<<

Tot hier en niet verder

Historische wallen in het Nederlandse landschap. De stand van kennis.

Henk Baas, Bert Groenewoudt, Pim Jungerius en Hans Renes (redactie)

Tot hier en niet verder

Historische wallen in het Nederlandse landschap. De stand van kennis.

Henk Baas, Bert Groenewoudt, Pim Jungerius en Hans Renes (redactie) Colofon Tot hier en niet verder Historische wallen in het Nederlandse landschap. De stand van kennis.

Auteurs: Henk Baas, Hans Renes, Bert Groenewoudt, Johan Verspay, Hanneke van den Ancker, Pim Jungerius, Bert Maes, Lex Roeleveld, Robert Ceelen, Bertus Brokamp, Karel Leenders, Klaas Bouwer, Frans Beekman, Bert van der Valk, Eric Brinckmann, Gerben Zielman, Martijn Boosten, Patrick Jansen, Mat Theunissen, Liesbeth Theunissen en Peter Schut Illustraties: Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed, tenzij anders vermeld Foto omslag: Herstel van tuunwallen op Texel (foto Hendrik van Kampen) Redactie: Henk Baas, Bert Groenewoudt, Pim Jungerius en Hans Renes

Opmaak en productie: uNiek-Design, Almere

Druk: Zalsman, Zwolle

© Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed, Amersfoort, 2012

Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed Postbus 1600 3800 BP Amersfoort www.cultureelerfgoed.nl 3 Voorwoord —

‘Over sommige van de meest kenmerkende structuren bied, of een bepaald kennisveld. Op deze manier van het Europese landschap weten we nauwelijks meer is getracht zicht te krijgen op de stand van de dan driekwart eeuw geleden’ (zie hoofdstuk 2). kennis, en daarmee ook op kennislacunes. Deze bundel is bedoeld als de start van een dialoog Op 6 en 7 oktober 2011 organiseerde de tussen onderzoekers, beheerders en ontwerpers, Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (RCE) in met als doel samen te werken, zowel aan verder samenwerking met het Netwerk Historisch onderzoek als aan een duurzame instandhouding Cultuurlandschap (NHC), Geoheritage NL, Probos van een wijd verbreid, maar tegelijkertijd bijzon- en de Universiteit Utrecht een tweedaags sym- der type landschapselement. Want de ene wal is posium over ‘wallen in het landschap’. In het de andere niet, zo is wel duidelijk geworden. Nederlandse landschap - inclusief bossen en na- tuurterreinen - ligt nog altijd een groot aantal In deze bundel worden de Nederlandse wallen aarden wallen. Hierover bestaat bij veel partijen eerst in een Europese context geplaatst en ver- grote onduidelijkheid: wat zijn dat voor wallen, volgens thematisch benaderd. Daarna gaan we welke functies hadden ze, waar komen ze pre- de diepte in door middel van enkele case studies. cies voor en hoe zeldzaam en bijzonder zijn ze? Voortbordurend op wat aan kennis is gepresen- Dit soort vragen stellen bijvoorbeeld terreinbe- teerd, wordt achterin deze bundel een aanzet heerders aan de RCE en erfgoedprofessionals geven tot een onderzoeksagenda: een overzicht verbonden aan andere instanties. Maar vaak van belangrijke vraagstukken en vragen, hele moet men het antwoord schuldig blijven. basale vragen voorlopig. Hieruit kan naar belie- ven worden geput, bijvoorbeeld bij het maken Dat heeft niet alleen te maken met een gebrek van een Programma van Eisen (PvE) voor aan kennis, maar ook met het ontbreken van archeologisch onderzoek. een overzicht wat er her en der aan informatie beschikbaar is. Tijdens het wallensymposium De redactie, hebben deskundige sprekers hun kennis over Henk Baas, Bert Groenewoudt, Pim Jungerius en historische wallen gepresenteerd: specialisten Hans Renes over een bepaald type wallen, een bepaald ge- Inhoud

Voorwoord 3 5 Houtwallen en historische beplanting: veldervaringen, herstel en onderhoud 85 1 De ene wal is de andere niet - Een inleiding 9 Bert Maes, Lex Roeleveld en Robert Ceelen Henk Baas 5.1 Soortensamenstelling en historische 1.1 Probleemschets 9 beplanting van houtwallen 85 1.2 Een typologie van wallen 11 5.2 Herstel en onderhoud van houtwallen 93 1.3 Een toekomst voor wallen 14 5.3 Conclusies 101 Summary: Ancient hedge banks: plant composition, 2 Aarden wallen in Europa 19 conservation and management 102 Hans Renes 6 Middeleeuwse landweren in Nederland 105 2.1 Inleiding 19 Bertus Brokamp 2.2 Functies van aarden wallen 22 2.3 Bronnen 25 6.1 Inleiding 105 2.4 Open en besloten landschappen 27 6.2 Herkomst 105 2.5 Conclusie 34 6.3 Ouderdom 105 Summary: Earthen walls in a European Perspective 35 6.4 Verspreiding & Locatie 107 6.5 Vorm 109 3 Wallen vanuit archeologisch perspectief 41 6.6 Defensieve hoofdfunctie 114 Bert Groenewoudt en Johan Verspay 6.7 Nevenfuncties 116 6.8 Conclusie 117 3.1 Inleiding 41 Summary: Medieval landweren (defensive lines) in 3.2 Wallen, waarom? 41 the 118 3.3 Vroeg(st)e vormen 42 3.4 Akkerwallen 43 7 Wallen in Noord-Brabant 123 3.5 Landweren 50 Karel Leenders 3.6 Conclusies: datering 52 3.7 Conclusies: verspreiding 52 7.1 Inleiding 123 Summary: Earthen walls from an archaeological 7.2 Wal en gracht in archieven en dialect 123 perspective 54 7.3 Een rubricering van waltypen 126 7.4 Wallen en archeologie 137 4 Aarden wallen - 7.5 Conclusie 138 bijdragen vanuit de aardwetenschappen: Summary: Historical earth banks in North-Brabant Geomorfologie, materialen, bodems, (Netherlands) 139 erosie en beheer 61 Hanneke van den Ancker en Pim Jungerius, 8 Wallen in Gelderse archieven. Aanleg, m.m.v. Michel Riksen functies en beheer van wallen in het Nederrijkswald en op de Zuidwest Veluwe 145 4.1 Inleiding: onvoldoende aandacht en kennis 61 Klaas Bouwer 4.2 Aarden wallen en aardkundig erfgoed 61 4.3 Bijdragen aan het wallenonderzoek vanuit 8.1 Inleiding 145 de aardwetenschappen 63 8.2 Functies van wallen 146 4.4 De geodiversiteit van aarden wallen, 8.3 Tijd van aanleg 146 betekenis voor flora en fauna 72 8.4 Aanbestedingen 149 4.5 De geodiversiteit van aarden wallen, 8.5 Maatvoering en vorm 150 betekenis voor beheer en herstel 72 8.6 De beplanting van de wallen 151 4.6 Bewustwording en onderzoek, bij voorkeur 8.7 Schade en onderhoud 153 multidisciplinair 73 8.8 Conclusies 154 4.7 Samenvatting, conclusies en aanbevelingen 73 Summary: Earth walls (wood banks) in archives. Summary: Contributions from the earth sciences: Construction, functions and maintenance of geomorphology, materials, soils, erosion earth walls in the Nederrijkswald and on the and management 74 southwest Veluwe 154 9 Duinwallen in Zeeland en Holland 12 Archeologisch onderzoek naar wallen en ten zuiden van de Oude Rijn 159 greppels op de Veluwe 205 Frans Beekman en Bert van der Valk Gerben Zielman

9.1 Inleiding 159 12.1 Inleiding 205 9.2 Walcheren 159 12.2 Aanleiding en doelstelling van het onderzoek 206 9.3 Schouwen 159 12.3 Werkwijze van het veldonderzoek 206 9.4 Goeree 161 12.4 Resultaten 208 9.5 Voorne 163 12.5 Besluit 214 9.6 Delfland 164 Summary: Archaeological investigations of earth banks 9.7 Rijnland 168 and ditches in the forests of the Veluwe area 9.8 Conclusie 169 (central Netherlands). 215 Summary: Field partitions and other manmade linear structures in the coastal dunes of Zeeland 13 Het beheer van boswallen 219 and Zuid-Holland 170 Martijn Boosten en Patrick Jansen

10 Tuunwallen op Texel en langs de 13.1 Vakkundig en duurzaam beheer 219 voormalige Zuiderzee 175 13.2 Gebiedskennis 220 Henk Baas 13.3 Waardering 224 13.4 Langetermijnvisie 225 10.1 Inleiding 175 13.5 Vakkennis 226 10.2 Geschiedenis van het landschap van Texel 175 13.6 Omgaan met erfgoed 226 10.3 Tuunwallen, schapen en het ‘recht van overal’ 175 13.7 Waltypen 229 10.4 Vorm en aanleg van de wallen 178 Summary: The management of historic earth banks 10.5 Het verdwijnen van oude en komen van (wood banks) in forests and nature areas 234 nieuwe tuunwallen 179 10.6 (Inter)nationaal bijzonder 182 14 Aarden wallen in het Nationale landschap 10.7 Besluit 184 Het Groene Woud 237 Summary: The tuunwallen (sod banks) of the island Pim Jungerius en Hanneke van den Ancker. of Texel 184 m.m.v. Karel Leenders, Bert Maes en Piet de Jongh

11 Wallen en waterfuncties. Houtwallen als 14.1 Inleiding 237 onderdeel van historische watersystemen 187 14.2 De wallen van Het Groene Woud 237 Eric Brinckmann 14.3 Bodems 247 14.4 Conclusie 248 11.1 Inleiding 187 Summary: Earth walls in the National Landscape 11.2 Oral history 188 Het Groene Woud 248 11.3 Inzicht door herstel 189 11.4 Structuurkenmerken 192 11.5 Instromen en opleiden 192 11.6 Het weren van zuur water 194 11.7 Wallen en watermenging 196 11.8 Samenvatting 200 Summary: Dyke hedges and water meadows 200 15 Een Zaligheid door wallen omringd: praktijkgeval 251 Mat Theunissen en Liesbeth Theunissen

15.1 Inleiding 251 15.2 Een van de acht 251 15.3 Heemkundigen trekken erop uit 251 15.4 De ligging van de lange wal 252 15.5 Een beschermde toegang 253 15.6 Particuliere netwerken 255 15.7 De opbouw van de lange wal 255 15.8 Nog een palissade? 259 15.9 De vermoedelijke functie van lange wal en palissade 261 15.10 De toekomst voor de Knegselse wallen 261 Summary: Beatitude embraced by earth banks: the Knegsel case study 262

16 De invloed van historische wallen op de moderne topografie in de gemeente Barneveld, 265 Peter Schut

16.1 Inleiding 265 16.2 Boeschoten 267 16.3 Horselaar/Espeet 270 16.4 De begrenzing van de goederen in de nieuwbouwwijken 273 16.5 Essener gemeente wal 275 16.6 Tot slot 277 Summary: Historical earth walls influencing modern topography in the municipality of Barneveld (province of Gelderland) 278

17 Historische wallen in het Nederlandse landschap. Aanzet tot een agenda voor verder onderzoek 283

17.1 Onderzoeksthema’s en vragen 283

Auteursgegevens 285

9 1 De ene wal is de andere niet — – Een inleiding Henk Baas

geëffend. Men deed dit vooral om meer grond 1.1 Probleemschets te krijgen. Omdat het hout niet meer nodig was voor de ovens, konden de hagen met wal een- voudig worden opgeruimd (Burny 2012, 38). Een wal, een aarden lichaam, vaak met bomen of struiken erop, en een greppel er langs, of Eén van de eerste, ‘populaire’ boekjes met aan- twee. Wat is daar bijzonder aan? Historische aar- dacht voor diverse soorten wallen was ‘houtwal- den wallen zijn letterlijk - maar ook vooral fi- len in het boerenland’ van Fred Alleijn (1980). Dit guurlijk - vaak onzichtbaar. Zo stond er in 2011 was eigenlijk een eerste poging om een over- een artikel in het Noordhollands Dagblad over zicht te geven van de verschillende soorten het verdwijnen van aarden walletjes in houtwallen, singels, heggen, kaden en graften in Heemskerk door de uitbreiding van de begraaf- het ‘boerenland’. Hij gaf aan dat dit soort feno- plaats ter plekke. Een lokaal heemkundige wist menen in de eerste plaats cultuurhistorische fe- van de betekenis van de vele walletjes die daar nomenen zijn in plaats van ‘natuur’. Wat dit be- lagen. Ze behoorden ooit bij de vele akkertjes treft greep hij terug op het werk van Moniek die hier ooit lagen op de zogenaamde ‘geest’ Nooren, die al in 1975 een scriptie had geschre- van Heemskerk. Een enkele had in de Tweede ven over ‘De geschiedenis van heggen, houtwal- Wereldoorlog zelfs een schuilplaats geboden aan len en andere omheiningen in Nederland; in sa- onderduikers. Toch moesten de walletjes eraan menhang met hun functie en landschappelijke geloven, simpel omdat deze informatie te laat in situatie’. Zij greep op haar beurt weer terug op het planningsproces was ingebracht. Men wist veel oudere literatuur, vooral uit Duitsland, waar eenvoudigweg niet van de walletjes, laat staan veel meer aandacht was voor ‘heckenlandschaf- van hun betekenis. ten’. Deze scriptie past overigens in een serie scripties die toen zijn geschreven over heggen, Dit voorbeeld is er één van vele. Het verdwijnen tuinwallen en schurvelingen aan de RU Utrecht, van vooral lijnvormige wallen met beplanting in Nijmegen en in Wageningen. In 1981 heeft zien we ook terug in de statistieken. Het Moniek Nooren haar scriptie bewerkt tot een Nationaal Groenfonds en het Nationaal RIN/rapport, over ´Ouderdom en cultuurhistori- Restauratiefonds stelden in hun rapport sche waarden van houtwallen en heggen in Investeren in landschap (2006) onder meer het Nederland´. Beide publicaties zijn het lezen nog volgende: ‘Op het hoogtepunt van onze agrari- steeds waard, al is de informatie op een aantal sche cultuurgeschiedenis, rond 1900, waren er punten – uiteraard - wel wat verouderd. 450.000 kilometer lange kavelgrenzen (sloten, houtwallen, heggen, graften, bomenrijen, dijk- Houtwallen worden vaak in één adem genoemd jes, lanen, akkerranden en elzenhagen). Nu is met andere lijnvormige beplantingselementen: daarvan ruim de helft verdwenen’. Dat omtk de heggen, hagen (geschoren heggen) en singels door de modernisering van de landbouw na (Schmitz 1993). Feitelijk zouden we het ook over 1900 en de ruilverkavelingen, die vooral na deze elementen moeten hebben, want het gaat 1950 het Nederlandse landschap snel en ingrij- om de functie, en die verschilt niet zoveel van pend hebben veranderd. Bekend is de ruilver- een beplantingselement met wal. Binnen de kaveling bij Staphorst, die heel erg ingrijpend is heggenfamilie onderscheiden we graften, geweest. Hoewel we sommige ruilverkavelin- vlechtheggen, struweelheggen en tuunheggen. gen zijn gaan waarderen als wederopbouw- In bossen liggen wallen, maar er lagen vast ook landschappen kun je algemeen wel vaststellen wel heggen, of tunen. Of combinaties ervan. dat het landschap er in ieder geval visueel niet Wallen kunnen we nog herkennen, maar resten op vooruit is gegaan. Recent onderzoek van van vlechtheggen zijn hier en daar ook nog aan- Burny in de Limburgse Kempen (België) laat wezig. En vaak kwamen ze in combinatie met zien dat al in de jaren 1930 mensen bezig waren elkaar voor, getuige een zestiende-eeuwse af- met het opruimen van de hagen. Na opruimen beelding van een boswal met gevlochten haag in van de haag werd de meestal aanwezige wal het Zoniënwoud, Vlaanderen (Tack e.a. 1993).

Afb. 1.1 Aarden wallen, zoals deze hakhoutwal, behoeven regulier onderhoud. De foto is gemaakt tijdens de jaarlijkse Natuurwerkdag (bron: archief Landschapsbeheer Nederland). 10 —

Dit soort situaties uit het verleden worden mo- drage van Brokamp in deze bundel). Maar de menteel ook weer hersteld, onder meer gesti- meeste wallen zien er gewoontjes uit, en hebben muleerd door de Vereniging Nederlands ook geen geheimzinnig aura. Als je toch wil we- Cultuurlandschap en de daaraan gelieerde ten wat ze voorstellen, en daarmee een basis te Landschapswacht. leggen voor waardering is het van belang onder- zoek te doen naar de betekenis en functie. En Houtwallen of andere wallen liggen (bijna) nooit dat dus binnen een bredere context. Wallen zijn alleen. Ze maken bijna altijd deel uit van hele leestekens van een groter landschappelijk ver- stelsels van wallen. Een mooi voorbeeld zijn de haal. Je moet het hele verhaal kennen om indivi- zogenaamde ‘bovenlanden’ in . In de duele wallen (en aanverwante elementen) van Middeleeuwen waren deze gebieden nog onver- een betekenis te kunnen voorzien. kaveld, maar in de zestiende eeuw werden deze Dergelijk onderzoek kan boeiende resultaten groenlanden opgesplitst in kavels. Op de gren- opleveren. Een sprekend voorbeeld hiervan is zen verschenen wallen (Spek 2004). Een analyse onderzoek op de West-Veluwe (Neefjes 2006). van de geschiedenis van grotere gebieden kan Onder de naam ‘Veluwemassief - meer dan na- de relatie tussen afzonderlijke wallen duidelijk tuur alleen’ is daar een project uitgevoerd door maken, en handvatten bieden voor het maken de provincie Gelderland, de RCE en de van keuzes. Stel: schaalvergroting is onvermijde- Archeologische Monumentenwacht. Bureau lijk, welke houtwal kan desnoods verdwijnen en Overland heeft een inventarisatie gemaakt van welke per se niet? Wat is de ‘elasticiteit’ van historische relicten in het gebied. Vooral oude ‘wallenlandschappen’? Wat zijn de ‘vrijheidsgra- bosgebieden bleken vol te liggen met allerhande den’ bij verdere ontwikkeling? sporen uit het verleden, waaronder wallen. Ineens blijkt een ‘gewone’ wal een oude wildwal Veel belangstellig gaat uit naar wallen die omge- te zijn, nu midden in het bos. Bij het Veluwse ge- ven zijn met spannende verhalen. Dit geldt bij- hucht Drie liggen wallen (wildwallen) rond de voorbeeld voor sommige landweren (zie de bij- voormalige, nu beboste akkers. Er ligt ook een

Afb. 1.2 Wallen bij Drie (Veluwe). Onderzoek heeft meer licht geworpen op de betekenis van deze elementen, al blijft ook veel onduidelijk. De vierkante ‘schans’ is waarschijnlijk een telgenkampje, waar jonge aanplant werd beschermd tegen vraat van rondlopend wild (tekening Jan Neefjes). 11 —

Afb. 1.3 Schematische weergave van een Drents esdorp, met de ligging van diverse wallen. Tussen het beekdal en het veld lag een grenswal, in het beekdal diverse houtwallen en om het akkerland (de es) een eswal (bron: Spek 2004). klein omwald terreintje. Een schans, of een Zij onderscheidt: schapenkampje? De onderzoekers houden het 1. wallen tegen wild en vee; op een eikelkampje, waar met het oog op goed 2. wallen als wettelijke bescherming en marke- pootgoed zaad werd verzameld van gezonde ring van eigendom; eikenbomen. 3. wallen tegen mensen; 4. wallen als bescherming tegen wind.

1.2 Een typologie van wallen ad 1. wallen tegen wild en vee. Aan te nemen valt dat zodra mensen akkers aanlegden, ze deze ook beschermden tegen vee en wild door de aanleg Hoewel wallen er op het eerste gezicht min of van omheiningen, zoals wallen. Ook langs we- meer hetzelfde uitzien blijkt na onderzoek dat ze gen waar vee overheen gedreven werd (vee- speciale functies hadden, vaak zelfs meer dan één. driften) tref je dit type wallen aan. Maar ook in Om toch enigszins grip te krijgen op het feno- groenlanden langs beken werden in de zestiende meen wal is een typologische indeling daarom en zeventiende eeuw al (hout)wallen aangelegd. nuttig. De indeling die we hier willen aanbevelen Namen van wallen die in deze categorie thuisho- gaat uit van de meest basale functie van wallen, ren zijn wildwal, eswal, boswal of houtwal. Of namelijk het afbakenen van bezit. Wallen be- iets met ‘gracht’ of ‘graaf’. Burny (2012) schrijft grenzen een perceel, een aantal percelen, een over zogenaamde ‘eikengrachten’ in de grondgebied. Het is een ouderwetse vorm van Belgische Kempen, waar het houtwallen betreft. prikkeldraad, zou je kunnen zeggen. We kennen de naam wildgraaf voor een wildwal Tegelijkertijd dienden veel wallen om vee of wild ook in Nederland. buiten te sluiten, of binnen. En veel wallen had- den ook nog eens een – belangrijke! - neven- Dan zijn er nog de wallen langs veedriften. Dit functie als houtleverancier. zijn wegen waarover dagelijks schaapskudden of runderen werden geleid. Daar waar bouwlanden Een wat mij betreft nog altijd relevante indeling of groenlanden werden doorkruist, dienden deze van wallen is in 1981 door Nooren gemaakt. te worden afgeschermd door middel van hout- 12 —

Afb. 1.4 Het Zeijerveld in Drenthe is pas rond 1940 in ontginning gebracht, waarbij de nieuwe landbouwpercelen werden omgeven door een houtwal. De foto toont de situatie rond 1934, 22 jaar na aanplant (bron: Nederlandse Heidemaatschappij).

wallen. Deze waren soms zeer steil en hoog! Na rondom (en binnen) oude bossen, zoals de 1840 zijn talloze houtwallen aangelegd na de Veluwse malebossen, kunnen dus oude wallen verdeling van de woeste gronden, als gevolg van (wood banks) worden aangetroffen, net als in het opheffen van de Markewet. bijvoorbeeld Engeland (Rackham 1976, 114-118). Gemeenschappelijke grond werd private grond, en men ging over tot het aanleggen van hout- ad 3. wallen tegen mensen. Sommige wallen wallen, die ook als veekering dienden. Dat zien hadden primair een afwerende functie, ook voor we bijvoorbeeld goed in het Zeijerveld in mensen. Dit geld bijvoorbeeld voor verdedi- Drenthe. gingswallen rondom steden. Landweren hadden naast een grensfunctie ook een defensieve. Hier ad 2. wallen als wettelijke bescherming en mar- een fraaie landweer bij Een, op de grens van kering van eigendom. Deels overlappend, maar Drenthe en Friesland (afb. 1.5). primair gaat het hier om afbakening van eigen- dom. Tot aan de Franse tijd was er geen kadas- ad 4. wallen als bescherming tegen wind. Er zijn ter, en werden grenzen fysiek in het landschap ook wallen aangelegd tegen zandverstuivingen en aangegeven. Met stenen, paaltjes, maar dus ook erosie. Her en der in de Nederlandse zandgebie- met wallen. Op oude grenzen zou je dus oude den en vooral op de Veluwe had men veel last van wallen mogen verwachten. Met behulp van de zandverstuiving. Er werden maatregelen getroffen oudste kadasterkaarten zou je oude grenzen om deze tegen te gaan. Zo werden er beplantin- kunnen opsporen. Landweren behoren tot deze gen aangelegd. Deze vingen zand in, waardoor categorie, maar ook boswallen of houtwallen geleidelijk wallichamen ontstonden. Dergelijke fungeren als eigendomsmarkering. Deze functie wallen zijn dus niet aangelegd (afb. 1.6). moet niet onderschat worden, want bossen wer- den in de Middeleeuwen uitermate zorgvuldig Deze typologie kan verder worden uitgesplitst beheerd, afgegrensd en onderverdeeld. Vooral op basis van vormkenmerken, bijvoorbeeld 13 —

Afb. 1.5 De goed bewaard gebleven landweer bij Een, op de grens van Drenthe en Friesland (foto Henk Baas).

Afb. 1.6 De ‘Bedafse Bergen’, een stuifzandrug waarin de oude eikenhakhoutwallen die rondom de akkers werden aangelegd nog zijn te herkennen (foto Henk Baas). 14 —

‘wallen met greppels’ versus ‘wallen zonder Een prachtig voorbeeld is een pas ontdekte elf- greppels’. Wildwallen dienden primair om wild de-eeuwse verdedigingswal bij Appel (Van buiten te akkers te houden; dit type heeft vaak Doesburg et al. 2011. Door inzet van dit soort maar één greppel, aan de buitenzijde. nieuwe technieken, gecombineerd met histo- Houtwallen hebben greppels aan weerszijden, risch bronnenonderzoek en aangevuld met zodat de wortels van de bomen niet kunnen archeologisch onderzoek zal onze kennis van concurreren met de gewassen op de akker. wallen zeker toenemen. Tuunwallen (Texel) of Zandwallen (Kop van Goeree) hebben nauwelijks of geen greppels. Meer kennis zal leiden tot meer aandacht, en tot de wens wallen voor de toekomst de behouden. Dat vraagt een motivering en daarvoor is meer 1.3 Een toekomst voor wallen nodig dan het onderzoeken van een bepaalde wal of wallenstelsel. Er is ook een referentieka- der voor nodig. Er zullen overzichten gemaakt De afgelopen jaren is de aandacht voor wallen moeten worden op basis waarvan uitspraken beslist toegenomen. Dat is ook niet zo gek, want gedaan kunnen worden over ondermeer ver- de cultuurhistorie van ons landschap (inclusief spreiding en zeldzaamheid, bossen) - is inderdaad sterk in de belangstelling komen te staan. Al langere tijd worden in opdracht Maar ook voor wallen geldt, dat bescherming op van landinrichtingsprojecten inventarisaties ge- papier onvoldoende is. Zonder draagvlak en maakt van historisch-geografische landschaps- nieuwe functies blijft de toekomst onzeker. We elementen. Natuur- en landschapsbeherende moeten ons hierbij realiseren dat veel wallen organisaties zijn zich er ook meer en meer op zich in terreinen bevinden met een andere func- gaan richten, wat ondermeer blijkt uit de aan- tie, of dat nu natuur, bos of landbouw is. Dat is stelling van historisch-geografen. De Nota de realiteit. In landbouwgebieden wordt scha- Belvedere (1999) heeft de belangstelling voor de duwwerking van houtwallen door boeren nega- cultuurhistorische dimensie van natuur en land- tief beoordeeld. Daarop zal dus het beheer van schap verder gestimuleerd. De laatste jaren richt wallen aangepast moeten zijn. Anderzijds bieden Probos zich nadrukkelijk op historische bos- houtwallen ook weer plek aan allerlei diersoor- elementen. Probos publiceerde ook een boek ten die insecten eten (plaagbestrijding). over boswallen (Boosten e.a. 2011). Houtwallen langs wegen vangen fijnstof in, bij boerderijen vangen ze ammoniak op en ‘tradi- Het Actueel Hoogtebestand Nederland (AHN) tioneel’ beheer van houtwallen kan wellicht hel- biedt grote mogelijkheden oude wallen te karte- pen een oplossing te bieden voor de dreigende ren. De geldt zeker voor de tweede versie (AHN2) energieschaarste. Realisme en creativiteit, daar

AHN1 AHN2

Afb. 1.7 AHN weergaves van de ringwal van Appel (Veluwe), links de AHN1, rechts de sterk verbeterde AHN2. 15 —

zal het op aankomen. In de onlangs (2011) gepre- nieuwe functie krijgen binnen de context van de senteerde Visie Erfgoed & Ruimte (VER) van de energieopgave? En moeten we daarom, maar rijksoverheid is ‘levend landschap’ één van de ook met andere nuttige oogmerken, het zogehe- speerpunten. Hierbij is een verbinding gelegd ten ‘Deltaplan’ van de Vereniging Nederlands tussen erfgoed (historisch cultuurlandschap) en Cultuurlandschap maar gewoon uitvoeren energietransitie, dat wil zeggen een duurzame (Dirkmaat 2005)? Dat zou overigens betekenen en vooral ook toekomstbestendige energievoor- dat er in Nederland ook compleet nieuwe wal- ziening. Kunnen we hier inderdaad een stap zet- lenlandschappen gaan verschijnen. En waarom ten? Kunnen houtwallen een nieuw ‘leven’, een eigenlijk niet? 16 —

Literatuur

ALLEIJN, W.F. (1980). DIRKMAAT, J. (2005). RACKHAM, O. (1976). Trees Houtwallen in het boerenland. Nederland weer mooi. Op weg and Woodland in the British Ontstaan en onderhoud van naar een natuurrijk en idyllisch Landscape. Archaeology in the houtwallen, -singels en -kaden, landschap. ANWB, Den Haag. Field Series (First ed.). London heggen en graften. Stichting Natuur en Milieu, Utrecht. NEEFJES, J. (2006). Oerbos, SCHMITZ, H. (1993). leefbos, heide en cultuurland. Houtwallen, heggen en singels. BOOSTEN, M., P. JANSEN, M. Landschapsgeschiedenis van Lijnvormige houtopstanden in VAN BENTHEM & B. MAES de stuwwal Ermelo-Garderen Nederland. Utrecht. (2011). Boswallen; handreikin- Historisch-geografische karte- gen voor het beheer. Probos, ring van het landschap. Bureau SPEK, T. (2004). Het Drentse Wageningen. Overland, Wageningen. esdorpenlandschap; een histo- risch-geografische studie. BURNY, J. (2012). Hagen met NOOREN, M.J. (1975). De ge- Utrecht. knoteiken in historisch-ecolo- schiedenis van heggen, hout- gisch perspectief. Een voor- wallen en andere omheiningen TACK, G., P. VAN DEN BREMT beeldstudie in Lummen in Nederland; in samenhang & M. HERMY (1993). Bossen (Limburgse Kempen, België). met hun functie en landschap- van Vlaanderen. Een histori- Uitgave Natuurhistorisch pelijke situatie. Nijmegen (doc- sche ecologie. Leuven. Genootschap in Limburg, toraalscriptie) Maastricht. NOOREN, M.J. (1981). DOESBURG, J. VAN, J.W. DE Ouderdom en cultuurhistori- KORT & P.A.M. Schut (2011). sche waarden van houtwallen IJzer en Aarde. Waarderend on- en heggen in Nederland. derzoek naar een ringvormig Rijksinstituut voor aardwerk in Appel (gemeente Natuurbeheer, Nijmegen. Nijkerk). Met bijdragen van O. Brinkkemper, D.J. Huisman, F. Laarman, B. van Os, A. Versendaal & J. Wallinga, Amersfoort. (RAM-rapport 185).

19 2 Aarden wallen in Europa — Hans Renes

De figuur toont links de Benelux-landen, rechts 2.1 Inleiding een gebied dat hij Noordwest-Duitsland noemt en waar voor het gemak ook een groot stuk Denemarken bij is getrokken. Heggen, houtwallen en stenen muurtjes beho- ren tot de meest bepalende onderdelen van het De textuur van een besloten landschap wordt Europese landschap. Toch is nog veel onbekend, bepaald door drie zaken: de omvang van de per- zoals tijdens het schrijven van deze bijdrage celen, hun vorm en de aard van de begrenzingen weer eens bleek. Het is bijvoorbeeld buitenge- (Fox 1976, 56). In deze bijdrage staat het laatste woon moeilijk om een beeld te krijgen van de onderwerp centraal. Tabel 2.1 geeft de belangrijk- verbreiding van open en besloten landschappen ste typen perceelsscheidingen. De tabel gaat uit en nog moeilijker is het om gegevens te vinden van twee belangrijke onderscheiden: de aard van over de afzonderlijke typen. Dat maakt het de gebouwde, opgeworpen of gegraven objecten schrijven van dit artikel vrijwel onmogelijk. en het al of niet voorkomen van begroeiing. De enige kaartjes die ik vond en die voor grotere gebieden een nader onderscheid maken tussen Het eerste verschil heeft vooral te maken met verschillende typen perceelsscheidingen zijn in de lokale landschappelijke omstandigheden 1937 gemaakt door de Duitse geograaf Otto (Williamson 2002, 12-13). Waterhoudende sloten Jessen, hoogleraar in Rostock (afb. 2.1).1 zijn vooral zinvol in gebieden die laag liggen en

1 De auteur dankt Ton Markus (Faculteit Geowetenschappen Universiteit Utrecht) voor het tekenen van de kaarten bij dit Afb. 2.1 ‘Heckenlandschaften‘ in Noordwest-Europa volgens Jessen (1937). artikel. 20 —

Tabel 2.1 Verschillende soorten perceelsscheidingen. Cursief zijn enkele gebieden aangegeven waar het betreffende type voorkomt.

Aarden wallen Stenen muren Andere perceelsscheidingen

Gebieden met zand- of Gebieden met stenige (Periodiek) droge Natte gebieden kleigrond bodem gebieden

Met heg Houtwallen. Ierland, Bretagne, Ierland Heggen Sloten met heggen zandgebieden Noordwest- Europa, Zuidwest-Engeland, Bretagne.

Zonder heg Tuunwallen Noordwest Engeland, Greppels, grasstroken, Sloten (o.a. keileemgebieden West-Ierland grensstenen (‘Open field’ Nederlandse kustgebied) landschappen)

waar de grondwaterstand het hele jaar door gevallen het woord voor greppel (Duits: Graben; hoog genoeg is om water in de sloten te houden. Frans: fossé; Bretons: breiz) gebruikt wordt om Sloten dienen zowel om vee te weren als om de wal aan te duiden. Volgens De Planhol (1976, water aan of af te voeren. Waar vee loopt in ge- 80) kan dit erop wijzen dat aanvankelijk de grep- bieden waarin de sloten een deel van het jaar pel het belangrijkst was. In het Nederlands en droog staan is een aanvullende afscheiding no- Duits is er echter ook de verwantschap met het dig in de vorm van een heg. In Nederland is het werkwoord ‘graven’, dat zowel kan worden ge- beeld van landschappen met waterhoudende bruikt voor ophogingen als voor afgravingen (zie sloten zo bekend dat we wel eens vergeten dat ook Leenders in deze bundel). die sloten buiten Nederland maar een kleine minderheid van de perceelsscheidingen vormen. Het tweede verschil betreft het voorkomen van begroeiing, zoals heggen. Heggen zijn beperkt Aarden (hout)wallen treffen we vooral aan in ge- tot de gematigde klimaatszone (De Planhol bieden met een zand- of klei-ondergrond, voor 1976, 81). In het uiterste noorden van Europa, stenen muurtjes is op korte afstand steen nodig, maar ook in kustgebieden en hooglanden, ko- hetzij in de vorm van keien (zoals in morene-ge- men ze slecht tot ontwikkeling. Hier vinden we bieden), hetzij in ondiepe steenlagen in de bo- ‘kale’ wallen en muurtjes. De meest uitgespro- 2 Ze zijn vooral op de Hoge Berg van Texel dem. In de laatste gevallen geeft de steensoort ken muurtjeslandschappen vinden we in gebie- nog altijd kenmerkend voor het landschap (Dijkstra, 1996), maar komen van de muurtjes een beeld van de ondergrond: den met veel (zee)wind en zeer arme bodems, of kwamen ook voor op Wieringen en in het was geen probleem om speciale steengroe- zoals in de hooglanden op de Britse eilanden en Gaasterland. Omdat keileem slecht doorlatend is voor water, zijn deze ves aan te leggen voor deze muurtjes, maar in de Atlantische kustgebieden (afb. 2.2). gebieden soms erg nat maar leidt een transport over langere afstand was niet renda- periode van weinig neerslag al snel tot droogvallende sloten. bel. Waar geen steen beschikbaar was zien we Heggen kunnen staan op het maaiveld, maar 3 Zie voor nog meer overgangsvormen aarden wallen. Als beide mogelijkheden beston- ook op aarden wallen (we spreken dan van tussen wallen en muurtjes Aalen, 1997, p. 141. Hetzelfde boek bevat een kaart van den, konden de voor- en nadelen worden afge- ‘houtwallen’) of muurtjes. In Ierland (en waar- verschillende typen perceelsgrenzen (p. wogen: muurtjes zijn duur in aanleg maar rela- schijnlijk ook elders) komen wallen voor die gro- 135). 4 In de Europese literatuur overheerst deze tief goedkoop in onderhoud en nemen weinig tendeels bestaan uit losse stenen, geraapt van verklaring. Elders gaat deze verklaring ruimte in (hoewel houtwallen vroeger ook steiler het veld; die wallen werden vervolgens bedekt niet altijd op. In Japan komen bijvoorbeeld ook heggenlandschappen en smaller waren dan tegenwoordig; Dirkmaat met een zode en beplant met een heg (Aalen et voor, maar in de vorming van de 2005). Voor de bouw van aarden wallen werd al. 1997, 135).3 historische cultuurlandschappen van Japan speelde veeteelt nauwelijks een vaak gebruikt gemaakt van zoden of plaggen rol. De meeste heggen staan hier langs (Hegener 1995, 109). Daarmee is er een vloei- wegen en waterlopen en lijken vooral Heggen dienden vooral om vee en wild uit aan- aangeplant voor de opbrengst aan ende overgang naar de typische wallen van ge- grenzende akkers, weidegronden, hooilanden of hakhout of bamboe (Fukumachi et al., stapelde zoden, zoals de tuunwallen die we in 4 2003). bossen te weren. Houtwallen en heggen vergen 5 Kandelaberen (Engels: ‘shredding’) was Nederland kennen op keileemheuvels in kustge- regelmatig onderhoud maar bieden ook een op- een beheersvorm waarbij de boom bieden (Zie ook Baas in deze bundel).2 bestond uit één lange stam; de zijtakken Aarden brengst aan geriefhout. Ze konden bestaan uit werden regelmatig gekapt. Vaak was de wallen gaan vaak samen met greppels, waarbij meidoorns, maar ook uit allerlei soorten hak- boom eigendom van de landheer, terwijl de pachters konden beschikken over de het materiaal uit de greppel gebruikt is om de hout met of zonder overstaanders. Vaak stonden oogst aan takken en bladeren. wal op te werpen. Opvallend is, dat in sommige in heggen ook bomen, die werden geknot of ge- 21 —

Afb. 2.2 Stenen muurtjes in de omgeving van Malham in de Yorkshire Dales (Noord-Engeland). De muurtjes zijn in dit deel van de Yorkshire Dales gebouwd van kalksteen. Foto: Hans Renes. kandelaberd5, waarbij takken werden gebruikt bosgebieden soms aarden wallen die eerder, voor stelen (voor bezems of gereedschap), hek- toen ze in een agrarisch gebied lagen, met heg- palen of andere doelen terwijl het blad en de gen waren begroeid maar waar de meeste resten twijgen aan het vee werden gevoerd. Deze me- van de heggen intussen zijn verdwenen (voor thoden om regelmatig van houtgewas te oog- een Nederlands voorbeeld: Offermans 1998). sten kwamen voor in grote delen van Europa (Petit & Watkins 2003). Veel heggen werden vroeger gevlochten. Zo’n Houtwallen (‘hedgebanks’) kennen we in de zone vlechtheg werd aangelegd door stammen van van zandgebieden die van Vlaanderen tot aan struiken half door te kappen of kort boven de Denemarken loopt, maar ze komen ook voor in grond om te buigen (vandaar de Duitse term Zuidwest-Engeland en vormen de meest gebrui- ‘Knicks’) en de struik vervolgens plat te leggen kelijke perceelsscheidingen in de lage delen van en te vervlechten met andere struiken (Ringler Ierland (Aalen et al. 1997, 135). Ook in Bretagne 1987, 141; Küster 1995, 251).6 Op deze wijze be- waren aarden wallen, meestal met heggen, de schikt een boer vrijwel direct over een dichte meest voorkomende vorm (Meynier 1976). heg. De oudste vermelding van het woord Op de Britse eilanden kwamen zowel begroeide ‘Knicks’ stamt uit 1555 (Flatrès 1976, 23). als onbegroeide wallen voor, met als tussen- Vlechtheggen komen of kwamen in grote delen vorm wallen met palissaden. Ze worden daar al- van Noordwest-Europa voor. In Nederland zijn lemaal ‘hedges’ genoemd (in het geval van palis- ze pas enkele jaren geleden herontdekt saden ‘dead hedges’), naar een Angelsaksische (Dirkmaat 2005; afb. 2.3). term gehægan die op allerlei vormen van afschei- ding kon wijzen (Williamson 2002, 11). In de loop De verbreiding van verschillende vormen per- van de tijd zullen hierin ook veranderingen zijn ceelsscheidingen, zoals heggen op maaiveld, opgetreden; zo verordonneerde keizerin Maria- houtwallen, stenen muurtjes en onbegroeide Theresia van Oostenrijk in 1783 om hout te be- wallen is nog onduidelijk. Hoewel er zeker stre- sparen het vervangen van hekken door levende ken bestaan die door één type gedomineerd heggen (Konold, 1996, 130). In het veld is het on- worden (zie bijvoorbeeld Coste et al., 2008), zien derscheid tussen begroeide en onbegroeide wal- we in veel gebieden hoe verschillende typen len niet altijd even duidelijk te zien. Zo liggen in door elkaar voorkomen. Dat is bijvoorbeld be- 6 De Franse term is ‘haie tressée’. 22 —

Afb. 2.3 Resten van vlechtheggen op de helling van de Mont Beuvray (Morvan, Frankrijk). De oude vlechtheg is te herkennen aan de horizontale stammen. Foto: Hans Renes.

kend van delen van Sleeswijk-Holstein, waar door elkaar heggen op maaiveld, heggen op 2.2 Functies van aarden wallen wallen en onbegroeide wallen voorkomen (Flatrès 1976, 23). Datzelfde is beschreven voor een gebied in Normandië (Brunet 1976, hierin 2.2.1 Landweren en andere figuur 2). De achtergronden van die verschillen grensmarkeringen zijn nog volkomen onduidelijk, al zal gedetail- leerd onderzoek naar oorspronkelijke functies, periode van aanleg en lokale bodemgesteldheid Als we de echte militaire wallen, zoals stads- mogelijk het beeld begrijpelijker kunnen maken. wallen en liniedijken, buiten beschouwing la- ten, zijn er drie typen aarden wallen van belang. In deze bijdrage wil ik wat materiaal bij elkaar De eerste groep bestaat uit landweren en an- brengen over de ruimere Europese context. De dere grensmarkeringen. Landweren bestonden kern van mijn verhaal bestaat uit een overzicht uit systemen van een of meer wallen, geschei- van open en besloten landschappen en de ver- den door greppels. Waar wegen de landweer anderende grenzen daartussen. Hier moet ik kruisten, waren hekken, slagbomen en soms echter door gebrek aan gegevens het onder- versterkingen aangebracht. Zeker met vee en scheid tussen verschillende soorten perceels- wagens was het nauwelijks mogelijk om land- scheidingen deels laten vallen, al kan ik er voor- weren op andere plaatsen te passeren en de beeldsgewijze wel iets over zeggen. Dit betoog doorgangen konden daarom goed gebruikt eindigt dan ook met de weinig verrassende con- worden om belasting of tol te heffen.7 Ook clusie dat er meer onderzoek nodig is. Offa’s Dyke, een grote grenswal op de grens van Engeland en Wales, is wel eens een functie toe- gedicht in het tegengaan van veediefstal. Op 7 Voor de effectiviteit van dit soort grenzen beperkte schaal konden landweren een rol spe- valt ook te wijzen op de vier meter hoge heg die de Engelsen aanlegden in India, len in de verdediging van territoria. Landweren van de Himalaya tot bijna aan de Golf van vormen daarmee een grensgeval tussen agrari- Bengalen, over een lengte van 2250 km, om de smokkel van zout tegen te gaan sche en militaire wallen. (Agrarisch Dagblad 12-12-2000). 23 —

Enkele grenswallen stammen al uit de vroege middeleeuwen en zijn aangelegd door de hoog- 2.2.2 Wildparken ste gezaghebbers van die dagen. Offa’s Dyke is aangelegd onder koning Offa van Mercia, een tijdgenoot van Karel de Grote. Elders in De tweede groep bestaat uit wallen om wild- Engeland liggen nog meer van dergelijke vroeg- parken. Wildparken waren gebieden die door de middeleeuwse wallen, die mogelijk zelfs nog een elite waren gereserveerd voor de jacht en de paar eeuwen ouder zijn (Coones & Patten 1986, vleesvoorziening. Dergelijke gebieden worden in 135-141). Een vergelijkbare wal, die in het Deens de vroege middeleeuwen wel aangeduid als Danevirke en in het Duits Dannewerk wordt ge- ‘foreesten’, een term die zich in de Engelse en noemd, ligt ongeveer op de vroegere grens van Franse taal ontwikkelde tot een aanduiding voor Denemarken en Duitsland. De Danevirke bestaat bos. Van oorsprong was ‘foreest’ echter geen uit een systeem van wallen en stenen muren die landschappelijk maar een rechtshistorisch begrip; zijn aangelegd van de achtste tot in de twaalfde foreesten konden naast bossen ook weilanden eeuw (Jankuhn 1976, 69-80). en soms zelfs akkers en nederzettingen omvat- ten. De soms zeer uitgestrekte vroegmiddel- De term landweer wordt met name gebruikt eeuwse foreesten vielen in de meeste gevallen voor grenswallen die tussen de dertiende en de later uiteen. In de late middeleeuwen en de vroege zestiende eeuw zijn aangelegd. Een kaart vroegmoderne periode komen we kleinere, maar in het overzichtswerk van Brokamp (2007, 25; zie strakker georganiseerde jachtgebieden in bron- ook zijn bijdrage in deze bundel) laat zien dat nen tegen onder namen als haag (Frans: ‘haie’, Oost- en Zuidoost-Nederland deel uitmaken van in middeleeuwse bronnen ‘haia’), wildpark een groot gebied waarin landweren voorkwa- (Engels: ‘park’, ‘deer park’), wildbaan, warande men en dat grote delen van het laatmiddel- (Engels: ‘[rabbit] warren’) en diergaarde (Duits: eeuwse Heilige Roomse Rijk omvatte. Of er een ‘Tiergarten’). verband was met dat rijk, is onzeker. Wel was dat een groot gebied dat in de late middeleeu- Veruit de grootste dichtheid aan dergelijke wild- wen een versnipperde bestuurlijke situatie ken- parken bestond in Engeland, wat valt te verkla- de, met een grote macht voor lokale vorsten en ren uit de strakke, op Normandische leest ge- steden. Andere delen van Noordwest-Europa, schoeide, feodale organisatie van het land in die met de Britse eilanden als een uitgesproken tijd. Een Franse reiziger schatte in 1549 dat voorbeeld, kenden toen al een relatief sterk ge- Engeland evenveel parken had als de rest van centraliseerd bestuur. Europa bij elkaar (Stamper 1988, 147). Domesday book, een systematische beschrijving van Een andere groep grenswallen is aangelegd om Engeland uit 1086, noemt er 35 maar is waar- (grote) grondbezittingen te markeren. Dergelijke schijnlijk niet geheel compleet. In de twaalfde wallen zijn vooral door Engelse landschapshisto- eeuw nam het aantal langzaam toe. In de der- rici beschreven. Sommige van die landgoederen tiende eeuw volgde een ware explosie, toen veel bestonden al in de vroege middeleeuwen en in feodale heren hun vergrote welvaart investeer- enkele gevallen kunnen ze zelfs teruggaan tot de den in dergelijke parken. Ze moesten daartoe Romeinse tijd (Colebourn & Gibbons 1990, 50- een Koninklijke licentie kopen. In het begin van 51). Hun grenswallen kunnen dan ook een zeer de veertiende eeuw telde Engeland waarschijn- hoge ouderdom hebben. Hoskins beschrijft een lijk 3200 parken (Stamper 1988, 140). Nadien holle weg tussen twee aarden wallen die twee nam het aantal af, hoewel vanaf het eind van de oude landgoederen scheidde en die in de tiende vijftiende eeuw ook weer nieuwe werden aange- eeuw al ‘the old ditch’ heette (Hoskins 1977, 31, legd. De druk op de grond en de geringe rentabi- voor een ander voorbeeld: p. 68). Vergelijkbare liteit – veel parken leverden verlies op – maakten voorbeelden zijn in Continentaal Europa nog een eind aan de meeste parken. Buiten Engeland nauwelijks beschreven. waren veel minder wildparken, maar ze waren wel verspreid over grote delen van Europa, van Zweden tot Duitsland en van Nederland tot Hongarije (Renes 2005). 24 —

Van de begrenzingen van de vroegmiddeleeuwse De verschillende functies sluiten elkaar aller- foreesten is niets bekend. De latere wildparken minst uit. In Cornwall, een gebied waarin forse moesten door de groei van bevolking en land- aarden wallen vanouds de meest voorkomende bouwgebieden meer rekening houden met de perceelsscheiding vormden, zullen ze zeker een buren en waren dan ook omgeven door moeilijk functie hebben gehad om vee binnen landerijen doordringbare grenzen om het wild binnen en te houden, maar dienden ze daarnaast als grens- stropers buiten te houden. Die grenzen werden markeringen, boden ze beschutting tegen wind soms gevormd door grote wallen met greppels, en leverde de begroeiing bovendien veevoer die eerder aan een landweer dan aan een agrari- (Fox 1976, 58). sche wal doen denken; in andere gevallen door houten hekken of stenen muren. Soms waren de Dergelijke perceelsscheidingen zijn al oud. In het wallen asymmetrisch in doorsnede, zodat wild uiterste noordwesten van Ierland is een stroken- wel naar binnen kon maar niet naar buiten verkaveling met latere onderverdelingen, met (Steane 1984, hierin figuur 5.7). stenen muurtjes als grensscheidingen, ontdekt dat vanaf ca 3700 v.C. is aangelegd. De akkertjes zijn later overgroeid door veen en kwamen pas 2.2.3 Agrarische wallen weer aan de oppervlakte toen het veen in de ja- ren 1930 werd afgegraven (Aalen et al. 1997, 36). De zogenaamde ‘reaves’ in Dartmoor zijn de res- Tenslotte is er dan een soort restcategorie van ten van een grootschalige landindeling uit de perceelsscheidingen met vooral een land- of Bronstijd (Fleming 1988). Celtic fields, vroeger bosbouwkundige functie. De meeste wallen, ook wel raatakkers genoemd, komen voor in de heggen en stenen muurtjes dienden vooral om zandgebieden van Noordwest-Europa en stam- bouwlanden en graslanden te beschermen tegen men uit de periode van de Late Bronstijd tot de vraat door vee of wild. Andere dienden om lan- Romeinse tijd. In een voorbeeld in het Zeijen derijen te beschermen tegen stuifzanden en (Drenthe) lijken de wallen een secundaire ont- weer andere lijken alleen als grensmarkering te wikkeling en lijkt het erop dat de wallen in de 8 Ze worden in Engelse literatuur aangeduid zijn aangelegd. Dat laatste zou kunnen opgaan laatste fase zelf als akkers zijn gebruikt (Spek et als co-axial systems. Mooie voorbeelden al. 2003). Vergelijkbare vormen, van kleine blok- zijn te vinden in het uiterste westen van voor een groot deel van de wallen die in en om Cornwall (Hoskins, 1977, p. 28). bosgebieden zijn aangelegd (Boosten et al. 2011). vormige akkertjes omgeven door wallen of muurtjes, zijn op de Britse eilanden aangetroffen en zijn daar soms nog tot op heden in gebruik.8 In Bretagne concludeert Antoine (2006) echter dat daar weinig continuïteit lijkt te bestaan tussen de middeleeuwse en de oudere perceleringen.

Al in de middeleeuwen hadden graanakkers een typisch open karakter; internationaal is de term open fields in gebruik voor landschappen die ge- domineerd werden door graanteelt. In deze ge- bieden waren de nadelen van heggen, die zon- licht wegnamen en tot een lagere opbrengst leidden, zo groot dat boeren andere methoden, zoals grensstenen en grasstroken, gebruikten om hun eigendommen te begrenzen. Als vee na de oogst op de akkers mocht, werd het getuid of werden tijdelijke hekken geplaatst (Spek 2006, 230). Ook gemeenschappelijke weidegebieden waren meestal open. Besloten landschappen

Afb. 2.4 De oorspronkelijke grafiek van Hooper over het verband tussen de ouderdom van heggen en het aantal soorten houtige gewassen. Naar: Pollard & Hooper, 1974. 25 —

Afb. 2.5 De ontwikkeling van het besloten landschap rond Rystone Grange op basis van typologisch onderzoek naar stenen muurtjes. Naar: Hodges, 1991.

zestiende-eeuwse kaarten (zie onder meer Kneppe 2004). Landweren en wildparken heb- ben voorts de nodige sporen achtergelaten in toponiemen.

Over de meeste ‘gewone’ perceelsscheidingen zijn echter nauwelijks schriftelijke bronnen be- schikbaar, alleen al omdat over zulke algemeen bekende zaken zelden iets werd opgeschreven. Interviews met oude boeren geven belangrijke inzichten in het functioneren en het beheer van landschapselementen in de eerste helft van de vinden we vooral in gebieden met veehouderij vorige eeuw (Burny 1999), maar men komt met door individuele boeren, al of niet afgewisseld deze methode moeilijk verder terug. met akkerbouw op dezelfde percelen. Daarnaast vormt het landschap zelf een belang- rijke bron. Onderzoek in het terrein geeft inzicht 2.3 Bronnen in de ligging, de opbouw en de soortenrijkdom en kan zelfs gegevens opleveren over de ouder- dom. Soms gaat het hierbij om de relatieve ou- Het mooiste beeld van de patronen van per- derdom, waarbij de onderlinge verhouding tus- ceelsscheidingen bieden kaarten en luchtfoto’s. sen landschapsstructuren een onderscheid In grote delen van Europa bestaan sinds de ne- tussen oudere en jongere elementen mogelijk gentiende eeuw gedetailleerde topografische en maakt. Een veel bediscussieerd voorbeeld betreft kadastrale kaarten, die het mogelijk maken de patronen van perceelgrenzen in Oost-Engeland veranderingen in het landschap in detail te vol- en in Bretagne die worden doorsneden door een 9 Voor Bretagne: Pape, 1976; voor Oost- gen. Een deel van de grootschalige reconstruc- Romeinse weg en op basis daarvan in de IJzertijd Engeland: Williamson & Bellamy, 1987, p. 9 19. In een reactie op de laatste gaf Hinton ties van landschappen, zoals enclosures en ruil- zijn gedateerd. Ook voor absolute dateringen (1997) goede argumenten voor een veel verkavelingen (zie hieronder) is goed bestaan soms mogelijkheden, bijvoorbeeld door geleidelijker ontwikkeling van de gedocumenteerd met kaarten en beschrijvingen. betreffende percelering. Williamson wallen te bemonsteren of door het dateren van (1998a) gaf in een tegenreactie aan zelf Voor oudere perioden bestaat nog het meeste scherven in een wal. Een andere mogelijkheid ook intussen te twijfelen aan het materiaal over belangrijke wallen, vooral over voorbeeld, maar toch vast te houden aan biedt typologisch onderzoek, wat ik wil illustre- een prehistorische ouderdom van delen landweren die soms al in detail zijn afgebeeld op ren aan de hand van twee Engelse voorbeelden. van het landschap. 26 —

Afb. 2.6 Rurale landschappen in Europa volgens Lebeau (1986, p. 50). 27 —

Al in de jaren zeventig suggereerde de Engelse De kaart van René Lebeau (afb. 2.6) is vooral ge- onderzoeker Max Hooper een verband tussen baseerd op verkaveling en perceelsranden, met soortenrijkdom en ouderdom van heggen als kern het onderscheid tussen open en beslo- (Hooper 1970; Pollard et al. 1974; afb. 2.4). De ten landschappen. Het is een kaart die zelf weer vuistregel was: hoe meer houtige soorten, hoe terug gaat op eerder werk van meest Franse hoger de ouderdom, waarbij zelfs gesuggereerd geografen. Vooral de overgang van de open fields, werd dat het uitgangspunt van één soort per de eindeloze graanakkers van het Bekken van eeuw een redelijke schatting van de ouderdom Parijs, naar de besloten landschappen van van een heg mogelijk maakte. Dat eenvoudige Normandië en Bretagne, heeft geografen altijd beeld is intussen verlaten, hoewel de discussie gefascineerd. Het zijn verschillen die sommige nog altijd doorgaat (Cousins 2004). Een globaal reizigers al in de zestiende eeuw opvielen (Fox verband lijkt er toch wel te zijn, al moet men ui- 1976, 55). teraard altijd een grote mate van voorzichtigheid De besloten landschappen worden vaak samen- en van regionale variatie inbouwen. Als we in gevat onder de term bocage, een term die als Nederland een houtwal met veel verschillende streeknaam in Normandië voorkomt en die oor- houtige soorten aantreffen, kan dat een oude spronkelijk eerder op een bosachtig gebied houtwal zijn, maar ook een typische houtwal zo- duidt, maar die in de geografie een vakterm als de Heidemaatschappij die lange tijd bij ruil- werd voor kleinschalige heggenlandschappen verkavelingen aanplantte. Overigens was (afb. 2.7; Antoine 2006). Lange tijd werd aange- Hooper zelf heel wat genuanceerder dan latere nomen dat de spreiding van open en besloten onderzoekers wilden zien. landschappen in Europa in grote lijnen in de middeleeuwen was gevormd en sindsdien in Bij stenen muurtjes is een typologisch daterings- hoge mate stabiel was (Fox 1967, 56). Het ver- onderzoek mogelijk omdat de wijze waarop die schil zou ook een duidelijke relatie hebben met muurtjes zijn gebouwd, in de loop van de tijd de fysisch-geografische gesteldheid (bijvoor- veranderde. Het mooiste voorbeeld is afkomstig beeld Flatrès 1976, 22). De zeer oude besloten van Richard Hodges (1991), die in zijn land- landschappen van de Atlantische kustgebieden schapsarcheologische onderzoek rond Roystone werden onderscheiden van jongere besloten Grange een zeer gedetailleerde muurtjeskarte- landschappen verder landinwaarts. ring opnam. Die typologie mondde uit in een beeld van de geleidelijke ontwikkeling naar een Intussen is duidelijk dat het onderscheid tussen besloten landschap (afb. 2.5). de open field en de bocage-landschappen minder oud en tijdloos is dan lange tijd is gedacht.

2.4 Open en besloten landschappen

Om een beeld te krijgen van de verbreiding van die agrarische wallen, heggen en muurtjes in de laatste duizend jaar kunnen we het best begin- nen bij het onderscheid tussen open en besloten landschappen. Dat verschil vormt een kernthe- ma in de studie van Europese landschappen (Bloch 1966; Smith 1967, 191). De landschappen van het Middellandse Zeegebied worden vaak, naast de open en de besloten landschappen van de noordelijke helft van Europa, als een derde type behandeld. De Mediterrane landschappen vertonen echter een enorme variatie, waarbin- nen zowel open als besloten landschappen voorkomen. In sommige gebieden komen in ie- der geval heggen en muurtjes voor (Rackham & Moody 1996, 145). Afb. 2.7 Verbreiding van bocage volgens Jessen (1937). 28 —

doet denken aan de Nederlandse zandgronden.

Ook de geschiedenis is complex en de Atlantische bocage-landschappen blijken lang niet zo oud en stabiel te zijn als lange tijd werd verondersteld. Hoewel we er nog altijd vanuit mogen gaan dat een deel van de heggen en muurtjes een vroegmiddeleeuwse of nog hogere ouderdom heeft, stammen veel andere pas uit de vroegmoderne periode. Astill & Davies (1997, 247-248) concluderen voor hun onderzoeksge- bied in Centraal Bretagne dat er in de vroege middeleeuwen maar weinig zichtbare perceels- scheidingen waren; de meeste lijken pas in de vijftiende tot zeventiende eeuw te zijn aange- legd. Volgens de historica Antoine (2006), die zich vooral baseert op geschreven bronnen, werd een fase van sterke groei van het aantal zichtbare perceelsscheidingen in de vijftiende en zestiende eeuw gevolgd door twee eeuwen van stabiliteit, waarna de heide-ontginningen van de negentiende eeuw opnieuw voor een fase van groei zorgden.

We mogen aannemen dat de open en besloten landschappen zoals die staan aangegeven op overzichtskaarten van Europese landschappen – kaarten die vooral op negentiende-eeuwse ge- gevens zijn gebaseerd – in de vroege middeleeu- wen meer op elkaar leken, met akkers en neder- zettingen te midden van uitgestrekte Afb. 2.8 ‘Ancient’ en ‘planned’ countryside volgens gemeenschappelijke weidegronden. Nadien Rackham (2003, p. 13). hebben deze landschappen verschillende ont- wikkelingspaden gevolgd, waarbij sommige ge- bieden zich ontwikkelden tot uitgestrekte open Landschappen hebben een lange en complexe graanakkers en andere juist tot zeer besloten geschiedenis en die geschiedenis is in veel geval- landschappen die gekenmerkt werden door ge- len nog slecht uitgezocht. Daarbij is de aandacht mengde landbouwsystemen of door een specia- van historische onderzoekers altijd sterk gecon- lisatie op de veehouderij (Renes 2010b). De der- centreerd geweest op de open field-landschappen tiende en de vroege veertiende eeuw, een en hebben de bocage-landschappen lange tijd periode met een hoge bevolkingsdruk, vormden veel minder aandacht gekregen (Fox 1976). Toch het hoogtepunt van de open field-landschappen. zijn er de laatste decennia wel vorderingen ge- Die gebieden vormden de graanschuren van het maakt, waaraan is bijgedragen door archeolo- toenmalige Europa. Ook toen al bestonden gen, historici, historisch-ecologen en historisch- daarnaast gebieden die zich meer op veehoude- geografen. Al deze landschappen blijken com- rij of op een gemengde bedrijfsvoering richtten. plexer in elkaar te zitten dan vaak wordt Soms ging het om gebieden die in hoge mate aangenomen, met een combinatie van gehuch- zelfvoorzienend waren, maar ook in de hoge en ten met open fields, vrijstaande boerderijen met late middeleeuwen moeten er al gebieden zijn kampen en alle denkbare tussenvormen en met geweest die zich specialiseerden in de zuivel- en daarnaast nog uitgestrekte gemeenschappelijke vleesvoorziening van de steden. We mogen aan- weidegronden (Flatrès 1977; Astill & Davies nemen dat die gebieden toen al een tamelijk be- 1997,13). Het is daarmee een landschap dat sterk sloten karakter hadden. 29 —

Vanaf de late middeleeuwen overheersten in dorpsakkers. Daarmee leidde de steeds verdere West en Midden-Europa twee processen in de inrichting van het landschap (van bos en exten- richting van een groeiend aantal heggen, hout- sieve weidegronden naar intensief gebruikt cul- wallen en stenen muurtjes, tot aan een hoogte- tuurland) tot een toename van het aantal per- punt rond 1900. Het eerste proces is de steeds ceelsscheidingen. verdere inrichting van het landschap door de verdeling van gemene gronden, het tweede de Land dat als extensieve weidegrond in gebruik omvorming van de open fields. De Engelstalige bleef, kon ook worden verdeeld (omgezet van term voor beide processen is ‘Enclosures’, een gemeenschappelijk in privé-eigendom) zonder term die verwijst naar het omzetten van open dat direct een intensiever landgebruik volgde. In land in land dat werd gekenmerkt door percelen die gevallen bleef de aanleg van nieuwe per- die waren omgeven door zichtbare perceels- ceelsscheidingen soms achterwege: in scheidingen. Figuur 2.8 laat enkele grote lijnen Nederland werden veel gemeenschappelijke hei- van de ingrijpende veranderingen in het Engelse develden in de negentiende eeuw verdeeld, landschap zien. Aan de ene kant zijn er de oude maar de eigendomsgrenzen, die hoogstens wer- kleinschalige landschappen, die in de loop van den gemarkeerd door greppels (in Drenthe sprak de tijd door geleidelijke ontginningen steeds men van ‘ritsen’; Kraak 2011), werden pas bij de verder zijn opgevuld met perceelsscheidingen. latere ontginning belangrijk. Op de Britse eilan- Aan de andere kant zijn er de middeleeuwse den zijn daarentegen de verdelingen van de open field-landschappen, die door de enclosures ‘moors’ wel samengegaan met de bouw van ste- zijn omgezet in heggenlandschappen. De nen muurtjes (afb. 2.2). Engelse landschapshistoricus Oliver Rackham (2003, 63) gebruikt voor deze twee typen respec- Het tweede proces was de omvorming van open tievelijk de termen ‘ancient’ en ‘planned’ country- fields naar meer individuele landschappen (Renes side. Beide termen zijn niet bijzonder gelukkig. 2010a), zoals dat vanaf de veertiende eeuw lang- De ‘ancient countryside‘ is, zoals we al zagen, het zaam in verschillende gebieden in Europa plaats- resultaat van een lange en geleidelijke ontwikke- vond. We zien dat waar de oude graanakkers ling en is dus niet in zijn geheel oud. De ‘planned nieuwe gebruiksvormen kregen. Soms ging het countryside’ betreft vaak gebieden die net zo lang om meer complexe vruchtwisselingen waarin – zo niet langer – bewoond zijn maar twee keer ook regelmatig vee op de akkers liep (afb. 2.9), volledig op de kop zijn gezet: eerst vanaf de ne- of om speciale gewassen die afgescheiden wer- gende eeuw door de vorming van de uitgestrek- den van de graanakkers. Soms is in de omheinde te graanakkers en vervolgens in de late middel- percelen nog de oude strokenverkaveling van de eeuwen en de vroegmoderne tijd door de akkers te herkennen, zoals in delen van omzetting van die open fields in besloten land- Normandië.10 We zien hier opnieuw dat het boca- schappen. ge-landschap er niet ‘altijd is geweest’. De beslo- ten landschappen van Normandië en Bretagne De steeds verdere inrichting van het landschap hebben alles te maken met de specialisatie op zien we in de gebieden waar nog grote gemeen- melk- en vleesvoorziening van de stad Parijs. schappelijke gebieden bestonden. Vooral in tij- den van bevolkingsgroei en hoge graanprijzen, De enclosures in Engeland vormen een uitermate globaal de perioden tussen 1450 en 1650 en van- langdurige en complexe ontwikkeling (Chapman af 1750, werd nieuw land ontgonnen. We zien & Seeliger 2001; Williamson 2000) maar de eer- dat in de zandgebieden, die een zone vormen ste fase hing samen met een verschuiving van van Vlaanderen via de zuidoostelijke helft van graanverbouw naar schapenhouderij. Van een Nederland en delen van Noordwest-Duitsland aantal dorpen is nauwkeurig beschreven hoe een naar het westen van Denemarken. In deze ge- enkele boer kans zag om steeds meer van zijn bieden werden in de loop van de tijd steeds buren uit te kopen, om uiteindelijk het hele meer stukken heide en bos ontgonnen tot dorpsgebied om te zetten in schapenweide; op bouw- en weiland. Daarbij werden in veel geval- de ene boerderij na werd het dorp verlaten. len heggen of houtwallen om de nieuwe ontgin- Aangrenzende dorpen bleven bestaan doordat 10 Mooie voorbeelden zijn te zien op ningen gelegd. Het leidde tot ringen van kamp- een dergelijke bezitsconcentratie niet plaats- Google Earth, bijvoorbeeld bij het gehucht Le Pou (49°28’25”NB / 1°49’23” ontginningen rond de middeleeuwse open vond (Beresford & Hurst 1990, Hfst. 5). Er zijn OL). 30 —

Afb. 2.9 Een Nederlands voorbeeld van enclosure (in het Nederlands gebruiken we wel de term ‘verkamping’) zien we in de Banakkers in Etten (westelijk Noord-Brabant). Deze moeten in de middeleeuwen een open akkergebied hebben gevormd, maar omstreeks 1900 lag hier een zeer besloten landschap, waarin alle percelen omringd waren door houtranden. Chromotopgrafische kaart, blad 623 (1900), © Topografische Dienst Kadaster, Apeldoorn.

intussen enkele duizenden middeleeuwse dor- Sleeswijk-Holstein en het aangrenzende deel pen met open fields ontdekt die tussen de veer- van Zuid Jutland, dat pas vanaf ca 1500 lijkt te tiende en de achttiende eeuw zijn gekrompen zijn gevormd, toen hier een commerciële vee- tot een enkele schapenboerderij. Luchtfoto’s la- houderij opkwam waarbij percelen beurtelings ten vaak duidelijk zien hoe de latere heggen als bouwland en als grasland werden gebruikt. dwars door oudere akkerpatronen heen snijden Het betekende verschuivingen van gemeen- (afb. 2.10). In later tijd vonden ook wel enclosures schappelijke naar individuele kuddes. Het tame- plaats om betere omstandigheden voor ge- lijk open landschap veranderde in een landschap mengd landbouwbedrijven te creëren. Vanaf de van verspreide boerderijen en percelen die om- achttiende eeuw gingen de enclosures een nieuwe ringd waren door ‘Knicks’. In de eeuwen nadien fase in, toen het parlement zich ermee bezig breidde het heggenlandschap zich hier steeds ging houden (‘Parliamentary Enclosure’). Wat verder uit, onder meer door een verplichte aan- was begonnen als een aanpassing aan nieuwe leg van heggen in de jaren 1766-1770 en door de marktomstandigheden ontwikkelde zich tot een verdeling van de resterende gemeenschappelijke algemene methode om de landbouwstructuur gronden aan het eind van de achttiende eeuw van het land te verbeteren, vooral ten gunste (Flatrès 1976, 23; Hansen 1976). Een soortgelijke van de grotere boeren. Het eindresultaat was ontwikkeling vond plaats in het uiterste noorden dat in de negentiende eeuw vrijwel alle open van Frankrijk en, pas in de achttiende en negen- fields in Engeland plaats hadden gemaakt voor tiende eeuw, in delen van de Champagne, op- besloten landschappen (Hooke 2010). nieuw in samenhang met een verschuiving van akkerbouw naar veehouderij (Flatrès 1976, 23-25). Ook elders in Europa hebben dergelijke proces- Nog een ander voorbeeld vinden we in het Land sen plaatsgevonden. Een goed beschreven en van Herve, ten noordoosten van het industriege- daardoor bekend voorbeeld vinden we in het ge- bied rond Luik (Diriken 1995). In het laatste ge- bied van de abdij Kempten in de Allgäu tussen bied had de omvorming zeker te maken met een de 16e en de 18e eeuw (Endriss 1961). Veel om- verandering in landgebruik. In de zestiende vangrijker is het besloten landschap van eeuw begonnen de boeren zich hier te speciali- 31 —

Afb. 2.10 Ridge-and-furrow bij Moreton-in-Marsh (Cotswolds). De oude akkertjes zijn goed herkenbaar. Op de onderste foto is een ‘akkerberg’ te zien, een lage rug die ontstond doordat de ploeg hier moest keren. Aan weerszijden lopen de kavels in een verschillende richting. De heggen zijn aangelegd bij de Enclosure en lopen dwars door het oude patroon heen. Foto’s: Hans Renes.

seren in melkveehouderij, waarvoor eerst de grenzende gebieden, zoals de omgeving van heidevelden werden verdeeld en vervolgens ook Eupen en, vanaf het eind van de negentiende de open fields werden omgezet in weilanden. In eeuw, het Münsterländchen (ten noordoosten korte tijd veranderde het open landschap hier in van Aken; Von den Driesch 1985) en het uiterste een kleinschalig heggenlandschap. Later vond zuidwesten van Limburg (Renes 1993). eenzelfde ontwikkeling plaats in enkele aan- 32 —

Afb. 2.11 Ruilverkavelingen in Europa volgens H.J. Nitz (1992, p. 147). In de gearceerde gebieden zijn landschappen met versnipperd grondbezit, dat meestal samenging met bewoning in dorpen, omgezet in landschappen met aaneenbesloten grondbezit en verspreid staande boerderijen. De jaartallen tussen haakjes geven het begin van de reorganisatie, de andere jaartallen verwijzen naar de periode waarin wettelijke regelingen voor dergelijke reconstructies van het landschap van kracht werd.

Vanaf het midden van de achttiende eeuw ste- Hoe drastisch de veranderingen konden zijn, gen de graanprijzen weer en werd akkerbouw zien we in Scandinavië. Aarslev (afb. 2.12) is een opnieuw aantrekkelijker. In Engeland, in Zuid- voorbeeld van een dorp dat in tien jaar twee Scandinavië en in enkele andere gebieden von- keer volledig op de schop ging. De eerste ver- den nu ruilverkavelingen plaats in open fieldland- andering was een schaalvergroting in de verka- schappen die de akkerbouw efficiënter moesten veling van de open fields. De tweede verandering maken (Nitz 1992; afb. 2.11). Het heeft te maken was nog drastischer: nu werd het open field met commercialisering in relatie tot verschuivin- landschap omgezet in een landschap met ge- gen in de internationale economie, waarbij concentreerd grondbezit, waarbij de afzonder- graangebieden in Noordwest-Europa moesten lijke bezittingen werden omgeven door zicht- concurreren met landgoederen in het bare begrenzingen. Een decreet uit 1794 schreef Oostzeegebied. Ook deze ruilverkavelingen de aanleg van zichtbare begrenzingen voor en maakten het landschap kleinschaliger omdat de beschreef de volgende mogelijkheden: stenen nieuwe, aaneenbesloten, bezittingen van boeren muurtjes (140 cm hoog), aarden wallen (2 m werden omgeven door heggen of houtwallen. breed en met aan weerszijden een greppel), 33 —

wallen van aarde of zoden (2-3 m breed en 160 cm hoog), wallen van takken en zeewier en houten schuttingen (Hansen 1976). Ook hier zien we dus weer een grote variatie en lokale invullingen.

De grens tussen open en besloten landschap- pen is in de vroegmoderne periode verschoven, doordat open fields zijn verkampt. Wat deze ontwikkeling ook duidelijk maakt, is dat het onderscheid tussen open fields en bocages niet een verschil aangeeft tussen commerciële ak- kerbouw op de beste gronden en zelfvoorzie- nend geploeter op de armere. Het zijn twee kanten van hetzelfde systeem. Al in de loop van de middeleeuwen specialiseerden som- mige gebieden zich in graanteelt, later uitge- breid met andere akkerbouwgewassen, terwijl andere gebieden zich meer richtten op vee- teelt. Beide stonden in dezelfde mate in dienst van de stedelijke consumenten. Welke kant een gebied op ging, werd beïnvloed door de bodem, maar ook door ligging ten opzichte van steden, door transportmogelijkheden en door processen als padafhankelijkheid. De situering was bovendien niet stabiel, maar veranderde onder invloed van economische verschuivingen op lokale, regionale, internationale en zelfs globale schaal.

Het eind van de negentiende eeuw moet de grootste dichtheid aan perceelsscheidingen uit de geschiedenis hebben gegeven (Rackham 2003, 85). Historisch-geograaf Karel Leenders (1995) spreekt van ‘de climax van het besloten landschap’. Daarna ontstond juist weer een meer open landschap door schaalvergroting in de landbouw, vooral in de akkerbouw, en door de opkomst van het prikkeldraad. Prikkeldraad was in de vorm die we nu nog steeds kennen een Ameri kaanse uitvinding, die in de jaren 1880 Europa bereikte (Harvey 1987, 29; Krell 2002). Door het grootschalige gebruik van prikkeldraad verloren heggen en houtwallen hun functie als veekering. In dezelfde periode nam het belang van houtwallen als leverancier van brand- en ge- riefhout af. De leerlooierij schakelde vanaf 1904 over op chroomlooiing, waardoor ook deze afzet van (eiken)hout verdween. In veel nieuwe ont- ginningen werden de perceelsscheidingen direct gemarkeerd met prik kel draad, maar ook in het oude cultuurland werden houtwallen en heggen Afb. 2.12 Twee ruilverkavelingen in tien jaar in Aarslev gerooid en geëgaliseerd. (Denemarken). Naar: Frandsen, 1992, pp. 195-196. 34 —

Verschillende van de gebieden die in de vroeg- vertraagde de afname van de lengte aan per- moderne periode door een verschuiving van ceelsscheidingen in de jaren tachtig, vooral om- graanteelt naar veehouderij waren omgevormd dat de ruilverkavelingen minder drastisch wer- van open fields naar heggenlandschappen, maak- den (Koomen et al. 2007). Op de achtergrond ten later weer een omgekeerde ontwikkeling speelt de verminderde druk op het land dankzij door. Deze heggenlandschappen hebben dan de quotering van melk en andere producten. ook maar kort bestaan. Een voorbeeld is Oost- Engeland, dat zich vanaf het midden van de In andere landen vinden we eenzelfde afname. achttiende eeuw weer meer op akkerbouw ging In Engeland werd in 1997 geschat dat 240.000 richten (Williamson 1998b, 11-12) en nadien, met kilometer aan heggen verdween sinds de intro- de opkomst van de mechanisatie, een proces ductie van subsidies, wat vooral gebeurde na de van schaalvergroting doormaakten waarbij de toetreding van Groot-Brittannië tot de Europese meeste heggen sneuvelden. Deze gebieden Gemeenschap in 1973 (Harvey 1998, 7). In de pe- keerden in feite terug naar de open field land- riode daarvoor was het echter bijna even hard schappen van vóór de enclosures. Een soortgelijk gegaan: een schatting noemt een gemiddelde proces vond plaats in delen van de Champagne, van 7245 kilometer heg per jaar tussen 1946 en waar het bovengenoemde heggenlandschap uit 1970, wat in totaal in die 25 jaar zou uitkomen de achttiende en negentiende eeuw weer in op 185.000 kilometer (Barnes & Williamson hoog tempo verdween in de twintigste eeuw 2006, 22). Deze snelle veranderingen volgden op toen de graanboeren het hier weer overnamen een periode van stabiliteit: tussen 1870 en 1945 (Dufour 1976). lijkt het patroon van heggen in Engeland weinig veranderd (Rackham 2003, 85). Gegevens uit Dat proces versnelde in de naoorlogse periode. Sleeswijk-Holstein tonen een vergelijkbaar Mechanisatie, vooral in akkerbouwgebieden, beeld, van heggenlandschappen die tussen het eiste steeds grotere percelen. Op de achtergrond eind van de negentiende en het midden van de speelden landbouwsubsidies, bedoeld om veel twintigste eeuw weinig veranderden, maar die en goedkoop te produceren maar met als bij- daarna snel grootschaliger werden. Tussen 1950 werking dat boeren het maximale uit het land en midden-jaren tachtig nam de lengte aan heg- probeerden te halen. In delen van Oost-Europa gen in Sleeswijk-Holstein met 39% af (Ringler vond een zeer snelle en drastische omvorming 1987, 146). van het land plaats toen de landbouw werd ge- collectiviseerd. In West-Europa hadden ruilver- kavelingen eenzelfde effect, zij het dat de 2.5 Conclusie schaalvergroting van het landschap hier meer geleidelijk ging. Ruilverkavelingen zijn, zoals we al zagen, een oud verschijnsel in Engeland, Verschillen tussen grootschalige en kleinschalige Scandinavië en delen van Duitsland. In landschappen dragen in hoge mate bij aan de Nederland begonnen de ruilverkavelingen in het variatie binnen het Europese landschap. Het zijn begin van de twintigste eeuw, maar werden ze verschillen die in de loop van eeuwen zijn ont- vooral in de jaren zestig grootschaliger en ingrij- wikkeld, waarbij de grootschalige akkerland- pender. In Frankrijk, België en delen van het schappen en de steeds intensiever gebruikte ge- Middellandse Zeegebied begonnen ruilverkave- meenschappelijke weidegronden een open lingen pas echt in de naoorlogse jaren, hoewel er karakter hadden, terwijl gebieden met intensie- in delen van Frankrijk al wel oudere voorbeelden ve veehouderij of gemengd bedrijf vaak een bestonden (King & Burton 1983). De effecten kleinschalig en besloten karakter hadden. Dat waren vrijwel overal gelijk: schaalvergroting in besloten karakter kwam vooral door grote aan- het landbezit en verdwijnen van enorme aantal- tallen heggen, houtwallen, onbegroeide wallen len perceelsscheidingen. De schaalvergroting – en stenen muurtjes, die in verschillende delen en het verdwijnen van heggen, wallen en andere van Europa werden gebuikt als veekeringen. perceelsscheidingen – was in ruilverkavelde ge- Beide landschapstypen blijken complexe ge- bieden veel drastischer dan in de meer geleide- schiedenissen te hebben en in de loop van de lijk ontwikkelde gebieden daarbuiten (zie bij- eeuwen zijn de verhoudingen tussen open en voorbeeld Ringler 1987, 153). In Nederland besloten landschappen verschoven. 35 —

De laatste halve eeuw is de landbouw veel Summary: earthen walls in a European grootschaliger geworden en zijn bovendien veel perspective van de resterende perceelsscheidingen vervan- This paper tries to put the discussions on earthen gen door prikkeldraad. Hoewel ook de groot- walls in an international perspective. The paper schalige ‘open’ landschappen veranderen, vin- starts with a classification of field boundaries den de meest zichtbare omvormingen plaats in based on form: [1] earthen walls, drystone de kleinschalige landschappen. Buiten een aan- hedges and other, as well as [2] with or without tal beschermde reservaten (zoals de National hedges. Next a simple functional classification is Parks in Engeland en Wales) staan de kleinscha- given: [1] defensive walls and other territorial lige landschappen overal onder druk. In land- boundaries, [2] walls around game parks and [3] bouwgebieden maken ze steeds meer plaats field boundaries in the agrarian landscapes. Most voor halfbesloten landschappen, met een veel of the remaining parts of the paper focus on this lagere dichtheid aan perceelsscheidingen. last category. Research is based on different Tegelijk worden deze kleinschalige landschap- sources: maps, air photographs, oral history, pen door velen belangrijk gevonden, als land- written sources and, very important, fieldwork. schappelijk erfgoed en als dragers van biodiver- As the different forms of boundaries often exist siteit. Veel van het landschapsbeleid door in the same regions, the general overview overheden, natuurbeschermingsorganisaties en focuses on the difference between ‘open’ and vrijwilligers is gericht op behoud en beheer van ‘enclosed’ landscapes. The dispersion of both heggen, muurtjes en (hout)wallen. changed during history, as a result of processes such as land reclamation and enclosure. The Intussen is er nog veel onbekend. Een goede density of field walls and hedges probably kaart van het voorkomen van wallen, muurtjes reached its top around 1900, after which en heggen in Europa bestaat nog altijd niet. Over modernisation of agriculture (scale enlargement, sommige van de meest kenmerkende structuren mechanisation, introduction of barbed wire) van het Europese landschap weten we nauwe- diminished the number of these elements. Much lijks meer dan driekwart eeuw geleden. efforts of preservationists aim at protection and management of field walls and hedges. 36 —

Literatuur

AALEN, F.H.A., K. WHELAN & BROKAMP, B. (2007). Land- COUSINS, S. (2004). Why M. STOUT (eds.) (1997). Atlas weren in Nederland. Utrecht, hedge dating doesn’t work. of the Irish rural landscape. Fac.G eowetenschappen Landscape History 26, pp. 77-85. Cork UP, Cork. (ongepubliceerde master- scriptie). DIJKSTRA, H. (1996). De ANTOINE, A. (2002). Le pay- tuinwal op het eiland Texel. In: sage de l’historien; archéologie BRUNET, P. (1976). Monumenten en bouwhistorie; des bocages de l’ouest de la Physionomie et signification jaarboek monumentenzorg France à l’époque moderne. des haies. In: Les bocages; 1996. Zwolle, Waanders / Zeist, Rennes, Presses Universitaires historie, ecologie, economie; Rijksdienst voor de de Rennes. table ronde C.N.R.S. ‘Aspects Monumentenzorg, pp. 140-149. physiques, biologiques et ANTOINE, A. (2006). The humains des ecosystems DIRIKEN, P. (1995). De “bocage” of the West of France: bocagers des regions Voerstreek en het Land van a landscape built and used by tempérées humides’, 5, 6, et 7 Herve. In: F. Depuydt (red.). the men. Paper presented at juillet 1976. Rennes, Fascinerende Landschappen the IEHC, Helsinki, 2006, I.N.R.A./E.N.S.A./Université d e van Vlaanderen en Wallonië in Session 108: Economic history Rennes, pp. 37-41. Kaart en Beeld. Leuven, pp. and landscape history. Internet: 148-155. www.helsinki.fi/iehc2006/ BURNY, J. (1999). Bijdrage tot papers3/Antoine.pdf de historische ecologie van de DIRKMAAT, J. (2005). [gedownload 31-5-2008]. Limburgse Kempen (1910- Nederland weer mooi; op weg 1950). Natuurhistorisch naar een natuurrijk en idyllisch ASTILL, G. & W. DAVIES (1997). Genootschap, Maastricht landschap. ANWB, Den Haag. A Breton landscape. London / (Publicatie van het Natuur- Bristol, PA: UCL Press. historisch Genootschap in DRIESCH, U. VON DEN (1985). Limburg, Reeks 42, afl. 1). Een historisch-geografische BARNES, G. & T. WILLIAMSON kartering in het (2006). Hedgerow history; eco- CHAPMAN, J. & S. SEELIGER Münsterländchen (BRD). logy, history and landscape (2001). Enclosure, environment Historisch-Geografisch character. Macclesfield, & landscape in Southern Tijdschrift 3, pp. 81-88. Windgather. England. Tempus, Stroud. DUFOUR, J. (1976). Un bocage BLOCH, M. (1966). French Rural COLEBOURNE, P. & B. Tardif et éphémère: le bocage History: an essay on its basic GIBBONS (1990). Britain’s de la Champagne de Conlie characteristics. Berkeley/Los countryside heritage; a guide (Nord de la Champagne Angeles, University of California to the landscape. London, Mancelle). In: Les bocages; Press (oorspr. Franse ed. 1931). Blandford. historie, ecologie, economie; table ronde C.N.R.S. ‘Aspects BOOSTEN, M., P. JANSEN, M. COONES, P. & J. PATTEN physiques, biologiques et VAN BENTHEM & B. MAES (1986). The Penguin guide to humains des ecosystems (2011). Boswallen; the landscape of England and bocagers des regions handreikingen voor het beheer. Wales. Harmondsworth, tempérées humides’, 5, 6, et 7 Probos, Wageningen. Penguin. juillet 1976. Rennes, I.N.R.A./E.N.S.A./Université de COSTE, P., C. CORNU, D. Rennes, pp. 49-54. LARCENA & R. SETTE (2008). Pierre sèche. Le bec en l’air, Manosque. 37 —

ENDRISS, G. (1961). Die FRANDSEN, K.-E. (1992). When HINTON, D.A. (1997). The Separation im Allgäu; die von the land was sold; the sale of ‘Scole-Dickleburgh field dem Gebiet der Reichsabtei the Crown Estates in Denmark system’ examined. Landscape Kempten ausgehende 1764-1774 and the impact of History 19, pp. 5-12. Vereinödungsbewegung. the sale on the rural landscape. Geografiska Annaler 43, In: A. Verhoeve & J.A.J. Vervloet HODGES, R. (1991). Wall-to- pp. 46-56. (eds.). The transition of the wall history; the story of European rural landscape: Roystone Grange. London, FLATRÈS, P. (1976). Rapport de methodological issues and Duckworth. synthèse. In: Les bocages; agrarian change 1770-1914. historie, ecologie, economie; NFWO-FNRS, Brussels, HOOKE, D. (2010). The past in table ronde C.N.R.S. ‘Aspects pp. 190-202. the present; remnant open physiques, biologiques et field patterns in England. humains des ecosystems FUKAMACHI, K., H. OKU & O. Hungarian Journal Landscape bocagers des regions RACKHAM (2003). A Ecology (Special Issue), tempérées humides’, 5, 6, et 7 comparative study on trees pp. 43-51. juillet 1976. Rennes, and hedgerows in Japan and I.N.R.A./E.N.S.A./Université de England. In: H. Palang & G. Fry HOOPER, M. (1970). Dating Rennes, pp. 21-30. (eds.). Landscape interfaces; hedges. Area 4, pp. 63-65 cultural heritage in changing FLATRÈS, P. (1977). Historical landscapes. Dordrecht/Boston/ HOSKINS, W.G. (1977). The geography of Western France. London, Kluwer, pp. 53-69. making of the English land- In: H.D. Clout (ed.). Themes in scape. London etc., Hodder & the historical geography of HANSEN, V. (1976). The bocage Stoughton (oorspr. ed. 1955). France. London, Academic in Denmark, a short account. Press, pp. 301-342. In: Les bocages; historie, eco- JANKUHN, H. (1976). Haithabu, logie, economie; table ronde ein Handelsplatz der Wikinger- FLEMING, A. (1988). The C.N.R.S. ‘Aspects physiques, zeit. Wachholtz, Neumünster Dartmoor reaves; investigating biologiques et humains des (6e ed.). prehistoric land divisions. ecosystems bocagers des Batsford, London. regions tempérées humides’, 5, JESSEN, O. (1937). Hecken- 6, et 7 juillet 1976. Rennes, landschaften im nordwest- FOX, H.S.A. (1976). The I.N.R.A./E.N.S.A./Université de lichen Europa. Mitteilungen der functioning of bocage land- Rennes, pp. 63-64. Geographischen Gesellschaft scapes in Devon and Cornwall Hamburg 45. between 1500 and 1800. In: Les HARVEY, N. (1987). Fields, bocages; historie, ecologie, hedges and ditches. Aylesbury, KING, R. & S. BURTON (1983). economie; table ronde C.N.R.S. Shire (Shire Album 21; 2e ed.). Structural change in agri- ‘Aspects physiques, biologiques culture: the geography of land et humains des ecosystems HARVEY, G. (1998). The killing consolidation. Progress in bocagers des regions of the countryside. London, Human Geography 7, tempérées humides’, 5, 6, et 7 Vintage (oorspr. ed. 1997). pp. 471-501. juillet 1976. Rennes, I.N.R.A./E.N.S.A./Université d e HEGENER, M. (1995). KNEPPE, C. (2004). Die Stadt- Rennes, pp. 55-61. Archeologie van het landschap; landwehren des östlichen langs de aarden monumenten Münsterlandes. Aschendorf, van Nederland. Z.pl., Contact Münster (Veröffentlichungen der Altertumskommission für Westfalen 14). 38 —

KONOLD, W. (1996). Von der LEENDERS, K.A.H.W. (1995). PAPE, L. (1976). Bocage et voies Dynamik einer Kulturland- Naar de climax van het romaines dans le department schaft; das Allgäu als Beispiel. besloten landschap. In: H.F.J.M. des Côtes-du-Nord: essai de In: W. Konold (ed.). Naturland- van den Eerenbeemt (red.). chronologie. In: Les bocages; schaft Kulturlandschaft; die Geschiedenis van Noord- historie, ecologie, economie; Veränderung der Landschaften Brabant 1; traditie en table ronde C.N.R.S. ‘Aspects nach der Nutzbarmachung modernisering 1796-1890. physiques, biologiques et durch den Menschen. Lands- Amsterdam/Meppel, Boom, humains des ecosystems berg, Ecomed, pp. 121-136. pp. 142-151. bocagers des regions tempérées humides’, 5, 6, et 7 KOOMEN, A.J.M., G.J. MAAS & MEYNIER, A. (1976). Typologie juillet 1976. Rennes, T.J. WEIJSCHEDE (2007). et chronologie du bocage. In: I.N.R.A./E.N.S.A./Université de Veranderingen in lijnvormige Les bocages; historie, ecologie, Rennes, pp. 75-78. cultuurhistorische economie; table ronde C.N.R.S. landschapselementen; ‘Aspects physiques, biologiques PETIT, S. & WATKINS, C. (2003) Resultaten van een steekproef et humains des ecosystems Pollarding trees: changing over de periode 1900-2003. bocagers des regions attitudes to a traditional land Wageningen, Wettelijke tempérées humides’, 5, 6, et 7 management practice in Britain Onderzoekstaken Natuur & juillet 1976. Rennes, 1600–1900, Rural History 14, Milieu (Rapport 34). I.N.R.A./E.N.S.A./Université d e pp. 157–176. Rennes, pp. 65-67. KRAAK, J. (2011). Ritsen op het PLANHOL, X. DE (1976). Balloërveld. Het Drentse NITZ, H.-J. (1992). The Éléments pour une typologie Landschap nr 72 (dec. 2011), temporal and spatial pattern of mondiale des paysages pp. 12-14. field reorganization in Europe d’enclos. In: Les bocages; (18th and 19th centuries); a historie, ecologie, economie; KRELL, A. (2002). The devil’s comparative overview. In: table ronde C.N.R.S. ‘Aspects rope; a cultural history of A. Verhoeve & J.A.J. Vervloet physiques, biologiques et barbed wire. Reaktion, London. (eds.). The transition of the humains des ecosystems European rural landscape: bocagers des regions KüSTER, H. (1995). Geschichte methodological issues and tempérées humides’, 5, 6, et 7 der Landschaft in Mitteleuropa; agrarian change 1770-1914. juillet 1976. Rennes, von der Eiszeit bis zur Brussels, NFWO-FNRS, I.N.R.A./E.N.S.A./Université de Gegenwart. Beck, München. pp. 146-158. Rennes, pp. 79-85.

