derzettingsterreinen aanwezig te zijn, daterend de Gemeente Den Haag, èn opgravingen door uit de periode Midden-Neolithicum - Vroege de AWN-afd. Den Haag e.o. hebben een zeer Bronstijd (ca. 3200-1800 v. Chr.). Welke facto- gevarieerd beeld opgeleverd van de aanwezige ren en overwegingen hebben een rol gespeeld bij bewoningssporen in de Waalsdorpervlakte. de keuze van deze woonplaatsen? Dat zijn zowel Nederzettingen uit de (Late) Bronstijd, de (Late) de natuurlijke omgeving van een lokatie als de Ijzertijd en de Romeinse tijd zijn min of meer culturele bagage van de mensen die zich willen exact gelokaliseerd, evenals een middeleeuwse gaan vestigen. Er is sprake van een voortdu- boerderij met een uitgestrekt systeem van ak- rende interactie tussen beide factoren. Op basis kergronden. Elders in het duingebied zullen van een uitvoerige lokatie-analyse concludeert onder de Jonge Duinen ongetwijfeld vergelijk- de schrijver dat de meeste nederzettingen op de bare bewoningssporen verborgen liggen. 286 In het Jaarverslag 1989 van de Gemeentelijke Hoek. Men zou hem de eerste stadsarcheoloog Werkgroep Archeologie te Roermond wordt kunnen noemen. Het werkterrein van BOOR aandacht besteed aan twee opgravingen, door beperkte zich echter niet tot de stad, maar de Werkgroep Archeologie van de Stichting omvatte de gehele regio. Tegenwoordig wil dat Rura in 1989 verricht: zeggen: Voorne-Putten, IJsselmonde en het - een groot waterbassin in de Jo Hansenstraat, gebied ten noorden van Nieuwe Waterweg en hoogstwaarschijnlijk voor industrieel gebruik Maas tussen Hoek van Holland en Capelle aan (lakenindustrie?) aangelegd en zijn oorsprong de IJssel. In dit overzichtsartikel wordt zowel de vindend in de 14e eeuw; (pre)stedelijke ontwikkeling van Rotterdam als - een Romeins grafveld aan de Maasnielderweg. de bewoningsgeschiedenis van het Maasmond- In totaal werden 18 crematiegraven onderzocht, gebied uitvoerig belicht. De balans van 30 jaar waarvan 7 onverstoord bleken te zijn. Tot de regionaal archeologisch onderzoek is indruk- vondsten behoren ondermeer een tufstenen as- wekkend, p § kist, aardewerk, glaswerk, brons, ijzerwerk en munten. Schoor, A. van der, 1990. Het spoor terug. Rot- Verder een verslag door free-lance archeoloog terdam in de Middeleeuwen. Madoc. Tijdschrift Jacob Schotten van een opgraving aan de voor mediëvistiek 4, nr. 3, 121-129. Schuitenberg, in de binnenstad. De oudste Een kort verslag van de resultaten van de middeleeuwse bewoning dateert uit plm. 1200. Spoortunnel-opgraving in Rotterdam en de Meest opvallende vondst: 10 potten van Elmp- oudste geschiedenis van deze stad. ter aardewerk. Clevis, H., en P. Kleij, 1990. Het Zwols Celehuis- Bulletin KNOB 89, 1990, 2, pp. 15-19: je, de bewoners en hun afval, 1550-1650. Zwols M. C. van Trierum. Dertig jaar regionaal ar- historisch tijdschrift 7, nr. 3, 75-93. cheologisch onderzoek in Rotterdam en het Eén van de „armste" vondstcomplexen van Maasmondgebied. Nederland, aldus de schrijvers, is het onderwerp In 1960 werd het Bureau Oudheidkundig On- van dit artikel. Het beschreven ceramisch mate- derzoek van Gemeentewerken Rotterdam riaal is afkomstig uit een in 1973 leeggehaalde (BOOR) in het leven geroepen, onder leiding afvalkelder en bestaat hoofdzakelijk uit rood- van de ook bij Westerheem-lezers bekende C. bakkend aardewerk. J^Q