LEBEAU, R. (1969, 1986). Les OFFERMANS, R.J.E. (1998). POLLARD, E., M.D. HOOPER & grands types de structures Aarden wallen in het N.W. MOORE (1974). Hedges. agraires dans le monde. Spaubekerbos. Becha, London, Collins. Masson, Paris. Tijdschrift van de Heemkunde- Vereniging Beek 12 (1), pp. 1-5. 39 —

RACKHAM, O. (2003). The SMITH, C.T. (1967). An TURNER, S. (ED.) (2006). illustrated history of the historical geography of Medieval Devon and Cornwall; countryside. London, Western Europe before 1800. shaping an ancient country- Weidenfeld & Nicholson. London / Harlow, Longmans side. Macclesfield, Windgather (Geographies for Advanced (Landscapes of Britain). RACKHAM, O. & J. MOODY Study). (1996). The making of the WILLIAMSON, T. & L. Cretan landscape. Manchester SPEK, T. (2006). Entstehung BELLAMY (1987). Property and UP, Manchester / New York. und Entwicklung historischer landscape; a social history of Ackerkomplexe und land ownership and the English RENES, H. (1993). Het cultuur- Plaggenböden in den countryside. London, Philip. landschap in Mergelland-Oost. Eschlandschaften der Natuurhistorisch Maandblad nordöstlichen Niederlande WILLIAMSON, T. (1998a). The 82, pp. 3-27. (Provinz Drenthe). `Scole-Dickleburgh field Siedlungsforschung: system’ revisited. Landscape RENES, J. (2005). Wildparken in Archäologie-Geschichte- History 20, pp. 19-28. Nederland; sporen van een Geographie 24, pp. 219-50. oude vorm van faunabeheer. WILLIAMSON, T. (1998b). Historisch-Geografisch SPEK, T., W. GROENMAN-VAN Questions of preservation and Tijdschrift 23, pp. 21-34. WAATERINGE, M. KOOISTRA destruction. In: P. Everson & T. & L. BAKKER (2003). Formation Williamson (eds.). The RENES, J. (2010a). Grainlands; and land-use hlstory of celtic archaeology of landscape; the landscape of open fields in a fields in north-west Europe - studies presented to European perspective. Land- an interdisciplinary case study Christopher Taylor. scape History 31 (2), pp. 37-70. at Zeijen, the Netherlands. Manchester/New Y ork, European Journal of Manchester UP, pp. 1-24. RENES, J. (ed.) (2010b). Archaeology 6(2), pp. 141-173. European agricultural WILLIAMSON, T. (2000). landscape history. In: G. STAMPER, P. (1988). Woods Understanding Enclosure. Pungetti & A. Kruse (eds). and parks. In: G. Astill & A. Landscapes 1-1, pp. 56-79 European culture expressed in Grant (ed.). The countryside of agricultural landscapes: medieval England. Oxford, WILLIAMSON, T. (2002). perspectives from the Black well, pp. 128-148. Hedges and walls. London, The EucaLand Project. Palombi National Trust (Living Editori, Roma, pp. 73-113. STEANE, J. (1984). The landscapes). archaeology of medieval RINGLER, A. (1987). Gefährdete England and Wales. London, Landschaft; Lebensräume auf Guild. der Roten Liste; eine Dokumentation in Bild- vergleichen. München/Wien/ Zürich, BLV. 40 —

1 xxxxxxxx 41 3 Wallen vanuit — archeologisch perspectief Bert Groenewoudt en Johan Verspay

gebied lag bijvoorbeeld op de grens tussen 3.1 Inleiding Balloo, Taarlo en . Nam de bevolkings- dichtheid toe, en ook de intensiteit van het grondgebruik in de periferie van nederzet- Tot aan de ruilverkaveling werden diverse land- tingsterritoria, dan leidde dat al snel tot conflic- schappen gekenmerkt door een dicht netwerk ten met de buren. Dat maakte het noodzakelijk van houtwallen, heggen en singels. Veel hiervan grenzen vast te leggen, en ze ook te markeren. is nu verdwenen. Daarmee heeft het landschap Uit vroegmiddeleeuws Engeland zijn fraaie voor- in korte tijd een geheel ander aanzien gekregen. beelden van vroege grensbeschrijvingen bekend Maar waarom zijn die wallen ooit aangelegd? (Hooke 1998). Daaruit blijkt dat aanvankelijk op Hoe lang geleden is dat gebeurd? En wie hebben lokaal niveau vooral opvallende landschapsken- dat gedaan? merken werden gebruikt om het verloop van In veel gevallen hebben de verdwenen wallen grenzen aan te duiden, zoals bosjes, opvallende sporen nagelaten in de bodem. In deze bijdrage bomen, grafheuvels en waterlopen. Op regio- kijken we naar wallen als archeologisch feno- naal niveau worden vaker plaatsnamen ge- meen. Daarbij verkennen we welke archeo- noemd om het verloop van een grens aan te ge- logische gegevens momenteel beschikbaar zijn. ven. Het artificieel afbakenen van grenzen is Op basis daarvan proberen we een beeld te meestal een late ontwikkeling. Met het schrifte- schetsen van de vorm, verbreiding en ouderdom lijk vastleggen kregen grenzen uiteindelijk ook van de wallen in het Nederlandse landschap. een juridische basis. Omdat er vanuit de archeologie tot dusver wei- Kavelgrenzen waren er al veel eerder. Ze kunnen nig aandacht voor wallen is geweest zal dit beeld zowel getuigen van de behoefte om privé bezit nog erg beperkt zijn. De auteurs zien dit dan ook af te bakenen, als van een hele gemeenschap om vooral als een eerste schets met de bedoeling dit het beschikbare akkerland planmatig onder te fenomeen onder de aandacht te brengen. verdelen en te gebruiken. Achterliggende facto- ren zijn waarschijnlijk de totstandkoming (in In dit artikel beperken we ons tot de veel voor- Nederland omstreeks 1500 v. Chr.) van volledig komende wallen die grenzen markeren, en zo ontwikkelde agrarische economieën, waarin de structuur geven aan het landschap. Dat zijn in de akkerbouw, en dus ook akkerland, centraal waren eerste plaats de ‘akkerwallen’, wallen langs per- komen te staan. Samenhangend daarmee kregen celen landbouwgrond. Daarnaast besteden we nederzettingen een meer plaatsvast karakter kort aandacht aan archeologische gegevens over (Arnoldussen & Fontijn 2006). Deze toegenomen landweren (zie verder bijdrage Brokamp). Dit ar- plaatsvastheid is ongetwijfeld de reden voor tikel gaat voornamelijk over de Pleistocene lange-termijn investeringen in zowel de huizen- zandgebieden van Nederland; vooral daar liggen bouw als het akkerland. Als uitingen daarvan wallen, en zeker de wallen waarover archeo- ontstonden in dichtbevolkte delen van West- logische informatie beschikbaar is. Ter introduc- Europa vanaf de Bronstijd planmatig onderver- tie zal kort worden stilgestaan bij het ‘hoe en deelde landschappen met rechthoekige akker- waarom’ van het fenomeen wal. systemen, waarbij de grenzen tussen de afzonderlijke akkertjes vast lagen en duidelijk gemarkeerd waren. Grenzen tussen akkers wer- 3.2 Wallen, waarom? den hier en daar zelfs ritueel benadrukt door middel van bijzondere deposities: ‘offers’ (Yates 2007). Al met al werd het landschap binnen rela- Grenzen tussen gebieden, tussen de territoria tief korte tijd aanmerkelijk planmatiger en ‘cul- van verschillende groepen mensen zijn er altijd tureler’, en in ruimtelijk opzicht minder dyna- geweest. Bij een lage bevolkingsdruk zijn die misch (Groenewoudt 2011). Het is verleidelijk het grenzen meestal diffuus en niet gemarkeerd. ontstaan van dergelijke landschappen ook in re- Dergelijke vage grenzen kwamen in het dun be- latie te zien met een toenemende sociale com- volkte Drenthe tot ver in de Middeleeuwen voor. plexiteit. “One might suggest that the physical Gemeenschappelijk gebruikte grensgebieden structure of cultural landscapes reflects the so- werden daar ‘compascua’ genoemd (Spek 2004, cial arrangements that made them possible”, 980). Een dergelijk gemeenschappelijk beweid aldus de Engelse archeoloog Richard Bradley 42 —

(1978, 276). In ieder geval veranderde de vor- mentaal van het landschap fundamenteel: 3.3 Vroeg(st)e vormen scherpe grenzen, rechte lijnen en rechthoekig- heid (rectilinearity) kwamen in de plaats van vage grenzen en gebogen lijnen (curvilinearity), en Wallen als perceelsgrenzen (akkerwallen) kwamen planmatigheid in plaats van organische groei in noordwest Europa incidenteel al in het Neo- (Groenewoudt 2011). lithicum voor. In Ierland zijn resten van walsyste- men uit die tijd bewaard gebleven. Zoals gebrui- Grenzen werden en worden op diverse manieren kelijk in landschappen die rijk zijn aan steen, gemarkeerd. De manier waarop wordt op de gaat het hier om walletjes van gestapelde ste- eerste plaats bepaald door het doel dat men nen. Beroemd zijn de ongeveer 5500 jaar oude hiermee voor ogen had. Daarnaast is het onder- Céide Fields bij Ballycastle (Co Mayo) (Caulfield et meer afhankelijk van de aard van de bodem, de al. 1998; Cooney 2000, 26-28). Dit uitgestrekte beschikbaarheid van materialen en cultureel be- stelsel van omwalde akkers wordt wel het groot- paalde voorkeuren. De keuze voor een wal als se steentijdmonument ter wereld genoemd. Het markeringsvorm is geen willekeurige. Het is één lag verscholen onder een metersdik pakket veen. vorm van markeren uit een breder repertoire. Min of meer vergelijkbare walsystemen uit de Hierbinnen vinden we onder meer perceelsaan- Bronstijd en IJzertijd zijn overal op de Britse ei- duidingen door middel van een ongeploegde landen bewaard gebleven, vooral in extensief strook, met behulp van kavelstenen, hekken en gebruikte hoog gelegen gebieden. In veel geval- heggen. Binnen dit scala is de houtwal de meest len ontbreekt het aan betrouwbare dateringen. arbeidsintensieve, maar ook de meest expliciete Welbekend zijn de zogeheten reaves van Dart- vorm van markeren. moor (o.a. Fleming 1987, 1988). Een specifiek Behalve als onbetwijfelbare aanduiding voor het type zijn ook de zogenaamde celtic fields (Germ: verloop van een grens werd met een wal een fy- Kammerfluren) (o.a. Zimmermann 1976) die ont- sieke barrière gecreëerd, bijvoorbeeld om vee stonden vanaf de Late Bronstijd en in gebruik binnen of buiten te houden. Voor beide doelen waren tot in het begin van de Romeinse tijd zijn in Nederland wallen aangelegd. De keuze (Spek et al. 2003). De brede aarden wallen, ken- voor een robuuste grensmarkering kon nog een merkend voor de Celtic Fields in de zandland- ander doel hebben, namelijk het tegengaan van schappen van noordwest Europa, ontstonden landroof. Wallen kunnen niet zomaar worden overigens pas in de Late IJzertijd (afb. 3.1). De verplaatst en zijn daarom beduidend minder Celtic Field wallen werden waarschijnlijk vooraf fraudegevoelig dan bijvoorbeeld een met staken gegaan door houten omheiningen (Harsema of stenen gemarkeerde grens. 1991). Later stonden er op de Celtic Field wallen Belangrijk om op te merken is dat in het wellicht ook houten omheiningen (Spek 2004, Nederlandse cultuurlandschap verschillende 716). Dankzij het gebruik van het Actueel Hoogte- vormen van grensaanduiding gelijktijdig, naast bestand Nederland (AHN) weten we dat Celtic elkaar voorkomen. Dit houdt in dat de houtwal- Fields in Nederland meer voorkwamen (Kooistra len begrepen moeten worden in een breder ver- & Maas 2008) dan bekend was ten tijde van de band van ruimtelijke inrichting en landgebruik. inventarisatie door Brongers (1976). Ze zijn voor- al bekend van de Noord- en Midden Nederland- In Nederland zijn wallen bijna altijd opgebouwd se zandgronden. In het oosten en zuiden komen uit zand, klei of löss. Wallen met een functie als Celtic Fields vermoedelijk nauwelijks voor (Van barrière waren normaal gesproken aanmerkelijk Beek 2011). Wat de blokvormige verkaveling be- forser dan wallen zonder die functie, en ze had- treft lijken vroegmiddeleeuwse ‘proto-essen’ den vaak ook een dichte beplanting. De aanleg sterk op Celtic Fields, alleen bestonden de per- van brede wallen (en niet opgehoogde houtsin- ceelsscheidingen nu niet meer uit wallen, maar gels) zal in veel gevallen mede ingegeven zijn uit omheiningen van vlechtwerk (Spek 2004, door een belangrijke nevenfunctie van veel wal- 715-717). In Drenthe is door Waterbolk in een len: de houtproductie. Heggen zijn ook veel als aantal gevallen vastgesteld dat de blokvormige barrière langs perceelsranden aangeplant. Zowel verkaveling van de ‘proto-essen’ terug te vinden heggen als (hout)wallen werden vaak aan één of is in het eveneens blokvormige basispatroon van beide zijden begrensd door een greppel of sloot. de latere esverkavelingen (Spek 2004, 717). 43 —

Afb. 3.1 Een Celtic Field bij Vaassen: omwalde akkers uit de late IJzertijd (naar Brongers 1976, p. 12). Het wegenpatroon is veel jonger.

In lagere delen van Nederland, zoals West zelfde voor kleinschalige cultuurlandschappen? Friesland (IJzereef & Van Regteren-Altena 1991; Aan akkerwallen als archeologisch verschijnsel Jongste 2007), het Rivierengebied (Jongste 2007; en als bron van informatie over de inrichting van Arnoldussen 2008) en Hattemerbroek (Hamburg historische landschappen is nog maar zelden se- et al. 2011) zijn ook planmatige laatprehistorische rieus aandacht besteed. Positieve uitzonderin- verkavelingen aangetroffen. Die hadden als gen zijn onderzoeken bij Borne (zie onder), grenzen geen wallen, maar greppels of sloten. Eersel (Lascaris 2011) en vooral ook het recente Dat geldt ook voor de uitgestrekte verkavelingen akkeronderzoek van de Universiteit van uit de Romeinse tijd in Midden Delfland (Van Amsterdam te - (Verspay 2011). Londen 2006). Sporen van Romeinse centuriatie zijn op Nederlands grondgebied nauwelijks aan Hieronder volgt een verkenning van de beschik- te wijzen (Bonnie 2008). Wel wijd verbreid, en bare archeologische gegevens over akkerwallen. ook typisch Nederlands zijn de middeleeuwse De eerste vraag die beantwoord dient te worden cope ontginningen in de veengebieden van laag is, hoe je verdwenen wallen archeologisch her- Nederland (o.a. Borger 1992). Ook bij dit type kend. Dat is ongetwijfeld niet in alle gevallen bestaan de perceelsgrenzen uit sloten, niet uit mogelijk, maar wel als wallen aan één of beide wallen, wat in wetlands natuurlijk ook meer voor zijden begeleid werden door een sloot of grep- de hand ligt dan in droge gebieden. pel. Waarschijnlijk was dit meestal het geval. De grond om de wal op te werpen moest per slot van rekening ergens vandaan komen. Bovendien 3.4 Akkerwallen zijn greppels of sloten langs wallen nuttig voor drainagedoeleinden en om te voorkomen dat de wortels van houtgewas op de wal tot in de akker Hoe lang geven wallen al structuur aan het groeien. Dat laatste zou de groei van de gewas- Nederlandse boerenland? Loopt er een onon- sen negatief beïnvloeden. derbroken spoor tussen de al besproken laat Parallel aan elkaar lopende ‘dubbele’ greppels prehistorische walsystemen zoals Celtic Fields en waarvan de opgravers vermoeden dat het spo- de wallen in het hedendaagse boerenland? En, ren betreft van een (hout)wal (of heg) worden om de kwestie wat breder te trekken: geldt het- regelmatig aangetroffen (afb. 3.2). Helaas wordt 44 —

structuur 2

structuur 16

structuur 17

structuur 3 structuur 1

structuur 4 structuur 5 84000 3

structuur 11 structuur 12 structuur 13 structuur 6

structuur 14 structuur 15

structuur 7

structuur 8 0 38390

N

structuur 10

structuur 9 0 50m 00 8 28-08 -2 GB 208700 208800 208900 209000

Afb. 3.2 Laat- of postmiddeleeuwse dubbele greppels langs de Maas bij Lomm (naar Prangsma 2008, afb. 21). Het betreft overblijfselen van wallen of heggen.

er zelden veel aandacht aan besteed. De inter- 518). De vorm van de greppel in doorsnede pretatie als wal of heg berust meestal op een varieert, maar is meestal min of meer komvor- vergelijking met historisch kaartmateriaal. mig. Resterende greppeldieptes zijn daarom Wellicht mag ervan uit worden gegaan dat bij sterk afhankelijk van de diepte van het opgra- een wal beide greppels gemiddeld verder uit el- vingsvlak ten opzichte van het oorspronkelijke kaar liggen dan bij een heg of houtsingel op maaiveld. De breedtes van de afzonderlijke met maaiveldniveau. wallen in verband te brengen greppels lopen in Oerle sterk uiteen, namelijk van 0,4 to 2,6 m. Onderlinge afstanden tussen dubbele greppels (Verspay 2011, 153). Het gaat hierbij overigens zijn tot dusver zelden genoteerd. niet alleen om dubbele greppels. Gedocumenteerde onderlinge afstanden in Oerle lopen uiteen van circa 1,5 tot 5,5 m. In Lomm (Prangsma 2008; Gerrets & De Leeuwe (Verspay 2011, 153). Dit lijkt zo ongeveer de alge- 2011) en Veldhoven (Wesdorp & Elstrodt 2009) mene variatiebreedte te zijn. In Lomm bedraagt konden parallelle greppels niet nauwkeuriger deze afstand ca. 4,0 m (Prangsma 2008, 133) en dan in de Late Middeleeuwen of Nieuwe tijd in de Steenakkers, Huifakkers en Emerakkers bij worden gedateerd. Op grond van vondstmateri- Breda varieert de onderlinge afstand tussen de aal in de vulling zijn ze bij Breda mogelijk laat- greppels van 2,0 tot 3,0 m. (Berkvens 2004, 431). middeleeuws (Berkvens 2004, 431). In Eersel Bij dubbele greppels loopt de breedte van de af- moeten ze op archeologische gronden tussen de zonderlijke greppels in de meestal gevallen uit- dertiende en zestiende eeuw worden gedateerd een van circa 0,5 tot 1,0 m, althans in Eersel waar (afb. 3.3). Op grond van historische bronnen in ook de laat- en postmiddeleeuwse greppelstruc- combinatie met de stratigrafie van het plaggen- turen op een voorbeeldige wijze gedocumen- dek kan deze datering gepreciseerd worden tot teerd zijn (Lascaris 2011, fig. 25.3 en pag. 502- eind dertiende of veertiende, mogelijk vijftiende 45 —

Afb. 3.3 Dubbele greppels (zwart) in de opgraving Eersel-Kerkebogten. Datering eind 13e-15e eeuw (naar Lascaris 2011, fig. 10.1). eeuw (Lascaris 2011). Er is in Eersel sprake van In Oerle is onder een plaggendek ook een res- een duidelijke samenhang met de oudste kadas- tant van een circa 3 m. brede akkerwal aange- trale minuutplan uit het begin van de negentien- troffen (afb. 3.6) Deze moet in de late veertiende de eeuw (afb. 3.4). Dat is ook het geval in Lomm of vijftiende eeuw zijn aangelegd en is in de eer- (zie Prangsma 2008, afb. 27; Gerrets & De ste helft van de zeventiende eeuw buiten ge- Leeuwe 2011, afb. 6.27), Oerle (Verspay 2011, fig. bruik geraakt en afgedekt (Verspay 2011, fig. 6.37); afb. 3.5) en in Lieshout, waar langs per- 6.15). Elders binnen het onderzochte akkerland ceelsgrenzen zowel enkele als dubbele greppels te Oerle is voor een wal een vroeg vijftiende- voorkomen. Vondstmateriaal uit de vulling heeft eeuwse datering aannemelijk (Verspay 2011, duidelijk gemaakt dat de greppels (grotendeels) 152). Bij de opgraving van een bouwlandkamp te postmiddeleeuws zijn, maar de opgraver wijst er Raalte-Jonge Raan werden standgreppels van op dat het perceleringssysteem zelf ouder kan een reeks steeds verder naar buiten opschuiven- zijn (Hiddink 2005, 174-180). Te Oerle kon een de houten omheiningen aangetroffen. Deze om- geëgaliseerde wal als bodemkundig verschijnsel heiningen dateren uit de veertiende tot zestien- worden gelokaliseerd, namelijk als een ‘zone de-zeventiende eeuw. Op het moment dat het met loogvlekken’ begrensd door één greppel akkerland maximaal was uitgebreid, werd er (Verspay 2011, fig. 6.44). omheen een houtwal aangelegd (zestiende- 46 —

Afb. 3.4 Eersel-Kerkebogten De ligging van de laatmiddeleeuwse wallen vertoont een duidelijk samenhang met de verkaveling zoals die tot voor kort nog aanwezig was (naar Lascaris 2011, fig. 18.7).

zeventiende eeuw) (Groenewoudt et al. 1998). een - beduidend bredere - sloot. Te Hengelo- In een onderzoek naar de ouderdom van ver- Hasselo zijn resten van een dergelijke houtwal meende hakhoutstoven te Garderen-Wilde uit de Late Middeleeuwen of Nieuwe tijd opge- kamp is een sleuf door een wal gegraven om de graven (Scholte Lubberink 2011: 58-60) (afb. 3.7). opbouw en ouderdom te bestuderen In dit geval is de greppel aan de binnenzijde als (Groenewoudt & Van Kregten 2005). De betref- de standgreppel van een omheining geïnterpre- fende wal ligt tegenwoordig in het bos, maar teerd. Vanwege de sterke gelijkenis met de situ- omgaf oorspronkelijk waarschijnlijk een laat- atie te Raalte-Jonge Raan (Groenewoudt et al. middeleeuwse kampontginning aan de rand van 2008) is het aannemelijk dat deze standgreppel het akkerland van Garderen (Veluwe). Ook is het tussen de veertiende en zeventiende eeuw da- mogelijk dat de wal (in tweede instantie?) deel teert. Zelfs bij gering reliëf komt het nogal eens uitmaakte van een schapendrift tussen Garderen voor dat de ‘binnenste’ greppel smaller is en en de weidegronden van dit dorp. Op palynolo- minder diep dan de sloot aan de buitenkant. Te gische gronden is de aanleg van de wal om- Borne-Bornsche Maten/Zuidesch bedroeg de streeks 1500 gedateerd. Getuige de (eveneens afstand tussen greppel en sloot een meter of 4 palynologische) datering van een eerdere grep- (Scholte Lubberdink 2007, 64-68, kaartbijlage pel, bestond de betreffende grens omstreeks 1). Op de nabijgelegen Grutterskamp (Scholte 1200 al. Lubberink & Willemse 2009, 120) liggen sloot en greppel maar 1.5 tot 2 meter uit elkaar (afb. Daar waar wallen op een steilkant tussen hoog 3.8). Dat doet vermoeden dat hier geen wal lag, en laag land lagen, bijvoorbeeld langs de rand maar een heg of bomenrij. De datering is acht- van een dekzandrug, hadden wallen nogal eens tiende eeuw. De vele opeenvolgende greppels een asymmetrisch dwarsprofiel. Aan de bin- langs de rand van de hooggelegen Looërenk bij nenkant van de wal (de zijde van de akker) be- Zutphen gaan terug tot de dertiende eeuw vond zich dan een greppel, aan de buitenzijde (Fermin 2008a, 305). De houtsingel langs de 47 —

KS1 kavelsteen met nummer

469 467 463 kavelnummer enkelvoudige greppel dubbele greppel parallelle greppels over groot areaal aarden wal 486 485 468 466 465 begrenzing landbewerkingssporen 471 470 464 KS3 KS4 484 0 50 m 487 472 KS1 463 474 462 483 473 461 488 482 KS5 460

475 505 481 458 451 452 459 489 450 457 490 480 456 491 341 479 453 492 448 449 454 410 478 342 345 455 348 493 477 414 412413 411 476 346 409 406 343

407 353 447 415 408 405 496 495 494 344 441 442 443 444 416

403 354

446 402 439 420 404 421 345 355 417418 435 436 437 419 438440 445

431 33 432 Afb. 3.5 Oerle-Zuid. Overzicht van nog bestaande wallen, opgegraven enkele en dubbele greppels (verdwenen wallen) en aangetroffen kavelstenen, geprojecteerd op de kadastrale minuutkaart 1832 (naar Verspay 2011, fig. 6.37).

zuid noord

S1

S2.5 S2.1 S2.2 S2.2 S2.4 S488.1 S2.6 S488.3 S2.3 S2.3 S488.2 23,00 m +NAP S488.4 S4.1 S489 S4.2 S6 S490

bouwvoor 01 m plaggendek wal antropogene laag restant bodem dekzand neolitisch spoor

Afb. 3.6 Oerle-Zuid. Een wal uit de late 14e of 15e eeuw, begraven geraakt onder een plaggendek in de eerste helft van de 17e eeuw (naar Verspay 2011, fig. 6.15). 48 —

Afb. 3.7 Sporen van een houtwal of houtsingel in de vorm van een laat- of postmiddeleeuwse sloot met greppel aan de rand van een kampontginning (‘eenmanses’) te Hengelo-Hasselo (naar Scholte Lubberink 2011, kaartbijlage 1).

rand van deze enk is maximaal even oud name rond essen (de forse ‘eswallen’) en laat- (Fermin 2008b, 447). middeleeuwse kampontginningen. In de bron- nen komen we de aanleg van dergelijke wallen Er zijn ook nog enkele archeologische aanwijzin- tegen als het ‘begraven ende bewallen’ van gen voor de beplanting van wallen. Plantgaten grond (Spek 2004, 701). Er is in het noorden tussen de twee walgreppels zijn gedocumen- nogal wat variatie in hoe archeologische sporen teerd in Oerle (Verspay 2011, 153-154) en Geldrop van wallen er uit zien. De karakteristieke ‘dub- (Hissel & Verspay 2007, 137-138). In Oerle duiden bele greppels’ komen vooral (alleen?) in het zui- plantgaten in een dichtgeraakte greppel van een den voor en maken daar bovendien een be- wal er op ‘dat de wal bij groot onderhoud (ge- hoorlijk uniforme indruk. Ook is hier vaak deeltelijk) opnieuw is beplant’ (Verspay 2011, sprake van uitgestrekte stelsels van min of meer 154). Dit laatste is ook in Riethoven waargeno- haaks op elkaar staande dubbele greppels die men (Theuws 1976). duidelijk afzonderlijke percelen begrenzen. Dit is bij voorbeeld het geval te Lomm (Prangsma, De behandelde archeologische informatie wekt red. 2008: afb. 72) en Eersel (Lascaris 2011: fig. de indruk dat er wat betreft akkerwallen een 10.1). Akkerwallen ter onderverdeling van gro- wezenlijk verschil bestaat tussen Zuid- tere aaneengesloten arealen akkerland lijken Nederland en meer noordelijk gelegen zandge- vooralsnog een Zuid-Nederlands fenomeen. De bieden. In het noorden hebben we meestal te lay-out van dergelijke greppel-walsystemen maken met de sporen van één enkele wal, met maakt hier en daar zelfs een min of meer plan- 49 —

matige indruk (o.a. Breda; Berkvens 2004, 431). De aanwezigheid van door wallen gecomparti- Er zijn aanwijzingen dat een deel van de wallen menteerd akkerland in laatmiddeleeuws Zuid- binnen dit soort systemen al vrij snel weer ver- Nederland lijkt op gespannen voet te staan met dwijnt (Oerle, eerste helft zeventiende eeuw, zie het traditionele model van open fields en open boven), maar dat de betreffende perceelsgren- field landbouw. Spek heeft er echter al op gewe- zen blijven bestaan. In Oerle lijkt dit verband te zen dat open fields in de vorm van essen in houden met een trend waarbij het open akker- Drenthe lang niet zo open waren als de term complex wordt uitgebreid ten koste van het om- open field doet vermoeden. Allerlei omheiningen walde akkerland (Verspay 2011, 154). Deze om- inclusief houtwallen ‘zorgden tot ver in de ze- walde akkers zullen echter niet geheel ventiende eeuw voor een meer gecomparti- verdwijnen, maar zullen naast de open akkers menteerd beeld van de Drentse Essen’ (2004, blijven bestaan als onderdeel van een gediffe- 986). Dat zou ook kunnen gelden voor rentieerd landbouwsysteem. Zuidwest-Nederland. Renes noemt in deze bun- Wellicht doet deze ‘uitdunning’ van het wallen- del vroege vormen van ‘verkamping’ in West- bestand zich in het zuiden vooral voor in akker- Brabant. Wellicht moeten we aannemen dat de land en niet bij omwald gras- en hooiland in laag ‘open fields’, die volgens Renes (2010) hun gelegen gebieden, bijvoorbeeld in beekdalen. hoogtepunt in het begin van de veertiende Sowieso lijken de ontwikkelingen in het lage eeuw hebben gehad, in Zuid-Nederland al snel land anders dan in akkergebieden. Walsystemen weer over dat hoogtepunt heen waren, en dat in laagland verschijnen namelijk niet alleen al de archeologische sporen van veertiende/vijf- vroeg in het zuiden, maar – vanaf de late zes- tiende-eeuwse heggen/wallen getuigen van de tiende eeuw - ook in het noorden (zie onder). door Renes beschreven ontwikkeling naar meer Over dergelijke wallen zijn geen archeologische ‘individuele’ landschappen (Renes 2010). gegevens beschikbaar. Dat beeld moet tegelijkertijd weer genuanceerd

Afb. 3.8 Borne-Bornsche Maten/Grutterskamp. Een sloot en een greppel langs de rand van een 18e eeuwse ontginning in laag gelegen land. Tussen sloot en greppel lag waarschijnlijk een heg, bomenrij of smalle houtwal (naar Scholte Lubberink & Willemse 2009, 120-121). 50 —

S013 S013 S013 S012 S014 S012 S014 S012 S014 S015 S015 S015 S035 S016 S035 S016 S035 S034 S013 S034 S016 S021 S021 S013 S034 S013 S021 S019 S012 S014 S019 S012 S014 S019 S012 S014 S015 S015 S015 S020 S020 S020 S025 S017 S013 S035 S025 S017 S013 S035 S025 S013 S013 S016 S013 S016 S017 S035 S016 S032 S012 S014 S034 S032 S012 S014 S034 S013 S061 S018 S021 S014 S018 S021 S014 S032 S012 S014 S034 S012 S015 S061 S012 S015 S061 S018 S021 S015S014 S033 S019 S015 S033 S019 S015 S012 S019 S024 S024 S033 S015 4 S048S035 S016 S020 S048S035 S016 S020 S024 S052 S052 S048S035 S016 S020 S04 S034 S023S035 S016S055 S025 S044 S034 S023S035 S016S055 S025 S052 S021 S049 S034 S017 S021 S049 S034 S017 S044 S034 S023S035 S016S055 S025 S045 S021 S049 S034 S017 S053 S019S050S021 S032 S045 S053 S019S050S021 S032 S031 S022S061 S018 S031 S022S061 S018 S045 S053 S019S050S021 S032 S019 S019 S031 S022S019S061 S018 S004 S020 S037 S056 S033 S004 S020 S037 S056 S033 S005 S051 S020S025 S005 S051 S020S025 S004 S020 S037 S056 S033 S017 S024 S048 S017 S024 S048 S005 S051 S020S025 S006 S025 4 S052 S006 S025 S052 S017 S024 S048 S032 S007S038 S04 S017 S023 S055 S032 S007S038 S044 S017 S023 S055 S006 S038 S025 S017 S052 S057 S061 S018 S049 S057 S061 S018 S049 S032 S007 S044 S023 S055 S059 S028 S032 S045 S053 Fase3 S059 S028 S032 S045 S057 S061 S018 S049 Fase2 S061 S033 S018 S050 S061 S033 S018 S053 S050 S059 S028 S032 S045 S058 S036 S041 S029 S031 S022 S058 S036 S041 S029 S031 S022 S061 S033 S018 S053 S050 S033 S024 S048 S033 S024 S048 S058 S036 S041 S029 S031 S022 S060 S003 4 S052 S024 S004 S037 S056 S060 S003 S052 S024 S004 S037 S056 S033 S024 S048 S008 S04 4 S023S048 S005 S055S051 S008 S044 S023S048 S005 S055S051 S060 S003 S052 S024 S004 S037 S056 S042 S026 S052 S049 S042 S026 S052 S049 Fase1 S008 S044 S023S048 S005 S055S051 S030S04 S040 S023 S006 S055 S030S044 S040 S023 S006 S055 S042 S026 S052 S049 S002 S043 S045 S053 S049 S007S038 S002 S043 S045 S053 S049 S007S038 S030S044 S040 S023 S006 S055 S009 S010 S027 S050S057 S009 S010 S027 S050S057 S002 S043 S045 S053 S049 S007S038 S031 S045 S053 S022S050 S031 S045 S053 S022 S009 S010 S050S057 S059 S028 S022 Fase3 S059 S028S050 S031 S027 S045 S053 S022 Fase2S011 S031 S004 S037S036 S056 S029 S011 S031 S004 S037S036S022 S056 S059 S028S050 S005 S058S051 S041 S056 S005 S058S051 S041 S029S056 S011 S031 S004 S037S036S022 S056 S004 S005S039 S003 S037 S004 S005S039 S003 S037 S005 S058S051 S041 S029S056 S001 S060S006 S038 S054S051 S001 S060S006 S038 S054S051 S004 S005 S003 S037 S007 S006 S008 S042 S007 S006 S008 S001 S060S006 S039S038 S054S051 S057 S007S038 S026 S057 S038 S042 S026 Fase1 S007 S008 S028 S043 S030 S040 Fase3 S028 S007 Fase3 S030 S040 S057 S006 S038 S042 S026 Fase2 S059 S047 S057 S002 Fase2 S059 S047 S057 S002 S043 S028 S007 S030 S040 S059 S036S028 S029 S009 S010 S027 Fase3 S059 S036S028 S029 S009 S010 S027 S059 S047 S057 S002 S043 Fase2 S058 S041 S058 S041 S059 S036S028 S029 S009 S010 S027 S003S058 S036 S029 S003S058 S036 S029 S058 S041 S060 S008 S041 S011 S060 S041 S011 S003 S036 S029 S060 S003 S042 S008S003 S042 S060 S058 S041 S011 S008 S026 S001 S039 S054 S060 S008 S026 S001 S039 S054 Fase1 S008S003 S042 S002 S043 S030S042 S026 S040 S002 S043 S030S042 S026 S040 Fase1 S060 S008 S026 S001 S039 S054 S009 S010 S030 S040 S009 S010 S030 S040 S002 S043 S030S042 S026 Fase1 S040 S002 S043S027 S002 S043S027 S009 S010 S030 S040 S009 S010 S027 S009 S010 S027 Fase3 S002 S043S027 S011 S047 Fase2 S011 S047 S009 S010 S027 S047 S011 S011S001 S039 S054 S011S001 S039 S054 S011S001 S039 S054 S001 S039 S054 S001 S039 S054 S039 S001 S054 S047 Fase2 S047 Fase3 Fase1 Fase3 S047 S047 Fase2 S047 S047

Fase1 Fase1

S046 S046 S046

S046 S046 S046

S046 S046 S046 S046 S046 S046

Fase 1Fase 2Fase 3 Fase 1Fase 2Fase 3 FaseFase 1F 1Fasease 2F 2Fasease 3 3 Gemert-Bakel Doonheide-Noord deelgebiedGemert-Bakel A Afb. 3.9 Gemert Doonheide. Archeologische sporen van een landweer uit waarschijnlijk de 15e-16e eeuw GB-DL-07 GemeGemert-Bakelrt-BakelDoonheide-Noord deelgebied A (Bosman 2009). WerkputDoonheide-Noo 15Doonheide-NooGB-DL-07rd deelgebiedrd deelgebied A A GB-DL-07 Werkput 15 Legenda : GB-DL-07Landweer fase 1 WerkWeputrkput 15 15 LandweerLegenda waarschijnlijk: Landweer fase 1 fase 1 worden wanneer we kijken naar Oerle, waar richte agrarische economie in een meer naar Legenda : LegendaLandweer : LandweerfaseLandweer 2 faseLandweer fase 1 1 waarschijnlijk fase 1 open en omwalde akkers naast elkaar bestaan, buiten gerichte proto-kapitalistische markteco- Landweer LandweerfaseLandweer 3 waarschijnlijkLandweer waarschijnlijk fasefase fase2 1 1 en bijvoorbeeld Weert (Hiddink 2010, 145, 156- nomie’ (definitie naar Spek 2004, 981). Deze om- Overige sporenLandweer fase 2 LandweerLandweer fase 2 fase 3 158) waar op een uitgestrekt areaal akkerland slag treedt in Nederland op tussen de dertiende 0 Landweer Landweer fase Ov fase 3 erige 10m3 sporen Overige sporen Ov0 erige sporen 10mgeen noemenswaardige sporen van houtwallen eeuw (in het zuiden) en vijftiende eeuw (in het 0 0 10m 10m zijn aangetroffen, maar wel perceelsgreppels. noorden). Er is sprake van grote regionale ver- Een verkaveling door middel van greppels was schillen (Theuws 1989; Spek 2004: 981-983; allerminst statisch (Dijkstra 1998, 59; Hiddink Vangheluwe & Spek 2008; Van Bavel 1999). Het 2010, 157). Omwalde akkers waren zonder twijfel is duidelijk dat hier interessante mogelijkheden veel minder flexibel. Een en ander wijst erop dat liggen voor toekomstig regionaal onderzoek. er belangrijke (regionale?) verschillen waren in Essentieel daarbij, is dat de archeologie en de de ruimtelijke inrichting en het landgebruik van historische geografie daadwerkelijk met elkaar het agrarisch cultuurland. verbonden worden. Monodisciplinair onderzoek Niettemin blijft er een algemene trend waar- zal ons niet veel verder brengen. neembaar waarbij, in een relatief kort tijdbestek, houtwallen hun intrede doen voor de markering van akkergrenzen en een (gedeeltelijk) gecom- 3.5 Landweren partimenteerd landschap wordt ingericht. Het moment van verschijnen van deze markerings- vorm, doet een verband vermoeden met de zo- Hoewel we ons hier richten op akkerwallen, is geheten ‘laat-middeleeuwse transitie’. Een peri- het niet uit te sluiten dat sommige van dergelijke ode van ingrijpende transformatie in vrijwel alle wallen oorspronkelijk een andere functie had- maatschappelijke velden die onder meer tot ui- den. In dit soort gevallen kan een onjuiste indruk ting komt in de opkomst van steden en markten, ontstaan van de ouderdom van akkerwallen. In de verplaatsing van nederzettingen, nieuwe be- Drenthe bijvoorbeeld, is bij Diever een deel van zitsstructuren, veranderende agrarische strate- de rechthoekige twaalfde/dertiende-eeuwse gieën enzovoort. omwalling van de bisschoppelijke hof Calthorne Spek beschrijft dit als de verandering ‘van een bewaard gebleven als akkerwal (Hielkema et al. naar binnen gekeerde en op zelfvoorziening ge- 2007). 51 —

Afb. 3.10 Gemert/Bakel-Doonheide (Bosman 2009). Archeologische sporen van een landweer uit waarschijnlijk de 15e-16e eeuw.

Overblijfselen van landweren (meestal uit de eerste flinke regenbui weer grotendeels zijn in- 14e-15e eeuw; Brokamp 2007 en deze bundel), gezakt en dichtgeraakt met zand. Ook een inter- liggen op diverse plaatsen in oost- en zuid pretatie als paalkuil is bezwaarlijk. De diepte van Nederland als houtwal op grenzen van percelen de meeste kuilen is onvoldoende om een paal landbouwgrond. Maar dat is dus niet hun pri- voldoende stevigheid te bieden om een echte maire functie. Er zijn nog twee redenen om land- solide barrière te vormen. Zet er een paard te- weren hier niet over te slaan. In de eerste plaats genaan en het zaakje ligt om. Bovendien is de blijkt de archeologie iets toe te kunnen voegen spoorconfiguratie zodanig dat de structuur van aan ons inzicht in de constructie van landweren. een eventuele palissade wel erg open is. Veel Dat geldt bijvoorbeeld voor de soms gefaseerde waarschijnlijker is dat het hier, net als bij de opbouw van landweren en de toepassing van houtwallen, gaat om kuilen die gegraven zijn greppels. Uit de beschikbare archeologische da- voor de aanplant van struiken. Met name mei- taset blijkt ook dat in veel gevallen aan de voor- doorn en aanverwante prikkers vormen een seri- kant van de landweer een brede strook met eus opstakel wanneer ze vergroeid zijn tot een dicht opeen geplaatste diepe kuilen aanwezig dichte heg. Veel ondoordringbaarder dan een was. Dat is een gegeven wat – voor zover be- palissade. Te Holten zijn als onderdeel van een kend - niet uit historische bronnen naar voren landweer verder minstens 7 parallelle greppels komt. Gesuggereerd is, dat dit ‘struikelkuilen’ waargenomen (Mousch et al. 2006). waren die moesten helpen de opmars van ruite- Iets anders wat uit de beschikbare archeo- rij te vertragen (Modderman 1981). De kuilen logische dataset naar voren komt, is dat de con- hebben de vorm van grote paalkuilen, maar er structie van een en dezelfde landweer van plaats zijn geen aanwijzingen dat er daadwerkelijk pa- tot plaats aanmerkelijk kon verschillen. Op de len in hebben gestaan. Goed gedocumenteerde ene plaats bestond het hoofdelement van de voorbeelden van dit verschijnsel zijn onder an- landweer uit een wal, een eind verderop uit een dere opgegraven bij Kesseleik (Modderman brede sloot. Deze variatie had ongetwijfeld te 1981), Holten (Mousch et al. 2006) en Gemert- maken met lokale verschillen in bodem en Bakel (Bosman 2009); afb. 3.10). Het fenomeen grondwaterstand, en uiteraard ook met het ver- ‘struikelkuil’ is evenwel bijzonder onwaarschijn- wachte risico van een aanval. lijk. In zandgrond zullen dergelijke kuilen na de Nog een reden om ze hier niet helemaal over te 52 —

slaan, is dat men er niet vanuit kan gaan dat een vanaf de zestiende eeuw. Deze datering stemt landweer inderdaad een landweer is. Uit histori- prima overeen met de resultaten van historisch- sche bronnen blijkt namelijk dat de benaming geografisch onderzoek in Drenthe. Daar blijken ‘landweer’ niet voorbehouden was aan robuuste wallen en hagen vanaf het eind van de zestiende meestal veertiende/vijftiende-eeuwse walsyste- eeuw te verschijnen in stroomdalen en rond es- men met een defensieve, boven-lokale functie sen en kampontginningen (Spek 2004, 699-723). (Groenewoudt 2009). Er kon ook een simpele De meeste van de talloze wallen die we op oude markewal, een grenswal tussen twee marken topografische kaarten uit het eind van de negen- mee worden bedoeld, zoals die tussen Holten en tiende en het begin van de twintigste eeuw zien, Bathmen (De Graaf 1918, 3 – 4). Overigens kan zijn aanzienlijk jonger. Veel wallen blijken zich te het ook nog zo zijn dat een ‘defensieve’ land- bevinden op voormalige gemeenschappelijke weer tegelijkertijd de grens werd tussen twee weidegronden. Ze zijn aangelegd ten tijde van marken. Mogelijk lag die grens tot de aanleg van de verdeling en verkaveling van deze gronden in de landweer nog niet helemaal vast, of leidde de de negentiende eeuw (zie ook bijdrage Renes), aanleg van een dergelijke barrière tot een grens- of zelfs nog daarna (afb. 3.11). Het is overigens wijziging. Dit zou bijvoorbeeld het geval kunnen interessant dat het verschijnen van (hout) wallen zijn bij de landweer op de grens van Azelo en in Nederlandse zandlandschappen samenvalt Zenderen. met het moment waarop daar bijna overal het laatste bos uit de ‘gemene’ gronden verdwijnt (o.a. Venner 1985, 212-262; Dirkx 1998). Dit feit 3.6 Conclusies: datering doet vermoeden dat de houtproductie op wallen (en houtsingels) van cruciale betekenis was en misschien wel de keuze voor een houtwal in De datering van de hier behandelde wallen blijkt plaats van een heg bepaalde. Houtopstanden in het algemeen een lastige zaak. Dat zelfde geldt rondom cultuurgrond werden hier en daar ook overigens voor bos- en wildwallen. Probleem is voor de productie van houtskool gebruikt. Tot dat we bijna altijd te maken hebben met off-site het eind van de 19e eeuw gebeurde dat bijvoor- verschijnselen, dat wil zeggen met fenomenen beeld in de ‘elsweiden’ (‘bosweiden’) bij die op enige afstand van nederzettingen lagen. Winterwijk (Boxem 1914). Daardoor is de kans dat wallen gedateerd kun- nen worden aan de hand van archeologisch vondstmateriaal zeer gering. Hooguit zal uit het 3.7 Conclusies: verspreiding oorspronkelijke maaiveldniveau onder een wal enig houtskool verzameld kunnen worden voor C14 datering. Het probleem daarbij is dan wel, De aanleg van akkerwallen (en houtsingels en dat het onzeker is of men met die houtskool de hagen) brengt een artificiële compartimentering aanleg van de wal dateert of een (veel) eerdere van het landschap met zich mee. Ze maken het gebeurtenis waar vuur aan te pas kwam. In de landschap kleinschalig. Zoals we al hebben ge- meeste gevallen is optically stimulated luminescence zien zijn niet alleen verdwenen wallen, maar ook (OSL) waarschijnlijk de best bruikbare techniek heggen en singels in veel gevallen archeologisch om een wal te dateren. Deze techniek meet de zichtbaar in de vorm van twee parallelle greppels tijd die is verlopen sinds de bodem onder de wal of een greppel met een sloot. heeft blootgestaan aan zonlicht. De beschikbare archeologische gegevens leveren geen enkele aanwijzing op dat hedendaagse Akkerwallen blijken over het algemeen relatief kleinschalige wallen- en heggenlandschappen jong. Overzien we de archeologische dateringen rechtstreeks teruggaan tot in de late prehistorie, die hier boven de revue passeerden, dan is zoals door de stichting ‘Nederland weer mooi’ duidelijk dat akkerwallen een laat- en post- (Dirkmaat 2005) wordt verkondigd. Het feit dat middeleeuws verschijnsel zijn. Incidentele uit- (vrijwel) alle wallen laat- of postmiddeleeuws zonderingen daargelaten, lijken ze in de Zuid- zijn impliceert dat ook kleinschalige landschap- Nederlandse zandgebieden vanaf (of vooral in?) pen met wallen en hagen een relatief recent ver- de veertiende-vijftiende eeuw te worden opge- schijnsel zijn, althans in Nederland. De stelsels worpen. Noordelijker gebeurt dat blijkbaar later, van wallen in het akkerland van oude dorpen, de 53 —

Afb. 3.11 Zijaanzicht van een laat 19e eeuwse houtwal in het Holterbroek (gem. Rijssen-Holten). Dit soort lage wallen is in grote aantallen aangelegd ten tijde van de verdeling van gemeenschappelijke markegronden in de tweede helft van de negentiende eeuw. Ze lijken echter sterk op de eeuwen oudere wallen met twee greppels uit Zuid-Nederland (Zie de tekst). Het wallichaam is ongeveer 3 m breed en 70 cm hoog. Aan beide kanten liggen sloten die op maaiveldniveau ongeveer 1 m breed zijn (foto Gemma Groenewoudt). infields, in de zandgebieden gaan hooguit tot in worden ontgonnen en ingericht, raakten wallen de veertiende -vijftiende eeuw terug. Dergelijke in korte tijd wijd verbreid in het landschap. infields maakten bovendien maar een relatief Daarmee verdween een op dat moment enkele klein gedeelte uit van de diverse dorpsterritoria, eeuwen oud contrast tussen de kleinschalige be- en ook van het Pleistocene zandgebied als ge- slotenheid van de infields en de openheid van de heel. Het overgrote deel daarvan bestond tot onverkavelde outfields. Dit aanleggen van wallen aan de al genoemde markeverdelingen in de 19e duurde tot aan de algemene toepassing van eeuw uit onverkavelde gemene gronden, out- prikkeldraad (afrastering), steenkool (brandstof) fields, die vooral voor extensieve beweiding wer- en goedkoop fabrieksgereedschap en bouwhout den gebruikt. Tussen de veertiende-vijftiende en (gerief- en constructiehout). Na 1900 kwamen er de negentiende eeuw kwamen wallen dus maar nauwelijks nog nieuwe wallen bij. Vooral tijdens in relatief kleine gebieden voor: in de directe ruilverkavelingen in de periode ca. 1955 en 1985 omgeving van nederzettingen. Pas in de tweede verdwenen talloze (hout) wallen weer van het helft van de 19e eeuw, wanneer de gemene toneel, zowel ‘oude’ als ‘nieuwe’. gronden worden verkocht en op grote schaal 54 —

Summary: Earthen walls from an archaeologi- enclosing wood banks are probably 16th century. cal perspective Here arable land: extensive open fields (‘essen’) During the historical period especially in the as well as small reclamations (‘eenmansessen’) Pleistocene inland parts of the Netherlands is usually enclosed by only one wood bank many fields used to be enclosed by earthen whereas in the southern Netherlands systems of banks. Usually these banks were wooded (wood wood banks occur that subdivide arable land in banks). The presence of wood banks significant- separate plots. The enclosure of open fields in ly contributed to the small-scale character of the the southern Netherlands may be early evidence landscape. Up to now the origin and distribution of declining open field agriculture, and the emer- of wood banks and of the landscapes that they gence of ‘individual’ landscapes (Renes 2010), were part of have received little attention. In this the emergence of which seems to be related to paper archaeological evidence regarding leveled the so-called ‘late medieval transition’: the fun- wood banks is presented and discussed. The damental shift to a proto-capitalistic market most common archaeological features related to economy. wood banks are parallel ditches up to 5 m. apart. Convincing archaeological evidence to support It turns out that most wood banks are relatively claims that present-day small-scale landscapes young: late medieval or younger. In the southern divided by wood banks and hedges are rooted in Netherlands they appear around the 14th-15th late prehistoric times is lacking. centuries. In the north and east the oldest field- 55 —

Literatuur

ARNOLDUSSEN, S. & D. BONNIE, R. (2008). Cadastres, BRONGERS, J. A. (1976). Air FONTIJN (2006). Towards Misconceptions & Northern Photography and Celtic Field Familiar Landscapes? On the Gaul. A case study from the Research in the Netherlands. Nature and Origin of Middle Belgian Hesbaye region. Amersfoort, (Nederlandse Bronze Age Landscapes in the Leiden, (Doctoraalscriptie Oudheden 6). Netherlands. In: Proceedings of Universiteit Leiden). the Prehistoric Society 72, CAULFIELD, S., R.G. O’DONELL pp. 289-317. BOSMAN, J. (2009). & P.I. MITCHEL (1998). 14C Archeologisch onderzoek De dating of a neolithic field ARNOLDUSSEN, S. (2008). A landweer aan de Doonheide system at Céide fields, County Living Landscape. Bronze Age (gemeente Gemert-Bakel). Een Mayo, Ireland. In: Radiocarbon settlement sites in the Dutch opgraving in het onderzoeks- 40, no. 2, pp. 629-640. river area (c. 2000–800 BC). gebied Doonheide – Noord, Leiden, (Proefschrift deelgebied A. Eindhoven, COONEY, G. (2000). Universiteit Leiden). (Archeologisch Centrum Landscapes of Neolithic Eindhoven rapport 12). Ireland. London. BAVEL, B.J.P (1999). Transitie en continuïteit. De bezits- BROKAMP. B.(2007). DIRKMAAT, J. (2005). verhoudingen en de Landweren in Nederland. Nederland weer mooi. Op weg plattelands economie in het Utrecht, (Doctoraalscriptie naar een natuurlijk en idyllisch westelijke gedeelte van het Universiteit Utrecht). landschap. ’s-Gravenhage. Gelderse rivierengebied ca. 1300 - ca. 1570. Hilversum, BORGER, G.J. (1992). Draining DIRKX, G.H.P. (1998). Wood- (Werken Gelre 52). - digging – dredging; the pasture in Dutch Common creation of a new landscape in Woodlands and the BEEK, R. VAN (2011). Diversity the peat areas of the Low Deforestation of the Dutch rules. On late prehistoric Countries. In: J.T.A. Verhoeven Landscape, in: K.J. Kirby & Ch. settlement of the Eastern (ed.), Fens and Bogs in the Watkins (eds.), The Ecological Netherlands and the need for Netherlands: Vegetation, History of European Forests, regionally specific models. In: History, Nutrient Dynamics and Walingford, pp. 53-62. Proceedings of the Prehistoric Conservation. Dordrecht etc. Society 77, pp. 25-47. (Geobotany 18), pp. 131-171. DIJKSTRA, M. (1998). De ontwikkeling van het middel- BERKVENS, R. (2004). BOXEM, W. (1914). Iets uit de eeuwse cultuurlandschap bij Nederzettingssporen uit de geschiedenis der Afdeeling Kampershoek, in: N. Roymans, Late Middeleeuwen. In: C.W. ‘Winterswijk’ G.O.M. van A. Tol & H.A. Hiddink (red.), Koot & R. Berkvens, Bredase Landbouw, Geldersch- Opgravingen in Kampershoek akkers eeuwenoud. 4000 jaar Overijsselsche Maatschappij en de Molenakker te Weert. bewoningsgeschiedenis op de van Landbouw afd. Winterswijk. Campagne 1996-1998, rand van zand en klei, Amsterdam, (Zuidnederlandse Rapportage Archeologische BRADLEY, R. (1978). Prehistoric Archeologische Rapporten 5), Monumentenzorg 102 field systems in Britain and 51-60. (Erfgoedstudies Breda 1). north-west Europe – a review Breda, pp. 425-435. of some recent work, World Archeology, 9, pp. 265-80. 56 —

FERMIN, H.A.C. (2008a). GROENEWOUDT, B.J. (2009). HAMBURG, T., E. LOHOF & B. Middeleeuwse bewonings- An exhausted landscape. QUADFLIEG (2011). Bronstijd sporen bij ‘t Hummel’, in: Medieval use of Moors, Mires opgespoord. Archeologisch H.M.P. Bouwmeester, H.A.C. and Commons in the Eastern onderzoek van prehistorische Fermin & M. Groothedde (red.), Netherlands. In: Jan Klapste & vindplaatsen op Bedrijven- Geschapen Landschap. Petr Sommer (eds., Medieval terrein Hattemerbroek - Tienduizend jaar bewoning en Rural Settlement in Marginal gemeente Oldebroek (Provincie ontwikkeling van het cultuur- Landscapes (Proceedings Gelderland). Leiden/ landschap op de Looërenk te Ruralia VII, 8-14 September Amersfoort, (Archol rapport Zutphen (BAAC rapport 2007, Cardiff, Wales., UK), pp. 142/ADC rapport 2627). 00.068), ’s-Hertogenbosch/ 149-180. Deventer, pp. 304-312. HARSEMA, O.H. (1991). De GROENEWOUDT, B.J. (2011). Bronstijd-bewoning op het FERMIN, H.A.C. (2008b). Curves turning into squares. Hijkerveld bij , Ecologie en landschaps- Late Prehistoric landscape Amersfoort. In: H. Fokkes & R. ontwikkeling, in: H.M.P). change and the changing Roymans (red.), Neder zetting- Bouwmeester, H.A.C. Fermin & morphology of ritual structures. en uit de bronstijd en de M. Groothedde (red.): Causality? An assessment of vroege ijzertijd in de Lage Geschapen Landschap. Tien- evidence. In: Landscape History Landen (Nederlandse Archeo- duizend jaar bewoning en 32, no. 2, pp. 5-17. logische rapporten 13), pp. 21- ontwikkeling van het cultuur- 29. landschap op de Looërenk te GROENEWOUDT, B. & F. VAN Zutphen (BAAC rapport KREGTEN (2005). HIELKEMA, J.B., A. UFKES & 00.068), ’s-Hertogenbosch/ Archeologisch onderzoek, in: M.J.M. DE WIT (2007). De Deventer, pp. 421-451. Th. Spek, J. Buiteveld, P. Copine middeleeuwse hof Calthorne et al. (red.), Ouderdom en teruggevonden. Een archeo- FLEMING, A. (1987). Coaxial ontstaanswijze van cirkel- logische opgraving op de Field Systems: some questions vormige eikenstrubben in het Kalterbroeken te Diever of time and space. In: Antiquity, natuurterrein De Wilde Kamp gemeente Westerveld (Dr.). 61, pp 188-202. bij Garderen (Noordwest- Groningen, (ARC-publicaties Veluwe) (Rapportage Archeo- 120). FLEMING, A. (1988). The logische Monumenten zorg 131), Dartmoor Reaves. Investigating pp. 41-49. HIDDINK, H.A. (2005). Prehistoric Land Divisions. Archeologisch onderzoek aan London. GROENEWOUDT, B.J., TH. de Beekseweg te Lieshout SPEK, H.M. VAN DER VELDE, I. (Gemeente Laarbeek, Noord- GERRETS, D.A. & R. DE VAN AMEN, J.H.C. DEEBEN & Brabant). Amsterdam, (Zuid- LEEUWE (red.) (2011). Rituelen D.G. SMEERDIJK (1998). nederlandse Archeologische aan de Maas. Een archeo- Raalte-Jonge Raan: de rapporten 18). logische opgraving te Lomm, geschiedenis van een Sallandse Hoogwatergeul, fase II. bouwlandkamp. Amersfoort, HIDDINK, H.A. (2010). Amersfoort (ADC Rapport (Rapportage Archeologische Opgravingen op Kampershoek 2333). Monumentenzorg 58). Noord bij Weert. Grafvelden en nederzettingen uit de IJzertijd, GRAAF, J. DE (1918). Uit het de Romeinse tijd en de Volle archief der marke van Holten. Middeleeuwen, alsmede een Bijdrage tot de geschiedenis middeleeuws of jonger kuilen- van het platte land. Zwolle. complex. Amsterdam, (Zuid- nederlandse Archeologische rapporten 39). 57 —

HISSEL, M. & J.P.W. VERSPAY LONDEN, H. van (2006). SCHOLTE LUBBERINK, H.B.G. (2007). Onder aan de akkers. Midden-Delfland. The Roman (2011). Opgraving Hasselo-’t Nederzettingssporen uit de late Native Landscape Past and Oosterveld, gemeente hengelo. Middeleeuwen en Nieuwe tijd Present. Amsterdam, ( Een opgraving met archeo- aangetroffen met het inventa- Proefschrift Universiteit van logische resten uit het Meso- riserend veldonderzoek in het Amsterdam). en Neolithicum, de Bronstijd plangebied Mierlo-’t Karrewiel, en de Mideleeuwen. Weesp, gemeente Geldrop-Mierlo MODDERMAN, P.J.R. (1981). De (RAAP-rapport 2191). (Noord-Brabant). Amsterdam, Lankerd bij Kesseleik. Een land- (AAC publicaties 45). weer tussen het Overkwartier SCHOLTE LUBBERINK, H.B.G. van Gelre en het land van & N.W. WILLEMSE (2009). HOOKE, D. (1998). The Hoorne. In: Th. Hoekstra, H.L. Bornsche Maten- Grutters- Landscape of Anglo-Saxon Jansen en I.W.L. Moerman kamp, gemeente Borne. Een England. Leicester University (red.), Liber Castellorum. 40 nederzetting uit de IJzertijd en Press. variaties op het thema kasteel. Vroeg Romeinse tijd. Weesp, Zutphen, pp. 283-287. (RAAP-rapport 1937). JONGSTE, P. F. B. (2007). Bronstijdnederzettingen in het MOUSCH, R.G., S. VAN DALEN, SPEK, Th. (2004). Het Drentse rivierengebied. in: R. Jansen & P.A.M. DIJKSTRA & L. SMIT esdorpenlandschap. Een L. P. Louwe Kooijmans (red.), (2006). Rijssen-Holten. De historisch-geografische studie. Van contract tot wetenschap. Liesen. Inventariserend veld- Utrecht, Matrijs, (Proefschrift Tien jaar archeologisch onderzoek door middel van Wageningen Universiteit). onderzoek door Archol BV, proefsleuven. Den Bosch/ 1997–2007 (From contract to Deventer, (BAAC-rapport 06- THEUWS, F. (1976). science. Ten years of archaeo- 191). Palissaden(?) op de grens van logical investigations by gemeynt en akkergebied in de Archeol BV, 1997–2007), PRANGSMA, N.M. (2008). Kempen. In: Brabants Heem Leiden, pp. 167-79. Lomm Hoogwatergeul fase 1 28, pp. 143-147. (gemeente Arcen en Velden). KOOISTRA, M. J., & G.J. MAAS Een archeologische opgraving. THEUWS, F. (1989). Middel- (2008). The widespread Amersfoort, (ADC Rapport eeuwse parochiecentra in de occurrence of Celtic Field 1344). Kempen 1000-1350, in: A.A.A. systems in the central part of Verhoeven & F. Theuws (eds.), the Netherlands. In: Journal of RENES, J. (2010). Grainlands; Het Kempenproject 3. De archaeological Science 35, pp. the landscape of open fields in Middeleeuwen centraal. 2318-28. a European perspective. In: Waalre, pp. 97-216. Landscape History 31 (2), pp. LASCARIS, M. (2011). 37-70. VANGHELUWE, D. & T. SPEK Opgravingen in Ersel- (2008). De laatmiddeleeuwse Kerkebogten. Landschap en SCHOLTE LUBBERINK, H.B.G. transitie van landbouw en bewoning in de Bronstijd, (2007). Bornsche Maten-Zuid landschap in de Noord- IJzertijd, Romeinse tijd, Esch, gemeente Borne. Een Brabantse Kempen. In: Middeleeuwen en Nieuwe Tijd. nederzettiing uit de Late Historisch-Geografisch Amsterdam, (Zuidnederlandse IJzertijd en Vroeg Romeinse Tijdschrift 26/1, pp. 1-23. Archeologische Rapporten 44). tijd. Weesp, (Raap-Rapport 1432). 58 —

VENNER, G. (1985). Der WESDORP, M. & I. ELSTRODT ZIMMERMANN, W. H. (1976). Meinweg. Forschungen über (2009). Een inventariserend Die eisenzeitlichen Ackerfluren Rechte an Allmenden im veldonderzoek door middel – Typ “Celtic Field” – von ehemaligen geldrisch-jülischen van proefsleuven in het tracé Flögeln-Haselhörn, Kreis Grenzgebiet (1400-1822). van de Westelijke Wesermünde. In: Probleme der Viersen, (Schriftenreihe des Ontsluitingsroute te Oerle, Küstenforschung im südlichen Kreisen Viersen (vormals gemeente Veldhoven Nordseegebiet 11, pp. 79-90. Kempen-Krefeld) 35). (plangebied Zilverackers). Amsterdam, (Zuidnederlandse VERSPAY, J. (2011). De Archeologische Notities 215). landschapsgeschiedenis van de Oerlese Akkers, In: F. Theuws, IJZEREEF, G. F., & VAN M. van der Heiden & J. Verspay, REGTEREN-ALTENA, J. F. De archeologie van de (1991). Nederzettingen uit de Brabantse akkers. Toegelicht midden- en late bronstijd bij aan de hand van het onderzoek Andijk en Bovenkarspel. In: H. van de Universiteit van Fokkens & N. Roymans (red.), Amsterdam in Veldhoven. Nederzettingen uit de bronstijd Amsterdam, pp. 96-179. en de vroege ijzertijd in de Lage Landen, Nederlandse Archeologische Rapporten 13 (Amersfoort), pp. 61-81.

60 —

1 xxxxxxxx 61 4 Aarden wallen - bijdragen vanuit de — aardwetenschappen: Geomorfologie, materialen, bodems, erosie en beheer Hanneke van den Ancker en Pim Jungerius. Met medewerking van Michel Riksen.

maken, namelijk dat: 4.1 Inleiding: onvoldoende aandacht en bij het dagelijks beheer van aarden wallen nog kennis veel mis gaat, zelfs wanneer eigenaar en be- heerder interesse hebben, een goed beheer vraagt om een brede multi- Al bijna twintig jaar rijden we bijna dagelijks disciplinaire advisering, waarvan aardkundig langs aarden wallen. We zagen er dingen fout onderzoek onderdeel is (zie ook de bijdrage gaan, vooral de laatste jaren. Er werden happen over het Groene Woud, Jungerius et al. in deze uitgehaald om een vermeend betere afwatering bundel), van de weg te krijgen. Er werd afgeschoven weg- Aardkundig onderzoek aan aarden wallen nog materiaal op de wal gestort, en kleinschaliger in de kinderschoenen staat maar grote moge- maar frequenter vuilnis van anonieme burgers lijkheden heeft. opgegooid. Bij elke onderhoudsbeurt aan de zandweg schoof en schuift de weg verder rich- ting de wallen. Vanzelfsprekend vonden we dat 4.2 Aarden wallen en aardkundig erfgoed alles jammer, maar het leek ons aan te sluiten bij het vroegere gebruik en de dynamiek van de wallen. Bovendien vernamen we dat aarden Vanuit geomorfologisch perspectief zijn aarden wallen niet zeldzaam zijn en grotendeels uit de wallen walvormige lichamen van ‘aarde’, dus los negentiende eeuw stammen. sediment. De verschillende betekenissen van Naarmate we bij het onderzoek aan aarden wal- aarden wallen voor en als aardkundig erfgoed len in Nederland en Europa betrokken raakten, worden in deze paragraaf geïllustreerd aan de realiseerden we ons dat aarden wallen veel ou- hand van enkele cases. der kunnen zijn, meerdere honderden tot dui- zenden jaren. Aarden wallen kunnen op het oog erg op elkaar lijken, maar sterk in ouderdom en 4.2.1 Aarden wallen vestigen de aandacht materiaalopbouw verschillen. Steeds duidelijker op aardkundig erfgoed werd ook de aardkundige betekenis van de wal- len, zoals het bodemarchief in de wallen en in de geulen aan weerszijden ervan en het gebruik van In de gemeente Gemert-Bakel moest de breedte het landschap bij de bouw van de aarden wallen. van de overstromingsvlakte van de Aa voor het De literatuur biedt hier niet veel steun, in geo- publiek zichtbaar worden gemaakt. De uitzonder- morfologische handboeken en in antropo-geo- lijke breedte van deze vlakte kon worden geïllus- morfologische teksten ontbreken aarden wallen. treerd met een lokaal verhaal over een dubbele 11 Volgens Bertus Brokamp (mondelinge De voorbeelden in deze bijdragen zijn daarom aarden wal, waarvan nog een restant aanwezig is. mededeling 6 oktober 2011) is het hier verkenningen, cases die vragen om verdere ver- beschreven walrestant waarschijnlijk De wal zou zijn opgeworpen als gevolg van een onderdeel van de laat middeleeuwse dieping. In de gemeene Ede hebben we op acht ruzie tussen de twee buurgemeenten om de rech- landweer om de bezittingen van de locaties bodemprofielen beschreven, zie cases Heren van Gemert. De locatie van de ten op de vruchtbare graasgronden in het beek- dubbele wal zal daarmee in de eerste De Ginkel en Horalaan/Hoekelum. De resultaten dal.11 De aarden wal fungeert in dit voorbeeld dus plaats hebben samengehangen met ervan zijn nog niet elders gepubliceerd. moeilijk over te steken plaatsen, zoals als een hulpmiddel om een aardkundig fenomeen, moerassige delen in de beekdalvlakte en Doordat we zelf meer betrokken waren geraakt een aardkundig erfgoed, te verduidelijken.12 oude meanders, en niet met een ruzie bij het onderzoek aan aarden wallen, ging het over graasrechten, zoals het lokale verhaal vertelt. Die ruzies over ons dan ook meer aan het hart dat de karakte- graasrechten zullen zich bij ristieke vorm en de historische archiefwaarde stroomverleggingen van de beek, 4.2.2 Aarden wallen als restanten van het ongetwijfeld ook hebben voorgedaan. van de hierboven genoemde wallen voor een oorspronkelijke landschap 12 Misschien gaat deze dubbele aarden wal groot deel werd vernietigd, nog wel bij een po- zelfs verder terug. Recent ontdekte de lokale heemkundekring hier een ging om deze wallen te herstellen, door ze beter mottekasteel uit de 12de eeuw. Hoe de zichtbaar te maken. Bovendien was dit herstel bouwers indertijd gebruik hebben Net ten noorden van Elsendorp, eveneens in de gemaakt van de geomorfologie en ook nog met onderzoek begeleid. Ook elders za- gemeente Gemert-Bakel, loopt een golvende verschillen in bodemopbouw om de gen we versterkte erosie van aarden wallen als aarden wallen te bouwen kan niet meer zandweg als een aarden wal met aan weerszij- bij een veldbezoek worden achterhaald, gevolg van ingrepen voor natuurbeheer of cul- den eiken, op het oog als een dijk, tussen de om- daarvoor is de ruilverkaveling in Gemert tuurhistorisch herstel. te ingrijpend geweest. Dit zal uit liggende vlakke velden. De golvingen in de zand- veldwerk en de studie van oude kaarten In deze bijdrage willen we drie dingen duidelijk weg weerspiegelen het oorspronkelijk en archieven duidelijk moeten worden. 62 —

dekzandreliëf. Deze aarden wal is een restant van het landschap van voor de ruilverkaveling, 4.2.4 Aarden wallen als aardkundig de omliggende percelen zijn geëgaliseerd en erfgoed daarbij verlaagd. Het is een overblijfsel van het dekzandlandschap van voor de ontginning, dat nauwelijks door de mens was beïnvloed, het Door de mens opgeworpen aarden wallen zijn landschap van de laatste ijstijd. Deze ‘aarden ook belangrijk als aardkundig erfgoed, omdat zij wal’ is een aardkundig waardevol object dat ge- informatie geven over de ontwikkeling van bo- makkelijk over het hoofd kan worden gezien.13 dem en landschap: ze dekken een vroeger reliëf en een ouder en minder door de mens veranderd landschap af; 4.2.3 Aarden wallen beschermen het reliëf de bodemvorming onder de wal is een reference soil, een bodemvorming die is gestopt toen de bodem werd afgedekt, en zo inzicht geeft in In de kleinschalige, historische cultuurland- bodemvormende processen in het verleden; schappen van de provincie Drenthe blijken aar- de vorm van de wal en de bodemvorming bo- den wallen veelal te functioneren als bescher- venin de wal geven zicht op de processen van mers van de geomorfologie, de reliëfvormen. In erosie en bodemvorming; de percelen die door wallen zijn omringd is het de bodemvorming heeft ook ecologische be- reliëf meestal niet geëgaliseerd (van den Ancker tekenis: op oudere, meer ontwikkelde bodem- & Jungerius 2003; 2005). We hebben de provin- profielen lijken vaker bosrelicten voor te ko- cie Drenthe daarom geadviseerd om aarden men, bijna verdwenen historische struik- en wallen waar mogelijk als een middel voor de be- boomsoorten en autochtoon genetisch mate- scherming van deze kwetsbare vorm van de riaal. Deze bodemontwikkeling heeft even- aardhistorie in te zetten. Dergelijke situaties eens betekenis voor de (bodem)fauna, die hebben we ook in andere provincies waargeno- vaak een licht verkitte B-horizont prefereert men, maar niet systematisch vastgelegd.14 boven los bodemmateriaal;

13 Dergelijke kleine objecten worden op dit moment gezien als van waarde op gemeentelijk niveau. Hoewel ze slechts enkele procenten van de oppervlakte van Nederland innemen dragen ze belangrijk bij aan de ervaring van de landschaps- kwaliteit van Nederland. Hun belang overschrijdt daarmee het gemeentelijk niveau. Afb. 4.1 Restant van een eswal, Oosteres bij (Drenthe). Er liggen er nog enkele eswalrestanten in Drenthe, 14 Overigens hebben aarden wallen niet altijd dit effect. Op Goeree zijn de aarden veelal in vergeten hakhoutbosjes. In dit geval gaat het om een wal die door windwerking tot een klein duin is wallen bijvoorbeeld ontstaan omdat men geblazen. ’s Winters zullen er bij storm aanzienlijke hoeveelheden materiaal over de kale vlakke akkers hebben dichterbij het grondwater wilde komen en daarom de percelen heeft uitgegraven bewogen, vooral na een droge periode. In, tegen of voor de beplanting van een akkerwal kwam het zand tot stilstand. 63 —

de materialen, paleosols (= begraven bodems) en sedimentaire structuren in de aarden wal- 4.3 Bijdragen aan het wallenonderzoek len en geulen aan weerszijden van de wal be- vanuit de aardwetenschappen vatten informatie over landschap, klimaat en menselijk handelen sinds de tijd van het op- werpen van de wal. We moeten ons hierbij re- 4.3.1 Inventariseren aliseren dat deze informatie met de huidige technieken slechts beperkt kan worden ont- sloten. Laseraltimetrie en OSL zijn voorbeel- Een belangrijk onderdeel van de training van den van dergelijke technieken die pas sinds aardwetenschappers is erop gericht oog te krij- enkele jaren beschikbaar zijn en veel nieuwe gen voor kleine terreinveranderingen, zoals een informatie ontsluiten. geringe afwijking in een hellingprofiel. Deze trai- ning helpt bij het in beeld brengen van aarden Deze aspecten van aarden wallen als aardkundig wallen waar aardwetenschappers in het veld erfgoed worden hierna verder uitgewerkt en met bezig zijn, zoals bij karteringen. voorbeelden geïllustreerd. Aardwetenschappers mogen ook in staat worden  geacht door erosie vrijwel geheel verdwenen Hooge Heide Midden wallen te herkennen. Zie afb. 4.1, 4.2 en 4.3.  Links Rosmalen, rechts Nuland  Drie door aarden wallen omgeven restanten van heideontginningen Rode cirkels = restanten van drie heideontginningenDe westzijden van twee Gele lijnen = paraboolvormigeduinontginningen zijn duinrestanten Gele pijlen = duinenontwikkeld in de aarden als hoge duinen omwallingen De heideontginningen liggen in een stuifzandlandschap dat vergelijkbaar is aan dat van de Loonse en Drunense Duinen, aan de andere zijde van ʻsHertogenbosch. De hoeveelheid zand die er voor verstuiving beschikbaar was, was in Hooge Heide Midden

Afb. 4.2 AHN beeld van Hooge Heide Midden (N-Br) met drie omwalde duinontginningen. De aarden omwallingen duidelijk minder. rond twee ontginningen in dit stuifduinlandschap zijn nog vrijwel intact. Aan de westzijde zijn de wallen als duinen ontwikkeld,Rode en plaatselijk cirkels zelfs meer dan = 10 m hoog. restanten De overige aarden wallen van om de ontginning drie zijn heideontginningenniet hoger dan 1 - 1,5 m. In de vlakte ten westen, voor de duinvormige wal van de Duinse Hoef liggen sporen van een oude weg, waarlangsGele lage parallelle lijnen duinen zijn = opgestoven paraboolvormige (AHN beeld, Natuurmonumenten) duinrestanten Gele pijlen = duinen in de aarden omwallingen 64 —

Afb. 4.3 AHN beeld Loonse en Drunense Duinen. Twee fasen van zandverstuiving. De oude verstuivingen zijn in elkaar grijpende paraboolvormige duinruggen, die waarschijnlijk dateren van 1100 tot 1400 A.D. De oudste paraboolvormen liggen links in beeld, de jongste paraboolvormige duinen liggen rechts buiten dit beeld. De vorming van duinruggen beweegt zich tegen de wind in. De zandverstuiving zal in dit deel van het gebied grotendeels gestabiliseerd zijn toen het in 1850 werd ontgonnen voor landbouw. Door de ontginning ging het zand opnieuw in verstuiving. Het zand werd ingevangen in de perceelscheidingen. Zo ontstonden er lineaire stuifwallen te midden van de oude stuifduinen.

reiken moet er bij de aanleg van de wanden ge- 4.3.2 Geomorfologie, de vorm van de bruik zijn gemaakt van hulpmiddelen. Plaggen of wallen zoden zoals bij de bouw van tuunwallen (zie bij- drage Baas elders in deze bundel), moeten ook bij de aanleg van de andere waltypen zijn toege- Aan de morfologie van de aarden wallen en de past. Het toepassen van plaggen was bijvoor- diversiteit aan erosiebeelden is nog vrijwel geen beeld onderdeel van de richtlijn voor de aanleg onderzoek gedaan. De aarden wallen die wij in van de zeventiende/achttiende-eeuwse wallen de loop van de laatste tien jaar hebben gezien, langs wegen, zie het artikel van Bouwer. en dat zijn er tientallen in heel verschillende lan- den, hebben een vergelijkbaar profiel: een vlak- Waarom men een voorkeur voor een vlakke top ke top en steile wanden. Bij de lage aarden wal- heeft is minder duidelijk. Een vlakke top ontstaat len die als perceelscheiding in landbouwgronden natuurlijk deels vanzelf bij het stapelen met zijn opgeworpen, ook wel houtwallen genoemd, plaggen, maar de breedte van de top is in de is deze vlakke top niet altijd aanwezig, maar ook meeste gevallen groter, m.u.v. die van een deel daar komt de vlakke top het meest voor. Het lijkt van de tuun- en akkerwallen. erop dat de aarden wallen over de loop van vele eeuwen op eenzelfde manier zijn aangelegd.

De wanden van aarden wallen hebben een hel- lingshoek van rond de 33 graden, de rusthoek van droog los materiaal. Om deze steilte te be- 65 —

verder bij de paragraaf beheer en herstel. 4.3.3 Erosie en karakteristieke profielen Moderne erosie van aarden wallen wordt veroor- zaakt door het belopen, maar vooral door het crossen met fietsen, motoren of paarden waartoe Het bouwen met zoden en plaggen zal tevens de steile, hogere wallen uitnodigen (zie afb. 4.5). hebben geholpen om het ontstaan van rills (erosie- Ook het omvallen van bomen bij storm brengt geultjes) door neerslag en het nazakken van de aarden wallen schade toe en versterkt de erosie. wal door piping direct na de aanleg van de wal te Daarnaast zien we dat bij bos- en bouwwerk- voorkomen. Opvallend is dat uit de Vroege zaamheden die met onvoldoende oog voor deze Middel eeuwen of zelfs uit de IJzertijd stammen- historische verschijnselen worden uitgevoerd de- de aarden wallen ondanks hun hoge ouderdom len van vooral de minder opvallende aarden wal- nog steil en intact kunnen zijn (zie afb. 4.2, 4.3, len worden platgereden. Recent schijnen ook 4.6 en 4.8). De natuurlijke erosie lijkt beperkt, ondanks de steile hellingen van de wallen. In ou- dere wallen zullen ook de bodemvorming in de wal en beschermende bladerdekken, waar wal- len in bossen kwamen te liggen, aan de stabili- teit hebben bijgedragen. De geërodeerde profielen zelf bevatten echter ook informatie, opnieuw een onderwerp dat nog nader moet worden verkend. Herstel van wallen is vaak niet nodig omdat de erosie van de aarden wallen beperkt is, en omdat de bodemprofielen bovenin de wal hierbij worden vernietigd. Hier en daar een kleine plek met erosie is wel interessant voor zeldzame soorten insecten. Zie hiervoor

Afb. 4.4 a, b, c Het plaggen van aarden wallen moet worden ontraden. Hier zijn aarden wallen hersteld door aarde uit de geulen aan weerszijden van de wal op de wal te storten. Het karakteristieke profiel van de aarden wallen met hun vlakke top is hierdoor vernietigd. Het bodemarchief in de geulen aan weerszijden is verdwenen, waardoor de ontstaans- en erosiegeschiedenis van de wallen niet meer is te achterhalen. De bodemvorming bovenop de wal is weg geschraapt en afgedekt met het voor dit wal-type niet karakteristieke humeuze materiaal uit de geulen. Bovendien is de wal kaal achtergelaten waardoor hij sterk erodeert en al snel weer bijna even laag zal zijn als voor herstel. 66 —

Afb. 4.5a Ales Stenar (Zuid-Zweden), nauwelijks zichtbaar op deze foto is het restant van een aarden wal rondom het monument (zie afb. 4.5b). Het is een indrukwekkend monument uit omstreeks 600 AD, gelegen op een in zee uitstekende kaap, die aan één kant steil uit zee oprijst en aan de landkant door een laagland wordt begrensd. In het verleden zal dit laagland deel zijn geweest van de zee. Het is tot land geworden door isostasie, het geleidelijk omhoog komen van de aardkorst als gevolg van het wegvallen van de druk van het landijs. (http://www.raa.se/cm/en/places_ to_visit/our_historical_sites/ales_stenar.html, http://www.zwoje-scrolls.com/as/aleseng.html)

Afb. 4.5b Paderosie in de aarden wal om de Ales Stenar (Zweden).

zwijnen de wallen door hun wroeten te laten ver- zonnige zuidkant zijn bijvoorbeeld van belang dwijnen, en ook in de archieven schijnt daar vroe- voor zeldzame bijen, wespen en amfibieën. Het ger over te zijn geklaagd, maar zelf hebben we geheel afplaggen van de bodem van de aarden dat nog niet gezien (Boosten et al. 2011). wallen voor insecten en amfibieën moet echter Een bedreiging voor de aarden wallen is verder worden ontraden omdat de wal daardoor sterk het moderne natuurbeheer (zie afb. 4.2 en 4.4). zal eroderen en zijn karakteristieke profiel verlie- Kleine erosieplekjes op de aarden wallen aan de zen, dat juist voor de zeldzame insecten belang- 67 —

rijk is. Er bestaat zelfs het risico dat een lage wal Oranjezon (Ze) of langs de Somme (Fr) vormen in enkele weken als gevolg van de herstelmaat- een voorbeeld van seminatuurlijke wallen. Weer regelen afspoelt en verdwijnt. ander voorbeeld van seminatuurlijke duinen is te In landbouwgebied hebben we wallen zien ver- vinden in de Loonse en Drunense Duinen dwijnen door het (illegaal) ruimen door boeren. (Bakker et al. 2003). Er werd daar in de tweede De controle hierop is onvoldoende, voorlichting helft van de negentiende eeuw een poging ge- om het bewustzijn van de waarde van de wallen daan het stuifzand voor de landbouw te ontgin- te vergroten ontbreekt, en compensatie voor nen. Daardoor ontstond in relatief korte tijd een opbrengstderving middels bijvoorbeeld belas- tweede, lineair duinsysteem, binnen de oudere tingvoordeel is niet geregeld. paraboolvormige verstuivingen. Zie figuur 3, het AHN beeld van de Loonse en Drunense duinen. Het zand werd opgevangen in de perceelgren- 4.3.4 Greppels, geulen en puinwaaiers zen, waarschijnlijk in een beplanting van eiken. Onlangs is een OSL datering aan de westzijde van een van deze duinen gedaan waaruit een De bescherming en het beheer van aarden wal- datum voor de aanstuiving tussen 1870-1885 len beperkt zich niet tot het aarden wallichaam, komt (Riksen et al. 2013 in prep; datering maar hebben ook betrekking op de erosiezones Wallinga et al. 2011). en greppels of grachten aan weerszijden van de In Hooge Heide Midden ten westen, van ’s wal (zie ook de bijdrage van Groenewoudt en Hertogenbosch, liggen eveneens tot duinen op- Verspay in deze bundel evenals Keunen en Renes geblazen aarden wallen langs oude wegen. Een 2005). In het sediment van greppels, grachten en voorbeeld van nog weer ouder datum is te vin- puinwaaiers is informatie opgeslagen over ver- den op het Drouwenerzand: langs een ingesleten anderingen in erosie, vegetatie en landgebruik in weg in een droog dal, in het verlengde van de de loop der tijd. De breedte van de zone waarin hunebedden tussen Drouwen en Borger. De per- sedimenten tegen een wal op een helling accu- celering laat daar geen weg zien sinds de oudste muleren kan in sommige gevallen tien meter of topografische kaart. Langs deze oude weg liggen meer bedragen. Ook deze zone vraagt dus om lineaire stuifstructuren die bij een herverstui- bescherming en moet zeker niet worden ge- ving, zoals is gepland, gemakkelijk kunnen ver- bruikt voor een eventueel herstel of reconstruc- dwijnen, evenals de kuilen voor de steenwinning tie van de aarden wal. die er daar nu nog bijliggen alsof de keiendelvers net zijn vertrokken. Ten noorden van Diever ligt niet ver van het grote hunebed langs de door- 4.3.5 Natuurlijke en seminatuurlijke gaande zandweg eveneens een restant van een aarden wallen hoog opgestoven stuifzandwal. Een intrigerend object voor onderzoek aan wal- len vormt ook een lange, smalle zone op de Er zijn ruggen in het landschap die bedrieglijk veel Asseltse Heide, Veluwe. Hier ligt een zeer brede lijken op door de mens opgeworpen wallen maar laagte die aan beide zijden wordt begrensd door door een natuurlijk proces zijn ontstaan. Daarbij lineaire wallen. De afstand tussen de twee wallen hoeven we niet alleen aan eolische en glaciale is vrijwel constant. Het feit dat er nog steeds een processen te denken. De aarden wallen rond de weg doorheen loopt naar de nederzetting Hoog meteorietinslagen op het eiland Saarema, Buurlo, waar nog meer door wallen beschermde Estland, zijn ook een voorbeeld van geheel na- brede wegen liggen (Boosten e.a. 2010), maakt tuurlijk ontstane aarden wal. Ze zijn mogelijk in het waarschijnlijk dat we ook hier te maken met het verleden wel door de mens gebruikt (Dit was een oude weg. Verkennend geomorfologisch en een punt van discussie tijdens de ProGEO 2009 bodemonderzoek op de Asseltse Heide laat ech- bijeenkomst te Gdansk). De stormwallen langs de ter zien dat de wal aan de zuidzijde wordt ge- voormalige Zuiderzee zijn een ander voorbeeld vormd door een arm van een groot paraboolduin van wallen met een natuurlijke oorsprong. uit de laatste ijstijd, zo’n 10.000 jaar geleden ont- De bomkraters uit de Eerste of Tweede staan door de windwerking rond een laagte in Wereldoorlog die hier en daar in bos en duin lig- het Veluwemassief. De noordelijke wal lijkt een gen, bijvoorbeeld bij Westerbouwing (Gld), in aangestoven stuifzandwal. 68 —

Afb. 4.6 Beech Bottom Wall nabij het museum te Verulanium, St. Albans (Engeland), heeft drie meer dan tien meter diepe grachten en vier wallen. De sectie is ruim een kilometer lang en verbindt twee steil ingesneden rivierdalen en beschermt een hoger gelegen plateau. De wallen zijn waarschijnlijk net vóór de Romeinse tijd opgeworpen. Ze maken duidelijk dat de erosie op deze zeer steile aarden wallen beperkt is. Meer informatie: Museum Verulanium, St. Albans, http://en.wikipedia.org/wiki/Beech_Bottom_Dyke

Afb. 4.7 Aarden wallen langs de Romeinse Hadrian’s Wall bij Housesteads. De wallen volgen over kilometers de steile, hoge cuesta’s van de Cheviot hills. 69 —

Afb. 4.8a Aarden wal van het Danewerk nabij Schleswig (Duitsland), aangelegd om de belangrijke handelsverbinding Afb. 4.8b In september 2012 werd van de Vikingen tussen Noordzee en Oostzee te beschermen. Het Danewerk is in de 7e eeuw begonnen als eenvoudige een klein deel van de wal ontsloten. lage aarden wal, in de 11e eeuw is de wal verhoogd en van palissaden voorzien, en kort daarop van een stenen muur. De sedimentaire structuren maken duidelijk dat hier een gat in een door uiteenlopende bevolkingsgroepen is toe- ouder waldeel is gemaakt. Het 4.3.6 Geomorfologie, bouwen met het gepast. Daarnaast maakt in het bijzonder de onderste deel van de wal is gebouwd landschap Beech Bottom dike het al eerder genoemde punt met lokaal materiaal, het volgde als duidelijk dat erosie van aarden wallen beperkt het ware het lokale bodemprofiel blijft zolang de bodem goed beschermd is. maar dan in omgekeerde volgorde. Bij bescherming en beheer van aarden wallen Het voorbeeld van de landweer bij Anklam Er ligt op deze plek ook een gaat het niet alleen om de wallen en geulen, (Duitsland) (afb. 4.9) is opgenomen om het be- onvergraven bodem onder de wal. maar gaat het evenzeer om bescherming en be- lang van het verlies van de landschappelijke sa- Het is daarmee één van de weinige heer van het landschap waarin de wallen werden menhang te illustreren. Deze landweer loopt als locaties waar we tot nu toe een gemaakt. Het gehele ensemble hoort historische een los historisch element in een modern geëga- intacte bodem onder een aarden wal gezien bij elkaar. Voor de bescherming van de liseerd en eenvormig agrarisch landschap. Het hebben gevonden. wal in zijn landschappelijke context is nog erg voorbeeld van de wal van de Velder is een voor- weinig aandacht. Vandaar dat er in deze bijdrage beeld van een aarden wal waarvan de samen- ruim aandacht voor wordt gevraagd. hang tussen aarden wal en het landschap van Onze voorouders waren afhankelijk van het aanleg in Nederland behouden is gebleven (zie landschap dat ze aantroffen en probeerden dit ook bijdrage Jungerius et al. in deze bundel). ook zoveel mogelijk te benutten. Zo ook bij de aanleg van aarden wallen. Dit is het duidelijkst De buitenlandse voorbeelden maken bovendien bij aarden wallen die dienden voor veiligheid. duidelijk dat onze Nederlandse aarden wallen Buitenlandse voorbeelden, zoals Ales Stenar (bij anders van het landschap gebruik maken, simpel- Ystad, Zweden), Beech Bottom dike (bij St. weg omdat het landschap hier anders is. Hier Albans, UK), de Hadrian’s Wall (UK) en het maakte de mens gebruik van reliëfverschillen die Danewerk bij Schleswig, Duitsland (zie afb. 4.5, tijdens het Saalien en Weichselien door ijs, wind 4.6, 4.7 en 4.8), laten het gebruik van het land- en water zijn gevormd: stuwwallen, keileem- schap bij de aanleg duidelijk zien omdat de reli- opduikingen, dekzanden, rivierduinen etc. In efverschillen hier groot zijn. Bovendien illustre- Duitsland en Denemarken komen weliswaar ver- ren ze dat de aanleg van lineaire aarden wallen gelijkbare landschappen voor, maar wel met een voor verdediging in verschillende tijdvakken andere maat en patroon. 70 —

Afb. 4.9 Aarden wallen bij Anklam (Duitsland). Een walrestant en de gereconstrueerde 14e-eeuwse wachttoren bij Anklum maken duidelijk dat hier een vroegere doorgang in de wal werd bewaakt. Het omringende landschap is vergraven, waardoor niet meer te zien is hoe hier gebruik is gemaakt van het landschap bij de aanleg van de wal.

werelderfgoed walburg ten noorden van 4.3.7 Landschappelijke classificatie van Vilnius, Litouwen. aarden wallen Vrijwel afgesneden meanders van antecedente rivieren, ideaal omdat ze aan alle kanten zijn omgeven door steile wanden en water en Ronde aarden wallen voorzien van een smalle natuurlijke toegang. Ofschoon er tijdens het symposium voor is ge- Een mooi voorbeeld niet ver over de grens is kozen om ronde of ovale aarden wallen zoals de elfde-eeuwse burgruïne Hohe Syburg an de om walburgen buiten beschouwing te laten, , met minstens vijf aarden wallen, die van willen we er hier toch enige aandacht voor vra- ouder datum zijn (zie http://www.syburg.de/ gen omdat ze zo algemeen zijn. De Chinese sy-wallburg.htm). strateeg SunZi benadrukte in zijn standaard- Eilanden in meren, zoals Birka in Zweden, het werk over de kunst van het oorlog voeren uit oudere handelscentrum van de Vikingen, diep circa 500 v. Chr. al het belang van het bezetten landinwaarts verscholen in een lange inham van de hoge en droge delen van het terrein. We van de zee nabij Stockholm, ruimte latend hebben daarvan voorbeelden aangetroffen op voor een goed te verdedigen toegang. Of de de volgende strategische landschapslocaties: prehistorische nederzetting in een met Hoge uitzichtpunten langs steile rivierhellingen moeras omringd meer ten noorden van Riga, meestal in een combinatie met een moeras Letland, die deels is gereconstrueerd. aan de voet ervan en liefst ook nog een gro- Aan een zijde grenzend aan een water, dat in elk tere rivier, zoals bij het vroegmiddeleeuwse geval aan die zijde bescherming bood. De Duno of de motte Montferland (beide in hoge aarden wal rond de belangrijke Gelderland), een IJzertijd fort langs de rivier Vikingnederzetting, aan de oever van de Avon met minstens vijf aarden wallen of een Hedebyer Noor is daarvan een goed voor- vroegmiddeleeuws walsysteem nabij Burley beeld. Het aarden walsysteem rond de (beide voorbeelden uit het New Forest, UK: Huneschans bij Uddel maakt aan een kant Davies, Walker & Coleman 1998), de prehisto- gebruik van een meer. rische burg in het Poolse Slowinski NP of de Gelegen aan het einde van de diep het land 71 —

instekende lange smalle waterwegen, zoals de vochtig gebied. Door de oorspronkelijke afwate- förde van de Schlei, die met meerdere smalle ring te vergraven tot een dwars op de afwate- doorgangen deze toegang vanuit de zee goed ringsrichting geplaatste ‘gracht’, een wal en op- verdedigbaar maakte. nieuw een gracht werd een vrijwel onneembare Confluenties, waar twee rivieren samen komen. barrière in een moerasgebied gemaakt met De Burcht in Leiden is een voorbeeld. slechts een enkele doorgaande verbinding over Grenzend aan zee op een heuvel bij een smalle toe- hogere dekzandkopjes. gang tot een gemakkelijk te verdedigen natuurlijke haven. Het twaalfde-eeuwse stenen mottekas- teel van Orford, UK is daarvan een voorbeeld. 4.3.8 Geologie en bodems, materialen en Het ligt er nog vrijwel intact, inclusief impone- sedimentaire structuren rend weids uitzicht op zee, te midden van de een aantal aarden wallen. Voor deze locatie geldt dat het omringende laagland ten tijde Tot nu toe is er in Nederland vanuit de aardwe- van de aanleg van dit kasteel deels nog niet tenschappen alleen verkennend onderzoek ge- verland was, net zoals bij de Ales Stenar of het daan aan aarden wallen. Studies naar de sedi- landschap dat Sutton Hoo omringt. mentaire opbouw van en de bodemvorming in aarden wallen zijn er nog weer minder. De ka- Lineaire wallen ders Groot Zandbrink, De Ginkel en Horalaan bij Lineaire aarden wallen zijn niet wezenlijk anders dit artikel zijn daarvan voorbeelden. Ook de stu- dan ronde aarden wallen en opgeworpen ter be- die van het Groene Woud (zie elders in deze scherming, verdediging of begrenzing van een bundel) is slechts een verkenning naar de bo- gebied of terrein. Lineaire aarden wallen kunnen demvorming in de wallen. we echter nog niet systematisch landschappelijk Uit deze schaarse gegevens komt naar voren dat groeperen zoals hierboven voor de ronde defen- wallen om essen bestaan uit humeus materiaal. sie wallen is gedaan, zelfs niet de lineaire aarden Ze classificeren in het systeem van de wallen die als gemeentegrens of voor defensie Nederlandse bodemclassificatie (Bakker & zijn opgeworpen. Schelling, 1966) als zwarte enkeerdgronden, ge- Romeinse wallen zijn in principe recht, maar wij- lijk de bodems op de essen. Ze zijn blijkbaar over ken van de rechte lijn af waar de terreingesteld- de eeuwen heen geleidelijk opgehoogd met hu- heid dat noodzakelijk maakte. Hoewel er veel meus materiaal. In de internationale bodemclas- geschreven is over de landmeetinstrumenten sificatie worden deze bodems Hortic Dystric waar de Romeinen zich van bedienden (Dilke Arenic Anthrosols (IUSS, 2006). Het ontbreken 1972) is er weinig bekend over de wijze waarop van complete bosbodems onder de akkerrand- zij die in het landschap gebruikten. Ook Klee wallen van De Ginkel en Velder geeft aan dat (2010) kan het terreininzicht van de Romeinen deze akkerwallen zijn ontstaan na de omvor- niet verklaren. Bij de Hadrian’s Wall (122-128 AD) ming tot akker. is er, evenals bij het Danewerk in Schleswig- Uit de opbouw van de dubbele ‘zandwallen’ Holstein (eerste aanleg rond 550 AD), gebruik langs wegen blijkt daarentegen dat ze in een gemaakt van een landengte, een terreinverho- keer zijn opgeworpen. Een deel van deze wallen ging in combinatie met een voorliggend moeras- heeft een bruine B-horizont tussen de 10-15 cm. gebied. Een ander deel van de zandwallen langs wegen Een wal bij Schermbeck (Niederrhein, Duitsland) heeft een bruine B-horizont van slechts enkele loopt langs de noordkant van het rivierdal van cm. In de Nederlandse bodemclassificatie wor- de , vlak ten noorden van de Rijn, en stamt den beide bodems kalkarme duinvaaggronden, waarschijnlijk uit een van de eerste eeuwen van omdat de Nederlandse bodemclassificatie is onze jaartelling, een tijd dat de rivierdalen nog ontwikkeld in een periode waarin de natuur- niet waren ontgonnen, maar de rivieren wel voor functie nog niet relevant was. De internationale het transport van goederen dienden. bodemclassificatie maakt het op de rand moge- Een Nederlands voorbeeld is de wal van de lijk de bodems te onderscheiden in respectieve- Velder in het Groene Woud, Noord-Brabant (zie lijk Brunic Dystric Transportic Arenosols, voor de bo- bijdrage Jungerius et al. in deze bundel). Deze dems met meer dan 15 cm B-horizontvorming halfronde aarden wal is aangelegd in een zeer en Haplic Dystric Transportic Arenosols. Gezien het 72 —

belang van geringe verschillen in bodemontwik- bouwen hun nesten in de licht-verkitte keling voor de natuurwaarden vraagt B-horizont in kale open plekjes op de steile de- Nederlandse en internationale bodemclassifica- len van de wal. tie hier om een meer specifieke onderverdeling. In de veldverkenningen in het Groene Woud in In wallen waarvan bekend is dat ze tussen 1700- samenwerking met Bert Maes (Leenders et al. 1800 zijn aangelegd, zie Bouwer in deze bundel, 2008) bleken aarden wallen refugia voor uit is slechts een enkele cm dikke bruine B horizont Nederland vrijwel geheel verdwenen inheemse aanwezig. De wallen met een 10-15 cm bodem- struiken en bomen, oude fruitrassen en bosflora. vorming die in eenzelfde landschappelijke posi- Zo fungeren de aarden wallen met bruine bos- tie liggen moeten dus aanzienlijk ouder zijn. bodems in het Groene Woud met B-horizonten Aangezien de snelheid van bruine B bodemvor- tussen de 15-20 cm als refugia van bosplanten ming in Nederland nog onvoldoende is onder- omdat de bosbodem in de omgeving is doorge- zocht, en deze mede afhankelijk zal zijn van het spit (Maes et al, 2011, Maes in deze bundel). Ook moedermateriaal, vraagt een meer precieze da- de Vereniging Nederlands Cultuurlandschap tering op basis van bodem en topografische po- meldt dat flora-elementen uit het vroegere sitie om verder onderzoek. moerasbos hebben kunnen overleven in de Daarnaast zijn er aarden wallen die uit stuifzand houtwallen rond het voormalige Beekberger- lijken te bestaan, en al of niet als duin zijn ont- woud (Dirkmaat 2011). En op de door hoge eiken wikkeld. Deze bodems classificeren eveneens als beschutte aarden wal ten westen van Uithoorn, kalkarme duinvaaggronden, of internationaal als een oude spoordijk, bloeien in het voorjaar Haplic of Hydrophobic Dystric Arenosols. Ze zullen speenkruid, bosanemoon en ooievaarsbek tussen deels zijn ontstaan door opstuiving, maar een nieuwbouwwijken met strakke heldergroene opbouw uit schrale gras-heideplaggen geeft op grasvelden. Deze samenhang tussen de ouder- het oog een vergelijkbaar bodemprofiel, zoals dom van de wal, de bodem en de betekenis we in een uit plaggen opgebouwde zeventiende- daarvan voor flora en fauna dient eveneens eeuwse dijk in Texel hebben gezien (van den nader te worden onderzocht. Ancker & Jungerius, 2002). Slechts in één wal hebben we tot nu toe twee fasen van ophoging gevonden, waarbij in beide 4.5 De geodiversiteit van aarden wallen, gevallen een B-horizont van enkele cm was ge- betekenis voor beheer en herstel vormd, zie hiervoor het kader Horalaan/ Hoekelum. Deze wallen moeten enkele eeuwen geleden aanzienlijk zijn opgehoogd. De voorbeelden in deze tekst maken duidelijk De materialen in de geulen aan weerszijden van dat een willekeurige aarden wal, die als los ele- de aarden wallen zijn tot nu toe alleen onder- ment in een ruilverkavelinggebied ligt, heel oud zocht wanneer zij bij archeologische opgravin- kan zijn en een interessante geschiedenis kan gen zijn blootgelegd (zie bijdrage Groenewoudt hebben. Dat laat zich niet op het uiterlijk van de en Verspay elders in deze bundel). Zij geven een wal beoordelen. Aardkundig veld- en materiaal- gedetailleerd beeld van de veranderingen na onderzoek aan de bodemprofielen en de materi- aanleg. alen waarmee de wal is opgeworpen en land- schappelijke positie in het verleden geven hierover meer duidelijkheid, naast archiefonder- 4.4 De geodiversiteit van aarden wallen, zoek van de cultuurhistorici. betekenis voor flora en fauna Daarnaast is het goed om je te realiseren dat aarden wallen in de loop van de tijd soms andere functies kregen. Een wal langs het Zoals uit voorgaande tekst blijkt verschillen aar- Beekbergerwoud kan bijvoorbeeld een bescher- den wallen in materiaalopbouw, in bodemvor- mende functie voor het bos hebben gehad, en ming in en onder de wal en in landschappelijke later zijn opgegaan in een netwerk van agrari- ligging. Deze abiotische variatie wordt ook als sche perceelscheidingen. Ook kunnen deeltra- geodiversiteit aangeduid. Deze geodiversiteit jecten van een wal verschillen in oorsprong en heeft zijn weerslag op flora, fauna en biodiversi- ouderdom. teit. Zeldzame bijen, wespen en andere insecten Het restaureren van wallen zou met terughou- 73 —

dendheid moeten worden benaderd. Het erosie- andere dingen opmerkt en eigen technieken be- beeld van een aarden wal is namelijk authentie- heerst. Zo ontstaat er een verdieping in het na- ker voor de geschiedenis van de aarden wal en tuur- en landschapsbeheer die niet kan worden geeft ook een beter beeld van de ouderdom van bereikt in onderzoek door één vakgebied of met de wal dan een nieuw opgeworpen wal. De ero- losse bijdragen. Een bijkomend voordeel is dat sie van de wallichamen is over het algemeen be- een multidisciplinaire aanpak helpt om tot een perkt, en meestal alleen zeer lokaal intensief. Op meer integraal, beter afgewogen beheer te ko- dergelijke punten zouden conserverende maat- men, omdat de partijen zich al in een vroeg sta- regelen moeten worden getroffen. dium bewust zijn van de verschillende sectorale Bij een herstel gaat de bodemvorming bovenin waarden. Een multidisciplinair team helpt ook de wal, die dus vaak honderden jaren oud is, bij- de afwegingen te maken en verduidelijken, waar na altijd verloren. Deze bodemvorming heeft een beheerder/bestuurder deze anders zelf uit niet alleen aardwetenschappelijke betekenis, afzonderlijke rapportages moet destilleren. maar is eveneens van belang voor de vegetatie Sinds enkele jaren bestaat er in Duitsland een op en fauna in de wallen. Laat de walsystemen actieve werkgroep geoarcheologie. De groep is zoveel mogelijk met rust, dat zou het uitgangs- gespecialiseerd in het onderzoek van sedimen- punt moeten zijn. We sluiten in principe aan bij ten, processen en de landschapsontwikkeling de richtlijnen die zijn opgeschreven over het be- rondom archeologische opgravingen en bestaat heer voor aarden wallen (Baas & Raap 2010, 3 en voor een groot deel uit aardwetenschappers. 3A; Keunen & Renes 2005. Voor wallen in bos: Het vakgebied geoarcheologie profileert zich in- Jansen & van Benthem 2005; Boosten et al. 2011): middels ook Europees/internationaal. Wij advi- Het verdient aanbeveling aarden wallen vooral seren het onderzoek aan aarden wallen tevens daar te reconstrueren waar wal en geulen al zijn bij dit ontluikend specialisme onder te brengen. verdwenen. Erosie dient te worden bestreden, als die versterkt optreedt. In de literatuur over het beheer van wallen is weinig of geen aan- 4.7 Samenvatting, conclusies en dacht voor het behoud van het bodemprofiel, de aanbevelingen profielopbouw en het erosiebeeld.

De vaardigheden van aardwetenschappers wat 4.6 Bewustwording en onderzoek, bij betreft het onderzoek aan aarden wallen liggen in: voorkeur multidisciplinair het herkennen en karteren van de wallen in het veld, het onderzoek aan de geomorfologische pro- In het voorgaande is benadrukt dat er nog nau- fielopbouw, welijks onderzoek is gedaan naar vorm, erosie, de profielontwikkeling door erosie in verleden ouderdom, bodemopbouw en materiaalopbouw en heden, van aarden wallen, evenals naar de samenhang het reconstrueren hoe er gebruik is gemaakt tussen bodemvorming en flora en fauna. Een van het aardhistorisch landschap bij de aanleg verkennend en meer systematisch onderzoek van de aarden wallen, naar deze aspecten van aarden wallen is nodig het in beeld brengen van de veranderingen in om tot een goede bescherming en een goed be- het landschap sinds de aanleg van de wal, heer en herstel van de aarden wallen te komen. het onderzoek van de bodemvorming in en Naast onderzoek vraagt een betere bewustwor- onder de wal, ding van het publiek, eigenaren, terrein- en weg- de bestudering van sedimenten, bodems en beheerders en bestuurders om aandacht, zoals sedimentaire structuren in het wallichaam en in de inleiding is vastgesteld. de omringende geulen en puinwaaiers, Hoewel deze bijdrage bewust sectoraal is, willen daarnaast hebben aardwetenschappers een we als afsluiting pleiten voor het onderzoek aan rol bij het bestuderen van samenhangen tus- aarden wallen in multidisciplinaire teams. De sen bodemvorming en de natuurwaarden, de laatste jaren hebben wij vaak in dergelijke teams flora en fauna, in en op de aarden wal. gewerkt aan ruimtelijke onderzoeks- en inrich- Aarden wallen hebben vanuit deze perspectie- tingsvragen. Steeds weer blijkt dat elk specialist ven ook betekenis als aardkundig erfgoed. 74 —

Aarden wallen kunnen overal worden aangetrof- Summary: Contributions from the earth fen, maar de meeste wallen liggen in weinig ver- sciences: geomorphology, materials, soils, graven bossen en restanten van historische erosion, management, restoration. landschappen. In het Engelse New Forest bij- Earth walls are important as a geological voorbeeld, liggen veel verschillende aarden wal- heritage because they give and contain len, stammend uit IJzertijd tot aan de Late information about former landscapes: Middeleeuwen. In Nederland zijn aarden wallen they cover up a former topography, a past vooral behouden in bosgebieden en historische landscape, landschappen, bijvoorbeeld rond Norg, langs de soil formation under the earth wall is a Drentse Aa, op de Veluwe en in het Groene reference soil, Woud, maar ook in kleinere historische land- the materials of the earth wall reveal the schapsrestanten als Hooge Heide-Midden in processes of building the wall, Noord-Brabant. soil formation in the wall gives insight in the Aarden wallen hebben een verschillende ouder- rate of soil formation in relationship with age dom en zijn opgeworpen voor specifieke func- and parent material, ties zoals het wild of vee binnen of buiten een soil profile development over time also has its gebied te houden of het markeren van een heer- ecological consequences, earth walls often lijk eigendom. Wallen zijn vaak multifunctioneel. contain a forest flora that disappeared from Van oudere wallen zal de functie en daarmee het the surroundings, historical bushes and trees, beheer van de wal in loop van de tijd zijn veran- a specific soil fauna and authentic DNA derd. Waar aarden wallen als eenzame resten in material, het ruilverkavelde land liggen, getuigen ze van materials, paleosols and sedimentary structures een vroeger landschap en voegen landschaps- in the earth walls, in the gullies and along the kwaliteit toe. sides of the walls contain information about past changes in landscape and climate. Only Deze bijdrage legt een accent op het belang van part of the information they contain can be het reconstrueren en behouden van het bij de unlocked with present-day techniques, aarden wal behorende landschap en geeft daar- the eroded appearance of the earth walls is van voorbeelden. Daarnaast zijn voorbeelden part of their history, contains information, has opgenomen om verschillen in morfologie, mate- a more developed soil profile and ecological riaalopbouw, bodemprofielontwikkeling en ero- relevance. Thus is in many respects more sie van aarden wallen te verduidelijken. interesting than a newly restored earth wall, Vanuit aardkundig perspectief is het beheerad- improved insights in rates of erosion are vies om aarden wallen met grote terughoudend- important for their maintenance. heid te restaureren omdat bodem en erosie- The skills of Earth scientists applied to the beeld informatie bevatten over het historische research of earth walls in the field are: assisting landschap. Reconstructies zijn op zich uitste- in the inventory of earth walls, study of their kend, maar dan wel waar dit passend is en op morphology and sedimentary structures, the locaties waar het oorspronkelijk reliëf van wal en reconstruction of past landscapes, the use of the geulen is verdwenen. Het over grote oppervlak- landscape in combination with the earth wall for ken kaal maken van aarden walprofielen moet controlling access, the study of past and present worden vermeden. Dit veroorzaakt versnelde erosion, soil formation and the deposition of erosie. sediments in and around the walls and gullies, Probeer bij het maken van een inrichtings- en and in the relationship between soil beheerplan in elk geval altijd deskundigen uit de development and nature values. verschillende vakdisciplines: archeologie, histo- Earth walls are still present in lands little affected rische geografie, aardwetenschappen (bodems, by 20th century developments, in historical materialen, geomorfologie), ecologie, histori- woods, forests and agricultural landscapes. The sche ecologie en fauna erbij te betrekken. New Forest in southern England is a fine Het verdient overweging om bij het onderzoek van example. It has a beautiful collection of earth aarden wallen samen te werken met de actieve walls dating from Iron Age up to late medieval Midden-Europese werkgroep geoarcheologie. time. In the Netherlands earth walls are mainly (http://www.akgeoarchaeologie.de/) found in the historical landscapes. Examples are 75 —

the area around the village of Norg (province of restoration measures. It is obvious that a Drenthe), the Veluwe (province of Gelderland) systematic study of all aspects of earth walls is and the Groene Woud area (province of Noord- needed for a balanced conservation and Brabant). The earth wall remnants are of management plan of the earth walls. different age and made for specific functions, Our advice in managing earth walls is to be such as keeping wild animals or cattle in or out a reluctant in restoring them, because the soil terrain, defense or demarcating ownership. profile and the erosional materials contain Earth walls often performed more than one information that is easily destroyed. The function. The function and management of old erosional wall profile also gives them a more earth walls may have changed over time. But historical appearance and often is more also in smaller historical landscape remnants, interesting from an ecological perspective. In interesting earth walls can be found, such as general rates of erosion seem to be small. those around the thirteenth and early sixteenth Nature management practices such as scraping century inland-dune reclamations of Hooge away the topsoil on south facing bank has a big Heide (province of Noord-Brabant). chance of causing the earth wall to disintegrate Apart from being part of historical landscapes, within a few weeks. Wall restoration projects of earth walls also occur as isolated historical earth walls preferably should be located where elements in modern landscapes. They often are the original wall has disappeared. the only remaining witnesses of former landscapes, containing valuable information about the past and adding visual quality to the landscape. From both perspectives earth walls deserve protection. Historic earth walls date from a past in which man had limited access to man- and horsepower. Our ancestors thus profited from using specific landscape settings when building earth walls for purposes of protection and limiting access. This article gives an overview of landscape settings used for building prehistoric and early medieval round earth wall systems. For linear earth walls no overview of different landscape settings exists. Examples are given of the use of cuestas in the Cheviot Hills (UK) for building Hadrian’s Wall, the push moraines and marshes at its feet in constructing the Danewerk (De), the marshlands of the valley of the river Lippe (De) and redirecting the many small streams of the Velder (NL). Therefore, when protecting earth walls, attention should also be given to the (historical) landscape context. The article presents cases to highlight differences in morphology, geology and soil profile development between earth wall systems, subjects which are as yet scarcely investigated. Brown B-horizon formation occurs at different depths: from 0 cm and 2-3 cm, to about 15-20 cm. From walls with B-horizons of 2-3 cm depth an age of about two - three hundred years is acknowledged from archive studies. The age of the walls with the deeper B-horizons is anybody’s guess, but that has not prevented the execution of destructive 76 —

CASUS GROOT ZANDBRINK Ten zuiden van Achterveld, Gelderse Vallei, ligt een klein natuurgebied: het Groot Zandbrink. Hier komt een krachtige lokale kwelstroom vanuit het Veluwemassief aan de oppervlakte. Op enkele meters afstand van elkaar vinden we er dekzandkopjes met haarpodzolen en droge heide naast lemige laagten met een kwelafhankelijke en daardoor bijzondere flora (Jansen et al, 2000). Ten zuiden van het na- tuurgebied Groot Zandbrink loopt een geul, een aarden wal, daarna een doorgaande on- verharde weg, en ten zuiden daarvan een die- pe sloot. Bovenin de aarden wal aan de noordkant van de weg boorden we met Edelman- en humusboor een beginnende bruine bosbodem op, met een donkerbruin verkleurde B-horizont van zo’n 15 cm. In een ijzerkuil in de stuwwalzanden op de Asseltse heide, Veluwe, die is ontstaan door de win- ning van klapperstenen in de negende/tiende Afb. 4.10 Bruine bosgrond in de wal onderlangs het eeuw, zagen we in een archeologische opgra- natuurgebied Groot-Zandbrink, Gelderse Vallei. ving een bruine B- horizont van slechts enkele cm dikte ontsloten. Een langzame ontwikke- Interessant is verder dat er aan de westzijde ling van de bruine B-horizont sluit ook aan bij van het natuurterrein Groot- Zandbrink, lood- de ervaring die we in het stuifzandonderzoek recht op de hierboven beschreven aarden wal van de laatste vijftien jaar hebben opge- die parallel aan de zandweg loopt, een tweede bouwd. Daar is een bruine B-horizont van 2-5 aarden wal ligt. Ook deze wal is omvangrijk. cm meestal gebonden aan een bosouderdom Het wallichaam is recent doorgraven om te van 200 jaar en meer. Het bodemprofiel van voorkomen dat het terrein Groot Zandbrink te de wal onder het Groot Zandbrink zeker en- nat wordt, een kwaliteit die in vroeger eeu- kele honderden jaren ouder is. De eiken die wen, toen de Gelderse Vallei in zijn geheel veel later langs de weg tussen de aarden wallicha- vochtiger was, blijkbaar juist is gestimuleerd, men zijn ingeplant, zijn meer dan honderd jaar (zie ook: Arne Haytsma, 201: Groot Zandbrink, oud. Tijdschrift Rijksdienst voor Cultureel Erfgoed, no. 4 herfst, p.16-17). Een watervoorraad voor De aarden wal loopt ook door ten oosten van tijden van droogte lijkt hier eigenlijk niet zo de asfaltweg die het natuurgebied begrenst. waarschijnlijk, omdat de kwelstroom vanuit Het lijkt waarschijnlijk dat we hier opnieuw te het Veluwe massief in principe vrij constant is. maken hebben met een restant van een oude Stammen de twee wallen uit verschillende grenswal (vgl. casus Groene Woud elders in perioden? deze bundel). 77 —

CASUS GINKELSE HEIDE biologisch-dynamisch landbouwbedrijf met Ten oosten van Ede (Gld) ligt de landbouwont- het behoud van historische rassen als natuur- ginning De Ginkel omringd door aarden wal- doelstelling zou hier beter passen. len op een van de weinige uitgestrekte droge heidevelden in Europa. Aan de noordkant, op Geomorfologie en bodem in de akkerrandwal van de de Edese hei toont de wal langs de zuidgrens Noord Ginkel van de Noord-Ginkel een prachtige holle In de akkerrandwal van de Noord-Ginkel heeft weg15 uitgesleten onder invloed van water- en zich een bodem gevormd die nauwelijks te winderosie. Samen met de tot zware, oude, onderscheiden is van die op de naastgelegen kronkelig uitgegroeide eiken16 op de aarden akker. Eerst 40 cm lichtgrijs humeus zand en wal en de uitgestrekte heide ten zuiden ervan daarna nog eens 50 cm donkergrijs humeus geeft dit een bijzonder fraai beeld van het materiaal. Beide bodemprofielen, in de akker vroegere landschap. Een historisch tijdbeeld en in de wal, classificeren als een enkeerd- dat nog maar op een enkele plaats bewaard is grond. De wal blijkt, gezien het ontbreken van (onze eigen waarneming). Er ligt een plan de een intact bodemprofiel onder de wal, te zijn enclave De Ginkel tot golfbaan te ontwikke- opgeworpen nadat er al een akker was ge- len. Gezien het bijzondere historische karakter vormd. Het lichtere grijszwart van de bovenste van dit landschap, dat over zeer grote opper- 40 cm is mogelijk het gevolg van het feit dat vlakken gaaf is, iets bijzonders in Nederland, wal en akker niet langer met humeus materi- zou dit jammer zijn. De ontwikkeling van een aal worden gevoed?

15 De wegsporen zijn overigens ook een type seminatuurlijke aarden wallen, ontstaan door de combinatie van wind- en watererosie, een soort golfplaatreliëf (van den Ancker, 1978 16 Afb. 4.11a. en 11b Akkerrandwal van de landbouwenclave De Ginkel op de Edese heide met een 90 cm dik De oude eiken lijken aan de zijkanten van de wal te zijn ingeplant, iets wat humeus bodemprofiel. Maes (zie Maes in deze bundel) eveneens ziet bij andere aarden wallen 78 —

Afb. 4.12 Dezelfde wal als in afb. 11 maar dan vanaf de zuidzijde gefotografeerd. Het diep uitgesleten karrespoor onderlangs de wal is duidelijk zichtbaar.

Geomorfologie en bodem in de aarden wal op de de zuidzijde van de aarden wallen rondom de Zuid-Ginkel essen getrokken. Een 1000 m zuidelijker ligt aan de zuidkant van Dit zijn kwetsbare kleine landschapsbeelden De Ginkel een vergelijkbaar historisch beeld, die extra zorg vragen omdat ze bij inventarisa- maar nu op de Ginkelse heide. Deze aarden ties vaak niet speciaal zijn benoemd en bij het wal aan de zuidkant van de Zuid-Ginkel is veel plaggen voor natuurbeheer of het beheer van indrukwekkender in zowel breedte als hoogte, de paden gemakkelijk verdwijnen. wel 6 m hoog en 10 m breed. De wal bestaat ook uit zand, dus niet uit humeus materiaal. De buitenzijde van de wal lijkt te zijn aange- stoven met materiaal uit de weg. Er zijn meer- dere humeuze niveaus in de wal te herkennen. De vorming van een enkele cm dikke B-horizont bovenin het droge zandige materi- aal maakt duidelijk dat ook deze wal enkele eeuwen oud moet zijn. Dit alles wijst erop dat deze wal een andere oorsprong heeft dan de akkerrandwal op de Noord-Ginkel.

Ook onderlangs de akkerrandwal van de der- Afb. 4.13a. en 13b Aarden wal aan de zuidzijde van de tiende-eeuwse ontginning in Hooge Heide landbouwenclave De Ginkel op de Ginkelse heide. Midden, Noord-Brabant, ligt een gelijk beeld, Deze aarden wal is veel breder en hoger dan het walge- waarbij de wegen meer als stuifzand zijn ont- deelte op de Edese heide (afb. 11) en heeft ook een an- wikkeld. Blijkbaar werd er bij voorkeur langs dere meer complexe opbouw van het bodemprofiel. 79 —

Afb. 4.14a De aarden wallen langs de oude verbindingsweg Wageningen – Ede op het landgoed Hoekelum.

CASUS HORALAAN / HOEKELUM staan. De wal toont hier meer B-horizont vor- De wallen langs de Horalaan, Ede (Gld) heb- ming en een duidelijker geul. Het lijkt alsof dit ben over grote afstanden een vlakke top. Er is deel van het walsysteem van de Horalaan ou- lemig zand gebruikt om de wallen op te wer- der is. Mogelijk is deze wal bij de aanleg van de pen, lokaal materiaal waardoor de profielop- zandwallen langs de weg hergebruikt. Hoewel bouw van plek tot plek wisselt. Nergens ligt er deze wal in zijn geheel meer is aangetast, zijn een bodemprofiel onder de wallen. Dat bo- delen ervan dus geomorfologisch en bodem- demprofiel moet bewust zijn weggehaald kundig interessanter. Dit deel van de wal staat voordat met de bouw van de wal werd begon- door weg- en groenbeheer en de aanleg van nen. Waarschijnlijk om waterstagnatie en in- de nieuwe woonwijk en kantoorterrein onder stabiliteit van de wal te voorkomen, hoewel grote druk. Bovendien ligt de wal op het ter- daarvoor in dit terrein geen echt gevaar be- rein van meerdere eigenaren. Een goede be- staat. Hebben we hier te maken met van el- scherming ervan is dus niet eenvoudig. ders overgeërfde voorschriften voor de bouw, of zien we de reden over het hoofd? Loodrecht op het walsysteem langs beide kanten van de Horalaan staat het walsysteem De bruine B vorming bovenin het vlakke deel van de oude verbindingsweg Wageningen – van de wal op het deel op Hoekelum is slechts Ede, waarvan de oorsprong teruggaat tot de een 1 tot 3 cm. Toch moet ook deze wal aan- Middeleeuwen. In de brede vlakte tussen de zienlijk ouder zijn dan de indrukwekkende wallen zijn net als bij Groot Zandbrink en de beukenlaan die tussen de wallen is ingeplant, Horalaan laanbomen ingeplant, in dit geval meer dan 150 jaar geleden. Ook de enkele ver- beuken die zeker 150 jaar oud zijn. De aarden spreide oude eiken en beuken op de wal heb- wallen aan beide zijden van de weg laten een ben een dergelijke ouderdom. Het maakt op- dubbele bodem zien. Een bodem onder de wal nieuw duidelijk dat de vorming van een ontbreekt ook hier. De bruine B-bodem- B-horizont ook in dit relatief lemige stuwwal- vorming van de bovenste bodem is enkele cm materiaal niet erg snel gaat. diep, de begraven bodem in de wal is van een vergelijkbare orde en dus ook enkele honder- Aan de andere kant van de Horalaan heeft de den jaren oud voordat hij werd overdekt en wal op enkele plaatsen duidelijker reliëf, waar- er zich opnieuw enkele honderden jaren een op ook enkele zieltogende hakhoutrestanten bodem kon vormen. 80 —

Afb. 4.14b Bodemprofiel met twee bodems in de wallen langs deze verbindingsweg.

De aansluiting van het aarden walsysteem Voorlopige conclusie van het verkennend langs de Horalaan en dat van de oude verbin- geomorfologisch en bodemonderzoek aan dingsweg over Hoekelum is verdwenen bij de aarden wallen in de gemeente Ede: aanleg van een parkeerplaats. De parkeerplek maakt wel opnieuw gebruik van aarden wal- vrijwel nergens ligt een aarden wal op een len bij de aanleg, maar de oude wallen zijn intacte natuurlijke bodem. Uitzondering is daarbij grotendeels vergraven. Juist een der- een half bodemprofiel onder de humeuze gelijke aansluiting maakt een relatieve positi- aarden wal om de Ginkel onering van wallen mogelijk. 81 —

Literatuur

ANCKER, H. VAN DEN, P & ANCKER, J.A.M. VAN DEN & BOOSTEN, M., M. VAN JUNGERIUS (red.) (2010). P.D. JUNGERIUS (2005). BENTHEM & P. JANSEN (2010). Verslag van het vooronderzoek Actualisatie Aardkundige Wallen van de Veluwe: aan- naar herstel van natuur en Waarden van de provincie dachtspunten voor beheer en landschap van Hooge Heide Drenthe – data, datastructuur, historische referenties voor di- Midden op landschapsschaal. taak en rol van de provincie, verse waltypen. ProBos, Met medewerking van K. deel II. Inclusief bijlage met ge- Wageningen. Leenders, B. Maes, G. biedsbeschrijvingen.- Rapport Koopmans & A. Kooijman. Stichting Geomorfologie en BOOSTEN, M., P. JANSEN, M. Stichting Geomorfologie en Landschap, Ede i.o.v. de provin- VAN BENTHEM & B. MAES Landschap Ede Deel I – cie Drenthe. (2011). Boswallen, handreikin- Ontstaansgeschiedenis en gen voor het beheer. ProBos, kwaliteiten, Deel II – ANCKER, J.A.M. VAN DEN & Wageningen. Gebiedsvisie en Overzicht P.D. JUNGERIUS (red.) (2005). Deelgebieden. Stichting De Veluwe op de Unesco DAVIES, S., K. WALKER & L. Geomorfologie en Landschap, Werelderfgoedlijst. Rapport COLEMAN (1998). The New Ede i.o.v. de Coöperatie Stichting Geomorfologie & Forest Historical Landscape. Bosgroep Zuid-Nederland. Landschap, Ede i.s.m. Wessex Archaeology, Geldersch Landschap. Later dat Lyndhurst. ANCKER, J.A.M. VAN DEN & jaar verschenen als: P.D. JUNGERIUS (2002). Tussen Erfgoedwaarden van de DILKE, O.A.W. (1971). The Clijf en Oude Hoorn. Herstel Veluwe. Op Lemen Voeten, Roman land surveyors. David & van een historisch landschap Amsterdam. Charles, Newton Abbot. op Zuid-Texel. Rapport Stichting G&L, Ede, i.o.v. de BAAS, H. & P. MINKJAN & H. DIRKMAAT, J. (2005). Vereniging voor Agrarisch RENES (red.) (2006, aanvullin- Nederland weer mooi, op weg Natuur- en Landschapsbeheer gen 2010) Handboek naar een natuurlijk en idyllisch De Lieuw, Texel. Cultuurhistorisch Beheer. landschap. Vereniging Landschapsbeheer Nederland Nederlands Cultuurlandschap ANCKER, J.A.M. VAN DEN & (zie ook www.chbeheer.nl). i.s.m. ANWB. P.D. JUNGERIUS (2003). Actualisatie Aardkundige BAKKER, H. DE & J. IUSS (2006). World reference Waarden van de provincie SCHELLING (1976). Systeem base for soil resources 2006, A Drenthe – data, datastructuur, van bodemclassificatie voor framework for international taak en rol van de provincie. Nederland. Pudoc, classification, correlation and Inclusief bijlage met honderd Wageningen. communication. Food and gebiedsbeschrijvingen.- Agricultural Organization of the Rapport Stichting BAKKER, T., H. EVERTS, P. D. United Nations, Rome. Geomorfologie en Landschap, JUNGERIUS, R. KETNER- Ede i.o.v. de provincie Drenthe. OOSTRA, A. KOOIJMAN, C. JANSEN, P. & M. VAN VAN TURNHOUT & H. BENTHEM, (2005). Historische ESSELINK (2003). Preadvies boselementen. Probos i.s.m. Stuifzanden. Expertisecentrum stichting Geldersch landschap LNV, Wageningen. en Gelderse kasteelen. 82 —

JANSEN, P.C., R.H. KEMMERS, KEUNEN, L. & H. RENES (2005). MAES, B. K. LEENDERS, J.A.M P.W.F.M. HOMMEL & S.P.J. ‘’Den wiltgraeff ofte wech van VAN DEN ANCKER & P.D. VAN DELFT (2000). Effecten Wageningen naer Ede…”, res- JUNGERIUS (2011). Inheemse van hydrologische maatregelen tanten van de wildwal aan de bomen en struiken van het tegen verzuring en vermesting oostzijde van de eng van Groene Woud: verrassende op vegetatie, bodem en water Wageningen. Studenten- oude boskernen in een histo- in Groot Zandbrink, evaluatie rapport, Universiteiten risch landschap. na negen jaar. Alterra-rapport Wageningen-Utrecht. Natuurwerkgroep Liempde, 016, Alterra Research, Instituut Liempde. voor de Groene Ruimte, KLEE, M. (2010). Lebensadern Wageningen. des Imperiums. Strassen im STOLZ, C., GRUNERT, J. & S. Römischen Reich. Theiss BöHNKE (2011). Ein Minimal- JONGH, P. DE & P.D. Verlag, Stuttgart. stand der Waldbedeckung wä- JUNGERIUS (2004). De Loonse hrend des Hochmittelalters – en Drunense Duinen op oude LEENDERS, K., p. MAES, p.d. Bespiele aus dem Taunus. kaarten zijn opmaat voor be- JUNGERIUS, h. van den Geographisches Insitut. heervisie. Vakblad Natuur Bos ANCKER & p. de JONGH Universität Mainz In: Landschap 1, 10: pp. 24-25. (2008). Oude bossen en wallen Arbeitskreis Geoarchaologie in Het Groene Woud. Verslag Jahrestagung, Heidelberg 6-8 JUNGERIUS, P. D. & H. VAN van een verkenning najaar Mai 2011. DEN ANCKER (2010). The geo- 2008. In opdracht van morphology and management Innovatieplatform Duurzame SUNZI (circa 500 BC). De kunst of antropogenic earth walls. Meierij en Stichting Het Groene van het oorlog voeren. ProGEO WG Northern Europe Woud in Uitvoering. 2010 Gdansk meeting. WALLINGA, J., A.J. Geological Survey, Poland. VERSENDAAL & A.C. CUNNINGHAM (2011). Luminescence dating report. NCL-2109.

84 —

1 xxxxxxxx 85 5 Houtwallen en historische — beplanting: veldervaringen, herstel en onderhoud Bert Maes, Lex Roeleveld en Robert Ceelen

Wallen werden in het verleden vaak beplant met in de negentiende- en zelfs twintigste eeuw uit bomen en struiken in de vorm van houtwallen of de omgeving zelf werd verzameld. Op landgoe- heggen. Het doel daarvan was om van de wal deren werd meer bedrijfsmatig gewerkt en was een voor mensen of dieren dichte en stabiele af- men ook uit op nieuwigheden op het gebied van scheiding te maken en tegelijk nuttige producten plantgoed. Vooral in het westen van het land, te verkrijgen. Het is goed om ons te realiseren waar de ontbossing al vroeg en ingrijpender aan dat vrijwel alles van bomen en struiken in het de orde was, was import van plantgoed meer verleden werd benut in het huishouden en het algemeen. Door de hoge mate van continuïteit bedrijf van de boer, de molenaar of de land- zijn wallen een belangrijk refugium van inheem- goedeigenaar. Twijgen, stammen, bast, schors, se struiksoorten die zich heel lang spontaan bladeren en vruchten van de verschillende soor- hebben kunnen handhaven. Vooral lichtminnen- ten werden gebruikt en benut, soms voor zeer de struiksoorten zoals Wilde appel, Wilde peer, speciale toepassingen. Daarmee is de nog be- wilde rozen, meidoornsoorten en Wilde mispel staande oudere beplanting van wallen een kost- komen weinig binnen bospercelen voor, maar baar erfgoed en een waardevolle informatiebron wel op de wallen in de bosranden. van ons cultuurhistorische landschap. De waarde van autochtoon genenmateriaal Onze kennis over de samenstelling en histori- wordt inmiddels algemeen erkend en plantsoen sche opbouw van houtwallen en heggen en het van autochtone herkomst heeft zijn weg in kwe- historisch gebruik is thans nog ontoereikend om kerijen, handel en aanplant gevonden. In de af- dit erfgoed op juiste en zorgvuldige wijze te her- gelopen 20 jaar is een aanzienlijk deel van stellen en onderhouden. In dit hoofdstuk willen Nederland geïnventariseerd op autochtone bo- we niet alleen leemten in kennis vaststellen, men en struiken. Diverse herkomsten zijn verza- maar ook handreikingen voor onderzoek, herstel meld voor de Nationale Genenbank, die door en onderhoud geven. Staatsbosbeheer wordt beheerd. Een aantal her- komsten is ook in de “Rassenlijst voor Bomen” opgenomen, zodat betrouwbaar gecertificeerd 5.1 Soortensamenstelling en historische plantgoed op de markt kan worden gebracht. beplanting van houtwallen Overigens vormen de inheemse boom- en struiksoorten nog steeds een kwetsbare groep van onze wilde flora: nog geen 5% van onze 5.1.1 De historische beplanting van landschapselementen bevat nog autochtone bo- wallen men en struiken en zeker de helft van de ca. 100 houtige soorten is zeldzaam geworden of wordt bedreigd (Maes, red. 2007). Met het cultuurhis- Wallen vormen met hun beplanting vaak de torische erfgoed van bomen en struiken is het, oudste elementen van een bos of landschaps- voor wat betreft het niet-autochtone plantgoed, element. Door hun functie als veekering, invang niet veel beter gesteld. De aandacht daarvoor is van stuifzand, onderdeel van een bevloeiings- wel groeiend. Zo heeft het Nationale Linden- weide, akker of schootsveld, waren ze eeuwen- arboretum te Winterswijk een aantal historische lang van groot belang en zijn ze lang behouden variëteiten van de Hollandse linde (Tilia x euro- gebleven. En daarmee is de beplanting vaak paea) uit de zestiende tot achttiende eeuw in aanzienlijk ouder en authentieker dan de omge- haar collectie opgenomen (Maes 2011; medede- ving. De aangeplante of spontaan gevestigde ling Van den Brandhof, 2011). bomen op de wal, in de vorm van opgaande bo- men, hakhout of spaartelgen, vertegenwoordi- gen een waardevol cultuurhistorisch en gene- 5.1.2 Historisch gebruik van houtwallen tisch erfgoed. Het zijn belangrijke elementen van de kwekerijgeschiedenis of van belang als au- tochtoon genenmateriaal. Dat laatste speelt Veel wallen die we nu zien zijn beplant met hak- vooral in het boerenland waar plantgoed tot ver hout, vaak uitgegroeid hakhout of spaartelgen.

Afb. 5.1 Houtwallen langs de Leuvense Beek op de Veluwe met uitgegroeid hakhout van Beuk, Es en de zeldzame Fladderiep. Soorten die vroeger een veelvoudig gebruik en nut hadden. Hier is beheer thans nauwelijks aan de orde. 86 —

Afb. 5.2 Ontginningswal uit 1790 met oorspronkelijke uitgegroeide beukenhaag (Remmerstein, Utrechtse Heuvelrug). De beuken zijn in aanleg ingeplant in het talud van de wal. Bij inboet bij recent herstel werden jonge beuken echter foutief boven op de wal geplant.

Afb. 5.3 Vlechtsporen in beuken op een wildwal langs het Reichswald bij Groesbeek. Een groot gedeelte van deze wild­ wal is enkele jaren geleden rigoureus gesnoeid waardoor veel beuken dood zijn gegaan en vlechtrelicten zijn verdwenen. 87 —

Afb. 5.4a,b Elzenwallen in de Mieden met de zeer zeldzame Schijnviltroos (rechts). Lichtminners raken hier in de knel door de aanleg van nieuwe bospercelen en de schaduwrijke begroeiing.

Na ca. 1880, als het hakhout merendeels in on- boom- en struiksoorten terug van het elders na- bruik raakt, wordt het als spaartelgen beheerd of genoeg verdwenen hardhoutooibos. Overigens worden opgaande bomen geplant. Jongere ont- is het vaststellen van de ouderdom van wallen ginningswallen hebben vrijwel steeds opgaande en hun beplanting niet eenvoudig. In een enkel bomen op de wallen. In natte terreinen is hak- geval zijn ontginningsdata bekend zoals van en knothout van elzen en essen vaak langer wallen bij Remmerstein uit ca. 1790, met nog de doorgegaan. Bij wallen met greppels en sloten originele uitgegroeide beukhaag, of de wallen zien we het hakhout in de slootkanten of walta- van ‘Wallenburg’ met uitgegroeid hakhout van luds met daarbij opgaande bomen op de wallen. zomereiken uit ca. 1800. Beide walcomplexen Ook combinaties met heggen komen voor. staan op de Utrechtse Heuvelrug.

In feite waren bosranden met houtwallen vroe- ger tamelijk gereguleerd opgezet, duidelijk met 5.1.3 Soortensamenstelling en de bedoeling om zonder prikkeldraad (dat pas beplantingswijze van houtwallen na ca. 1920 echt in zwang komt), vee en wild, in dan wel uit bos, weiland of akker te houden (Roeleveld & Gielen 2006). Door de complexiteit We laten hier enkele voorbeelden zien van wal- van de wallen met greppels en sloten waren er len en hun specifieke begroeiing en beplantings- goede mogelijkheden voor spontane vestiging wijze in verschillende delen van het land: de van vooral besdragende struiksoorten. Engelse Mieden (Noord-Friesland en Groningen), onderzoekers menen zelfs de ouderdom van Drenthe, Twente, en Zeeland. heggen te kunnen bepalen aan de hand van het aantal houtige soorten. Die gedachte is onge- Wallen van De Mieden of de Noordelijke Friese twijfeld te simplistisch, maar helemaal onzin is Wouden (Maes & Van Loon 2010). het idee niet. Zo zien we in het oude De Mieden is een wallengebied bij uitstek. Met Maasheggenlandschap bij Boxmeer vrijwel alle maar liefst 4000 (!) kilometer hebben we hier het 88 —

Afb. 5.5 Houtwallen bij de Hoge Venterink onder Oldenzaal. Een bijzondere genenbron van o.a. Winterlinde, Tweestijlige meidoorn, Wilde mispel, Ruwe iep, Spaanse aak en Hulst. De oude hakhoutstoven zijn tot opgaande woudreuzen uitgegroeid.

grootste houtwallen- en houtsingelcomplex van weelroos, Heggen roos, Schijnheggen roos, de het land. Het gebied maakt onderdeel uit van ont- Egelantier, de Groot vruchtige meidoorn, ginningen die in de elfde tot de veertiende eeuw Tweestijlige meidoorn, Bastaardmeidoorn, naast plaats vonden (Brinkkemper et al. 2009). De be- karakteristieke soorten als Gelderse roos, Geoorde planting van de wallen bestaat uit uitgegroeide wilg, Kraakwilg en Zwarte bes. De interessante meidoorns en deels nog functionerend hakhout soorten zijn klein in aantal maar tevens ook de van Zwarte els, Es, Zomereik en Zachte berk. kwetsbare lichtminners. Hoe interessant en waar- Vooral in de zandige delen zijn de wallen opmerke- devol het gebied ook mag zijn, er is nog maar be- lijk hoog, waarbij eiken en elzen als hakhout in of perkte kennis van de samenstelling van de hout- op het talud zijn ingeplant. Op de lagere en natte wallen en heggen in eigendom van particulieren en delen zijn de houtsingels gecombineerd met sloten Staatsbosbeheer. Een groot deel wordt in stand en zijn de wallen laag of ontbreken. De ouderdom gehouden door hakhoutbeheer en inboeten. Door van de beplanting laat zich niet alleen door het het creëren van open moeras gebieden zullen er traditionele beheer aflezen, maar ook door allerlei ook houtwallen en heggen verdwijnen struiksoorten die er zich spontaan hebben geves- (Brinkkemper et al. 2009). Door bosaanplant tot tigd in de loop van de tijd. Het is de noordelijkste tegen de houtwallen komen lichtminners op ter- groeiplaats in ons land van o.a. de Tweestijlige mijn in de knel. Over de wijze van onderhoud van meidoorn. De houtwallen hebben een beplanting de wallen, hervatting van hakhoutbeheer, afvoer die precies bij de zandige, venige of kleiige bodem van snoeihout, al dan geen begrazing met schapen past. Van enkele soorten zoals de Zwarte els, Es, of ander vee en over nieuwe aanplant en natuur- Zomereik, Hulst en Eenstijlige meidoorn zien we er ontwikkeling is nog discussie. grote autochtone populaties. Interessant zijn vooral de begroeiingen op kleihoudende bodems, Wallen in Twente en Drenthe die overigens nog maar voor een deel in kaart zijn Op het gebied van inheemse bomen en struiken gebracht. Er groeien daar onverwacht zeldzame behoren en Drenthe tot de rijke struiksoorten: de Viltroos, de Schijnviltroos, de genen brongebieden in ons land. Soorten die el- Berijpte viltroos, de Schijnhondsroos, Kale stru- ders zijn verdwenen komen hier geregeld en 89 —

Afb. 5.6 Drentse Aa, Holtstukken. Wal met opgaande Zomereiken uit ca.1880 en oudere soortenrijke struiklaag eronder.

soms in grote aantallen voor: Wegedoorn, en houtwallen te vinden. In de kruidlaag zijn di- Tweestijlige meidoorn, Grootvruchtige mei- verse oudbossoorten aanwezig die hier op de doorn, Winterlinde, Ruwe iep, Zwarte populier hoge ouderdom van de wallen wijzen. Het res- en allerlei wilde rozensoorten. En ze staan voor tant voormalig lindehakhout is al heel lang niet een belangrijk deel op wallen. Wallen als veeke- meer zijn gehakt en tot hoge bomen uitgegroeid. ring, landweer of als onderdeel van voormalige Tussen het lindehakhout zijn later, rond 1900, vloeiweiden, zoals bij het Smoddebos onder Zomereiken aangeplant. Van de lindepopulatie Oldenzaal. Zeldzame boomsoorten als is er genenmateriaal verzameld voor zowel de Winterlinde en Ruwe iep hebben in Twente de Nationale genenbank te Dronten als het tijd overleefd op wallen, als hakhoutboom, als Lindenarboretum te Winterswijk. spaartelg of als knotboom. De meeste linden in Twente, zoals de leilinden voor de boerderij, zijn In Drenthe is het Drentse Aa-gebied een fantas- Hollandse linden, hybriden van de Zomer- en tisch houtwallen- en heggengebied, met een af- Winterlinden. In Twente treffen we in het oude wisseling van opgaande bomen, knotbomen en cultuurlandschap ook de Winterlinde aan, een daaronder vaak meidoornheggen die gevarieerd van de inheemse voorouders. zijn met allerlei soorten wilde rozen, Wilde kar- dinaalsmuts, Wilde appel, Wegedoorn, Geoorde We noemen twee voorbeelden: allereerst de wilg en Gelderse roos. Op de natte stukken werd wallen van de Hoge Venterink onder Oldenzaal. vanouds Zwarte els en Es gehakt en geknot, De Hoge Venterink bestaat eigenlijk uit houtwal- maar ook allerlei wilgensoorten waaronder de len in een klein beekdal die rijk zijn aan autoch- Amandelwilg en Kraakwilg. Kraakwilg komt hier tone populaties van inheemse bomen en strui- ook als lage knotboom voor met door de ouder- ken waaronder Winterlinde, Zwarte els, Gewone dom grillige stamvormen. Belangrijk is om bij vogelkers, Wilde kardinaalsmuts, Tweestijlige het onderhoud de opbouw van de houtwallen meidoorn, Ruwe iep, Spaanse aak en de archeo- goed in beeld te hebben. Ze laten op prachtige fytische Wilde mispel. De laatste is een middel- wijze een stuk gebruiksgeschiedenis en cultuur- eeuwse introductie, maar alleen in oude bossen historisch erfgoed zien. Bij samengestelde hout- 90 —

Afb. 5.7a, b Heg in de Goese Poel bij Goes (Zuid-Beveland): De oorspronkelijke meidoorns staan laag ingeplant op het taluds. De nieuwere zijn abusievelijk op het talud geplant (boven). Onder: Een oude heg is geheel overgroeid met Koebraam. De lichtminnende meidoorns en wilde rozen leggen het loodje. 91 —

Afb. 5.8 Wilde appel (tweestammige boom, rechts in beeld) in het Otterlose Bosch, mede dankzij de aanwezigheid van de enorme stuifwal aldaar. Links de voet van de stuifwal. wallen is de hegcomponent soms minder her- staan lager in het talud en slootranden ingeplant kenbaar en wordt bij herstelmaatregelen over en worden of werden onderhouden als hakhout. het hoofd gezien en soms zelfs verwijderd. Een De heggen en het hakhout komen ook gezamen- probleem is het achter laten van snoeihout, lijk voor. Recente inboet van de heggen is cultuur- waardoor een eenzijdige begroeiing van bramen historisch abusievelijk overal bovenop het talud in en brandnetels ontstaat. plaats van in het talud. De heggen van de Goesse Poel worden merendeels niet meer gesnoeid en De Goese Poel op Zuid-Beveland worden hier en daar volledig ingepakt door bra- Het reservaatgebied De Goesse Poel is een van de men, vooral de metershoge Koebraam. Ofschoon laatste heggengebieden in Zeeland. Door oorlog, de Koebraam hier bijzonder is vanwege zijn are- inundatie en schaalvergroting in de landbouw is aalgrens, is de cultuurhistorische schade aan de er weinig van het vroegere kleinschalige land- oude heggen groot en dreigt alleen maar toe te schap overgebleven. De Goesse Poel is een hoge nemen. Of deze schade acceptabel is in ruil voor uitzondering. Het oorspronkelijk agrarische ge- nieuwe natuurwaarde valt hier te betwijfelen. bied bestaat uit enkele kleine en grote complexen van heggen, die deels op wallen staan, rondom Ofschoon er over wallen in relatie tot de histori- graslandpercelen. Sommige graslanden zijn in ak- sche beplanting enkele regionale studies zijn ver- kers omgezet. De heggen bestaan uit Eenstijlige schenen, is onze kennis nog erg gering. Uit eerder meidoorn, met een menging van o.a. Gladde iep, genoemde voorbeelden blijkt dat er verspreid in Wilde liguster, Sleedoorn, Kruisbes, Hondsroos, het land originele beplanting is te vinden uit ver- Heggenroos, Beklierde heggenroos en bramen- schillende tijdslagen. Die beplanting geeft een soorten. De Koebraam bereikt hier zijn areaal- belangrijk cultuurhistorische beeld zowel van de grens. De oudere meidoorns kunnen, evenals de wijze van aanplant, de wijze van beheer en het meeste andere struiksoorten, als autochtoon soort plantgoed zelf. De belangstelling voor deze worden beschouwd. Ze staan hier karakteristiek cultuurhistorie is gelukkig groeiende evenals de hoog in het talud ingeplant. Zwarte els en Es vraag naar verantwoord herstel en onderhoud. 92 —

Afb. 5.9a, b Boven: Oude boswallen gekapt t.b.v. vlinderbeheer waarbij de zeldzame Spaanse aak verdween (Midden-Brabant, Heerenbeek); onder eik gekapt t.b.v. beheer Vliegend hert (Mandermaten, Twente). 93 —

Afb. 5.10 Kap van Zomereik (voormalig hakhout) t.b.v. Vliegend hertbeheer. Het achterlaten van takhout gaat ten koste van de karakteristieke kruid- en struiklaag (Mandermaten, Twente).

planten. Na een ingrijpende maatregel is nazorg 5.2 Herstel en onderhoud van houtwallen gedurende een of meer jaren noodzakelijk.

Door gebrek aan soortenkennis worden regel- In het tweede deel van dit artikel behandelen we matig zeldzame en bedreigde soorten gekapt. Zo persoonlijke ervaringen in het herstel (behoud) worden steeds meer bomen en struiken gekapt van bomen en struiken op houtwallen. Aan het ten behoeve van bepaalde organismegroepen slot van dit deel worden enkele aandachtspun- zoals vogels, zoogdieren, hagedissen, vlinders of ten genoemd die van grote invloed zijn op de het Vliegend hert. Ook bij hakhoutbeheer is het kwaliteit en efficiëntie van onderhouds- en her- zaak om zeldzame soorten te sparen en vrij te stelmaatregelen. Dit artikel behandelt niet het stellen. Interessant is dat veel zeldzame boom- herstel van wallichamen. en struiksoorten lichtminners zijn. Door concur- rerende soorten te kappen kunnen ze vrijgesteld worden. Genoemde faunagroepen hebben hier 5.2.1 Soortensamenstelling en ook baat bij. Een meer geïntegreerde werkwijze, beplantingswijze waarbij eerst zoveel mogelijk kennis van de be- treffende houtwal wordt vergaard, is daarvoor noodzakelijk. Deze werkwijze is bij de huidige De beplanting op houtwallen bestaat door ge- toename van de vraag naar hout, des te meer brek aan onderhoud vaak voornamelijk uit op- van belang. Het is immers verre van denkbeeldig gaande bomen en sterk uitgegroeide hak- dat er gekapt zal worden zonder dat daarbij re- houtstoven. Voor herstel is een forse dunning kening gehouden wordt met de belangen van van het boombestand soms nodig om enerzijds flora en fauna. Thans is dump van snoeihout in een nieuwe onderhoudscyclus te kunnen starten de houtwal en bosrand nog vaak de regel, wat en anderzijds struiken en bomen aan te kunnen tot verarming van de biodiversiteit leidt. 94 —

Afb. 5.11a, b Boven complexe houtwal in Drentse Aa-gebied met knotbomen, hegrestanten, hakhout en spontane struiklaag; onder gehakte heg- en struiklaag waarbij het cultuurhistorische beeld en karakter goeddeels is verdwenen. 95 —

c.q. geoogst. Veelvoorkomende beheervormen zijn: opgaande bomen en knotbomen, hak- houtstoven en gevlochten struiken. De lengte van de onderhouds-/oogstcycli varieerde met de aard van het product/functie: brandhout voor de kachel of bakkersoven, bouwhout, loof voor het vee, het ondoordringbaar houden van de heg e.d.. Op één enkele wal was dus sprake van uit- eenlopende beheervormen en onderhouds-/ oogstcycli. Deze zullen in de loop van de tijd ook steeds veranderd zijn.

In oude houtwallen treffen we markante, monu- mentale bomen en struiken aan. In veel gevallen is er sprake van ernstig achterstallig onderhoud en rijst de vraag ‘wat te doen?’. Een te enthousi- aste snoeibeurt zou het einde van de betreffende boom of struik kunnen betekenen. Met praktijk- voorbeelden willen we de afwegingen, keuze van herstelmaatregelen en de resultaten ervan tonen.

De knotboom Monumentale knotbomen zijn tot de verbeel- ding sprekende landschapselementen. Afb. 5.12 Uitgegroeid 200 jarig hakhout en spaartelgen Knotbomen die lang niet meer zijn geknot, zijn op de Grebbelinie in het kader van “herstel” deels soms nauwelijks als zodanig te herkennen. In omgehakt (2011). De fraaie historische beplanting is hier andere gevallen gaat het duidelijk om een knot- ten onrechte bosbouwkundig geïnterpreteerd en als boom maar zijn de takken zo dik dat het de dunning uitgevoerd. Het lager in het talud staande vraag is of de boom na een knotbeurt nog zal hakhout van Es en Zwarte els had juist wel gehakt uitlopen. Een drietal opties voor herstel wordt moeten worden, met afvoeren van het snoeihout. hieronder aangestipt;

a. Knotten In de bovengenoemde voorbeelden van Veel bomen met achterstallig onderhoud kun- Remmer stein, de Goese Poel en Drentse Aa blijkt nen nog worden geknot zonder het risico te lo- de onvoldoende kennis van de cultuurhistori- pen dat ze niet meer zullen uitlopen. De takken sche parameters. Zowel bij de wijze van aanplant dienen niet te dicht op de knot afgezaagd te als de keuze van het plantgoed gaat het mis. Zo worden om voor voldoende slapende knoppen is de historische beplanting van de Grebbelinie te zorgen. Een enkele keer wordt ook een boom bij een recente “restauratie” onherstelbaar be- met ernstig achterstallig onderhoud in geknot schadigd door het kappen van tientallen waar- ook al is er een kans is dat de boom dit niet devolle bomen. Deze voorbeelden zijn met vele overleeft. Hiertoe besluiten we bijvoorbeeld bij aan te vullen. holle bomen die door hun zware takken waar- schijnlijk zullen omvallen of breken. De reguliere frequentie van knotten is 5-6 jaar voor wilgen, 5.2.2 Herstel van oude bomen en struiken essen, haagbeuk en Spaanse aak en 6-8 jaar voor eiken.

Er zijn, zoals eerder aangegeven (zie ook: b. Gefaseerd knotten Boosten et al. 2011), vele vormen van houtwallen Wanneer het achterstallig onderhoud zo langdu- met uiteenlopende functies en beplantingen. De rig is dat er een redelijke kans bestaat dat een verschillende soorten bomen en struiken werden knotboom het afzetten van de zware takken daarom op uiteenlopende wijze onderhouden mogelijk niet zal overleven, kan gefaseerd knot- 96 —

Afb. 5.13a, b Gefaseerd knotten van een zomereik in de Maasheggen bij Oeffelt met hergroei na het eerste seizoen. Na 2 jaar zal de andere helft worden geknot.

Afb. 5.14 Zomereik in de Maasheggen bij Oeffelt. Voorbeeld van een boom die niet meer geknot zal worden vanwege het risico van afsterven.

ten uitkomst bieden. We kiezen er voor om in de takken gehandhaafd om voor voldoende sla- deze gevallen met een tussenpauze van 2 jaar, pende knoppen te zorgen. Na een gefaseerde telkens één zijde van een boom te knotten. Zo knotbeurt kan een boom, indien deze goed is kan bezien worden of er jong schot ontwikkelt. uitgelopen, om de 5 - 8 jaar worden geknot. Een andere wijze van gefaseerd knotten is om bij de eerste snoeibeurt enkele zware takken te la- c. Niet meer knotten ten staan en deze 2 jaar later, als de boom vol- Bijgaande foto’s (afb. 5.13a, b en 5.14) tonen bo- doende nieuw lot heeft, af te zagen. Bij het za- men en Zomereik met dermate dikke takken dat gen wordt minimaal 10-20 cm van de basis van het risico groot is dat het knotten de bomen fataal 97 —

Afb. 5.15 Hervat hakhoutbeheer op zandwal bij Ommen (Vilsteren). Overdadige opslag van o.a. Amerikaanse vogelkers, Reuzenbalsemien en wildvraat leiden tot het afsterven van hakhoutstoven. Zonder nazorg kunnen herstelmaatregelen een averechts effect sorteren. zal worden. In grote delen van het projectgebied op hun terreinen bomen nog langer doelwit zijn (de Maasheggen) zijn oude knotbomen een zeld- van de snoeilust van boeren, particulieren of zaamheid geworden. Het risico dat een of meer boomverzorgende bedrijven. De landschappe- takken te zijner tijd uitscheurt bestaat, maar lijkt lijke waarde van deze bomen wordt door onno- ons in deze gevallen minder ernstig dan het niet dig opkronen en de steeds meer toegepaste meer uitlopen van de boom. De landschappe- kroonreductie, vaak geweld aangedaan. Door de lijke waarde is zo groot dat het behoud van de steeds meer toegepaste kroonreductie, waarbij boom belangrijker is dan zijn beheervorm. ook grotere vitale kroonstammen worden afge- Dergelijke gezonde, goed ontwikkelde knotbo- zaagd, neemt het gevaar voor inrotting toe. men kunnen voortaan als opgaande boom be- heerd worden. De hakhoutstoof Een objectieve beoordelingsmaat is moeilijk aan Hakhoutstoven zijn vaak uitgegroeid tot meer- te geven. We gaan, bij wijze van indicatie, uit van stammige bomen. Veel voormalig hakhout, ook takken van minimaal 25 cm doorsnede maar dit dat op houtwallen, is op spaartelgen gezet en is ondermeer afhankelijk van de soort en de vi- wordt als opgaande bomen beheerd. Behoud taliteit van de boom. Bij gelijke dikte van takken van hakhout op houtwallen zorgt voor een even- is het risico dat de bomen niet meer zullen uitlo- wichtige opbouw van boom en struiklaag. De pen bij eiken groter dan bij essen. gemaakte afwegingen voor het achterstallig on- derhoud van hakhout zijn vergelijkbaar met die We willen hier een lans breken voor het niet op- voor knotbomen. kronen van (oude) bomen met grote landschap- pelijke waarde. Bomen met een lage vertakking a. Terugzetten worden een zeldzaamheid in Nederland waar In de meeste gevallen kunnen de stammen, ook bomen niet hoog genoeg kunnen worden opge- als ze fors zijn, zonder veel risico teruggezet kroond. In het bijzonder terreinbeherende na- worden. Wel moet bij dikkere stammen 10 - 30 tuurorganisaties zouden moeten voorkomen dat cm boven de stoof gezaagd worden om er voor 98 —

te zorgen dat voldoende slapende knoppen be- takken kunnen per streek verschillen, afhankelijk waard blijven. Reeën vormen voor het succesvol van ondermeer de functie van de heg of houtwal uitlopen van eikenhakhout een grote bedreiging. en de kenmerken van akkerbouw en veeteelt in De jonge eikenloten zijn geliefd bij deze dieren de betreffende streek in vroeger tijden. die de uitlopende eikenstoven niet met rust la- Vlechtsporen zijn bijzondere groene monumen- ten. Wanneer hiertegen geen maatregelen wor- ten, de laatste sporen van een eeuwenoud am- den genomen, bijvoorbeeld door het afdekken bacht waarvan het gebruik in Nederland nog van de stoven met takkenbossen of tijdelijk uit- maar kort erkend wordt. De vitale exemplaren rasteren van het perceel, zullen de eikenhak- en de beplanting (houtwal, heg) waarvan ze deel houtstoven afsterven. Nazorg na terugzetten is uit maken, dienen daarom zoveel mogelijk be- geboden voor de bestrijding van Amerikaanse houden te worden De door ons voorgestelde vogelkers die het eikenhakhout gemakkelijk ver- herstelmaatregelen lopen uiteen. Mogelijkheden dringt. Ook berk is soms een te sterke concur- worden hieronder aan de hand van enkele voor- rent. In bepaalde gevallen, vooral op de arme beelden geschetst. zandgronden, kan daarom beter gekozen wor- den voor het in stand houden van opgaand bos a. Vlechtsporen op veedreef of spaartelgenbos, omdat het hakhout alleen Op een veedreef bij Roden (Drenthe) staan en- tegen hoge kosten beheerd kan worden. Bij een kele eiken en essen met enorme horizontale ar- grote populatie van wilde zwijnen, zoals plaatse- men. De tot bomen uitgegroeide struiken zijn lijk op de Veluwe, kan ook grote schade gebracht vitaal. Voor het behoud van de vlechtsporen worden aan wallen, het bodemarchief en de be- hoefde er met deze bomen weinig te gebeuren. planting. Het afzetten van verticaal uitgegroeide takken op de vlechtsporen vermindert het gewicht en b. Gefaseerd terugzetten zorgt voor betere herkenbaarheid van het Ook het onderhoud aan een lang niet terugge- vlechtspoor. Het verlengen van gevlochten tak- zette hakhoutstoof brengt het gevaar met zich ken door jonge scheuten in te kappen levert zel- mee dat de stoof de zware snoeibeurt niet zal den een mooi resultaat op en raden we om deze overleven. Evenals bij knotbomen kan bij twijfel- reden meestal af. De houtwal diende voldoende gevallen besloten worden om de uitgegroeide gedund te worden om de bomen met vlechtspo- stammen gefaseerd, met een rustperiode van 2 ren ruimte te geven. Jonge struiken zouden jaar, terug te zetten. daarbij wel gevlochten kunnen worden.

c. Niet terugzetten b. Vlechtspoor op rand es Vitale, sterk uitgegroeide stoven kunnen ook als Op de steilrand van essen (strikt gezien geen opgaande bomen onderhouden worden. houtwal) zijn hier en daar fraaie voorbeelden Redenen hiervoor kunnen zijn: een te groot ri- van gevlochten meidoornstruiken te vinden. Niet sico op niet uitlopen, een markante vorm, het verwaarlozing maar te intensief en vooral ver- accentueren van een bijzondere plaats op een keerd onderhoud vormen vaak een ernstige be- houtwal of het behoud van een oogstboom voor dreiging voor het behoud van deze oude heggen zaad van autochtone herkomst die de komende ( met vlechtsporen). Het verwijderen van over- jaren niet gemist kan worden. woekering en terugzetten van vlieren, inboeten van gaten en het geleidelijk laten uitgroeien van Het vlechtspoor de heg tot een knip-/scheerheg van robuuste af- Op diverse typen houtwallen werd vroeger ge- metingen (1,2-1,5 meter hoog en 1,5 meter breed vlochten om ze ondoordringbaar te maken voor na een knipbeurt) zijn de belangrijkste maatre- wild, vee en/of mensen. Net als in heggen heeft gelen om deze heggen met vlechtsporen te be- het vlechten op houtwallen sporen achter gela- houden. Machinaal snoeien van de heg dient ten in de vorm van horizontale, ingekapte of ge- met vingerbalk of cirkelzaag te gebeuren. bogen takken. In heggen zijn de vlechtsporen te Gebruik van een klepelmaaier wordt sterk afge- vinden in meidoornstruiken en soms essen. In raden. Jonge scheuten aan de basis van de strui- houtwallen zijn de indrukwekkendste vlechtspo- ken, en eventueel aanwezige jonge, recent inge- ren te vinden in essen, eiken en soms ook beu- boete struiken of jonge opslag kunnen, op ken. De vorm en dichtheid van de gevlochten vergelijkbare wijze, gevlochten worden. 99 —

Afb. 5.16 Immens vlechtspoor op veedreef bij Roden (Drente)

Afb. 5.17 Oude gevlochten meidoornheg op akkerrand bij Epse (Gld.). Bij herstelwerkzaamheden worden als demonstratie jonge scheuten gevlochten (Foto Valentijn te Plate, Vereniging Nederlands Cultuurlandschap). 100 —

c. Vlechtspoor rand boswal houtwallen gevlochten en valt de vlechtstijl goed In een struweelheg aan de rand van een boswal te bestuderen (Devon County Council and The zijn vlechtsporen te vinden in de meidoornstrui- Devon Hedge Group 1998). Op Wallhecken in ken. De heg wordt deels overschaduwd door de Duitsland werd in het verleden gevlochten (‘ge- uitgegroeide bomen op de boswal. Zoals vaak knickt’; Müller 1989; 2012). Het vlechten heeft het geval, zijn de vlechtsporen zwak, de takken ecologisch, landschappelijk en cultuurhistorisch deels vergaan. De oplossing waarvoor we geko- veel te bieden. Het draagt bovendien bij aan het zen hebben om de heg te revitaliseren en de behoud van het wallichaam doordat bij herstel sporen zo lang mogelijk te behouden is: van het wallichaam de grond uit de greppel ma- het kappen van bomen en afzetten van hak- chinaal achter de gevlochten rand op het wal- houtstoven op de boswal om zodoende de lichaam gelegd kan worden. Het is een vorm van beplanting op de wal te herstellen en de licht- landschapsonderhoud die sterk tot de verbeel- concurrentie met de heg te verminderen. ding van het publiek spreekt en de inzet van vrij- het toepassen van machinale vormsnoei op de willigers in landschapsonderhoud kan stimule- heg, daarbij gebruikmakend van een met cir- ren. Dit wordt bijvoorbeeld geïllustreerd door de kelzagen uitgeruste tractor, afzetten van vlie- geweldige belangstelling voor het jaarlijkse ren en het inboeten van gaten met autoch- Nationaal Kampioenschap Maasheggenvlechten toon haagplantsoen (Ceelen & Roeleveld, i.v. in Boxmeer (www.hegenlandschap.nl) en de be- 2012). langstelling voor heggen waarin dat resulteert. Aan de vlechtsporen is niets gedaan. Behoud van de oude vlechtsporen is gekoppeld aan het revi- taliseren van de heg. 5.2.3 Over kennis en uitvoering

De precieze wijze van het vlechten van struiken en jonge bomen op houtwallen in Nederland is De geschetste maatregelen voor het herstel en niet bekend. Oude documenten geven geen ge- onderhoud van historische landschapselemen- detailleerde informatie over de techniek van het ten zijn, zoals beschreven in Boosten et al., 2011, vlechten en er lijken geen mensen meer te leven het sluitstuk van een proces van: weten wat je die nog kunnen vertellen over het vlechten op hebt, wat je er mee wilt en hoe dat te realiseren. houtwallen. In Engeland wordt regionaal nog op Het is een logische reeks bestaande uit grote en

Afb. 5.18 Vlechtsporen van meidoorn in de Maasheggen bij Oeffelt. 101 —

kleine stapjes waaruit we 3 elementen naar vo- wegwerken van achterstallig onderhoud van ren willen halen waarvan we vinden dat deze ex- soms eeuwenoude elementen als houtwallen is, tra aandacht behoeven. hoe we het ook wensen of keren, maatwerk. De uitvoering is het slotakkoord waarin bepaald Veldkennis en visie wordt of het eindresultaat goed en duurzaam is. De eerder beschreven voorbeelden van verkeer- de soortenkeuze of plaats van aanplant van bo- Geïntegreerde aanpak men en struiken op wallen zijn een illustratie van Genoemde elementen worden nader ingevuld in hoe we er naast kunnen zitten als herstelmaat- een project ter herstel van het Maasheggen gebied regelen niet gebaseerd zijn op voldoende (actu- in Oost Brabant. Om de beperkte beschikbare ele) veldkennis. We pleiten daarom in de eerste middelen effectiever en efficiënter dan voorheen plaats voor het uitvoeren van veldinventarisa- in te kunnen zetten, heeft Staatsbosbeheer in ties. Dit is thans nog vrijwel nergens het geval. samenwerking met de Stichting Heg & Landschap Bij voorkeur dient er een gedetailleerd onder- (2010) gekozen voor een geïntegreerde aanpak. zoek plaats te vinden, maar een quick-scan kan Door middel van veldinventarisaties worden een praktische oplossing bieden. Op basis van landschapselementen en het noodzakelijke ach- de landschappelijke, cultuurhistorische en ecolo- terstallige of reguliere onderhoud digitaal vast- gische kenmerken en de conditie van een ele- gelegd. Hierbij wordt rekening gehouden met de ment, en de visie voor de ontwikkeling van de ontwikkelingsvisie voor het gebied. Het onder- landschapselementen, dient per element vast- houd wordt gepland door middel van het digi- gesteld te worden welke herstelmaatregelen en tale managementprogramma. Bij de aanbeste- eventuele nazorg nodig zijn. Geen standaardop- ding worden de kwaliteitseisen, ondermeer met lossing maar per element vaststellen hoe het behulp van foto-illustraties, op bestekniveau opgeknapt dient te worden. De sterk gestegen aangegeven. Toezicht op de uitvoering van het prijs voor (snoei)hout maakt het vaststellen van onderhoud in het veld is geregeld. De onder- een visie en doelen des te belangrijker. Het is im- houdsresultaten worden in het digitale onder- mers niet denkbeeldig dat het noodzakelijke on- houdsprogramma verwerkt zodat de onder- derhoud uitloopt in kaalslag door grootschalige, houdsplanning kan worden bijgewerkt. Het niet selectieve houtoogst van houtwallen. onderhoud gaat dan ook van achterstallig naar regulier. Met deze geïntegreerde aanpak is in Begeleiding bij onderhoud 2010 een begin gemaakt. Het tweede punt, dat in de eerder genoemde publicatie overigens niet genoemd wordt, is be- geleiding bij de uitvoering van het onderhoud. In 5.3 Conclusies de praktijk is dit, alle voorafgaande investerin- gen ter voorbereiding te spijt, vaak niet goed (genoeg). Herstel van cultuurhistorische land- In verschillende delen van Nederland zijn hout- schapselementen is maatwerk en dient met zorg wallen te vinden. De variatie is groot in leeftijd, en toewijding te gebeuren. Naast de precieze in- gebruiksdoel, vorm en soortensamenstelling. structies over de opdracht, de inzet van bepaal- Wallen herbergen vaak de oudste beplanting van de machines, terreinomstandigheden e.d. maakt het cultuurlandschap, zijn daardoor een refu- een goede begeleiding van aannemers op de gium voor inheemse, soms zeldzame boom- en werkplek het verschil. struiksoorten. Vaak is er echter sprake van ach- Vrijwilligers spelen een steeds belangrijker rol in terstallig onderhoud waardoor opgaande bo- het landschapsonderhoud. Ook al is hun inzet men de houtwallen gaan domineren en de soor- vrijwillig en tegen minimale kosten, toch vereist tensamenstelling verschraalt en de hun inzet eveneens (of wellicht ‘juist wel’) de no- cultuurhistorische en landschappelijke waarden dige begeleiding om zeker te zijn van een goed afnemen. De belangstelling voor houtwallen en eindresultaat. de inspanningen om deze te herstellen en be- houden groeit. Er bestaan nog leemtes in kennis Beide genoemde punten lijken trivialiteiten over en herstel van dit landschapselement. Op maar zijn dat in de praktijk van het landschaps- basis van onze ervaringen opgedaan in veldin- onderhoud in onze ervaring beslist niet. Het ventarisaties en het herstel van de begroeiing op 102 —

houtwallen trekken we de volgende conclusies: however, many of them have turned into lines of Het herstel en behoud start met het inventari- trees as a result of lack of management. Due to seren van de karakteristieke boom- struik en their great age these hedges are a gene pool and kruidlaag, en faunagroepen en het vastleggen an important source of native plants of local van de cultuurhistorische karakteristieken van provenance. This article describes what we know de houtwal (opgaande bomen, spaartelgen, about the species composition and past use of hakhout, knotbomen, hegrestanten, vlecht- the trees and shrubs on hedge banks and recent sporen). experiences in conserving them. Vervolgens dienen op basis van de visie op de gebiedsontwikkeling doelen gesteld te wor- The composition and spatial distribution of den: ecologische (bepaalde flora of fauna- woody species on the banks are described for groepen), cultuurhistorische, landschappelijke different parts of the Netherlands. Despite the en actuele of nieuwe gebruiksdoelen. dominance of trees some are remarkably rich in Per element een streefbeeld en passende her- woody species. Hedges are today a refuge for stelwerkzaamheden vaststellen op basis van rare species like Rosa tomentosa (Harsh Downy- de gestelde doelen en de resultaten van de rose), Crataegus x macrocarpa (Midland veldinventarisatie. Met streefbeeld wordt hier Hawthorn x Large sepalled Hawthorn) and niet een landschaps-esthetisch streefbeeld Ulmus laevis (European White-elm). The few bedoeld, maar een streefbeeld gebaseerd op studies as yet available give an insight into the landschappelijke, ecologische en cultuurhisto- way the banks were planted, used and managed rische kenmerken. In de visie op gebiedsont- in past times. wikkeling geeft de eigenaar/beheerder de ba- lans tussen deze kenmerken aan. The second part of this article presents results Fasering van achterstallig onderhoud is soms on the conservation and restoration of woody op elementniveau en altijd op gebiedsniveau species on hedge banks. Lack of knowledge cau- belangrijk. ses wrong decisions. Examples of poor practice Rekening houden met autochtone bomen en include removing rare species when thinning, struiken als mogelijke oogstbomen of –strui- planting inappropriate species, planting in the ken. Bij aanplant uitgaan van plantsoen van wrong place and failure to take account of the autochtone herkomst en rekening houden historic importance of banks and their some- met cultuurhistorisch plantgoed (dat kunnen times ancient trees and shrubs. ook exoten zijn, of oude cultuurrassen) Geen blauwdruk maar maatwerk per object. The restoration and conservation of old pollard Efficiëntie en kosten zijn belangrijk maar kwa- trees, coppice wood or relicts of laid hedges are liteit van uitvoering (inclusief nazorg van her- described. Management choices depend on the stelmaatregelen) moet gegarandeerd zijn. condition of the individual components and in- Een geïntegreerde benadering volgen waarbij clude cutting/pollarding/reshaping, phased cut- de uitvoering van de herstelmaatregel niet de ting/pollarding or no cutting/pollarding at all. sluitpost maar het allesbepalende slotakkoord The last is to be preferred when restoration is vormt. Aansturing en evaluatie van de resulta- too risky and retaining intact the only viable so- ten van herstelwerkzaamheden dienen daarbij lution. For example, pollarding may result in the een vast element van de uitvoering te zijn. death of an old pollard where the tree has deve- Na uitvoer herstelmaatregelen het reguliere loped thick mature branches. onderhoud vast stellen, de resultaten er van bijhouden en de onderhoudsplanning indien The authors state that restoration and conserva- nodig aanpassen. tion plans should be based on both historical and ecological evidence and recent field visits. Summary: Ancient hedge banks: plant However, knowledge alone is not enough: the composition, conservation and management actual restoration or conservation work needs to Ancient hedges set on banks (earth walls) are be carefully thought through. Clear instructions found across large parts of the Netherlands. In for contractors on what to do and how to work, the past they were usually composed of both and supervision of their work, are critical. trees and shrubs, reflecting their purposes. Now, 103 —

Literatuur

BAKKER, P., B. MAES & H. DE JANSEN, P. & M. VAN MAES, B. (N.C.M.) (2011). KRUIJER (2011). De wilde rozen BENTHEM (2005). Historische Betekenis en beheer van (Rosa L.) van Nederland. boselementen. Geschiedenis, bomen en heesters als ‘Gorteria’ 35/1-4 (2011) pp. herkenning en beheer, cultuurhistorisch erfgoed. 1-173, Leiden. Waanders Uitgevers, Zwolle, Praktijkreeks Cultureel Erfgoed. 2005. Sdu Den Haag. BOOSTEN, M., M. VAN BENTHEM &, P. JANSEN (2010). LOON, L. VAN & B. Maes MAES, B. & R. VAN LOON Wallen van de Veluwe: (2011). Rapport Maasheggen. (2011). Rapport autochtone Aandachtspunten voor beheer Inventarisatie autochtone beplanting Beekbergerwoud. en historische referenties voor bomen en struiken in de Utrecht-Berg en dal. diverse waltypen, Stichting terreinen van Staatsbosbeheer. Probos, Wageningen. Berg en Dal, Utrecht. MAES, B. & R. VAN LOON (in prep., 2011). Rapport Limburg. BOOSTEN, M., P. JANSEN, M. MAES, B. (N.C.M.) & C. Inventarisatie autochtone VAN BENTHEM & B. MAES RöVEKAMP (1997). bomen en struiken in de (2011). Boswallen. Hand- Oorspronkelijk inheemse terreinen van Staatsbosbeheer. reikingen voor het beheer. houtige gewassen in Drenthe; Utrecht-Berg en Dal. Wageningen, Probos. een onderzoek naar autochtone genenbronnen. MüLLER, G. (1989). BRINKKEMPER, O., E.A (2009). Utrecht, H. Landstichting. Wallhecken, Entstehung - De Mieden. Een landschap in Pflege – Neuanlage. BSH de Noordelijke Friese Wouden. MAES, B. (RED.) (2007). Verlag. Utrecht. Inheemse bomen en struiken in Nederland. Herkenning, MüLLER, G. (2012). Europas CEELEN, R. en A.C.W. verspreiding, geschiedenis en Feldeinfriedungen. ROELEVELD (in prep., 2012). gebruik, Uitgeverij Boom, Ganderkesee, Duitsland Handboek cyclisch heggen- Amsterdam. (unveröffentlicht). beheer. Randwijk. MAES, B. (2010). Inheemse ROELEVELD, A.C.W. & J. DEVON COUNTY COUNCIL bomen en stuiken van het GIELEN (2006). Vlechtheggen AND THE DEVON HEDGE Groene Woud. Verrassende van de Achterhoek. Heden, GROUP (1998). Devon’s hedges. oude boskernen in historisch verleden en toekomst van een Conservation and management. landschap. Biblo, vergeten landschapselement. Tiverton, Devon, UK. ’s-Hertogenbosch. Adviesbureau Heggen, Randwijk.

JANSEN, P. & L. KUIPER (2001). MAES, B & R. VAN LOON STICHTING HEG & Hakhout. Suggesties voor het (2010). Rapport de Mieden; LANDSCHAP (2011). beheer, Stichting Bos en Hout, Staatsbosbeheer. Utrecht-Berg Herstelplan Maasheggen Wageningen. en Dal. Staatsbosbeheer. Inventarisatie, onderhoudsplan en uitvoering herstelmaatregelen 2010-2011. Wageningen. 104 —

1 xxxxxxxx 105 6 Middeleeuwse landweren — in Nederland “… une landwere, c’étoit une defense d’un fossé …” Bertus Brokamp

Goije ter Landwere (Stam 1958, 62). Waarschijnlijk 6.1 Inleiding bedoelde men hier de landweer gelegen in het gebied van het Gelderse Zelhem, dat eeuwen- lang als het Gooi bekend heeft gestaan. Buiten De oostelijke helft van ons land is rijk aan resten de Altmark en de Nederlandse vorstendommen van wallichamen en grachten die ten tijde van werden landweren ook aangelegd in grote delen hun aanleg veelal landweer of landgraaf werden van de rest van het Heilige Roomse Rijk, tot en genoemd. Het voorgaande historische, histo- met de Elzas, Oost-Pruisen en de Alpen aan toe. risch-geografische en archeologische onderzoek De enige bekende landweer die buiten het rijk is tastte hier en daar nog in het duister over de aangetroffen, is het exemplaar dat door de han- functie(s) van deze structuren, maar leerde wel zekooplieden (sic!) in hun speciale vrijhandelsen- dat zij in de Late Middeleeuwen gedateerd dien- clave te Skanör, het meest zuidwestelijke puntje den te worden. Aan de hand van het afstudeer- van Zweden, was aangelegd (Molhuysen 1862, onderzoek van de auteur en nieuwe inzichten zal 49). hier getracht worden dit landschappelijke feno- De opkomst van landweren kan gelinkt worden meen nader te duiden (Brokamp 2007). Hierbij aan de opkomst van Landvredeverdragen in het wordt vooral ingegaan op de herkomst, de ou- rijk. Waar het waarborgen van de vrede voor- derdom, de verspreiding binnen Nederland en heen het voorrecht van de keizer was, namen in de locatie, de vorm en de functie(s). de dertiende en veertiende eeuw zijn onderge- schikte vorsten en rijkssteden het heft in eigen handen en maakten zij onderling afspraken hier- 6.2 Herkomst over. Hoewel niet specifiek genoemd in deze overeenkomsten, is het waarschijnlijk dat land- weren werden aangelegd als hulpmiddel om Het woord lantweri kwam al halverwege de ne- deze afspraken kracht bij te zetten en effectief gende eeuw voor, namelijk in de betekenis van het land te helpen verdedigen. Zo vond Kneppe een algehele mobilisatie van de bevolking ter een correlatie tussen de Landvrede van 1319, verdediging van het land (Boretius 1897, 71). overeengekomen tussen de prinsbisschoppen Deze invulling zou landweer de gehele van Keulen, Münster en Osnabrück en een aantal Middeleeuwen blijven houden (Nicolle 1999, 58 steden, en de aanleg van landweren in hun lan- en 65; Graaf 2004, 38). Pas begin dertiende eeuw den kort daarna (Kneppe 1997, 144-146). kwam daar een tweede betekenis van een land- schappelijk object bij. Het vroegst bekende ge- bruik van het woord landweer als zodanig da- 6.3 Ouderdom teert van 1238 en komt uit de Altmark regio in Duitsland. In een tekst wordt het dorp Deetz be- schreven als liggende iuxta Landwere, dus naast In oudere studies over dit onderwerp werden de landweer (Grimm 1958, 175). Hoewel het ver- reeds verschillende suggesties gedaan over de leidelijk is dit als het punt van oorsprong aan te bloeiperiode van de landweren, bijvoorbeeld wijzen, is het aantal vroege vermeldingen zo 1250-1500 of 1375-1450 (Grimm 1958, 175; schaars dat hier redelijkerwijs geen conclusies Pelissier 1902). Op basis van een uitgebreide aan mogen worden verbonden. Men moet reke- nieuwe datareeks (Brokamp 2007) kon de peri- ning houden met de mogelijkheid dat op ver- ode nauwkeuriger vastgesteld worden. Hiervoor schillende plaatsen in het noorden van het werden de oudste vermeldingen van 109 land- Heilige Roomse Rijk landweren als fysieke bar- weren genomen en gerangschikt over periodes rière tegelijkertijd zijn ‘uitgevonden’, als ant- van 30 jaar. Idealiter verschaften deze informatie woord op gelijkaardige problemen en in gelijk- over de datum van aanleg, maar bij afwezigheid aardige omstandigheden. De vroegste hiervan gaven zij nog steeds een terminus ante vermelding van een landweer op hedendaags quem, een datum waarvóór de landweer in elk Nederlands grondgebied dateert van 1313; de geval aanwezig moet zijn geweest. Tabel 6.1 laat tekst vertelt over een stuk land gelegen super een duidelijke stijging in de populariteit van

Afb. 6.1 Gerestaureerde landweer De Lankert bij Kessel, Limburg (foto Rob Datema). 106 —

Tabel 6.1 Ouderdom naar constructie.