Agenda

Tentoonstellingen Leeuwarden, Museum Het Princessehof, Grote In het Gallo-Romeins Museum te Tongeren is Kerkstraat 11. tot en met 31 maart 1991 de tentoonstelling Weggegooid en teruggevonden: aardewerk en „Rendierjagers. Prehistorische tentenkampen glas uit Deventer vondstcomplexen. nabij de Maas" te zien. Levensgrote, maar ook T/m 6 januari 1991. kleine maquettes, reconstructies van gebruiks- voorwerpen, afgietsels, schilderijen en een dia- reportage zijn de belangrijkste ingrediënten van Lezingen de tentoonstelling. De wetenschappelijke gege- 9 januari 1991 vens waarop de expositie gebaseerd is, zijn Afdeling Den Haag en omstreken. L. P. Louwe afkomstig van de opgravingen in Mesch, Kanne, Kooijmans. Het Neolithicum in Midden- en Orp-Le-Grand en Sweikhuizen, maar daarnaast Noord-Nederland. Theater Pepijn, Nieuwe zijn ook de resultaten benut van opgravingen in Schoolstraat 21-23, Den Haag. 20.00 uur. het Duitse Rijnland en Frankrijk en van antro- pologisch onderzoek in Noord-Amerika. 14 januari 1991 Afdeling Noord-Nederland. A. Jager. Leeuwar- De tentoonstelling is geopend van dinsdag tot der stads-stinzen. Natuurmuseum, Groningen. en met zaterdag 9.00-12.00 en 14.00-17.00 uur. 20.00 uur. Op zondag: 14.00-17.00 uur. Adres: Provinciaal Gallo-Romeins Museum, 25 februari 1991 Kielenstraat 15, 3700 Tongeren. Afdeling Noord-Nederland. G. Kortekaas. 287 Bewerking van een vacht zoals voorgesteld op de tentoonstelling in het Gallo-Romeins Museum te Tongeren.

Stadshuizen in de Groninger binnenstad. Na- Oproep tuurmuseum, Groningen. 20.00 uur. In mei 1991 zal er een tentoonstelling plaats- 12 maart 1991 vinden van Haagse vondsten uit particulier Afdeling Zaanstreek en omstreken. Mevr. M. bezit. Wie archeologische vondsten uit Den Garthof-Zwaan. De symboliek in versiering van Haag bezit, wordt verzocht zich in verbinding te aardewerk. Dorpsstraat 370, Assendelft. 20.00 stellen met: E. van Ginkel, Vermeerstraat 139, 3817 DD Amersfoort, tel. 033-634744. Men uur. kan ook contact opnemen met de stadsarcheo- 8 april 1991 loge van Den Haag: J. R. Magendans, postbus Afdeling Noord-Nederland. H. Horreus de 80.000, 2508 GA Den Haag, tel. 070-3533040. Haas. Experimenteel bouwen van prehistorische huizen. Natuurmuseum, Groningen. 20.00 uur. Ter overname aangeboden: 16 april 1991 Spiegel Historiael, 1966-1971 Afdeling Zaanstreek en omstreken. A. Lager- Alde Fryske Tsjerken, 1970-1980 wey. Het onderzoek bij het Victoriahotel in Bulletin KNOB 1969-1975 Amsterdam. Dorpsstraat 370, Assendelft. 20.00 Reakties s.v.p. aan H. W. Stuurman (tel. 09- 49203709750) of p/a Donker (tel. 02987-4905).