Periode Rep. Jaar Bouw Ante quem Totaal

1175-1204 1190 0 0 0

1205-1234 1220 0 2 2

1235-1264 1250 3 2 5

1265-1294 1280 2 1 3

1295-1324 1310 3 3 6

1325-1354 1340 7 7 14

1355-1384 1370 12 15 27

1385-1414 1400 4 17 21

1415-1444 1430 5 5 10

1445-1474 1460 0 13 13

1475-1504 1490 1 4 5

1505-1534 1520 0 1 1

30

25

20

15

10

5

0 1190 1220 1250 1280 1310 1340 1370 1400 1430 1460 1490 1520

Totaal Ante quem Bouw De ouderdom van landweren, naar aanleg en ante quem vermelding (grafiek auteur).

landweren zien gedurende de dertiende en be- Een analyse van alle eerste vermeldingen ge- gin veertiende eeuw, met een significante piek groepeerd naar de locatie binnen de huidige van het midden van de veertiende tot het mid- landsgrenzen, toont dat alhoewel landweren in den van de vijftiende eeuw, om daarna weer weg Nederland en België bijna een eeuw later dan in te zakken naar het einde van die eeuw toe. Ook Duitsland opdoken, hun hoogtijdagen overal re- wordt duidelijk dat de ante quem vermeldingen delijk gelijk vielen, namelijk tussen circa 1340 en en de aanlegvermeldingen elkaar ondersteunen. 1460, met een nadrukkelijke piek in de laatste De ante quem vermeldingen laten weliswaar een dertig jaar van de veertiende eeuw (tabel 6.2). tweede kleine piek zien in de late vijftiende eeuw, maar omdat deze niet worden veroor- Na de late vijftiende eeuw zijn er weinig tot geen zaakt door vermeldingen van reparaties of uit- nieuwe landweren meer aangelegd. Een laat zes- breidingen van landweren, zijn zij niet van be- tiende eeuws tractaat over vestingwerken van lang voor het benaderen van de ouderdom van Daniel Speckle beschrijft zelfs hoe achterhaald landweren. ze toen waren (Hoefer 1912, 187). Een enkeling 107 —

Tabel 6.2 Ouderdom naar land.

Periode Rep. Jaar Nederland Duitsland België Totaal

1175-1204 1190 0 0 0 0

1205-1234 1220 0 2 0 2

1235-1264 1250 0 4 0 4

1265-1294 1280 0 4 0 4

1295-1324 1310 1 5 0 6

1325-1354 1340 7 7 0 14

1355-1384 1370 15 12 1 28

1385-1414 1400 11 11 0 22

1415-1444 1430 7 2 1 10

1445-1474 1460 11 2 0 13

1475-1504 1490 3 2 0 5

1505-1534 1520 0 1 0 1

30

25

20

15

10

5

0 1190 1220 1250 1280 1310 1340 1370 1400 1430 1460 1490 1520

Totaal Nederland Duitsland België

De ouderdom van landweren, gegroepeerd naar de huidige nationaliteit van de landweren (grafiek auteur). geloofde nog in hun militaire nut en repareerde een landweer om het Gooi gevonden. Doornink hier en daar wat of voorzag het van nieuwerwet- gaf als mogelijke reden hiervoor dat dit groten- se fortificaties. Het merendeel erodeerde echter deels onder zeeniveau gelegen deel van langzaam weg, werd verkaveld en verkocht. Nederland genoeg landsbescherming vond in de al aanwezige laagvenen en de grote en kleine waterwegen (Doornink 1936b, 148). Een vergelij- 6.4 Verspreiding & Locatie king met de geopolitieke realiteit van de late veertiende eeuw laat een en ander aflezen aan de situering van de landweren. Zo volgden zij vrij De hele oostelijke helft van Nederland moet be- vaak de grenzen van de toenmalige vorsten- zaaid zijn geweest met landweren. Er is bewijs dommen, van nabij maar ook op afstand, zoals voor hun aanwezigheid van Groningen tot te zien bij de Liemers en de Landen van Maastricht en van Barneveld tot Enschede Overmaas. De paar oostelijke gebieden, zoals (Brokamp 2007). In het westen echter, is enkel Drenthe, waar weinig landweren werden aange- 108 —

Afb. 6.2 Landweren in de, voormalig Kleefse, Liemers en omgeving, met staatsgrenzen van de late veertiende eeuw (tekening van auteur, topografie gebaseerd op Beekman 1929 maar aangepast naar de nieuwe politieke situatie).

legd waren veelal ook dunbevolkt: een niet toe- vallige samenhang (Weerth 1938, 162).

Uit een analyse van landweren in relatie tot het gebied dat zij bedoeld waren te verdedigen en hun positie ten opzichte van de juridische gren- zen en/of wegen, blijkt ook dat landweren in te delen vallen in een aantal typen. De ene land- weer was aangelegd met de bedoeling de ge- mene weidegronden van een stad te bescher- men terwijl de andere een wegblokkade was. Andere landweren werden langs de grens van Afb. 6.3 Landweren in de, voormalig Brabantse, Landen een vorstendom aangelegd, dichtbij of in het van Overmaas, met staatsgrenzen van de late veertiende binnenland of waren opgeworpen om een be- eeuw (tekening van auteur, topografie gebaseerd op schermende corridor voor een belangrijke han- Beekman 1929 maar aangepast naar de nieuwe politieke delsweg te vormen. Vaak komt het ook voor dat situatie). een landweer verschillende van deze labels tege- lijk kan worden toegekend. Een voorbeeld is de landweren omdat Aken een vrije rijksstad was en landweerdoorgang ten zuiden van Deventer, die dus een soort vorstendom op zichzelf. fungeerde als een wegblokkade in een stads- landweer die tevens dienst deed als grens-vor- Het met de schop en spade uitgraven en opwer- stendomlandweer voor het , een deel van pen van landweren over een afstand van vaak het Oversticht. De twee landweren die de han- tientallen kilometers was een kostbare en tijdro- delsweg van Venlo naar Kriekenbeek als een cor- vende zaak. Bij wet verplicht leverde de lokale ridor begeleiden, zullen tevens dienst hebben bevolking hiertoe de nodige mankracht (Racer gedaan als binnenland-vorstendomlandweren 1784, 67). Soms voorgegaan door een landmeter langs de grens van Opper-Gelre met het toen en bijgestaan door een professionele opzichter Gulikse Tegelen. De landweren om de stad Aken trokken zij er op uit. Bij de landweeraanleg waren zowel stadslandweren als vorstendom- maakten zij vaak slim gebruik van al in het land- 109 —

Tabel 6.3 Landweren typologie, gebaseerd 6.5 Vorm op hun geopolitieke positie.

Jurisdictie Positie Weg 6.5.1 Wallen en grachten Vorstendom Grens Blokkade

Stad Binnenland Corridor De basisopbouw van een landweer bestond Kerspel, Marke, etc. doorgaans uit een flinke centrale wal, geflan- keerd door wijde diepe grachten waaruit de aar- schap aanwezige natuurlijke of door de mens de voor de wal kwam. In plaats van een enkele gemaakte hindernissen om met een verminder- centrale wal met grachten werd ook wel geop- de inspanning toch een volwaardige onafgebro- teerd voor een bredere, zwaardere verdediging- ken verdedigingslinie te realiseren. Dit werd be- slinie bestaande uit verschillende, mogelijk lich- werkstelligd door landweren tússen of lángs ter uitgevoerde, wallen met of zonder grachten, grote obstakels aan te leggen. Een dergelijke soms met een open ruimte ertussenin Engels, toepassing kan bijvoorbeeld waargenomen wor- 1938, 71 & Weerth 1938, 160). Zo is bij Swalmen den op een zeventiende eeuwse kaart van de een wal van een halve meter hoog gevonden, Achterhoekse buurschappen Kotten en Woold. waar mogelijk een heg op stond en struikelgaten Hier loopt de Sickings landweer van een riviertje voor lagen. Vijfhonderd meter erachter bevond naar een veenmoeras, daarbij voor de helft van zich een veel hogere wal, wel voorzien van flan- het tracé gebruik makend van een andere kleine kerende grachten (Luys 1983, 137-138). Bij De waterweg. Na het moeras vervolgt een andere Lutte daarentegen lag een landweer met vier landweer het tracé weer. wallen met bijbehorende grachten die vlak naast

Afb. 6.4 Sickings landweer, in een uitsnede van de kaart van de buurschappen Kotten en Woold van Nicolaes van Geelkercken Ritz uit 1656 (Gelders Archief Signatuur: 0124 Hof van Gelre en Zutphen K46 (inv.nr. 4470). 110 —

elkaar gesitueerd waren (Olde Meierink 1980, hoeken van 60 graden, wat vrij steil is (Weerth 103 en 106). De dubbele landweer bij Stein be- 1938, 161). Te Maastricht gaf het stadsbestuur in stond uit twee wallen, elke wal was zeven a acht 1397 de opdracht tot het aanleggen van een meter breed, inclusief flankerende grachten, er- landweer also diepe ende wijt dat men dat mit perde tussen bevond zich een open ruimte van vijf tot niet rijden noch springen en moighe (Jaarboekje twaalf meter breed. Bij een doorgang bevond 1869, 82). zich een derde wal waardoor het geheel 38 me- Aangezien springen over een wal geen optie is, ter diep werd (Beckers 1940, 97-98). Landweren lijkt het er in het Maastrichtse voorbeeld op dat met meer wallen en grachten waren over het al- men het eigenlijk over een gracht heeft. Dit kan gemeen vorstendom grenslandweren of een lo- verklaard worden door het feit dat er naast de kale verzwaring van een landweerdoorgang. meer algemene landweerdoorsnede van ‘gracht- Gemiddeld telden zij dan twee of drie wallen. wal-gracht’ ook een ander type in zwang was, Een landweer met vier wallen is het hoogste namelijk die met doorsnede ‘wal-gracht-wal’, aantal in Nederland aangetroffen. waarbij een centrale gracht de hoofdverdediging De oorspronkelijke vorm van zowel de grachten vormde in plaats van een centrale wal. Het als de wallen waaruit landweren zijn opge- archeologische onderzoek naar de landgraaf bij bouwd, zijn door eeuwenlange erosie niet meer Heerlen heeft aangetoond dat deze oorspronke- af te lezen in nog bestaande landweren. lijk bestond uit een gracht met een diepte van 2 Gelukkig kunnen twee geschreven bronnen ons tot 2,20 meter en een breedte van 6 tot 6,40 hiervan wel een beeld verschaffen. Zo vond meter, geflankeerd door kleinere walletjes die in Weerth een verordening uit 1550 voor de repara- 1970 6 meter wijd en 50 cm hoog waren tie van de stadslandweer van het Duitse Werne, (Bloemers 1973, 65-66). Dichtbij Heerlen vinden met daarin enkele afmetingen. Het stipuleerde we de Landgraben om het Rijk van Aken die be- dat de grachten zes Stich diep, op grondniveau stond uit een zwaardere versie van dit type land- zes voet wijd en op de bodem twee voet wijd weer. Hier bestond de doorsnede uit: ‘lage wal, moesten zijn. Weerth berekende dat een Stich ca. 1,2 m hoog – gracht, ca. 3,5 m diep – hoge tweederde van een voet was. Dit betekent een wal, ca. 4 m hoog – gracht, ca. 3,5 m diep – lage gracht met een trapezoidale doorsnede met wal, ca. 1,2 m hoog’ (Hermans 2006, 74).

Afb. 6.5 Twee typen landweren. Boven: Wal, Beneden: Gracht (tekening auteur). 111 —

6.5.2 Hagen

Op de centrale of de buitenste wal van een land- weer bevond zich vaak een haag die veelal be- stond uit bomen voor stevigheid met erdoor- heen gevlochten doornstruiken om de doorgang te verhinderen. Een landweer bij Krefeld werd in 1642 beschreven als dicht met eyken, struyken be- wassen, dat gheen paard dar door konde (Schrijnemakers 2004, 14). In een stadsrekening van Deventer staat een post uit 1365 voor het planten van doernes op een stadslandweer (Doorninck 1887, 509). Toen Weerth in de jaren 1930 landweren onderzocht stootte hij op resten van hagen die nog immer ondoordringbaar wa- ren en bestonden uit: eik, es, haagbeuk, popu- lier, hazelnoot, sleedoorn, wilde roos, braam, kamperfoelie en anderen (Weerth 1938, 160-161). Gelijkaardig vond Rabeling op de landweer bij Hummelo en Keppel: eik, beuk, haagbeuk, ruwe berk, lijsterbes, ratelpopulier, tweestijlige mei- doorn, wilde kamperfoelie, vlier, braam en hondsroos (Rabeling 1974, 14-16). In een zeld- zaam geval werd er over een kleine afstand ook wel een planken muur opgericht in plaats van een haag. Resten hiervan werden in 2000 gevon- Afb. 6.6 Kaart van de opgravingsresultaten in de den bij de opgraving van een landweerdoorgang landweer nabij Kesseleik (tekening van auteur, aan de Snipperlingsdijk te Deventer (Vermeulen gebaseerd op Modderman, 1981, p. 284). 2002, 8).

gracht – 5 rijen palen – gracht’. Oorspronkelijk 6.5.3 Palen en struikelgaten zullen de palen zo’n 50 cm diep in de grond heb- ben gezeten, wat betekend dat ze wellicht meer dan een meter erboven uit staken (Leeuwe 2006, Als aanvulling op de wallen, grachten en hagen 25-26). Een goedkoper alternatief waren de maakte men ook gebruik van velden gevuld met struikelgaten. Geplaatst in gelijkaardige alterne- struikelgaten of houten palen. Deze zijn terug- rende rijen zijn deze aangetroffen te Kesseleik en gevonden op verschillende plaatsen in Gemert (Modderman 1981, 285; Bosman 2009, 5). Nederland. In het Maasland in het oosten van Noord-Brabant lijken de palen geliefd te zijn ge- weest. Bijvoorbeeld de landweer ten zuiden van 6.5.4 Doorgangen Oss-Berghem bestond uit de volgende doorsne- de: ‘gracht – veld met palen – (waarschijnlijke) wal – veld met palen – gracht’ en was bij elkaar Om het mogelijk te maken het geringe aantal tussen de 15,5 en 17,5 m wijd. De afstand tussen doorgangen in een landweer af te sluiten, waren de, in alternerende rijen geplaatste, palen on- deze veelal voorzien van een boom of hekwerk derling bedroeg gemiddeld 20 a 30 cm en maxi- welke men over de weg heen kon draaien of la- maal niet meer dan 50 cm (Hoof 2006, 30). De ten zakken. In het noorden van Nederland heet- opbouw van de landweer bij Oss-Hoogen Heuvel te deze vaak ronboom of runneboom, terwijl in zag er weer anders uit, namelijk van binnen naar Brabant en verder zuidelijk de naam hek of valder buiten: ‘gracht – wal – gracht – 3 rijen palen – in zwang was (Simonis 1971, 116). Volgens Engels 112 —

waren er twee constructie types. De eerste had zijn draaipunt aan het uiteinde van de boom of het hek, de tweede in het midden ervan (Engels 1938, 73 en 135). Soms werd een doorgang door twee van zulke barrières afgesloten, een buiten- ste en een binnenste. In museum De Scheper in Eibergen bevindt zich een slot dat mogelijk tot zo’n boom heeft behoord. Het is aangekocht door de verzamelaar en amateur archeoloog Herman Schepers, wiens collectie nu de hoofd- moot van het museum vormt (afb. 6.7).

Landweerdoorgangen werden soms versterkt met wallen, grachten, en struikelgaten dan wel palen. Zulke extra wallen werden bijvoorbeeld te Enschede aangetroffen (Deinse 1927, 13) In Groningen waren de uiteinden van de wallen, die de doorgang vormden, niet in elkaars ver- lengde aangelegd, maar liepen zij een kleine af- stand langs elkaar zodat de doorgaande weg een S-vormige curve om die kopse kanten heen moest volgen (Veen 1995, 340). Te Oss-Berghem was een extra veld van palen als een kwart cirkel om de buitenzijde van de doorgang heen gelegd (Van Hoof & Jansen 2006, 30). De man die de officiële taak kreeg toebedeeld om een landweerdoorgang te sluiten, zoals in tijden van gevaar of bij nacht, heette in de volksmond Afb. 6.7 Ongedateerd smeedijzeren slot met ketting, vaak Sluiter, Hekkenman, Boomer, Slotman, en mogelijk behorende bij een draai- of slagboom in een dergelijke. Het erf waar zij woonden kreeg soms landweerdoorgang. Eibergen: Museum de Scheper (foto ook die benaming toegekend. Een alternatief was auteur). dat het erf vernoemd was naar de boom zelf, bij- voorbeeld de Ganzenboom bij Deventer. (Deinse 1927, 19-20 en 30-31). Men mag aanne- Tenslotte werden erven ook wel eens genoemd men dat men niet enkel de longen maar ook een naar een illegaal paadje door een landweerhaag, wachthoorn zal hebben gebruikt om te ‘gillen’. soms bekend als een ‘Kroep-in’ of ‘Kroep-onder’ Daarnaast maakte men ook wel gebruik van een (Doornink 1936b, 166-167; Gerritsen 1982, 10). visueel communicatiesysteem. Als toponiem bij een landweer komt men op enkele plaatsen de benaming Boekholt (bakenhout) tegen, een 6.5.5 Wachtposten en fortificaties boom of paal waarmee men visuele signalen kon doorgeven (Deinse 1927, 16). Hoe dat in zijn werk ging, kan geïllustreerd worden aan de hand Zoals elke verdedigingslinie kon ook een land- van een voorbeeld uit Deventer. Daar had men weer niet functioneren zonder wachtposten. De bij de wachtposten van de stadslandweer én bo- meest voorkomende wachter zal eenvoudigweg venop de kerktoren palen geïnstalleerd waar- de sluiter bij een landweerdoorgang zijn ge- mee korven, overspannen met een gekleurd stuk weest. Ook werd er gebruik gemaakt van na- doek, omhoog werden gehesen. Hiermee kon men tuurlijke of opgeworpen heuvels langs de land- snel en over grote afstanden simpele boodschap- weer als wachtpost (Schrijnemakers 1963, pen doorgeven (Buitenrust Hettema 1906, 113). 80-81). Erfnamen in het oosten van het land, zo- als Göldenhoes, Kroasgenberg en Kloppenberg, Wanneer de noodzaak en de middelen aanwezig geven aan dat wachters bij onraad alarm sloegen waren, ging men er op sommige plekken toe door te ‘gillen’ of een ratel ter hand te nemen over om blokhuizen en wachttorens te bouwen. 113 —

Afb. 6.8 Ingekleurde koperets van de Döhrener landweer-wachttoren met herberg of tolhuis, te Hannover, gemaakt door Salzenberg in 1810. (foto van het Historisches Museum Hannover).

Mogelijk naar aanleiding van het Latijnse curare In 1977 werd bij de voormalige landweerdoor- (‘toezien op, verzorgen’) was de term koerhuis of gang te Holten het fundament van de ringmuur kuerburg een populaire benaming voor zo’n blok- van de Waerdenborch opgegraven. Deze mat 25 m huis (Doornink 1936a, 846). In de midden tot late x 30 m (Janssen 1977, 8-10). In 1379 werd deze veertiende eeuw had Deventer er hier vier van versterking borchvrede genoemd. Aangezien het (Vermeulen, 2002, p. 27) Aan het einde van die Middelnederlandse woord Berchvrede een toren eeuw werd hier ook een stenen wachttoren bij- in de vorm van een verdedigingswerk betekent, gevoegd, de Swormertoren. Een opgraving in valt te verwachten dat er hier in eerste instantie 1994 bracht de fundamenten hiervan aan het ook een wachttoren heeft gestaan. Nu bevind licht van 8,6 meter buitendiameter en 4,1 meter zich aan de zuidwest zijde van het fundament binnendiameter. Een driehoekige ringmuur hier- een uitspringend deel dat hiervoor gediend kan omheen mat 32 x 28 x 34 meter. Aan de hand hebben. Zeker aangezien dit deel als het oudste van aantallen in de stadsrekeningen opgeschre- stuk in de late veertiende eeuw gedateerd wordt ven stenen en dakpannen kan gereconstrueerd (Janssen 1977, 15) (afb. 6.9). worden dat met een 2 meter hoge ringmuur, de Een aarden ringwal waarbinnen een – houten? toren zelf 6,75 m exclusief, en 12,75 m inclusief, – wachttoren kan hebben gestaan, is nabij land- conisch dak hoog had kunnen zijn (Lubberding weren te Haart in de Achterhoek gelokaliseerd. 1996, 57-61). Als vergelijking kunnen we kijken Deze ringwal verschilde van de reeds genoemde naar de vroeg negentiende eeuwse afbeelding versterkingen aangezien ze zowel aan de binnen- van een soortgelijke wachttoren, opgetrokken als aan de buitenzijde een gracht bevatte, met in bij de stadslandweer van Hannover (afb. 6.8). de binnenste gracht een talud. Pollenanalyse gaf 114 —

een datering van vóór 1500 (Scholte Lubberink 2002, 16-26). De huidige naam van de ringwal, de 6.6 Defensieve hoofdfunctie Ruitenburgerschans, is relatief modern. Een schans is namelijk een postmiddeleeuwse hoe- kige ringwal, bedoeld voor de plaatsing van artil- In de Late Middeleeuwen was het doel van een lerie en opvang van troepen. aanvaller doorgaans het, middels plunderende In het verleden is geopperd dat het Overijsselse bliksemaanvallen, economisch lamleggen van de kasteel Arkelstein zou zijn aangelegd als land- tegenpartij terwijl de verdediger zijn best deed weerversterking. Weliswaar zal, gelegen langs de die te bestoken en weg te jagen (Nicolle 1999, Sallandse landweer, dit kasteel zijn dienst hebben 178). Hierbij had de verdediger het voordeel het bewezen als zodanig, maar het was niet zijn eigen terrein te kennen en van te voren defensief hoofdfunctie. Het kasteel is 11 jaar eerder dan die in te kunnen richten om zo op belangrijke pun- landweer gebouwd en was de zetel voor de schout ten zijn strijdkrachten te kunnen concentreren van het Salland, de representant van de landsheer (Verbruggen 2002, 321-322). (Doorninck 1885, 243; Doorninck 1887, 430). Hoe landweren in deze strategie passen, wordt

Afb. 6.9 Drie opgravingsplattegronden van landweerversterkingen. (tekening van auteur, gebaseerd op: Lubberding, 1996, p. 60; Janssen, 1977, p. 15; Scholte-Lubberink, 2002, bijlage). 115 —

Afb. 6.10 Afbeelding van een deel van de stadsmilitie van Gent, overgenomen uit de voormalige Leugemeetekapel te Gent, ca. 1346 (Werveke, 1909, steendrukplaat XI). ons verteld door de bekende Henegouwse kro- om op een van de vleugels de landweer te passe- niekschrijver Jean Froissart (ca. 1337-1404). In ren en de Friezen te flankeren, delfden laatstge- zijn beschrijving van de slag bij Kuinre in 1396 noemden het onderspit (Buchon 1825, 373-376). legt hij uit dat une landwere, c’étoit une defense d’un Meer dan zeventig jaar later in 1468, vond er te fossé of ‘een landweer is een verdedigingswerk Stralen in Opper-Gelre ook een veldslag plaats met een gracht’. In dezelfde beschrijving ver- op een landweer. Een ooggetuigeverslag be- haalt hij over het advies dat de Friese leider voor schrijft hoe de hertog van Kleef er met 7500 sol- zijn manschappen had, daags voor de aankomst daten doorheen was gebroken om Gelre te plun- van het leger van de graaf van Holland. Hij ver- deren maar op zijn weg terug het gat telde hen dat ze zich het beste konden terug- gebarricadeerd vond door de hertog van Gelre trekken in Friesland omdat ze daar vele goede met 6600 man. Nu, ingesloten binnen Opper- landweres hadden, die het de vijand onmogelijk Gelre en met de flanken van de Gelderse troepen maakten het land goed binnen te dringen omdat door de landweer gedekt, besloten de ze er hun paarden niet konden rijden en te voet Klevenaren de Gelderse positie frontaal te be- ernstig gehinderd zouden worden. Dit zou hen stormen, met hun eigen nederlaag tot gevolg zo snel vermoeien dat ze na het plunderen van (Hasselt 1807, 449-457). Dezelfde tactiek van het tien á twaalf dorpen weer zouden vertrekken opwachten van de vijand in een passage door (Buchon, 1825, p. 370). een landweer, werd in 1393 toegepast door de De Friezen besloten dit advies te negeren. In stadsmilitie van Deventer toen zij bij de stads- plaats daarvan spoedden zij zich naar Kuinre om landweer-doorgang te Klein Baarlo in een hin- daar het tactische voordeel van een landweer te derlaag lag (Acquoy 1914, 327). Het naderen van genieten bij een direct treffen met het Hollands- de vijand zal tijdig zijn opgemerkt door de wach- Henegouws-Zeeuws invasieleger. Nabij Kuinre ters in de blokhuizen die dit met het ophijsen van stelden zij zich op achter een landweer, waar- een signaalkorf doorgaven aan de torenwachter schijnlijk gelegen op de grens met Friesland. op de St. Lebuinuskerk in de stad zelf. Deze zal Tijdens de hierop volgende veldslag waren de wal het stadsbestuur hebben gewaarschuwd en de en grachten een formidabel obstakel voor de vij- noodklok geluid waarop de burgers van de stad andelijke linie. Tevens bood de landweer bescher- zich met hun harnas, dat zij elk verplicht waren te ming tegen gericht vuur van schutters. Pas toen hebben, zullen hebben verzameld om er samen het een detachement Henegouwers was gelukt op uit te trekken, de vijand tegemoet. 116 —

laat repareren vor die koen (De Hullu 1897, 158). 6.7 Nevenfuncties Zijn vorm, een lange en ononderbroken barrière in het landschap, maakte een landweer ook tot een ideaal punt om tol te heffen. Zo lag er aan In hun zoektocht naar wat landweren waren, de oostgrens van het hertogdom Gelre te Halle hebben onderzoekers in het verleden voorge- een tol bij een landweerdoorgang waar zes á ze- steld dat landweren ook andere dan een primai- ven wegen bij elkaar kwamen, waaronder de re militaire functie hadden. Een populaire theo- oude doorgaande weg tussen Borken en Arnhem rie was dat een landweer zou zijn aangelegd om (Petersen 2002, 287). De vijf jaarmarkten van de een gemene heidegrond heen om zo het vee hanzestad Deventer trokken een handelspubliek binnen te houden. Echter archeologie onder- uit het hele noorden van het Heilige Roomse Rijk steunt dit niet en in historische documenten is aan. Niet toevallig bevonden zich hier wel drie alleen bewijs te vinden dat landweren daadwer- tolhuizen, die alle drie zijn opgegraven: De kelijk zijn aangelegd als verdedigingswerk, bij- Waerdenborch te Holten (Janssen, 1977), aan de voorbeeld in het geval van de Valkenburgse Deventerse Snipperlingsdijk (Vermeulen 2002, Graetheider landweer uit angst voor kriechshan- 1 en 4) en aan de Gelderse kant van de grens, bij delonge des lantz Gelre (Sociéte 1898, 34-35). Epse (Kuik 2001, 8 en 15-17). Natuurlijk, wanneer een landweer er eenmaal lag, kon dit vaak kilometers lange en zeer zwaar De haag bovenop een landweer bestond veelal uitgevoerde obstakel tevens secundaire functies uit bomen alsook struiken, een ideale bron voor vervullen. Deze konden na verloop van tijd, toen hakhout. Tijdens zijn initiële leven als verdedi- het concept van landweren vanaf de 16e eeuw gingswerk was het vanzelfsprekend verboden buiten gebruik raakte in de oologsvoering, zelfs om dit aan te tasten. In Overijssel werd dit mis- de primaire functie worden. Hiermee werd dan drijf bestraft met het breken van een hand ook vaak het voortbestaan van een aantal land- (Doornink 1936b, 153). Begin 16e eeuw kwam hier weren, in de een of andere vorm, voor kortere of verandering in en lezen we bijvoorbeeld over een langere tijd gewaarborgd. Deze neven-functies persoon die holt hefft helpen houwen tot der stadt zijn: vee-omheining, tollinie, hakhout, waterweg Deventer behoeff in die lantwer(Doornink 1936b, of -management en grensmarkering. 170). Dezelfde stad heeft grote delen van de In de veelal op landbouw gerichte laat-middel- Sallandse landweer nog lange tijd behouden. Pas eeuwse samenleving was vee een zeer waardevol in een Overijsselsche Courant uit 1867 lezen we dat goed. Onderhoud aan de sloten, hekken en andere deze Landeweerd, bestaande uit akkersmaalsbos aanwezige omheiningen was van groot belang. Zo (eikenhakhout), werd aangeboden voor open- zien we dat in 1374 Deventer een stadslandweer bare verkoop (Overijsselsche Courant 1867, 3).

Afb. 6.11 Uitsnede van de kaart van de ‘Halsse Mark’ van Nicolaes van Geelkercken Ritz van 1643 met latere correcties (Gelders Archief Signatuur: 0012 Gelderse Rekenkamer K195 (inv.nr. 1159). 117 —

Afb. 6.12 De Akener Landgraben bij Vaals, tegenwoordig op de rijksgrens gelegen (foto van auteur, 2006.)

Een andere mogelijke reden dat Deventer juist hier en daar behouden gebleven omdat ze de de Sallandse landweer zo lang heeft behouden rijksgrens tussen Nederland en Duitsland zijn in vergelijking met haar andere landweren, is dat gaan markeren. een van de grachten van die landweer in de 15e eeuw was uitgegraven tot de Schipbeek en de eeuwen nadien als waterweg voor de handel 6.8 Conclusie met het Westfaalse achterland erg belangrijk was geweest. Ten noorden van Duiven functio- neerden de grachten van de landweren juist in De restanten in de vorm van wallen en grachten een systeem om het grondwater te reguleren. van de laat-middeleeuwse verdedigingslinies, Het is niet bekend of deze landweren zijn aange- die bij hun aanleg veelal als landweren of land- legd langs al bestaande grachten, of dat nieuw graven werden aangeduid, zorgen heden ten gegraven grachten nadien die werking zijn gaan dage nog voor veel vraagtekens. Voorgaand on- vervullen (Stam 1958, 54-55). derzoek heeft aangetoond dat ze in de Late Aangelegd ter verdediging van het land probeer- Middeleeuwen gedateerd dienen te worden, den de bouwheren hun landweren soms zo dicht maar veel eromheen is nog onduidelijk. Dit stuk mogelijk bij de grenzen van hun land of jurisdic- poogt een samenhangend antwoord te geven op tie te plaatsen. In het geval van de Valkenburgse vragen rondom hun oorsprong, ouderdom, situ- Graetheider landweer werd gestipuleerd dat er ering, fysieke verschijning en functie(s). tussen de grens en de landweer nog exact zoveel Ontstaan in de vroege dertiende eeuw in het ruimte over moest blijven dat er twee paarden centrale noorden van het Heilige Roomse Rijk, naast elkaar konden lopen (Sociéte 1898, 34-35). vond het fenomeen landweer zich na driekwart Met zulke kleine marges en de incidentele afwe- eeuw een weg naar de Nederlandse vorsten- zigheid van grenspalen is het niet verwonderlijk dommen binnen het rijk. Hier werden zij aange- dat men in latere eeuwen soms foutief een land- legd, verspreid over de hele oostelijke helft van weer zélf ging aanzien als demarcatie van de het huidige Nederland. Ook in de rest van het landsgrens. Met dank aan deze vergissing zijn Heilige Roomse Rijk waren zij zeer in zwang en bijvoorbeeld resten van de Akener landweer bij genoten zij dezelfde hoogtijdagen van aanleg, Vaals en Bocholtz, en resten van de Münsterse namelijk ca. 1340-1460 met een piek in het laat- landweer grenzend aan Gelderland en Overijssel, ste derde van de veertiende eeuw. Vaak werden 118 —

landweren parallel gepositioneerd aan grenzen still not clear. It was the aim of this study to van jurisdicties zoals vorstendommen of marken change this. en waren zij kilometers lang. Landweren appeared for the first time in the Ze bezaten een distinctieve vorm, veelal be- early thirteenth century in the Altmark region in staande uit een centrale wal met twee flanke- the north of Germany, then part of the Holy rende grachten, of andersom een centrale gracht Roman Empire. These defense lines became met flankerende wallen, met als walbekroning popular throughout the empire, including the veelal een dichte beplante doornenhaag. Het northwestern principalities that today form the aantal wallen en grachten kon variëren en soms Netherlands. The earliest record of a landweer bevonden er zich naast of tussen de wallen en there is from 1313. The heydays of landweer grachten ook velden met dicht bij elkaar ge- construction were from c. 1340 to 1460 with a plaatste struikelgaten of palen. Bij het aanleggen peak in the last third of the 14th century. Often van de landweren werd ook gebruik gemaakt they were erected parallel to the borders of van reeds aanwezige natuurlijke of door de jurisdictions, next to but also more inland, and mens gemaakte obstakels. Doorgangen met could run many kilometers. wachters en afsluitbare bomen bewaakten de Landweren had a distinct shape. The two kruisingen met doorgaande wegen. Her en der types were a central embankment accompanied werden zwaardere versterkingen zoals blokhui- by two ditches and, vice versa, a central ditch zen of wachttorens langs landweren gebouwd. accompanied by two embankments. Often a Bij onraad waarschuwden de wachters de heer thorny hedge was put atop one of the of lokale bevolking, die dan de wapens opnam embankments. The number of embankments om de invaller weer te verdrijven. Indirect dien- and ditches could vary and sometimes fields of den landweren ook ter ontmoediging van de in- trip holes or poles were laid out next to or in valler omdat zij de bewegingsvrijheid beperkten. between them. Often the builders would Het feit dat landweren zo’n distinctief uiterlijk incorporate any natural or artificial obstacles hadden zorgde er ook voor dat hun aanwezig- already present. The few landweer passageways heid snel tot nevenfuncties kon leiden zoals vee- of thoroughfares were watched over by guards omheining, tollinie, hakhout, waterweg of -ma- and closed off by beams. Sometimes small to nagement en grensmarkering. Na de teloorgang medium fortifications like blockhouses and van hun militaire toepassing in de zestiende en guard towers were erected along a landweer. zeventiende eeuw waren deze nevenfuncties When danger was perceived, the guards would verantwoordelijk voor het voortbestaan van een alarm their lord or the local population who aantal landweren, zij het in een andere vorm. De would then take up arms and try to force the meesten kwamen echter in privébezit en werden invader to leave. Indirectly the landweren also vergraven of ondergingen een natuurlijk proces served to demoralize the attacker by limiting his van vergaan. freedom of movement to a minimum. Next to the primary defensive function, land- Summary: Medieval landweren (defensive weren could also fulfill additional functions lines) in the netherlands because of their shape and length. These were The whole east of the Netherlands is rich in cattle fence, toll line, coppice forest, ground- remnants of embankments and ditches which water management, canal and border marker. were called landweer or landgraaf at their date of After they became obsolete in a military sense, construction. Previous research into these some landweren were preserved in some shape objects has learned that they were late medieval, or another because of these additional functions. but their function(s) and background often were However many eroded away and were sold off. 119 —

Literatuur

ACQUOY, J. (1914). De came- BOSMAN, J. & N. ARTS (2009). DOORNINCK, J.I. VAN (1887). raars-rekeningen van Deventer: Archeologisch onderzoek De De cameraars-rekeningen van 7; 1388-1393. Deventer, Deventer landweer aan de Doonheide Deventer: 3-1; 1361-1366. Boek- en Steendrukkerij, voor- (gemeente Gemert-Brakel); Deventer, Deventer Boek- en heen J. de Lange. Een opgraving in het onder- Steendrukkerij, voorheen J. de zoeksgebied Doonheide – Lange. BECKERS, H.J & G.A.J. BECKERS Noord, deelgebied A. Eind- (1940). Voorgeschiedenis van hoven, (Archeologisch Centrum DOORNINK, G.J. (1936a). Zuid-Limburg; Twintig jaren Eindhoven rapport 12). Landweren (met twee tekenin- archeologisch onderzoek. gen). In: Tijdschrift van het Maastricht, Publiciteitsbureau BROKAMP, B.T. (2007). Koninklijk Nederlandsch Veldeke. Landweren in Nederland; deel Aardrijkskundig Genootschap 1: Beschrijving & deel 2; 53, pp. 845-850. BEEKMAN, A.A. (1929). Inventarisatie. Doctoraal- Geschiedkundige atlas van scriptie in de Historische DOORNINK, G.J. (1936b). Nederland; De gewesten van Geografie, Universiteit Utrecht. Landweren bij Deventer. In: Noord- en Zuid-Nederland in http://www.landweren.info Vereeniging tot beoefening van 1300. Uitgegeven door de com- Overijsselsch Regt en missie voor den geschiedkun- BUCHON, J.A. (1825). Les Geschiedenis; Verslagen en digen atlas van Nederland en chroniques de Jean Froissart: 4. mededeelingen 52 (2e reeks, geteekend door het lid der Parijs, (Collection des 28e stuk), pp. 146-175. commissie Dr. A.A. Beekman. chroniques nationales Den Haag, Martinus Nijhoff. françaises écrites en langue ENGELS, W. (1938). Die vulgaire du treizième aus Landwehren in den Rand- BLOEMERS, J.H.F. (1973). seizième siècle, avec notes et gebieten des Herzogtums Berg. Archeologische Kroniek van éclaircissements, 13). In: Zeitschrift des Bergischen Limburg over de Jaren 1969- Geschichtsvereins 66, heft 1, 1970. In: Publications de la BUITENRUST HETTEMA, F. & pp. 61-253. Société Historique et A. TELTING (1906). Een bezoek Archéologique dans le aan een Nederlandsche stad in GERRITSEN, H.G. (1982). Limbourg, Tome 107-108, 1971- de XIVde eeuw; Met een kaart Tussen bevroren lakens achter 1972, pp. 7-79. Maastricht, en platen. ‚s-Gravenhage, de Sluitersveldse Landweer; De Limburgs Geschied- en Martinus Nijhoff. reconstructie van de voorma- Oudheidkundig Genootschap. lige landweer op het DEINSE, J.J. VAN (1927). Sluitersveld te Almelo met veel BORETIUS, A, V. & KRAUSE Landweren bij Enschede. In: wetenswaardigheden over (red.) (1897). Monumenta Twentsch Dagblad Tubantia & landweren in het algemeen. Germaniae Historica; inde ab Enschedese courant van 20, 21, Almelo. anno Christi quingentesimo us- 22 en 25 Oktober 1927. que ad annum millesimum et GRAAF, R. DE (2004). Oorlog quingentesimum, edidit DEINSE, J.J. van (1939). Uit het om Holland; 1000-1375. Societas Aperiendis Fontibus land van katoen en heide, 2. Hilversum, (Middeleeuwse stu- Rerum Germanicarum Medii Enschede, Van der Loeff. dies en bronnen 38). Aevi, Legum sectio II, Capitularia regum Francorum, DOORNINCK, J.I. VAN (1885). Tomus II. Hannover, Hahn. De cameraars-rekeningen van Deventer: 2; 1348-1360. Deventer, J. de Lange. 120 —

GRIMM, P. (1958). Die vor- und JANSSEN, H.L. & A.D. Verlinde MOLHUYSEN, P. C. (1862). frühgeschichtlichen Burgwälle (1977). Holten, het bisschoppe- Register van charters en be- der Bezirke Halle und Magde- lijk kasteel de Waardenborg. scheiden in het oude archief burg. Handbuch vor- und früh- Bussum, (Archeologische mo- van Kampen 1; 1251-1496. geschichtlicher Wall- und numenten in Nederland 6). Kampen. Wehranlagen 1. Berlijn, (Schriften der Sektion für Vor- KNEPPE, C. (1997). Die anfänge NICOLLE, D. (1999). Medieval und Frühgeschichte Deutsche der Bielefelder Stadtlandwehr. Warfare Source Book; Warfare Akademie der Wissenschaften In: G.M.K. Isenberg & B. in Western Christendom. zu Berlin 6). Scholkmann (red.), Die London, Brockhampton Press. Befestigung der mittelalterli- HASSELT, G. VAN (1807). G. van chen Stadt. Köln, (Städte for- OVERIJSSELSCHE COURANT Hasselt’s Geldersch Maand- schung, Reihe A: Darstellungen, (1867). Overijsselsche Courant, werk 1. Arnhem, J.H.Moeleman 45), pp. 137-164. maandag 12 augustus 1867. Junior. 87ste jaargang, no. 96. Zwolle, KUIK, N. & A.M. Geerlink-van M. Tijl en zoon H. Tijl. HERMANS, H. (2006). der Gang (2001). Ter Hunnepe Bokkenrijders believen België of Wischboom: een Gelderse PELISSIER, E. (1902). Zur (7). In: De Bongard; Tijdschrift landtol bij Deventer, In: Topographie des rechtsmaini- van Heemkundevereniging “De Deventer jaarboek 2001, pp. schen Gebiets der Reichsstadt Bongard” 18, no. 4, dec. 2006, 6-27. Frankfurt a. M. und der pp. 72-87. sogenannten ‘Landwehr um LEEUWE, R. de & T.A. die Stadt’, Inaugural- HOEFER, F.A. (1912). De land- Goossens (2006). De landweer Dissertation Freiburg im weer als deel van een vesting. van Hoogen Heuvel: Breisgau. Frankfurt am Main, In: Vereeniging tot Beoefening Archeologisch Inventariserend Osterrieth. van Overijsselsch Regt en Veldonderzoek. Leiden, (Archol Geschiedenis; Verslagen en Rapport 74). PETERSEN, J.W. VAN (2002). mededeelingen 28, 2e reeks, 4e Reizen is tol betalen: de ver- stuk, p. 187. LUBBERDING, H., (1996). De keersontwikkeling in en om het Swormertoren. In: gebied van Rijn en IJssel tot de HOOF, L.G.L VAN & R. JANSEN Westerheem: tweemaandelijks Bataafse omwenteling van (2006). Een landweer op de orgaan van de Archaeologische 1795, Uitgegeven in opdracht Berchse Heide; Verkennend en Werkgemeenschap voor van het Streekarchivariaat De waarderend archeologisch on- Westelijk Nederland 45, pp. 57- Liemers en Doesburg. Aalten, derzoek Berghem-Piekenhoef. 62. Fagus. Leiden, (Archol rapport 53). LUYS, W.P.G.C. (1983). De RABELING, G.M. (1974). HULLU, J. DE (1897). De came- Wolfsgraaf: een middeleeuwse Landweren rond Doesburg. In: raars-rekeningen van Deventer: landweer in Beesel-Swalmen. Cornelis Andries de Bruijn 4; 1373-1376. Deventer, In: Jaarboek Maas- en (red.), De vesting Doesborgh: Deventer Boek- en Steen- Swalmdal 3, pp. 128-141. van landweer tot vestingwal. drukkerij, voorheen J. de Lange. Doesburg, Uitgaven van MODDERMAN, P.J.R. (1981). De Museum stad en ambt van JAARBOEKJE VOOR LIMBURG Lankerd bij Kesseleik. Een land- Doesburg 2. (1869). Jaarboekje voor weer tussen het Overkwartier Limburg. Maastricht, Leiter- van Gelre en het land van RACER, J.W.R. (1784). Nypels. Hoorne. In: T.J. Hoekstra & H.L. Overysselsche Gedenkstukken: Janssen & I.W.L. Moerman & 3, vervattende de voornaamste J.G.N. Renaud, Liber castello- landbrieven en oude landrech- rum; veertig variaties op het ten van overyssel, met aante- thema kasteel. Zutphen, keningen. Kampen, K. van Walburg Pers, pp. 283-287. Hulst. 121 —

SCHOLTE LUBBERINK, H.B.G., SOCIÉTÉ HISTORIQUE ET WEERTH, K. (1938). R.R. DATEMA & F.P.M. BUNNIK ARCHÉOLOGIQUE DANS LE Westfälische Landwehren. In: (2002). Het aardwerk De LIMBOURG (1898). Westfälische Forschungen; Ruitenburgerschans te Woold, Publications de la Société Mitteilungen des gemeente Winterswijk: een al- Historique et Archéologique Provinzialinstituts für gemene beschrijving en dans le Limbourg, 34 (nieuwe Westfälische Landes- und archeologisch onderzoek. serie, 14), Maastricht, Leiter- Volkskunde 1, pp. 158-198. Amsterdam, (RAAP-rapport Nypels. 777). WEERTH, K. (1955). STAM, H. (1958). Landweren in Westfälische Landwehren: SCHRIJNEMAKERS, M.J.H.A. Graafschap en Liemers, een Forschungsbericht über die (1963). De voor- en vroegge- studie over de geheimzinnige Jahre 1938-1954; und schiedenis van Munstergeleen. wallen uit de Middeleeuwen. Fortsetzung eines Beitrages in In: Bouwens, J.G.T. (red.), In: Archief, tevens orgaan van Band 1 (1938) Seite 159 ff. In: Munstergeleen; een monogra- de Oudheidkundige Westfälische Forschungen; fie over een Limburgse ge- Vereeniging De Graafschap en Mitteilungen des meente. Munstergeleen, pp. van de Meester Hendrik Willem Provinzialinstituts für 9-109. Heuvel Stichting 6-1, pp. 50-66. Westfälische Landes- und Volkskunde 8, pp. 206-213. SCHRIJNEMAKERS, M.J.H.A. VEEN, W.K. VAN DER (1995). (2004). De Landgraaf in de Het Sint-Jurgensgasthuis en de WERVEKE, A. VAN (1909). Het Brunssummer- en de weren te Helpman. In: J.W. Godshuis van Sint Jan & Sint Heerlerheide: middeleeuwse Boersma, C.J.A. Jörg (red.), Ere- Pauwel te Gent, bijgenaamd De landweer. Archeologie in saluut: opstellen voor mr. G. Leugemeete; Kapel en haar Limburg 96, pp. 2-23. Overdiep. Groningen, REGIO- muurschilderingen van +/- Projekt, pp. 333-351. 1346; Steendrukplaten. Gent, C. SIMONIS, A. H. et al. (1971). Annoot-Braeckman. Sittard, historie en gestalte, VERBRUGGEN, J.F. (2002). The Uitgegeven in opdracht van het Art of Warfare in Western Gemeentebestuur van Sittard. Europe during the Middle Ages; Sittard, Alberts. from the eighth century to 1340. Herdruk van de 2e editie, gereviseerd en vergroot, van 1997. Woodbridge, Boydell. 122 —

1 xxxxxxxx 7 Wallen in Noord-Brabant17 123 — Karel Leenders

In dit artikel hebben we enkele gegevens over 7.1 Inleiding Noord-Brabant bijeen gebracht. Waar nodig ma- ken we uitstapjes naar de provincies Antwerpen en Belgisch Limburg. “In het Brabantse landschap hebben aarden wal- len, niet het minst door hun vaak prachtige flora, een typerende betekenis. Juist deze verfraaiende 7.2 Wal en gracht in archieven en dialect functie heeft de wallen in het middelpunt van een levendige discussie geplaatst, die vooral hun betekenis voor natuurschoon en landbouw be- In Brabant werd oudtijds en in het dialect voor handelde. Ons heemvrienden interesseert deze een aarden wal ook het woord ‘gracht’ gebruikt. meningenstrijd vanzelf uitermate; maar met de Goossenaerts besteedt in zijn De taal van en om vraag naar het huidige ideële of materiële nut het landbouwbedrijf in het noordwesten van de Kempen der wallen is voor ons het wallenverschijnsel nog enkele regels aan ‘wal’, vooral om naar ‘gracht’ niet uitgeput. Vooral heemkundigen met histori- te verwijzen dat goed is voor bijna een hele sche zin zullen gaarne de vraag beantwoord zien: bladzijde (Goossenaerts 1956-1958, 855, 428, wat betekenen deze wallen, waarom werden ze ook nog enkele regels op 960). Maar alle voor- opgeworpen en wanneer?” beelden daar gaan over een soms brede sloot, terwijl Goossenaerts zelf ‘omwalling’ gebruikt Aldus de heemkundige Kakebeeke in 1949 op waar het om een waterhoudende gracht gaat! bladzijde 7 van het eerste nummer van het Verwarring ligt dus op de loer en archiefteksten roemruchte tijdschrift “Brabants Heem” moeten scherp gelezen worden om te zien of het (Kakebeeke 1949a). Voorwaar, het wallenpro- over een aarden opwerping of een uitgraving (of bleem stond dus toen al helemaal vooraan in de beide tegelijk en naast elkaar) gaat. aandacht! Kakebeeke bespreekt de visies van talloze eerdere auteurs, bijna een eeuw terug- Het woordenboek van Brabantse Dialecten van gaande tot 1861. Het valt op dat er weinig harde Weijnen en medewerkers bespreekt onder het gegevens zijn en veel opinies. Bovendien gaan lemma “Akkerwal” de woorden waarmee derge- veel argumenten meer over houtsingels dan lijke wallen worden aangeduid in het midden over aarden wallen. Hij bespreekt daarna enkele twintigste-eeuwse dialect. Het materiaal is ma- wallen ten westen en zuiden van Eindhoven, ger en buiten de Meierij zelfs schaars. In de waarbij er geen harde gegevens over ouderdom Meierij heten ze meestal ‘wal’, in de Langstraat en functie passeren. Kakebeeke pleit dan om, als en bij Turnhout ‘kant’, in westelijk Noord- er een wal of walcomplex is opgemerkt, vervol- Brabant ‘staalkant’. Bij enkele vermeldingen is gens historisch- en archiefonderzoek te doen en de aanwezigheid van een aarden ophoging niet in de buurt na te vragen wat men er nog van zeker: eikenwal, houtwal. Bovendien zijn ook weet. Een goede kartering van het object mag andere wallen dan akkerwallen onder dit lemma niet ontbreken en nagegaan moet worden wat gebracht: de stuifwal om duinen te stoppen en voor archeologische vondsten in de directe om- de schutwal tegen de heide (Weijnen 1967, afle- geving gedaan werden. Een pollenanalytisch en vering 2, 253-254). archeologisch onderzoek zal volgens hem steeds onontbeerlijk zijn. In een tweede artikel be- Buiks is echter stellig: De wal werd altijd aangeduid schreef Kakebeeke de wallen bij Oerle met ‘gracht’ (Buiks 2004, 189-190). Hij heeft heel (Kakebeeke 1949b) veel bronnen gezien maar die betreffen alle de Baronie van Breda. Zijn voorbeelden, veelal van We zijn in Brabant na 62 jaar nog niet veel ver- rond 1500, overtuigen wel: grachten die hoog der, Kakebeekes oproep wacht nog steeds op zijn, die een bepaalde hoogte hebben, die opge- systematische navolging. Net als oude wegen worpen moeten worden, die van boven een be- vallen wallen niet echt in het aandachtsgebied paalde breedte hebben en beplant moeten wor- van de gemiddelde archeoloog die vooral op den. De sloot ernaast heet dan ‘hool’. In jacht is naar tekenen van bewoning en lijkbezor- Princenhage was er bovendien in de late veer- ging. We hebben dus echte landschapsarcheolo- tiende eeuw een 7 kilometer lange ‘Vloeigracht’ 17 Een langere versie is beschikbaar op http://independent.academia.edu/ gie nodig. Die begint nog maar net te ontluiken. aangelegd rond het bodempeil van 1,7 m + NAP. KAHWLeenders 124 —

Het was een dijkje dat het overstromingswater kanten ging, schommelde de hoogte ervan uit de zandakkers moest houden. Nadat dit dijk- vaak tussen een halve en anderhalve meter je overbodig geworden was, waren er “buiten- boven het maaiveld. Tussen de eikengracht dijks” heel wat weiden omgezet in akkerland, zo en het centrale, bebouwde gedeelte van het verklaarden oude lieden in 1662 (Leenders 2006, akkerperceel bevond zich de rein, een niet nr. 29.210). beteelde rand. De rein lag wat lager dan het In zijn Geschiedenis van de landbouw in België schrijft bouwland sensu stricto. Lindemans dat in de Vlaamse leemstreek de om- Was een perceel volledig door eikengrachten heining van een veld vaak uit een wal, ‘gracht’ omzoomd of was het van een wal voorzien genaamd, bestond met daar bovenop een ‘tuin’, aan de zijde van de weg, dan was er een een gevlochten hekwerk, of wilgen- of doornen- plaats waar de gracht ophield: er was noch struiken. In het Hageland en mogelijk in houtgewas, noch wal. Dit noemde men Haspengouw groeide daar mei- of sleedoorn op. plaatselijk de ‘invaart’ of het ‘ing(a)at’ (Burny Voor de Kempen is hij wat minder duidelijk over 1999, 74). het walkarakter en noemt de scheiding dan ‘berm’. De berm kon heel breed zijn (3,6 meter) Ook hier werd dus het woord ‘gracht’ gebruikt, met ter weerszijden een diepe sloot (ook gracht maar daarmee bedoelde men vooral de houtsin- genoemd). De berm kon tonnerond opgehoogd gel, ongeacht of die op een wal stond. Vaak was zijn: ‘welfgracht’. Bovendien had je er de ‘dub- er geen of slechts een kleine (tot 50 cm) verho- bele gracht’ die beplant was met hakhout en op- ging, in andere gevallen bedroeg die een halve gaande bomen (Lindemans 1994, deel I, 362-364). tot anderhalve meter. Blijkbaar kwamen alle vormen voor, er was geen dwangmatigheid. De Burny geeft beschrijvingen van landschap en gesprekken die Burny voerde zijn een belangrijke landschapsgebruik in de Limburgse Kempen in de bron om te weten hoe de landgebruikers tegen periode 1910 – 1950 op basis van tweehonderd de wallen aankeken, wat zij er voor nut in zagen: gesprekken met oude bewoners. Over de vorm “Bij navraag naar de functie van houtwallen van de houtwallen tekende hij het volgende op: verneemt men dat ze waren aangelegd tegen “Wat hier tot nu toe ‘houtkanten’ genoemd de wind, voor het hout dat erop groeide en werd, waren in veel gevallen houtwallen. dat eikengrachten op wallen langs de wegen ‘Eikengracht’ is veruit de meest gangbare het drijven van de koeien vergemakkelijkte. naam voor met hout begroeide houtwallen In De Brand en De Raam in de vallei van de op en rondom het Kempisch Plateau. ltterbeek/Tongerlosebeek te Voorshoven- Plaatselijk is ‘gracht’ in de volksmond vervan- Neeroeteren groeide het gras op een omwal- gen door het homologe woord ‘graaf’. de beemd hoger dan op niet omwalde perce- Eikengrachten lagen steeds op een kadastraal len. Als reden hiervoor werd opgegeven dat perceel, ze lagen nooit op de grens tussen het op de eerste warmer was dan op de twee percelen. Er waren lang niet altijd vier tweede. Op veel plaatsen kwam het oven- eikengrachten aan een akker, vaak was er hout geheel, zoniet enkel, van het hakhout op maar een eikengracht aan één van de vier zij- de houtwallen. Gewoonlijk werd al het hak- den. Veel eikengrachten waren vlak of had- hout om de zes jaar gekapt. Hierop kwamen den hun kruin op hoogstens een halve meter afwijkingen voor: soms werd bepaald dat dit boven het maaiveld van de akker die ze om- om de drie of vier jaar moest, soms slechts sloten. Veel andere daarentegen waren wel alle acht of negen jaar. Er werden enorme degelijk hagen op duidelijk verhoogde wal- hoeveelheden mutsaarden mee gebonden, len. Dikwijls trof men één of zelfs twee grep- grotendeels bestemd voor de bakoven” pels aan langs één of aan de twee zijden van (Burny 1999, 75). de begroeide houtwal. Het kwam voor dat de ene flank van een eikengracht steiler was dan Er wordt wel eens beweerd dat de Kempen de andere. De breedte van een eikengracht hout-arm waren, waarbij men dan denkt aan varieerde van ongeveer een meter (wat wei- de schaarse bossen die er voor 1775 waren. Dan nig was) tot drie tot zes, zeven meter. Ook wordt het hout van de perceelsranden hele- deze laatste cijfers werden regelmatig opge- maal vergeten: dat leverde het dagelijks beno- tekend. Wanneer het niet om vlakke hout- digde hout, zoals ook uit bovenstaand citaat 125 —

Afb. 7.1 Kaart van de Tongerlose hoeve te Brecht, 1695 (inzet) (Goris e.a., 2001, 162 – 163) en opgraving in HSL-tracé bij Brecht – Sterhoven (Verbeek e.a., 2004, 147.

blijkt. In de gesprekken vernam Burny om wel- heid gebruik om ook de bramen en brem- ke houtsoorten het ging en hoe men het hout struiken op te ruimen en het gras en de afge- onderhield: vallen bladeren te verwijderen. De mooiste “De dominante houtsoort in de houtkanten eikenbomen bleven staan. Eikenhout in de tussen de akkers was zomereik. Het hout op houtkanten mocht niet afgezaagd worden, de wal of in de houtkant nam de vorm van het moest gekapt worden. Daarna werd het enkele zware opstaanders (bijna altijd walletje met de schop bijgewerkt, waarbij de Zomereik, soms berk of Grove Den) en veel stoelen met zand bedekt raakten. Dit had dan hakhout, maar dan wel telkens opschietend weer voor gevolg dat er minder uitlopers bo- uit grote, oude posten. Verder vond men er ven kwamen: alleen de sterkste kwamen er- veel Sporkehout, berken, Hazelaar, Brem, door. Na de Tweede Wereldoorlog is men op- soms ook Hulst, Lijsterbes of een jenever- gehouden met het periodiek schonen van besstruik. In de houtgrachten groeide ook eikengrachten (Burny 1999, 75). Kamperfoelie. Opvallend was verder het voorkomen van bramen. Op de bloei van bra- Het beeld van de hout-arme Kempen wordt ver- men en Sporkehout kwamen bijen af. sterkt door een vaak vergeten bijzonderheid van Sporkehout geeft veel honing. Struikheide de grondgebruikstatistiek. Het kadaster maakt ontbrak op de goede, humusrijke grond van voor een haag of wal pas een apart perceel aan, de houtwallen, waar wel zacht gras groeide. wanneer die structuur breder is dan 6 meter. Alle Ten dele was dat Gestreepte witbol. In hout- smallere hagen en wallen worden bij het aanlig- kanten tussen beemdpercelen in de beekval- gende gebruiksperceel geteld en dus niet apart leien stond doorgaans Zwarte els, langs de genoteerd. Daarmee verdwijnen ze uit de statis- beken zelf Zwarte els en wilgen. tiek. Iets dergelijks speelt bij de bomen langs we- Wanneer het hakhout van een eikengracht gen en op perceelsranden: ook die worden niet gekapt werd, maakte men van de gelegen- als oppervlakte geteld. Van de 15.417 gemeente- 126 —

lijke canada-bomen in Schijndel stond in 1927 net sant. Op de topografische kaarten van 183719 en niet de helft in de gemeentelijke canada-bossen. daarna wordt meestal een haag of smalle strook De rest stond op rij, vooral langs de wegen.18 bomen aangegeven, soms gecombineerd met een steilrandje. Maar zit daar ook een wal on- der? Dat is op die kaarten niet te zien. De uiteen- 7.3 Een rubricering van waltypen zettingen van Lindemans en anderen over het gebruik van deze akkers vergen slechts een af- sluiting van de buitenwereld, met hekken op de Bij gebrek aan een systematische vlakdekkende toegangsplekken. Het zogenaamde ‘akkergat’ Noord-Brabantse inventarisatie van nog be- werd daar met een ‘akkerveken’, een draaihek of staande wallen en walresten, of van wallen die slagboom, afgesloten. er ooit waren, moet ik volstaan met een over- zicht van wat zo snel in de herinnering opkomt. Van Duizel, Eersel en Bergeijk beschik ik over Het betreft dan wallen die ik in de literatuur veldnamen die daar verzameld zijn uit vooral vermeld zag, wallen die ik zelf in het veld of ar- achttiende-eeuwse bronnen. Ik heb in die verza- chief bekeken heb en enkele gevallen waar een meling gekeken naar de namen rond de randen kleine ad hoc ‘jacht’ op een ontbrekend type van de open akkers. Daarbij passeerden 21 open nog wat opleverde. De voorbeelden heb ik ge- akkers de inspectie, samen 1100 hectare. Dat le- rubriceerd op een wat intuïtieve manier, waar- verde naast een heleboel namen met ‘bocht’ bij de vermoedelijke oorspronkelijke bedoeling erin, maar 11 andere ‘randnamen’ op: één en functie van de wal richtinggevend is. Wallen ‘poort’, vijf met ‘heg’ en vijf met ‘gracht’. Die die vele eeuwen in het terrein aanwezig waren, poort kan een akkerveken geweest zijn, maar kregen soms een geheel nieuwe functie toege- ook het hek op de noordelijke uitgang van de meten. Daarop wordt waarnodig nader inge- dorpskom van Eersel. De heg- en grachtnamen gaan. Wat hier gepresenteerd wordt is verre doen vermoeden dat zowel een omsluiting met van compleet. een heg of struikenrij, als een met een wal (‘gracht’) in ruwweg gelijke mate voor kwam. Echter, de aantallen zijn minuscuul en de aard 7.3.1 Wallen en cultuurland van de bronnen en de manier van bewerking er- van maken dat er veel gegevens over de omslui- ting van de open akker aan de aandacht ont- Om akkercomplex snapt zullen zijn. Het akkerland in Zand-Brabant verschijnt op de oudste provinciedekkende topografische kaar- Bij speciaal op de ontwikkeling van oude ak- ten, die hier stammen uit 1837, in twee gedaan- kers gericht onderzoek bij Veldhoven, meer ten op de kaart: grote en soms kleinere open speciaal de open akker tussen Kerk-Oerle en akkers; en kleine akkers die met houtwas omge- Zand-Oerle, werden ook wallen in het akker- ven zijn. De open akkers zijn in de regel het mid- complex bestudeerd. Het gaat hier om akkers deleeuwse en voor-middeleeuwse bouwland, die in de Romeinse tijd en daarna vanaf de de omheinde akkers zijn de laatmiddeleeuwse Vroege Middeleeuwen in gebruik waren. en jongere toevoegingen aan het akkerland. Enkele wallen bleken zeer recent te zijn, één Althans in het oosten, want in westelijk Noord- wal was er nog half en bleek bestudeerbaar en Brabant staan ook oude akkergebieden soms bovendien werd een door de akker verzwolgen vol hagen. wal aangetroffen. In de naastliggende Oerlese Bossen loopt het oude akkergebied door en De open akkers zijn op de topografische kaart daar zijn nog goed zichtbare wallen. Daaraan open vlakten, maar de kadasterkaart laat zien werd nu geen onderzoek gedaan. Over het hele dat ze meestal in een groot aantal kleine streep- voormalige openakker gebied verspreid wer- 18 Brabants Historisch Informatiecentrum vormige eigendomspercelen verdeeld zijn, waar- den dubbele greppels gezien die op wallen dui- Den Bosch, Archief van het Gemeente- bestuur van Schijndel, 1811-1930, nr 23. bij één eigenaar vaak meerdere perceeltjes bezit den (Verspay, 2011, 109, 151-155). De bedolven 19 Voor Noord-Brabant afgedrukt in: die verspreid over die akker liggen. Er is een gro- wal werd kennelijk door de akker, die met plag- Wolters-Noordhoff 1990 en Caspers en Stam 2008 (1:25.000, dit zijn kaarten te literatuur over de open akkers, maar voor genmest alsmaar hoger werd, verzwolgen. In bijgewerkt tot ca. 1863). vandaag is vooral de buitenrand ervan interes- eerste instantie werd deze wal ergens voor 127 —

1400 opgeworpen door het opstapelen van Bij kampen, heiningen, bochten plaggen met aan een kant een ondiepe grep- De andere verschijningsvorm van de Brabantse pel. Midden zestiende eeuw werd de wal op- akkers is die van een zwerm omheinde akkers. nieuw met plaggen aangelegd, om een eeuw Deze dragen per streek in het dialect een ver- later weer in het aangroeiende akkerdek te schillende naam. Bovendien blijkt dat die namen verdwijnen, hoewel ter plaatse een perceels- in de loop van de eeuwen flink veranderd zijn. grens bleef bestaan. De andere onderzochte Waar de dialectatlas ten westen en zuiden van wal had ook de nodige reparaties meegemaakt Eindhoven voor het midden-twintigste-eeuwse en werd op het eind nog eens gehalveerd. In dialect vooral het woord ‘heg’ aangeeft aanleg dateert hij van vóór de zeventiende (Leenders en Berkvens, 2007, 177), blijkt uit de eeuw. De dubbele akkergreppels wijzen op een archivalia dat daar voor 1800 toch echt ‘bocht’ vorming in de vroege vijftiende eeuw of eerder sterk overheerste. (Zie bijdrage Groenewoudt & Verspay in deze bundel). De breedte van de greppels varieerde Men noemt de omheining van kamp (bocht, sterk: van 0,4 tot 2,6 meter; de breedte van de blok, heining etc.) erg makkelijk ‘akkerwal’. Ik walbasis van 1,5 tot 5,5 meter met een gemid- weet niet of iemand ooit geverifieerd heeft of delde totale breedte van wal met twee grep- daar echt een wal aanwezig was. Evenmin ken ik pels van 4,6 meter. publicaties waarin beschreven wordt dat nog be- staande wallen van kampen werden opgemeten. De centrale hoge en ooit open akker, de hoofd- In de historische bronnen zijn echter een aantal hoeve, een tweede hoeve en de oude burcht opgaven van de maten te vinden. Een wal werd van de heerlijkheid Burgst in Princenhage wa- opgeworpen door zand uit een of twee aan de ren omgeven door een forse wal. Delen ervan wal evenwijdige greppels op te werpen en dat bestaan nog. Die zijn beplant met beuken en zand met zoden te bedekken, en wel in sulcke eiken uit 1835. Omdat in de wal al een behoor- voegen dat op geen van de grachten van binnen of van lijke bodemvorming is opgetreden, moet hij buyten geen beesten op oft af climmen connen een aanzienlijke ouderdom hebben: twaalfde (Lindemans, 1994, Deel I, 363-365, noot 23, in eeuw werd door Van Oosten niet voor onmoge- Schoten bij Antwerpen, 1755). Het geheel moest lijk gehouden. Binnen de wal ligt 31 hectare met levend hout beplant worden. grond, waarvan 25 hectare oud akkerland met een humeuze bovenlaag van soms 90 cm dik. Buiks vermeldt de volgende maten. In 1536 moest Die akker werd door een hakhoutstrook (op in Alphen de gracht 1,42 meter breed zijn. In wal?) verdeeld tussen de Grote en de Kleine Zundert is dat in 1570 de hoogte van de wal. In Hoeve. Op het zuidelijke stuk werd vanaf 1790 Princenhage lagen rond de hoeve van Van der een parkbos aangelegd waarin een landhuis ge- Locht wallen van 17 tot 23 meter breed. Bij de bouwd werd. Park, huis en beide hoeven zijn er hoeve Ten Zande in Alphen moest de pachter in nog steeds. de zestiende eeuw jaarlijks 285 meter lengte aan De wal kan gezien worden als een akkerwal, wallen opwerpen (waarschijnlijk werd bedoeld: maar deels heeft hij ook als waterkering ge- repareren) en beplanten met eik, berk of els. Bij diend. Direct ten westen, noorden en oosten de Abtshoef bij Teteringen waren de dubbele van de akker daalt de bodem tot 50 cm + NAP grachten 2,85 m breed. Dubbel betekent volgens en het stond er tot rond 1970 regelmatig tot Buiks: dubbele breedte, niet: twee wallen naast 125 cm + NAP onder water. Het centrum van elkaar (Buiks, 2004, 189). Goossenaerts stelt dat de akker ligt boven 250 cm + NAP. Rond de hakhoutheggen breed waren, maar de berken- of oude burcht, waarvan nog de dubbele water- elzenhagen niet (Goossenaerts, 1956 – 1958, 283). grachten over zijn, kan de wal ook als onder- deel van de verdedigingswerken gezien wor- Bij het archeologisch onderzoek in het HSL-tracé den. In oktober 1944 lagen er geallieerde in Brecht werd het terrein van de Tongerlose ab- militairen achter de wal bij de aanvallen rich- dijhoeve Sterrenhoven doorsneden. De abdij ting Moerdijk. Ingekraste namen in de beu- verwierf die hoeve al in 1233. De meetkundig kenbasten getuigen er nog van (Leenders nauwkeurige kaart uit 1695 van die hoeve toont 1973, 15). De wal is een mooi voorbeeld van een brede strook landerijen met heiningen ten een multifunctionele wal. westen van de boerderij (Goris e.a., 2001, 163). 128 —

9

8

7

6

5

4 aantal metingen

3

2

1

0 1,0 1,5 2,0 2,5 3,0 3,5 4,0 4,5 5,0 5,5 6,0 6,5 7,0 7,5 8,0 8,5 9,0 9,5 10,0 afstand (meter) Brecht Princenhage

Afb. 7.2 Afstand tussen dubbele greppels archeologisch onderzoek HSL Princenhage en Brecht. (Tekening K.A.H.W. Leenders).

Daar sneed de HSL doorheen. Bij het onderzoek Akkerwallen die nu in het bos liggen vond men de voet van die heiningen terug als Delen van middeleeuwse akkergebieden zijn dubbele greppels die keurig overeenkwamen vanaf de achttiende eeuw bebost, meestal met met de kaart van 300 jaar eerder. Interessant is hakhout. Blijkbaar was de akkerbodem ondanks dat het onderzoek verder in die velden bewo- de bemesting toch uitgeput geraakt. Het micro- ning uit de IJzertijd, de Romeinse tijd én de morfologisch onderzoek in de akkers bij Oerle Vroege Middeleeuwen aantrof. Het gaat hier dus liet dat ook zien (Verspay, 2011, 164). Op de niet om een betrekkelijk late ontginning in de Houtse en Vrachelse Akkers te Oosterhout kon heide, maar om heel oud cultuurland dat op- de verarming op basis van archiefmateriaal aan- nieuw ingericht werd, eerst van huis-en-erf naar getoond worden (Leenders, 2009b, 280 – 281). boerenland, en dan verder gedetailleerd met De uitbreiding van hakhoutbossen over oude wallen die vanuit de dubbele greppels werden akkers is bijzonder duidelijk in Bergeijk en opgeworpen. Datering van de wallen: tussen Riethoven, terwijl ook de Oerlese Bossen min- 1000 en 1700 A.D. (Verbeek e.a., 2004, 197). stens voor een deel op oud akkerland staan en op de kadasterkaart van 1832 nog de oude ak- Bij het archeologisch onderzoek in het hogesnel- kerverkaveling hebben. Het vroegere hakhout- heidstreintracé werden bij Princenhage verge- bos is intussen vaak veranderd in hoogstammig lijkbare dubbele greppels aangetroffen.20 Hart bos, soms zelfs met dennen. Waar er bos op op hart gerekend hebben de daarbij in Princen- oude akkers staat kun je ook akkerstructuren en hage en Brecht waargenomen afstanden tussen zelfs wallen verwachten. In de Oerlese Bossen de greppels de verdeling zoals weergegeven in zijn inderdaad nog heel duidelijk wallen te zien. afbeelding 7.2. Ze bleven daar bewaard terwijl op de akker de modernisatie van de landbouw ze deed verdwij- Op de kadasterkaarten die in de jaren 1810 – 1831 nen. Akkerwallen die nu in het bos liggen bieden gemaakt zijn staan alleen stroken grond of water, dus een goede onderzoeksmogelijkheid. en dus ook heggen, aangegeven als ze breder 20 Kranendonk e.a. 2006. Hierin wordt zijn dan 6 meter. Dat wil zeggen dat van de hier Mogelijk zijn ook de Knegselse Wallen (zie echter amper aandacht aan deze greppels besteed. De gegevens verkreeg ik van de getelde wallen op de kadasterkaart maar 15 % Theunissen & Theunissen, deze bundel) derge- onderzoekers. zichtbaar zou zijn. lijke in het bos belande akkerwallen. In 1830 lagen 129 —

Afb. 7.3 Grondgebruik op de Enderakkers van Bergeijk in 1791 volgens de verponding, gecombineerd met kadaster 1832 (boven) en in 1930 volgens de topografische kaart, met veel loofbos waar in 1791 akker was (onder). Tekening K.A.H.W. Leenders. 130 —

Afb. 7.4 Aan een deel van de Knegselse wal werd in 1956 onderzoek gedaan door Gerrit Beex. Op grond daarvan meende hij dat de wal 1,2 meter hoog was op een basis van 2 meter breed tussen twee greppels. De flanken van de wal waren met plaggen versterkt (Theunissen en Lieberom, 1993, 218-219).

ze overigens in de heide. De hei binnen de wal Leck, de heer van de heerlijkheid Gageldonk in was in 1831 particulier bezit dat kort daarna be- Princenhage. De Otto’s Heininge werd met wal- bost werd. De hei erbuiten hoorde tot de gemene len omgeven, wallen die er deels nog zijn. Ook gronden. Het zou dan om een wal-rond-akker- de uit Gageldonk afgesplitste heerlijkheid complex moeten gaan, waarbij de hoge zuidelijke Hambroek had hierin een deel. Die deling zien rand van de akkers verlaten werd. In het bos ble- we in het kadaster van 1831 nog terug. De hei- ven de wallen bewaard, de noordelijke wallen ning werd gebruikt om turf en heide voor het verdwenen in de modernisering, na 1980. boerenbedrijf van de pachthoeven van Gageldonk en Hambroek te halen (Leenders, 1977, 42 - 43). Wat zuidelijker lagen de 42 hec- 7.3.2 Wallen en heide tare grote “Moeren van den Houte”, een turfveld van een andere heerlijkheid uit Princenhage. Dit bleek in 1690 slechts met hoekgreppels afgeba- Omgraven eigen land kend te zijn. Daar lag dus geen wal omheen Wanneer in de zeventiende of achttiende eeuw (Dirven en Leenders, 1973, 29). een stuk heide aan een particulier verkocht werd, moest dat eerst met hoekgreppels afgebakend Het heiveld bij Riel. Een voorbeeld dat tevens laat worden. De koper moest het daarna binnen een zien waar impressionistische wal-interpretatie jaar ‘omgraven’. Dat kon met een sloot, maar ook toe kan leiden, is het volgende. In 1652 stond de met een wal. Van belang is te bedenken dat de Staten-Generaal in zijn functie als hertog van particulier niet altijd de bedoeling had het land te Brabant aan het dorpsbestuur en de”de ge- ontginnen. Soms wilde hij het als privé heide hou- meene ingesetenen van het dorpken Riel” (bij den, of als turfveld. Dan werd het gekochte en om- Alphen N.Br.) toe om een perceel heidegrond heinde veld dus niet ontgonnen, of pas veel later. van ongeveer 53 hectare uit hun gemeint te ver- kopen tegen een jaarlijkse cijns van vier stuiver Otto’s Heininge van der Lecke.Op de grens tussen per bunder. Het stuk grond moest door de ge- Rijsbergen en Princenhage ligt de Otto’s zworen landmeter worden “bepaald” en daarna Heininge van der Lecke. De heining was een blok met een wal worden omgeven. Die omwalling van 28 hectare heide dat kennelijk tussen 1384 was rond 1790 opgevallen aan Adrianus Heylen, en 1429 werd ingenomen door Otto van der provisor van de abdij Tongerlo, die er een 131 —

“Romeinse Legerplaats” in meende te zien. In 1865 nam C.R. Hermans dat idee over. Nu is in die omgeving veel uit die tijd gevonden, maar toch vertrouwde archeologisch rechercheur Verhagen het zaakje niet (Verhagen, 1993). Hij wist te traceren op welke wallen Heylen doelde en vond vervolgens bovenstaande gronduitgifte uit 1652. Op het minuutplan van het kadaster, opgemaakt in 1827, is de gronduitgifte van 1652 nog duidelijk te onderscheiden. De zuid-, oost- en noordkant van het terrein zijn elk afgeba- kend met een rechte lijn. De wal langs de oost- zijde lijkt deels gebruikt te zijn als pad. Een Afb. 7.5 Verbouwereerde Bert Maes bij de ruïnes van de (hout)wal wordt op een minuutplan niet aange- Eerdse Bergen, 2011. Foto Peter van Erp / Brabants geven, tenzij het een afzonderlijk perceel betreft Dagblad 12 maart 2011. omdat de wal breder is dan 6 meter.21 In dit ge- bied werd een urnenveld aangetroffen, maar geen spoor van Romeinen. De buitengrenzen van de Loonse en vooral de Drunense Duinen worden gevormd door lange Randwal van cultuurland wallen, vaak op de scheiding tussen duinenge- Op de grens tussen stuifzandgebieden en oude bied en cultuurland, of dat nu weide, bos of ak- akkers vinden we hoge wallen die kilometers ker is. Een bijzonder lange akkerwal met inge- lang en vele meters hoog kunnen zijn. Ze ont- vangen stuifzand ligt langs de westzijde van de stonden wanneer een akkergebied dreigde over- akkers van Leende en Heeze, hemelsbreed over spoeld te worden met stuifzand uit de heide. In 5 kilometer. Een fraaie hoge ligt er ten westen de kern zijn dit opgeworpen en met eik beplante van Alphen, terwijl die van Vosselaar tot aan de wallen tegen het stuifzand. Deze eikenhaag ving voet van de kerk is doorgedrongen. De lokale inderdaad succesvol het zand op. De wal werd heilige heeft ooit een stokje voor dat opdringen- daardoor steeds hoger, terwijl de eiken het op- de zand gestoken… De kwaliteit van het eiken- hoogtempo konden bijhouden. De typische situ- hakhout op de Eerdse Bergen bij Schijndel en atie bij een gave toestand is: aan de ene kant ak- Veghel gaat de laatste decennia hard achteruit ker, andere kant dennenbos, op de wal eik. Die door de intensieve recreatie, waaronder off the wallen kunnen heel hoog zijn. road cross, mountainbiken en dergelijke. Men hield 21 Alphen en Riel, C 302 t/m 372 behalve er zelfs motorcrosswedstrijden waarvan deze percelen aan de Brakelse Straat. In 1837 zat daar o.a. een steenbakkerij. Ook in Oosterhout werd om de akkers tegen het lange akkerwal zwaar te lijden had. De wortels 22 Nationaal Archief Den Haag, Archief van zand te beschermen op de rand van de akker een van de eikenstoven kwamen bloot te liggen, wat de Nassause Domeinraad 11874 f 596. In 1694 verklaren de eigenaren van het land met eikenhakhout beplante wal aangelegd.22 nog versterkt werd door het wegspoelen van grenzend aan Zijne Majesteits warande zand door regenval. Ook het ontbreken van een en duinen dat tegen de warande ooit een Deze akkerrandwal lag misschien wel langs heel aarden wal beplant met hout werd de grens tussen het middeleeuwse cultuurland goed en structureel beheer heeft ervoor gezorgd aangelegd als bescherming tegen het dat de kwaliteit achteruit gaat. Men besefte ken- vliegende zand. Dit was uitgegroeid tot en de heide. Die scheiding tussen de akker en de een duin of zandberg. Voorbeelden heide blijkt hier in 1422 ‘schouw’ te heten.23 In de nelijk niet het cultuur- en landschapshistorische elders o.a te Vosselaar en Alphen. belang van de combinatie van dennenbos als 23 Nationaal Archief Den Haag, Archief van doorgangen erdoor zat een hek, het ‘schouwve- de Nassause Domeinraad 9199 f 68: Ter ken’.24 Nu is ‘schouwen’ bekend als het inspecte- stuifzandontginning, eikenstoven op de wal die Aalst land ‘binnen d’ackerschouwe’. vanuit dat stuifzand gevormd werd, en het cul- 24 Nationaal Archief Den Haag, Archief van ren van wegen, wateren en dijken langs water. de Nassause Domeinraad 12006 f 73r-74v: Hier zal men de zandwering regelmatig geïn- tuurland ten oosten ervan. Gelukkig is hier sinds binnen der schouwen int acker; aent 26 schowveken; hofstat dair hij woent specteerd hebben, wat de naam schouw kan begin 2011 het crossen en montainbiken verboden. binnen der schouwen; land a/d hei en verklaren. Immers, dat zand moest uit de akker aenden ackersloet; int acker te vrechele hoedende op die schouwe aen die heyde blijven. In deze betekenis lijkt het woord schouw Kleinere maar heel imposante stuifwallen vin- tusschen der monickengoet ende ... elders niet voor te komen. Het schouwen van de den we in Rosmalen en Nuland, respectievelijk 25 Nationaal Archief Den Haag, Archief van de Nassause Domeinraad 16739 f 31r zandkering werd in Oosterhout vermoedelijk ge- bij de Duinse Hoef en bij Duinendaal. Het zijn (1552). daan door personen die de mooie titel van U-vormige wallen aan de westzijde van het land 26 http://www.eerdsebergen.nl/ groepenkap2010/20110125- ‘Santgrave’ droegen. Zij hadden ook tot taak om van deze twee grote hoeven. De wal bij Duinen- neb2gemveghel-Eerdse_bergen_Advies_ jonge berken in het duinzand te steken.25 daal is ten opzichte van de omgeving 10 meter NEB-BBL_ABS250111.pdf

132 —

Afb. 7.7 Symbolische weergave Afb. 7.6 Hoogtekaart AHN van de Drunense Duinen. De duinruggen zijn donkerrood. Er zijn zowel rechte noord- van de combinatie na natuurlijke zuid ruggen als parabolen: cultuur en natuur in één beeld. gebogen lijnen en cultuurlijke rechte lijnen in het duinenpatroon hoog, die bij de Duinse Hoef 7 meter. Deze laat- van een particulier een strook van de Drunense van de Drunense Duinen (Tekening ste hoeve werd in 1507 door de Bossche Tafel verkaveling bij. Dat was dus geen gemene grond, K.A.H.W. Leenders). van de Heilige Geest aangekocht als de hoeve maar een stuk oud eigendom te midden van an- “In de Duinhalm”. De boerderij is dus vijftiende- dere eigendommen. De strook strekte zuid- eeuws of ouder, net als het duin (Leenders, 2009a). waarts tot de plaats Ten Woude, dat is nu De Brand onder Udenhout, maar werd zelf “In die Volgewaaide kavelgrenzen Duynen” gesitueerd (Notebaert, 1968). Het stuif- De op rijen staande oude eiken in de Loonse en zand heeft heel die hoek in een grote zandbak Drunense Duinen zijn waarschijnlijk de resten veranderd. De hoogtekaart toont daarin zowel van geheel overstoven oude perceelsscheidin- op natuurlijke wijze gevormde paraboolduinen, gen van ooit ontgonnen stroken land. als kaarsrechte noord-zuidlijnen. Die laatste kunnen overeen komen met oude kavelgrenzen, In de Late Middeleeuwen strekte het cultuurland temeer omdat er oude eiken op staan. Ook langs van Drunen nog zuidwaarts tot aan Udenhout, negentiende-eeuwse wegen zijn dergelijke wal- dat destijds nog als Het Woud werd aangeduid. len ontstaan, maar die zijn smaller. Kennelijk liep de noord-zuid gerichte stroken- verkaveling van Drunen toen nog dwars door de Op een hoogteprofiel noord-zuid over Giers- huidige Drunense Duinen door “tot aan Den bergen zien we wat hier gebeurd is. De algemene Woude” zoals men toen schreef. Dat was nog tot terreinhelling loopt onder de duinen door van 7,5 in de vijftiende eeuw cultuurland! m in het zuiden (links) tot 5,5 in het noorden, bij Rond 1400 kwam hier het stuifzand hinderlijk Y=408200. Dan volgt er een 1 meter diep uitge- opzetten, zoals onder andere blijkt uit berichten graven laagte tot Y= 408470. Daarna gaat de al- over de hoeve van Giersbergen, waar de pachter gemene terreinhelling gewoon door tot aan het voor een goede antistuifwal moest gaan zorgen. Drongelenskanaal: daar is het 5 m + NAP. De In 1423 werd om Giersbergen een strook van 130 dammen daarlangs en het laaggelegen kanaal- meter grond als “met sande bevlogen” beschre- water zijn aan de rechterrand mooi te herkennen. ven. Dit lijkt de strook waar nu de akkerrandwal De algemene terreinhelling is hier dus 2,5 meter van Giersbergen op ligt. In 1448 kocht de abdij over een afstand van 5 kilometer, dat is 0,5 m/ 133 —

Afb. 7.8 Hoogteprofiel N-Z over Giersbergen. km. Op die algemene ondergrond (de rode lijn) deze bundel). De afwatering vanuit het zuiden ligt van Y=405500 tot Y = 407500 een flink pak stuit daar op af. Het water stroomt dan oost- zand: bijna 2 meter dik. Dáár bovenop liggen de waarts, om door het “Gat in de Velderse Wal” echte duinen, waarvan de hoogte op dit profiel uiteindelijk naar het noordoosten te kunnen tot 17 m + NAP reikt. Die duinen zijn dus 5 tot 10 ontsnappen. Van de hoeve Heerbeek is een zeer meter hoog ten opzichte van de omgeving. gedetailleerde kaart uit 1650 bewaard gebleven. (Van Ermen 2000, 71-72) Deze kaart geeft ook informatie over de Velderse Wal. 7.3.3 Wallen en bossen Langs de wal staat geschreven: den wall der hoeve van Velder toebehoorende den Baron van Boecxtel ge- Wal om middeleeuws bos noempt die Velderse hoeve. Er wordt géén wal gete- Middeleeuwse bossen waren vaak met een wal kend en ook niet het beekje dat er langs loopt. omgeven en die wallen hadden een min of meer Wel staat er een regelmatige rij bomen gete- afgerond, rond of ovaal verloop. In Engeland kend. Op het punt waar het beekje oorspronke- werd aangetoond dat echt oude bossen vaak lijk noordwaarts draaide, is het gatt inden zo’n afgeronde vorm hadden, in tegenstelling Velderschen wall aangegeven. Deze wal was tot de meer (recht)hoekige aangeplante bossen (Rackham 1986, 97 e.v.). Mooie voorbeelden zijn nog te zien bij het bos Velder tussen Boxtel en Oirschot en bij het Loons Bos bij Hoogeloon.