288 Adressenlijst hoofdbestuur en afdelingssecretariaten van de Archeologische Werkgemeenschap voor Nederland

Hoofdbestuur: 6. Rijnstreek: F. Vervaet, Geregracht 50,2311 Alg. voorzitter: S. Mooijman, PB Leiden, tel. 02522-13039. Explorerplein 10, 1562 BX Krommenie, 7. Den Haag en omstreken: R. van Lit, Waals- tel. 075-285163. dorperlaan 9, 2244 BM Wassenaar, tel. Vice-voorzitter: Mevr. Y. Coumans (educatie), 070-3281803, overdag 070-3646940. Graaf Florisweg 66, 2805 AM Gouda, tel. 8. Helinium (Vlaardingen): Mevr. J. M. Weer- 01820-82543. desteijn-van Dam, Buis 14, 3144GC Maas- Alg. secretaris: F. Diederik, sluis, tel. 01899-19751. Kievitlaan 36, 1742 AD Schagen, tel. 02240-96548. 9. De Nieuwe Maas (Rotterdam e.o.): J. de Baan, Voorstraat 38,3201 BB Spijkenisse, Alg. penningmeester: J. D. F. Hardenberg, tel. 01880-12006. Kagertuinen 63, 2172 XK Sassenheim, tel. 02522-11445, gironr. 577808. 10. Zeeland: Mevr. L. C. J. Goldschmitz-Wie- Bestuursleden: linga, Verdilaan 35, 4384 LB Vlissingen. J.-M. A. W. Morel (contacten vakwereld), 11. Lek en Merwestreek: Mevr. C. Lugtenburg, Linnaeusparkweg 26", 1098 EB Amster- Lyra 60, 3328 NH Dordrecht, tel. 078- dam, tel. 020-922713, overdag 020-5256236. 186819. B. C. van Hulst (kampen), p/a De Schakel, Mendes da Costalaan 132, 3431 AC 12. Utrecht en omstreken: Mevr. J. Hoeven- berg, Filippijnen 231, 3524 JL Utrecht, tel. Nieuwegein. 030-884615. Mevr. S. G. van Dockum (public relations), Valeriushof 17c, 3816 MH Amersfoort, 13. Naerdincklant (Hilversum e.o.): Mevr. W. tel. 033-757992. van den Heuvel, Emmalaan 14, 3761 CS H. Wieringa (afdelingen en regio's), Meye- Soest, tel. 02155-11421. rinksbergl6,7641RZ Wierden, tel. 05496- 14. Vallei en Eemland(Amersfoort e. o.): A. P.de 71891. Boer, Frans Tromplaan 22, 3871 EN Hoe- Ereleden: H. J. Calkoen f (Ere-voorz.), velaken, tel. 03495-34729. E. H. P. Cordfunke, H. J. van Rijn, P. Stuurman, H. Brunsting, R. van Beek, 15. West- en Midden-Betuwe en Bommelerwaard: P. Vons. S. J. Bakker, Dorpsstraat 3, 4003 EA Tiel (Drumpt), tel. 03440-19101. Administrateur: H. Schoorl, Postbus 100, 2180 AC Hillegom (Mes- 16. Nijmegen en omstreken: H. .1. A. de Wit, daglaan 259), tel. 02520-16482. Beukenlaan 38, 6584 CR Molenhoek, tel. K n ipselarch ief: 080-584617. P. Doves, Praamstraat 32, 1503 KN Zaan- 17. Zuid-Veluwe en Oost-C'elderland: Mevr. A. dam, tel. 075-161062. M. Baljet-Peters, Bronbeeklaan 40, 6824 Secretariaten Afdelingen: PH Arnhem, tel. 085-643080. 1. Noord-Nederland: Mevr. A. Runhardt, Lan- 18. Zuid-Salland - IJsselstreek - Oost-Veluwe- gestraat 61, 9804 PH Noordhorn, tel. zoom: L. G. Heij, Ordermolenweg 11, 7312 05940-3281. SC Apeldoorn, tel. 055-553688. 2. Noord-Holland Noord: J. C. Stubenitsky, Knokkel 12, 1619 AG Andijk, tel. 02289- 19. Twente: E. Ulrich, Ed. Verkadestraat 129, 1877. 7558 TL Hengelo (Ov.), tel. 074-772928. 3. Zaanstreek en omstreken: Mevr. A. Tromp- 20. IJsseldelta-Vechtstreek: F. D. Zeiler, Hof- Veeter, T. Slagterstraat 15,1551 CG West- straat 18, 8261 BZ Kampen, tel. 05202- zaan, tel. 075-283814. 23067. 4. Kennemerland (Haarlem e.o.): Mevr. A. A. van Assema, Lange Begijnestraat 22, 2011 23. Flevoland: Mevr. W. Kreukniet, Noorder- HH Haarlem, tel. 023-320096. kroon 29, 8303 AN Emmeloord, tel. 05270- 16998. 5. Amsterdam en omstreken: Mevr. F. Hersch, Wyandottestraat 21, 1109 BS Driemond- 24. Midden-Brabant: J. v.d. Hout, Dintel 92, Amsterdam ZO. 5032 CS Tilburg, tel. 013-634913. Uitgaven van de AWN Ieder AWN-lid ontvangt het tijdschrift Westerheem en het blad van de afdeling waarbij men is aangesloten. De AWN geeft echter meer publicaties uit. De volgende uitgaven zijn nog voorradig:

AWN - monografie 3 J. G. N. Renaud Middeleeuwse ceramiek. MidUteleet» Enige hoofdlijnen uit de ontwikkeling in Nederland Z.p. fs-Gravenhage) 1976, 123 pp., ill. Deze monografie is al weer meer dan tien jaar oud, maar het is nog steeds een standaardinleiding tot de vormenrijkdom van de middeleeuwse cera- miek die bij archeologisch onderzoek kan worden aangetroffen. Leden betalen f 15,—, niet-leden f 20,—.

Archeologische AWN - monografie 4 streekbradmjving J. M. Bos Archeologische streekbeschrijving; een handleiding Z.p. (Vlaardingen) 1985, 158 pp., ill., ISBN 90 71312 01 1 Een onmisbare handleiding voor iedereen die met veldverkenningen of regionale inventarisaties wil beginnen, en voor hen die daar al mee bezig zijn. Enthousiast onthaald in de wetenschappelijke en populaire vakpers.' Prijs voor leden f 22,50, voor niet-leden f 27,50.

AWN - monografie 5 A. Warringa en G. van Haaff Opgraven. Technieken voor archeologisch veldwerk Utrecht 1988, 128 pp., ill., ISBN 90 70482 68 1 Practische handleiding voor allen die op verantwoorde wijze willen (helpen) opgraven. Achtereenvolgens komen aan de orde: meetsysteem, graafwerk, tekenen en fotograferen, vondsten en monsters, administratie en documentatie, kartering en bijzondere structuren. Uitgegeven in samenwerking met de NJBG bij Matrijs in Utrecht. Prijs voor leden f 15,00, voor niet-leden f 22,75 (uitsluitend via de boekhandel).

Oude jaargangen Westerheem 1965 - 1969 (klein formaat) f 12,50 per jaargang; losse nummers f2,50 1970 - 1987 (grootformaat). De prijs perjaargang is gelijk aan de voor het betreffende jaar geldende contributie. Speciale nummers (o.a. Nederzettingsarcheologie in Nederland, Stadskern- onderzoek in ontwikkeling, en themanummers over het werk van bepaalde afdelingen) f 8,00 tot f 10,00.

Naaldbanden Westerheem Iedere band kan twee jaargangen bevatten en kost f 12,50.

Alle prijzen zijn exclusief eventuele verzendkosten. Bij bestelling van 10 of meer exemplaren geldt een korting van 10%. U dient Uw bestellingen te richten aan de administrateur van de AWN, de heer H. Schoort, Postbus 100, 2180 AC Hillegom. Westerheem tweemaandelijks orgaan van de Archeologische Werkgemeenschap voor Nederland (AWN)

Redactie: A. Carmiggelt (hoofdredacteur), R. van Lit (eindredacteur vanaf no. 5), P. Stuurman (literatuurrubrieken) en F. D. Zeiler (eindredacteur t/m no. 3)

Redactieraad: J. C. Besteman, J.H.F. Bloemers, J. Buurman, H. Groenendijk, J. W. M. Roebroeks (t/m no. 3), D. Stapert (vanaf no. 4), H. Stoepker, L. B. M. Verhart en G. F. Uzereef (t/m no. 6).