Het bos van Velder. In de Middeleeuwen was hier tot rond 1300 op natte lemige gronden een uit- gestrekt bosgebied, het bos van Oirschot. Blijkbaar had de heer van Boxtel zich daar voor 1300 al een stuk van toegeëigend, want toen de hertog van Brabant het gebied en de bomen van Heerenbeek in 1303 aan de abdij van Park ver- kocht, werd genoteerd dat het in het noorden aan de ridder van Boxtel grensde. Op die grens vinden we een wal, de Velderse Wal, die rond het Afb. 7.9 Detail uit de kaart van de hoeve Heerbeke te bos Velder loopt (Zie Bijdrage Jungerius et al. in Oirschot, 1650.(Van Ermen, 2000, 174 – 175.) 134 —

Afb. 7.10 Profiel door de wal van het Loons Bos, 2010 (Fotograaf onbekend).

primair een boswal, maar kreeg secundair aan een wal en een gracht. De pachter moest deze de zuidkant ook de functie van grens tussen het dobbele welffgrecht beplanten met eijken, bercken oft bezit van de heer van Boxtel en de abdij van elsen die hij in het bos mocht halen. Nog steeds Park; de dorpen en parochies Liempde en zijn restanten van de wal en sloot terug te vin- Oirschot; de heerlijkheden Boxtel en Oirschot, en den. Nu zijn voorwaarden wel eens cryptisch en tussen de kwartieren Oisterwijk en Kempenland is het denkbaar dat bedoeld wordt dat de be- van de Meierij. staande wal waarnodig opgeknapt moet worden en in ieder geval onderhouden moet worden. Het Loons Bos. Op de Kerkakker van Hoogeloon Hetzelfde probleem is er bij berichten over on- werd al weer lang geleden een Romeinse villa derhoud van turfvaarten, die ook wel eens op opgegraven. Dergelijke villae zijn in Noord- nieuwe aanleg lijken te duiden terwijl uit andere Brabant erg zeldzaam. Het terrein van het villa- bronnen blijkt dat die vaart er al lang lag. Door hoofdgebouw steekt met een hoekje in een ver- de wal werd in 2010 in het kader van archeo- der min of meer ovaal bos, het 8,8 hectare grote logisch onderzoek een profiel aangelegd. Nadere Loons Bos. Dit bos werd met een hoeve bij de informatie ontbreekt nog, ook over de vraag hoe kerk van Hoogeloon in de late twaalfde eeuw oud dat bos nu eigenlijk is en of het er ook al in verworven door de abdij van Tongerlo en van de Romeinse tijd was. dan af is het bos er steeds geweest, tot een fikse storm in 2010 vooral aan de oostzijde van het Wal om nieuw bos bos veel schade aanrichtte. Blijkens jaarringen In Zand-Brabant werden vanaf 1500 nieuwe waren sommige omgeblazen bomen 225 jaar bossen aangelegd: eerst het loofbos de Nieuwe oud. Dit cultuurhistorisch belangrijke bos wordt Plantage (nu Wouwse Plantage) in 1504, dan in nu als ware het een natuurreservaat beheerd. 1515 het Mastbos ten zuiden van Breda en het Mastbos van Hulten: dat zijn dennenbossen. Of Bij de verpachtingsvoorwaarden van de hoeve deze bossen toen al omgeven werden met een uit 1539 valt op dat de pachter verplicht werd wal is niet altijd duidelijk. Op de grens tussen de rond het bos een wal op te werpen. Het gaat om Nieuwe Plantage bij Wouw en het duinengebied 135 —

Afb. 7.11 Wal om de fontein in de Nieuwe Plantage bij Wouw, midden zestiende eeuw. (Markiezenhof Historisch Centrum, Archief van de Raad en Rekenkamer, D 262 en D264). werd een rechte wal aangelegd, die een boogje 1962). De raai werd uitgebouwd tot een ‘graft en maakte om een sierlijke fontein die waarschijn- wal’ om het bos, die van buiten naar binnen be- lijk met kwelwater uit het duinmassief gevoed stond uit een sloot (boven 2,56 meter breed, werd. Ook de boswachtershoeve was omwald. bodem 1,14 m, diep 1,14 m); een wal (onder 3,7 m, kruin 2,85 m); een berm tussen sloot en wal De rechthoek in het Mastbosbij Breda, 1621-1623. In (0,57 m breed); binnen de wal opnieuw een 1621 werd het plan ontworpen om het Mastbos sloot (2,28 m boven, 1,14 m diep, 0,85 m bo- een meer aan de eisen van de tijd aangepaste dem) met daarbinnen een dreef met bomen. Die vorm te geven: een grote rechthoek van dreef moest tussen de bomen 7,0 meter breed vermoedelijk 1350 bij 1240 m.27 De rechthoek zijn en tussen de sloten 8,1 meter. Het idee om werd in het terrein uitgeme ten en in kaart ge- de dreef buiten de raai te leggen werd afgewe- bracht. In het terrein werd de rechthoek eerst zen. In de ‘berm’ tussen de wal en de buitenste met een greppel of raai aangeduid. In 1623 be- sloot zien we de oplossing van het probleem dat gon men met de nadere vormgeving (Hallema de buitenzijde van de wal steil moet zijn en door

27 Kaart van het Mast bos 1621: Nationaal Archief Den Haag, Verzameling Topografische kaarten Hingman 1640. Afb. 7.12 Profiel Graft en Wal om de rechthoek in het Mastbos, 1623. (Tekening K.A.H.W. Leenders) Vermoedelijk 240 bij 220 lange roeden. 136 —

een naastliggende sloot ondermijnd zou wor- Staatsbosbeheer vanuit een merkwaardig zoge- den. De berm verschaft dan wat afstand en ste- naamd ecologisch maar cultuurhistorisch vol- vigte (Buis 1985, 620 naar adviezen van Boer uit strekt onverantwoord standpunt met kaalslag midden negentiende eeuw). Om het Hultense begon. mastbos lag in 1662 een wal die van boven 2,85 m breed was, van onder 3,4 m en 1,14 m hoog Door het erg natte Ulvenhoutse Bos lopen enkele was (Buiks 1998, 165). kronkelende beekjes. Voorts zijn tussen de bo- men nog enkele vervlakte dijkjes te zien: oude Rabatten weggetjes of een oudere bosverkaveling van Binnen een bos komen vaak ‘rabatten’ voor: vóór de aanleg van het huidige rechthoekige dre- ruggetjes met bomen er op en sloten er tussen. venstelsel, ingevuld met rabatten. Op recente Door het rabattensysteem kunnen meer eiken, luchtfoto’s blijkt dat deze sporen nog een aan- die op drogere grond beter gedijen, worden aan- zienlijke oppervlakte beslaan. Ook een naam als geplant. We vinden ook in eikenhakhoutbos en “Oude Dijk” wijst op relicten van vroeger. in dennenbos rabatten. In de literatuur houdt Mogelijk verwijst deze naam naar de gebogen men de rabatten voor negentiende-eeuws (Buis toe gangsweg tot het bos, zoals die in 1697 en 1985, 618) en ook Wikipedia komt niet verder 1713 nog bleek te bestaan en waarvan in 1783 nog terug dan 1799. Merkwaardigerwijs kent het sporen in het bos aangetekend wer den.28 Ook nu Woordenboek der Nederlandsche taal het woord is er nog wel iets van te zien. Op een kaart van ‘rabat’ in bosbouwkundige zin niet. Wel noemt 1698 zijn de Huisdreef en de St. Anna dreef inge- het dit woord in de betekenis van ‘verhoogd tekend.29 Deze dreven zijn vermoedelijk aange- tuinbed in ‘t algemeen’ al vanaf 1641. legd in het begin van de zeven tiende eeuw, toen ook de huidige inrichting van het Mast bos en het Rabatten werden echter al lang voor 1750 aan- Liesbos en het nabije St. Anna bos tot stand gelegd. Dat kan afgeleid worden uit de situatie kwam. Omdat de Huisdreef in het Ulven houtse in het Ulvenhoutse Bos bij Breda. Dit is een van Bos enigszins krom was terwijl de St. Annadreef de weinige bossen die de bosvijandige Middel- uit twee kaarsrechte delen bestaat, zullen deze eeuwen overleefd hebben, tot zeer recent, toen twee niet gelijktijdig aangelegd zijn.

28 Kaart van het Ulvenhoutse Bos nabij Wolfslaar 1697: Nationaal Archief Den Haag, Verzameling Topografische kaarten Hingman 1676; Kaart van de Bredase tienden van Ginneken, 1713: Brabants Historisch Informatiecentrum Den Bosch, inv.nr. 1709.; Kaart van het Ulvenhoutse en het St. Annabos en de hoeve van Ulvenhout, 1783: Nationaal Archief Den Haag, Verzameling Topografische kaarten Hingman 1678. 29 Kaart van het Ulvenhoutse en St. Annabos en omgeving 1698: Nationaal Archief Den Haag, Archief van de Nassause Domeinraad 7945 f 350. Afb. 7.13 Oude rabatten in het Ulvenhoutse Bos. (Tekening K.A.H.W. Leenders). 137 —

Het huidige, kort na 1751 aangelegde30, dreven- stelsel bestaat uit een hoofddreef (De Nieuwe Dreef en de rechtgetrokken Huisdreef) die 25 meter breed is en die het boswachtershuis ver- bond met de Prinsenhoeve van Ulvenhout en een aantal dreven dwars daarop of evenwijdig eraan. Die andere dreven werden smaller aange- legd. Veel van de dreef-namen zijn negentiende- eeuws. Mogelijk zijn de dreven zelf toch wat ou- der, of zijn ze - net als in het Mastbos - tot stand gekomen na stormschade in 1800.

De rabatten die in de oudere bosverkaveling passen, liggen vaak erg scheef ten opzichte van de nieuwe bosverkaveling. Er zijn ook rabatten die wél bij de nieuwe inrichting passen. Wie over de paden van de nieuwe inrichting wandelt of fietst, ziet de rabatten dan weer netjes haaks op het pad liggen, dan weer scheef naar links en verderop scheef naar rechts. Het best is het ge- heel te overzien of winterse luchtfoto’s van dit loofbos. Blijkbaar dateren de oude rabatten hier dus van ruim voor 1750.

Rabatten zijn geen ‘wallen’, maar een vorm van bodemverbetering. In die zin zijn ze vergelijk- baar met de beddenbouw op de akkers en de ‘verstreping’ die het populierenlandschap ken- Afb. 7.14 AHN hoogtebeeld met kleurstappen van 5 cm. merkte tussen 1750 en 1950 (Leenders 1994). Rechts de Eikerstraat, Riethoven.

35 bij 35 meter tot 50 bij 50 meter. Zo ver ik weet 7.4 Wallen en archeologie 31 gaat het in Noord-Brabant vaak om niet in het terrein gecontroleerde impressies vanaf lucht- foto’s en in modernere meldingen om akkerdek- De vroege Brabantse archeoloog C.R. Hermans ken uit de ijzertijd zonder dat de walletjesstruc- ontwaarde op de heide tussen Teteringen en tuur gezien werd. Ze worden vermeld bij Oosterhout een Hunnenschans en als zodanig Baarle- Nassau (Loveren), Oirschot (nu Oister- stond het fenomeen bij de ROB in Amersfoort wijk: Banisveld), Leenderstrijp (Langakkers), Oss, geruime tijd in de documentatie vermeld Uden (Hengstheuvel), Zundert (bij Akkermolen) (Hermans 1865, 69). In werkelijkheid zijn het drie en Riethoven (Van Tuijl 2010; Gemeente Oister- bergjes die in de achttiende eeuw als kogelvan- wijk 2010, 75; Brabantse Milieufederatie 2010, 6; ger werden opgeworpen voor het op die heide Louwe Kooijmans 1995, 419; Van Hoof 2008, 61- oefenende Nederlandse leger. Deze bergjes wer- 65; Archis waarn. nr. 51152.). den de Kelbergen genoemd, verbasterd uit Dit laatste complex werd al in 1985 op luchtfo- Kalkberner, de naam van de eigenaar van het to’s uit 1949 herkend, maar alleen de toen niet bos ten oosten ervan.32 De naam Kalix Berna van beboste plekken konden gezien worden een rustplaats langs de autoweg A27 aldaar is (Milikowski 1985, 82-83). Met de AHN-hoogte- kaart bleek het mogelijk een veel groter gebied een verdere verbastering van die naam. 30 Nationaal Archief Den Haag, Archief van te analyseren. Op het kaartje staan in grijs de ka- de Nassause Domeinraad 7954 fol 607. dasterlijnen van 1831. Die maken een flinke hoek 31 Zie ook bijdrage Groenewoudt & Verspay Serieuzer zijn de gedachten over het voorkomen in deze bundel. van raatakkers of celtic fields in Noord-Brabant. met het ruitjespatroon van de celtic fields en bo- 32 Van Mosselveld 1958; Kaart van het vendien zijn de kadasterpercelen veel groter. Een kampement tussen Teteringen en Het gaat om min of meer vierkante veldjes met Oosterhout, 1776: RA Zwolle, Collectie walletjes eromheen, met een typische maat van tweede stoorzender kan de huidige bosverkave- van de Santheuvel nr. 125b. 138 —

ling zijn. Maar die is alleen een “invulling” van de In de literatuur wordt soms losjes gesproken oude kadasterpercelen. In 1791 was het gebied over ‘houtwal’ of ‘eikenwal’, zonder dat duidelijk heide (Knaepen e.a. 2009, 168). In 1837 was het wordt of onder de begroeiing werkelijk een aar- gebied al deels bebost en verder heide, in 1930 den opwerping aanwezig is. Bij het raadplegen was het geheel bebost met uitzondering van het van archivalia en het interpreteren van veldna- ven links. De veldjes blijken gemiddeld 37 bij 42 men moet er rekening mee gehouden worden meter groot, gemeten van waltop tot waltop. De dat ‘gracht’ soms juist ‘wal’ betekend. Evenzo walletjes zijn 5 tot 30 cm hoger dan het veldmid- kan de opdracht om wallen op te werpen ook den. Archis vermeldt in het celtic field wat vage betekenen dat een bestaande wal onderhouden meldingen van “geploegd bosperceel, lijkt oude moet worden, misschien op de manier die Burny akker, vondsten IJzertijd en Romeins”, en op de beschreef: toedekken van de gehakte stronken rand van het ven iets westelijker een bronstijd- met nieuw zand. grafheuvel. Het terrein is niet beschermd en gro- tendeels bebost. Wallen kwamen voor in alle maten: enkele deci- meters hoog tot tien meter hoog, één meter breed tot 8 meter of meer, en zelfs wallen die 7.5 Conclusie ‘verdronken’ in het aanzwellende akkerdek. Wallen in en om het cultuurland (inclusief bos) waren steeds begroeid. Wallen in en om heide Er bestaat geen inventarisatie van wallen in de waren (soms?) kaal. Dubbele greppels zijn provincie Noord-Brabant. Het is daardoor niet archeologisch typische horizontale sporen van mogelijk om oordelen over zeldzaamheid uit te (verdwenen) wallen, maar ook de verticale vlak- spreken. Topografische kaarten, ook die van de ken tonen wallen! Er zijn duidelijk bewust opge- Bonneserie, geven wallen inconsequent aan: op worpen wallen, al dan niet met plaggen als be- de ene editie wel, op de volgende niet en bij de kleding. Mogelijk zijn er ook wallen ontstaan volgende editie weer wel. Dit bemoeilijkt een door onderhoud aan een vlakke hakhouthaag, of inventarisatie van (verdwenen) wallen. door het inwaaien van zand in zo’n haag. Deugdelijk veldonderzoek aan wallen werd am- Daarnaast zijn er wallen die het stuifzand uit het per gedaan en voor zover het gedaan is, is het cultuurland hielden en daar zelf erg hoog van een kunst om de resultaten ervan bij elkaar te geworden zijn. Door de grote landschappelijke zoeken. Er zijn wat meer verspreide archiefnoti- veranderingen in de laatste 150 jaar, liggen veel ties over wallen, maar het zou leerzaam zijn die wallen nu in het bos. Toch zijn dat vaak in aanleg ergens met een wal in het terrein te kunnen con- geen boswallen! In het cultuurland zijn de wallen fronteren. vaak opgeruimd. Zeker de oudere wallen kunnen

Afb. 7.15 Onderzoeksaspecten van een wal (Tekening K.A.H.W. Leenders). 139 —

een gecompliceerde geschiedenis hebben, waar- Vragen die hier van belang zijn: bij latere functies niet overeenkomen met de Werd er daadwerkelijk een wal opgeworpen, oorspronkelijke bedoeling van de wal. Het land- of werd de akker bij ontginning (of later) uit- schap waarin de wallen werden opgeworpen is gegraven, of bestaat de ‘wal’ uit ingewaaid vaak heel anders dan dat waarin we ze nu aan- zand? Of is het een combinatie? treffen, iets dat gemakkelijk tot verkeerde inter- Ontstond de heg uit wilde opslag onder de be- pretaties kan leiden. scherming van een hek, of werd de heg aange- plant? Om een individuele langwerpige hoogte in het Begeleidende greppels langs de haag bij wel/ landschap zinvol te duiden zal in de regel ge- niet wal? combineerd archiefwerk en veldonderzoek no- Werd aan akkerzijde van een haag een gras- dig zijn. Dat wordt zelden of nooit gedaan. baan gehouden en is die in de opbouw van de Kakebeeke adviseerde in 1949 om, als er een wal akkerbodem terug te vinden? of walcomplex is opgemerkt, vervolgens histo- Primaire beplanting en secundaire toevoegin- risch- en archiefonderzoek te doen en in de gen aan begroeiing van de heg. Zijn er nog buurt na te vragen wat men er nog van weet. oude stronken en leven die nog? Een goede kartering van het object mag niet In wat voor landschap werd de wal opgewor- ontbreken en nagegaan moet worden wat voor pen? De bodem onder de wal kan daarover archeologische vondsten in de directe omgeving iets zeggen. gedaan werden. Ook geavanceerd archeologisch Trad in de wal bodemvorming op en geeft dat en bodemonderzoek in het laboratorium zal een idee van ouderdom en begroeiing? steeds onontbeerlijk zijn. Dat oude advies geldt Vergelijk bodemprofiel onder de wal met dat nog steeds! binnen en buiten de kamp. Houd daarbij reke- ning met een eventuele grasbaan langs de De wallen die ons nog resten, zouden op struc- wal. Kunnen de verschillen in verband ge- tuur in bodem en begroeiing, bodemkundige sa- bracht worden met de geschiedenis van het menhang met aangrenzende percelen en op ou- grondgebruik ter plaatse? derdom onderzocht moeten worden. Een In welke periode(n) werden heggen, met of eventueel in westelijk Noord-Brabant of de zonder wal, aangelegd of gevormd? Spek Langstraat aan te treffen overstroomde heining meent dat de heggen in Drenthe zeventiende- biedt een kans op een blik op een vijftiende- eeuws zijn, maar de vele middeleeuwse hei- eeuws voorbeeld, ter vergelijking met heiningen ning/kamp/bocht-toponiemen in Noord- die het langer volgehouden hebben. Zand- Brabant verzetten zich tegen zo’n late Brabant was in de negentiende eeuw nog een datering. typisch heiningenlandschap. Vrijwel iedere per- Kunnen ingestoven wallen informatie over de ceelsgrens op het Hoge was begroeid, al dan niet stuifperioden opleveren? met een walletje onder de struiken en eventuele bomenrij (Topografische kaart 1837-40). Alleen Summary: Historical earth banks in North- in de bredere beekdalen en de beemden werden Brabant (Netherlands) de percelen door onbegroeide waterhoudende Despite a call to make an inventory of the sloten gescheiden. Thans is er van al die hagen historical earth banks (“wal”, plur.: “wallen” but nog maar weinig over. Het is bij archeologen nog also “graft” and “gracht”) in the sandy region of steeds niet echt de gewoonte aan de heggen en Brabant and Limburg in 1949, no such inventory walletjes aandacht te besteden. Zowel bij het was made. Only incidental observations and very archeologisch onderzoek in Breda-West als bij few good research results are available. In dat in het HSL-tracé in Noord-Brabant en publications often the terms “eikenwal” (oak Antwerpen werden recente dubbele greppels bank) or “houtwal” (wood bank) are used aangetroffen die blijkbaar overeenkomen met without proper investigation whether an voormalige walletjes. Aan dit fenomeen werd bij earthen bank is present under those hedges. deze drie onderzoeken geen archeologische aan- dacht besteed. Maar Verspay liet bij Oerle zien The investigated earth banks have a height of dat de wallen langzaam aan in zicht komen bij some decimetres up to 8 meters or more. Their de archeologen. width is between 1 and 10 meters. In recent 140 —

archaeological research the remains were found banks are those of groups of “Celtic Fields” in of an earth bank that gradually was “overgrown” Bergeijk and Belgian Limburg. by the plaggen soils that were formed next to it. This indicates the presence of older earth banks The landscape of this region changed a lot within the open fields seen on 19th century during the last 150 years. As ea result, some maps. Earth banks were also thrown up in earth banks that once bordered arable fields preparing an area for forestation. This mirrors now are in woodland. Many others have the older use as a border around old woodland. disappeared due to agrarian modernisation and In moorlands earth banks were also use to mark building of residential quarters. The older earth a field for reclamation of use as a private field banks sometimes have a complicated history: with heather. field boundary, keeping animals in (or out), defence against inundation or even an invading Most earth banks were planted with shrubs or army. coppice, sometimes with standards. Only some earth banks in moorlands were not planted. On Most earth banks await thorough investigation. the western boundaries of fields, banks with We ask attention for a number of aspects of hedges could catch a lot of drifting sands and earth banks that should be taken in account in grow to remarkable heights. The oldest earth such research. 141 —

Literatuur

BRABANTSE ERMEN, E. VAN (2000). KAKEBEEKE, A.D. (1949b). MILIEUFEDERATIE (2010). Kaartboek vande abdij van Voorstudies voor een platte- Bijlage van reactie van BMF op Park 1665. Brussel. grondsonderzoek van ontwerp-verordening Ruimte Zandoerle. Kempiniae caput fase 2 d.d. 4 aug. 2010. GEMEENTE OISTERWIJK est municipium de Oerl. In: (2010). Beleidsplan archeologie Brabants Heem 1, pp. 83-87. BUIKS, C.J.M. (1996). gemeente Oisterwijk. Dorpsakkers in de Baronie van KNAEPEN, R., BIEMANS, J., K. Breda. In: Heemkundekring de GOOSSENAERTS, J. (1956- DE NOOIJER &, D. heerlijkheid Oosterhout 20, pp. 1958). De taal van en om het VANGHELUWE (2009). Bergeijk 2554 - 2566. landbouwbedrijf in het noord- in kaart. Bergeijk, Stichting westen van de Kempen. Gent. Eicha. BUIKS, C.J.M. (1998). Boerderijpacht in de Baronie GORIS, J. M., L.C. VAN DYCK & KOOT, C. & R.BERKVENS (red.) van Breda, 15e-16e eeuw. In: H. VAN DER HAEGEN (2001). (2005). Bredase akkers eeu- Jaarboek De Oranjeboom 51, Kaartboek van de abdij wenoud. 4000 jaar bewonings- pp. 132 - 187. Tongerlo 1655-1794. Brussel. geschiedenis op de rand van zand en klei. Breda. BUIKS, C.J.M. (2004). HALLEMA, A. (1962). Bossen en Veldnamen in de Baronie. In: bebossing in de Baronie van KRANENDONK, P., P. VAN DER Jaarboek de Oranjeboom 57, Breda gedurende de middel- KROFT, J.J. LANZING & B. pp. 177-205. eeuwen. (Stencils, aanwezig op MEIJLINK (red.) (2006). Witte Gemeentearchief Breda, Bibl. vlekken ingekleurd. BUIS, J. (1985). Historia 8A50). Archeologie in het tracé van de Forestis. Utrecht. HSL-Zuid. Amersfoort. HERMANS, C.R. (1865). Noord- BURNY, J. (1999). Bijdrage tot Brabantsche Oudheden. Den LEENDERS, K.A.H.W. (1973). de historische ecologie van de Bosch. Burgst. In: Hage nr. 9, pp. 4-34. Limburgse Kempen (1910- (met een bijdrage van T. 1950). Tweehonderd gesprek- HOOF, L.G.L VAN (2008). Hoekstra). ken samengevat. Maastricht. Zwervende erven uit de Romeinse tijd? Continuïteit in LEENDERS, K.A.H.W. (1977). CASPERS, T., H. STAM (samen- de bewoning van de late ijzer- Gageldonk. In: Hage nr. 21, pp. stellers) (2008). Historische to- tijd naar de Romeinse tijd te 3-84. pografische atlas Noord- Uden-Noord. Inventariserend Brabant, schaal 1: 25.000 Veld Onderzoek (IVO) door LEENDERS, K.A.H.W. (1993). De (1836-1843). Tilburg, Nieuwland. middel van proefsleuven op de Molenlei. In: Brieven van locatie van het toekomstig zie- Paulus 18, pp. 213-219. DIRVEN, H. & K.A.H.W. kenhuis Bernhoven. Met me- LEENDERS (1973). De gemeen- dewerking van C.C. Bakels, J. LEENDERS, K.A.H.W. (1994). tegrens van Rijsbergen en De Bruin & S. Knippenberg, Het Schijndelse cultuurland- Princenhage (nu Breda) òf De Leiden. (Archol rapport 91). schap. Een detailstudie. Limiete tussche Haeghe en Schijndel, G emeentebestuur. Rijsberghen. In: Hage, nr. 8, pp. KAKEBEEKE, A.D. (1949a). 4-39. Wallen in ons landschap. In: Brabants Heem 1, pp. 7-11. 142 —

LEENDERS, K.A.H.W. (2006). MILIKOWSKI, E. (1985). VERBEEK, C., S. DELARUELLE & Cultuurhistorische Landschaps- Archeologische luchtkartering J. BUNGENEERS (2004). inventarisatie Gemeente van het gebied Eersel – Verloren voorwerpen. Breda. Breda, Gemeente Breda. Riethoven – Bergeijk. In: J. Archeologisch onderzoek op Slofstra, H.H. van Regteren het HSL-traject in de provincie LEENDERS, K.A.H.W. & R. Altena & F. Theuws (1985), Het Antwerpen. Antwerpen, BERKVENS (2007). Oude Kempenprojekt 2. Een regio- Provinciebestuur. Brabantse Akkers met een fo- naal archeologogisch onder- cus op de omgeving van Breda. zoek in uitvoering. Waalre, pp. VERHAGEN, J.H. (1993). De In: Doesburg, J. van, M. de 79-85. ‘Romeinse legerplaats’ tussen Boer, J. Deeben, B.J. Groene- Alphen en Riel. In: Brabants woudt & T. de Groot, Essen in MOSSELVELD, J.H. VAN (1985). Heem 45 pp. 24-30. zicht. Essen en plaggendekken De Kalix Berna. In: Jaarboek De in Nederland: onderzoek en Oranjeboom 11, pp. 1-5. VERSPAY, J. (2011). De land- beleid. Amersfoort, RACM, pp. schapsgeschiedenis van de 161-192. NOTEBAERT, A. (1968). Oerse akkers. In: Theuws, F., Oorkonden van de abdij Ter Heiden, M. van der (red.), De LEENDERS K.A.H.W. (2009a). Kameren betreffende haar uit- archeologie van de Brabantse Landschapsgeschiedenis van hof te Giersbergen. Groningen, akkers. Toegelicht aan de hand de Hooge Heide tussen Wolters-Noordhoff. van het onderzoek van de Rosmalen en Nuland. Den Universiteit van Amsterdam in Haag. RACKHAM, O. (1986). The his- Veldhoven. Amsterdam, tory of the countryside. The full Diachron, pp. 96-179. LEENDERS, K.A.H.W. (2009b). fascinating story of Britain’s Het landschap 1780-1940. In: C. landscape. Londen. WEIJNEN, A.A. & J. VAN Gorisse, Oosterhout, niet van BRAKEL (1967 en later). gisteren. De geschiedenis van THEUNISSEN, M.J.J. & A.P.H. Woordenboek van de een vitale en veerkrachtige LIEBEROM (1993). Historische Brabantse dialecten. . stad van de oude steentijd tot wallen in Knegsel. In: J. van den 2009. Oosterhout, Signifikant, Biggelaar e.a. (samenst.), De WOLTERS-NOORDHOFF pp. 278-287. Hooge Dorpen. 700 jaar (1990). Grote Historische Atlas Vessem - - Knegsel. van Nederland 1:50.000. Deel LINDEMANS, P. (1994). 1292-1992. z.pl. (Vessem), pp. 4: Zuid-Nederland 1838 - 1857. Geschiedenis van de landbouw 212-227. Groningen, Wolters-Noordhoff. in België. Antwerpen- Borgerhout, Genootschap voor TUIJL, A. VAN. geschiedenis en volkskunde Merkwaardigheden (61) (2e, vermeerderde uitgave). Raatakkers of Keltische velden. In: Van Wirskaante, orgaan van LOUWE KOOIJMANS, L.P. Heemkundekring ‘Amalia van (1995). Prehistory or paradise? Solms’, Baarle-Hertog-Nassau Prehistory as a reference for 25, pp. 144-146 modern nature development, the Dutch case. Mede delingen Rijks Geologische Dienst 52, pp. 415-424.

144 —

1 xxxxxxxx 145 8 Wallen in Gelderse archieven. Aanleg, — functies en beheer van wallen in het Nederrijkswald en op de Zuidwest-Veluwe Klaas Bouwer

landgoed is vastgelegd. 8.1 Inleiding Het Nederrijkswald bij Nijmegen en de Ooster- beekse Heggen (hakhoutbossen) en de Moft op de Zuidwest-Veluwe zijn eeuwenlang grafelijk en In deze bijdrage geef ik een overzicht van de his- hertogelijk bezit geweest. Vanaf omstreeks 1560 torische informatie over wallen in de provincie tot na de Franse tijd behoorden ze tot de provin- Gelderland die uit een aantal archieven afkom- ciale domeinen, die in de loop van de negentien- stig is. Ik zal hierbij achtereenvolgens ingaan op de eeuw alle zijn verkocht aan particulieren. Het de functies, aanlegprocedure, maatvoering, be- waren steeds gebruiksbossen die voor de pro- planting en de aanlegkosten van deze groene ductie van brandhout, voor beweiding met vee elementen. en voor de jacht werden benut. Voor het doma- Ik beperk mij tot twee gebieden: het Nederrijks- niale bosbeheer in Gelderland heeft over een pe- wald ten zuiden van Nijmegen en de bossen van riode van zo’n vijfhonderd jaar een doelmatig de Zuidwest-Veluwe. Er zijn twee redenen voor hiërarchisch ingericht beheerssysteem gefuncti- deze beperking: ten eerste heb ik in deze beide oneerd met waldgraven, bosmeesters, boswach- gebieden uitvoerig archiefonderzoek verricht en ters en beheersreglementen (Bouwer 2003; ten tweede richt deze bijdrage zich op de vroe- 2008). In de zeventiende en achttiende eeuw gere domeinbossen omdat daarover de meeste functioneerde de Gelderse Rekenkamer als do- archivalische informatie bestaat. Over wallen die maniaal beheersorgaan. Uit die periode is een op particuliere bezittingen zijn aangelegd kun- schat aan boshistorische gegevens beschikbaar nen we informatie vinden in huisarchieven, als waarin ook informatie is te vinden over de aan- daarin tenminste ook het bosbeheer van het leg en het onderhoud van boswallen.

Afb. 8.1 De drie bosgebieden waarop de meeste in dit artikel gepresenteerde archiefinformatie betrekking heeft: Het Nederrijkswald ten zuiden van Nijmegen, de Moft en de Oosterbeekse Heggen aan de Zuidwest- Veluwezoom (uit: Kuyper, Gemeente Atlas Gelderland 1868). 146 —

In het veld werden grenzen niet alleen met bar- 8.2 Functies van wallen rières door middel van wallen gecreëerd, maar ook gemarkeerd door pollen (zandheuveltjes, soms met een boom of paal daarop), grenskui- Uit de archiefgegevens blijkt dat de walstructu- len, kielspitten (ondiepe geulen) en grensbo- ren die in de domaniale bossen en velden wer- men. Het was ten strengste verboden om grens- den aangelegd vier hoofdfuncties hadden: aanduidingen te verplaatsen of te verwijderen. bescherming van bosaanplantingen en boom- kwekerijen tegen wild en loslopend vee; bescherming van percelen bouwland en 8.3 Tijd van aanleg andere cultuurgrond tegen wild en vee; grensaanduiding van eigendom, met name tussen provinciaal domein en particulier Uit de periode vóór 1543, toen de Gelderse do- gebied zoals markegrond of dorpsgebied; meinbossen grafelijk en na 1339 hertogelijk bezit wegbegrenzing tegen het ontstaan van ‘wilde waren, zijn nauwelijks gegevens te vinden over wegen’ en daarmee gepaard gaande schade walaanleg. Dat komt vooral omdat er slechts uit aan bossen. één periode, van 1408 tot 1470, rekeningen en In veel gevallen had een wal meer dan één func- andere documenten bewaard zijn gebleven. Die tie. Grenswallen markeerden niet alleen eigen- geven echter vrijwel alleen informatie over hout- dom, maar ook bos en cultuurgrond van ver- verkopingen.33 schillende bezitters. Een voorbeeld hiervan is de De eerste vermeldingen van wallen komen uit de wal die Heumensoord, een gemeenschappelijk periode 1560-1570. In het laatstgenoemde jaar heideveld van het dorp Malden bij Nijmegen, worden in de Meerwijk ten zuiden van Nijmegen scheidde van het domaniale Nederrijkswald. de boswallen hersteld en met eiken beplant.34 Wallen die als wegbegrenzing dienden zijn voor- Op de kaarten die Thomas Witteroos in 1569 al aangelegd in de eerste helft van de achttiende en1570 heeft vervaardigd van het eeuw over tientallen kilometers lengte in het Nederrijkswald, de Oosterbeekse Heggen en de Nederrijkswald. Dat gigantische cultuurtechni- Moft gaf hij plaatselijk wallen aan rond enkele sche werk met de spade had ook als doel om het aanplantingen en ontginningspercelen.35 beheer van de bossen efficiënter te maken. In 1568 wordt in ‘sijne Majesteits heetvelden bij

33 GA (Gelders Archief ), Archief Hertogen, inv. nrs. 492-510 34 GA, ARk (Archief Rekenkamer) inv. nr. 2966 35 GA, ARk inv. nrs. 919 en 1403 Afb. 8.2 De houtwal langs de Koningskamp bij Wolfheze, aangelegd in 1568 (Foto: Inge Diepen).

147 —

Afb. 8.3 De Eikelenkamp bij Berg en Dal, van een wal voorzien in 1565, volgens een detailkaart van het Nederrijkswald door Thomas Witteroos 1570 (Gelders Archief ).

Afb. 8.4 Omwalde bouwlanden in Oosterbeek op de kaart van Nicolaas van Geelkercken 1660 (Gelders Archief ). 148 —

daar blijkbaar weinig van aantrokken.37 In het archiefmateriaal vinden we uit de zeven- tiende eeuw maar weinig vermeldingen van walaanleg. Blijkbaar volstond men met het on- derhoud van de aanwezige wallen maar het minder intensieve bosbeheer kan in die tijd ook een rol hebben gespeeld. Als door de Rekenkamer een perceel heide of bos in erfpacht werd uitgegeven ter ontginning dan was de aan- leg van een grenswal en –sloot door de nieuwe bezitter verplicht. Een voorbeeld daarvan is de ontginning in 1640 van een perceel aan de rand van De Moft bij Renkum.38 In het Nederrijkswald zijn in de jaren 1640-1650 meer dan twintig grote heide- en bospercelen in erfpacht ter ontginning uitgegeven door de Gelderse Rekenkamer. De nieuwe hoeven zijn toen, zoals afgebeeld is op twee kaarten van Nicolaes van Geelkercken, van grenswallen voor- zien.39 Maar men heeft geen specifieke gegevens over de tijd en wijze van aanleg vastgelegd om- dat de omwalling een taak van de ontginner was. Uit dezelfde periode dateert een bijzondere kaart van Nicolaes van Geelkercken van het dorpsgebied van Oosterbeek waarop veel wallen te zien zijn die de akkerlanden omzomen.40 Een groot deel daarvan moetop grond van de geogra- Afb. 8.5 Registratie van de gunning van enkele fische dorpsontwikkeling uit de Middel eeuwen gedeelten van een houtwal bij Berg en Dal in opdracht dateren. Ook op andere kaarten van deze land- van burgemeester J.E. Sanders van Well 1774 (Archief meter en op kaarten van Isaac en Jan van den Klooster Sint Agatha). Heuvel uit de eerste helft van de achttiende eeuw zijn beplante walstructuren aangegeven. Thans zijn bijna overal de wallen bij ontginnings- Wolfhesen’ na verkregen toestemming een per- hoeven en -kampen door herverkavelingen, we- ceel bouwland, de latere Koningskamp, aange- genaanleg en woningbouw verdwenen. legd. Deze ontginning is toen ‘afgegraven’, dat Plaatselijk liggen nog veel kilometers wal in het wil zeggen van een wal en ‘graaf’ (sloot) voor- Nederrijkswald en op een veel kleiner aantal zien.36 Deze structuur is nu nog duidelijk aanwe- plaatsen aan de Veluwezoom bij Doorwerth en zig, zij het dat de wallen net zoals overal in de Hoog-Oorsprong. loop der tijd door erosie en betreding zijn afge- Vanaf het begin van de achttiende eeuw ontwik- 36 GA, ARk inv. 1359, fol. 20r. De oude vlakt terwijl de naastgelegen sloten ondieper zijn kelt zich een grote activiteit in de aanleg van veelgebruikte term ‘afgraven’ heeft in de wallen in heel Gelderland. In de domeinbossen ontginningsgeschiedenis niet betrekking geworden. op het ontginnen, maar op de aanleg van In de jaren 1572-1577 heerste een grensconflict werd het beheer verbeterd omdat de Gelderse een wal en begeleidende geul of sloot. Staten, en de Rekenkamer als beheersorganisa- Daarnaast betekende het woord ook: het bij de Sallandse hegge aan de westkant van het zich toe eigenen van andermans goed. bos De Moft waar de eigenaar, de Wageningse tie, een hogere houtproductie wilde bereiken. Een veel gebruikte formulering bij drost Willem van Bockholt, het niet eens is met Aanplantingen moesten systematisch door wal- toestemming voor ontginning was dat de pachter het perceel moest ‘afgraven’ of de Gelderse Rekenkamer. Wageningse boeren len tegen vraat, betreding en diefstal worden ‘begraven’ en cultiveren (Verdam, 1932, laten hun vee grazen of steken heideplaggen op beschermd. Voor het toezicht en de houtafvoer p. 24) 37 GA, ARk inv. nr. 1566, stuk van 26 juni het domaniale veld doordat de ‘limieten’ niet legde men vooral in het Nederrijkswald rechte 1577 meer duidelijk zijn. In het uitgebreide dossier boswegen met begeleidende wallen aan. De 38 GA, ARk inv. nr. 1409 en AKV (Algemene Kaartenverzameling) nr. K 257 over deze ‘questieuze plaets’ lezen we dat het meeste nieuwe verbindingen waren tevens voor 39 Nationaal Archief, Collectie Hingstman, perceel wel degelijk ‘met een graeff was om- interlokaal verkeer bestemd (Bouwer 2012). VTHR nr. 4136 en 4138 40 GA, Kaartenverzameling, inv. nr. 554 graeven’, maar dat de Wageningse boeren zich Soms riep de aanleg van wallen maatschappelijk 149 —

protest op. In 1724 richt een aantal heren-eige- schadevergoeding bij wanprestatie. naren van ontginningshoeven bij Berg en Dal Als voorbeeld nemen we de aanleg van een wal een klaagbrief aan de ‘Edele hoog mogende he- in 1793 over een afstand van 374 Gelderse roe- ren’ van de Gelderse Rekenkamer waarin zij erop den (van 14 voeten ofwel 3,8 meter, in totaal wijzen dat de toegankelijkheid tot de heidevel- ruim 1400 meter), rond een stuk heideveld op de den en bossen, zo belangrijk voor de veeweide Moft . Eerst verdeelde men het werk in vier blok- en het plaggensteken, door de aanleg van de ken: 3 van 100 en 1 van 74 roeden. Een blok van vele wallen rond bosaanplantingen en akker- 100 roeden werd ingezet op 49 gulden, na afslag kampen ernstig wordt belemmerd. Ze stellen dat opgehangen voor 25 gulden en uiteindelijk ge- hun boeren hierdoor minder mest voor hun mijnd voor 40 gulden. Het geheel werd voor 155 bouwland kunnen produceren. En dat kan op gulden gegund, na ingezet te zijn op 185 gulden den duur ook heel nadelig zijn voor de provincie en opgehangen voor 120 gulden.42 Uit 1774 da- omdat er dan minder belastinggelden (tienden) teert een uitvoerig aanbestedingsdocument van op de oogst worden geïnd. De boeren van de een wal bij een particulier bezit in het heerlijkheid Groesbeek die vanouds het weide- Nederrijkswald. Rentmeester en latere burge- en plagrecht (‘drift en plagge meijen’) in het meester van Nijmegen Jan Engelbert Sanders Nederrijkswald hadden, dienden al eerder een van Well liet toen een grenswal aanleggen rond klacht in tegen het ‘afgraven’ van het bos- en zijn hoeve Westermeerwijk. Het tracé van de wal heidegebied.41 van 473 roeden (1800 meter) wordt in 16 blokken van gemiddeld 30 roeden verdeeld (variërend van 19 tot 36 roeden, vermoedelijk samenhan- 8.4 Aanbestedingen gend met de terreinkenmerken).43 In beide stukken komen de eisen waaraan de aannemers moeten voldoen uitvoerig aan de Van een aantal walprojecten zijn aanbestedings- orde. Zij moeten ervoor zorgen dat de door hen procedures bewaard gebleven. Op een enkel aangelegde stukken wal op één lijn komen te lig- particulier project na zijn ze door de Gelderse gen en aan elkaar verbonden worden. Voor de Rekenkamer opgezet en uitgevoerd. De aanpak precieze afmetingen en andere maatvereisten was op een modern aandoende manier gefor- wordt bij de aanbesteding door burgemeester maliseerd van begin tot eind. Een besluit tot Sanders van Well verwezen naar ‘een model aanleg van een wal of een weg met bewalling welk bij ’t inkomen van het goed (de hoeve) aan werd genomen door de heren van de de linkerzijde, als men van de stad komt, ge- Rekenkamer in Arnhem, meestal na de jaarlijkse maakt, gelegd en te vinden is’. Zo’n model was visitatie ofwel bosinspectie ter plaatse. een kort stuk wal met sloot ernaast met de pre- De aanbesteding van grote projecten maakte cieze afmetingen waaraan het werk moest vol- men door plakkaten bekend. In de Kanselarij in doen. Dit werken naar een model kwam vaker Arnhem of het Nijmeegse Valkhof vond vervol- voor; misschien was het bij de Gelderse gens de openbare aanbesteding plaats. Na Rekenkamer een standaard onderdeel van de voorlezing van de ‘condities en bestek’ werd aanbesteding. Ook volgens het bestek en de het werk eerst in delen en daarna in de massa condities van de omwalling in 1702 van een aan- aanbesteed. De veilingmeester zette in op een tal hakhoutheggen in Oosterbeek, zoals de niet te laag geschat bedrag, waarna men om- Koedel, de hegge van de Sonnenbergse Enk en laag ging tot een laagste bieding werd bereikt. het Swijers dal, moesten de aannemers zich rich- Deze bieder kreeg voor het uitbrengen van dit ten ‘naar een model reeds opgeworpen’.44 bod enkele guldens. Daarna werd het werk ‘op- Andere condities waren de vereiste maatvoering gehangen’ voor een nog lager bedrag en ging van de wal en van de ‘graaf’ daarnaast (waar- men over tot het opbieden, tot degene die ten over hierna meer), de datum van oplevering en 41 Bouwer 2012. slotte ‘mijn’ riep het werk werd gegund. De de betaling. Om het werk vlot uit te voeren stel- 42 GA, ARk inv. nr. 917, ongedateerde brief ‘hogers’ kregen elk enkele stuivers voor het de de opdrachtgever ook een voorwaarde aan van de erfpachters en brief van 7 oktober 1723 van de ‘gemeinte van de heerlijkheid omhoog drijven van de aannemingsprijs. De het aantal in te zetten werklieden. ‘Niemant sal Groesbeek’ aannemers die het werk of een deel daarvan met minder manschap als zes man in elk aenge- 43 GA, ARk inv. nr. 1411 44 Erfgoedcentrum Nederlands Klooster- werd gegund, moesten ieder twee ‘deugdelijke nomen block mogen werken, maer het (zal) aen leven, Archief van het klooster Sint borgen’ aanmelden die konden instaan voor de aennemer vrijstaan, om soveel meer volck te Agatha, inv. nr. 1058 150 —

gebruijcken als hem goet dunckt’.45 Bij over- schrijding van de opleverdatum legde de Reken- 8.5 Maatvoering en vorm kamer aan de aannemer een boete op van en- kele guldens per dag. Bij de uitvoering van het project was een opzich- De meeste wallen die de Rekenkamer heeft laten ter van de Gelderse Rekenkamer aanwezig, aanleggen, hebben het volgende profiel: een meestal een van de boswachters of ‘waldfur- wallichaam van drie voet (ruim 80 centimeter) sters’; bij een particuliere opdracht was dat een hoog met een breedte aan de basis van 6 voet aangewezen werkbaas. Zij moesten de werk- (160 cm). Daarnaast, aan de veldzijde of buiten- briefjes bij de Rekenkamer of opdrachtgever in- zijde, wordt een sloot gegraven van 3 voet diep leveren. De betaling vond direct na de opleve- en 6 voet bovenwijdte. Op de bodem moet de ring en inspectie van het werk plaats. Tijdens de ´graaf´ 1 voet breed zijn, evenals de bovenkant jaarlijkse bosinspecties bezichtigden de heren van de wal. In een aantal gevallen wijken de ma- van de Rekenkamer vanuit hun koets de gereed- ten hier iets vanaf. In 1793 zijn de vereiste maten gekomen wallen. van een wal op de Moft: 4 voet (ca.110 cm) hoog De Rekenkamer wilde uiteraard de werkzaam- en 12 voet (325 cm) breed, de sloot 4 voet ofwel heden zo goedkoop mogelijk laten uitvoeren. ruim een meter diep en 8 voet (216 cm) breed.46 Doorgaans werden wallen aangelegd in het win- De sloot werd altijd aan de buitenzijde of veld- terhalfjaar omdat arbeiders dan genoegen zijde van de wal gelegd. Zo moest het wild of moesten nemen met lage lonen. Zij hadden de loslopend vee om op het perceel bos of land- keus tussen pure armoede door werkloosheid en bouwgrond te komen, een barrière nemen van lange dagen van zwaar graaf- en spitwerk tegen twee meter plus de begroeiing die op de wal een schamel loon. Uit een analyse van diverse stond. Uit het onderzochte archiefmateriaal is te posten uit de jaarrekeningen en losse werkbrief- concluderen dat de gebruikte maatvoering van jes kunnen we opmaken dat één man in een de wallen in verschillende gebieden en periodes tien- tot twaalf-urige werkdag ongeveer twee, weinig uiteenliep; ‘het ‘3 en 6 voets profiel’ over- hoogstens drie roeden (circa 7 tot 11 meter) wal heerste. Ook bij wallen die op particulier initia- en graaf kon aanleggen. De Rekenkamer betaal- tief werden aangelegd volgde men deze maat- de de aannemer voor het werk per roede rond voering. de 5 tot 7 stuivers. Arbeiders konden per werk- Over de opbouw van de wallen krijgen we ook dag een loon van 8 tot 12 stuivers verdienen, in informatie uit de archiefbronnen. De hiervoor een week van zes werkdagen dus ruim 2 tot bij- genoemde wal op de Moft moest aan de buiten- na 4 gulden. In de zeventiende en achttiende zijde ‘met vierkante blokzoden bezet zijn, van eeuw moest het armste deel van de bevolking den besten en taaysten, dewelke aldaar te beko- zien rond te komen van minder dan 300 gulden men zijn’. De arbeiders dienden onderaan ‘in een per jaar (Van Zanden 1991). Het ging hierbij om kielspit’ (een geul van één spit diep) te beginnen losse werkkrachten die ’s zomers bij de boer en en dan deselve in verband opzetten, wel vast in ’s winters onregelmatig werk in de bossen ver- malcanderen te sluiten en de grond agter deselve richten. behoorlijk aantreden, vervolgens de zoden met slagers aanslaan’. Tussen wal en sloot moet men een vlakke strook (‘een bermtjen’) van 1 voet breedte vrijlaten ‘om het afschieten van de wal te voorkomen’). Soms nam men hiervoor een bre- dere of smallere strook.47 De breedte van de bo- venkant van de wal, meestal 1 voet, werd afge- stemd op de aan te brengen beplanting. Bij een haag van 2 rijen ‘stek’ (gekweekte eikjes van on- geveer twee jaar) was deze maat 2 voet; bij een 45 GA, ARk inv. nr. 281 wal in 1710 bij Groesbeek zelfs 3 voet.48 46 GA, ARk inv. nr. 1411 47 Bij de aanleg van de wal onder Berg en Om een grens extra te accentueren legde men Dal wordt ‘ten minste een kwart voet’ soms nog een pad langs de wal, of een strook genoemd; zie noot 44 Afb. 8.6 Dwarsprofiel van de wegwal langs de 48 GA, ARk inv. nr. 948, bestek van 29 dicht geplant hakhout. Bij de aanleg van een wal september 1710 Heumensebaan bij Groesbeek, 1781 in 1709 langs een bosterrein ten zuiden van 151 —

Afb. 8.7 Met winter- en zomereik beplante wegwal langs de Biesseltsebaan tussen Nijmegen en Mook, aangelegd omstreeks 1750 (Foto: auteur).

Groesbeek die tevens als grens moest functione- ren, liet de Rekenkamer aan de buitenzijde van 8.6 De beplanting van de wallen de wal op eigen terrein een weg aanleggen, met daarbuiten een greppel van 3 voet breed en 1,5 voet diep die als de echte ‘limietscheiding’ De wallen kregen na de aanleg een beplanting (grensaanduiding) met de territoria van Mook, met jonge bomen en struiken. We hebben maar de heerlijkheid Groesbeek en het territorium van weinig gegevens over de aard, dichtheid en on- Kleef49 fungeerde. derhoud van de walbeplanting, omdat dit werk Het vereiste, niet symmetrische dwarsprofiel niet door de Rekenkamer werd uitbesteed, maar werd wel heel precies bepaald bij de aanbeste- in eigen beheer uitgevoerd door de waldfurster ding op de Moft in 1793: ‘De aannemer zij ook of een werkbaas met ingehuurde losse arbei- gedagt dat de agter schuinte van den wall zes ders. Op de wallen plantte men jonge eiken of duimen (15 cm) tonrond zal moeten gelegd wor- beuken die periodiek om de tien tot vijftien jaar den’. Bovendien mocht de wal ‘aan de buiten- werden afgezet op een hoogte van ongeveer één zijde (de kant van het veld) niet meer dan één meter. Jonge eiken waren er meestal in over- voet achterover hellen’.50 De helling van het vloed omdat ook het grootste deel van de do- dwarsprofiel gaf Sanders van Wel in 1774 als maniale bossen als eikenhakhout werd geëx- volgt aan: ‘de wal moet zodanig agter over gezet ploiteerd. Voor aanleg en vernieuwing had men worden, dat het bovenste van de wal, met de continu plantmateriaal nodig dat zoveel moge- buijte kant van de graaff, acht en een halve voet lijk op enkele ‘eikelenkampen’ door de waldfur- uijtmaakt’.51 sters werd opgekweekt. Van de Zuid-Veluwse bossen zijn er weinig ver- meldingen van walbeplantingen. In 1687 oor- deelde het Arnhemse stadsbestuur dat de wild- 49 GA, ARk inv. nr. 948, bestek en condities graaf ten noorden van de stad te laag was. Hij van 22 november 1709 50 Zie noot 46 moest twee voet worden opgehoogd (dus met 51 Zie noot 44 152 —

Afb. 8.8 Houtwal in de Vier Perken bij Nijmegen, aangelegd in 1777 (Foto: Inge Diepen).

zand) ‘en met levendich eijckenholt bepoot’ pas aangelegde ‘grepwallen’ 7600 beuken ‘heijs- worden.52 De wal die het grote heideveld ters’ geplant. Opvallend is hierbij de ruime Heumensoord onder Malden scheidde van het tussen afstand van één Rijnlandse roede. domeinbos Nederrijkswald voorziet men in 1710 Ongetwijfeld werd hier later nog eikenstek tus- over een lengte van 400 roeden (ca. 1,5 kilome- sen gezet. Op de Wageningse wildgraaf stonden ter) van 15.000 ‘eikenstek’. Omgerekend zijn dat (en staan nog) beuken.55 37 boompjes per roede (circa tien per meter), Om de barrièrewerking van een wal te verster- vermoedelijk in twee of drie rijen. Bijzonder is ken plantte men soms aan de binnenzijde van de dat men ook rekening hield met de bodemkwa- wal en sloot nog een strook eiken- of beuken- liteit, bij een beplanting in twee rijen zette men hakhout. In 1710 besluiten de heren van de de eikenstekken ‘waar de grond goed is op 3 Rekenkamer dat langs de wal bij Heumensoord voet van elkaar, bij slechtere grond dichter bij een strook ter breedte van één roede twee spit elkaar’.53 In 1724 wordt gerapporteerd dat ‘op de diep moet worden omgewerkt en met akker- eikelcamp bij het Heuveltje’ (waar een waldfur- maal zal worden ingeplant.56 Dat een bosgordel ster woonde) ‘4 à 5000 looyen sijn uitgetrokken ook in plaats van een wal kon functioneren als die gepoot sijn in de bewallingen tussen begrenzing zien we in het Nederrijkswald bij de Groesbeek en de Flierenberg’.54 grens met Mook waar ‘op de limietscheijdinge Wat men aan jonge boompjes tekort kwam, beucke, berke, klaterboomen (populieren) of ligt

52 GA, Oud Archief Arnhem, inv. nr. 47, fol. werd aangevuld door aankoop op grote land- groeiend gewas sal worden geplant om de limie- 132. goederen, zoals het huis Middachten, of van na- ten kenbaarder te maken’.57 Ook langs de oude 53 GA, ARk inv. nr. 948; inv. nr. 274, verbaal van november 1710, idem verbaal van 5 burige grondbezitters die bomen kweekten. Ook wildgraaf tussen Wageningen en Lunteren lagen juli 1721 uit andere domeinbossen betrok men jonge bo- tussen het domaniale Moftbos en de Wagening- 54 GA, ARk inv. nrs. 274, verbaal van 12 september 1724 men. In de zeventiende en achttiende eeuw was se Eng een aantal smalle percelen eikenhakhout 55 GA, ARk inv. nr. 917, beplantingsvoorstel, er een levendige handel in plantmateriaal in (Keunen & Renes 2005, 14-15). 26 oktober 1711; Keunen en Renes, 2005, p. 19 Gelderland (Bouwer 2003, 96-98, 112; 2008, 121). 56 GA, ARk inv. nr. 274, verbaal van Ook de beuk paste men als walbeplanting toe, Van het beplanten van wallen met doornachtige november 1710 57 GA, ARk inv. nr. 274, verbaal van 6 mei waarschijnlijk vooral op de betere kwaliteit struiken die aan de ondoordringbaarheid zouden 1709 grond. Bij Groesbeek worden in 1711 op de dan kunnen bijdragen, vinden we geen vermeldingen.

153 —

Afb. 8.9 De wildgraaf bij Wageningen met een beplanting van beuken. Links achter de wal ligt de Wageningse Eng (Foto: Inge Diepen).

Misschien was dat zo’n logisch onderdeel van de walbeplanting dat men er geen melding van 8.7 Schade en onderhoud maakte. Slechts één maal wordt het aanbrengen van vlechtwerk op een wal genoemd, en wel als bij Groesbeek ‘het hout (…) door malcanderen ge- De Gelderse Rekenkamer en andere grondeige- vlogten (wordt) door een heg te conserveren’.58 naren hebben een permanente strijd gevoerd Het hout op de wal werd net zoals ander hakhout tegen vernieling en beschadiging van de wallen om de 8 tot 15 jaar afgezet op ongeveer één me- en sloten. De daders waren naburige boeren en ter hoogte. We kunnen dat nu op sommige plaat- herders die met hun kudde door de wallen trok- sen nog zien aan sterk uitgegroeide oude eiken- ken of deze moedwillig verwijderden, houtdie- en beukenstoven die op wallen staan. ven en plaggenstekers. Daarnaast speelden na- De Gelderse Rekenkamer heeft voor zover uit tuurlijke oorzaken een rol, met name slagregens archiefmateriaal blijkt, nooit schuttingen op en erosie. wallen geplaatst. Een dergelijke barrière zou op In de Waldordonnantie, een uitvoerig reglement een deel van de wildgraaf tussen Wageningen en dat is afgekondigd in 1654 voor het bosbeheer Lunteren, bij Veldhuizen (Ede) in 1771 zijn aange- en gebruik van het Nederrijkswald, wordt in arti- bracht; een houten hekwerk van palissaden, 3 kel 34 vermeld dat het streng verboden is de voet hoog (…) De palen op de wal stonden 1,5 omwallingen af te graven. En artikel 42 waar- roe uiteen, verbonden door planken (Keunen & schuwt ‘de wallen niet af te reupen off in te smij- Renes, 2005, p.17). Een bijzondere versterking ten op een sware boete’.59 Waldfursters en hun van een kilometers lang hekwerk is eind zeven- werklieden hadden ’s winters veel werk met het tiende eeuw aangebracht op de Arnhemse wild- herstel van beschadigde wallen en dichtgelopen wal tussen Dieren en Rozendaal, om het wild uit sloten. het jachtgebied van stadhouder-koning Willem In 1711 zijn de wallen langs Heumensoord ‘afge- III te weren van de aangrenzende cultuurgrond vallen, principael veroorzaakt door overloop van 58 GA, ARk inv. nr. 922, limieten van van boeren aan de Zuidoost- Veluwezoom Nederrijkswald met Groesbeek, 23 schaepen’. In de natte septembermaand van oktober 1709 (Scholten, 1998, 1999). 1724 zijn veel wallen in het Nederrijkswald ‘door 59 GA, ARk inv. nr. 936 154 —

sware regens overspoeld en gans weg gedreven. Het vee loopt door gaten het bos in’.60 Bij hun 8.8 Conclusies inspectiereis in dat jaar stellen de heren van de Rekenkamer een zeer subversieve daad vast; ‘de inwoners van Mook (grenzend aan het De aanleg van wallen is in Gelderland een veel Nederrijkswald) hebben de wallen daar doen in- voorkomende activiteit geweest bij het bosbe- werpen, met assistentie van hun gericht’. Het heer. Rond aanplantingen en cultuurgronden ging hierbij om een grensgeschil dat zich jaren- dienden de wallen vooral als barrières tegen wild lang voort sleepte (Bouwer 2003, 69-74). De en loslopend vee. Daarnaast hebben wallen een wallen hadden ook veel te lijden van loslopend rol gespeeld bij de afbakening van grenzen en vee en betreding door plaggenstekers met hun het paal en perk stellen aan het ontstaan van kruiwagens en karren. In 1712 zijn ‘op verscheijde ‘wilde wegen’ langs wegtracé’s. Vooral in de plaatsen de omwalling door heymaayers afge- achttiende eeuw zijn veel wallen aangelegd toen loopen, so hebben wij (de heren van de men de toegankelijkheid en indeling van de hak- Rekenkamer) aan de waltdienaren bevolen da sij houtbossen ging verbeteren. Hoewel er weinig die gaten weer souden stoppen’.61 Schade door archiefgegevens over bestaan is op oudere his- weidend vee wordt in 1710 gerapporteerd in torische kaarten te zien dat er toen al veel wallen Oosterbeek, waar het hakhout in ‘het rond cultuurgronden (bouwlandakkers, enken en Sweijersdal seer door schapen wort bedorven’. kampen) lagen. Daarom zal er een wal omheen worden gelegd.62 Veruit de meeste archiefbronnen die in Gelder- De wegwallen liepen veel schade op door wan- land informatie bevatten over de aanleg en het gedrag van weggebruikers. Koetsiers en wagen- beheer van wallen hebben betrekking op de do- voerders maakten vaak een nieuw spoor als de maniale bossen van het Nederrijkswald bij zandweg erg mul of te modderig was geworden. Nijmegen en in mindere mate op de Ooster- In 1720 stelt waldgraaf Nicolaes van der Steen beekse Heggen en de Moft aan de Zuidwest- vast dat tussen Groesbeek en Nijmegen ‘tegen- Veluwezoom. Daaruit blijkt dat met geringe vari- woordig versceyde smalle wegen dwars door aties alle wallen dezelfde maatvoering hadden. den anderen en door struiken houts loopen’. Hij Uit de schaarse archiefbronnen van particulier ziet als remedie de aanleg van een nieuwe, rech- bosbeheer blijkt dat men deze maatvoering te weg. Die kwam er wel, maar het euvel van de heeft overgenomen. De beplanting bestond ‘wilde wegen’ was daarmee uiteraard niet be- overwegend uit eiken en in mindere mate uit dwongen. Pas een halve eeuw later, na de reno- beuken. De aanleg en het onderhoud van de vele vatie van deze weg, worden wallen aangelegd kilometers wal, nu nog op veel plaatsen te zien omdat ‘de bomen kapot gereden worden door in de bossen bij Nijmegen, heeft veel zware ar- karren’.63 Langs de Utrechtseweg in Oosterbeek beid gekost. Niet alleen als zichtbare en ‘beleef- speelde hetzelfde probleem en de Rekenkamer bare’ cultuurhistorische elementen, maar ook als besloot in 1718 ‘de aanplant [te] beschermen neerslag van noeste arbeid zijn deze aardwerken door een wal en een graaf’.64 het alleszins waard om te worden beschermd. Maar ook dat was veelal niet afdoende. Summary: Earth walls (wood banks) in 60 GA, ARk inv. nr. 274, verbaal van augustus Verkeersvandalen reden over de wallen als ze 1711; idem, van 12 september 1724. De wat waren afgevlakt en door de sloten die door archives. Construction, functions and zomer en herfst van 1724 waren maintenance of earth walls in the Nederrijkswald uitzonderlijk nat (Buisman, 2006, p. het afschuiven van grond van de wal ondieper 508-509) waren geworden. Boeren maakten er doorgan- and on the southwest Veluwe 61 GA, ARk inv. nr. 274, verbaal van augustus In particular in the seventeenth and eighteenth 1712 gen in om zonder omwegen hun land te berei- 62 GA, ARk inv. nr. 281, verbaal van 24 ken of hun vee naar het veld te brengen. Een centuries, in the province of Gelderland the januari 1710 construction of earthen walls (wood banks) 63 GA, ARk inv. nr. 948, brief van 23 februari maatregel uit 1709 wijst ook op dat euvel; langs 1720; idem, notitie van H. Rambach van de landstraat van Groesbeek naar Mook wordt around plantations within woodland, plots of 23 februari 1778 arable land and alongside roads has been a 64 GA, ARk inv. nr. 281, verbaal van 7 een sloot gegraven waarvan de daaruit komende november 1718. In de marge is als notitie grond ‘aen beijde sijden aan het Walt wort ge- much applied remedy against damage by free toegevoegd: ’graeff breet en 3 diep, de smeten om te beletten dat geene bijwegen door grazing cattle and wildlife. The archives of the wal 3 voet boven de gront; Gerrit van Holthe (de aangestelde ‘boswaarder’, het Walt worden gemaekt’.65 Rekenkamer (the auditor’s office) in the province KB), 51/2 stuiver per roede’. of Gelderland offer meaningful information 65 GA, ARk inv. nr. 948, Bestek van 22 november 1709 about the functions, period of construction, 155 —

putting out to tender, required size and planting. The construction work was a hard and low paid The most important function of a wood bank job, mostly done in winter because of the low was to keep out cattle and wild animals. But it labour costs when many unemployed farm could also serve as a territorial border. Alongside workers looked for a job. One worker could roads wood banks as well as the ditches dug complete about two rods (about 7, 6 meters) of parallel to them were meant to prevent a wood bank and ditch in one day. When the charioteers to drive through forests and fields bank had been erected it was planted with trees. when the roads were very muddy or sandy. In In the information from the archives only oaks the first half of the eighteenth century many and beeches were used for it; in some cases a wood banks were erected when the forest wooden fence was constructed. It is plausible management in the Netherlands was that thorny bushes were planted between the modernized and intensified. Especially in the young trees. The trees were maintained as forest domain of the Nederrijkswald south of coppice, the same culture that prevailed in the Nijmegen, many kilometers of wood banks were forests of the sandy areas of the Netherlands constructed. from roman times till the beginning of the The construction of a wood bank over some twentieth century. The trees were cut off on a distance was published and contracted by height of about one meter. auction. An official (a Waldfürster of forester) of The Court of Auditors and its ‘waldfürsters’ and the Rekenkamer, or a leading workman in a field guards fought a continuous battle against private project, had to supervise the work. Most damaging the wood bank and ditches by farmers forest walls were about three feet high and six and shepherds. Nevertheless the problem feet wide at the basis; the ditch alongside the remained unsolved till barbed wire was more wall at the side of the wood or heath had a applied and the economic situation in the depth of three feet and a breadth of about six countryside improved. Nowadays wood banks feet; between these a strip of one foot had to be and ditches in forests and fields are important left. The profile of a wood bank was not quite relicts of former agrarian and forestry practices. symmetric, but leaned about half a foot They need to be protected and managed backwards to the field side to strengthen the carefully. function as a barrier. 156 —

Literatuur

BOUWER, K.(2003). Een nota- BUISMAN, J. (2006). Duizend KEUNEN, L. & H. RENES (2005). bel domein. De geschiedenis jaar weer, wind en water in de ’Den wiltgraeff ofte wech van van het Nederrijkswald. Lage Landen. Deel 5, 1675- Wageningen naar Ede…’. Utrecht, Matrijs. 1750. Franeker, Van Wijnen. Resten van de wildwal aan de oostzijde van de Eng van BOUWER, K. (2008). Voor pro- SCHOLTEN, F.W.J. (1998). Wageningen. Wageningen/ fijt en genoegen. De geschiede- Wildgraven. Wildwallen en Utrecht, Wageningen UR. nis van bos en landschap van wildvreden op de Veluwe. IN: de Zuidwest-Veluwe. Utrecht, Historisch-Geografisch ZANDEN, J.L. VAN (1991). Matrijs. Tijdschrift 16, pp. 56-99. Opkomst en ondergang van de Nederlandse economie 1350- BOUWER, K. (IN DRUK, 2012). SCHOLTEN, F.W.J. (1999). Wel 1850. Hilversum, Verloren. Nieuwe wegen in het bos. en wee van de Arnhemse wild- Verbeteringen in de Gelderse graaf. In: Arnhems sextet, op- bosbouw in de achttiende stellen voor drs. P.R.A. van eeuw. In: Jaarboek voor Iddekinge. Arnhem de genoeg- Ecologische Geschiedenis 2012. lijkste, 19, pp. 22-29.

158 —

1 xxxxxxxx 159 9 Duinwallen in Zeeland en — Holland ten zuiden van de Oude Rijn Frans Beekman en Bert van der Valk

‘haaimeet’ gebruikt. In Holland heetten ze ge- 9.1 Inleiding woon ‘akker’. Zeewaarts van dit boerenland la- gen de grafelijke ‘wildernissen’, die functioneer- den als weidegebied en jachtrevier. Deze Wallen als de begrenzing van percelen komen buitenduinen overstoven op veel plaatsen gelei- vooral voor in de hogere delen van Nederland. In delijk de binnenduinen. het land onder de zeespiegel worden sloten on- In de Randstad Holland zijn binnenduinen door der meer voor dat doel gebruikt. De duinkust afgraving en/of door stedelijke bebouwing land- langs de Noordzee ligt weer hoger, vertoont re- schappelijk ingrijpend veranderd. De naamge- liëf en dáár liggen ook weer wallen. Dit gebied ving van de duinwallen is vaak heel lokaal en was onbereikbaar voor stormvloedwater. De heeft in de literatuur voor veel verwarring ge- duinwallen vinden we vooral in de lager gelegen zorgd. Dit artikel biedt een verkennend onder- reliëfarme binnenduinen (‘Oude Duinen’). In de zoek naar vorm, functie, ouderdom en naamge- meer reliëfrijke buitenduinen (‘Jonge Duinen’) ving van zandwallen langs het zuidelijk deel van zijn lokaal wallen te zien bij 18e en 19e eeuwse de Nederlandse kust. ontginningen van duinvalleien en hier en daar langs dwarswegen op de kust, zoals naast de Scheveningseweg tussen Den Haag en 9.2 Walcheren Scheveningen. De wallen worden hier besproken voor het ge- bied tussen de Westerschelde en de Oude Rijn Op Walcheren is de duinkust zeer smal. Tussen met speciale aandacht voor Schouwen, Goeree Domburg en Oostkapelle liggen echter wel bin- en het duinterrein Solleveld bij Loosduinen, deel nenduinen van 500 tot 1000 meter breed. Ze van de kust van Delfland. Het gaat om gebieden worden de ‘vronen’ genoemd, een woord dat waar door fysiek isolement en/of door drinkwa- wijst op het oude grafelijke bezit. In 1294 werd in terwinning veel van het oorspronkelijke cultuur- Domburg kwijtschelding verleend voor het ‘ge- landschap behouden bleef. De duinwallen wor- schot over de haaimannen’, mogelijk als gevolg den gezien als onderdeel van de vroegere van overstuiving. Het akkerland uit de twaalfde agrarische inrichting en dat kan helpen bij de da- tot vijftiende eeuw leverde rogge, daarna lag het tering van de wallen. periodiek braak. Na de vijftiende eeuw komt het In de tijd dat de klei- en veengebieden achter de graan vooral uit de jongere polders tussen kust nog niet waren bedijkt, waren de binnen- Oostkapelle en Vrouwenpolder. De binnendui- duinen intensief voor de landbouw in gebruik. nen worden dan bebost met hakhout, en ook Op kleine percelen werd graan (rogge) verbouwd komen er diverse buitenplaatsen. Rond deze en daarna liep het vee (schapen en koeien) op de hakhoutaanplant zijn geen houtwallen bekend, begroeide akkers. Op de eilanden van Zuidwest- de stammetjes werden omwonden met stro en Nederland werden voor het geperceleerde mid- braam tegen de konijnenvraat. Pas later verschij- deleeuwse cultuurland de namen ‘haaiman’ en nen er houten heiningen om het hakhout. Noordoostelijk van Oostkapelle wordt in 1291 een nederzetting Rijkendale (‘Rikedale’) vermeld, die in de zestiende eeuw vermoedelijk onder het stuivende zand is verdwenen (Van Haperen 2009, 130-132).

9.3 Schouwen

Een echte blik op het geperceleerde middel- eeuwse cultuurland krijgen we af en toe, zoals in Afb. 9.1 Blootgewaaid begreppeld middeleeuws 1987, te zien op de bodem van recent gevormde cultuurland in de Meeuwenduinen op Schouwen stuifvalleien in de Meeuwenduinen. Dat oude (situatie 1987). Foto: F. Beekman. cultuurland is gedateerd door scherven aarde- 160 —

werk en een munt uit het begin van de elfde gen. Het hobbelige duingrasland hier omheen eeuw. In 1937 kwam in de Verklikkerduinen net heet in de veldboeken ‘(duun)polder’. Het woord zo’n verkaveling met (vaag) een lage omwalling duinpolder zorgde overigens voor de nodige ver- aan de oppervlakte. Een tiental munten dateer- warring in de overheidsstatistieken. Het lag 3 tot de van de veertiende tot het einde van de zeven- 7 meter + NAP en kende lage graswallen als ei- tiende eeuw. Deze munten waren met de mest gendomsscheiding. Met ‘ree’ bedoelde men be- en ander afval op de akkertjes terecht gekomen. greppeld duingrasland, dat eerder haaiman was Het akkertje op de foto, in het Zeeuws ‘meetje’, geweest. Deze landschappelijke differentiatie in wordt om de twee Schouwse roeden (ca. 8 me- de binnenduinen is mogelijk in de zestiende ter) door een greppel gescheiden. Het is waar- eeuw tot stand gekomen door lokale verstuivin- schijnlijk dat een aantal van die meetjes omge- gen of een gewijzigde grondwaterstand door ven was door een lage zandwal, maar die is bij kusterosie. Het woord ‘duindijk’ in de veldboe- het archeologisch onderzoek nog niet waarge- ken duidt op een wal om het instuivend zand uit nomen. Onlangs werd bij een natuurherstelpro- de buitenduinen te stuiten. ject in het Watergat een lage wal tussen begrep- Afb. 9.2 Topografische en Militaire peld akkerland vrijgemaakt van een dikke zode In het 6e bevang komt in 1642 en 1783 een Kaart (TMK), fragment blad 42 (2011, mond. med. J. Beijersbergen); nader on- ‘haeymans genaempt den elsenmeet’ voor. Aan (1856). In westelijk Schouwen zijn in derzoek moet nog plaatsvinden. het einde van de achttiende eeuw schreef de binnenduinen de laaggelegen In de dertiende eeuw (1220, 1229, 1250) komt dit Jacobus de Fouw, secretaris van Haamstede, hakhoutbossen (elzenmeten) en de cultuurland op de binnenduinen in de bronnen over ‘aardagtige velden die onder het zand van hogere duingraslanden te zien. voor als ‘haaiman’. Over dit middeleeuwse de naderende hooge hillen waren verdwenen’. woord ontstond in de eerste helft van de vorige In het 21e bevang is bij archeologisch onderzoek eeuw een heftige polemiek. Samenvattend in 1993 een ploeghorizont waargenomen onder schreef een Duitse taalkundige ‘dass die seelän- ruim een meter stuifzand. In de negentiende dische haaimanne ursprünglich durch natürliche eeuw wordt er meer elzenhout geteeld. In 1822 oder künstlich erhöhte Ränder oder Böschungen is sprake van ‘bosch zijnde beplante haayman’. eingeschlossen waren’ (Foerste 1959). Steeds vaker wordt op Schouwen hiervoor de De hierboven genoemde verkaveling behoorde term elzenmeet gebruikt. De betekenis voor tot het 21e en het 7e ‘bevang’ van de Westeren graanteelt nam af, ook in verband met de voort- Ban van den Duine (Een bevang is op Schouwen durende schade door konijnen. de naam van een onderdeel van de polder. Het Op de ‘Topographische Militaire Kaart van het bestaat uit tientallen percelen of perceeltjes van Koninkrijk der Nederlanden’ (TMK) van 1856 één of meer eigenaren of pachters. Een bevang staan de hakhoutbossen in de lagere delen van wordt begrensd door een weg, een sloot of het de binnenduinen getekend. De bossen hout of duin). Van genoemde twee ‘bevangen’ zijn de musterds gingen naar de bakkersovens, maar veldboeken (een soort pre-kadastrale grondre- ook naar de dijkwerken (‘Schouws rijs’), de vuur- gisters) uit 1610, 1642 en 1783 bewaard zijn ge- toren en de meestoven. In de verpachtingen van bleven.66 De overstuiving van cultuurgrond, we- de zogenaamde armenbossen van de gemeente gen en boerderijen kan met deze veldboeken en de kerk uit de achttiende tot twintigste eeuw worden gevolgd. In dit gebied langs de staat veel over het functioneren van dit grond- Noordduinen (thans Verklikkerduinen) blijkt de gebruik. In de pachtvoorwaarden staan aanwij- verstuiving 4 à 5 meter per jaar te zijn opgescho- zingen over het wisselend benutten als akker en 66 Zeeuws Archief, Middelburg, Archieven ven. Dit wijst op een vrij effectieve afremming weiland met elke zeven jaar houtkap. Het ge- Waterschap Zeeuwse Eilanden, Archief bruik komt goed tot uiting in één van de voor- van het Waterschap Schouwen- door middel van helm en schermen (Beekman Duiveland, Archief van de polder 2007, 173-189). waarden uit 1822: ‘wanneer dezelve bosschen op Westerenban van Schouwen, inv.nr. 32a, meetjes leggen (gekapt zijn), gemelde bosschen 33, 33b, Veldboeken, leggers van de De relatief beste gedeelten in de binnenduinen landerijen met namen van eigenaren en/ blijken de ‘haeymans’ of ‘haijman’ te zijn. Ze la- ten minste tweemaal te bezaaijen en dezelve of gebruikers, 1610, 1783, 1642. vervolgens dan jaarlijksch met hunnen beesten 67 Gemeentearchief Schouwen-Duiveland, gen van 1 tot 3 meter + NAP en zijn voor Zierikzee, Archieven gemeente Haamstede in 1665 nog verduidelijkt als ‘duyn- (koeien) mogen laten afzetten doch niet anders Haamstede, Burgerlijk Armbestuur, inv. houven ofte haeymanlanden’. In het 7e bevang dan van primo mei tot primo september’. 67 nrs. 871-873, Akten van verpachting van gronden 1815-1947. Idem, inv.nr. 876, is sprake van ‘een stuck bedyckte haeymans’ De elzen werden tot de grond gehakt. Dit in te- Tekeningen van de percelen bossen van (1610, 1642, in 1783 overstoven), waar de hout- het Arm- en Kerkbestuur en lijsten van genstelling tot wilgen waar de koeien van vreten het verkochte hakhout, 1848-1916. wal vermoedelijk lang het zand heeft opgevan- en de knot op ca. 2 meter zit. De tronk van de 161 —

1920 omgevormd tot bloembollenland en tussen De elzenmeet is een oud cultuurlandschap in de 1920 en 1950 naar boomgaard. In het beschutte binnenduinen van Schouwen. Omsloten door een landschap met de vele fraai begroeide houtwal- houtwal (‘diekje’) van 1 à 2 meter hoog ligt een len vestigt zich na de Tweede Wereldoorlog de aantal percelen (‘meetjes’) afgescheiden door verblijfsrecreatie. greppels, waarlangs elzen groeien. Er is een wis- selbouw van graanteelt en grasland. De houtwallen in de omgeving van Renesse kre- gen al in 1950 aandacht en bescherming, vastge- legd in een ‘wallenverordening’. Deze verorde- elzen was vlak boven de grond. Door de snelle ning werd nog vernieuwd in 1999, maar door de uitputting verbouwde men slechts twee jaar gemeenteraad van Schouwen-Duiveland in 2010 rogge. De els bindt overigens stikstof en het blad voor particulier eigendom weer afgeschaft. In levert goede humus. Met bagger uit de greppels Renesse zijn ter weerszijden van de wegen nog Afb. 9.3 ‘Arm Bosch’ aan de en stalmest werd de vruchtbaarheid van de el- veel botanisch waardevolle houtwallen begroeid Duinweg bij Haamstede (1868). zenmeten op peil gehouden (Boot 1977). met stinzenplanten (De Boer 1981). In 1879 lag er Bron: OA Haamstede inv.nr. 876. Charmant zijn de vele kaartjes bedoeld voor de 629 hectare elzenmeet, in 1979 was daar nog Deze elzenmeet is omgeven door berekening van de opbrengst en het arbeids- maar 150 hectare van over (Beekman 1989). In een houtwal of ‘dijk’. Langs de loon. Deze kaarten zijn te vergelijken met be- 2000 waren er nog 50 kilometer houtwallen in greppels staan elzen (lijn met drijfskaarten in oude meetboekjes (De Klerk de Schouwse Westhoek. puntjes). 2003). Op de omringende wal (dijk of ‘diekje’) staan knotwilgen of eiken. Met wilgentenen werden de bossen elzenhout samengebonden. 9.4 Goeree Soms ligt er geen houtwal, maar een ‘sloot of vrone’ om de elzenmeet. Bij de middeleeuwse ontginning rondom Aan het einde van de negentiende eeuw daalde Ouddorp zijn de laagste delen van de binnendui- het grondwater in de binnenduinrand door de nen afgevlakt en begreppeld. Een dergelijke stoombemaling van de polder Schouwen. De haaimeet (‘haemete’) werd omringd door een humeuze elzenmeten worden tussen 1900 en lage begrenzing, de schurveling (‘schurvelienk’)

Afb. 9.4 Houtwallen langs de Luieweg in Renesse (prentbriefkaart, 1951). Uitgave J. Prummel, Renesse. Collectie: F. Beekman. 162 —

Afb. 9.5 Haaimeet aan de Stelleweg bij Ouddorp (1972). Langs de greppels tussen de ‘meetjes’ staan elzen. Foto: F. Beekman.

bezet met doornstruiken. Ook diende deze lage naamkundige D.P. Blok is schurveling een wal als veekering en werd stuivend zand inge- Vlaams-Zeeuwse vernieuwing.68 Het woord is vangen. De eerste vermelding van Ouddorp is afgeleid van shelf/shelve of zandbank. 1105 en dat komt goed overeen met het lokaal Veel informatie over de haaimeten is te halen uit gevonden Pingsdorf aardewerk. In 1316 en 1330 het vroeg achttiende-eeuwse ‘Nommerboeck’.69 worden voor dit cultuurlandschap de woorden De bijbehorende kaart is te vinden in het Caart- ‘haymede’ en ‘haimannen’ naast elkaar gebruikt boeck van Voorne uit 1698. De haaimeten wer- (Klepper 1979). den lager aangeslagen dan het ‘kostbaar land’ in de polders buiten de duinen. Naast het cultuur- Net als op Schouwen hebben de haaimeten een land rond Ouddorp lagen de West-, Middel- en aantal smalle, enigszins bol staande percelen. Oostduinen als hobbelig duingrasland. Deze ‘meetjes’ liggen afhankelijk van de vocht- toestand vier tot tien meter uit elkaar, afgeschei- De akkertjes of haaimeten (‘haemete’) bij den door greppels van 40 centimeter diep met Ouddorp waren omgeven door een lage zandwal hakhout erlangs. Om de zeven jaar werd het begroeid met doorngewas: de schurveling houtgewas gekapt en werd de haaimeet op de- (‘schurvelienk’) en met greppels. Aan het einde zelfde manier bemest als op Schouwen. Daarna van de negentiende eeuw werden veel haaimeten konden de duinboeren er twee jaar graan ver- uitgemijnd en werd het zand op de oude bouwen. Deze wisselbouw is in 1680 aangeduid schurvelingen gestort. Deze jongere zandwallen met een beschrijving dat de ‘huijsluiden veel (‘hoagten’) van 2 à 3 meter hoog hebben geen haeijmeten bezitten daerse weije van maken, greppels. ende altemets eens met boekweijt of rogge be- saeijen’ (Van Dam 1680, 143). De schurvelingen Door de grote bevolkingsdruk gingen de boeren van Ouddorp hadden aan beide kanten een rond Ouddorp er na 1870 toe over de haaimeten 68 Brief dr. D.P. Blok 14 juni 1973. greppel die regelmatig werd uitgehaald. te gaan uitmijnen (‘uutmienen’) en zo het grond- 69 Streekarchief Goeree-Overflakkee, Het bijzondere woord ‘schurveling’ bestaat ook gebruik te intensiveren. Bij dit uitgraven werd Middelharnis, Archief voormalige gemeente Ouddorp, inv.nr. 197, op Voorne, dat met Goeree vóór de twaalfde het maaiveld een halve tot een meter verlaagd. Nommerboeck, legger van de verponding eeuw één geheel vormde. Voor Schouwen is het De teellaag van 20 centimeter werd hierbij apart van Ouddorp en Oudeland houdende opgave omtrent percelen, eigenaars, woord niet bekend. In West-Vlaanderen waren gehouden en later weer opgebracht. Het zand gebruikers en hun aanslag in de er beschuttende barmen of ‘scelveringhen’ langs werd met kruiwagens op en tegen de bestaande verponding, 1723, met latere aantekeningen. de duinen (Watersloot 1937, 88). Volgens de schurvelingen gereden. Deze nieuwe wallen

163 —

Afb. 9.6 Tekening doorsnede schurveling en ‘hoagte’. Uit: Klepper, 1979. werden wel 3 meter hoog en 10 meter breed en De dichter bij het grondwater gelegen tuin- werden in het plaatselijk dialect ‘hoagten’ ge- bouwgrond (‘mienege’) kende specifieke teelten noemd. Deze zandwallen werden soms beplant als vroege aardappelen, bloemzaden, sjalotten, met dennen, vaker hebben ze een kruidenvege- graszaad en vroeger ook cichorei. In twee of drie tatie, waar de geit aan de pin werd gezet. De pa- jaar hadden de boeren de kosten van het uitmij- den tussen de zandwallen hadden wel wat van nen er uit. Er zijn rond Ouddorp nog steeds een holle weg. De hoge zandwallen worden ten fraaie voorbeelden van dit bijzondere grond- onrechte ook wel schurvelingen genoemd. gebruik te zien. Een andere verbetering van de haaimeten was het omzetten, waarbij de vruchtbare geachte kleilaag onder het duinzand naar boven werd gehaald en het zand naar beneden verdween. Dit omzetten ging wel tot 3 meter diep en het grondwerk werd in de winter met veel hand- kracht uitgevoerd. Het uitmijnen en omzetten als vormen van intensivering van de haaimeten zijn typisch voor Goeree (Klepper 1979). De an- dere duinwallen duiden dus op een veranderd grondgebruik van deze binnenduinen. Er zijn nu nog een paar kilometer schurveling en meer dan Afb. 9.7 Dennen op hoge zandwallen bij Ouddorp 100 kilometer zandwallen. (1972). Foto: F. Beekman.

9.5 Voorne

De duinen op Voorne zijn jonger dan die op de hierboven besproken eilanden. De oudere bin- nenduinen bij Oostvoorne en Rockanje heten Heveringen. Hier lag geen cultuurland en uit de schriftelijke bronnen zijn haaiman of haaimeet niet bekend (Van Haperen 2009, 135-136). Volgens de eerste hoogleraar landbouwhuis- houdkunde Jan Kops lagen de Oostvoornse en Afb. 9.8 Luchtfoto boerderij E. Verhage bij Ouddorp (1957). Rockanjese Heveringen tot in de achttiende Dwars op de Oude Nieuwlandseweg liggen ‘hoagtes’, op eeuw nog ‘woest’. Er was beweiding met rund- de achtergrond begreppelde haaimeet met schurve- vee en paarden en in de lage delen groeide hak- lingen. Maker foto onbekend, collectie K. Tanis, Ouddorp. hout. Een lokale ontginning staat in 1723 ver- 164 —

Afb. 9.9 Lijnvormige structuren en walcomplexen op Solleveld en omgeving bij Loosduinen. Kaart door H. van der Meer. Naar: Beekman & Van der Valk, 2009. 1. Houtplantages 2. Wallencomplex (‘Eikenwallen’) 3. Akkertjescomplex 4. Rillencomplex

meld als ‘afgedolven en beschelveringt’ (Kops Monster. Bij Loosduinen is het binnenduingebied 1805; 1809). Evenals op Goeree komt de naam nog twee kilometer breed, maar ter hoogte van schelvering voor een lage houtwal om het cul- Ter Heijde beslaat het nog maar een paar hon- tuurland dus wel voor. derd meter. Dat komt omdat de huidige kust een In 1800 staan er al veertien duinboerderijen. De andere richting heeft dan de voormalige strand- ontginning van de Heveringen verloopt in de ne- wallenkust. Met behulp van het ‘Meetboek van gentiende eeuw geleidelijk en rond 1900 is on- Monster’ uit 1378 (Emmens 1969) is het in cultuur geveer de helft van de binnenduinen op Voorne gebrachte binnenduin door Herman van der in cultuur. De tuinbouwgronden liggen wat lager Meer op kaart gereconstrueerd (Beekman & Van in de hobbelige overgang van de buitenduinen der Valk 2009). Naast de ‘clingen’, een restant naar de polder. Het zand is kennelijk afgevoerd, van de Oude Duinen, bevonden zich in dit gebied want de moestuinen en boomgaarden worden 16 boerderijen, en veel kleine percelen ‘ackerken’ door dichte hagen tegen de zeewind beschermd. en ‘weijdekijn’ van slechts 0,5 of 1 hectare. De Dit is goed te zien op oude prentbriefkaarten uit ploegsporen zijn bij archeologisch onderzoek te- het begin van de twintigste eeuw. ruggevonden, met aardewerk uit de twaalfde tot veertiende eeuw (De Bruin & Bult 2009). Het meetboek geeft daarnaast informatie over 9.6 Delfland de drie wegen evenwijdig aan de kust en dwars daarop. Ook een paar gegraven weteringen (met lage wallen ernaast) konden op de kaart worden De Oude Duinen of binnenduinen vormen een geplaatst. Over de al dan niet omwalde akkers markant landschap tussen Loosduinen en geeft het meetboek geen informatie. Veel cul- 165 —

Afb. 9.10 Fragment Kaart van Delfland door Nicolaas Cruquius (1712) met diverse duinwallen in de binnenduinen. Bron: Hoogheemraadschap van Delfland. tuurland werd door de Jonge Duinen overstoven verlaagde het maaiveld er door verstuiving met name door het Polanenduin dat in de vijf- (Waasdorp & Eimermann 2008). tiende en zestiende eeuw vanaf de kust bij Ter Heijde naar binnen stoof en nog als een boog- Aan de kant van Loosduinen kwam het oude duin van meer dan 10 meter hoog zichtbaar is. kloosterbezit, bestaand uit ‘clingen’, na de Dit duin blokkeerde zelfs de oude Rijnweg ten Reformatie in wereldse handen en werd omge- westen van de huidige watertoren van Monster. vormd tot een aantal grote landgoederen. In het resterende deel van de binnenduinen, be- Verschillende bestuurders uit Den Haag en Delft kend als Solleveld, Ockenrode en Ockenburgh stichtten een buitenplaats en vergroeven er de zijn vele walstructuren bewaard gebleven binnenduinen. Het zand werd hierbij herschikt (Vertegaal 1994). Dichter bij Den Haag zijn de tot vlakke velden, wallen en greppels, en deels Oude Duinen of ‘clingen’ met een begroeiing van verkocht ten behoeve van de stadsuitbreiding, lage eiken en heide vrijwel geheel onherkenbaar voor de ophoging in de venige, laaggelegen de- geworden door de afzanding voor tuinbouw en len van Den Haag. stadsuitbreiding (Van der Valk & Pruissers 1988). Het resultaat van deze ontwikkeling wordt zicht- Na de Middeleeuwen worden de binnenduinen baar op de gedetailleerde grootschalige kaart tussen het Polanenduin en de zeeweg van van Nicolaas Cruquius uit 1712 (Postma 1977; Loosduinen naar Kijkduin geheel omgevormd 1988). Op deze uitzonderlijk nauwkeurige kaart bij de aanleg van de genoemde buitenplaatsen. zijn de donkere strepen in de duinen geen sloten De aanleg van een dubbele grenswal in de zes- maar wallen! Op de verkleining van deze kaart tiende eeuw aan de oostkant van Solleveld uit 1750, eveneens uitgegeven door het heeft een deel van het Merovingische grafveld Hoogheemraadschap van Delfland, staan de met crematie-urnen beschermd. Dit grafveld uit wallen anders gekarteerd, niet als een streep de zesde en zevende eeuw was in de latere maar als een rij puntjes, aldus aangevend dat ze Middeleeuwen niet meer herkenbaar en als ak- beplant zijn met bomen. kerland in gebruik genomen. Veel urnen en an- Het landgoed Ockenburgh met lange oprijlaan dere resten zijn daarbij stukgeploegd en ook springt sterk in het oog. De medicus en dichter 166 —

Jacob Westerbaen bezong zijn buitenplaats in 1654 onder de titel Arctoa Tempe. Hij noemt daar- 9.6.2 Wallencomplex (‘Eikenwallen’) in een aantal landschapselementen als ‘myn dijcken en myn wallen, een ‘mantelingh’ en ‘elzen-ackeren (die) de buyten-kant bezoomen’. Deze tien merkwaardig forse wallen zijn ca. 1,75 Een brede en hoge zandwal omsloot het land- meter hoog en hebben een vlakke, drie meter goed Ockenburgh. brede bovenkant. De greppels liggen 15 meter uit Op een aparte kaart zijn de diverse walcom- elkaar. Het complex is 500 meter lang, ongeveer plexen met de cijfers 1 tot en met 4 aangegeven. 100 meter breed, en is onderverdeeld in drie com- Voor een deel zijn deze lijnvormige structuren partimenten. Hoewel grotendeels gekapt in de jonger dan 1712/1750. De basis ligt steeds op 3 Tweede Wereldoorlog, staan er nog verwaaide meter + NAP. Helaas zijn er nog geen archief- eiken op. Volgens de kaart van Cruquius van 1750 stukken gevonden over deze wallen, die zeker bij stond er toen al bomen op (als stippeltjes op de een bepaald duingebruik hoorden. Op de zeer kaart). Het geheel is omgeven door een forse oude gemeentegrens tussen Loosduinen en zanddijk en sloot. De oriëntatie van dit complex Monster ligt nog een 6 meter hoge wal die veel volgt de richting van de oude strandwal en dat zand heeft opgevangen. Langs de oprijlaan naar wijst op een hoge ouderdom. In de achttiende boerderij Solleveld en langs de Rijnweg liggen eeuw lag de kust nog verder weg en hadden de opnieuw greppels en wallen. bomen waarschijnlijk minder last van de zeewind. Het eikenhout werd vermoedelijk ook gebruikt bij de kustverdediging als staken in de schermen op 9.6.1 Houtplantages de zeereep. Het wallencomplex is de drie eeuwen na 1712 nagenoeg ongeschonden doorgekomen!

Vooral op het landgoed Ockenrode komen veel De boerderijen van de ’duinmeiers’ (professionele evenwijdige lage wallen in blokken voor. Ze zijn konijnenjagers) bevonden zich steeds aan de voet een meter hoog en liggen gemiddeld 7,5 meter van de Jonge Duinen met als voorbeeld boerderij uit elkaar. Deze rabatten zijn aangelegd om ei- Solleveld, en ook Geesterwijk, de Klooterswoning kenhakhout in het kennelijk natte binnenduin en Houtrust. Het is goed mogelijk dat het wallen- mogelijk te maken. Opmerkelijke namen zijn hier complex achter boerderij Solleveld aanvankelijk de Lange Akkers van ongeveer 200 meter en de in gebruik was als konijnenwarande. De vraag Korte Akkers van 130 meter lang. Op een deel naar zogenaamde hofkonijnen als relatiege- van Ockenrode groeit duinheide op de lage ra- schenk was in het regeringscentrum Den Haag batten. Hier keerde de vroegere vegetatie van de altijd groot (Van Dam 2010). In de duinen tussen ‘clingen of geestlanden’ weer terug. De bosbouw Monster en Scheveningen, opgedeeld als ‘Eerste betekende voor het gebied een extensivering Westduyn’ tot ‘Vijfde Westduyn’, is op de kaart van het grondgebruik. Het leverde brandhout van Cruquius telkens zo’n opvallend wallencom- voor de bakkerijen in de stad en grondstof aan plex met mogelijk de functie van ‘konijnenburcht’ de leerlooierijen. bij de woning van de duinmeier te zien. Voor deze veronderstelling is echter meer archeologisch- en archiefonderzoek noodzakelijk.

Afb. 9.11 Wallencomplex (‘Eikenwallen’) in de Oude Duinen bij de watertoren van Monster (2012). Foto: D. Bakkenes. 167 —

Afb. 9.13 Akkertjes- en rillen- complex, en ook infiltratieplassen in het waterwingebied Solleveld Afb. 9.12 Dwarsdoorsnede Wallencomplex (‘eikenwallen’), Solleveld. Tekening H. van der Meer. tussen Monster en Loosduinen. Zgn. false-colour luchtfoto (bron: Dunea). Goed is verder een drink- poel of ‘drank’ te zien met ernaast 9.6.3 Akkertjescomplex 9.6.4 Rillencomplex een smalle stuifvallei in het Polanenduin. Uit: Beekman & Van der Valk, 2009. Tussen de gemeentegrens Loosduinen-Monster Niet ver van de kust, en met de meest zeewaart- en het eerder genoemde Polanenduin ligt een se lage zandwal van het akkertjescomplex als vierkant complex met een onderverdeling be- basis, liggen aan beide kanten van die wal een staande uit lage wallen. Het gehele afgevlakte tiental zeer lage, licht gekromde wallen in twee terrein meet ongeveer 425 bij 425 meter (18 hec- deelcomplexen van 100 bij 100 meter groot. De tare) en wordt aan de westkant beschermd door ruggen zijn hier slechts 0,5 meter hoog en de een rechte zand- of duindijk. Aan de Haagweg greppels liggen 7,5 meter uit elkaar. liggen enkele wallen die zo steil zijn, dat ze wel Wellicht zijn de greppels volgestoven en zijn de van plaggen gemaakt moeten zijn. De percelen ruggen of rillen daarom zo laag. De wallen zijn van het akkercomplex zijn ongeveeer 60 bij 80 mogelijk aangelegd voor het kweken van wilgen meter groot. Elk perceel is met lage walletjes om van dit rijshout stuifschermen te maken in nog eens in vieren gedeeld. de zeereep van de zeer smalle duinen. De aanleg Dankzij het verslag van een wandeling van Ter van het rillencomplex moet wat later in de Heijde naar de watertoren van Monster vlak negentiende eeuw worden gedateerd dan het voor 1900 weten we dat het akkertjescomplex akkertjescomplex. voor de aardappelteelt in gebruik is en ‘smalle dijkjes doorkruisen dit veld en bewaren de ak- De vier verschillende walcomplexen van kers voor verstuiving’ (A.G. 1897). In de eerste Solleveld zijn tot stand gekomen na de helft van de negentiende eeuw werden de Middeleeuwen toen er landgoederen werden vroege aardappelen vanuit het Westland uitge- gesticht en sprake was van een nieuwe land- voerd naar Engeland. De lage wallen droegen in schappelijke inrichting. Belangrijk werd toen de die tijd wellicht duindoorntakken of rietmatten opbrengst van hout, die mogelijk nodig was bij als windkering, zoals te zien op de tekening de kustverdediging van Delfland. Tussen deze ‘Weg naar Loosduinen’ (1882) van Vincent van walcomplexen lagen schrale duingraslanden die Gogh. Wellicht begon deze duincultuur om- beweid werden met koeien en slechts enkele ak- streeks 1800 toen de eerder genoemde Jan kertjes voor eigen gebruik. Kops duinontginning propageerde (Kops 1799). Die duinakkertjes moesten wel zwaar worden De rustige binnenduinen op de vogeltrekroute bemest. langs de kust waren ook een populair terrein voor vinkenbanen. Op zo’n vinkenbaan stond een houten huisje, waar vanuit het druipnet 168 —

Afb. 9.14 Vinkenbaan van Dirk Hoos bij Loosduinen. Tekening J.J. ter Pelkwijk (1938).

werd aangetrokken dat binnen een omwalling van 10 bij 4 meter klaar lag (afb. 9.14). De zuid- 9.7 Rijnland westkant van de omwalling heette de ‘houtdijk’. Deze wal van graszoden van een meter hoog was bezet met dood hout om de kleine trekvo- In Wassenaar ten noorden van Den Haag is het gels te lokken (Van Dobben & Hoos 1938). oorspronkelijke landschap van de binnenduinen Het hele gebied zou na de bouw van de waterto- nog goed herkenbaar. Hier werden al vroeg ren van de Delftsche Waterleiding in 1887 sterk landgoederen gesticht en dat voorkwam zand- gaan verdrogen. De laatste boer van Solleveld winning. Aan de strandwallen herinneren namen verliet omstreeks 1905 zijn bedrijf. Dankzij de als Clingendael en Binnenklingen. De wat hoger duinwaterwinning is het gebied met bijzondere gelegen terreinen op de strandwallen werden walcomplexen overigens behouden gebleven. deels luxe woonwijken met villa’s. De morfolo- Ook de oude landgoederen Ockenburgh en gie van de binnenduinen is in Wassenaar nog in- Ockenrode zijn niet verkaveld voor woningbouw. tact in de landgoederen en parken, met zelfs een Dit Natura 2000-gebied is een ‘bevroren’ oud enkel lapje duinheide. In de lager gelegen landschap met hoge cultuurhistorische waarden strandvlakten liggen weilanden, sportvelden en (Beekman & Van der Valk 2009). ook de renbaan Duindigt. In de duinen bij Scheveningen werd in de tweede helft van de negentiende eeuw veel afgezand om aardappel- land te maken. Het zand werd op hoge wallen gereden. In 1883 is dat fraai getekend door Vincent van Gogh. Ook is veel zand voor de 169 —

stadsuitbreidingen van Den Haag gebruikt. smederijen, meestoven en ook als rijshout voor In de brede buitenduinen werd de omgeving van de dijkbescherming. Meijendel in de negentiende eeuw tijdelijk ver- In de zeventiende en achttiende eeuw zijn bij de anderd in een agrarisch landschap. De land- stad Den Haag landgoederen met buitens ge- bouwontginning, die op initiatief van koning sticht waar eikenhakhout op rabatten werd ge- Willem I na 1825 met subsidie van de overheid teeld. De aanleg betekende een extensivering tot stand kwam, lag in een aantal grote duinval- van het grondgebruik. Op de oude kaarten van leien die werden geëgaliseerd. Er ontstonden Cruquius (1712; 1750) zijn vele wallen aangege- diverse wallen van 0,5 tot 3 meter hoog. Het on- ven. Een tiental forse wallen omringd door een derscheid tussen zandwal en duin is soms lastig sloot was wellicht ook een konijnenwarande. te maken (Neefjes 2010). Op de wallen bij de Niet ver van de zee werd waarschijnlijk hout (eik, boerderij Meijendel zijn soms opmerkelijke bo- wilg) geteeld voor de kustverdediging. Soms ge- men als kastanjes, populieren of dennen aange- ven schriftelijke bronnen informatie over eigen- plant. De steun door de overheid werd na 1840 dom en grenzen, maar vrijwel nooit over het door koning Willem II weer afgebouwd landschappelijk uiterlijk en gebruik. (Boerboom 1958). In de loop van de twintigste In de negentiende eeuw werden de duinvalleien eeuw overgroeiden de oude duinwallen en we- in de Jonge Duinen ontgonnen en ontstond weer gen, maar ze bleven wel herkenbaar. een ander soort wallen. Er werden aardappelak- Ook de landbouwontginning Harstenhoek, ook kers aangelegd met rondom lage wallen, moge- wel nettenboetveld (Van der Valk et al. 1999), de lijk bezet met struiken of rietmatten. Op de to- Bierlap en de Pan van Persijn tonen afgevlakt en pografische kaarten vanaf 1850 zijn deze wallen soms verdiepte duingrond omringd door lage ingetekend. Op Goeree kwam eind negentiende wallen met gras. Tussen een paar dubbele wal- eeuw bij het uitmijnen zoveel zand vrij, dat bij len liep ooit een weg of lag een afwatering. Het gebrek aan afzet de oude lage schurvelingen kunstmatig reliëf vervaagt ook hier geleidelijk. sterk werden opgehoogd. Opnieuw werden de Ten zuiden van Katwijk werden in de buitendui- binnenduinen intensiever gebruikt. Dit leidde nen door de arme vissers in de negentiende eeuw daar tot een uniek zandwallenlandschap. aardappellandjes gemaakt, die werden bemest In de twintigste eeuw worden veel duinontgin- met ‘visgrom’ het afval op de vissersschuiten. Een ningen verlaten onder meer door de winning van lage wal met doorntakken moest de wind breken. drinkwater in de duinen. Tussen Loosduinen en Er lagen meer dan 350 perceeltjes van gemiddeld Monster raakt daardoor het oude landschap ‘be- slechts 13 are. Van 115 van deze ‘duindellen’ zijn vroren’. Wel werden er infiltratievijvers toege- de oude veldnamen bekend, zoals Aal van voegd. Veel duinwallen verloren hun functie en Geertedel, Moeder Joppedel en het Guiltjesdel. raakten overgroeid. Bij een goede begrazing met koeien of paarden worden ze weer zichtbaar. In veel recreatiegebieden erodeerden de wallen 9.8 Conclusie door het intensieve gebruik. De duinwallen kwa- men we nogal eens tegen als ‘dijk’, maar ze had- den - behalve als begrenzing - geen waterke- Hierboven constateerden we in de loop van de rende, doch eerder een windkerende functie. Het tijd een afwisseling van intensiever en extensie- is opvallend dat er zo’n grote variatie van duin- ver gebruik van de binnenduinen.Van het inten- wallen werd vastgesteld. Het tegenwoordig weer sief benutte middeleeuwse cultuurland op de opwerpen van wallen als afscheiding, grondber- binnenduinen zijn alleen op Schouwen en ging en demping van verkeerslawaai heeft an- Goeree wat landschapselementen bewaard ge- ders dan vroeger geen relatie meer met een be- bleven. De akkertjes werden begrensd door lage paald agrarisch gebruik. wallen, die vermoedelijk met doornstruiken wa- Een onderzoekagenda ‘duinwallen’ kan bestaan ren beplant. Op Goeree zijn deze schurvelingen uit diverse aspecten. Ten eerste opmetingen als nog te zien. Bij archeologisch onderzoek in de basis voor verder onderzoek en voor de ontwik- stuifvalleien op Schouwen komt het middel- keling van een typologie van de duinwallen ten eeuwse akkerland soms aan de oppervlakte. dienste van de legenda op een thematische Vanaf de zestiende eeuw wordt langs de grep- landschapskaart; verder archeologisch onder- pels veel hakhout geteeld voor de bakkersovens, zoek van duinwallen om helderheid te brengen 170 —

in de ouderdom en functie(s) van dit landschap- of a warren to keep rabbits for their fur and selement. Het zoeken naar schriftelijke bronnen meat. Later wood was grown on these ridges for in de archieven vormt een wezenlijke aanvulling use in coastal defences and for fuel. In the 19e op de veldgegevens. century outer dune valleys north of The Hague were converted into arable land. Sand ridges Summary: Field partitions and other man- were made around these fields to protect crops made linear structures in the coastal dunes of from strong and salty sea winds. On the island of Zeeland and Zuid-Holland Goeree some dune lands at the end of that In and around agricultural land in the innermost century were excavated and the sand was put on coastal dunes of Zeeland and Holland many higher ridges for the same purpose. In the 20th linear man-made sandy landforms can be century on the innermost dunes, land use observed. In the Middle Ages parcelled arable changed once more towards bulb culture and lands (haaiman) existed with low sand ridges fruit orchard culture, and later for holiday camp acting as boundaries and windbreaks. In the housing. On isolated parts of islands in Zeeland southwest of the Netherlands, on the islands of and in the dune areas used for the infiltration Schouwen and Goeree this typical landscape still and extraction of drinking water in Holland exists, eroded as may be to some extent by (protected from development), many of these modern land use. In the seventeenth and man-made ridges can still be seen. eighteenth centuries oak coppice grew on low Archaeological inquiry and research into archives ridges (‘rabatten’) in the inner coastal dunes of can give more information about the great the Westland near The Hague. Some of these variety and functions of these man-made field complexes of artificial ridges perhaps were part partitions in the dunes. 171 —

Literatuur

A.G. (1897). Een uitstapje naar BRUIN, J. de & E.J. BULT KLEPPER, J. (1979). De haayge- de duinen. In: De Levende (2009). 2500 jaar akkeren en meten op Goeree en het uit- Natuur 2, pp.129-132. wonen op Solleveld. In: mijnen daarvan. In: Van Holland’s Duinen nr. 53, pp.33- Westvoorne tot St. Adolfsland. BEEKMAN, F. (1989). 42. Historische verkenningen op Elzenmeten. In: Zeeuws Goeree-Overflakkee. Ouddorp, Landschap 5, 1, pp. 8-10. DAM, H. VAN (1680). Korte be- De Motte, pp. 93-113. schrijvinge van het eylandt BEEKMAN, F. (2007). De Kop Westvoorn, ende de geschiede- KLERK, A.P. DE (2003). van Schouwen onder het zand. nissen van de stadt Goede- Ploegens en maaiens. De Duizend jaar duinvorming en reede. Rotterdam, H. Zeeuwse boerderij te boek ge- duingebruik op een Zeeuws ei- Goddaeus. steld. Expositie van Zeeuwse land. Utrecht, Matrijs. bedrijfskaartboekjes in particu- DAM, P.J.E.M. VAN (2010). lier bezit. Middelburg, SCEZ. BEEKMAN, F. & L. VAN DER Leidse professoren eisen hof- VALK (2009). De vorming van konijnen. Een nieuwe betekenis KOPS, J. (1799). Ontwerp tot het cultuurlandschap in de dui- van een oud emolument in vruchtbaarmaking der Duinen nen tussen Loosduinen en vroegmodern Holland. In: M. zijnde het tweede deel van het Monster. In: Holland’s Duinen Damen & L. Sicking, Algemeen Rapport der nr. 53, pp. 6-20. Bourgondië voorbij. De Commissie van Nederlanden 1250-1650. Superintendentie over het on- BOER, R.J. DE (1981). De hout- Hilversum, Verloren, pp. 295- derzoek der duinen. Leiden, wallen in het binnenduinland- 310. Herdingh en Du Mortier. schap van Schouwen. In: Natura 78, 4 (Heggen en hout- DOBBEN, W.H. VAN & D. KOPS, J. (1805). wallen), pp. 151-156. HOOS (1938). Vogeltrek en vin- Tegenwoordige staat der kenbaan. Uitgave NJN. Duinen in de Landen van BOERBOOM, J.H.A. (1958). Voorne. In: Magazijn van Begroeiing en landschap van EMMENS, J. (1969). Het am- Vaderlandschen landbouw II, de duinen onder Scheveningen bacht van Monster Ao 1378. In: pp. 188-192. en Wassenaar van omstreeks Jaarboek Centraal Bureau voor 1300 tot heden. Een historisch- Genealogie 23, pp. 186-227. KOPS, J. (1809). vegetatiekundige studie. In: Bijzonderheden wegens het Beplanting en recreatie in de FOERSTE, W. (1959). Haaiman. cultiveren van Duingronden Haagse duinen. ITBON, In: Taal en tongval 11, 1-2, pp. nabij het Dorp Oostvoorn. In: Mededeling nr. 39 (Bijlage pp. 138-153. Magazijn van Vaderlandschen 1-108). landbouw III, pp. 323-333. HAPEREN, A.M.M. VAN (2009). BOOT, J.P.C. (1977). Een en an- Een wereld van verschil. NEEFJES, J. (2010). der over de zwarte els van de Landschap en plantengroei van Cultuursporen in het duin. Schouwse Westhoek. In: Sterna de duinen op de Zeeuwse en Inventarisatie en waardering 22, 1/2 (Tussen duin en polder. Zuid-Hollandse eilanden. Zeist, van het erfgoed in het duinge- Landschap, flora en fauna van KNNV-Uitgeverij. bied Meijendel-Berkheide. de Schouwse binnenduinen), Wageningen, Overland. pp. 29-47. POSTMA, C. (1977, 1988). Kruikius’ kaart van Delfland 1712. Alphen aan den Rijn, Canaletto. 172 —

VALK, L. VAN DER (1986). VALK, L. VAN DER, B. VAN WAASDORP, J.A. & E. Inventarisatie en archeo- VONDEREN & K.H. PRONK EIMERMANN (2008). Solleveld. logische waarden van de duin- (1999): Het Boetveld in de Een opgraving naar een terreinen Solleveld en Ocken- Harstenhoek – een verrassend Merovingisch grafveld aan de burg, Westduinen, gemeente stukje Scheveningse archeo- rand van Den Haag. Haagse ’s-Gravenhage (rapport VOM- logie. In: Westerheem 48, 4, Oudheidkundige Publicaties, sectie archeologie). pp. 131-142. nr.10.

VALK, L. VAN DER & A.P. VERTEGAAL, K. (1994). De wal- WATERSCHOOT, M.A. (1937). PRUISSERS (1988). Vervenen len van het Westland. In: Duin De Vlaamsche kustvlakte. en afzanden in en rond ’s-Gra- 17, 4. pp. 3-5. Bijdrage tot de geschiedenis venhage. In: Westerheem 37, 6, van het Vlaamsche polderland pp. 313-322. langs zee en Honte. Langemark, Vonksteen.

174 —

1 xxxxxxxx 175 10 Tuunwallen op Texel en langs — de voormalige Zuiderzee Henk Baas

voorlaatste ijstijd (Saalien). Deze keileembult 10.1 Inleiding van Texel is zeer bepalend geweest voor de ge- nese van de Hollandse kust. Als Texel zou zijn weggeslagen was, was de kust veel zuidelijker Het Nederlandse landschap kent grofweg drie komen te liggen. Henk Schoorl heeft dit in ver- soorten perceelsscheidingen: in het lage land schillende studies laten zien, waaronder in het sloten, al dan niet met beplanting erlangs (zoals vierdelige ‘De convexe kustboog’ (1999-2000). elzensingels), en op het hoge land diverse heg- Archeologische opgravingen bij Den Burg heb- gen en houtwallen. Een mooi overzicht van de ben aangetoond dat het eiland sinds de Midden verschillende soorten wordt gegeven door Bronstijd is bewoond (Woltering 1994). In de Schmitz (1993, geheel herzien in 2007) of door Late IJzertijd (vanaf ongeveer 300 v. Chr.) moe- Dirkmaat (2005). In de meeste gevallen zijn de ten in het gebied van de Hoge Berg ongeveer 65 door de mens aangelegde wallen met hout be- tot 90 boerderijen hebben gestaan. De verschil- plant; alleen op de oude Pleistocene kernen van lende opgravingen vermelden niets over de de ‘eilanden’ in het voormalige Zuiderzeegebied eventuele aanwezigheid van walletjes rond de komen wallen zonder houtopstand voor: de erven, maar het bestaan ervan kan ook niet wor- tuunwallen.70 Dit zijn onbegroeide wallen van den uitgesloten. Bij archeologische opgravingen gras- of heideplaggen, waarvan de oudste op dit wordt van wallen zonder begeleidende greppels moment te dateren zijn als zeventiende-eeuws. geen spoor terug gevonden (zie bijdrage De wallen dienden als perceelsscheiding. Dit Groenewoudt & Verspay elders in deze bundel). laatste is ook uit de naam af te leiden. Tuun be- tekent namelijk tuin (Duits: Zaun). De naam be- Het gebied van De Hoge Berg, het aangrenzend tekent ‘afrastering’ of ‘omheining’. dekzandlandschap en de duinen is het oudste Ooit heeft Texel meer dan 350 kilometer tuun- deel van Texel, van vanuit de rest van het eiland wal gekend (plaatselijk tünwóóle genoemd). Ze is aangedijkt. De oudste dijken dateren van vóór lagen niet alleen op het oude land, maar ook in 1300 en zijn aangelegd tussen Den Burg en de de duinen en langs de duinranden van Den duinen. De aanleg van dijken maakte het moge- Hoorn en De Cocksdorp. Bij de ruilverkaveling, lijk om kwelders aan het eiland toe te voegen. uitgevoerd tussen 1953 en 1966, zijn veel tuun- De oude kweldergeulen die zijn ingepolderd zijn wallen geslecht, maar zijn ook nieuwe aange- nog altijd in het landschap te herkennen (zie bij- legd, op andere plaatsen. Ze worden zelfs nog voorbeeld Haartsen 2009). altijd aangelegd, om het karakter van het eiland Ook de oude Pleistocene kernen van Gaaster- te versterken. land, het Hoge Land van Vollenhove, Wieringen Bijzonder aan deze onbegroeide wallen is het en Urk zijn opgebouwd uit keileem en ook in eerder genoemde feit dat ze alleen voorkomen deze gebieden lagen soortgelijke aarden wallen. op en bij keileemhoogtes aan de randen van de De ‘keileembulten’ van deze gebieden werden voormalige Zuiderzee. In dit artikel willen we later door een laag dekzand bedekt. Het eiland onderzoeken wat daar de reden van kan zijn, Texel werd later in noordoostelijke richting uitge- waarbij we de nadruk leggen op Texel. breid door opslibbing en aandijking, waarbij de Pleistocene kern van keileem ongewijzigd bleef.

10.2 Geschiedenis van het landschap van Texel71 10.3 Tuunwallen, schapen en het ‘recht van overal’

Om de aanwezigheid van deze aarden walletjes te kunnen begrijpen, is het nodig iets meer te Van belang voor de ontwikkeling van de tuun- 70 Ik reken de op de Zuid-Hollandse eilanden voorkomende ‘zandwallen’ hier weten over de ontstaansgeschiedenis van Texel. wallen is de Texelse schapenhouderij. In 1561 tel- niet toe. Deze zijn ook niet begroeid, De oude kern van het eiland (omgeving van De de de schapenteelt maar liefst 12.000 ooien, dus maar kennen een afwijkende oorsprong. Zie hiervoor de bijdrage van Beekman en Hoge Berg, ten zuidoosten van Den Burg) wordt niet meegeteld het aantal rammen en lammeren Van der Valk elders in deze bundel. gevormd door keileem, een dichte laag in de bo- (Bieleman 1992, 64). Ze werden zowel op de kei- 71 Voor een uitgebreider overzicht zie Dijkstra (1996), nog altijd een uitstekend dem, ontstaan door het vermalen van zand en leemheuvel als in andere delen van Texel gehou- overzichtsartikel van de geschiedenis van stenen onder druk van het landijs tijdens de den. In later tijd werd nadrukkelijk onderscheid de Texelse tuunwallen. 176 —

Afb. 10.1 Tuunwallen aan de binnenzijde van de duinen, bij De Koog, 1955 (collectie Frans Beekman).

gemaakt tussen schapen die graasden in de dui- geen schapen weiden: het risico op dijkbreuk nen (behorend bij de duinboeren) en schapen was te groot voor schapen met een span tussen die graasden in de polder en op de kwelders. de poten (zie hieronder). Daarbij kwam ook dat De schapen op Texel en Wieringen werden onder het water ’s winters op het land stond. Dus alle meer gehouden voor de productie van kaas, schapen waren feitelijk aangewezen op het hoge maar ook voor de wol en lammeren. Ze werden land van Texel en daar wilde men toen ook het vervolgens vetgemest in de weidegebieden van recht op ‘overalweide’ continueren. Dit recht Noord-Holland, zoals in de Beemster. In de ne- hield in dat boeren – ook boeren die geen eigen gentiende eeuw veranderde de schapenhouderij grond hadden –negen maanden van het jaar, van van karakter. De enorme groei van de afzetmo- september tot mei, hun vee (schapen, paarden gelijkheden op de Engelse markt leidde ertoe dat en koeien) over het hele eiland mochten laten de Texelse (en Wieringer) schapenhouders zich grazen. Grondeigenaren kwamen in het geweer gingen toeleggen op het fokken van schapen, tegen dit recht, maar ze waren aanvankelijk nog voor de wol en het vlees (Bieleman 1992, 294). in de minderheid. Door het verkopen van grafe- Dit fokken werd wellicht vergemakkelijkt door lijke en kerkelijke gronden aan particulieren het begrenzen van percelen weidegrond door werd de oppervlakte oude grafelijke gronden middel van tuunwallen. Dit kan ertoe hebben met het recht van ‘overalweide’ steeds kleiner. bijgedragen dat de boeren hun schapen beter gingen observeren en daardoor meer zicht kre- Een verbaal uit 1562 geeft belangrijke informatie gen op de eigenschappen en gezondheid van af- over de manier waarop het gebied van De Hoge zonderlijke dieren (Van der Vlis 1975, 323). Ook Berg er in die tijd moet hebben uitgezien.72 Het de duinboeren begrensden hun duinpercelen betreft een rapport van vier deskundige heren met wallen; op zulke grote duinpercelen weiden die in Texel de stand moesten opnemen van de meer dan honderd schapen (De Graaf 1908, 549). staat van het polderland en de dijken. Ze troffen veel armoede aan en wezen het ‘recht van over- Rond 1700 was op het hoog gelegen land het al’ als belangrijke oorzaak hiervan aan (Van der grondwater het grootste deel van het jaar niet Vlis 1975, 56). Het recht van overal was voor de bereikbaar voor het vee en de laaggelegen gron- landbouw en de grondeigenaren ongunstig, om- 72 Van der Vlis beschrijft dit verslag in zijn boek uit 1975 en ook Dijkstra (1996) gaat den langs de oostkust waren brak. Op de lage dat het hen maar kort de tijd gaf om te zaaien en hier in detail op in. gedeelten langs de oostkust konden ‘s winters te oogsten. In 1635 werd dat recht voor de gronden 177 —

onder De Koog en Den Hoorn al afgeschaft. Den pas in de negentiende eeuw. In het lage land (de Burg en Oosterend volgden. In 1711 beëindigde aangedijkte polders) van Texel werden sloten De Westen als laatste het recht van overalweide. gegraven en in het hoge land (de Pleistocene Iedere Texelaar met vee kreeg door het opheffen gronden) werden tuunwallen opgeworpen. van dit weiderecht een eigen stuk land. Nu Overigens geeft Dijkstra (1996) aan, dat er mo- moesten perceelsscheidingen aangelegd worden gelijk op Texel al voor het opheffen van de over- om de onderverdeling van het land aan te geven alweiding sprake is geweest van perceelsschei- en om de schapen op de eigen grond te houden. dingen. Het is ook zeer wel mogelijk, dat deze Dat er op dat moment nog niet of nauwelijks scheidingen ook gelijkenis hadden met de latere tuunwallen waren, kunnen we afleiden uit de tuunwallen. Men mag aannemen dat ze dienden mededeling dat de meeste landen ‘[...] leggen on- om enige orde aan te brengen in het beheer van bekroft en onbesloten, daer die meeste Weylanden de kudde. mede inne begrepen waren’. Dat betekent dus dat de weilanden niet van elkaar gescheiden waren, Opvallend is dat de Texelse tuunwallen vrijwel en dat het vee zich overal vrijelijk kon bewegen. geen begroeiing kennen, al werd er vóór de in- Nergens wordt in het Verbael gerept over tuun- troductie van het prikkeldraad wel duindoorn wallen. aan de bovenzijde van de tuunwal ingestoken (Schraag 1990, 390). Schapen konden zo niet over Het beëindigen van het gemeenschappelijk ge- de wal heen. De nog bestaande wallen in bruik en gemeenschappelijke rechten op grond Gaasterland - in de buurt van het Oudemirdumer kennen we ook elders in Nederland. En ook daar klif - zijn vaak begroeid met eiken, lijsterbes, vlier is dat afschaffen aanleiding geweest voor het en brem. Maar Texel was al in de zestiende eeuw verkavelen van de grond. In de Middeleeuwen een eiland met nauwelijks bomen. Uit de kohie- zijn de meeste weidegebieden in hoog-Neder- ren van de Tiende penning rond het midden van land nog gemeenschappelijk geweest, graslan- de zestiende eeuw rijst het beeld op van een bij- den werden vanaf de zestiende eeuw verdeeld na boomloos eiland: buiten de dorpen werden (bijvoorbeeld in de zogenaamde ‘bovenlanden’ slechts enkele boomgaarden genoemd, vijftien in Drenthe; Spek 2004), de meeste heidevelden eendenkooien en een aantal tonnekes, boeren-

Afb. 10.2 Begroeide tuunwal in Gaasterland, vlak bij de Oudemirdumer klif (foto Henk Baas). 178 —

Afb. 10.3 Aanleg van nieuwe tuunwallen door de agrarische natuurvereniging De Lieuw (foto Landschap Noord-Holland).

geriefhoutbosjes (Eelman 2010). In de tweede een circa 1 meter hoge, steile wal, aan de voet helft van de negentiende eeuw verschenen er ook ongeveer 1 meter, en aan de bovenzijde zo’n bomen voor de ramen van de woongedeelten 50 cm breed. De zoden worden in de regel op van de boerderijen. De Staatsbossen werden aan het perceel zelf gestoken, het liefst uit percelen het eind van de negentiende eeuw en het begin waar geen schapen graasden. Schapenmest van de twintigste eeuw aangelegd. Pas bij de ruil- maakt de grond te rul om goed doorwortelde verkaveling in de twintigste eeuw volgden zoden te kunnen vormen (Dijkstra 1996). Voor boomsingels rond boerderijen en langs wegen. het steken van de zoden wordt een ongelijkhoe- kige, trapeziumvormige spade gebruikt (‘Tesselse graaf’), met een vlak blad eindigend 10.4 Vorm en aanleg van de wallen op een driehoekige snede met twee snijvlakken. Men gebruikte ook een ‘greep’, een riek, om de zoden onbeschadigd uit de ‘zerk’ of ‘serrek’ te Schraag (1990) geeft - op basis van gesprekken tillen. Dit zijn de greppels waaruit de zoden wer- met oude boeren - een beschrijving van de werk- den gestoken. Deze werden naderhand opge- wijze bij de aanleg van een tuunwal. De Lieuw vuld met grond van elders en ingezaaid. doet dit ook in haar brochure. Zij maken daarbij Met deze wallen konden de schapen op het ei- onderscheid in drie typen; het verschil zit in de gen land gehouden worden. Op de meeste is gebruikte grondsoort van de gestoken plag: ruit- tegenwoordig prikkeldraad gezet om zo de zoden zijn van kleigrond, steekzoden van lichtere schapen te beletten over de wallen heen te kleigrond en platte zoden van zandgrond. springen. Dit was eerder niet nodig, omdat de boeren de schapen met een span lieten lopen De tuunwal op Texel heeft min of meer een (zie boven). In de duinen, waar de wallen standaard vorm en maatvoering: ze bestaat uit meestal lager waren, werden in de wal duin- 179 —

Afb. 10.4 Tuunwallen, ook op Texel, zijn niet altijd onbegroeid (foto Henk Baas).Holland). doorntakken gestoken. Er was daar niet vol- Eerder is al melding gemaakt van de ingrijpende doende geschikte grond om zoden te steken en ruilverkaveling die op Texel is uitgevoerd tussen de wallen waren ook minder stevig dan wallen 1953 en 1966. Deze was vooral ingegeven door die waren opgebouwd uit zoden van de kei- de slechte waterhuishouding in grote delen van leemhoogte op het eiland. het eiland (Gorter 1986). Maar ook het hoog ge- legen land ontkwam niet aan grootschalige ver- anderingen in de kavelstructuur. Van de 400 km 10.5 Het verdwijnen van oude en komen die er in 1948 nog stond, verdween het grootste van nieuwe tuunwallen deel (Staatsbosbeheer z.j.).

Roel Benthem, hoofd Landschapsverzorging van Veel van de oorspronkelijke tuunwallen zijn in de Staatsbosbeheer73, maakte zich grote zorgen loop van de tijd verdwenen. Hiervoor zijn ver- over het behoud van dit bijzondere landschap, schillende oorzaken aan te geven. Zo werden de dat naast de tuunwallen werd gekenmerkt door graszoden door het gebruik van kunstmest min- onder meer schapenboeten, holle wegen en kol- der geschikt voor het zetten van tuunwallen. ken (drinkpoelen). De toenmalige afdeling Daarnaast ging een aantal boeren over op het Landschapsverzorging van Staatsbosbeheer – houden van koeien, waar de tuunwal als omhei- onder leiding van Benthem – heeft de bijzondere ning niet geschikt voor is. Ook werd een deel van betekenis van deze elementen onderkend, en het weiland omgezet in bouwland, waardoor de zich sterk gemaakt voor behoud en ook herstel tuunwallen ook niet meer nodig waren. Tenslotte ervan. Men heeft er voor gezorgd dat er na de 73 In deze periode zijn er drie landschaps- kwamen goedkopere en minder onderhoudsge- ruilverkaveling ook veel nieuwe tuunwallen (gra- adviseurs aangesteld, die een teloorgang tis) werden aangelegd (Dijkstra 1996). Hierbij van waardevolle terreinen en een voelige manieren om perceelsscheidingen aan te ‘cultuursteppe’ moesten voorkomen geven op de markt, zoals prikkeldraad. kreeg Benthem grote steun van de Texelse boe- (Papenborg en Van der Togt, 2011)

180 —

Tabel 10.1: Overzicht van het aantal meters tuinwal die op Texel met subsidie (regeling landschapselementen) van de provincie Noord-Holland zijn aangelegd, hersteld of onderhouden, in de periode 2002-2011 (bron: Landschap Noord- Holland).

Aanleg en herstel Achterstallig onderhoud Beheer

2002- 2008 6835 m 720 m 4206 m

2009 525 m 525 m

2010 - 2011 0 m 0 m 0 m

Totaal 7360 m 720 m 4731 m

Afb. 10.5 Een gedeelte van het tuunwallenlandschap ten westen van Den Burg voor (1953) en na (1969) de ingrijpende ruilverkaveling die is uitgevoerd tussen 1953 en 1966 (uit Schraag 1990).

ren, die ook gehecht waren deze bijzondere Noord-Holland (voorheen ROL/RAL). Alleen landschapselementen. Er werden onderhouds- tuunwallen die gelegen zijn op ‘het oude land’ contracten afgesloten en het kerngebied van de - het oorspronkelijke verspreidingsgebied - tuunwallen kon als landschapsreservaat74 wor- komen in aanmerking voor subsidie voor beheer den beheerd (Gorter 1986). en onderhoud. In de periode 2002-2011 is ruim 7 km nieuwe tuunwal aangelegd (zie tabel 1). Ook anno 2012 worden er nog tuunwallen aan- gelegd. De Texelse boeren zijn trots op hun wal- Opvallend is dat er tuunwallen verschijnen op len en het ambacht van het opwerpen van tuun- plekken waar ze nooit hebben gestaan, of al wallen wordt dan ook weer actief bedreven. De langere tijd waren verdwenen. grote motor achter deze activiteiten is de agrari- 74 Een term die omstreeks 1970 werd Verder ligt er verspreid over dit Pleistocene land- gebruikt voor kleine natuurgebieden sche natuurvereniging De Lieuw (zie bijvoor- waar verweving met de landbouw voorop beeld www.delieuw.nl). De aanleg en het herstel schap een groot aantal karakteristieke schapen- stond. De term heeft nooit een officiële boeten: een schuur waarvan drie zijden een status gekregen en wordt ook nauwelijks van tuunwallen is mogelijk dankzij de ‘kleine meer toegepast. landschapselementen regeling’ van de provincie schuin dak hebben. De vierde zijde is recht en 181 —

Afb. 10.6 Nieuw aangelegde tuunwal tijdens de ruilverkaveling, uitgevoerd tussen 1953 en 1966 (archief Staatsbosbeheer).

Afb. 10.7 Herstel van tuunwallen door Werkgroep Kwadijkse Vlot (foto Landschap Noord-Holland). 182 —

ligt altijd uit de westenwind. De schapenboeten in het Zuid-Texelse landschap werden gebruikt voor de opslag van hooi en gereedschappen en dus niet als schaapskooi, zoals men zou kunnen vermoeden. Door het asymmetrische ontwerp van de boeten bieden ze wel beschutting voor de schapen bij harde en koude wind. Volgens de agrarische natuurvereniging De Lieuw bezit Texel tegenwoordig nog ongeveer 170 km tuunwal en 250 kolken. Een terugval van ongeveer 55% tuunwallen en 75% kolken in 52 jaar. Er zijn verspreid over het eiland ongeveer 80 boeten, waarvan er 28 op de gemeentelijke monumentenlijst staan.

1952 10.6 (Inter)nationaal bijzonder

Het kerngebied van tuunwallen is Texel, maar ook elders komen ze voor. Op Wieringen zijn de tuinwallen (hier spreekt men van tuunwoalkes of schapenwallen) aangelegd in de tijd dat de scha- penteelt toenam in omvang, eind zeventiende eeuw. Met de ruilverkaveling zijn hier vrijwel alle tuunwallen verdwenen, maar vooral in de om- geving van Stroe heeft de Vereniging voor Agrarisch Natuur- en Landschapsbeheer Wieringen nieuwe wallen aangelegd. Op Gaaster land worden de wallen túnwâltsjes of skiepwâltsjes genoemd. We komen ze heden ten dage nog maar mondjesmaat tegen; veel zijn verdwenen in de ruilverkaveling van 1972. Op het hoge Land van Vollenhove kwamen ook wal- 1971 len voor, maar hier werden ze beplant met mei- of sleedoorn. Ook zijn ze niet opgeworpen met grasplaggen, maar met grond uit de greppels aan weerszijden van de wal. Hierdoor lijken ze veel meer dan de wallen op Texel, Wieringen of Gaasterland op ‘gewone’ houtwallen, zoals we die bijvoorbeeld nog aantreffen in de Friese Wouden. Net als op Wieringen zijn ook in het Land van Vollenhove de meeste wallen verloren gegaan als gevolg van een ingrijpende ruilverka- veling (Dirkmaat 2005, 81).

Afb. 10.8 Drie kaartbeelden van het gebied ten zuiden van Den Hoorn. In drie opeenvolgende beelden is te 2010 zien dat de wallen bij Den Hoorn verdwijnen als gevolg van de ruilverkaveling, maar min of meer op hun oude plek ook weer verschijnen. 183 —

Afb. 10.9 De door tuunwallen begrensde percelen bezitten ook karakteristieke drinkpoelen. Deze wordt door twee percelen gedeeld (foto Henk Baas).

Afb. 10.10 Ook aan de westkust van Ierland (omgeving Kilkee) lijken tuunwallen voor te komen, maar het blijken toch stenen muurtjes te zijn, overgroeid met gras (foto Edwin Raap). 184 —

Tuunwallen kunnen beschouwd worden als een ven die we nu tegenkomen is deels van na de Nederlandse variant van de dry-stone walls. Dus ruilverkaveling. de muurtjes waarbij de stenen worden gestapeld Opvallend is dat het verspreidingspatroon van zonder mortel (Garner, 1984). Feitelijk komen dit de tuunwal zich uitstrekt over de keileemgebie- soort muurtjes overal voor waar losse stenen in den aan de randen van de voormalige Zuiderzee. de weiden en akkers liggen. Bekendste voor- Keileem is een zeer slecht waterdoorlatende bo- beelden van gebieden die gekenmerkt worden demsoort, waardoor deze gronden beurtelings door een grote hoeveelheid stenen muurtjes zijn te nat of te droog zijn. Sloten zijn in dit type bo- Ierland, Engeland en het westen van Frankrijk. dem minder geschikt.75 Dit bodemkundige gege- Maar wallen opgebouwd van (turf)plaggen ko- ven, in combinatie met de winderige omstandig- men hier ook voor. Vooral in het zuidwesten van heden - als gevolg van de ligging aan het water Engeland, in Wales, op het eiland Man en in - maakte dat andere voor de hand liggende per- Yorkshire komen we deze tegen (Wood, 1995, p. ceelsscheidingen, zoals heggen en houtwallen 79). Vaak zijn deze aarden wallen met (vlecht) hier niet mogelijk waren. Tuunwallen mogen dus heggen beplant. best bijzonder worden genoemd, ook vanuit in- Het aanleggen en restaureren van dry stone walls ternationaal perspectief. is vooral in Engeland een serieuze zaak. De Dry Stone Walling Association waakt over de kwaliteit Summary: The tuunwallen (sod banks) of the van het ambacht. Voor meer buitenlandse voor- island of Texel beelden van op tuunwallen lijkende perceels- The island of Texel in the Dutch Wadden Sea scheidingen, zie de bijdrage van Hans Renes in (Waddenzee) has a Pleistocene core consisting of deze bundel. boulder clay, the Hoge Berg (‘high hill’, 15 m +NAP). The island has characteristic features: sod banks (tuunwallen) and aisled sheep sheds 10.7 Besluit (schapenboeten). Tuunwallen are field boundaries, approximately one meter high and consisting of piled-up grass or heather sods. They originally De onbegroeide wallen van grasplaggen die we date from the 17th or 18th centuries and are tegenkomen op de Pleistocene kernen van related to the enclosure of common grassland Texel, Wieringen en Gaasterland hangen alle- during that period. Sheep-sheds, like maal samen met het houden van schapen. tuunwallen, are mainly found on the high Verder onderzoek zal moeten uitwijzen op de Pleistocene part of the island, but they also walletjes ook al voor 1635 voorkwamen, het jaar occur in lower areas. Both tuunwallen and sheep dat het recht op ‘overalweide’ is afgeschaft en sheds are prominent landscape elements that het landschap is verdeeld in afzonderlijke, om- reflect the importance of sheep farming on the walde percelen. Tot op heden hebben we daar island of Texel. Due to large-scale land reforms geen bewijzen voor gevonden, al moet het zeker in the 20th century, many tuunwallen have niet worden uitgesloten. Het feit dat de wallen disappeared. But also new tuunwallen were built op Texel en Wieringen onbeplant waren (die op and they still characterize the open landscape of Gaasterland kenden wel beplanting) had onge- the Hoge Berg. On the former island of Wieringen twijfeld te maken met de straffe wind die hier and on the Pleistocene cores of Vollenhove and 75 De slechte waterhuishouding verklaart Gaasterland, only slight traces of similar sod ook de vroege omzetting van de gaasten waaide, waardoor opgaande begroeiing het hier in Gaasterland in grasland. slecht deed. De beplanting langs wegen en er- banks survived the 20th-century modernisation of agriculture. 185 —

Literatuur

BIELEMAN, J. (1992). HEESSEN, H.J.L. & J.M. STAATSBOSBEHEER (z.j.). Geschiedenis van de landbouw GLEICHMAN (1974). Tuinwallen Tuunwallen Texel. Infoblad in Nederland 1500-1950. op Texel. Levende Natuur 77, Staatsbosbeheer. Meppel. pp. 255-264. VERENIGING VOOR CAMPEN, J. VAN (1928). Een KELDER, P. (1982). Advies land- AGRARISCH NATUUR- EN oud schapen-proces op Texel. schapsbouw voor de ruilverka- LANDSCHAPSBEHEER DE In: BUITEN, pp. 465-467. veling Wieringen, Noord- LIEUW (z.j.). Brochure onder- Holland. houdsregeling tuunwallen en DIJKSTRA, H. (1996). De tuin- kolken. Z.pl. wal op het eiland Texel. In: PAPENBORG, J. & R. VAN DER Monumenten en bouwhistorie; TOGT (2011). Landschapsplan VLIS, J.A. VAN DER (1975). Jaarboek Monumentenzorg. Nederland. Onderzoek naar de tLant van Texsel. Een geschied- Zeist, pp. 140-149. ontworpen terreinen van schrijving. Den Burg, Texel. Staatsbosbeheer. Minor thesis DIRKMAAT, J. (2005). Landscape Architecture, VOLMER, M., M. GULDBERG, Nederland weer mooi. Op weg Wageningen. M. MALUCH, D. VAN naar een natuurrijk en idyllisch MARREWIJK & G. landschap. Vereniging SCHMITZ, H. (1993), SCHLICKSBIER (2001). Nederlands Cultuurlandschap/ Houtwallen, heggen en singels. Lancewad. Landscape and ANWB, Den Haag. Lijnvormige houtopstanden in Cultural Heritage in the Nederland. LONL, Utrecht. Wadden Sea Region. Project EELMAN, W. (2010). Report. Common Wadden Sea Boerenbouwkunst op Texel. SCHMITZ, H., M. PELS, P. Secretariat (CWSS), Wilhelms- 450 jaar boerderijbouw in rela- JACOBS & P. MINKJAN (2007), haven, Germany, Working tie tot agrarische geschiedenis Lijnen in het landschap. Group on Landscape and en wooncultuur. Norg/Texel. Houtwallen, singels, heggen en Cultural Heritage in Wadden andere lijnvormige houtop- Sea Region (Wadcult). GARNER, L. (1984). Dry stone standen. Landschapsbeheer walls. Shire Library, Oxford. Nederland, Utrecht. WOLTERING, P.J. (1994). Texel - landschap en bewoning van GORTER, H.P. (1986). Ruimte SCHOORL, H. (1999), De Midden Bronstijd tot Vroege voor natuur. 80 jaar bezig voor Convexe Kustboog. Bijdragen Middeleeuwen. In: M. Rappol de natuur van de toekomst. tot de kennis van het westelijk & C.M. Soonius (red.) (1994), In ‘s-Graveland. Waddengebied en de eilanden de bodem van Noord-Holland. Texel, Vlieland en Terschelling Geologie en archeologie. GRAAF, G. DE (1908). Texelsche (4 delen). Schoorl. Amsterdam, pp. 189-217. schapen. In: Buiten, pp. 549- 550. SCHRAAG, S. (1990). WOOD, E.S. (1995). Historical Veldnamen van Texel. Z.pl. Britain. A comprehensive ac- HAARTSEN, A. (2009). count of the development of Ontgonnen Verleden. Regio- SPEK, T. (2004). Het Drentse rural and urban life and lands- beschrijvingen provincie esdorpenlandschap; een histo- cape from prehistory tot the Noord-Holland. Ministerie van risch-geografische studie. present day. London. LNV/Directie Kennis. Utrecht. WWW.CHBEHEER.NL/elemen- ten/tuinwal. 186 —

1 xxxxxxxx 187 11 Wallen en waterfuncties. — Houtwallen als onderdeel van historische watersystemen76 Eric Brinckmann

van windbeschutting op het microklimaat en 11.1 Inleiding daarmee op de verdamping van planten. Langs die weg kan ook de grondwaterstand beïnvloed worden. In eigen land is veel onderzoek verricht De eerste die een relatie tussen houtwallen en op het voormalige ITBON, o.a. door Van der waterfuncties legde, in dit geval beken, lijkt Linde (o.m. 1951) en Shah (1962). Bij de in ons Victor Westhoff (1949) te zijn geweest. In een ar- land gebruikelijke afstanden tussen wallen en tikel over beken en beekdalen in Twente onder- singels en het vroegere kapregime is sprake van scheidde hij een aantal typen beken, waaronder hogere opbrengsten. Voor de omgeving van de houtwalbeek. Dit type beek vroeg nagenoeg Bakel, Noord-Brabant, is de relatie beschreven geen onderhoud door de beschaduwing van het tussen de ruimtelijke spreiding van houtwallen water en het - vanwege de doorworteling - ui- en de gewenste hydrologische conditie van land- terst stabiele talud. In de jaren ’70 is dit type nog bouwgronden (Dussart 1946). Experimenteel wel gepropageerd als alternatief voor de toen in onderzoek vond plaats in Midden-Limburg zwang komende standaardgoten. Er zijn zelfs (Werkgroep Windsingelproject Grubbenvorst enkele succesvolle proeven mee genomen, on- z.j.) Voor- en nadelen zijn op een rijtje gezet door der meer langs de Lindensche Laak in de weste- De Haas (1984). Het thema speelt echter al eeu- lijke Achterhoek, maar tot veel navolging heeft wen. De oudste verwijzing kennen we uit het dat niet geleid. Wel kwam er uiteindelijk een in- buitenland. Het Schotse parlement verordon- ventarisatie van houtwalbeken in de Achterhoek neerde al in 1457 aanplant van levende wind- en Twente (Verkerk et al. 1985). Houtwallen als schermen (Caborn 1965). object van natuurbeheer werden behandeld door Alleijn et al. (1980). Houtwallen blijken ook een rol te hebben ge- speeld bij een ander type waterbeheer in het De relatie tussen waterhuishouding en houtwal- verleden. Bij het onderzoek naar aangepaste len/singels via windbeschutting, is al zeer lang vormen van landbouw op het landgoed onderwerp van onderzoek. Vooral over de relatie Hackfort (Natuurmonumenten, Achterhoek) zijn tussen houtwallen/singels en landbouwop- landschapselementen benoemd die met histo- brengsten is een omvangrijke literatuur beschik- risch waterbeheer van doen hebben gehad baar. In essentie gaat het hierbij om de invloed (Baaijens 1988: De Poel 1992, 108-112).

76 Kaartbewerking en schema’s: Peter Afb. 11.1 Vloeiweide op landgoed het Lankheet; instroompunt vanuit (relict) houtwal eszijde. Dauvellier, foto’s: Eric Brinckmann 188 —

Recenter zijn de interviews met de oudste gene- ne bronbosjes bij boerenerven of dichtbij/langs ratie boeren op het Limburgs-Kempisch plateau beken. In deze bijdrage komen de verschillende in Vlaanderen, waardoor uiteenlopende histori- typen aan bod. sche functies van ‘houtkanten’ en ‘eikengrach- ten’ zijn geïnventariseerd. Hieronder ook na- drukkelijk waterfuncties als weren en afvoeren 11.2 Oral history (Burny 1999, 74). Maar het verhaal is breder. Onlangs zijn waterfuncties bondig benoemd in een handreiking voor het beheer van boswallen Historische bronnen over waterfuncties van (Boosten et al. 2011, 19,20). Veldinventarisaties in houtwallen zijn er niet of nauwelijks, zo min als de afgelopen tien jaar in Nederland hebben het er veel historische bronnen zijn over de praktijk inzicht opgeleverd dat een groot aantal land- (aanleg, onderhoud, beplanting, gecombineerde schapselementen als specifieke waterwerken te functies) van (hout)wallen in het algemeen. duiden zijn en opmerkelijke houtwalstructuren Uitzondering vormen de achttiende eeuwse daardoor te verklaren (Baaijens et al. 2011). Het houtwalinstructies van de landbouwkundige gaat soms om forse landschapselementen: hoge Franciscus De Coster, die een gedetailleerde be- dubbele, meters brede of naar het beekdal ho- schrijving geeft over de noodzaak en de aanleg ger wordende wallen die niet alleen als veeke- van houtwallen en de hierboven al gememo- ring dienden, nutshout leverden, een grens- of reerde verordening van de Schotse volksverte- een verdedigingsfunctie hebben gehad. Dan genwoordiging. Voor wat de waterfunctie be- hadden eenvoudiger structuren volstaan. Alleen treft, spreekt De Coster alleen over het een additionele waterfunctie als kering (dam, ontwateren: de afsluitingen (‘afsluytsels’: wal- dijk), berging, afvoer of als geleiding, geeft een len) met grachten en hout zorgen voor de drai- bevredigende verklaring. Het gaat om meervou- nage van de grond (De Coster 1775, cap.1). In de dige functies, die overigens niet alleen grote zo preciese geschriften van Harm Tiesing over structuren tot gevolg hadden. Minder grote ele- landbouw en volksleven in Oostelijk Drenthe de menten zijn ook te vinden: smalle waterleidin- eeuw daarop, verzameld door de hoogleraar gen op houtwallen, kleine walletjes in even klei- Edelman aan de toenmalige landbouwhoge-

Afb. 11.2 Uitstroompunt in een houtwal, het Lankheet. 189 —

school Wageningen (Edelman 1943), vinden we geldproductie gaan behoren (een beleggings- en weliswaar aantekeningen over het ‘bouwen van handelsobject in plaats van een inkomstenbron den aardwal’ en over ‘irrigatie van hooilanden’, en een -patriarchale- manier van leven) en maar niet over een combinatie van beide. sindsdien volgens organisatieprincipes geor- Mogelijk omdat Tiesing niet van Drentse komaf dend. Grondeigendom betrof sindsdien scherp was en in de veenkoloniën hét grote voorbeeld afgebakende eenheden, waarin seizoensgebon- voor de zandgronden zag -en daar mocht van de den, grensoverschrijdende watersystemen en stad Groningen geen boom geplant worden - en ingewikkelde afspraken over waterverdeling niet dat het water van de Hunze al enkele eeuwen meer pasten. verzuurd werd door de toevoer van hoogveen- water. Ook op de hoge zandgronden werden in de loop van de negentiende eeuw waterschappen geïn- Over de aanleg van negentiende-eeuwse hout- troduceerd die een andersoortig waterbeheer wallen in de heide, die ontginning ten behoeve voorstonden. Karl Marx heeft het kapitalise- van bos- of landbouw mogelijk moest maken, ringsproces van de grond en afschaffing van de zijn we wel goed geïnformeerd (Pelinck 1979). De gemene rechten helder geanalyseerd in De meta- wallen hier zijn van een afwijkend type, dat hier fysica van de politieke economie, onderdeel van zijn verder onbesproken zal blijven, omdat ze slechts Armoede van de filosofieuit 1847. De brede intro- een veekerende functie hadden. Mogelijk dat ductie van kunstmest rond de vorige eeuwwis- mondelinge overlevering, ‘oral history’, nog aan- seling heeft dit proces versneld. Toch kent de vullende informatie gaat opleveren. Zoals het twintigste eeuw ook in Nederland nog enkele onderzoek van Burny in de Kempen, zo heeft mondelinge verslagen van boeren over traditio- onlangs ook eenzelfde onderzoek in West- nele bevloeiingen op de Veluwerand, in de Vlaanderen plaatsgevonden in De IJzer- en Achterhoek, Twente en Drenthe; houtwallen ko- Handzamevallei. Hier is eveneens uitgebreid en men overigens niet ter sprake. Het Vlaamse systematisch met de (aller)oudste generaties voorbeeld zou in Nederland mogelijk (en nog boeren gesproken. Dit heeft ten aanzien van steeds) meer informatie kunnen opleveren. houtige beplantingen op de valleirand zoals de Daarnaast het reguliere archiefmateriaal. Los geleide hagen (kruis- en plakhagen) tot nu toe van verwijzingen in processtukken, koopaktes en onbekende praktijkinformatie opgeleverd reglementen vanaf de veertiende eeuw, is er in- (Zwaenepoel & Verhaeghe, 2011, pp. 297-324). formatie over de oude bevloeiingspraktijken be- Zowel in de Kempen als in West-Vlaanderen is schikbaar via verslagen van negentiende-eeuw- tevens informatie over bevloeiingspraktijken se waterstaatskundigen als Staring, Ferrand, verzameld. Lely, Stieltjes, Déking Dura en wandelaars als Boom en Heuvel. Ook hier echter geen woord Opgetekende mondelinge informatie over boe- over eventuele waterfuncties van houtwallen. ren- of ‘wilde’ bevloeiingen en bijbehorende landschapselementen is er in ons land slechts in beperkte mate. In de tweede helft van de negen- 11.3 Inzicht door herstel tiende eeuw zijn deze praktijken door de ophef- fing van de marken en modernisering van de landbouw snel verdwenen. Dit hing samen met Toch zijn er onderbouwde uitspraken te doen de belangen van de landeigenaar die onder druk over historische waterfuncties zonder overleve- van een zich ontwikkelende kapitaalmarkt naar ring, omdat er inmiddels oude bevloeiingsstel- hogere inkomsten op zoek was en zich naarstig sels zijn hersteld, waar historische walstructu- van de middeleeuwse economische kluisters van ren deel van uitmaken. Die blijken lage pachten en weinig opbrengsten wilde ont- watergeleidende, -bergende of -kerende func- doen. Dat begon al in de achttiende eeuw met ties te hebben. Op landgoed het Lankheet in de aanleg van grote arealen productiebos. Het Overijssel (Zuid-Twente) zijn vanaf 1999 vloei- gaat hier om het historische proces van de op- stelsels hersteld, in 2000 weer in gebruik geno- heffing van gemeenschappelijke gebruiksrech- men en met de waterfunctie van verschillende ten en de invoering van modern eigendom. Met walstructuren is in de praktijk geëxperimen- deze beweging is ook landschap tot de sfeer van teerd. Op landgoed Hof te Boekelo (eveneens in 190 —

Afb. 11.3 Instroompunt bij gestuwde beek, Hof te Boekelo.

Overijssel, Zuid-Twente) zijn in 2010 vloeiwei- het Kloosterveld, dat ooit als berging voor be- den hersteld en ook daar zijn waterfuncties van vloeiingswater diende. Het teveel -dat niet of houtwallen vast gesteld. niet direct voor landbouwkundig gebruik kon worden ingezet- stroomde door naar de heide. Het is natuurlijk de vraag of enkele praktijkvoor- De capaciteit is af te leiden aan de hoogte van de beelden kunnen dienen om algemene uitspra- wallen (ca. 80 cm). Tot op het hoogste punt van ken te doen over eventuele waterfuncties van het inliggende terrein werd beekleem aangetrof- houtwalstructuren in ons land als geheel. De ty- fen (Baaijens et al. 2011, 73). In Drenthe is dit een pische structuurkenmerken op de genoemde lo- uitzondering, maar met de name afzettingen van caties, waarvan de praktijkfunctie door herstel is de slibrijke beken in de Achterhoek zijn op ver- vastgesteld, kunnen in ieder geval als zoekfunc- schillende ongeploegde graslanden goed op te tie worden gehanteerd bij veldinventarisaties. sporen (Zuurdeeg 1991a). De ligging van de beek en het hellingvlak van hooilanden, andere bijbehorende structuren als Aanwezigheid van afgezette klei- en sliblaagjes sloten, bekkens, kanaaltjes, stuwkolken, maar in de bodem hangt sterk van de locatie af. Nabij ook gidsflora om bronplekken te lokaliseren gelegen beken moeten in dat geval slibhou- moeten daarbij worden meegenomen om het dend zijn geweest en dat gold lang niet voor als een voormalig bevloeiingsstelsel te kunnen alle beken in ons land. Bevloeiing diende name- typeren. De grondboor helpt ook, op voormalig lijk niet alleen bemesting, maar ook of alleen hooiland binnen omwalde structuren (thans het vorstvrij houden van de bodem, om te vaak in bospercelen of eventueel nog als ‘onge- voorkomen dat de graszode bevroor. Hierdoor moeide’ -niet diepgeploegde- natuurgraslan- kon al vroeg in het voorjaar de grasgroei tot den) is mogelijk afzetting van beekleem te con- ontwikkeling komen met een extra snede als stateren. Een sprekend voorbeeld is een wijds resultaat. De historische functies van bevloeiing omwald terrein van zo’n 5 ha aan de als bemesting, gewasbescherming en bodem- Waterleuzen (het ‘lozen/lossen’ van water) bij verbetering zijn in een zesjarig veldexperiment Ruinen tussen de Ruiner Aa en de zuidzijde van langs de Reest vastgesteld (Van Dijk & Nijp 191 —

Afb. 11.4 Gat in houtwal, instroompunt naar vloeiweide, Hof te Boekelo.

Afb. 11.5 Spaarbekken bij de Waterleuzen, Ruinen, zuidzijde Kloosterveld. 192 —

Afb. 11.6 Spaarbekken op overgang van hooilanden, in een elzensingel, Hof te Boekelo.

2006; Kemmers et al. 2003). Hydrologische ef- den om stroomsnelheid te beperken en erosie te fecten van bevloeiing zijn ook op het Lankheet voorkomen. Tien jaar experimenteren en het gemeten (Aggenbach 2005). nauwkeurig inventariseren van corresponderende (wal)structuren, maakten het mogelijk om aan- nemelijke uitspraken te doen over de functies van 11.4 Structuurkenmerken landschapselementen elders. Een en ander mede aan de hand van negentiende-eeuwse topografi- sche gegevens, luchtfoto’s uit de twintigste eeuw Een opvallend structuurkenmerk van houtwallen en actuele hoogtebestanden om de mogelijkhe- die (ook) een waterfunctie hadden, zijn verlagin- den van historisch waterbeheer in kaart te bren- gen (of gaten) in deze wallen die als uitstroom- gen. Op deze wijze zijn de navolgende casus geïn- punten dienden. Bevloeide hooilanden kenden ventariseerd en beschreven. geen sloten en de omringende wallen functio- neerden daarmee feitelijk als dijkjes om het water binnen en op het perceel te houden en het te gelei- 11.5 Instromen en opleiden den (afb. 11.2 en 11.6) In ieder geval moest het water dat bijvoorbeeld uit flanksloten langs essen werd afgetapt of vanuit beken over hooilanden Terug naar opvallende verlagingen in wallen. werd geleid, in het lager gelegen deel worden af- Verlagingen zijn ook te vinden in walstructuren, gevoerd. Wallen waren voor die functie in ieder die als waterleiding functioneerden, feitelijk als geval zo gepositioneerd dat het water naar een opgeleide beek. Een fraai voorbeeld is de uitstroompunt werd gestuurd. Op het Lankheet Buitenbeek op landgoed Twickel. De wal aan de en Hof te Boekelo gingen deze uitstroompunten hooilandzijde kent verlagingen die in dit geval als weer functioneren na het opnieuw opzetten van overstroom- of instroompunten te kenmerken zijn en water, na ruim anderhalve eeuw in onbruik te zijn bedienden verschillende ‘vakken’ hooiland (Afb. geweest. Tevens leerden we verschillende typen 11.7). Afhankelijk van de ligging of kennelijke hy- instroompunten kennen, overloopjes, wijzen om drologische condities van het hooiland, varieerde water op te leiden, de werking van spaarbekkens de hoogteligging van de verlaging in de wal. De en ‘natuurlijke’ drempels te herkennen die dien- opgeleide beek eindigde blind dus de mate van 193 —

Afb. 11.7 Bevloeiingssysteem Buitenbeek, Twickel, Delden (Topkaart 1881). het beschikbare volume water in de bedding be- paalde door stuwing kennelijk welke verlaging als eerste overstroomde. Er was zelfs een over- loop naar de heide, dus was er een hoeveelheid water dat na het ‘vakken vullen’ overschoot, dan kon dat op de ‘woeste gronden’ worden wegge- zet. Deze werden daardoor geleidelijk aan min- der zuur, waardoor beweiding met heidekoeien of schapen interessanter werd. De houtwal/ beekbedding is sinds tijden drooggevallen. Wat ooit de afvoersloot was van het vloeiwater, de ‘laak’ lager in het beekdal, vormt tegenwoordig de hoofdwatergang. Opnieuw opleiden van wa- ter in de oorspronkelijke loop, zal kunnen aanto- nen hoe de wal ooit als waterwerk feitelijk func- tioneerde (Baaijens et al. 2011, 78-80).

Een imposant voorbeeld van dubbele houtwallen die als waterleiding functioneerden en die over- stroompunten hebben naar hooiland, is te vinden in de Gelderse vallei op landgoed Klein Bieler Afb. 11.8 Klein Bieler, forse waterleiding tussen houtwallen. (Gelders Landschap, thans Klein Bylaer-Erica ge- noemd) (afb. 11.8). De opmerkelijke wallenstruc- men (afb. 11.9). Hier zien we dat ook: via de dub- tuur ligt aan de oostzijde en begint op het punt bele houtwal kon het water in het verlengde van waar de Kleine Barneveldsebeek een opvallende de beek naar het noorden worden gestuurd, maar knik maakt. Knikken of hoeken in beeklopen wij- ook via haaks daarop staande houtwallen naar zen in veel gevallen op specifiek waterbeheer. De het westen, voorbij akkers en bebouwing. Een stroom kon op zo’n hoekpunt gestuwd worden, soort waterleidingen met onderweg overstroom- zodat het water min of meer recht kon doorstro- punten naar hooilanden en op Klein Bieler ook 194 —

Afb. 11.10 Klein Bieler / schematische weergave 5_KleinBieler_verdeelpunt / Luchtfoto / 1947 run 9 nr 396 Afb. 11.9 Bevloeiingssysteem Klein Bieler (luchtfoto 1947). drievoudig verdeelpunt.

naar een omwald spaarbekken (Baaijens et al. 2011, 90-93). 11.6 Het weren van zuur water

Veel kleinschaliger, maar in subtiliteit en effecti- viteit minstens zo bijzonder is een klein beeksys- Tot nu toe zijn voorbeelden genoemd van distri- teem op houtwallen nabij Winterswijk, butie en geleiding via en zelfs op houtwallen van Achterhoek. Op die houtwallen is ooit een laagje kwaliteitswater, basenrijk water. Er was echter leem ingeklopt om te voorkomen dat het water een veelvoud aan water dat men niet op de hooi- wegzakt. Het gaat hier om een opgeleid stelsel landen wenste te hebben en dit dus weerde, bij uitstek: praktische en onderhoudsvriendelijke móest weren om uitloging van de grond te voor-

5_KeilBielertransportleidingen / schematische tussen weergave de verdeelpuntverschillende land- komen. Weren met houtwallen dus. We hebben bouwgebieden (Zuurdeeg 1991a). Fraai is het het in dit geval over zuur water werende wallen hoefijzervormige stelsel van de Vennevertlose en dan betrof het meestal het water dat van de beek. De oude (thans drooggevallen) loop ligt heidearealen of hoogvenen afstroomde naar de nog min of meer onaangetast in het fraaie beekdalen waar de hooilanden lagen. Uit de stu- Winterswijkse landschap. Deze eindigde als ver- die van Burny weten we dat Kempische boeren hoogde houtwalbeek die zich splitste in een midden in grote heiden wallen aanlegden, die hoefijzervorm. Beide takken eindigden blind zo- dienden om oppervlakkig afstromend water te- - 1 - dat het water het binnengebied instroomde, gen te houden (Burny 1999, 74). Deze structuren hellende (veen)weiden bevloeide en in het mid- komen we ook in Nederland tegen, zoals bij de den via een afvoersloot (laak) weer verder liep.

Afb. 11.11 Opgeleide beek bovenop houtwallen; Venneverlose beek, Achterhoek. Afb. 11.13 Schema zuur water werende houtwal / dam. 195 —

Haler Leek waar een grote wal het zure water van het hoogveen van moest weren. Er is zelfs een proces over gevoerd, in 1527, omdat de Asser nonnen de wal doorgraven hadden om water af te tappen ten behoeve van een water- molen bij Deurze (Coert 1991) (afb. 11.12). Ze kun- nen overigens ook samenvallen met verhoogde wegen die als waterkering functioneerden. Dijknamen midden op (voormalige) heideterrei- nen kunnen een indicatie zijn voor dit type land- schapselementen (bijvoorbeeld de Hajinksdijk in Zuid Twente). Dichter bij het beekdal treffen we ook waterkerende of -werende walstructuren aan. Als het niet nodig was om het overschot heidewater of water uit hoogveen direct af te voeren omdat het anders over de kostbare groenlanden stroomde, kon dit zure water wor- den gebufferd achter een dam of wal. Het water blijft dan staan, infiltreert in de bodem, kan zich via de ondergrond verrijken om elders in het beekdal weer uit te treden als (bruikbare) kwel (afb. 11.13). Afb. 11.12 Haler Leek; bevloeiing en zuurwaterwerende De hoogte van dit soort wallen varieerde met wal (groene lijn). het reliëf van de grens heidegrond(of veen)- hooiland. Ook naar het beekdal toe. Daar kun- nen wallen die bekkens begrenzen hellingaf- waarts in hoogte toenemen om zo grote volumes te bufferen. De hoogte van dit soort

Afb. 11.14 Zuur water werende wal tussen de Kralosche heide en hooilanden aan de Ruiner Aa, Drenthe. 196 —

Afb. 11.15 Zuur water werende wal ten zuiden van aan de Angelsche landen.

wallen is indicatief voor de vroegere volumes water die er afgevangen werden. Het zal duide- 11.7 Wallen en watermenging lijk zijn dat deze wallen geen gaten of verlagin- gen kennen. Sprekende en redelijk intacte voor- beelden zijn te vinden bij de Vennevertlose beek Toch werd niet al het zure water geweerd. Er was in de Achterhoek, op de grens van de Kralosche ook een type zuur water dat wél gewenst was, heide en de hooilanden aan de Ruiner Aa en aan omdat het een aanzienlijke kwantiteit meststof- de Angelsche landen onder Grolloo. Eikvaren, fen bevatte. Althans, dat is de veronderstelling bosbes en brede eikenstoven duiden bij het laat- naar aanleiding van subtiele walstructuren aan ste voorbeeld op de ouderdom van de wal. esranden. Intacte elementen van dit type in het Delen ervan zijn verdwenen, maar walrelicten Drentse Wapse (Baaijens et al. 2011, 76-78), in de zijn nog langs het vroegere grenstraject te vin- Westenhoek bij Grolloo, maar ook op het den. Een direct achterliggend veentje, nu gele- Lankheet doen vermoeden dat afstromend re- gen in de boswachterij Grolloo, benadrukt de genwater van esgronden bij voldoende beschik- noodzaak om dit type water vroeger aan de baarheid van basisch grondwater daarmee werd zuidzijde te laten stagneren en te laten inzijgen, gemengd en voor bevloeiing werd gebruikt. Dit zodat het lager in het beekdal weer als kwali- water bevatte kostbare humus afkomstig van de teitswater kon uittreden. met veel pijn en moeite uit de potstallen op de es gebrachte mestplaggen. Door dit afspoelende, humusrijke water aan de esranden af te vangen tegen relatief kleine wallen, kon het vervolgens geleid worden naar bijvoorbeeld lager gelegen bronbosjes of spaarbekkens. Het basenrijke wa- ter dat daar voor bevloeiing werd verzameld had kennelijk een voldoende volume voor een ver- antwoorde menging. In Grolloo is een omgekeer- de variant in kaart gebracht: afgetapt kwelwater 197 —

Afb. 11.16 Vermoedelijke afvangsloot humusrijk regenwater aan een es bij Grolloo.

Afb. 11.17 Bronbosje onder Grolloo; te herkennen aan (veel) vruchtdragende klimop. 198 —

Afb. 11.18 Uitstroompunt bronbos Grolloo.

Afb. 11.19 Nog functionerende kleine bronnen in een sloot naast bronbos Grolloo. 199 —

Afb. 11.20 Nog functionerende kleine bronnen in een sloot naast bronbos Grolloo. stroomt uit een hoger gelegen bronbosje naar een kennelijke reden verzamelen en vervlechten. een sloot die langs een esrand loopt, zodat bij Zeker is dat het water daarna over hooiland regenval het humusrijke water vanaf die es werd geleid en zeker is ook dat het water niet ‘auto matisch’ kon worden meegevoerd. Deze uitlogend diende te zijn. Dus simpelweg onbe- mengingen zwakten de zuurgraad van het es- stemd afvoeren van een teveel aan water is in water zodanig af, dat het vervolgens veilig over ieder geval een onvoldoende verklaring voor dit de hooilanden kon worden geleid (afb. 11.16). soort ingewikkelde structuren.

Op het Lankheet is een fraaie dubbelfunctie te In historische bronbosjes zijn deze kleine wal- zien. Een wal langs de esrand ving waarschijnlijk structuren bijna algemeen aanwezig. Voor oudere aan weerszijden water af. Aan de bovenzijde kon bosjes in de westelijke Achterhoek was al eerder in principe in een ondiepe greppel het afspoe- beschreven dat ze alle mogelijk een waterhuis- lende regenwater worden afgevoerd. Aan de la- houdkundige functie hadden, als bronbos en/of ger gelegen onderzijde werd in een diepe sloot als spaarbekken (Baaijens & Van der Molen kwelwater aangegraven en afgevoerd om de 2006). De vrijstaande bospercelen zijn te herken- grondwaterstand van de es te verlagen; graan nen aan concentraties kalkminnende vruchtdra- verdraagt immers geen natte bodem. Op een gende klimop en zijn als bosjes ook terug te vin- punt waar voldoende grondwater kon worden den op negentiende-eeuwse topografische bijeengebracht is een overloopje te zien voor het kaarten. De klimop is een indicatie van soms nog verzamelde zure, humusrijke eswater. Door de steeds aanwezige, maar in elk geval vroegere drempel werd het niet in één keer toegevoegd kwel (afb. 11.17 en 11.18). Het grondwaterniveau is aan het betere water, maar ‘gedoseerd’. Ooit ten opzichte van de oorspronkelijke situatie door de boeren uit ervaring afgestemd op ver- meestal fors gezakt, dikwijls meer dan een meter. schillende volumes. Het blijft een werkhypothe- Maar in dieper gelegen sloten die erbij of naast se, maar het geeft vooralsnog een verklaring lopen, zijn in een aantal gevallen nog steeds klei- voor dit soort subtiele walletjes c.q. afwaterings- ne actieve bronnen te vinden (afb. 11.19 en 11.20). structuren die zich op specifieke punten en om De ligging van dit soort bosjes is nabij boerener- 200 —

Afb. 11.18 Uitstroompunt bronbos Grolloo.

ven, aan essen en bij eenmansesjes -’kampen’- vinden zijn. Waterkeringen hoefden immers niet maar eveneens nabij beeklopen. Het lijkt erop dat hoger te zijn dan dat het water kon komen. ze een rol hebben gespeeld in het verzamelen, Temeer omdat het om een relatief onbekende vasthouden, mengen en distribueren van water agrarische praktijk van weidebevloeiing gaat, ten behoeve van de bevloeiing (Baaijens et al. vraagt het extra aandacht bij herstelmaatregelen 2012). De kleine elementen zijn echter moeilijk te of (her)inrichting van landschap. Aanvoersloten, duiden als ze niet precies worden ingemeten en spaarbekkens, verdeelwerken en bijbehorende een hoogtemeting is verricht op locatie en omge- walstructuren dienen bij voorkeur in een breder ving (afb. 11.21). Het verdient aanbeveling om hier historisch gebruiksperspectief te worden ge- nader systematisch onderzoek naar te verrichten, plaatst. Hoe klein en subtiel ook, deze structuren temeer omdat het niet zelden relictbosjes betreft maakten meestal deel uit van grotere eenheden. in herverkavelde gebieden. Het zijn kleine, kwets- Waterconservering en -distributie is een ge- bare monumenten van een vergeten geschiedenis biedsbreed fenomeen geweest en het is raad- in een inmiddels grootschalig agrarisch land- zaam dit ook als zodanig te benaderen. schap. Monumenten die veel meer aandacht ver- dienen, dan ze tot nu toe gekregen hebben. Kent u bijzondere objecten in bovenstaande zin of locaties die nader onderzoek verdienen, meld ze op: stromendlandschap.nl 11.8 Samenvatting Summary: Dyke hedges and water meadows The interrelated functions of dyke hedges, Wallen hebben in beekdalen naast bekende wooded banks and systems in which water functies als veekering en erfafscheiding veelal meadows were operated, are not well known. ook een waterfunctie gehad. Het gaat niet alleen Historical information about instructions on om forse, evidente structuren, maar ook om dyke building and hedge laying are scarcely subtiele ingrepen die lang niet altijd goed zicht- found in the Low Countries, let alone about their baar zijn, maar waarvan relicten nog overal te water purposes. Ditches on foot sides of dykes 201 —

defined as land drains for the nearby meadows reappear as usable water lower in the valley. or farmland, are the most mentioned. Nevertheless there are indications that farmers Nevertheless it is possible to indicate their creatively mixed water with a high degree of meaning for water meadows, because of the acidity, but humified in this case, together with restructuring of old systems on two estates: het more lime enriched water. In several parts of the Lankheet and Hof te Boekelo in Twente in the north-eastern provinces small dykes, barrages province of Overijssel. Artificially formed and irrigation channels and even earthen meadows where dykes and hedges have been thresholds have been found downhill from raised to hold the standing water, are farmlands enriched with stable (winter) gathered functioning again after more than a century. manure. Here there are indications that farmers Remarkable outlets in dykes are found by re- creatively mixed the water, humified in this case flooding the structures and can be used as and with a high degree of acidity, with more lime indicators for similar functions elsewhere. The enriched water. Historic ecological fieldwork has probable skill of farmers was to arrange the dyke been done there, and careful conclusions have entrances and exits, to use the slope, and to been drawn. It is likely that farmers constructed optimize field covering drainage. Interesting these small ditches and barrages to separate examples of inlets to turn the stream on to the rainwater streaming off this rich arable land from land are found on the Twickel estate, in the same spring water as result of draining the same land. area as the other locations mentioned. In the In fact they used carriers, pans and drains made Achterhoek, a part of the province Gelderland, in local sand, a better construction. The delicate systems have been found: they are structures indicate the farmers acting to control found upon dykes and between parallel hedges, if the land floats or floods could have mixed the and as carriers made of embedded clay. water via channels and storage spots and by Another function can be mentioned, i.e. dykes dosing it to the levels of earthen as barrages to prevent downhill streaming thresholds would have usable quantities. A water from moors and peat-bogs from flooding practical way to have the water you need without meadows in the river valleys. To store water flooding the downhill meadows. If so, these behind these defending structures the water structures are small monuments to inventive would permeate the soil, and then enriched farm life which deserve more attention and with lime from under the ground it would research than they have had until now. 202 —

Literatuur

AGGENBACH, C.J.S. et al. BOOSTEN, M., P. JANSEN, P., DIJK, G. van & J.J. NIJP (2006). (2005). Herstel van bevloeiing M. VAN BENTHEM & B. MAES Effecten van herstelmaatrgelen op het landgoed het Lankheet. (2011). Boswallen, handreiking in het aangepaste beekdalsys- Monitoringresultaten oktober voor het beheer. Wageningen, teem van de Reest. Van Hall 2002-april 2004. Nieuwegein, Probos. Instituut/Rijksuniversiteit KWR 03.077. Groningen. BURNY, J. (1999). Bijdrage tot ALLEIJN, W.F. (1980). de historische ecologie van de DUSSART, F. (1946). Structure Houtwallen in het boerenland. Limburgse Kempen (1910- agraire et paysages ruraux Met medewerking van 1950), Tweehonderd gesprek- dans la commune de Bakel F.J.A.Saris & Y.M. Roelants. ken samengevat. Maastricht, (Brabant septentrional). Reeks Natuur en Milieu 14. ’s- Natuurhistorisch Genootschap Bulletin de la Société Belge Graveland, 1980. Limburg. d’Études Géographiques 15(1), pp. 1-70. BAAIJENS, G.J. (1988). Het CABORN, J.M. (1965). landgoed Hackfort, opties voor Shelterbelts and windbreaks. EDELMAN, C.H. (1943). De ge- het natuurbeheer. Leersum, Londen. schriften van Harm Tiesing Rijksinstituut voor over den landbouw en het Natuurbeheer, COAL-publ.27. COERT, G.A. (1991). Stromen en volksleven van Oostelijk schutten, vaarten en voorden. Drenthe. Assen, Van Gorcum & BAAIJENS ,G.J. & P.C. VAN DER Geschiedenis van de natte wa- Comp. MOLEN (2006). Haller en terstaat in Drenthe 1291-1988. Lindense Laak – een land- Meppel/Amsterdam. HAAS, W. DE (1984). schapsoecologische analyse. Houtwallen op het boerenbe- Dwingeloo/Tilburg. COSTER, F. DE (1775). drijf. Voordelen, nadelen en Antwoord op de vraag of het mogelijke oplossingen. BAAIJENS, G.J., E. BRINCK- gebruyk der afsluytsels, aenge- Brochure CLM, Utrecht. MANN, P.L. DAUVELLIER & nomen in Engeland, zulks als P.C. VAN DER MOLEN (2011). den natuur van den grond het KEMMERS, R.H. et al. (2003). Stromend landschap, vloeiwei- toe zal laeten, voordeelig is aan Effecten van bevloeiing op de denstelsels in Nederland. Zeist, de opbrekingen der gronden; basen- en voedingstoestand KNNV. en welk den alder-gereedsten van verzuurde en verdroogde middel is om de landen, nieu- bekdalgraslanden. BAAIJENS, G.J. , N. DE welings opgebroken, vrugtbaer Mogelijkheden van bevloeiing BAKKER, E. BRINCKMANN, te maeken. In: Mémoires sur als effectgerichte maatregel. F.H. EVERTS & P.C. VAN DER les Questions proposées par Wageningen, Alterra-rapport MOLEN (IN DRUK, 2012). l’Acdémie Impériale et Royale 748. Rapportage / des Sciences et Belles-Lettres Grolloo voor SBB. de Bruxelles, qui ont remporté les pris 1774. Brussel, 77 pp. 203 —

LINDE, R.J. VAN DER (1951). SHAH, S.R.H. (1962). Studies ZUURDEEEG, N. (1991). Oud- The problem of the wood plan- on wind protection. ITBON- boeren-waterbeheer in de tings between cultivated fields. med. nr. 60/1962. Arnhem. Achterhoek. Natuur en land- The microclimate of oak-cop- schap in Achterhoek en pice sheltered areas. PhD thesis VERKERK, L., D. HAMHUIS & Liemers, 5/2, pp. 44-51, 1991 Utrecht University. Arnhem. W. Overmars (1985). Inventarisatie van houtwalbe- ZWAENEPOEL, A. & F. PELINCK, E. (1979). Aanleg en ken. Utrecht, Staatsbosbeheer. VERHAEGHE (2011). De broe- onderhoud van bossen en wal- ken van de IJzer- en len honderd jaar geleden. WERKGROEP Handzamevallei. Brussel, Drenthe – prov. Maandblad 50: WINDSINGELPROJECT Ondersteunend Centrum van 73. GRUBBENVORST (Z.J.).10 jaren het Agentschap voor Natuur en windsingelonderzoek in Bos. POEL, K.R. DE (red.) (1992). Grubbenvorst (L.)1950-1960. Hackfort -een onderzoek naar Commissie voor de agrarische vormen van aangepaste land- belangen in Limburg, subcom- bouw in een zandgebied. missie voor het onderzoek van Wageningen, COAL-publ. nr.53. de verdroging en verstuiving in Midden- en Noord-Limburg/ Stichting provinciaal onderzoek centrum voor de land- en tuin- bouw in Limburg. Z.pl. 204 —

1 xxxxxxxx 205 12 Archeologisch onderzoek naar — wallen en greppels op de Veluwe Gerben Zielman

bekend uit historische bronnen zijn de onder- 12.1 Inleiding zochte wallen in de Late Middeleeuwen of later aangelegd en functioneerden ze als wildwal, enk wal, zandheg, perceelswal of eigendoms- Van 30 september t/m 25 oktober 2011 zijn in de wal.77 De wallen vormden samen met de grep- Veluwse bossen voor het eerst systematisch pels en de begroeiing met hakhout of (stekelige) wallen en greppels onderzocht met behulp van struiken een barrière tegen ongewenste bezoe- archeologische veldtechnieken zoals grondbo- kers (vee, wild) of dienden als bescherming te- ringen en proefsleuven. Het onderzoek vond gen het stuivende zand of als grensmarkering.78 plaats op twaalf vooraf geselecteerde locaties Tijdens het veldonderzoek zijn naast tien wallen (afb. 12.1). Deze bijdrage is een samenvatting van ook nog bezandingsgreppels en een zogenaam- de resultaten van dit veldonderzoek. Voor zover de ‘kielspit’ onderzocht (Boosten 2011).

170 180 190 200

WildwalWildwal Zwaluwenburg,Zwaluwenburg, ʼtʼt HardeHarde (locatie(locatie 4)4) 490

490 BezandingsgreppelsBezandingsgreppels inin vakvak 8a8a (locatie(locatie 11)11)

KielspitKielspit aanaan dede KamperwegKamperweg (locatie(locatie 12)12) WalWal SprengerbosSprengerbos (locatie(locatie 1)1) 480 480 470 470

EnkwalEnkwal Bruggelen,Bruggelen, EngelanderholtEngelanderholt (locatie(locatie 2)2) 460 460

EnkwalEnkwal LoenenseLoenense bos,bos, LoenenLoenen (locatie(locatie 3)3)

77 Zie o.a. Boosten et al. 2010; Boosten 2011 en Nieuwenhuize 2011. 77 Door deze functionele indeling  EigendomswalEigendomswal LandgoedLandgoed HoekelumHoekelum (locatie(locatie 10)10) onderscheiden de verschillende 450 onderzochte wallen zich van landweren. 450 WildwalWildwal LandgoedLandgoed HoekelumHoekelum (locatie(locatie 7)7) Wallen die aangeduid worden met WalWal RozendaalseRozendaalse ZandZand (locatie(locatie 6)6) landweren hadden een militaire WegwalWegwal LandgoedLandgoed HoekelumHoekelum (locatie(locatie 8)8) (defensieve) hoofdfunctie (Brokamp. WalWal RozendaalseRozendaalse VeldVeld (locatie(locatie 5)5) WalWal RozendaalseRozendaalse VeldVeld (locatie(locatie 5)5) 2007, 18). Op de Veluwe zijn van ten PerceelwalPerceelwal LandgoedLandgoed HoekelumHoekelum (locatie(locatie 9)9) minste drie plekken landweren bekend, 170 180 190 200 t.w. op Oud-Wolfheze en op twee plaatsen bij Schaveren (mond. med. S.W. FiguurAfb. 12.1 1. Ligging De ligging van de vanonderzoekslocaties. de onderzoekslocaties op de Veluwe. Jager) 206 —

bieden zijn namelijk maar zelden met archeo- 12.2 Aanleiding en doelstelling van het logische veldtechnieken onderzocht.81 De kennis onderzoek over de opbouw, het oorspronkelijke profielver- loop en de geschiedenis van de wallen is mo- menteel nagenoeg alleen gebaseerd op het hui- Om de rijke cultuurhistorie van de Veluwse bos- dige uiterlijk en historische bronnen, zoals sen te behouden en beter zichtbaar te maken overgeleverde bestekken, brieven, kaarten e.d. heeft de Provincie Gelderland subsidie toege- Van lang niet alle wallen zijn schriftelijke bron- kend aan 17 uitvoeringsprojecten. Een aantal er- nen overgeleverd. Bovendien zijn beschrijvingen van behelst het beter zichtbaar maken en res- van wallen en weergave van wallen op kaarten taureren van wal- en greppelsystemen in schaarser naarmate zij verder terug in de tijd terreinen van het Geldersch Landschap (in de ge- gaan (zestiende eeuw en daarvoor). meenten Apeldoorn, Ede en Elburg) en terreinen Archeologisch onderzoek zou dus meer inzicht van de gemeente Epe 79. Om (historisch) verant- kunnen geven in wat de toepassingsmogelijkhe- woord herstel van deze wal- en greppelsyste- den zijn van archeologisch veldwerk naar wallen men mogelijk te maken is kennis over het oor- en greppels. Om verschillende methoden te tes- spronkelijk profiel (afmetingen, opbouw, ten is gebruik gemaakt van booronderzoek en materiaalgebruik etc.) en de eventuele oor- proefsleuvenonderzoek. spronkelijke beplanting van deze elementen no- dig. Ook de gemeente Rheden wil graag meer kennis vergaren over het oorspronkelijk profiel 12.3 Werkwijze van het veldonderzoek van twee aarden wallen in haar terreinen. Archeologisch veldonderzoek kan mogelijk hel- pen om (een deel van) deze kennis te vergroten. Booronderzoek en proefsleuven zijn als onder- Door de subsidie van de provincie Gelderland en zoeksmethode niet nieuw. In Nederland worden de bijdrage van drie terreineigenaren kon de beide vormen van archeologisch vooronderzoek Stichting Probos aan RAAP Archeologisch veelvuldig toegepast om aan de hand van be- Adviesbureau de opdracht verstrekken om op perkte bodemingrepen inzicht te verkrijgen in de twaalf plaatsen op de Veluwe archeologisch bodemopbouw en in de (mogelijke) aanwezig- veldonderzoek uit te voeren.80 Het onderzoek heid van archeologische resten in een bepaald ging van start met het bepalen van geschikte on- gebied. Afhankelijk van de vraagstellingen van derzoekslocaties, in samenspraak met Stichting het onderzoek en de verwachte aard van de Probos en de diverse terreineigenaren. Deze in- archeologische resten wordt soms de keuze ge- ventarisatie en de doelstellingen van het onder- maakt om niet te boren, maar gelijk proefsleu- zoek zijn vervolgens ondergebracht in een ven te graven. Aangezien booronderzoek een Programma van Eisen, dat als richtsnoer diende minder ingrijpende, en in veel gevallen goedko- voor de verschillende onderzoeken in het veld pere vorm van onderzoek is, krijgt dit in de prak- (Norde 2011). tijk vaak de voorkeur.