Redactie-adres: Volendamlaan 1094, 2547 CS 's- Gravenhage

Informatie over het lidmaatschap van de AWN bij de administrateur: H. Schoorl, Postbus 100, 2180 AC Hillegom

INHOUDSOPGAVE JAARGANG 39, 1990

Artikelen

Boekei, G. M. E. C. van, Fidelis en Servandus: twee inscripties op Romeinse

terracottabeeldjes uit Altrier (Groothertogdom Luxemburg) en Vechten 70-81

Bos, J. M., Constructieve en criminele metaaldetectie: aanzet tot een discussie 169-172

Bosman, W., en C. Soonius, Bronstijdboeren met hun schaapjes op het

droge in Velsen 1- 6

Casparie, IV. A., Het hout van stadsarcheologische opgravingen 111-128

Coenraadts, J., Een handmolen uit Loenen 142-146

Cock, J. K. de, De koninkrijken der Herulen en Warnen in Nederland 147-151

Ginkel, E. J. van, Alle potjes op een rij! Alles wat u over archeologische tentoonstellingen wilde weten, maar nooit durfde te vragen 82-87 Groenewoudt, B. J., M. van Nie en J. Schotten, Import en ijzer: nieuwe Merovingische

vondsten uit de gemeente Deventer 7-16

Gruijl, P. de, Reactie op het artikel van Jurjen Bos over metaaldetectie 269-271

Hagers, J.-K., Middeleeuwse rotskunst te Valkenburg, Zuid-Limburg 196-209

Heeringen, R. M. van, Een Viking-sieraad van het strand van Callantsoog, Noord-Holland 22-23 Henkes, H. E., en G. H. Stam, Glaszegels uit Nederlandse bodem 234-252 Nuenen, F. van, AWN-afdeling Midden-Brabant in 1989: het jubileumjaar in woord en beeld 253-262 Offerman-Heykens, J., en C. Brouwer-Groeneveld, Het Midden-Paleolithicum van Nieuwegein (Utrecht) 98-109

Roorda, I., Het expertisecentrum ARCHIS: een introductie 158-161

Schelvis. J., Het gebruik van mijten (Acari) in de archeologie 152-157

Schotten, J., Opnieuw 12e-eeuwse bewoningssporen te Colmschate (gem. Deventer) . . . 162-168

Uytterschaut, H. T, De veenlijken van Nederland 185-195

Verhagen, J. G. M., Het sterke slot „Sevenaer" 45-69

Vilsteren, V. T. van, Het non-destructieve onderzoek van de zogenaamde Waterburcht in Eelde 17-22

Visscher, H., Nieuwe inzichten in de bewoningsgeschiedenis van de Krimpenerwaard

(Zuid-Holland) 210-215

Willems, W. J. H., Met de detector het bos in 272-274

Wynia, S. L., Junkelmann rides again 263-265

Zeiler, F. D., Archeologische collecties 6. De expositie „Zoektocht in een wierde"

te Delfzijl 24-26

Zeiler, F. D., Over speculeren gesproken 216-217

Zwaai, P. W. van der, Schatgraverij met de metaaldetector 266-268

Literatuurbespreking

Bastet, F. L., Tussen Keulen en Parijs. Een keuze uit de Wandelingen door de antieke wereld. (P. Stuurman) 176

Berichten van de Rijksdienst voor het Oudheidkundig Bodemonderzoek 37 (1987). (P. Stuurman) 92

Boekei, G. M. E. C. van, Terracottabeeldjes van de Scheveningseweg. Romeinse vondsten uit 's-Gravenhage. (C. A. Kalee) 173-174

Boersma, J. W., J. F. J. van den Broek en G. J. D. Offerman (red.), Groningen 1040.