De onderzoeksvragen spitsen zich toe op twee Zou booronderzoek ook een geschikte methode onderwerpen. Ten eerste wilden we informatie zijn om inzicht te krijgen in de opbouw en de af- verzamelen over de opbouw en het profielver- metingen van wallen? Om antwoord te kunnen loop (stratigrafie en geometrie) van de wallen. geven op deze vraag zijn op twee plekken ( de Daarbij is ook gekeken of restanten van de oor- enkwal bij Loenen en de wildwal bij Hoekelum) spronkelijke beplanting of andere barrières op handmatig boringen verricht. Het resultaat van de wal konden worden aangetroffen. De terrei- 79 www.probos.nl/oudebossenveluwe het proefsleuvenonderzoek dat later op exact 80 Probos is initiator van dit onderzoek neigenaren kunnen deze gegevens gebruiken bij deze locatie uitgevoerd, was zo goed vergelijk- Martijn Boosten (Stichting Probos) eventuele reconstructies van deze wallen en coördineerde het onderzoek namens de baar. De keuze voor deze twee wallen is in de verschillende terreineigenaren greppels. Ten tweede wilden we de mogelijkhe- eerste plaats ingegeven door het feit dat naar (Geldersch Landschap en de gemeentes den onderzoeken die archeologische veldtech- Epe en Rheden). beide wallen historisch onderzoek is gedaan, in 81 Wel zijn enkele voorbeelden van nieken kunnen bieden voor onderzoek naar de combinatie met een beperkt veldonderzoek door bureauonderzoek in combinatie met geschiedenis van wal- en greppelsystemen. booronderzoek te geven (Keunen & middel van grondboringen en hoogtemetingen Renes 2005; Nieuwenhuize 2011). Laatmiddeleeuwse en jongere wallen in bosge- (Keunen & Renes 2005; Nieuwenhuize 2011). De 207 —

Afb. 12.2 Boorraai over de Enkwal van Loenen waarbij om de 0,5 meter een boring (oranje meetpunten tussen de jalons) is geplaatst (inzet: gutsboring; greppel). resultaten van het booronderzoek uit deze studie de halve meter een boring is gezet tot een diep- kunnen worden vergeleken met eerder uitge- te van circa 30 cm in de ongeroerde, minerale voerd historisch onderzoek. Een tweede overwe- ondergrond. Waar mogelijk zijn de handborin- ging bij de keuze is dat bekend is dat deze wallen gen uitgevoerd met een zandguts (diameter langere tijd gefunctioneerd hebben, waardoor in 2 cm, gestoken profiel) zodat de gelaagdheid de opbouw van de wallen en greppels wellicht goed bestudeerd kon worden (afb. 12.2). Waar herstel- of gebruiksfasen te herkennen zijn. dit vanwege grind in de bodem niet mogelijk Het booronderzoek ging als volgt: dwars op de was, is geboord met een Edelmanboor (diame- wal werd een transect uitgezet, waarlangs om ter 7 cm). Het opgeboorde sediment is telkens 208 —

Afb. 12.3 Opgeschaafde profielwand van de proefsleuf door de wal van het Rozendaalse Veld (locatie 5). In het profiel van de wal zijn lagen plaggen zichtbaar, die afgewisseld worden door zand.

laagsgewijs lithologisch en bodemkundig be- sedimentologie). Verder onderzoek van deze schreven. De boringen van beide onderzochte monsters viel buiten de scope van dit archeo- locaties zijn vervolgens vertaald naar profielen. logisch veldonderzoek. Hiervoor zal apart finan- ciering moeten worden gezocht. In de volgende fase van het onderzoek is op twaalf onderzoekslocaties een proefsleuf (ca. 10 m lengte) gegraven, die evenals bij het booron- 12.4 Resultaten derzoek haaks op de betreffende wal/greppel is aangelegd. Omdat het onderzoek niet mocht lei- den tot substantiële aantasting van de wallen (of 12.4.1 Graven of boren? de wortels van omliggende bomen), had de proefsleuf telkens een breedte van de bak van de graafmachine (ca. 1,5 m). Bij de wildwal op De vergelijking van de resultaten van het booron- het landgoed Hoekelum en de enkwal van derzoek en het proefsleuvenonderzoek leidde tot Loenen is de profielwand direct achter de plaats de conclusie dat boren een geschikte onderzoeks- van de boringen gegraven, zodat de resultaten methode is om de opbouw van wallen te bepa- van beide waarnemingsmethoden goed met el- len. De interpretatie van de verzamelde boorge- kaar vergeleken konden worden. De proefsleu- gevens blijkt namelijk goed overeen te komen ven zijn vlaksgewijs (in laagjes van zo’n 10 cm) met de gedocumenteerde profielwand van een verdiept, tot zo’n 30 cm in de ongeroerde onder- proefsleuf, die op dezelfde plek is gecreëerd grond. De doorsnede (het profiel) is met de (afb. 12.4). Hoewel booronderzoek een minder schop opgeschaafd en vervolgens in detail gefo- destructieve onderzoeksmethode is, kent deze tografeerd, gedocumenteerd en getekend (op methode echter ook beperkingen. Allereerst be- schaal 1:20). Op deze manier is een goed beeld staat bij boringen vaak onduidelijkheid over de verkregen van de opbouw van het wallichaam vraag of de gedocumenteerde opbouw van de en de greppels (afb. 12.3). Waar mogelijk (maar boorpunten representatief is voor de rest van het niet uitputtend) zijn monsters van lagen verza- profiel. Plaatselijke afwijkingen - bijvoorbeeld in meld, die kansrijk leken voor specialistisch on- de vorm van een dier- of wortelgang - resulteert derzoek (paleo-ecologie, dateringsonderzoek, in afwijkingen ten opzichte van de werkelijke op- 209 —

boorraai enkwal Loenen (locatie 3) west oost

113 4610 112 114 111 115 116 117 118 119 4560 101 102 110 103 109

108 104 105 4510 106 107

4460 Hoogte t.o.v. NAP in centimeters 4410

0 0,5 1 1,5 2 2,5 3 3,5 4 4,5 5 5,5 6 6,5 7 7,5 8 8,5 9

legenda Afstand tot nulpunt in meters fossiele bouwvoor

natuurlijke ondergrond (C-horizont)

verstoring

vulling greppel, niet humeus

vulling greppel, humeus

vulling greppel, sterk humeus

vulling greppel, sterk humeus/venig

vulling greppel, venig

wal (ophogingslaag)

wal (ophogingslaag), humeus

Figuur 5. Boorraai enkwal Loenen (locatie 3). Afb. 12.4 Enkwal van Loenen: doorsnede op basis van 19 grondboringen (locatie 3).

bouw en de interpretatie daarvan. In de tweede In twee gevallen zijn aanwijzingen gevonden dat plaats kan de aanwezigheid van grind in de bo- bij de constructie van de wal plaggen zijn ge- dem de kwaliteit van de waarnemingen verslech- bruikt. Dit is het geval bij de wal in het teren. Een derde nadeel van booronderzoek is dat Sprengenbos (locatie 1), waar vermoedelijk plag- de interpretatie van de grondlagen volledig in het gen tegen het talud zijn gestapeld, terwijl bij de veld dient te gebeuren, omdat de interpretatie wal in het Rozendaalse Veld (locatie 5) drie lagen niet - zoals aan de hand van een profielfoto - zoden (c.q. plaggen) in het wallichaam zijn aan- door derden gecontroleerd kan worden. Tot slot gebracht, die afgewisseld worden door zandlagen. is gebleken dat het uitvoeren van deze intensieve De wal van de Zwaluwenburg bij ‘t Harde (loca- vorm van booronderzoek (ca. 20 boringen per tie 4) heeft een afwijkende opbouw ten opzichte waldeel) voor een veldteam van twee mensen in van de andere negen onderzochte locaties. Deze de praktijk meer tijd kost dan het graven en docu- bestaat namelijk uit scheve pakketten stuifzand menteren van het profiel van een proefsleuf. die een intact bodemprofiel afdekken. In de sterk humeuze bovengrond van deze fossiele bodem tekenden zich met stuifzand gevulde ploegvoren 12.4.2 Wat is de opbouw van de wallen en af. Het gaat hier derhalve om een op natuurlijke greppels? wijze (door wind) gevormde rug, opgestoven op (de rand van?) een akker. Het stuifzand is afkom- stig van het dekzandgebied ten zuidoosten van De wallen zijn grotendeels opgebouwd uit grond de rug, dat als gevolg van overexploitatie (ont- die afkomstig is uit de naastliggende greppel(s). bossing, begrazing en afplaggen) is gaan stuiven. Dit was goed te zien in de gegraven doorsnedes Het stuifzand wordt afgewisseld door dunne, en van de wallen. De onderste laag van het wal- soms enkele centimeters dikke, humeuze lagen. lichaam is gevlekt, terwijl soms ook hele uitge- Dit geeft aan dat de rug niet in korte tijd is ont- spitte zoden te herkennen zijn (afb. 12.5). staan, maar dat er jaren, zo niet eeuwen over- Hogerop in het wallichaam is het zand meer heen zijn gegaan voordat de rug zijn huidige egaal van kleur, vanwege de onsamenhangende hoogte verkreeg. In de doorsnede van de stuifrug structuur van het (vaak grove) zand dat ook in de zijn voorts opgevulde en deels ingestorte gangen diepere ondergrond aanwezig is. van een dassenburcht zichtbaar, die weer zijn 210 —

Afb. 12.5 Opbouw van de wal van het Rozendaalse Zand (locatie 6) waarin de omkering van het geologische profiel goed te zien is. De grindrijke stuwwalafzettingen die in de diepere ondergrond voorkomen (bodem van de sleuf ), maken ook deel uit van het bovenste deel van de wal. De wal is opgeworpen op een afgeplagde podzolbodem: de (bruin)grijze lagen onder de wal.

overstoven (afb. 12.6). Aangezien er eiken op de greppels dieper. Het huidige aanzien van veel wal groeien, is het goed mogelijk dat de stuifrug wallen en greppels is dus vaak maar een zwakke op een zeker moment is beplant met eikenhak- afspiegeling van de oorspronkelijke aanleg. In de hout om het stuifzand vast te houden, waardoor onderzochte wallichamen zijn geen duidelijke verdere overstuiving van de akkers werd tegen- aanwijzingen voor een opknapbeurt of een op- gegaan. hoging herkend. Wel is vastgesteld dat de grep- pels van de enkwal van Loenen en de enkwal van De samenstelling van het materiaal waarmee de Bruggelen ooit zijn opgeschoond of uitgediept. greppels zijn opgevuld, verraadt de wijze waarop deze in de loop der tijd geheel of gedeeltelijk zijn dichtgeraakt. Als het wallichaam nog redelijk is 12.4.3 Wat was het oorspronkelijk profiel- bewaard is de greppel vaak langzaam ’dichtge- verloop van de wallen en greppels? groeid’ met een pakket plantenresten dat soms wel enkele decimeters dik is. Vanwege de lage grondwaterspiegel en de goede waterdoorla- Voorafgaand aan het onderzoek werd van som- tendheid van de ondergrond stonden de grep- mige wallen niet verwacht dat deze aan beide pels waarschijnlijk het grootste deel van het jaar zijden een greppel zouden hebben. In de huidige droog. situatie tekent zich namelijk vaak maar één van De oorspronkelijke vorm van de wallen en grep- de twee greppels af als een geulvormige depres- pels bleek ter plaatse van de doorsnede van de sie. In de doorsnede van de wallen was in twee wal van het Rozendaalse Zand nog vrijwel intact. gevallen een tweede greppel te herkennen, die In veel andere gevallen blijkt dat door afschui- qua diepte en bodembreedte vergelijkbaar was ving van het talud, erosie en (al dan niet opzet- met de andere. telijke) egalisatie van de wal de greppel(s) gro- Als de wal aan één zijde een greppel had, dan lag tendeels zijn opgevuld met zand. Vanwege deze deze greppel in nagenoeg alle gevallen aan de processen of gebeurtenissen is de wal van oor- buitenzijde van het omwalde terrein. Een uitzon- sprong soms aanmerkelijk hoger geweest en de dering hierop is de locatie Rozendaalse Zand 211 —

Afb. 12.6 De wal van de Zwaluwenburg: scheve stuifzandpakketten, afgewisseld met humeuze lagen, liggen op een oude bodem (voorgrond). Het stuifzand wordt op de flanken van de wal doorbroken door de brokkelige opvulling van een oude dassenbucht.

(locatie 6) waar de greppel aan de binnenzijde mige glijvlakken zichtbaar, terwijl de greppels van de wal ligt. De wal omringt een stuifzand ge- voor een groot deel zijn opgevuld met grond uit bied. De greppel ligt aan de stuifzandzijde. Men het afgeschoven talud. heeft duidelijk getracht om een invang voor het stuivende zand te creëren. Voor het feit dat in dit Het oorspronkelijke profielverloop van de wallen gedeelte van de greppel geen stuifzand is aange- is door afschuiving van de taluds moeilijker te troffen, laat zich geen verklaring afdwingen. reconstrueren. Wel is duidelijk dat de onderzoch- De greppels die langs wallen liggen, blijken soms te wallen met een enkele greppel een asym- een getrapt profiel te hebben of een profiel dat metrisch profiel hebben, waarbij het talud van de van een steil talud overgaat in een flauw talud. wal aan de greppelzijde het steilst is. Bij wallen De getrapte profielen van de greppels zijn bij het met aan weerzijde een greppel lijkt het wal- uitgraven van de greppel ontstaan, waarbij (in lichaam meer symmetrisch te zijn opgebouwd vermoedelijk drie werkgangen) telkens een (omdat het vanuit twee zijden is opgeworden). schopsteek dieper is gegraven, waarbij de Verder kan op grond van de breedte aan de basis breedte van de greppels steeds minder werd. van de wal en de diepte van de greppel(s), als- De steilste taluds liggen steeds aan de walzijde mede de hoeveelheid erosiemateriaal in de grep- (veelal 1:1 of 1:2). Deze taluds zijn echter vaak pels een inschatting gemaakt worden hoe hoog uitgezakt: in de meeste profielen zijn cirkelvor- de wal ongeveer moet zijn geweest (afb. 12.7). 212 —

Wal Sprengenbos (locatie 1)

Enkwal Bruggelen (locatie 2)

Enkwal Loenen (locatie 3)

Wildwal Zwaluwenburg (locatie 4)

Wal Rozendaalse veld (locatie 5)

Wal Rozendaalse zand (locatie 6) legenda bovengrond

greppel

ongeroerde ondergrond

wal

maaiveld

gereconstrueerd profiel

FiguurAfb. 3.12.7 Vereenvoudigde Vereenvoudigde interpretatie interpretatie met reconstructie met reconstructie van zes profielen van zes profielen. 213 —

De minst gecompliceerde manier om de ouder- 12.4.4 Wat groeide er (of stond er) op de dom van wal of greppel te bepalen is aan de wallen? hand van archeologische artefacten (zoals aar- dewerkscherven, bouwmateriaal, glasscherven en munten) die in het wallichaam of in de vulling Op sommige van de onderzochte wallen groeien van de greppel worden gevonden. Tijdens het tegenwoordig nog eeuwenoude eikenbomen. veldonderzoek zijn echter geen relevante da- Deze bomen kunnen uitlopers zijn van de oor- teerbare voorwerpen aangetroffen. Een aanne- spronkelijke begroeiing van de wal (eikenhak- melijke verklaring voor het gebrek aan vondsten hout). Restanten van inmiddels verdwenen is dat de wal- en greppelsystemen zich ver van begroeiing van de wal (zoals boom- en struikwor- de bewoning bevinden, waardoor de kans op het tels) waren slechts zichtbaar in de doorsnedes aantreffen van vondsten gering is. wanneer het ging om recent afgezaagde bomen Een andere dateringsmethode, die gebaseerd is of struiken. Vanwege de slechte condities voor op jaarringen van hout (dendrochronologie) conservering van organische resten (lage grond- bleek ook weinig mogelijkheden te bieden. waterspiegel, zandgrond) zijn de afgestorven Eventueel aanwezig dateerbaar constructiehout wortels in het wallichaam vrij snel verteerd en of relevante fossiele boomwortels vergaan snel hebben deze niet of nauwelijks sporen in de bo- in deze bodems en zijn tijdens het veldonder- dem achtergelaten. Daarentegen zijn ingravingen zoek dan ook niet gevonden. Een niet onder- in de wal, zoals kuilen en greppels, wel herken- zochte mogelijkheid is om oude bomen die mo- baar. Bij drie van de vier wallen op het landgoed menteel nog op de wallen staan te dateren door Hoekelum bevond zich in het hart van de wal een middel van dendrochronologisch onderzoek. ingraving. Deze ingraving hangt waarschijnlijk sa- Indien het kernhout van deze bomen nog aan- men met de oorspronkelijke vegetatie, waarbij wezig is, kan het jaar worden bepaald dat de bovenop de wal een plantgreppel is gegraven boom is gaan groeien (c.q. de laatste keer dat voor aanplant van (eiken)hakhout of een heg. Om een hakhoutstobbe is uitgelopen). Probleem een betere indruk te krijgen van de wijze waarop hierbij is dat de bemonsterde boom zowel jon- de wal oorspronkelijk beplant was, zou over een ger als ouder dan de wal kan zijn. Een dendro- groter oppervlak van de wal laagsgewijs de bo- chronologische datering van een uitloper van vengrond afgegraven kunnen worden tot een ni- een hakhoutstobbe zegt dus meer over wanneer veau waarop plantgaten zich aftekenen. Het is de wal in onbruik raakte dan over het moment niet uitgesloten dat daarbij ook paalkuilen aan de wal is aangelegd. het licht komen, aangezien uit historische bron- nen bekend is dat er ook wel hekken of schermen Dan de mogelijkheden voor koolstofdatering op de wallen geplaatst werden (Keunen & Renes (14C-datering). Tijdens het veldwerk is geen or- 2005, 20; Boosten et al. 2011). ganisch materiaal aangetroffen dat direct te re- lateren is aan de aanleg van de wal. De mogelijk- heden voor 14C-dateringen zijn dus beperkt. De 12.4.5 Wat zijn de mogelijkheden voor fossiele bouwvoor of het oude oppervlak onder datering? de wallen bevat in sommige gevallen wel da- teerbaar materiaal (in het bijzonder houtskool). Dit houtskool heeft weliswaar geen relatie met De samenstelling van het materiaal waarmee de de aanleg van de wal en is (mogelijk veel) ouder. wallen zijn opgebouwd en de greppels zijn opge- Wanneer echter ook organisch materiaal uit de vuld heeft inzicht gegeven in de mogelijkheden onderste humeuze vulling van de greppel geda- voor de toepassing van verschillende daterings- teerd wordt, en die dateringen dicht bij elkaar technieken. Van veel recente wallen en greppels liggen, kan door vergelijking van deze daterin- kan vaak een nauwkeurigere datering bepaald gen de periode van de aanleg bij benadering worden op basis van overgeleverd historisch ma- worden bepaald. teriaal (bestekken, verslagen, kaarten en derge- lijke). Voor fenomenen waar deze informatie niet Tot slot de zogeheten optisch gestimuleerde of ontoereikend beschikbaar is, kunnen andere luminescentiedatering (Optical Stimulated dateringtechnieken wellicht uitkomst bieden. Luminescence; OSL). Dit is een dateringsmethode 214 —

van mineralen, die onder invloed van natuurlijke greppels. In vergelijking met booronderzoek is ioniserende straling elektronen in het kristalroos- het graven en documenteren van een proefsleuf ter opslaan. Deze lading bouwt geleidelijk op in in de praktijk een geschiktere methode om de de loop der tijd en wordt bevrijd (op nul gesteld) opbouw en profielverloop van wallen en grep- door blootstelling aan fel zonlicht gedurende en- pels in kaart te brengen. Een proefsleuvenonder- kele seconden (Wallinga 2006). Aangezien de zoek (of een booronderzoek) kan ook dienen als wallen zijn opgeworpen van los zand, heeft tij- controle van een historische bron. Als van een dens de aanleg veel licht kunnen doordringen tot bepaalde wal een aanlegbestek is overgeleverd, het kristalrooster van de zandkorrels. Analyse en is de wal mogelijk precies in overeenstemming metingen van de opgebouwde lading van de daarmee aangelegd, maar in de praktijk kunnen monsters kan waarschijnlijk een datering van de soms hele andere keuzes gemaakt zijn ten aan- aanleg opleven. Om te onderzoeken of deze - op zien van de profilering of de opbouw van de wal. het eerste gezicht veelbelovende - dateringsme- Archeologisch veldonderzoek kan een bijdrage thode daadwerkelijk bruikbaar is om de ouder- leveren aan de kennis over het oorspronkelijke dom van wallen te bepalen zouden eerst mon- profiel van de wallen en greppels, maar ook over sters van wallen waarvan het jaar van aanleg de geschiedenis ervan. In de eerste plaats kan uit bekend is, moeten worden gedateerd. de opbouw van een wal worden afgeleid of de wal in één keer is opgeworpen of uit meerdere fasen bestaat. In de tweede plaats zijn behalve 12.5 Besluit sporen van de aanleg ook sporen van het ge- bruik en het verval van de wal te herkennen. In het verleden uitgevoerde werkzaamheden die Het Romeinse marskamp op de Ermelose Heide tijdens het gebruik van de wallen en greppels en de vroegmiddeleeuwse ringwalburgen de zijn uitgevoerd, zoals het afzetten van hakhout, Duno en de Huneschans bij het Uddelermeer zijn opschonen van greppels of het aanbrengen van voor de Veluwe zeldzame fenomenen, waarvan schermen onttrekken zich helaas aan de waarne- de wal- en greppelsystemen meerdere malen aan ming, omdat deze niet (of nauwelijks) sporen in een archeologisch onderzoek zijn onderworpen. de bodem hebben achtergelaten. Diverse andere Van een andere orde zijn de vele wallen en grep- ingrepen, zoals het ingraven van palen, het gra- pels die de bossen op de Veluwe sieren. Deze wal ven van plantgaten en plantgreppels of het op- en greppelsystemen hebben andere functies ge- hogen van wallen, zijn daarentegen archeo- had en zijn tot op heden nauwelijks archeologisch logisch wèl traceerbaar. Tenslotte biedt onderzocht. Toekomstig onderzoek naar deze archeologisch veldonderzoek de mogelijkheid wallen en greppels kan dit kennishiaat verkleinen. om monsters te nemen voor een ouderdomsbe- Onlangs is bijvoorbeeld door de Archeologische paling (OSL- en 14C-dateringen) of voor bota- werkgroep van Apeldoorn onderzoek gedaan nisch onderzoek (macroresten en pollen). Een naar de Enkwal van Loenen. Daarbij is veel histo- fossiele bodem of een oude akkerlaag die onder rische informatie (zoals bestekken, brieven e.d.) de wal bewaard is, biedt goede mogelijkheden samengebracht en zijn profielopmetingen gedaan om meer inzicht te verwerven in de landschap- (Nieuwenhuize 2011). Een andere mogelijkheid pelijke aankleding ten tijde van de aanleg van de voor toekomstig onderzoek is analyse van de ge- wal. Dit geldt ook voor door wind gevormde detailleerde versie van het Actueel Hoogte- stuifruggen, die goede kansen bieden om inzicht bestand Nederland (AHN 2) in ontwikkeling is. te krijgen in de vegetatieontwikkeling van het Analyse van deze hoogtegegevens biedt nieuwe omliggende gebied. mogelijkheden om inzicht te krijgen in de huidige Probos en RAAP hopen met dit veldonderzoek geometrie van de wallen en greppels. De verza- een eerste aanzet te hebben gegeven voor het melde gegevens van historisch onderzoek kunnen breder toepassen van archeologische kennis en ook gebruikt worden door terreinbeheerders om technieken bij het achterhalen van de geschiede- deze cultuurhistorische elementen onder de aan- nis en oorspronkelijke opbouw van wallen. De dacht van het publiek te brengen. resultaten van dit onderzoek naar tien wallen en twee greppelsystemen op de Veluwe tonen aan Archeologisch veldonderzoek kan ook een bij- dat archeologisch veldonderzoek een waarde- drage leveren aan het onderzoek van wallen en volle aanvulling biedt op archiefonderzoek. 215 —

Summary: Archaeological investigations of ea- also show that – combined with the use of rth banks and ditches in the forests of the written records - archeological fieldwork can Veluwe area (central Netherlands). contribute significantly to our knowledge of In 2011 RAAP Archaeological Consultancy historical banks and ditches. In the first place it is investigated bank-ditch systems in the forests of possible to investigate the way the earth bank the Veluwe area (central Netherlands). This was constructed, for instance if it was article summarizes the results of these constructed in one or more phases. The investigations. investigated banks were built using sand from The research took place at twelve different the adjacent ditches. One of the investigated locations representing a variety of bank- and banks turned out to be a windblown deposit ditch systems and different functions (for (sand dune) bordering arable land. example to keep in or out farm-animals, game, Secondly, during excavation phenomena such people). One objective of this study was to gain as filled-up ditches, postholes, plant-holes etc. insight in the stratigraphy and geometry of these can be detected and interpreted. In the third phenomena. A second objective was to examine place archaeological excavations make it the possibilities to use archaeological field possible to take soil samples. These samples techniques in order to collect more information can be analyzed in a laboratory in order to about age, function and ‘biography’ of different determine the age with Optical Stimulated bank- and ditch systems. Luminescence dating (OSL) or radiocarbon In order to compare the outcomes of different dating (14C-dating). Also botanical research archaeological field techniques, two locations (macro-remains and pollen) can be carried out. were first investigated with boreholes and Fossil soils or arable layers that are preserved subsequently with test-trenches. The results below a bank (or sand dune) offer good show that both techniques bring similar results, possibilities to investigate the vegetation of the although taking soil cores has some limitations surrounding area at the time an earth bank was compared to test-trenches. The investigations constructed. 216 —

Literatuur

BOOSTEN, M. (2011). Quick BROKAMP, B. (2007). NORDE, E.H.L.D. (2011). scan geschiedenis wal grens Landweren in Nederland, doc- Programma van Eisen proef- Rozendaal-Rheden en wal toraalscriptie historische geo- sleuven, Diverse walsystemen Rozendaalse zand. Wageningen, grafie, Universiteit Utrecht, op de Veluwe; Gemeenten Stichting Probos, Wageningen. Utrecht. Apeldoorn, Ede, Elburg, Epe, Rheden en Rozendaal. RAAP BOOSTEN, M. (2010). KEUNEN, L.J. & H. RENES PvE. RAAP Archeologisch Historisch onderzoek greppel (2005). “... en wiltgraeff ofte Adviesbureau, Zutphen. Eperholt en wal Sprengenbos. wech van Wageningen naer Stichting Probos, Wageningen. Ede...” Resten van de wildwal WALLINGA, J. (2006). aan de oostzijde van de Eng Luminicentiedatering, NOaA BOOSTEN, M., P. JANSEN, M. van Wageningen. Wageningen/ hoofdstuk 5 (versie 1.0). Via: VAN BENTHEM & B. MAES Utrecht. www.noaa.nl. (2011). Boswallen. Handreikingen voor het be- NIEUWENHUIZE, C. (2011). ZIELMAN, G. (in voorberei- heer. Stichting Probos, Enkwallen in Apeldoorn. Versie ding). Wallen en greppels op de Wageningen. 0.82, 25-9-11. Archeologische Veluwe: Gemeenten Epe, Werkgroep Apeldoorn. Apeldoorn, Rheden, Rozendaal BOOSTEN, M., M. VAN en Ede. Inventariserend BENTHEM & P. JANSEN (2010). archeologisch onderzoek Wallen van de Veluwe: (grondboringen en proefsleu- Aandachtspunten voor beheer ven). RAAP-rapport 2472, RAAP en historische referenties voor Archeologisch Adviesbureau, diverse waltypen. Stichting Weesp. Probos, Wageningen.

218 —

1 xxxxxxxx 219 13 Het beheer van boswallen — Martijn Boosten en Patrick Jansen

In veel Nederlandse bossen, heideterreinen en Carl von Carlowitz in zijn boek ‘Sylvicultura stuifzanden liggen restanten van eeuwenoude Oeconomica’. De term was oorspronkelijk gericht aarden wallen die werden gebruikt om bijvoor- op een continue houtoogst en houtvoorziening, beeld wild en vee te keren, grenzen te markeren, maar de moderne uitleg van de term duurzaam- stuifzanden te beteugelen, overstromingen te heid richt zich op de balans tussen ecologie, eco- voorkomen en vijanden te weren (zie paragraaf nomie en sociale (o.a. culturele) aspecten. Deze 13.7). Voor deze wallen wordt in de onderstaan- balans is ook het uitgangspunt bij duurzaam be- de tekst de verzamelnaam boswallen gehan- heer. Waar die balans precies moet liggen is teerd. Boswallen zijn voor beheerders een ge- moeilijk standaard aan te geven. Elke terreinbe- makkelijk herkenbaar deel van het historisch heerder zal dus zijn eigen weg moeten vinden in erfgoed in hun terrein (afb. 13.1). Naast histori- het vinden van de balans. sche waarde herbergen boswallen bijvoorbeeld ook ecologische, educatieve en recreatieve De keuzes in de langetermijnvisie en de verta- waarden. Bij het beheer van deze elementen ko- ling hiervan naar concrete beheermaatregelen men dan ook veel vragen kijken. In dit artikel kunnen sterk verschillen al naar gelang gebied, wordt beschreven hoe terreinbeheerders bos- persoonlijke voorkeuren, eigenaar, beschikbare wallen een plek kunnen geven in het beheer. financiële middelen, maatschappelijke rand- voorwaarden en dergelijke. Er kunnen discussies ontstaan over dergelijke keuzes, maar als het 13.1 Vakkundig en duurzaam beheer beheer gebaseerd is op de drie pijlers, dan is er altijd sprake van vakkundig terreinbeheer. De ene persoon of organisatie maakt andere afwe- Van een beheerder mag worden verwacht dat hij gingen dan de andere, maar het gaat dan niet zijn terrein vakkundig en duurzaam beheert. om ‘goed’ of ‘fout’, maar om ‘anders’. Het is Vakkundig beheer wil zeggen dat het beheer is dan ook van belang dat beheerders de drie pei- gebaseerd op drie peilers: langetermijnvisie, ge- lers onder hun beheer op orde hebben. Het is de biedskennis en vakkennis (afb. 13.2). Duurzaam- verantwoordelijkheid van elke beheerder om te heid is een van oorsprong bosbouwkundige beschikken over een gedegen langetermijnvisie term, die in 1713 werd geïntroduceerd door Hans en een grote dosis gebieds- en vakkennis. Daar

Afb. 13.1 Tal van terreinbeheerders treffen in hun gebied (eeuwen)oude wallen aan, zoals deze boswal in Hoog Soeren (foto: Mark van Benthem) 220 —

Afb. 13.2 Vakkundig terreinbeheer (illustratie: Gebca Velema).

kan de maatschappij een terreinbeheerder op terreinbeheerders kennen bijvoorbeeld lang niet aanspreken. Daarnaast is het van belang om al- alle boswallen in hun gebied. Zelfs relatief op- tijd een bepaalde balans te houden tussen eco- vallende boswallen worden vaak niet bewust nomie, ecologie en sociale aspecten, want al- opgemerkt, omdat dit een bepaalde manier van leen dan is werkelijk sprake van duurzaam kijken vergt. De historische achtergronden over beheer. de wallen in een gebied, zijn vaak helemaal niet bekend bij de beheerders. Elke terreinbeheerder die aan de slag wil met wallen, zal daarom eerst 13.2 Gebiedskennis moeten weten wat zijn gebied op dit vlak te bie- den heeft.

Terreinbeheer begint bij ‘weten wat je hebt’. Wat Om een compleet beeld te krijgen van de aan- zijn de ecologische, productieve, cultuurhistori- wezige boswallen in een gebied is het vaak no- sche, toeristisch-recreatieve en landschappelijke dig om veldwerk te verrichten. Wallen kunnen in waarden van het gebied? Alleen als je weet wat het veld gevolgd worden of er kunnen vlakte- je hebt, kun je waarden toekennen aan deze ele- dekkende veldinventarisaties worden verricht. menten en functies en vervolgens bewust en on- Van elke wal dient een aantal karakteristieken te derbouwd keuzes maken in het beheer. Voor cul- worden vermeld, zoals juiste locatie en lengte, tuurhistorie betekent dit dat het historisch staat van instandhouding, profiel en aanwezige erfgoed en gebiedshistorie in beeld moeten beplanting (zie kader Historische beplanting op worden gebracht voordat er kan worden overge- wallen). Bronnenonderzoek is er vooral op ge- gaan tot waardering en beheer van cultuurhisto- richt om achtergrondinformatie over boswallen rische elementen. te achterhalen, maar soms kunnen zo ook niet Talloze personen en organisaties hebben zich de meer zichtbare wallen worden achterhaald. afgelopen jaren op dit onderwerp gericht en ook Vragen die bij het bronnenonderzoek aan de de aandacht voor cultuurhistorie in brede zin is orde kunnen komen zijn: enorm toegenomen, maar slechts van een be- Wanneer is de wal is aangelegd? perkt aantal bos- en natuurgebieden zijn tot Wie was de opdrachtgever voor de bouw van dusver uitgebreide historische studies versche- de wal? nen. Voor het overgrote deel van de gebieden Wat was de functie (of waren de functies) van ontbreekt een gedegen overzicht van de ge- de oorspronkelijke wal? schiedenis en het historisch erfgoed. De meeste Hoe zag de wal er bij de aanleg uit? 221 —

-W at was het profiel van de wal (hoogte, bijvoorbeeld lokale historische verenigingen of breedte, lengte, hellingshoeken etc.)? natuurverenigingen (IVN, KNNV en dergelijke). -Uit welke materialen was de wal Er is een groot aantal bronnen die geraadpleegd opgebouwd (aarde, plaggen etc.)? kunnen worden bij het zoeken naar historische -Lagen er één of meerdere greppels naast achtergrondinformatie over boswallen. Hier onder de wal? worden kort de belangrijkste bronnen beschreven. >Aan welke kant(en) lagen deze greppels? >W at was de functie van de greppel(s) -Stond er beplanting op de wal? 13.2.1 Historische kaarten >W at was de soortensamenstelling? >W at was de beplantingsvorm (hakhout, haag, opgaande bomen/struiken)? Soms staan wallen ingetekend op historische >Hoe werd de beplanting beheerd: (hoe kaarten. Dit is niet alleen het geval bij topografi- frequent werd er gehakt/gezaagd of sche kaarten uit de negentiende en twintigste geschoren, …)? eeuw (afb. 13.3 en 13.4). Ook oudere kaarten uit >Stond de beplanting op de wal, op het de zestiende tot en met achttiende eeuw bevat- talud of langs de greppel? ten vaak vermeldingen van wallen (afb. 13.5). >W at was de functie van de beplanting Ook als de betreffende wallen niet zijn ingete- (barrière, verfraaiing, houtproductie etc.)? kend, kunnen historische kaarten gebruikt wor- -Stonden er andere soorten barrières den om de ouderdom of de functie van een wal op de wal? te achterhalen (afb. 13.6). Bij grenswallen kun- >W elke soort barrière stond er op nen kaarten bijvoorbeeld meer inzicht geven in (hekwerk, palissade etc.)? het verloop van voormalige eigendomsgrenzen. >V an welke materiaal was dit gemaakt? In welke periode is de wal actief ‘gebruikt’ (was de wal in functie)? 13.2.2 Archieven Heeft de wal in de loop der tijd nog andere functies en/of een andere profiel gehad? Gedetailleerde veldinventarisaties en bronnen- Gemeentelijke, provinciale, regionale en particu- onderzoek kosten veel tijd en vergen vakkennis liere archieven bevatten een schat aan histori- en ervaring. Het aantal professionals dat zich op sche informatie over bos- en natuurgebieden, dergelijk werk richt, is vooralsnog beperkt. Het zoals oude beheerplannen, koopaktes, jaarreke- werk kan na enige kennisoverdracht vaak wel ningen en correspondentie. Deze archiefstukken (mede) uitgevoerd worden door vrijwilligers van kunnen informatie bevatten over het bestaan

Afb. 13.3 In de bossen ten oosten van Groesbeek liggen twee parallel lopende wallen, die mogelijk een restant zijn van een oude schaapsdrift. Op kaarten uit het begin Afb. 13.4 Op de Topografisch Militaire Kaart uit 1911 staat van de 19e eeuw zijn deze wallen duidelijk aangegeven de Wildgraaf tussen Oosterbeek en De Steeg (Veluwe zoom) door middel van twee parallel lopende lijnen (bron: nog aangegeven, terwijl deze toen niet meer in functie was Tranchot kaart (1802-1807) en Müffling kaart (1815-1828). (bron: Topografisch Militaire Kaart Rozendaal 1911) 222 —

Afb. 13.5 Uitsnede uit de kaart van het Moftbos tussen Renkum en Ede gemaakt in 1570 door Thomas Witteroos (het noorden ligt rechts op de kaart). Op de kaart staat de toentertijd belangrijke wildwal (Wilt Graef ) tussen Wageningen en Bennekom aangegeven (bron: Kaart Moftbos, Thomas Witteroos, 1570).

Afb. 13.6 Op de ingekleurde kadastrale kaart van 1832 is duidelijk een schaapsdrift en een schaapskooi te zien tussen de bossen van de Plantage bij Dieren. De schaapdsdrift is op deze kaart aangegeven als heide. (bron: ES, F. VAN (1999). Bossen en boseigendom in Dieren anno 1832, Zuidwolde, Stichting Boskaart Nederland 1832). 223 —

Afb. 13.7 Uitsnede van de reliëfkaart van de Veluwe waarop Landgoed Hoekelum (Ede) te zien is. Deze reliëfkaart is gebaseerd op het Actueel Hoogtebestand Nederland. De reliëfkaart toont diverse wallen die voor een deel in het veld nauwelijks meer zichtbaar zijn (bron: Reliefkaart Veluwe, ADC/Provincie Gelderland). van wallen of zelfs over de aanleg en het beheer (Breman 2010). ervan. Er zijn ook diverse historische bestekken Dit soort historische informatie is een belang- bekend waarin gedetailleerd wordt omschreven rijke bron wanneer men op zoek is naar de op- hoe een wal moest worden aangelegd. Voor bij- bouw en het oorspronkelijke profiel van een wal voorbeeld de wegwallen die in 1781 in opdracht voor bijvoorbeeld restauratie van de wal. van de Gelderse Rekenkamer zijn aangelegd langs de Heumense Baan bij Groesbeek zijn nauwkeurige omschrijvingen bekend van de ge- 13.2.3 Plaats- en veldnamen (toponiemen) wenste afmetingen van de wal (Bouwer, 2003). Ook archieven van marken, gemeinten, malen en buurten bevatten historische bestekken. Voor Oude plaats- of veldnamen zeggen vaak iets de vijftien kilometer lange wildwal (‘Wiltgraef’) over de vroegere functie van een bepaalde plek. tussen Wageningen en Lunteren is voor het ge- Zo kunnen (lokale) namen voor straten, paden, deelte in het buurtschap Manen in 1771 het vol- velden of andere plekken ook duiden op de aan- gende bestek opgesteld: wezigheid van een (verdwenen of nauwelijks “De sloot zal booven wijt moeten zijn 7 ½ voet herkenbare) wal, bijvoorbeeld ‘Schaapsdrift’, Rhijnlandse en zal schuijns moeten afloopen om dus- ‘Wildgraaf’ of ‘Landweer’. doende bevrijt te zijn voor het insakken. De sloot zal diep gegraven worden 3 voet Rijnlandse en de wal daar langs vormende 3 voeten hoogh zoo dat van den bodem 13.2.4 AHN-analyse der sloot tot op den kruijn van de wal de hoogte van 6 voeten zal moeten weeren. De wal zal aan de sloot zijde met bequaame zooden moeten aangeset worden en Door middel van analyse van het Actueel Hoogte- alwaar het zandig is zal men de zooden moeten begin- bestand Nederland (AHN) kunnen walstructuren nen te setten van de bodem der sloot tot boven toe. Ook en greppels worden teruggevonden, ook als ze in zal dezelve wal booven op de kruijn ter breete moeten het veld niet of nauwelijks meer herkenbaar zijn zijn van 1 ½ voet en moet aan den binnenkant niet ter- (afb. 13.7). De ervaringen uit de praktijk laten ech- loops, maar in goede order aangevuld worden” ter zien dat ook nog veel wallen ‘gemist’ worden 224 —

door het beperkte aantal meetpunten in het AHN. ervaring opgedaan met archeologisch onderzoek In de (nabije) toekomst komen er gedetailleer- naar specifiek boswallen. In het najaar van 2011 dere AHN-kaarten beschikbaar. is er archeologisch onderzoek gedaan naar het walprofiel van tien wallen op de Veluwe in de gemeenten Apeldoorn, Ede, Elburg, Epe, Rheden 13.2.5 Archeologisch onderzoek en Rozendaal (afb. 13.8). De resultaten van dit onderzoek worden besproken in de bijdrage van Gerben Zielman elders in deze bundel. Archeologisch onderzoek aan de wal zelf kan ook waardevolle informatie opleveren. Zo kan bijvoorbeeld door middel van grondboringen of 13.2.6 Lokale deskundigen, publicaties, het maken van een dwarsprofiel (coupure) infor- afbeeldingen en foto’s matie worden verkregen over de oorspronkelijke opbouw of afmetingen van de wal of de greppel. Coupures leveren vaak de meest nauwkeurige De ervaring leert dat slechts in uitzonderingsge- informatie. Boringen zijn echter vaak goedkoper vallen lokale deskundigen, zoals gemeentelijke uit te voeren en brengen minder verstoring van of regionale archeologen, leden van de histori- het bodemarchief met zich mee. Met behulp van sche vereniging of amateurhistorici uitgebreide OSL en C14 dateringen kan eventueel de ouder- kennis hebben over boswallen in hun gebied. Zij dom van de wal of materiaal in de wal worden zijn echter wel een goed startpunt voor wallen- vastgesteld. Ook kunnen pollenanalyses eventu- onderzoek, aangezien ze vaak goed zicht hebben eel iets zeggen over het vroegere landgebruik op de beschikbare archieven. Oud-beheerders en rondom de wal. omwonenden kunnen vaak meer vertellen over Er is tot dusverre nog maar op beperkte schaal het beheer van wallen gedurende de laatste de- cennia (grofweg vanaf de tweede wereldoorlog). Boswallen zijn slechts bij hoge uitzondering tot in detail beschreven in publicaties over de ge- schiedenis van een gebied. Toch kunnen artike- len, rapporten en boeken over de gebiedsge- schiedenis informatie bevatten die behulpzaam kan zijn bij het achterhalen van de geschiedenis van een bepaalde boswal. Oude schilderijen, prenten, tekeningen of (lucht) foto’s kunnen aanvullende informatie opleveren over het vroegere uiterlijk of de ligging van wal- len. De meeste wallen zijn tot op de dag van vandaag echter weinig fotogeniek, waardoor het aantal historische foto’s en andere afbeeldingen van wallen beperkt is.

13.3 Waardering

Wanneer alle wallen en de historie van de wallen in een bepaald gebied in kaart zijn gebracht, kan een terreinbeheerder gaan bepalen wat hij met zijn wallen wil. Het is belangrijk te beseffen dat Afb. 13.8 Coupure in een wal in het Sprengenbos bij Epe het niet realistisch is alles te behouden. Een bos gemaakt tijdens het onderzoek van RAAP in het najaar is immers geen openluchtmuseum en de be- van 2011. In de coupure is duidelijk de structuur van het schikbare fondsen voor herstel en beheer zijn wallichaam en de bijbehorende greppel te zien (foto: vaak beperkt. Er moeten dus veelal keuzes ge- Martijn Boosten). maakt worden welke wallen wel en welke geen 225 —

aandacht krijgen en eventueel zelfs langzaam belang van een langetermijnvisie is gelegen in mogen verdwijnen. Van elke wal zal dus de het feit dat beheer vaak pas op lange termijn tot waarde moeten worden ingeschat. Om op enigs- het gewenste einddoel leidt. Om niet de speelbal zins objectieve gronden keuzes te kunnen ma- te worden van steeds veranderende wensen en ken over wat wel en wat niet te behouden, kan inzichten, dient een terreinbeheerder continuï- een waardering uitgevoerd worden op basis van teit in beleid en beheer na te streven. Het opstel- criteria als zeldzaamheid, kenmerkendheid, len van een langetermijnvisie is noodzakelijk om gaafheid en ensemblewaarde (de samenhang deze continuïteit in het beheer te waarborgen en tussen de elementen). Ook de mogelijkheden zo (grillig) ad hoc beheer te voorkomen. voor duurzame instandhouding (bijv. financie- In de langetermijnvisie moet onder andere wor- ring van toekomstig onderhoud) en functiever- den aangegeven hoe belangrijk cultuurhistorie is weving spelen een rol bij de waardering. Veel in het betreffende gebied en hoe dit zich ver- historische elementen hebben naast een histori- houdt tot andere functies en waarden, zoals na- sche waarde ook een recreatieve, educatieve, tuurwaarde, recreatie en houtproductie. De laat- landschappelijke en ecologische waarde. Dit is ste jaren is er onder terreinbeheerders een zeker ook voor wallen het geval (zie kader toenemende waardering voor de cultuurhistori- Ecologische waarde van wallen). Het ligt voor de sche waarden in bos- en natuurgebieden. In het hand om bij de waardering met al deze waarden beheer wordt er steeds meer aandacht besteed rekening te houden. aan het erfgoed in bos- en natuurterreinen. Momenteel worden nog regelmatig individuele historische elementen opgeknapt, zonder dat 13.4 Langetermijnvisie daar een duidelijke visie op het gebied van cul- tuurhistorie aan ten grondslag ligt. Weinig ter- reinbeheerders hebben cultuurhistorie op dit Op basis van gebiedskennis en een waardering moment verwerkt in hun langetermijnvisie, laat van de aanwezige elementen en structuren dient staan een cultuurhistorische visie ontwikkeld. een langetermijnvisie te worden opgesteld. Het Dat is ook logisch, want het onderwerp heeft

Afb. 13.9 Hoog Buurlo is een oude landbouwontginning op de Veluwe. Het landbouwgedeelte wordt omringd door een wildwal. Daaromheen ligt een ring van eikenhakhout. Een ringvormige beukenlaan vormt de overgang naar de hei. In het midden staat een schaapskooi en een schaapdrift loopt hiervandaan naar de hei. Deze elementen, kenmerkend voor een landbouwenclave op de Veluwe, worden door Staatsbosbeheer als één geheel beheerd, waarbij ook de wildwal is hersteld (foto: Patrick Jansen). 226 —

nog maar relatief kort de aandacht. Toch is het ‘oorspronkelijke’ landschap wordt hersteld. Dit van belang om dit te doen voorafgaand aan de kan het beeld zijn van een bepaalde periode, uitvoering van (ingrijpende) beheer- of inrichtings- maar ook van meerdere perioden door elkaar. maatregelen met het oog op cultuurhistorie. Dit Het grote voordeel van deze strategie is dat de zorgt voor continuïteit in denken en doen. samenhang tussen de verschillende individuele elementen (wallen) en historische landgebruiks- vormen goed in beeld wordt gebracht (afb. 13.9). 13.5 Vakkennis Nadeel is dat deze strategie zeer ingrijpend kan zijn, bijvoorbeeld omvorming van opgaand bos tot bijvoorbeeld heide, stuifzand, hooiland of Een terreinbeheerder moet van vele ‘markten’ hakhout. thuis zijn. Hij of zij moet bijvoorbeeld kennis Aan het andere eind van het spectrum vinden we hebben van recreatiemanagement, ecologische de elementbenadering. Hierbij worden individu- processen, houtteelt, bedrijfseconomie, bodem- ele elementen (wallen) opgeknapt. Het gaat kunde, cultuurhistorie, hydrologie, wetgeving en hierbij vaak om de cultuurhistorische parels. Het beleid. Cultuurhistorie vormt dus slechts één van nadeel van deze benadering is dat de onderlinge de aandachtsgebieden van een terreinbeheer- samenhang van de elementen in het gebied der. Toch zien we de laatste jaren het kennisni- minder tot zijn recht komt. Maar deze benade- veau van terreinbeheerders op dit vakgebied ring sluit vaak wel goed aan bij de wensen en sterk stijgen. De grote interesse onder hen voor verwachtingen van beheerders en omwonenden. dit onderwerp draagt natuurlijk sterk bij aan hun inzet hiervoor. Het onderkennen van het belang De ensemblebenadering kan als tussenvorm van van cultuurhistorie door terreinbeheerders is bovengenoemde benaderingen worden gezien. dan ook het startpunt. De vakkennis over de cul- Hierbij wordt een groep van bij elkaar horende tuurhistorie omvat veel onderwerpen, maar elementen ‘opgeknapt’ of zichtbaar gemaakt. voor een terreinbeheerder is het vooral belang- Hierbij kan worden gekozen voor een groep ele- rijk dat hij/zij (1) historische elementen kan her- menten die uit één periode stammen of die al- kennen in het veld, (2) het historische beheer en lemaal te maken hebben met één thema (bij- de andere historische achtergronden van deze voorbeeld jacht of bebossing). De samenhang elementen kent, en (3) de beheeropties voor voor het betreffende tijdsbeeld of thema wordt deze elementen kent. Deze bundel en de gids gewaarborgd en de ingreep kan beperkt blijven ‘Boswallen’ (Boosten et al. 2011) dragen bijvoor- tot de groep elementen. Hiervan is bijvoorbeeld beeld bij aan het opbouwen van vakkennis over sprake als het oorspronkelijke profiel van een boswallen. wal en greppel wordt hersteld, maar ook de bij- behorende grensbomen, historische doorsnij- dingen en het landgebruik in een smalle strook 13.6 Omgaan met erfgoed langs de boswal. Afhankelijk van het gebied en de voorkeuren in het beheer (langetermijnvisie) kan gekozen worden voor een van deze benade- 13.6.1 Benaderingen ringen of een combinatie er van. Het is aan de beheerder om hierin een keuze te maken. Of nu gekozen wordt voor de landschapsbena- In de langetermijnvisie is omschreven welke rol dering of de elementbenadering, uiteindelijk cultuurhistorie in het terreinbeheer toebedeeld moet het beheer op elementniveau uitgewerkt krijgt. Dat moet worden vertaald naar het prak- worden. Hierbij wordt vaak onderscheid ge- tische beheer. Als tussenstap kan eventueel een maakt in vier beheerstrategieën, namelijk be- integrale visie op cultuurhistorie ontwikkeld houd, accentuering, restauratie en reconstructie. worden en/of een visie op individuele elementen of elementgroepen. Er zijn grofweg drie benade- ringen om cultuurhistorie een plek te geven in de inrichting en het beheer van terreinen. De landschapsbenadering richt zich op het niveau van het landschap, waarbij (een deel van) het 227 —

instructie aan de bestuurders van deze voer- 13.6.2 Behoud tuigen is noodzakelijk. Zo kunnen wallen, net als nu vaak gebeurt met bijvoorbeeld roofvo- gelnesten of mierenhopen, op een kaart en/of Elke wal is in meer of minder mate onderhevig in het veld worden gemarkeerd. Ook kunnen aan ‘erosie’ door water, wind, betreding, be- (schade)bepalingen in het houtkoopcontract heerswerkzaamheden, omvallende bomen en worden opgenomen; het wroeten en graven van dieren. Het kan eeu- Het bewaren van voldoende afstand bij het wen duren, maar uiteindelijk zal elke wal voor bewerken (ploegen, maaien, plaggen en der- het oog verdwijnen. De behoudstrategie richt gelijke) van aangrenzende landbouwgronden zich er op om dergelijk verval zoveel mogelijk te of natuurterreinen; voorkomen. Hiermee wordt de levensduur van Het voorkomen van schade door wroetende de wal verlengd. zwijnen door het plaatsen van een raster of Bij groene elementen, zoals beplantingen op het vergroten van het afschot (afb. 13.10 en boswallen, kan hierbij onderscheid gemaakt tus- 13.11). Ook kan, net als bij grafheuvels, worden sen actief en passief beheer. Bij passief beheer geëxperimenteerd met het gebruik van gaas, wordt de beplanting op een wal zoveel mogelijk waarmee de wal wordt afgedekt; in stand gehouden, bijvoorbeeld door vrijstellen Het voorkomen van betreding door recrean- of snoei, maar er wordt niet herplant. Bij actief ten door paden op en nabij wallen af te sluiten behoud wordt er na kap of sterfte wel herplant. of, beter, te verplaatsen. Ook kan overwogen Voorbeelden van behoudmaatregelen zijn: worden om de oorspronkelijke walbeplanting Het voorkomen dat beheervoertuigen (har- te herstellen, zodat betreding niet meer mo- vesters, forwarders) op of over de wal rijden. gelijk is; Als dit niet mogelijk is, kan ook één of een be- De instandhouding van de beplanting of vege- perkt aantal plekken aangewezen worden tatie op de wal. Een beplanting en vegetatie waar de wal gekruist mag worden. Een goede beschermen de wal tegen erosie door wind en

Afb. 13.10 Op het voormalige wildforstersgoed ‘Klein-Boeschoten’ bij Garderen ligt in een gebied van nog geen 40 hectare een complex van wallen met een totale lengte van ongeveer 5,5 kilometer. Op de kaart van De Man van de Veluwe (1802-1812) ligt het wildforstersgoed Boeschoten (Bouschooten) te midden van woeste grond (groen-grijs). Het complex van wallen dat tegenwoordig nog in het veld te herkennen is, valt grotendeels samen met de toenmalige grenzen van het bouwland (wit) en het bos (geel). In de afgelopen decennia heeft de schade door wroetende wilde zwijnen dermate grote proporties aangenomen dat is besloten om dit gebied van bijna 40 hectare in te rasteren om het wallencomplex te beschermen. (Kaart: Topographische kaart van de Veluwe en de Veluwezoom van M.J. de Man (1802-1812)). 228 —

water en kan betreding voorkomen. De be- planting (bijvoorbeeld oude hakhoutstoven) en vegetatie kan in stand (vitaal) worden ge- houden door te zorgen voor voldoende licht; Geen snoeihout op of tegen het talud van de wal deponeren om verruiging van de wal of beschadiging (bij het weer verwijderen van het snoeihout) te voorkomen.

13.6.3 Accentuering

Bij accentuering wordt de wal beter beleefbaar gemaakt door maatregelen te nemen die de aandacht van recreanten op de wal vestigt. Deze Afb. 13.12 Langs de Maldense baan bij Groesbeek is, strategie is alleen zinvol als ook maatregelen waarschijnlijk in 1775, een wegwal aangelegd om te worden genomen om de wal te behouden of als voorkomen dat karren in modderige of mulle de wal gerestaureerd of gereconstrueerd is. omstandigheden nieuwe paden gingen maken in het Voorbeelden van accentuering zijn: ernaast gelegen bos. Op een plek waar deze wal wordt Het verwijderen van bomen en struiken die doorsneden door een druk gebruikt wandelpad is het het zicht ontnemen op de wal. Het gaat hierbij profiel van de betreffende wal aan beide zijden van het om niet-waardevolle beplanting in de directe wandelpad geaccentueerd met behulp van houten omgeving van de wal, niet om de oorspronke- damwanden. Op de damwand is een aluminium paneel lijke beplanting op de wal; bevestigd met uitleg over de wal (foto: Martijn Boosten). Het verwijderen van opslag en liggend tak- en tophout op of in de buurt van de wal;

Afb. 13.11 Voorbeeld van zwijnenschade aan het wallencomplex op klein Boeschoten (foto Martijn Boosten). 229 —

Het opschonen van de greppel(s) door het riaal uit de handel. Als de beplanting voor wat verwijderen van het strooisel; betreft aantallen en soort(en) en de juiste plant- Het plaatsen van een informatiepaneel; plaats (op de wal, op of aan de voet van het talud) Verder zijn er talloze creatieve manieren denk- weer is hersteld, kan eventueel de oorspronke- baar om een wal te accentueren, bijvoorbeeld lijke beheersvorm weer worden hersteld, zoals door het profiel bij een doorsnijding van de hakhout- of hegbeheer (afb. 13.13). Als bekend is wal te accentueren met behulp van houten of dat er oorspronkelijk een hek of een andere bar- stalen damwanden (afb. 13.12). rière op heeft gestaan, kan dit uiteraard ook weer worden hersteld. Zowel bij het herstellen van de oorspronkelijke beplanting(svorm) als 13.6.4 Restauratie een andersoortige barrière is het verstandig om te realiseren dat de instandhouding hiervan tijd en geld zal blijven kosten. Vaak wordt er daarom Bij restauratie wordt het walelement terugge- voor gekozen alleen op beperkte schaal te res- bracht in zijn oorspronkelijke staat. Het is goed taureren en alleen op plaatsen waar de betref- om te realiseren dat een wal in de loop der tijd fende wal een educatieve en/of recreatief-toe- meerdere vormen, typen beplantingen of ander- ristische functie vervuld. soortige barrières (hekwerk, palissade en derge- lijke) kan hebben gehad. Het is daarom van groot belang om de oorspronkelijke staat te ach- 13.6.5 Reconstructie terhalen via bronnenonderzoek. Bij gebrek aan kennis over de historie (functie, oorspronkelijke staat) van een wal is het raadzaam om terug- Reconstructie vindt plaats bij wallen waar op het houdend te zijn met restauratie. oog niets meer van over is, maar waarvan we Terughoudendheid moet ook worden betracht weten dat de wal er ooit is geweest. Deze strate- als de duurzame instandhouding niet gegaran- gie wordt over het algemeen zeer terughoudend deerd kan worden. toegepast, omdat de kosten vaak hoog zijn, de wal vaak geen functie meer vervuld en er vaak De maatregelen bij een restauratie bestaan nog voldoende wallen in het gebied liggen die veelal uit het herstellen van het oorspronkelijke nog wel herkenbaar zijn. Reconstructie is dan ook profiel van de wal en de greppel en/of de oor- vooral interessant in een bosgebied met een gro- spronkelijke beplanting. De voorkeur gaat er te educatieve functie en/of wallen met een zeer naar uit om niet in de wal of onder het oor- bijzondere geschiedenis. Reconstructie kan ook spronkelijke maaiveldniveau van de greppel te worden toegepast als het gaat om ontbrekende graven, zodat dit ongeschonden blijft. De aan- delen in een langere wal of walsysteem. Net als vulling van de wal kan eventueel ook worden bij restauratie moet ook bij reconstructie de his- uitgevoerd met een andere grondsoort, zodat torie van de wal achterhaald worden en is ook bij later onderzoek altijd duidelijk is wat de aan- terughoudend op zijn plaats als er niet voldoen- vulling is geweest. de gegevens bekend zijn of als de duurzame in- Bij het herstellen van de oorspronkelijke beplan- standhouding niet kan worden gegarandeerd. ting op de wal worden eerst alle bomen en strui- ken verwijderd die er oorspronkelijk niet op stonden. Als de oorspronkelijke beplanting niet 13.7 Waltypen meer aanwezig is of in onvoldoende mate, kan worden overwogen om weer bij te planten. Indien mogelijk moet hierbij gebruik worden ge- Veel wallen die in bos, heide en stuifzanden maakt van het genenmateriaal van de nog aan- voorkomen, lijken op het eerste gezicht qua ui- wezige oorspronkelijke bomen en struiken op de terlijk sterk op elkaar. Toch hebben deze wallen betreffende wal of wallen in de directe omge- vaak een uiteenlopende historie en hadden ze ving. Er kan nieuw plantmateriaal worden opge- verschillende functies. Er kunnen, afhankelijk kweekt uit het zaad of uit stekken. Als dit niet van de (hoofd)functie, de volgende waltypen mogelijk of onwenselijk is, dan ligt het voor de worden onderscheiden: wildwallen en veewal- hand om te kiezen voor autochtoon plantmate- len, grenswallen, wegwallen, zandheggen en 230 —

Afb. 13.13 Op de Utrechtse Heuvelrug bij Rhenen is recent een oude wal vrijgesteld door omringende bomen te verwijderen. Op de wal staan restanten van een uitgegroeide beukenhaag uit circa 1790 die op het buitenste talud van de wal is geplant. Op een deel van de wal heeft men de oorspronkelijke beplanting hersteld. Daarbij zijn boven op de wal nieuwe beuken ingeplant met het oog op een te ontwikkelen hakhoutbegroeiing. Deze herstelmaatregel is helaas een historische misser, aangezien zowel de plek van inplanting als de beheervorm historisch onjuist zijn (foto: Bert Maes).

kribben, waterkerende wallen, defensieve wal- den die niet begraasd mochten worden, zoals len, wallen van celtic fields en overige wallen. akkerland en kwetsbare beplantingen (hak- Hieronder wordt een aantal belangrijke walty- hout, bosplantsoenkwekerijen). Een bijzon- pen beschreven. Voor een uitgebreide beschrij- dere vorm van veewallen zijn veedriften. Dit ving van de historie en uiterlijke kenmerken van zijn (brede) stroken terrein met aan weerszijde diverse waltypen wordt verwezen naar de publi- wallen waarover het vee van de stal, schaaps- catie ‘Boswallen; Handreikingen voor het be- kooi of het dorp naar de heide of andere wei- heer’ (Boosten et al. 2011). degronden werd gedreven. Afhankelijk van het soort vee dat over deze driften werd ge- Wildwallen en veewallen leid, werden ze schaapsdriften, koedriften of Wildwallen en veewallen hadden als doel om varkensdriften genoemd. respectievelijk wild (herten, wilde zwijnen en De meeste wildwallen of veewallen die we te- reeën) en vee (schapen, koeien) te keren. genwoordig kennen, stammen uit de veertiende Wildwallen, ook wel wildvreden of wildgraven tot en met de negentiende eeuw. Ze zijn soms genoemd, werden aangelegd om onder meer eeuwenlang in functie geweest, maar voorna- wild uit landbouwgebieden of jonge bosaan- melijk vanaf de tweede helft van de negentiende plant te weren, zodat vraatschade aan land- eeuw verloren steeds meer wild- en veewallen bouwgewassen en beplantingen werd voor- hun nut. komen. Sommige grootgrondbezitters legden ook wildwallen aan om ten behoeve van de Grenswallen jacht het wild in het bos te houden, zoals ko- Op tal van plekken werden vroeger wallen aan- ning-stadhouder Willem III op de gelegd om grenzen te markeren. Grenswallen Veluwezoom. Vee(kerings)wallen vinden we worden aangetroffen op (voormalige) bezits- op de grens tussen gebieden waar vee mocht grenzen, gemeentegrenzen of grenzen van grazen, zoals graslanden en heide, en gebie- rechtsgebieden. De oudst bekende vermelding 231 —

Afb. 13.14 Wildwal in Nationaal Park De Hoge Veluwe. Links van de wal zijn nog net de restanten van de greppel zichtbaar. Rechts van de wal ligt het hoger gelegen perceel dat tegen wild beschermd moest worden (foto: Mark van Benthem).

van een grenswal stamt uit 1428, waarbij er een ventiende en begin twintigste eeuw geprobeerd wal werd aangelegd als banscheiding (scheiding het zand vast te leggen met behulp van aarden van rechtsgebieden) tussen Laren en Hilversum. wallen, takkenschermen of beplantingen. De aarden wallen, zandheggen of zandgraven, wer- Wegwallen den vaak beplant met eiken. De zandhegge ving Toen wegen nog niet werden verhard ontston- het stuivende zand op, waardoor de zandhegge den op doorgaande (handels)routes op de hei of meters hoog kon worden. in het bos vaak diepe modderige karrensporen of Kribben ontstonden door de aanleg van een tak- mulle wegen. Wanneer de wegen hierdoor slech- kenscherm of eiken(hakhout)- of dennenbeplan- ter begaanbaar werden, zochten voermannen en ting als scherm tegen de zandverstuivingen. ruiters vaak een nieuwe route naast de oude Vaak werden er meerdere rijen takken of be- weg. Hierdoor werd de weg steeds breder en planting naast elkaar aangelegd. Door zandop- konden er sporenbundels van tientallen tot hon- hoping tegen het takkenscherm of de beplanting derden meters breed ontstaan. Dit ging vaak ten ontstond er na verloop van tijd een wal. koste van het aangrenzende bos, bouwland of heideveld. In de zeventiende en achttiende eeuw Waterkerende wallen werden daarom bij de aanleg en verbetering van Op diverse plekken in Nederland zijn in het ver- wegen wegwallen aangelegd aan weerszijde van leden wallen opgeworpen om bouwland te be- de weg om het verkeer (ruiters, karren, rijtuigen, schermen tegen zuur afstromend heidewater. boeren met vee) op de weg houden. Een voorbeeld hiervan is een drie kilometer lan- ge wal die aan de voet van de Waterplasberg bij Zandheggen en -kribben Heerde is opgeworpen. Ook op en rondom Door overbegrazing en plaggenwinning op de vloeiweiden, waarbij land kunstmatig werd be- heide zijn er in het verleden in grote delen van vloeid met voedselrijk beek- of rivierwater, kwa- Nederland zandverstuivingen ontstaan. Om men wallen voor om het water te sturen of om landbouwgebieden en dorpen te beschermen diverse waterstromen van elkaar te scheiden tegen het stuivende zand werd er tussen de ze- (Baaijens et al. 2011). 232 —

Defensieve wallen bruikt ter bescherming van rechtsgebieden, dor- Wallen hebben eeuwenlang dienst gedaan als pen, buurtschappen en dergelijke tegen vijande- defensief object. Een bekend voorbeeld zijn de lijke legers en plunderaars (Brokamp, 2007). ringwalburgen, zoals de Huneschans bij het Een ander type defensieve wallen zijn liniedijken Uddelermeer en de ringwalburg op de Grebbe- en keerkades. Zij maken deel uit van uitgebrei- berg, die in de Vroege Middeleeuwen (500 tot dere waterliniestelsels, zoals de Grebbelinie en 1050 na Chr.) op diverse plaatsen in Nederland Nieuwe Hollandse Waterlinie. De dijken en kades zijn aangelegd als (tijdelijke) vluchtplaats. dienden om het water in een gebied te houden, Defensieve wallen van iets latere datum zijn de zodat een strook land kon worden geïnundeerd landweren die tussen 1300 en 1500 werden ge- als barrière tegen vijandelijke legers.

Historische beplanting op wallen stoven. Bij (eiken)hakhout is het de vraag of Veel van de historische waltypen werden be- de barrièrewerking wel altijd de belangrijkste plant met bomen of struiken. Dit gebeurde functie was, aangezien de barrièrewerking na niet altijd op de kruin van het wallichaam, de hak tijdelijk verdween. Het is zeker dat ei- maar ook wel op de waltaluds. De functie en kenhakhout op wallen ook een productiefunc- het soort beplanting hing onder andere af van tie had, waarbij alle beschikbare grond (dus het waltype. Voor wild- en veewallen en land- ook het wallichaam) werd benut voor hout- weren was bijvoorbeeld barrièrewerking een productie en de productie van eikenschors belangrijke reden voor het aanbrengen van (eek) als looistof in leerlooierijen. In natte beplanting. Voor zandheggen was het invan- streken met klei- en veenbodems werd er gen van stuifzand door de beplanting van be- vooral beplanting van elzen- en essenhakhout lang. Veel van de walbeplantingen deden bo- toegepast. vendien dienst als leverancier van hout, Ook beplantingen met hakhout, hagen, knot- schors, twijgen, loof en vruchten. Vaak werd er bomen of opgaande bomen van bijvoorbeeld op de wal één rij beplanting aangebracht, berk, beuk en zelfs iep en linde werden toege- maar soms werden er, afhankelijk van de wal- past. Doornstruiken werden vaak beheerd als breedte, ook meerdere rijen op de walkruin of haag. Van hagen is bekend dat er maatregelen het talud geplant. werden genomen om de werende functie te Een beplantingsvorm die veel werd toegepast vergroten door de haag te vlechten of te leg- op de drogere zandgronden is (eiken)hakhout. gen, waardoor een wirwar van horizontale en Hiervan zijn tegenwoordig nog veel restanten te verticaal groeiende takken ontstond en de zien in de vorm van breed uitgegroeide eiken- haag vrijwel ondoordringbaar werd. 233 —

Afb. 13.15 De oud-bosplant witte klaverzuring op een wal langs een bospad in Westeinde (Dwingeloo) (foto: Mark van Benthem).

Afb. 13.16 Steilranden van wallen kunnen een goede groeiplaats zijn voor mossen en worden vaak gebruikt voor het graven van holen door allerlei zoogdieren (foto: Patrick Jansen). 234 —

Ecologische waarde van wallen marters) en andere soorten. Naast cultuurhistorische waarden vertegen- Wallen zijn bovendien een belangrijke refu- woordigen boswallen ook ecologische waarden. gium voor verschillende oud-bosplanten, Wallen vormen met hun beplanting vaak de doordat de wallen vaak geen intensieve bo- oudste elementen van een bos. Door hun dembewerking hebben ondervonden. Ook functie als vee- of wildkering, begrenzing of wijkt de bodem van boswallen in veel gevallen als verdedigingswerk was continuïteit (en dus af van het aangrenzende terrein. Naast de bo- continu beheer) van groot belang. Daardoor is demomstandigheden kan op boswallen voor de beplanting vaak aanzienlijk ouder en au- veel plantensoorten ook het lichtregime gun- thentieker dan de omgeving. Wallen herber- stiger zijn dan het aangrenzende (donkere) gen daarom vaak waardevol genetisch erf- bos. Boswallen liggen vaak in de bosrand, goed van bijvoorbeeld autochtone bomen en langs paden of kennen een (lichte) loofhoutbe- struiken. Wallen zijn tevens een belangrijk re- planting, wat kan verklaren dat oud-bosplan- fugium voor allerlei zeldzame (lichtminnende) ten zich hebben weten te handhaven en zich inheemse boom- en struiksoorten, zoals wilde vandaar hopelijk weer kunnen verspreiden. appel, wilde peer, wilde rozen, meidoornsoor- ten en wilde mispel. Ook verschillende zeld- Boswallen vormen ook een belangrijk refu- zame bramensoorten zijn sterk geassocieerd gium voor plantensoorten die aan steile kan- met boswallen. Plantgoed afkomstig van de ten gebonden zijn, zoals verschillende varens. internationaal befaamde Nederlandse boom- Soorten die niet goed tegen strooiselopho- kwekerijen vanaf de vijftiende eeuw vertegen- ping kunnen en/of mineraal substraat nodig woordigen cultuurhistorisch erfgoed dat lang- hebben, kunnen op taluds een groeiplaats zamerhand schaars wordt. Op veel wallen vinden, omdat het strooisel daar niet op blijft vinden we nog waardevolle kwekerijproduc- liggen. Zo zijn boombegeleidende padden- ten uit verschillende eeuwen. stoelen vooral te vinden op plekken waar zich weinig strooisel ophoopt. Deze strooiselvrije Naast genetisch en cultuurhistorisch erfgoed plekken zijn ook waardevol voor mossen. Een vormt de beplanting op wallen ook een habi- mosrijke, schraal begroeid talud, is vaak een tat voor diverse plant- en diersoorten. Oude aanwijzing dat er ook een waardevolle pad- bomen en struiken op de wallen kunnen gril- denstoelenflora voorkomt. Wallen worden ten lige vormen aannemen en holten en spleten slotte vaak gebruikt voor het graven van holen vormen, die weer allerlei niches bieden voor door allerlei zoogdieren. Deze holen worden schimmels, mossen, vogels (bijv. spechten), op hun beurt weer gebruikt door onder an- zoogdieren (bijv. vleermuizen en boom- dere reptielen om te over winteren.

Summary: The management of historic earth not only represent a historic value, they also banks (wood banks) in forests and nature areas often contain high ecological values, like ancient Historic earth banks can be found in many Dutch woodland species or rare genetic material of forests and other nature areas like heath lands indigenous trees. Therefore, forest and nature and drift sands. These historic structures have managers are faced with a lot of questions on been used for centuries to ban cattle from how to preserve and manage earth banks. This forests, to mark boundaries, to defend article describes a step-by-step approach to the jurisdictions, to protect villages from drift sand management of these historic structures. or to keep game in the forest. These earth banks 235 —

Literatuur

BAAIJENS, G.J., E. BRINCK- BOOSTEN, M., P. JANSEN, M. BREMAN, G. (2010). De MANN, P.L. DAUVELLIER & P.C. VAN BENTHEM & B. MAES Wildwal tussen Bennekom en VAN DER MOLEN (2011). (2011). Boswallen; Hand- Lunteren. ‘De Kostersteen’ 114. Stromend landschap. reikingen voor het beheer. pp. 1-6. Vloeiweidenstelsels in Wageningen, Stichting Probos. Nederland. Zeist, KNNV BROKAMP, B. (2007). Uitgeverij. BOUWER, K. (2003). Een nota- Landweren in Nederland. 2 de- bel domein. De geschiedenis len. Doctoraalscriptie. Utrecht, BOOSTEN, M., M. VAN van het Nederrijkswald. Universiteit Utrecht. BENTHEM & P. JANSEN (2010). Utrecht, Uitgeverij Matrijs. Wallen van de Veluwe: Aandachtspunten voor beheer en historische referenties voor diverse waltypen. Wageningen, Stichting Probos. 236 —

1 xxxxxxxx 237 14 Aarden wallen in het Nationale — Landschap Het Groene Woud Pim Jungerius en Hanneke van den Ancker. Met medewerking van Karel Leenders, Bert Maes en Piet de Jongh

aarden wallen in het veld en de analyse van de 14.1 Inleiding ontwikkelingen van het landschap. Daarnaast werden boringen gezet in de wallen en hun di- recte omgeving om na te gaan van welke mate- In 2008 is het project Oud Bos, Grenzen, Aardkunde rialen en in welk type landschap de wallen zijn en Cultuurhistorie in het Nationaal Landschap Het opgeworpen. En of er bodemvorming in de wal- Groene Woud van start gegaan. Aan dit multidisci- len was opgetreden. Ook werd er gekeken naar plinaire project heeft een team meegewerkt be- erosieverschijnselen in de wallen. Veldwerk was staande uit een historisch geograaf (Leenders), eveneens onmisbaar voor de ecoloog om de his- een ecoloog (Maes), een regionaal geograaf (de torisch belangrijke bomen en struiken en flora, Jongh) en twee fysisch geografen: een land- en de bosrelicten in beeld te brengen. schapsecoloog (van den Ancker) en een geomor- Piet de Jongh droeg als regionaal geograaf en foloog/ bodemkundige (Jungerius). coördinator van Het Groene Woud vanuit zijn Het Groene Woud heeft vier deelgebieden: de lokale kennis en netwerk belangrijke informatie Mortelen, Velder, Geelders en Smalbroeken/ aan over de ligging van aarden wallen en inter- Balsvoort. In deze deelgebieden had de ruilver- viewde mensen met lokale kennis over recente kaveling weinig invloed, ofwel omdat het om ontwikkelingen van het landschap. Een belang- vochtige bosgebieden ging, of omdat men zich rijke bijdrage aan een beter terreinbegrip leverde heeft ingezet voor het behoud van een klein- een aantal gezamenlijke veldverkenningen, die schalig, karakteristiek landschap (mond. med. een uitwisseling van gedachten ter plekke mo- Ger van den Oetelaar). Hier volgt een korte be- gelijk maakten. schrijving van de wallen in deze deelgebieden. De ervaringen van deze multidisciplinaire ver- In de Mortelen domineren de kleinschalige land- kenningen van Het Groene Woud zijn verwerkt bouwontginningen met brede en smallere in een gemeenschappelijk verslag (Leenders et al. houtwallen, die door kleine vrij diep ingesne- 2008) waarin aan elk van de disciplines een den beekjes worden doorkruist. In dit gebied hoofdstuk is gewijd. Het verslag is gepresen- ging de grauwe gemeynt over in de groene ge- teerd aan het Innovatieplatform Duurzame meynt. Deze gradiënt is er nog steeds. De Velder Meierij en de Stichting Het Groene Woud in is altijd vochtig bos geweest. De huidige par- Uitvoering in november 2008. Dit verslag was kaanleg dateert van de zeventiende eeuw. In dit ook de basis voor de excursie die op 7 oktober gebied ligt de karakteristieke aarden wal die 2011 werd gegeven door Ger van den Oetelaar, ook al in oude documenten wordt genoemd. Piet de Jongh, Jan van Hout, Hanneke van den De zeer vochtige Geelders was tot circa 1300 bos, Ancker en Bert Maes. van 1300 tot 1800 een groene gemeynt en werd in de negentiende eeuw weer bebost. Smalbroeken/Balsvoort wordt grotendeels inge- 14.2 De wallen van Het Groene Woud nomen door een moerassig beekdal dat als hooiland werd gebruikt met overgangen naar droge heide. Het is spontaan dichtgegroeid met De topografische kaarten 1: 50.000 uit de negen- bomen. Balsvoort is een relatief jonge land- tiende en vroege twintigste eeuw geven nauwe- bouwontginning met essen en omgeven door lijks informatie die erop duidt dat er aarden wal- heide, die een tiental jaren geleden aan de na- len voorkomen in Het Groene Woud. Zelfs de tuur is teruggegeven. wal rond Velder is niet op deze kaarten ingete- kend. Ook voor ons team vergde het enige tijd Als start van het onderzoek is door de historisch- voor we deze toch zeer duidelijke wal goed in geograaf een analyse gemaakt van de ontwikke- beeld hadden. De wal valt namelijk niet erg op in ling van het landgebruik en de rechten in deze de hoge begroeiing. Elders in het Groene Woud vier deelgebieden door middel van oude kaar- verstoren vergravingen zoals rabatten en sloten ten, geschreven bronnen, luchtfoto’s en laser- het beeld van de wallen. Aan het begin van het altimetriebeelden. Deze informatie en de beeld- veldwerk verkeerden we dan ook in de veron- dragers zelf werden weer gebruikt door de derstelling dat we nauwelijks aarden wallen in fysisch geografen voor hun inventarisatie van de het Groene Woud zouden aantreffen. 238 —

De discussie op de RCE studiedag en excursie wallen is dat het niet altijd duidelijk is of het om maakte duidelijk dat er nogal wat spraakverwar- een bewust aangelegde aarden wal gaat of om ring is over de definitie van aarden wallen, om- een lijnvormige aanplant die door een combina- dat verschillende mensen andere voorstellingen tie van aanrijking van bladafval en erosie, boven hebben bij één en hetzelfde woord of term. het landoppervlak is komen te liggen. Vooral de begrippen landweer, boswal, akker- wal, stuifwal en houtwal bleken bij de deelne- Hieronder volgt de indeling van de aarden wal- mers aan deze studiedagen nogal uiteenlopende len die we in 2008 in Het Groene Woud hebben beelden op te roepen. Deels komt dit omdat de gehanteerd. De indeling is gebaseerd op de begrippen elkaar overlappen, deels omdat inde- functie van de wallen die we in dit gebied heb- lingen voor een belangrijk deel worden bepaald ben aangetroffen: door de onderzoeksdoelstellingen van de deel- nemende disciplines. Eén en ander verklaart 1. verhoogde wegtracés al dan niet met aarden waarom het belangrijk is om aan te geven over wallen aan weerszijden van het wegdek welke objecten en functies het gaat, want daar- 2. wallen als perceelscheidingen mee kan veel discussie worden vermeden. 3. houtwallen 4. wallen om vee tegen te houden (inclusief es- Voor elke wal moet er een reden zijn geweest wallen en veedriften) om de moeite van de aanleg te rechtvaardigen, 5. wallen om wild tegen te houden maar wat die reden is geweest is niet altijd zo 6. grenswallen (inclusief ”landweren”) gemakkelijk vast te stellen. Soms geeft aanvul- 7. wallen die nog niet geclassificeerd zijn lend archiefonderzoek uitkomst, maar in de 8. wallen die niet meer zichtbaar zijn meeste gevallen is de landschappelijke ligging van de wal de enige informatie die beschikbaar Aan elk van deze categorieën wordt hieronder is om uit te maken voor welk doel een wal is ge- aandacht besteed. Daarbij zal blijken dat aarden maakt. Eén van de problemen bij onderzoek van wallen zelden monofunctioneel zijn; bijna altijd

Afb. 14.1 Een eeuwenoude zandweg in Balsvoort die aansluit bij een voorde in de Beerze. De weg aan de andere kant van de Beerze wordt al op de kaart van 1850 niet meer aangegeven. De weg ligt deels op een aarden wal, maar wordt zelf ook aan beide zijden door een aarden wal begeleidt. Waar de weg als veedrift is gebruikt werd dit gedaan om het vee op de weg te houden. De omvang van de weg staat in elk geval niet in verhouding tot de nederzetting van vier boerderijen die hier zover bekend temidden van heide heeft gelegen. 239 —

Afb. 14.2 De slingers doen vermoeden dat deze weg mogelijk op een dijk is aangelegd. De weg is nu opgenomen in het moderne wegenpatroon en is daarom geasfalteerd. hebben zij meer functies en kan een wal aan meer goed ontwikkelde infrastructuur en organisatie- dan één categorie worden toegekend. Boswallen structuur ten tijde van hun aanleg. zijn niet apart onderscheiden omdat de vroegere verbreiding van het bos onvoldoende bekend is. Een op het oog rustiek weggetje als in afbeelding 14.3 heeft in feite een ‘all-weather’ profiel en moet eens een belangrijke verbindingsweg zijn 14.2.1 Verhoogde wegtracés geweest. Het is in dit geval nog niet bekend wat de moeite van zoveel zorg rechtvaardigde.

Wegtracés zijn in het verleden verhoogd om nat- Strikt lokale betekenis hebben de wegen van het te plekken te overbruggen. Natte plekken kwa- sterrenpatroon in het landgoed Velder. Vanwege men zeker in het verleden veelvuldig voor in het de drassigheid van het terrein zijn de sterren op de kleinschalige door beken doorsneden landschap hogere punten in het terrein aangelegd. De lanen van Het Groene Woud, dat daardoor van nature zijn verhoogd ten opzichte van de omgeving (afb. over korte afstanden een afwisseling van droge 14.4. Zie ook de AHN beelden afb. 14.11 en 14.13). en natte delen kent.

Soms zijn de verhoogde wallichamen overblijf- 14.2.2 Wallen als perceelscheidingen selen uit het verleden (afb. 14.1), en is de afwate- ring intussen verbeterd. De wallen geven dan waardevolle aanwijzingen voor de slechte be- Wallen die percelen scheiden zijn erg algemeen, gaanbaarheid van het terreindeel in het verle- vooral in droge gebieden. Ze zijn laag, veelal van den. De keuze van de tracés maakt duidelijk dat twee zijden opgeworpen en worden dan aan de ontwerpers over inzicht in fysisch-geografi- weerszijden begrensd door greppels. Bijna altijd sche terreingesteldheid beschikten. is die greppel aan één kant dieper dan aan de andere kant. Waar greppels ontbreken is de lage Wegtracés hebben doorgaans regionale beteke- aarden wal mogelijk ontstaan door de geleide- nis; ze vereisen samenwerking binnen de regio lijke ophoging van bladafval en andere planten- van het wegennet. Zij wijzen dus ook op een resten onder een aangeplante heg. 240 —

Afb. 14.3 Er is bij de profilering van deze weg veel moeite gedaan om de begaanbaarheid door het jaar heen te waar- borgen. De weg zal dus wel voor voertuigen zijn gemaakt.

Ook vanuit aardkundig perspectief kunnen er wel enige vraagtekens worden geplaatst bij her- stelmaatregelen zoals die nu worden uitgevoerd (afb. 14.5). Lagen hier van oorsprong wel wallen? Is er bij de aanleg rekening gehouden met het bodemprofiel?

14.2.3 Houtwallen

Aan de veelheid van functies die aarden wallen kunnen hebben, voegt de houtwal het beschik- baar stellen van gerief- en brandhout toe. Daarvoor werden er ook aarden wallen beplant die oorspronkelijk voor andere functies waren opgeworpen, soms al vele eeuwen eerder.

Houtwallen behoren tot de meest voorkomende wallen. Maes, Roeleveld en Ceelen gaan in hun bijdrage aan deze bundel in op de cultuurhisto- risch-ecologische betekenis van dit type wallen.

Afb. 14.4 Een verhoogde sectie van een laan in het ster- renpatroon op het landgoed Velder (zie ook afb.10 en 13). 241 —

Afb. 14.5 Herstelde perceelscheiding. Het kan ook zonder prikkeldraad, net als vroeger.

Afb. 14.6 Deze oude houtwal in de Mortelen met haagbeuk en es en een rijke voorjaarsflora begrenst een weiland met nog niet geëgaliseerd reliëf en een meanderende beekje waarlangs beekterrassen en erosie- en sedimentatiever- schijnselen voorkomen. De wallen rond het weiland zorgen voor bescherming van dit kleinschalige reliëf, dat nog maar weinig voorkomt in Nederland. 242 —

Afb. 14.7 Een walsysteem dat meer doet dan alleen een perceel begrenzen.

om deze es (afb. 14.8 links) zal dus een eswal zijn 14.2.4 Wallen om vee tegen te houden geweest. Het feit dat deze wal geleidelijk met (inclusief eswallen en veedriften) humeus materiaal is opgehoogd maakt hem an- ders dan de meeste andere wallen in het Groene Woud die we hebben aangeboord (afb. 14.8 Wat voor houtwallen geldt, geldt ook voor vee- rechts). Die bleken voornamelijk uit zand te zijn kerende wallen. Vaak is het een toegevoegde opgeworpen. Een voorbeeld van veekerende kwaliteit: met een dichte, stekelige, gevlochten wallen langs wegen is in afbeelding 14.1 te zien. beplanting erop fungeerden perceelscheidingen tevens als veekering. De functie van de wal in afbeelding 14.7 is te achterhalen omdat het 14.2.5 Wallen om wild tegen te houden vroegere landgebruik nog bekend is. Rechts van de wal lag eertijds de heide, links het agrarische land. De wal diende om het vee uit de hei te we- Wallen die specifiek bedoeld zijn wild binnen een ren (mond. meded. Jan van Hout). Het is een op- jachtgebied te houden worden ook wel wild- nieuw een fraai staaltje van samenwerking en graaf genoemd. Afbeelding 14.9 toont een mo- planning, en wijst op een geavanceerde commu- derne variant die in het Groene Woud is aange- nale agrarische bedrijfsvoering. legd om wild naar een ecoduct te leiden dat leefgebieden met elkaar verbindt. Verdere be- Eswallen hadden een vergelijkbare functie. wijzen in het Groene Woud voor de aanleg van Verscholen in het bos van de Mortelen ligt dicht- een wildgraaf ontbreken, al is het niet uit te slui- bij de Lopense baan een opduiking met daarop ten dat de wal van Velder ook eens als wildgraaf een kleine es die vrij steil naar de naastgelegen heeft gefunctioneerd. smalle beek of vochtige laagte afhelt. Enkele bo- ringen maakten duidelijk dat het esdek dat we als Enkeerdgrond hebben geclassificeerd, er meer dan een meter dik is. Er moet dus op deze plek lange tijd zijn geakkerd en gewoond. De wal 243 —

Afb. 14.8 Links een eswal, rechts het humeuze materiaal waarmee de wal is opgehoogd.

Afb. 14.9 De wal die het wild tegen moet houden en naar het ecoduct moet leiden. 244 —

Velder zijn. In 1625 werd van de hoeve Velder gezegd dat 14.2.6 Grenswallen (inclusief ‘landweren’) deze omgeven was door een wal en dat het goed vooral bestond uit heide, weide en houtwas. Van de hoeve Heerbeek is een zeer gedetailleerde kaart uit 1650 be- Bij grenswallen gaat het om het afgrenzen van waard gebleven. Deze kaart geeft ook informatie over administratieve of juridische eenheden die gro- de Velderse Wal. (...). Langs de wal staat geschreven: ter zijn dan bos- of landbouwpercelen, zoals den wall der hoeve van Velder toebehoorende den landgoederen, gemeentes en parochies. De Baron van Boecxtel genoempt die Velderse hoeve. Er meest tot de verbeelding sprekende grenswal in wordt géén duidelijke wal getekend en ook niet het Het Groene Woud is de Velderse Wal, die al in beekje dat er langs loopt. Wel staat er een regelmatige zestiende eeuw in documenten wordt genoemd. rij bomen getekend. Op het punt waar dit beekje noord- Rond 1300 was de Velder onderdeel van het waarts draaide, is bovenstaand gatt inden Velderschen Woud van Oirschot, dat verdeeld werd in een wall aangegeven”. deel voor de heer van Boxtel en een deel voor abdij Park. De heer van Boxtel beheerde het als De wal wordt lokaal algemeen als landweer domeinbos met een boerderij, de abdij ontgon gezien (den Brok 2004). In het archief van het haar deel tot boerenland met bosjes. Dat werd Brabant Centrum te Boxtel wordt de wal ver- Heerenbeek. meld als landweer die gerekend wordt tot de verdedigingswerken die passen in de plannen De Velderse Wal is dus zover bekend altijd een voor de restauratie van de stelling van belangrijke politieke, parochiale en administra- ’s-Hertogen bosch. Aangezien Boxtel als tieve grens geweest en is ook nu nog deel van de handels centrum ouder is dan Den Bosch, is het gemeentegrens tussen Boxtel en Oirschot. ook mogelijk dat de wal ooit deel uitmaakte van Leenders schrijft erover (Leenders et al. 2008): de verdediging van Boxtel. “Een grenspaal met Oirschot heette in 1540: Veldersgrave. Daar een “graaf” vaak een wal is, en niet een sloot, kan dit de eerste vermelding van de wal van

Afb. 14.10 Situatie van de hierboven door Leenders beschreven kaart van de grens tussen Heerenbeek en Velder uit 1650 waarop het gat in de wal van Velder voorkomt. 245 —

Afb. 14.11 Links de topografische kaart, rechts het AHN beeld. De rode lijn geeft de ligging van de wal van Velder aan. Rechts zijn in blauw de beekloopjes aangegeven De doorsnede van de brede wal met een gracht die het terrein oorspronkelijk afwaterden. Ze kunnen aan weerszijden en een beplanting met een dicht vanwege de aanleg van de ontginningen op Heerenbeek struweel van doornige struiken wijzen op het re- niet verder worden vervolgd. Met groen is het oudste guleren van de toegang tot een terrein c.q. een sterrenpatroon van lanen aangegeven, de twee jongere verdedigingsfunctie. Om een wild- of veekering fasen respectievelijk met bruin en tenslotte zwart. te maken of het water te reguleren hadden een- voudiger maatregelen volstaan. gaande verbindingen over hogere dekzandkopjes. Het gaat hier dus niet om een beekje waarlangs Vlak achter de wal op de grond van Velder is een de wal is opgeworpen zoals we oorspronkelijk hogere, drogere plek waar tot voor kort een ge- dachten (zie ook het citaat hierboven van Karel bouw heeft gestaan. De toponiem valder wordt Leenders). Zelfs nu is de met bramen overdekte volgens Brokamp ook vaak bij landweren aange- wal alleen met speciale kleding en veel inspan- troffen. Een valder is een valhek (mond. meded. ning over te steken. Brokamp).Het gat in de wal, de doorgang, is een ideaal punt om tol te heffen, zoals dat in vroeger De makers van de wal hebben goed begrepen eeuwen werd gedaan. Deze verbindingsweg hoe zij het landschap konden inzetten voor hun loopt van Heerenbeek naar het huis Velder. De doel: het maken van een vrijwel onmogelijk over route volgt de hoge oever van een beekmeander te steken barrière. Door deze aanleg zal het wa- langs het huis Heerenbeek. Helaas hebben de terpeil in de gracht beter te reguleren c.q. hoog nieuwe bewoners van Heerenbeek de terrassen te houden zijn geweest. De gracht zal hierdoor in in de meander, de geomorfologie, in 2011 ge- zomers minder snel zijn drooggevallen, iets wat vlakt. De meandervorm is nog wel behouden. op deze leemgronden met hun kleine stroom- gebieden gemakkelijk kan gebeuren. Uit het laseraltimetriebeeld, het AHN, van 2004 (afb. 14.11, rechts) blijkt dat de “gracht” voor de Een nadeel van de aanleg van de gracht was dat wal is gemaakt door beekjes die in zuidwest - het water van Heerenbeek minder goed werd noordoostelijke richting door het gebied stroom- afgevoerd, doordat het grondwater door het den, via een dwarsgracht met elkaar te verbinden. verhoogde waterpeil in de gracht werd op- Zo ontstond een vrijwel onneembare barrière in gestuwd. Daarmee ontstond een langslepend een al moerassig gebied met slechts enkele door- conflict tussen de heren van Boxtel en de abdij 246 —

waarvan tal van rechtsverslagen getuigen. Het conflict is tenslotte opgelost door het overtollige 14.2.7 Wallen die nog niet geclassificeerd water via een gegraven omleidingsloot te lozen zijn op de Beerze, in plaats van op de natuurlijke af- watering, d.w.z. de Dommel, (zie Leenders in Leenders et al. 2008). Pas onlangs is de natuur- Er zijn ook wallen gevonden die nog geclassifi- lijke afwateringsrichting weer gedeeltelijk her- ceerd moeten worden, zoals het exemplaar van steld door de wal rond Velder door te steken in afbeelding 14.12 midden in het Velderse Bos. het kader van een vernattingsdoelstelling voor De wal ligt niet ver achter de Velderse wal en het natuurbeheer. heeft eenzelfde formaat, maar is over een veel kortere afstand opgeworpen. Het feit dat de gebouwen van landgoed Velder slechts op een kleine enclave in een zeer vochtig bosgebied zijn aangelegd, waar het toch om een 14.2.8 Wallen die niet meer zichtbaar zijn voornaam persoon moet zijn gegaan die zich hier vestigde, bevestigt het vermoeden dat de locatie een militair dan wel commercieel (tolheffing) doel Het AHN beeld blijkt ook een verhoging aan te had. Deze hypothese vraagt echter om archiefon- geven als de wal is verdwenen. Waarschijnlijk derzoek in combinatie met de reconstructie van heeft dit te maken met het feit dat de grond het vroegere landschap, het afwaterings patroon onder een wal een andere pakking heeft ge- en het waterpeil op basis van kenmerken van bo- kregen en daardoor een afwijkende laser- dem en het omliggende landschap. reflectie geeft. Ook op verschillende andere plaatsen in Nederland hebben we deze erva- Het AHN beeld van afbeelding 14.11 rechts laat ring, bijvoorbeeld bij wallen van Celtic fields in ook zien dat er in Velder drie sterpatronen van Drenthe die op het laser-altimetriebeeld dui- verschillende ouderdom over elkaar heen liggen. delijk zijn maar in het terreinreliëf niet worden De groene ster lijkt de oudste, daarna de bruine. teruggevonden. De zwarte ster is het de meest recente.