Archeologie en oudste geschiedenis van de stad Groningen. (T'. J. Hoekstra) 221-225

Bonsall, C. (red.), The Mesolithic in Europe. (D. Stapert) 27-33

Diederik, F., Archeo-logica. De archeologie van het noorden van Noord-Holland in historisch en landschappelijk perspectief. (F. D. Zeiler) 225-226 Fagan, B. M., Archeologie. Oorsprong en geschiedenis van de mensheid. (P. W. van der Zwaai) 93 Gorys, E., SESAM reisboek archeologie. Atlas van archeologische opgravingen en vondsten. (P. Stuurman) 129

Groot, H. L. de (red.), We' vuur beschouwd. (A. Carmiggelt) 130

Het Romeinse castellum te Utrecht. De opgravingen in 1936, 1938, 1943/'44 en 1949, uitgevoerd onder leiding van A. E. van Giffen met medewerking van H. Brunsting, aangevuld met latere waarnemingen. (P. Stuurman) 89- 91

Lammen, L., Drusus in de Betuwe. De komst van de Romeinen in Nederland. (P. Stuurman) 173

Langen, G. J. de (red.), Jaarverslagen van de Vereniging voor Terpenonderzoek 66-72, 1982-1988. (A. Carmiggelt) 92- 93

Maarleveld, Th. J., en E. J. van Ginkel, Archeologie onder water. Het verleden van een varend volk. (P. Stuurman) 174-175

Maarleveld, Th. J., J. J. Adams en A. F. L. van Holk, Dredgers and archaeology; shipfinds from the Slufter. (P. Stuurman) 282-284

Page, R. I., Runen. (T. Looijenga) 218-219

Poorter, A. de, en P. J. Claeys, Les sigles sur materiaux de construction romains en terre cuite en Belgique. (A. Waasdorp)

Sanden, W. A. B. van der, en P. W. van den Broeke (red.), Getekend zand. Tien jaar archeologisch onderzoek in Oss-Ussen. (R. W. Brandt) 219-221

Sarfatij, H. (red.), Verborgen steden. Stadsarcheologie in Nederland. (F. D. Zeiler) 281-282

Schatkamer van Gelderse oudheden. (P. Stuurman) 90- 91

Schoorl, H., Kust en kaart. Artikelen over het kaartbeeld van het Noordhollandse kustgebied. (F. D. Zeiler) 225-226

Vos-Dahmen von Buchholz, T., Verstoten. Toen de Noordzee nog land was. (P. Stuurman) 33- 34

Weerd, M. D. de, Schepen voor Zwammerdam. Bouwwijze en herkomst van enkele vaartuigtypen in West- en Midden-Europa uit de Romeinse tijd en de Middeleeuwen in archeologisch perspectief. (P. Stuurman) 89-90

Literatuursignalement

(met bijdragen van A. Carmiggelt en P. Stuurman) 34-35,93-94, 130-133, 177-179,227-229,285-287 Uit de vereniging

Afdelingsnieuws (archeologische dag Den Haag) 38-39

Agenda 43-44, 95-96, 140, 180-183, 229-231, 287-288

Dwarsverbanden 40, 135, 278

Ereleden ' 97

Jaarvergadering 1990 136-139

Najaarsexcursie 179, 279-280

Redactiewisseling 140-141

Van het bestuur 40-42

Van de redactie 233

Veldwerkcursus en graafweken . 41

Verslagen uit de vereniging ...... 134-136, 183-184,278-280

Diversen

Ingezonden: De Holdeurn in 1843 110

Kort archeologisch nieuws 275-277

Nationale Monumentenstudiedag 1990 . . 135

Personalia 36-37, 183-184, 232

RAAP-symposium 134-135

Reacties van lezers:

K. R. Henstra over een onbekend voorwerp uit Tzum 42

J. Meijer over een opvallende parallel 42

W. A. B. van der Sanden over veenlijken in Nederland 281

ISSN 0166-4301 (A. Carmiggelt)