Afb. 14.12 De afmetingen van deze nog niet geclassificeerde wal zijn vergelijkbaar met die van de nabijgelegen Velderse wal. 247 —

Afb. 14.13 De licht verkleurde, iets verdroogde baan in het vlakke gras- veld van Velder in de linker afbeel- ding blijkt op het AHN beeld rechts een wal te zijn geweest.

ouderdom van de wallen. De vertaling van het 14.3 Bodems bodemprofiel in termen van ouderdom is echter niet eenvoudig; het is als het oplossen van één vergelijking met verschillende variabelen. Aan de De wallen die wij vinden kunnen oorspronkelijk ene kant is er een reeks van bodemvormende hoger zijn geweest en door erosie zijn verlaagd. processen zoals humusvorming en podzolering De bodemprofielen kunnen daar in bepaalde ge- die zich elk met een eigen tempo voltrekken die vallen uitsluitsel over geven, want zij registreren doorgaans niet lineair is (Jenny 1941). Aan de an- de erosie- en sedimentatiegeschiedenis van elk dere kant zijn wallen als elk ander reliëfelement onderdeel van een landschap en worden voor onderhevig aan geomorfologische processen als dat doel in de geomorfologie geanalyseerd erosie, met sedimentatie in de geulen naast de (Jungerius 1985). De ontwikkeling van het wal. Tijden van oppervlakteverandering door bodem profiel in enkele wallen in het Groene geomorfologische processen en tijden van stil- Woud laat zien dat deze wallen eenmalig zijn stand en bodemontwikkeling kunnen elkaar af- opgeworpen en zeker meerdere honderden ja- wisselen, waardoor er hiaten vallen in de bodem- ren niet zijn gestoord zodat de bodem zich rustig ontwikkeling. Een aannemelijke uitspraak over kon ontwikkelen. De erosie van deze wallen lijkt de balans van deze processen kan alleen worden relatief beperkt te zijn geweest. Maar er komen gedaan als het bodemonderzoek deel uitmaakt ook over grote diepte humusrijke wallen voor, van een kartering of een vergelijkbare vorm van waarvan nog onduidelijk is wat hun achtergrond regionaal bodemonderzoek. en functie is. Waarschijnlijk zijn ze ontstaan door een continue ophogen van de wal. Boringen als In de praktijk is bij het onderzoek van aarden in afbeelding 14.14 met bodems zowel onder als wallen nog weinig of geen aandacht aan de bo- in de wallen en met een gecompliceerde op- demprofielontwikkeling geschonken, en er wor- bouw zijn zeer waardevol en geven veel infor- den zelfs wallen “hersteld” met nieuw materi- matie over het vroegere landschap. aal, soms met materiaal uit de geulen aan weerszijden van de wal. De bodems die zo ver- Er zijn diverse methoden van ouderdomsbepa- dwijnen kunnen echter nooit meer worden her- ling van bodemmateriaal (C14, OSL, pollenana- steld en het bodemarchief met al zijn opgesla- lyse), maar de opbouw van het bodemprofiel gen informatie is dan voorgoed verloren. Het zelf geeft ook belangrijke aanwijzingen over de ondoordacht ophogen met zand kan de bodem 248 —

Afb. 14.14 Het onderste deel van het profiel is een begraven A horizont. Dit wijst er op dat er een langdurig hiaat zit in de ophoging van de wal. Het wallichaam boven de begraven bodem is in fasen opgehoogd. De bosbodem boven- in is zo oud dat zich bovenin een podzol kon ontwikkelen.

voor enkele honderden jaren veranderen. veranderen, is het onderscheid niet altijd Dergelijke ingreep hebben daarnaast gevolgen gemakkelijk te maken. hebben voor de flora op de wal. Summary: Earth walls in the National Landscape Het Groene Woud 14.4 Conclusie The National Landscape Het Groene Woud is situated in the province of Noord-Brabant in the south of the Netherlands. A multidisciplinary Een goede inventarisatie en verkennend onder- survey of ecological as well as historical values zoek door een team van wetenschappers uit his- resulted in the discovery of a substantial number torische, levens- en aardwetenschappen heeft of earth walls. Eight different types could be door de toepassing van de verschillende para- recognized. In het Groene Woud earth walls are digma’s en methoden in korte tijd een veelzijdig built: beeld van de aarden wallen in samenhang met 1. on dikes to connect areas across inaccessible de landschapsontwikkeling van het NL Het terrain, such as swamps and moors, with Groene Woud opgeleverd. Belangrijkste infor- roads matiebronnen waren archieven, laser-altimetrie- 2. to mark field boundaries beelden, bodemprofielanalyse in het veld, en 3. as wooded banks lokale bewoners. 4. to fence domestic animals in or out 5. as barriers for game Er zijn vele aarden wallen in het Groene Woud 6. to mark political or juridical boundaries gevonden terwijl er bij aanvang van het onder- 7. for an as yet unknown function zoek alleen een vermoeden was van een belang- Some earthen walls have disappeared but can rijke grenswal, mogelijk een landweer, bij Velder. be retraced with the help of Laser Altimetry. One Op basis van functie kon het voorkomen van een of the most important earth walls is the so- achttal categorieën aarden wallen worden on- called Velder wall which has the proportions of a derkend. Aangezien wallen vaak meerdere func- medieval ‘Landwehr’ (See contribution ties hadden, en in het verleden ook van functie Brokamp, this volume). 249 —

Literatuur

BROK, M. DEN (2004). Behoud JUNGERIUS, P.D. (1985). Soils LEENDERS, K., MAES, P., en herstel van landweren en and geomorphology. In: P.D. JUNGERIUS, P. (red.), H. VAN inventarisatie van andere cul- Jungerius (ed.), Soils and geo- DEN ANCKER, & P. DE JONGH tuurhistorische aarden objec- morphology. Catena (2008). Oude bossen en wallen ten/linten in het landschap van Supplement 6, pp. 1-18. in Het Groene Woud. Verslag ‘Het Groene Woud’. Boxtel. van een verkenning najaar 2008. In opdracht van JENNY, H. (1941). Factors of Soil Innovatieplatform Duurzame Formation. McGraw-Hill, New Meierij en Stichting Het Groene York, N.Y. Woud in Uitvoering. 250 —

1 xxxxxxxx 251 15 Een Zaligheid door wallen — omringd: praktijkgeval Knegsel M.J.J. Theunissen en E.M. Theunissen

de armzaligheden tot zaligheden. Zo schrijft 15.1 Inleiding Luitenant J.L. Kikkert in zijn journaal dat hij in 1832 werd gedetacheerd naar het dorp genaamd Knegsel; ‘Het was een ellendig dorptje hetwelk Een oplettende wandelaar zal in de bossen rond- zelven door de Noord Brabanders voor een der om het Kempische dorp Knegsel in de provincie acht Zaligheden wordt uitgescholden’ (Kikkert Noord-Brabant op diverse plaatsen wallen aan- 1830-1834; Mandos & Kakebeeke 1971). treffen. De aarden wallen zijn over kilometers te De dorpen in deze streek hebben verder met el- volgen. Forse ophogingen zijn het; aan de basis kaar gemeen dat ze eeuwenlang omringd wer- zijn ze zo’n 5 meter breed en in hoogte steken ze den door uitgestrekte heidevelden die gemeen- ruim 1 meter boven het maaiveld uit. De wallen schappelijk gebruikt werden door de inwoners zijn bewaard gebleven omdat grote delen van de van de verschillende dorpen. De aaneengesloten hei en van de voormalige landbouwgronden in dorpsakkers lagen in ieder dorp dicht bij de be- het begin van de twintigste eeuw zijn beplant met woonde buurtschappen. Ook van Knegsel is be- bomen. De bossen hebben duidelijk een conser- kend dat de ongeveer tweehonderd inwoners in verende werking op deze wallichamen gehad. de periode van voor 1600 tot 1900 woonden in In deze bijdrage nemen wij u mee, de bossen in. de buurtschappen Schneidershoek, Den Hoek, We gaan in op de resultaten van een veldstudie, De Hoef, ‘t Zand en de Wolfshoek. Daar lagen 25 jaar geleden uitgevoerd door de heemkunde- ook de dorpsakkers met daaromheen uitge- kring ‘De Hooge Dorpen’, en combineren dit met strekte heidevelden. In de loop van de twintigste resultaten van ouder, maar ook recent onderzoek. eeuw is het landschap door allerlei ingrepen Zo zijn met het Actueel Hoogtebestand Neder- drastisch veranderd. Toch draagt het huidige land op een meer virtuele wijze de wallen in de landschap nog steeds sporen van de vroegere bossen te traceren. Zonder overdreven chauvinis- dorpsakkers en heidevelden, en wel in de vorm tisch te zijn, menen we dat bepaalde kenmerken van wallen die in de bossen zijn te ontdekken. van de Knegselse walsystemen bijzonder, ja zelfs uniek, zijn te noemen. De groeiende belangstel- ling voor wallen in het landschap vandaag de dag 15.3 Heemkundigen trekken erop uit maakt dat we graag ‘het geval Knegsel’ voor een breder voetlicht willen brengen. De wallen trokken de belangstelling van een aantal leden van de heemkundevereniging ‘De 15.2 Een van de acht Hooge Dorpen’. Halverwege de jaren tachtig van de vorige eeuw besloten die een werkgroep in te stellen om de wallen rond Knegsel meer gede- Het dorp Knegsel in de Noord-Brabantse tailleerd in beeld te brengen. Prangende vragen Kempen wordt gerekend tot de Acht Zaligheden. die bij de werkgroep leefden, waren: De Acht Zaligheden, of Selligheden, is een verza- waar liggen de wallen nu en hoe liggen ze ten melnaam voor acht dorpen, waarvan de plaats- opzichte van de kadasterkaart van 1832?; naam eindigt op -sel. Naast Knegsel, een der zijn er verschillen te constateren, in uiterlijk kleinste, kennen we Eersel, Duizel, Steensel, (vorm en grootte) en oriëntatie?; Reusel, Netersel en Hulsel. De polemiek over de wat was de functie van de wallen?; achtste zaligheid – Bladel of Wintelre, in dialect op welke manier waren ze aangelegd en in Wèntersel – duurt al decennia. welke periode? Over de naamgeving en de betekenis doen ver- Een korte literatuurstudie leverde een artikel van schillende suggesties de ronde. De uitgang -sel A.D. Kakebeeke op die al in 1949 een poging komt mogelijk van het Frankische ‘sala’ dat wo- deed om de functies van wallen op een systema- ning of woonplaats betekent. De bijnaam ‘de tische manier te beschrijven (Kakebeeke 1949). Acht Zaligheden’ zou een spottende aanduiding Theuws stelde in 1976 vast dat de Knegselse wal zijn voor de streek door Hollandse militairen die voorzien was van een palissade en mogelijk een daar tijdens de Belgische Opstand (1830) waren afbakening was van het gemeijnt en de dorpsak- ingekwartierd. De armoede van de regio, met de kers. Een dergelijke situatie trof hij ook aan in selligheden, bracht hen tot de verbastering van Riethoven en Bergeijk. Andere functies van wal- 252 —

len zoals afbakening en bescherming werden functie? Er werd eerst vastgesteld op welke plek- onder meer beschreven door Nooren (1987). Een ken deze wal nog aanwezig was. Daarna werd de korte samenvatting van de literatuur leerde ons huidige lay-out vergelijken met de kadasterkaart dat een wal aangelegd kan worden om verschil- van 1832. Vervolgens werd gekeken hoe de wal lende redenen: eigendomsafbakening, bescher- opgebouwd en geconstrueerd was. Ten slotte ming tegen stuifzand of andere weersinvloeden, hebben we op basis van oude dorpsbepalingen bescherming tegen wild, bescherming tegen los- de functie van deze wal trachten vast te stellen. lopend vee of als een onderdeel van een verde- digingsstelsel. 15.4 De ligging van de lange wal In de periode van 1986 tot 1991 inventariseerden de leden van de werkgroep de wallen rond Knegsel. Deze veldstudie wees al snel uit dat er Na de veldkartering zijn de aanwezige restanten duidelijke verschillen in de wallen zichtbaar wa- van de lange wal ingetekend op de kadaster- ren. Grofweg zijn er drie typen wallen herkenbaar: kaart van 1832. Daarnaast kon de plaats van 1. wallen die huidige akkers of akkercomplexen vroegere walrestanten nog achterhaald worden omringen en waar veelal eikenhakhout door gesprekken met inwoners. Ook de plaats groeit. van percelen met voorpotingen die vanaf 1860 2. wallen langs zandwegen die vaak de schei- op de kadasterkaart voorkomen, gaf een indica- ding tussen de weg en de achterliggende per- tie waar de lange wal precies lag of had gelegen. celen vormen. Ook deze zijn begroeid. Voorpotingen zijn stroken grond waarop men 3. ten slotte zijn er delen van een lange wal her- van de eigenaar (vaak de gemeente) bomen kend, die hoger en breder is dan de voor- mocht planten. De stroken werden vanaf de gaande categorieën. Begroeiing werd op dit openbare weg of vanaf de grenswal tussen ge- laatste type veel minder aangetroffen. meint en akkers uitgezet en waren ongeveer 12 Het was deze lange wal, waardoor we al tijdens meter breed en tientallen meters lang. Op ka- het veldwerk geïntrigeerd raakten. Wat was de dasterkaarten van rond 1860 (gemeente Vessem,

Afb. 15.1 Het tracé van de lange wal aangegeven op de kadasterkaart 1832 (bron: Theunissen & Lieberom 1993). Knegsel werd omringd door twee heidegebieden aangeduid door het gemeijnt De Groote Aard van Oerle (noord- en westzijde) en het gemeijnt van Knegsel (zuid- en oostzijde). 253 —

sectie F) zijn deze voorpootpercelen aangege- en uit kaartmateriaal te volgen. Bij deze jongere ven. Ze zijn nog hier en daar in het landschap akkers zijn geen omringende wallen of greppels herkenbaar. aangetroffen. In afbeelding 15.1 is het aldus gereconstrueerde tracé van de lange wal ingetekend op de kadas- terkaart van 1832. De wal vormde een bijna 15.5 Een beschermde toegang complete omarming van de Knegselse buurt- schappen en akkers. Alleen in het noordoostelijk deel, voor een deel gevormd door het laaggele- Van de wegen die de lange wal doorsnijden, gen dal van de Poelenloop, troffen we de wal konden we vaststellen dat op een locatie, nabij niet aan. de Oude Dijk en Oeijenbosch, korte walrestanten aanwezig waren die loodrecht op de lange wal De belangrijke conclusie van Theuws uit 1976 stonden en die als een soort geleiders fungeer- werd door de gedetailleerde karteringen beves- den van de weg die door de wal liep (afb. 15.2). tigd: het tracé van de lange wal valt samen met Deze constructie doet de aanwezigheid van een de scheidingslijn tussen particulier bezit, de ak- vroegere poort vermoeden. Op enige afstand kers, dennenbos, hakhout, heidepercelen, en vinden we het toponiem ‘Poortakker’. landheerlijk bezit, gemeenschappelijk gebruikte heidegrond ook wel aangeduid als ‘het gemeijnt’. Deze toegang geniet nu inmiddels ruim veertig Het lijkt erop dat deze lange wallen die de schei- jaar lang een wettelijke bescherming. Deze situ- ding vormden tussen dorpsakkers en gemeijnt atie heeft onder andere te maken met de ont- geen incidentele gevallen zijn, maar op een veel dekking van veel oudere archeologische over- grotere schaal in de Kempen zijn aangelegd. blijfselen, namelijk uit de Romeinse tijd. In 1955 Sommige delen zijn door latere bosaanplant be- onderzocht G. Beex, de latere provinciale waard gebleven, maar andere delen zijn door archeo loog van Noord-Brabant, twee wallen, ter ontginningen en bodembewerkingen niet meer weerszijden van de Oude Dijk (Beex 1957). Bij zichtbaar of zelfs geheel uit het bodemarchief een daarvan trof hij, en later ook het echtpaar verdwenen. Mandos, vele aardewerkscherven aan, die wezen De Knegselse wallen staan al op de overigens op een datering in de Romeinse tijd. weinig gedetailleerde kaart van Hendrik Verhees Siervaatwerk waaronder een deukvaasje, ijzeren uit 1794. De aanleg moet dan ook vóór 1794 hoekstukken van een kleine kist, een munt en de hebben plaatsgevonden. Opvallend zijn verder verbrande overblijfselen van een overledene ga- de blokvormige akkercomplexen aan de noord- ven aan dat het om een graf met bijgiften ging. en westzijde van Knegsel die omsloten worden Op grond van de positie van het graf – de crema- door de wal. Dit duidt op verschillende ontgin- tieresten leken ín het wallichaam te zijn ingegra- ningsfasen van het landbouwareaal waarbij deze ven - werd in eerste instantie gedacht dat ook de gronden telkens werden voorzien van een soort wal Romeins was en wel dat het een onderdeel grenswal. Jongere ontginningen van akkers in zou vormen van de Romeinse limes, een verdedi- het gemeint blijken niet meer door een wal om- gingssysteem. Deze suggestie werd al snel bekri- geven te zijn. tiseerd en in 1976 door Theuws ter zijde gescho- De uitgifte van de gemene gronden gaat terug ven (Theuws 1976). Meer aannemelijk was dat naar het einde van de dertiende eeuw (Van het Romeinse vondstmateriaal bij de aanleg van Asseldonk 2003, 82). Van Asseldonk stelt dat de wal in het opgeworpen wallichaam terecht is vanaf 1286 brieven bewaard zijn gebleven waar- gekomen. Het leek er sterk op dat de wal op een in de hertog van Brabant en plaatselijke heren Romeins grafveld was aangelegd. gebruiksrechten in gemeintes aan plaatselijke Op 6 april 1970 is dit zeer duidelijk zichtbare gerechtigden uitgeven. Het onderhouden van knooppunt van wallen als wettelijk beschermd waterlopen, wegen en wallen werd geregeld monument aangewezen, tegelijk met een deel door verordeningen, de zogenaamde keuren. van de wal even ten westen daarvan. Afbeelding Tot en met de negentiende eeuw werd gebruik 15.2 laat het AHN zien met beide monumenten gemaakt van het gemeint. Tijdens deze periode en het verloop van de oost-west georiënteerde nam de omzetting van percelen heide in akker- wal en de korte haakse wallen. De historische land toe. Deze ontwikkeling is uit de literatuur kaart van 1901 laat op die plek een serie paral- 254 —

Afb. 15.2 Een beeld van het Actueel Hoogtebestand Nederland van het wettelijk beschermde deel van de ‘Poortak- ker’ laat een interessant microreliëf zien. De zwarte lijnen geven de begrenzing aan van de wettelijke beschermde delen. De zwarte stip geeft ongeveer de locatie aan waar G. Beex in 1955 onderzoek uitvoerde.

Afb. 15.3 De topografische kaart uit 1901 toont een serie parallelle zandwegen. Deze uitsnede is ongeveer dezelfde als die in afbeelding 15.2. 255 —

Afb. 15.4 Een walrestant met eiken begroeid in de Knegselse bossen. Deze wal vormde volgens de kadasterkaart van 1832 een afscheiding tussen een akkerperceel (rechts) en een particulier heideveld (links). lelle zandwegen zien (afb. 15.3). De Oude Dijk en van 1832 is het binnengebied aangemerkt als Kerkdijk zijn de oude wegen tussen Knegsel en heideveld, en wel van particulieren. Vaak waren Steensel; de huidige Steenselseweg is aan het deze beplant met eikenhakhout. Op enkele einde van de jaren twintig ‘rechtgetrokken’. plaatsen zijn deze eikenhakhoutwallen nog be- waard. De heide heeft plaatsgemaakt voor bos. Tegenwoordig zijn drie delen van de lange wal Een voorbeeld van een dergelijke wal is te zien op de archeologische monumentenkaart van op afbeelding 15.4. Noord-Brabant als terreinen van (zeer) hoge archeologische waarde aangemerkt; Deze omwalde heidepercelen kunnen gediend in het zuiden over een afstand van ruim 2 kilo- hebben als beschutte weideplaats voor vee, zo- meter, terrein 3045 net ten noorden van de als schapen en/of koeien. Naast het gebruik van E3-plas; het veel grotere gemeijnt voor het begrazen, iets verder naar het zuidoosten, ten westen waren dit soort omwalde heidevelden zeer ge- van de Steenselse weg, terrein 2966 en 11985; schikt om het vee dicht bij huis te houden. en in het oostelijke verlengde daarvan, aan de Oude Dijk, een complex van wallen, met een toegang, terrein 1521. 15.7 De opbouw van de lange wal

15.6 Particuliere netwerken Om een inzicht te krijgen in de opbouw van de lange wal werd besloten het wallichaam op drie locaties door te graven. Deze doorgravingen Tijdens de veldstudie werden in het gebied dat werden in het voor- en najaar van 1989 uitge- de lange wal omarmde op verschillende locaties voerd. Ook kregen we de gegevens van het wal- netwerken van wallen vastgesteld die particu- onderzoek G. Beex uit 1955 ter beschikking. Voor liere percelen omringden. Op de kadasterkaart de duidelijkheid zullen de gegevens van één 256 —

doorgraving (locatie 1, nabij de E3-plas) worden besproken, de overige doorgravingen (zie daar- voor afbeelding 15.11) leverden voor een deel eenzelfde beeld op, maar gaven voor een ander deel weer afwijkende resultaten. Met de hand is een 2 m brede sleuf haaks op de walrichting gegraven (afb. 15.5). De archeo- logische sporen zijn zowel het profiel als het vlak vastgelegd.

De lange wal viel in de bossen slechts als een lichte verhoging waar te nemen, greppels waren niet zichtbaar. Door erosie en bodembewerking was de wal in de loop der tijd afgevlakt. Infor- matie over de oorspronkelijke hoogte en vorm is dan ook niet voorhanden. Bij de doorgraving werd evenwel de opbouw van het oorspronke- lijke wallichaam duidelijk en kwam ook de ligging van het oude maaiveld te voorschijn (afb. 15.6).

Het profiel toonde een centraal walgedeelte, geflankeerd door twee greppels. Een diepere greppel bevond zich aan de kant van het oor- Afb. 15.5 Handwerk door leden van de heemkundekring. spronkelijke gemeijnt, terwijl de greppel naar de oorspronkelijke dorpsakkers ondieper was. De greppel aan de gemeijntzijde was het breedst (2 à 3 m) en het diepst (ca. 1 m), terwijl de ‘binnen’-

Afb. 15.6 Een blik op het profiel van de in 1989 doorgraven lange wal nabij de E3-plas. De doorsnede laat een centraal walgedeelte zien, geflankeerd door twee greppels (foto: H. Bongenaar). 257 —

greppel hooguit 1 m breed was en een halve me- del van Nooren (1987) en op het gegeven dat het ter diep. Het horizontale stuk van de wal op de volume van de uitgezakte wal gelijk moet zijn oorspronkelijke bodem bedroeg ongeveer 2 m. aan dat van de oorspronkelijke wal. De basis- De maximale hoogtemaat was 1,2 m ten opzich- breedte van de wal zou dan ongeveer 2 m (onge- te van het maaiveld. veer 6 Rijnlandse voet), de topbreedte van de wal Het centrale deel, het wallichaam, bevatte af- kan dan 4 voet zijn bij een hoogte van 4 voet (= zonderlijke heideplaggen die nog waren te zien 1,26 m). De buitengreppel lijkt 6 voet breed en 3 in het gele zand (afb. 15.7). In het 2 meter brede voet diep te zijn geweest en de binnengreppel 3 doorgravingsvlak troffen we geen paal- of an- voet breed en 1,5 voet diep (afb. 15.8). dere sporen aan. Aan de basis van de greppel- vullingen onderscheiden we spitsporen, een dui- Vanuit de zijde van het gemeijnt zou er dus een delijke aanwijzing dat de greppels en wal met hoogteverschil zijn van 7 voet (=2,20 m) tussen handkracht waren aangelegd. de bodem van de buitengreppel en de top van de wal. Mits steil genoeg, was dit een hoogte die Het centrale gedeelte, het wallichaam, is niet voor grazers op het gemeijnt moeilijk te passeren symmetrisch opgebouwd. Aan de rechterzijde, was. Hoewel wij er geen aanwijzingen voor von- de gemeijntkant, is de wal steiler. Het gele zand den, was de bovenzijde van de wal wellicht ook tekent zich hier verticaal af waarbij het zand nog begroeid met eikenhakhout of een haag. wordt begrensd door gestapelde plaggen. Het is Opvallend is dat er bij de drie profielsleuven aannemelijk dat de wal voornamelijk is opge- geen paalsporen zijn waargenomen. Theuws be- bouwd vanuit de diepere greppel wat automa- schrijft zowel bij het onderzoek van Beex in tisch leidt tot de asymmetrie. De hogere zand- Knegsel als zijn eigen waarneming op het laag zou kunnen wijzen op een latere ophoging Armenveldje te Riethoven een serie paalkuilen van de wal. die zich in de diepe greppel aftekenen, aan de gemeyntzijde. Het gaat om grote, rechthoekige Hoe zou de oorspronkelijke wal er hebben uitge- paalkuilen en wat kleinere, waarin twee of drie zien? Wij baseerden ons op het reconstructiemo- aanlegperioden zijn te herkennen (afb. 15.9).

Afb. 15.7 De wal is opgebouwd uit zand met hier en daar heideplaggen er door heen. Aan de rechterzijde begrenzen heideplaggen het zandgedeelte (foto: H. Bongenaar). 258 —

Afb. 15.8 Een mogelijke reconstructie van de oorspronkelijke wal en greppels. (bron: Theunissen & Lieberom 1993)

Afb. 15.9 Een eenvoudige lijntekening van de palenrij (uit Theuws 1976: afb. 1-4). A. paalkuil (met paalgat), B. greppelvulling , C. ongestoorde grond. 259 —

Afb. 15.10 Paalsporen in het tracé van het aan te leggen fietspad Knegsel-Oerle. De breedte van de strook was onge- veer drie meter, de diepte van de sporen ongeveer 25 cm. De AMR-sleuven in het bouwland lieten zien dat de ploeg- schaar de vulling van de sporen had verplaatst bij het trekken van de voren.

In ongeveer de helft van de paalkuilen van proefsleuvenonderzoek uit in het noordoostelijk Riethoven was de paalschaduw, het overblijfsel gebied van Knegsel nabij de grafheuvels van het van de houten paal, nog goed herkenbaar. Een Huismeer. Een van de onderzoeksvragen was de interpretatie als plantgat is dan ook uit te slui- aanwezigheid en het verloop van een brede ten. Het gaat om de overblijfselen van een pa- strook aan paalsporen vast te stellen. Een derge- lenrij. Theuws suggereert dat de palissade vooral lijke bundel aan sporen was al in 1951 bij het on- in de beginfase – als de wal nog niet dicht be- derzoek naar de grafheuvels herkend: tussen de groeid is – voor een kunstmatige afscherming heuvels trof archeoloog Hijszeler een klein deel heeft gezorgd. van een viervoudige palenrij aan die niet tot de Net als het onderzoek van Theuws leverden de randstructuur van een van de paalkransheuvels drie door heemkundigen gegraven sleuven geen behoorde (Hijszeler 1952). Veertig jaar later von- dateerbaar materiaal op. Voor gedachten over den leden van de Hooge Dorpen in het smalle de ouderdom leunen we dan ook op de gedach- tracé van het fietspad aan de Zandoerleseweg ten van Theuws die stelt dat de wallen met pa- eveneens zo’n palenwolk in het ontgraven vlak lissaden mogelijk te relateren zijn aan de uiterste (afb. 15.10, Theunissen 1999, 68-70; Theunissen uitbreiding van het akkergebied en dat betekent & Theunissen 2003). Een belangrijke vraag was een datering in de dertiende of begin 14e eeuw dan ook bij het AMR-onderzoek in 2002 of de (Theuws 1976: 147). beide puntwaarnemingen aan elkaar waren te koppelen. Dat bleek inderdaad zo te zijn. Met een aantal haaks georiënteerde sleuven werd 15.8 Nog een palissade? over een afstand van meer dan 150 meter een langgerekte strook paalsporen vastgesteld. Binnen deze ongeveer 3 meter brede strook lag In december 2002 voerde de (toenmalige) een bundel van vier tot vijf naast elkaar gestelde Rijksdienst voor het Oudheidkundig Bodem- palen. De onderlinge rangschikking van de ge- onderzoek in het kader van het project podzoliseerde, ronde sporen lijkt vrij willekeurig. Actualisering Monumentenregister (AMR) een De paalsporen zijn de restanten van wat eens 260 —

Knegsel

p op loo nlo n elee oel PPoelenloopo PPoelenloop Gender Gender

afb. 15.2

Steensel

beken open akker beken open akker oude weg besloten akker oude weg besloten akker wallen akkerwal wallen akkerwal palissade palissade profielsleuf profielsleuf Afb. 15.11 Het verloop van de palissade in relatie tot het wallensysteem (K. Leenders).

een palissade was: een brede strook van houten De verschijningsvorm van deze palissade is dui- palen, die gezien de diepte niet al te hoog zijn delijk anders dan de palissade in de brede grep- geweest. pel parallel aan de lange wal zoals door Beex op- getekend. De paalkuilen zijn ronder van vorm en De landschappelijke positie is opmerkelijk: de variëren niet veel in grootte. Bovendien lijkt het palenrij liep vanaf de hoge dekzandrug met de om één aanlegfase te gaan. Een ander verschil grafheuvels en het ven, het Huismeer, in zuid- met de lange wal is dat de ligging van de palis- oostelijke richting het beekdal in, de laagte van sade niet direct gekoppeld kan worden aan de de Poelenloop (afb. 15.11). grens tussen landheerlijk en particulier bezit. De palissade werd gevonden op het heidegebied Het tracé van de paalsporen van hoog naar laag dat in 1832 nog deel was van het veel grotere ge- suggereert dat er een houten hekwerk of palissade meijnt van Knegsel, dicht bij de akkers. was dat de toegang tot het dorp moest afsluiten, Voor de ouderdomsbepaling van de palissade een soort ‘versperring’. Gezien de dichtheid aan hebben we weinig houvast. Stuifmeelanalyse paalsporen kan de palissade gezien worden als een van een monster uit een van de paalsporen le- barrière voor ruiters en voor vee. Mogelijk konden verde weliswaar slecht geconserveerde rogge- personen wel passeren als er geen vlechtheg of pollen op, maar aangezien dat ook afkomstig andere begroeiing aanwezig was. kan zijn van rogge dat in latere tijden op het 261 —

bouwlandperceel met de proefsleuven is ver- nen wellicht teruggaan op gebruiken uit de veer- bouwd – en door inspoeling vanaf de dunne tiende eeuw. Het Bladelse keurboek vermeldt bouwvoor in de paalsporen terecht is gekomen dat de ‘banheijmselen’ onderhouden moeten - is deze vaststelling van geringe waarde. worden. We veronderstellen dat een dergelijke Dit soort rijen van ronde paalsporen is vaker keur ook voor Knegsel heeft gegolden. ontdekt bij onderzoek naar prehistorische graf- We kunnen ons voorstellen dat de lange wal met velden. Hijszeler (1963) stelde een vergelijkbare greppels en de palissade beide als ‘banheijmse- palenrij vast over een lengte van 60 meter tij- len’ beschouwd kunnen worden. Het vee dat op dens zijn onderzoek naar het grafveld De Haar het gemeijnt graasde, werd zo belet om op de nabij Manderveen (Overijssel). Hij constateert Knegselse akkers te komen. De palenconstructie dat deze later is aangelegd dan de grafheuvels. moet als minder duurzaam beschouwd worden Van der Sanden (1981) vermeldt de vondst van en kan slechts enkele tientallen jaren hebben ge- een palissade tijdens de opgravingen op de functioneerd. Ook de situering van de palissade Haagakkers bij St-Oedenrode. Op grond van de dwingt ons tot gedachten over een andere func- oversnijdingen stelt hij dat de 36 meter lange tie. De ligging van de palenrij kan immers niet palenrij van recentere datum is dan de kring- gerelateerd worden aan een grensmarkering greppels uit de vroege ijzertijd, maar ouder moet tussen landheerlijk en particulier bezit, zoals de zijn dan middeleeuwse greppels die de palissade lange wal. Een laat-middeleeuwse veekering lijkt oversnijden. Ook deze parallellen bieden weinig ons het meest plausibel, waarbij we een meer steun voor wat betreft de datering. De ‘hechte defensieve interpretatie, om een areaal tijdelijk muur’ van Manderveen heeft wel een vergelijk- af te schermen of af te sluiten, niet uitsluiten. bare landschappelijke ligging. Ook daar ligt de palenrij dwars op de zandrug en loopt een beek- dal, dat van de Mosbeek, in. 15.10 De toekomst voor de Knegselse wallen

15.9 De vermoedelijke functie van lange wal en palissade Hoewel het onderzoek van de werkgroep op de Knegselse wallen vijf en twintig jaar geleden is , blijft het gegeven dat het dorp eeuwenlang om- Bekend is dat het gemeijnt eeuwenlang een be- ringd was interessant en uniek. We schatten dat langrijke economische functie vervulde voor de ongeveer een derde van het walsysteem zoals inwoners van de Kempen. Zo werden heideplag- aangegeven op afbeelding 15.1 nog aanwezig is. gen op de akkers gebruikt als meststof en turf Dit restant draagt een bijzonder bodemarchief in als brandstof. Het belangrijkste voorrecht voor zich en is daarmee ook kwetsbaar erfgoed. de inwoners van de dorpen bestond uit het laten Slechts een klein deel staat op bestemmings- weiden van vee (runderen, schapen) op het ge- kaarten als archeologisch waardevol aange- meijnt. Aan dit recht heeft de eigenaar, de her- merkt. We vrezen dan ook dat er in de loop der tog van Brabant, een aantal voorwaarden ver- tijd nog meer segmenten verdwijnen door bode- bonden. De hertog en diens plaatsvervangers mingrepen; egalisatie voor productiebossen van (vorster, rentmeester) eisten van de inwoners kerstdennen en coniferen, of mechanische hout- een omheining (‘banheijmselen’) om te verhin- kap met zwaar materieel brengt de aarden wal deren dat het op het gemeijnt grazende vee onherstelbare schade aan. schade aan de akkers zou kunnen toebrengen. Om het historisch belang van de wallen te on- Deze ‘banheijmselen’ moesten aan een reeks derstrepen en de bewustwording te stimuleren wettelijke bepalingen voldoen, anders zou de zou een deel gereconstrueerd kunnen worden rentmeester ze laten repareren op kosten van de zodat het voor belangstellenden duidelijk wordt dorpsbewoners. Roymans vermeldt dergelijke hoe de Knegselnaar eeuwenlang zijn akkers be- bepalingen in het keurboek van Bladel (Roymans schermde. et al. 1975, 97). Dit ‘kuerboeck’ is gedateerd op 10 juli 1598 en daarin wordt gesteld dat het ‘naer ouder gewoenten is opgericht en gemaeckt’. De vermelde bepalingen zijn dan ook ouder en kun- 262 —

Summary: Beatitude embraced by earth banks: Knegsel has been obtained. The system probably the Knegsel case study dates from 13/14th century when the duke of This contribution focuses on one specific case Brabant gave use customs of the common study situated in the south-eastern part of the grounds to the inhabitants. In 2002 the remains Netherlands. Twenty five years ago a group of of an intriguing row of wooden posts with a local historians made an inventory of earth banks length of over 150 meter was discovered. The still visible in the woody surroundings of the authors suggests that this wooden palisade can village of Knegsel. Three different types of banks be related to the earth bank system, as a more were distinguished. The most interesting kind is temporary obstruction, for instance for cattle a bank much larger and wider than the other exclusion. In this view, the system has multiple two. By digging cross-sections, studying functions; dividing earth banks between privately historical maps and combining these data with owned fields and common land, and a protective older and younger surveys information about the function. The Knegsel earth bank system is extensive earth bank system surrounding unique and valuable, worth to care for. 263 —

Literatuur

ASSELDONK, M. VAN (2003). KIKKERT, J.G. (1830-1834). THEUNISSEN, L. (1999). De Meierij ontrafeld: plaatselijk Bericht van de Tiendaagse Midden-bronstijdsamen- bestuur, dorpsgrenzen en be- Veldtocht: België en Noord- levingen in het zuiden van de stuurlijke indeling in de Meierij Brabant in de frontlijn, 1830- Lage Landen. Een evaluatie van van ‘s-Hertogenbosch, circa 1834, Rotterdam Ad. Donker het begrip ‘Hilversum-cultuur’, 1200-1832, Tilburg. Stichting (uitgave 1980). Leiden. Sidestone Press Leiden. Zuidelijk Historisch Contact Tilburg. MANDOS, H. & A.D. THEUNISSEN, M.J.J. & A.P.G. KAKEBEEKE (1971). De acht za- LIEBEROM (1993). Historische BEEX, G. (1957). Romeinse li- ligheden. De oude kern van de wallen in Knegsel. In: J. van den mes in Noord-Brabant? Kempen, Oisterwijk. Stichting Biggelaar, H. van Bruggen, J. Brabants Heem 9, pp. 56-63. Brabants Heem. van der Heyden, M. van Oosterhout & N. Rempkens HIJSZELER, C.C.W.J. (1952). NOOREN, M.J. (1987) Het ver- (red.), De Hooge Dorpen. 700 Grave-mounds near Knegsel leden van houtwallen in het jaar Vessem, Wintelre, Knegsel. (province of ). nationale park de Hoge Hapert/Eindhoven. Kempen Berichten van de Rijksdienst Veluwe. Arnhem. Druk, pp. 212-220. voor het Oudheidkundig Bodemonderzoek 3, pp. 26-27 ROYMANS, N., J. VAN DER THEUNISSEN, M. & L. HEYDEN, C. BAELEMANS & F. THEUNISSEN (2003). Een 150 HIJSZELER, C.C.W.J. (1963). VERACHTERT (1975). De m lange palissade in Knegsel. Kringgrepgrafveld “De Haar”, Negende Zaligheid. Een laat-middeleeuwse veeke- Manderveen, gem. Tubbergen. Cultuurhistorisch beeld van ring? In: De Heijmraeder 10-2, Vereniging tot Beoefening van Bladel en Netersel in de Acht pp. 3-10. Overijsselsch Regt en Zaligheden, VVV Bladel en Geschiedenis 78, pp. 5-13. Netersel, pp. 97-99. THEUWS, F. (1976). Palissaden (?) op de grens van gemeijnt en KAKEBEEKE, A.D. (1949): SANDEN, W.A.B. VAN DER akkergebied in de Kempen. In: Wallen in ons landschap, (1981). The urnfield and the Brabants Heem 28, pp. 143-147. Brabants Heem 1, pp. 7-11. Late Bronze Age Settlement Traces on the Haagakkers at St-Oedenrode (province of North Brabant), Berichten van de Rijksdienst voor het Oudheidkundig Bodem- onderzoek 31, pp. 307-328. 264 —

1 xxxxxxxx 265 16 De invloed van historische wallen — op de moderne topografie in de gemeente Barneveld, Gelderland Peter Schut

Het middeleeuwse erf Boeschoten als een van 16.1 Inleiding de fraaiste walsystemen in het bosgebied van de Veluwe. Een modern zwijnenraster beschermt de oorspronkelijke wildkering (…), waardoor het De afgelopen jaren hebben dankzij het provin- een, weliswaar bescheiden, toegevoegde functi- ciale project ‘Dansende bomen en oude bossen’ onele en ruimtelijke dimensie krijgt. de walsystemen in de Veluwse bossen veel be- De rand van het middeleeuwse goed Horselaar/ langstelling gekregen (Boosten e.a. 2010; Klein Espeet bepaalt nog steeds de begrenzing Zielman 2011; Dubbeldam 2011).82 Dit is vooral te van de nieuwbouwwijk Norschoten uit de tachti- verklaren vanuit het perspectief van zichtbaar- ger jaren van de twintigste eeuw. heid en de mogelijkheden tot behoud en toeris- De zestiende eeuwse Essener gemeente wal tische ontsluiting van deze cultuurhistorische heeft in de twintigste eeuw geleid tot een duide- elementen. Immers buiten de bossen zijn de res- lijke tweedeling bij de ontginning en verkaveling ten van deze wallen veelal verdwenen als gevolg van het gebied. van ontginningen, egalisaties etc. Door deze aandacht wordt echter soms vergeten dat ook Groot en Klein Boeschoten en Horselaar/Klein buiten de bossen niet alleen relicten van wallen Espeet horen bij de vroege cirkelvormige kamp- bewaard zijn gebleven, maar dat deze histori- ontginningen (Kroes 1985; 1998), terwijl de sche elementen bovendien voor een deel de Essener gemeentewal een andere functie heeft moderne ruimtelijke omgeving mede hebben gehad. Ondanks de functionele verschillen heb- 82 Met dank aan D. Veldhuizen vormgegeven. In onderstaande wordt aandacht (gemeentearchief Barneveld), J. Kardol ben zij de omwalling gemeen. In deze bijdrage (landschapscoördinator, gemeente besteed aan drie Barneveldse voorbeelden die wordt aandacht besteed aan de geschiedenis Barneveld) en J.D. van der Waals ieder op een eigen wijze hun stempel hebben (Amersfoort/Boeschoten) voor het van de genoemde erven, de functie van de wal- beschikbaar stellen van waardevolle gedrukt op het moderne landschap (afb. 16.1): len en de ruimtelijke betekenis in het huidige informatie.

Afb. 16.1 Ligging van de locaties B(oeschoten), H(orselaar/Espeet) en E(ssen) (Bron: Google). 266 —

Afb. 16.2a Boeschoten in 1807. Detail van kaartblad 18 van Garderen, M.J. De Man.

Afb. 16.2b De begrenzingen van de goederen Klein en Groot Boeschoten in 1832.

landschap. De oorsprong van de erven is daarbij beeld van een (deels) intact systeem om vervol- relevant omdat de status van de bewoners er gens in te gaan op het verdwenen erf van mede toe heeft bijgedragen dat deze grote er- Horselaar/Espeet. Ten slotte zal de Essener ge- ven werden omwald. Daarbij wordt eerst het meente wal worden beschreven. systeem van Boeschoten beschreven als voor- 267 —

16.2 Boeschoten 16.2.1 Het wildforstersgoed

Een van de best bewaarde en oudste kampont- Groot en Klein Boeschoten ten zuidwesten van ginningen op de Veluwe is die van Klein en Garderen worden in de historische bronnen voor Groot Boeschoten bij Garderen (afb. 16.2a en het eerst in 1326 als wildforstersgoederen van 16.2b). De beide goederen omvatten respectie- respectievelijk Wolter van Boschoten en Ricolt velijk ca. 48 en 39 ha inclusief enkele percelen van Boschoten (Van Winter 1962, 144; Hacke- buiten de omwalling. Het is bovendien een van Oudemans 1969, 146) vermeld.83 De splitsing de beste bewaarde wildforstersgoederen op de tussen beide goederen moet dus al eerder heb- Veluwe. Op de kaart van M.J. de Man uit 1805 is ben plaats gevonden. Een vermelding van deze herkenbaar als een cirkelvormige agrari- Heiwano de Boscoten (1246) wijst eveneens op sche enclave te midden van uitgestrekte heide- een oudere oorsprong.84 De leenman die dit velden. De ligging op de heide en later in het goed in leen had van de graaf later hertog van bos heeft ertoe bijgedragen dat grote delen Gelre was een beambte van de wildban. In totaal van het walsysteem bewaard zijn gebleven waren 12 wildforsters op de Veluwe aangesteld (Leenen 2005). die vielen onder de over-wildfoster van Middachten. Deze landsheerlijke ambtenaren

83 Opmerkelijk is dat op slechts 2 km afstand een tweede omwald wildforstersgoed (Koudhoorn of Hoerne) heeft gelegen, terwijl ook Wedichem niet ver weg ligt (Hacke-Oudemans 1969, 151-156). 84 http://www.barneveld.nl/ gemeentearchief/kronieken_3617/.

Afb. 16.3a Boeschoten. Grondgebruik in 1832 en walsystemen (bruin=bouwland; lichtgroen=grasland; Afb. 16.3b Boeschoten. Uitsnede donkergroen=bos; paars=heide; rood= bebouwing; gele lijn = wal) geprojecteerd op de Topografische Militaire Kaart van de Topografische Militaire Kaart van 1850. De wallen zijn gebaseerd op van der Waals 2010 aangevuld met het veronderstelde verloop op basis van De 1850. Man (gele gestippelde lijn).

268 —

waren belast met het toezicht op de bossen en tal brede onderbrekingen. Van der Waals neemt de wildstand (Nairac 1882, 9-11; Hacke- aan dat op deze plaatsen een hek of haag aan- Oudemans 1969, 72-86 en 107-111; Kroes 1985). wezig was. De wal lag in 1832 rondom de lande- Mogelijk heeft de wildforster ook een rol ge- rijen, inclusief percelen hakhout en heide, en speeld bij de veroordeling van Philipus van scheidde deze van de heide van het Maalschap Wessel in 1334 (of 1347) toen deze door jager- van Garderen af. Vermoedelijk markeerde deze meester Johan Haeckvoert bij Garderen werd wal het oorspronkelijke bezit en functioneerde veroordeeld (over de verschillende functies zie deze van oudsher als grenswal van het goed. van Winter 1962, 141-145; Hacke-Oudemans Volgens J.D. van der Waals gold daarbij het prin- 1969, 72-86 en 107-111): “omdat hij in columpna cipe ‘Wie de wal heeft, heeft de greppel’, waarbij Garderen een hinde had gestroopt, en zijne honden een hij zich baseert op Melis Schimmel de boer van ree hadden gevangen, wants mijns genadigen lieven Boeschoten van 1914-1953. Overigens is het Heeren hazen, veldhoenders en konijnen zullen nyet zuidoostelijk deel niet meer zichtbaar, maar de gevangen worden op verbeurte van lijf en goed” kaart van De Man laat zien dat de wal hier oor- (Nairac 1878, 13; Crebolder 2001, 11). De wildfor- spronkelijk doorliep. Waarschijnlijk is deze tij- ster moest ook op aanwijzing van de jagermees- dens het omzetten van de heide naar bos geëga- ter tijdens de jacht van de graaf met een kar vol- liseerd. Op de afbeelding is deze gestippeld gen om het geschoten wild naar een door de weergegeven. De binnenste ca. drie meter brede graaf aangewezen locatie te brengen. Ook waren wal ligt om het akkergebied met een greppel aan zij verantwoordelijk voor het innen van ruimgeld de binnenzijde. Wanneer deze wal diende als voor het gebruik van de woeste grond en wegen vee- of wildkering is de ligging aan de binnen- door derden. zijde opmerkelijk. De intermediaire wallen kun- Een interessante vraag is welke vorm deze vroege nen als bos- of houtwallen worden aangemerkt boerderijen hebben gehad. Was het primair een (Bouwer 2003, 120-123). Een mogelijke verklaring boerderij van waaruit de wildforster het gebied voor de compartimenten kan worden gezocht in beheerde en hij inkomsten verkreeg of moeten het akeren van varkens. Opmerkelijk is overigens we misschien denken aan een kleine woontoren dat het westelijke omwalde bosperceel een zoals die in Groesbeek is gevonden en in het bij greppel aan de buitenzijde lijkt te hebben gehad. Berg en Dal gelegen Watermeerwijk wordt veron- De wortels van de veelvoorkomende adelaars- dersteld (Mooren 2006; Schut 2006, 234-235). varen in deze percelen zijn nog steeds een ge- De naam Boeschoten geeft in ieder geval enig liefd voedsel van de zwijnen waardoor de laatste houvast voor wat betreft het oorspronkelijke resten van de wallen worden bedreigd. uiterlijk. De naam is afgeleid van Boe- (boede of Over de ouderdom van de wallen is niets be- kleine behuizing) en -schoten (afgeperkte ruimte kend, behalve dat de buitenste wal gezien de in een besloten ruimte brengen).85 Weliswaar aanduiding op de kaart van De Man ouder moet staat niet vast dat het wallensysteem uit deze zijn dan 1805. Aangezien deze wal tevens de be- periode dateert, maar de vraag is op welke wijze grenzing van het goed markeert, mogen we aan- en in welke omvang de ontginning midden op de nemen dat deze grens al van hoge ouderdom is. heide anders zou zijn afgeperkt. Het perceel heide aan de noordzijde, waarvan in 1832 het westelijke deel als heide met struiken wordt aangeduid en het oostelijke deel als hei- 16.2.2 Het walsysteem de, wordt in 1850 aangemerkt als bos (afb. 16.3b). Overigens is de scheiding tussen bos en heide/bos niet altijd scherp te trekken. Dat niet Het walsysteem zoals in 1936 door J.C. alle wallen van grote ouderdom hoeven te zijn, Nachenius is beschreven bestaat uit twee min of blijkt uit de wal van het naastgelegen Bato’s erf. meer concentrische wallen die verbonden zijn Deze is in opdracht van de eigenaar in 1840 door met tussenwallen die het gebied in een aantal o.a. Wolbers uit Koudhoorn opgeworpen (Van compartimenten verdelen (afb. 16.3a) (Van der der Waals 2010).86

85 www.gtb.inl.nl Waals 2010). De buitenste nu nog ca 5 meter De staat van de wallen is als gevolg van het 86 Onder verwijzing naar het dagboek van brede en 0,50 m hoge wal heeft aan de buiten- wroeten van wilde zwijnen en regenwatererosie C.E. van der Waals-Nachenius: mededeling van kleinzoon van zijde een greppel wat op een wildwerende func- de afgelopen 35 jaar sterk achteruit gegaan. genoemde Wolbers. tie wijst. Er bevinden zich in deze wal een twee- Enkele jaren geleden is een zwijnenraster ge-

269 —

Afb. 16.4 Kadastrale minuut kaartblad Barneveld, Esveld C01 (1832).

Afb. 16.5 Detail van de “Caerte van het Horseler Block” (de Horselaartiend) onder Barneveld door G. Passavant uit1697 (Bron: Gelders Archief 0012 Gelderse Rekenkamer inv.nr 1506) 270 —

plaatst waardoor verdere erosie wordt voorko- altijd dezelfde vorm heeft gehad en hetzelfde men. Bovendien zijn de beschadigde delen ge- gebruik. Van de drie boerderijen die ten zuiden consolideerd. Door de plaatsing van het raster van de Kleine Barneveldse Beek lagen is wordt niet alleen de wal beschermd, maar wordt Horselaar de grootste (30 ha), gevolgd door ook weer een nieuw ruimtelijk element toege- Klein Espeet (18 ha). De landerijen van Groot voegd aan het walsysteem, waarmee het gezien Espeet (18 ha) liggen in 1697, met uitzondering de oorsprong als wildkering een weliswaar be- van ca. 1 ha, grotendeels buiten de cirkelvormige scheiden extra functionele dimensie krijgt. kampontginning. Let wel het gaat hierbij uitslui- tend om de bezittingen binnen de ronde kamp- ontginning. Landerijen buiten de enclave zijn 16.3 Horselaar/Espeet buiten beschouwing gelaten. De blokverkaveling is daarmee verklaard, maar hoe zit het met de agrarische enclave binnen dit Kaartblad Barneveld Esveld C01 van de kadas- laat ontgonnen gebied? Daarvoor moet eerst stil trale minuut van 1832 laat een opvallend verka- worden gestaan bij de oorsprong van beide er- velingspatroon zien (afb. 16.4). Te midden van ven. Over de identificatie van het goed Horsler is een gebied met regelmatige blokverkaveling ligt in het verleden verwarring ontstaan omdat deze een opvallende ronde enclave behorend bij de ook als Harsler wordt vermeld. Dit levert verwar- boerderijen Horselaar en Klein Espeet (zie over ring op aangezien we in Barneveld te maken de eigenaren: Van Veldhuizen 2007). De eerste hebben met twee verschillende goederen die naam is te herleiden van hors en heeft mogelijk soms met dezelfde naam worden aangeduid. betrekking op horst in de betekenis van ‘stuk, Illustratief is dat Slicher van Bath onder het streek van hoogen (hoogeren) grond, gemeente- Buurtschap Harselaar twee documenten ver- lijk zandgrond, al of niet met laag hout begroeid meldt (Slicher van Bath 1952, 40-41, nrs. 220 en of door (laag) hout omgeven’. Laar betekent 221) die volgens Wartena betrekking hebben op ‘open ledige plek met name in een bos’. De term Horselaar (Wartena 1968, 13, nr. 220). laar (ler) is overigens een veelvoorkomende be- Opmerkelijk is overigens dat Slicher van Bath in naming voor boerderijen in de Gelderse Vallei. zijn index Harselaar wel heeft opgenomen met De naam Espeet is mogelijk afkomstig van spa- tussen haakjes Horselaar. Alleen door naar de de, dat op een ontginning zou kunnen wijzen. 87 context van beide toponiemen te kijken kunnen we zekerheid krijgen. Harselaar hoort namelijk bij het kerspel Voorthuizen en Horselaar bij het 16.3.1 De historische achtergronden kerspel Barneveld.89

De blokverkaveling in het bijzonder aan de west- 16.3.2 Horselaar zijde van de genoemde goederen hangt samen met de landschappelijke ligging in een vlak en nat gebied. De ontginning was vooral gericht op het In 1325 wordt in de Grafelijke Herfstbede al een ontwateren van het gebied door middel van een duidelijk onderscheid gemaakt tussen Horselaar regelmatig patroon van sloten, waardoor de en Harselaar en worden de beide erven blokverkaveling is ontstaan. Deze verkaveling da- Horselaar en Espeet genoemd. Deze herfstbede teert van na 1700 getuige enkele kaarten uit 1697 wordt betaald door de hoeven Essen, Espeet, van G. Passavant en 1709 van I. van de Heuvel Estveld, Nosschoten en Horselaar ten oosten, en waarop de verkaveling nog niet is weergegeven Harselaar, Surksum, Otelaar en Dronkelaar, en het gebied nog grotendeels onontgonnen was Bylaar en Brielaar, Hurksveld en Glind, (afb. 16.5).88 Aan de oostzijde sluiten de genoem- Bitterschoten, Schaffelaar, Schoonderbeek en de erven overigens aan op enkele andere goede- Malkenhorst ten westen van het dorp Barneveld. 87 www.gtb.inl.nl ren die een andere verkaveling laten zien. Bij Voorthuizen wordt dan ook nog, als enige, 87 Gelders Archief, Gelderse Rekenkamer K233 (inv.nr. 1506). De geschiedenis van beide boerderijen en daar- Dusschoten vermeld (Prins 1982, 125). 87 Het kerspel Barneveld dateert van voor mee de ontginning van dit gebied vindt zijn oor- Uit de volgende passage blijkt dat in 1432/1433 1389. De kapel van Voorthuizen wordt Wolf van Horseler uit horigheid wordt ontslagen voor het eerst vermeld in 1031, het sprong in de Late Middeleeuwen en mogelijk kerspel in 1402; Hoogeboom 1978,18. nog iets eerder. Het is natuurlijk de vraag of het en een vrij dienstman en het goed een vrij tijns- 271 —

goed werd: “Item Wolff van Horsseler, Geertruyt uxor, in Groot en Klein Espeet. Onduidelijk is of Espeet cum prolibus, vaightluyden van den guede Horsseler, daarvoor al bestond uit het oostelijke deel (het dat myn genedige here van den vaighdyen gevryet heft latere Groot Espeet) en het westelijke deel dat ende sy tot diensluyde ontfangen, dat gelden plach to binnen de genoemde ronde enclave lag (Klein brievinge 2 lb., valet vier blauwe guldens, die gerekent Espeet). ad 20 gr. ind een voederkoorn ad 18 groten.’ Belangrijk De relatie tussen Groot en Klein Espeet wordt daarbij is een aantekeningen in de marge: ‘Tgoet benadrukt door enkele kleine percelen van Klein Horsseler is een abtzgoet van Paderborn. En is to weten Espeet die in 1832 op het erf van Groot Espeet dat alle des abtz goiden op Veluwen zyn horige goiden.. liggen. Opvallend is dat Groot Espeet tegen, ende is to weten dat alle goiden op Veluwen gelegen ind maar net buiten de kern van de enclave ligt. gehoerig totten krommen stave, dair is die ffurst als Bovendien liggen binnen de genoemde enclave, hartouch van Gelre etc. erffvaight aver. Ind dit is bewys- met uitzondering van één akker, geen eigen- selick mytten claerbouck ut infra suo loco, ind hier befint dommen van Groot Espeet. Het is om deze re- men, dat dyt guet is gefryet per dominum ducem van den niet uitgesloten dat Klein Espeet het oor- der vaighdyen” (Van Schouwen 1909, 31; Slicher spronkelijke Espeet was. van Bath 1952, 80-88).90 Een ander opvallend verschijnsel is dat de Uit bovenstaande blijkt dat Horselaar een horig Horselaar en Klein Espeet ogenschijnlijk tot een abtsgoed was waar de hertog van Gelre als erf- organisch geheel behoorden. Wanneer Horselaar voogd over beschikte. Aangezien de horige abts- inderdaad de oudste is, is het niet uitgesloten goederen tot de oudste goederen behoorden, dat Espeet daarvan in de dertiende of vroege betekent dit dat de oorsprong van dit goed van veertiende eeuw is afgesplitst. Hoe interessant voor 1200 dateert. Het is niet ondenkbaar dat de het ook is om het historische schilderij zichtbaar oorsprong teruggaat op de tiende-eeuwse bezit- te maken, in dit kader gaat het vooral om de be- tingen van Wichman van Elten. In ieder geval grenzing ofwel de ‘lijst’. was het zijn kleinzoon Meinwerci die in 1031 het klooster Abdinghof heeft gesticht en daar diver- se goederen van zijn moeder AdeIa inbracht. 16.3.4 De begrenzing van het goed Horseler wordt bovendien ook aangeduid als een Werdens goed, dat blijkbaar op een later moment (ten dele?) is overgenomen door Het middeleeuwse goed Horselaar wordt aan de Paderborn.91 Dit zou zelfs op een hogere ouder- noordzijde begrensd door de Kleine Barneveldse dom kunnen wijzen die terug kan gaan tot in de beek die de ronde vorm aan de noordzijde be- negende eeuw. 92 paalt. Uit de eerder genoemde kaart van 1697 blijkt dat de westelijke grens eveneens door een kleine natuurlijke watergang werd gevormd, die 16.3.3 Espeet in de noordwesthoek op de Kleine Barneveldse beek uit kwam. Aan de zuidzijde vormt de enigs- zins grillig lopende Espeeter wal de grens die in De vermelding uit 1320 van een zekere Didderic het oosten wederom op de Kleine Barneveldse ter Espet is mogelijk de oudste verwijzing naar beek aansluit. dit goed. In ieder geval wordt het in 1325 ver- Deze Espeeterwal vormt tegelijkertijd de noord- meld in een document dat de hoeven vermeldt grens van het goed Klein Espeet terwijl aan de die de hertogelijke herfstbede schuldig zijn (Prins zuidzijde de ‘Espeeter úijtwegh’ ligt die in het 90 westen aansluit op de ‘Arnhemse wegh’. De ne- www.barneveld.nl/gemeentarchief/ 1982, 125 e.v.). Oorspronkelijk behoorde het kronieken_3617, zie aldaar voor verdere eveneens tot de bezittingen van Paderborn, gentiende-eeuwse kaarten laten zien dat de verwijzingen; In 1458 wordt Ricolt van Espeeter úijtweg voorzien is van een houtsingel Horseler door Henrico d’Wrede gevrijd maar blijkbaar is het heerengoed al vroeg onder op basis van ‘thyn loot sylvers’ zie Liborius voogdij van Gelre gekomen (Slicher van Bath of wal die naadloos aansluit op die van Molitor, Kelnarijarchief, bloknr. 0324, Horselaar en die het geheel de ronde vorm geeft. inv.nr 39; met dank aan P. Bijvank. 1952, 40 no 217; de Jonge & van den Enk 1990, 91 Volgens een aantekening van Liborius 66-67; Steinmeier 1993, 213,1665-10 en Deze houtsingel sluit aan de oostzijde aan op de Molitor (1713) bij de lijst met gevrijde zuidelijke begrenzing van Groot Espeet die vol- goederen. 225,1678-10). In 1575 werd het opnieuw vermeld 92 Paderborn kreeg voor 1559 de laatste toen Hessel Broenisse toestemming kreeg om gens de kaart van Passavant uit een wal bestaat. Werdense bezittingen in eigendom, op dit goed bomen te kappen.93 Het is daarom aannemelijk dat ook de genoem- Slicher van Bath 1952, 4. Uiterlijk in de 93 www.barneveld.nl/gemeentearchief/ zestiende eeuw lijkt het goed te zijn opgedeeld de weg op of naast het verlengde van deze wal kronieken_3617 kroniek zestiende eeuw. 272 —

Afb. 16.6 Grondgebruik Horselaar en Espeet in 1832. (bruin=bouwland; lichtgroen=grasland; donkergroen=bos; paars=heide; rood= bebouwing; gele lijn = wal) geprojecteerd op de Topografische Militaire Kaart van 1850.

lag. Interessant is overigens dat op de genoem- scheijden campen 13 mld. geseijs, 4 mld., 11/2 schepel de kaarten beide boerderijen samen zijn aange- haverlants, 91/2 mrg. heetfelts. Opdit guet staet een duid als Espeet en dat de omkadering de samen- huijs van 5 gebont, 2 bargen, een schuirken ende om die hang onderstreept. saelwehr sestich opgaende taemelicke swaere eicken Binnen de omwalling lagen de landerijen die boemen (De Jonge & van den Enk 1990, 67). Het verschillende functies hadden. In 1697 bestond zeventiende-eeuwse beeld lijkt deels af te wij- het grootste deel van Horselaar uit ‘plagvelt’ en ken van het grondgebruik in 1832 toen een deel in mindere mate uit akkers, terwijl ook een van Groot Espeet uit heide en grasland bestond ‘paerde weij’ wordt vermeld. Klein Espeet be- (afb. 16.6). Blijkbaar was met name schapenteelt stond hoofdzakelijk uit een perceel dat wordt een belangrijke bezigheid getuige ook de aan- aangeduid als Espeeter laaghveld wat op gras- wezigheid van twee schaapskooien. Horselaar land of heide wijst. Op de kadastrale minuut van had bovendien ook zijn eigen schaapherder 1832 is het oostelijke deel echter in gebruik als Gijsbert Gerritsen Sandsteeg (1760 Lunteren - bouwland. Groot Espeet lijkt in de zeventiende 1826 in Barneveld) die in 1812 zijn naam aan- eeuw voor een groot deel uit bouwland te be- nam.94 Het grondgebruik is hier vooral relevant staan. Het is niet zeker op welk van de beide er- in relatie tot de functie van de wal. De aanwezig- ven de volgende beschrijving betrekking heeft, heid van grote delen heide en grasland wijzen maar de vermelding van de bomen en akkers 94 Gemeente archief Barneveld, naast een functie als grenswal op een gedeelte- actenummer 252. wijst mogelijk op Groot Espeet: De grootte: in ver- lijk veekerende functie. 273 —

Boekweitakker een herinnering aan de voorma- 16.4 De begrenzing van de goederen in lige beekloop, terwijl de oost- en zuidgrens ge- de nieuwbouwwijken vormd worden door de Espeterweg (gedeeltelijk samenvallend met de voormalige Espeter úijt weg). Een bomenrij die vanaf de Espeterweg net De goederen Horselaar en Espeet zijn twintig jaar ten noorden van de rotonde op de Dr. Willem geleden volledig verdwenen onder de nieuw- Dreeslaan aansluit, markeert hier het voormalige bouwwijk Norschoten en het westelijke deel on- wegtracé. Een daarop aansluitende bomenrij aan der het industriegebied De Valk (afb. 16.7). de westzijde van de rotonde is het enige restant Overigens een opmerkelijke naam voor een wijk op het bedrijventerrein De Valk van de zuidwes- die grotendeels buiten het middeleeuwse goed telijke begrenzing. Een korte bomensingel die uit- Norschoten ligt. Wanneer we naar de huidige to- komt op de Röntgenstraat maakt geen onderdeel pografie kijken, is de begrenzing van de beide uit van de grenswal, maar is het laatste restant goederen, ondanks dat de verkaveling nagenoeg van een houtwal van het goed Horselaar (zie afb. geheel is verdwenen onder de moderne woon- 16.7). Het is het enige relict van de verkaveling wijk, nog steeds herkenbaar in de contouren van binnen de grenswal. Wel zijn de locaties van Klein deze wijk: de bewaarde ‘lijst’ waarvan het histo- Espeet (huidige Espeterhoeve) en Groot Espeet rische schilderij verloren is gegaan. Het gaat samen met enkele perceelsgrenzen bewaard ge- daarbij met name om de Kleine Barneveldse bleven. Van de verdwenen boerderij Horselaar die beek en de voormalige Espeter uitweg. stond ter hoogte van de Haverakker zijn geen In het noorden vormt de waterpartij langs de sporen meer bewaard gebleven.

Afb. 16.7 Horselaar/Espeet. De moderne topografie (rood)geprojecteerd op de kadastrale minuut van 1832 (zwart). De Espeter wal en de veronderstelde wal langs de Espeterweg zijn in geel aangeven. De houtsingel als herinnering aan de oude verkaveling in groen. De drie boerderijen zijn gemarkeerd met rode sterretjes. 274 —

Van de topografie van beide goederen is alleen wallensysteem in het heide/bosgebied tussen de rand bewaard gebleven. Wel herinneren de een buiten- en binnenwal, terwijl in Horselaar/ straatnamen van de wijk Norschoten aan het Espeet de verschillende percelen voorzien zijn ‘rijke’ agrarische verleden van het gebied. Dat van deels achttiende-eeuwse houtwallen. we de misschien wel 1000 jaar oude begrenzin- Op de wallen in Boeschoten staan oude eiken en gen van Horselaar/Espeet nog steeds kunnen beuken, terwijl rond 1900 nog sprake was van herkennen is slechts aan één omstandigheid te een meidoornhaag in de onmiddellijke omge- danken: de eigendomsverhoudingen. Toen de ving van de boerderij (van der Waals-Nachernis nieuwe wijk werd gepland en de gronden wer- 1976, 9). Ten noorden van Groot Espeet staan den aangekocht van de betreffende agrariërs, langs de Espeterweg op een smalle strook die in bepaalden de eeuwenoude eigendomsgrenzen 1832 nog als heide staat vermeld hoofdzakelijk tevens de begrenzing van de nieuwe wijk. populieren. Rond de boerderij zijn nog eiken- houtopstanden aanwezig, terwijl richting Klein Zoals boven vermeld waren beide goederen be- Elspeet en de Valkseweg nog groepjes en soli- grensd door een beek of een wal, waarbij wordt taire eiken voorkomen. Langs de enige overge- aangenomen dat de Espeter úijt weg eveneens bleven voormalige kavelgrens die hierboven (grotendeels?) uit een wal bestond of daaraan wordt vermeld staat een jonge houtsingel (jonge parallel liep. Over het uiterlijk van de genoemde eiken, elzen en meidoorns en veldesdoorn) met wallen is niets bekend. Aangezien de erven in een een aantal oude wilgen. De hierna besproken nog grotendeels onontgonnen streek lagen mar- Essener gemeente wal is hoofdzakelijk voorzien keerden de wallen de grens van de goederen en van eiken. hadden zij een gecombineerde functie; grenswal Het grootste verschil tussen Boeschoten en en wild- en veekering. Een wal met aan weerszij- Horselaar is echter de hedendaagse ruimtelijke den een greppel lijkt om deze redenen aanneme- inbedding: een potentieel monument versus een lijk, hoewel Boeschoten laat zien dat een greppel moderne wijk. aan alleen de buitenzijde kan hebben volstaan. Over de afmetingen van de verschillende wallen en begeleidende greppels in Horselaar/Espeet is 16.5 Essener gemeente wal niets bekend. De buitense wal in Boeschoten is ca. 5 meter breed en heeft alleen een greppel aan de buitenzijde. De wal van Gerven (Putten) is ter Op de kaart van M.J. de Man uit 1805-1812 van vergelijking 7 meter breed (Bijvank 2012). de Veluwe is tussen Essen en Kootwijkerbroek Vanzelfsprekend kan zonder archeologisch on- midden op de heide een rechte lijn herkenbaar derzoek niet worden vastgesteld wat de oor- (afb. 16.8). Deze lijn geeft de ligging van de zoge- spronkelijke breedte van de wal en greppel(s) naamde Essener gemeentewal aan. De naam was, waarbij het volume van de greppel een indi- van boerderij ‘het Walhuisje’ evenals de huidige catie kan geven van dat van de wal. Over de da- Walhuisweg herinneren aan dit historische lijn- tering van de grenswallen kan op dit moment element. Op de kadastrale minuut van 1832 niets met zekerheid worden gezegd. Aangezien wordt deze zes kilometer lange wal over de ‘ge- zij de bezittingen begrensden, is een middel- meyne gronden’, waarvan de oorsprong in ieder eeuwse oorsprong echter waarschijnlijk. geval teruggaat tot de zestiende eeuw, de Naast enkele overeenkomsten zijn er ook ver- Essener gemeentewal genoemd (afb. 16.9) schillen tussen de beide erven. Evenals (Schut in druk). Horselaar/ Espeet behoort ook Boeschoten tot de De wal zou in 1565 zijn opgeworpen door de in- oudste historische ontginningen in Barneveld. De woners van Essen naar aanleiding van een con- landschappelijke ligging op een stuwwal wijkt flict met de inwoners van Kootwijkerbroek over echter sterk af van de ligging van Horselaar/ het gebruik van de mheent. Daardoor kennen Espeet dat in de laaggelegen dekzandvlakte ligt. we ook de functie als grenswal tussen twee Toch zijn er enkele overeenkomsten in vorm en buurtschappen. Het kan echter vanwege een grootte (Klein en Groot Boeschoten binnen de oud recht van de bewoners van Kootwijk niet buitenwal: 69 ha waarvan 28 ha bos en heide en worden uitgesloten dat deze grenswal al ouder Horselaar/Klein Espeet 47 ha waarvan 10 ha hei- is. In 1534 mochten de inwoners van Kootwijk de). Boeschoten kent een gecompartimenteerd namelijk 20 paarden op de Essener Meent laten 275 —

Afb. 16.8 Essener gemeente wal. Detail van kaartblad 11, Barneveld, M.J. De Man 1805. grazen (Heidinga 1984, 66). Dit betekent dat de tevens de tweede functie als veekering wordt meent wel voorzien moet zijn geweest van een aangegeven. De greppels aan weerszijden had- omheining in een of andere vorm, want anders den vermoedelijk niet alleen tot doel om het vee zouden de paarden immers tot aan Garderen en van Essen binnen het Essener territorium te hou- verder kunnen lopen. De gebruikelijke vorm den, maar ook om het vee van Kootwijkerbroek daarvoor was een wal met greppels, waarmee en eventueel wild buiten te houden.

Afb. 16.9 Grondgebruik in Essen in 1832. 276 —

Gezien de voor landweren late datering is het de de Essener heide wal genaamd”. Of dit betekent dat vraag of de Essener wal ook gefungeerd heeft als de bijbehorende wal al is verdwenen of dat deze landweer (Brokamp 2007). Wel zal een dergelijke hier alleen uit een sloot bestond, blijft onduide- wal in beperkte mate ongenode gasten gehin- lijk. Ook is er sprake van een Kootwijker- derd hebben bij hun opmars. Uit de omgeving broeksche heide wal die in het zuidoosten aan- van Barneveld zijn uit historische bronnen wel sluit op de Essener gemeente wal (afb. 16.9). De landweren bekend. Deze werden aangelegd in Gardenbroekse heidewal bij Stroe, waar ook verband met de voortdurende conflicten in dit boerderij de Wal aan herinnert, vormde in 1832 grensgebied tussen het bisdom Utrecht en het de grens tussen het ontgonnen gebied en het hertogdom Gelre. Een tekst uit 1421 illustreert onontgonnen gebied. 96 Deze lijkt daardoor een het doel van deze wallen. “Doe sij daer quamen, (deels) andere functie te hebben gehad dan de doe wonnen sij hem die lantweer af die te Barnevelt ge- Essener gemeentewal, namelijk primair als wild- maeckt was, roofden en branden dat dorp te Barnevelt wal. Hoe het ook zij, uiteindelijk hadden zowel ende veel datter bijstont, ende onlange daerna togen de inwoners uit Kootwijkerbroek en Essen be- die van Utrecht ende van Amersfoerde in die Veluwe, lang bij deze grenswal. Een vermelding van een branden en roofden ter Schuer ende Voorthuijsen ende geschil tussen de geërfden van Kootwijker broek dat dorp te Putten, ende deden dair groote schade.”95 en die van Essen uit 1696 laat dit duidelijk zien: Bij de opgraving in Harselaar West-west zijn “Partijen zijn overeengekomen dat de oude wal of sloot twee parallelle greppelsystemen gevonden die tussen het Essense malenveld en het Puijrveen, door worden geïnterpreteerd als landweer (Brouwer mannen van weerszijden zal opgemaakt worden en re- 2012, 14-16 en 142-144). gelen voorts de wijze waarop van weerszijden plaggen mogen worden gemaaid en vee geweid en geschut.”97 In de omgeving van Kootwijkerbroek en Essen Blijkbaar was de wal in een slechte staat geraakt, kwamen overigens meer walsystemen voor die maar vond men onderhoud nog steeds noodza- op andere plaatsen werden aangeduid met de kelijk. Interessant daarbij is dat er sprake is van algemene term heidewallen. “Het Proces-Verbaal een wal of sloot. Vast staat dat in ieder geval een der verdeeling van het grondgebied der gemeente groot deel bestond uit een wal met aan weerszij- Garderen in sectien” spreekt aan het begin van de den een sloot. Het kan niet worden uitgesloten negentiende eeuw bij sectie E Kootwijksche Veld dat de wal op sommige plaatsen al was verdwe- van “eene sloot lopende in onderscheidene wendingen, nen waarbij net zoals tegenwoordig vanwege de

95 www.barneveld.nl/gemeentearchief/ kronieken_3617 kroniek vijftiende eeuw. 96 Verschillende boerderijnamen rond Barneveld herinneren aan de aanwezigheid van wallen (o.a. Burgwal, Het Klaphek en De Wal). 97 Gelders Archief Arnhem, Reces- en Accoordenboek, I, 3; mededeling G. Crebolder. Afb. 16.10 Ligging van de wal in de huidige topgrafie (luchtfoto: gemeente Barneveld)

277 —

afwatering alleen een sloot behouden was. In de twintigste eeuw is de natte heide verdwe- nen en kort voor 1890 is ten zuiden van de wal een nieuw wegenstelsel aangelegd waarbij te- vens de ontwateringgreppels zijn gegraven waarmee de hoofdlijnen van het huidige land- schap zijn vastgelegd.(afb. 16.10).98 De wal heeft daarbij richting gegeven aan het nieuwe pa- troon. De meeste elementen staan haaks op of lopen parallel aan de Essener gemeentewal. Het is duidelijk dat het hier een planmatige ontgin- ning betreft. Dit in tegenstelling tot het Kootwijkerbroekse deel. Hier is de heide pas na 1920 ontgonnen, waarbij het wat grillige verka- velingspatroon de indruk geeft dat hier sprake is van een organisch gegroeid bezit. Het best bewaarde deel van de wal is te vinden tussen de Essenerweg en de Laageinderweg waar de wal over een lengte van een kilometer be- waard is gebleven (afb. 16.11). De weliswaar afge- vlakte wal met aan weerszijden sloten valt mede op door de bomen op de wal,99 zoals die ook al door De Man werden aangegeven. Op luchtfoto’s en kaarten is de wal ook op andere plaatsen her- kenbaar. Bijzonder is dat de herinnering aan de voormalige wal nog steeds bestaat als gevolg van de kadastrale indeling en de grens tussen bovengenoemde microlandschappen markeert.

16.6 Tot slot

Bovenstaande voorbeelden Horselaar/Espeet en de Essener gemeente wal geven aan dat ook buiten de bosgebieden restanten van verschil- Afb. 16.11 Restant van de Essener gemeente wal langs de lende soorten walsystemen bewaard zijn geble- Essenerweg met aan beide zijde de greppel. ven of tenminste hun sporen hebben nagelaten in de huidige verkaveling. Boeschoten en Horselaar/Espeet vertonen historisch, qua vorm en functie grote overeenkomsten. De laatst ge- noemde erven en de Espeter gemeente wal zijn echter (grotendeels) niet meer fysiek aanwezig, maar hebben wel richting gegeven aan de mo- derne topografie. De historische bezitsverhou- een eerste aanzet. Het is wenselijk om te onder- dingen zijn daarbij bepalend geweest. zoeken of er aanwijzingen gevonden kunnen Boeschoten is van een andere orde. In het kader worden of de oudste Barneveldse goederen van behoud en beheer zorgt een modern zwij- voorzien waren van grenswallen en of deze mo- nenraster voor de bescherming van met name gelijk de oorspronkelijke begrenzing markeer- de grenswal die tevens een wildkerende functie den. Bovendien zijn er misschien ook andere heeft gehad. Deze afscheiding geeft de wal te- voorbeelden waarbij de historische landschaps- 98 Vergelijk de Bonnekaarten van 1870 vens een nieuwe maar bescheiden ruimtelijke -1932. elementen bepalend zijn geweest voor de mo- 99 De wal is ca 10 jaar geleden abusievelijk dimensie. Deze bijdrage is vooral bedoeld als derne topografie. afgegraven.

278 —

Summary: Historical earth walls influencing modest, an extra functional and spatial modern topography in the municipality of dimension. Barneveld (province of Gelderland). In the case of the Essener gemeente wal (‘Essen In this paper three cases are presented of common dike’) an earth wall was erected in 1565 historical earth walls influencing present-day by the inhabitants of Essen. The immediate topography. In the municipality of Barneveld cause was a conflict with the neighbouring (province of Gelderland) remains of partly hamlet of Kootwijkerbroek. The earth bank had medieval embankments are present. These to prevent cattle from crossing the border. relicts influenced modern topography because Ditches on both sides suggest that the they follow old property borders. embankment also served to keep out wild The history of Boeschoten, originally a animals. Although as a landscape element it wildforster’s property owned by the count of almost complete vanished during the late Guelders, goes back to the thirteenth century. It nineteenth century, it influences topography was an isolated farmstead bordered by a double until the present day. embankment. The outer earth wall marked the The last case shows how the medieval farms of property as a whole while the inner Horselaar and Espeet, probably originally embankment enclosed the arable land. The zone belonging to an estate of the monastery of in between was covered with woodland and Paderborn (Germany), formed a circular enclave heath land. Intermediary earth walls subdividing within wet heath land. Their borders were this zone are probably related to the various marked by earth banks and a small stream. uses of this woodland and heath land, such as Some 30 years ago the building of a new housing feeding pigs (‘akeren’) and sheep. The border estate and industrial envelopment destroyed embankment of Klein Boeschoten (‘little most of the historical relicts. Although the Boeschoten’), which also functioned to keep out topography has completely changed, the former wild animals, is nowadays protected by a fence border of this estate is still visible in the present- to prevent damage to the embankment by wild day landscape because the owners sold their boar. This modern addition gives it, though estates as a whole. 279 —

Literatuur

BIJVANK, P.(2012). De zoek- DUBBELDAM, R. (2011). LEENEN, M. (2005). Houtwallen tocht naar boerderij Middel Wildwallen: eigenaardige lij- op Klein Boeschoten. Gerven. Over Eltens en nelementen in het landschap, Wageningen, (scriptie Leer- Paderborns grondbezit. http:// Nieuwe Veluwe, 2011-04. stoelgroep Sociaal Ruimtelijke historischgeografischeartike- Analyse). len.files.wordpress. HACKE-OUDEMANS, J.J. com/2012/05/artikel-middel- (1969). Bijdragen tot de ge- NAIRAC, C.A. (1878). Een oud gerven.pdf. schiedenis van de Veluwe en hoekje der Veluwe door een andere onderwerpen. Nijkerk, plattelands burgemeester, BOOSTEN, M., M. VAN G.F. Callenbach. Barneveld. (herdruk 1974). BENTHEM & P. JANSEN (2010). Wallen van de Veluwe: aan- HEIDINGA, H.A. (1984). De NAIRAC, C.A. (1982). Nog een dachtspunten voor beheer en Veluwe in de Vroege oud hoekje der Veluwe, historische referenties voor di- Middeleeuwen. Aspecten van Barneveld (herdruk 1974). verse waltypen. Wageningen, de nederzettingsarcheologie Stichting Probos. van Kootwijk en zijn buren. PRINS, A.H.J. (1982). Jan van Amsterdam (dissertatie UVA). Schaffelaar. Requiem voor een BOUWER, K. (2003). Een nota- Gelders Ruiter. Schaffelaar- bel domein. De geschiedenis HOOGEBOOM, L.A. (1978). reeks 12. Barneveld, BDU. van het Nederrijkswald. Rondom twee torens. Utrecht, Matrijs. Geschiedenis van het SCHOUWEN, G.A. VAN (1909). Christendom te Barneveld en De Kelnarij van Putten. BROKAMP, B. (2007). Voorthuizen. Schaffelaarreeks Onderzoek naar den rechtstoe- Landweren in Nederland, 5. Barneveld, BDU. stand harer bezittingen. Utrecht (doctoraalscriptie Leiden. Historische Geografie JONGE, E. DE & B.J. VAN DER Universiteit Utrecht). ENK (1990). De herengoederen SCHUT, P.A.C. (2006). Berg en op de Veluwe. Deel 1 De heren- Dal-Watermeerwijk (NL): Der BROUWER, M.C. (2012). goederen in de gemeente Ede spätmittelalterliche Wohnturm Barneveld Harselaar West- en Barneveld. Veluwse auf der Insel De Pol. In: Der west. Archeologisch onder- Geslachten publicatie 257. Niederrhein zwischen Xanten zoek. ’s-Hertogenbosch, BAAC und Nijmegen, Führer zu ar- rapport A-09.0252. KROES, J. (1985). De histori- chäologischen Denkmälern in sche nederzettingsstructuur Deutschland 47, 234-235. CREBOLDER, G. (2001). van Garderbroek (gem. Garderen in de loop der eeu- Barneveld). Utrecht (manus- SCHUT, P.A.C. (in druk). wen. Fragmenten uit de ge- cript). Kootwijkerbroek, het lezen van schiedenis van Garderen. In: G. de ondergrondse geschiedenis. Crebolder, Garderen, baken in KROES, J. (1998). De middel- Barneveld, BDU. het groen. De geschiedenis van eeuwse kampontginningen in een Veluws dorp, Schaffelaar- de Gelderse Vallei. Bijdragen en SLICHER VAN BATH, B.H. reeks 29, 11-24. Barneveld, Mededelingen Vereniging Gelre (1952). Het archief van de kelna- BDU. 89, 24-49. rij van Putten. ’s-Gravenhage. 280 —

STEINMEIER, E.L., (1993). WAALS, J.D. VAN DER (2010). WINTER, J.M. VAN (1962). Register van overleden Projectvoorstel: Bescherming Ministerialiteit en ridderschap Keurmedigen van de kelnarij en gedeeltelijk herstel aarden- in Gelre en Zutphen. Arnhem, van Putten 1389 – 1681, in wallensysteem voormalig wild- Werken uitgegeven door Gelre Putten, Nijkerk, Barneveld, Ede forstersgoed “Klein no 23. en aangrenzende gebieden. Boeschoten”. (concept 30 mei Putten. 2010). ZIELMAN, G. (2011). Wallen op de Veluwe, gemeenten Epe, VELDHUIZEN A. VAN (2007). WAALS-NACHENIUS, C.E. VAN Apeldoorn, Rheden, Rozendaal Wetenswaardigheden van DER (1976). Boeschoten. Een en Ede. Inventariserend buurten en hofsteden in de ge- Veluwse kroniek. Barneveld, archeologisch onderzoek meente Barneveld, en in het Barneveldse Drukkerij en (grondboringen en proefsleu- zogenaamde ‘historisch kadas- Uitgeverij b.v. ven). Weesp, RAAP rapport ter’ (1705-1811). Deel: 2472. Wetenswaardigheden over de WARTENA, R. (1968). Het ar- hofsteden in de buurten chief van de kelnarij van Esveld, Wessel en het Wesselse Putten, supplement, Rijswijk. veld (manuscript).

282 —

1 xxxxxxxx 283 17 Historische wallen in het Nederlandse — Landschap. Aanzet tot een agenda voor toekomstig onderzoek

Wallen komen in het hedendaagse Nederland nog steeds veel voor. Wallen die percelen be- 17.1 Onderzoeksthema’s en vragen: grenzen – waarop in de bundel de nadruk ligt – dragen op veel plaatsen bij aan de structuur en het karakter van het landschap. Wat uit het 1. Opbouw en vorm voorgaande is gebleken, is dat de kennis over Hoe is de wal opgebouwd? wallen en wallenstelsels verrassend beperkt is. Is er sprake van een fasering? Dat ze een belangrijke ecologische en land- Hoe was de oorspronkelijke vorm? schappelijke rol vervullen is al decennia duide- Is de vorm later veranderd? lijk, maar over basale zaken als (oorspronkelijke) Welk bouwmateriaal (sediment) is gebruikt? functie en vorm, ouderdom, verspreiding, zeld- Maakt de wal deel uit van een stelsel van zaamheid en eventuele regionale verschillen is wallen? nog veel onduidelijk. Wat is de vorm, structuur en omvang van het stelsel van wallen waarvan de wal deel De op dit moment beschikbare kennis over de uitmaakt? cultuurhistorische en landschapshistorische di- mensies van wallen is gebaseerd op incidentele 2. Bijbehorende structuren en beplanting waarnemingen en onderzoeken, niet op syste- Zijn er aanwijzingen voor bijbehorende matisch onderzoek. Dat is jammer want zonder structuren als greppels, sloten, doorgangen, kennis kunnen geen afgewogen keuzes worden palissaden, wegen, beplanting (versus gemaakt, keuzes die bepalend zijn voor de toe- spontane vestiging van houtgewassen) etc.? komst van de wallen in het Nederlandse land- schap. 3. Functie Wat was/waren ten tijde van de aanleg de Voortbordurend op wat in deze bundel aan ken- functie/functies? nis is gepresenteerd, willen we een aanzet geven Is de functie/zijn de functies later veranderd? tot een onderzoeksagenda: een overzicht van Wat is de relatie tussen vorm en functie van belangrijke vraagstukken en vragen. Hieruit kan wallen? naar believen worden geput, bijvoorbeeld bij het Welke nieuwe functies kunnen wallen maken van een Programma van Eisen (PvE) voor vervullen? archeologisch onderzoek. 4. Ouderdom Wat betreft de operationalisering van afzonder- Hoe oud is de wal? lijke onderzoeksvragen is de kwestie of we een Wat is de datering van eventuele fasen? historische wal beschouwen als een historisch- Welke dateringsmethoden zijn het meest geografisch, archeologisch dan wel een aardkun- geschikt? dig fenomeen uitsluitend vanuit methodisch In hoeverre is OSL een betrouwbare perspectief relevant. De thema’s en vragen zijn dateringsmethode voor (aarden) wallen? bondig en daarom niet allemaal ‘open’ geformu- leerd. Het beantwoorden van een vraag met ‘ja’ 5. Erosie en bodemvorming vraagt vanzelfsprekend om een toelichting. Wat is het natuurlijke bodemtype onder de wal? Welke informatie over aard en snelheid van bodemdegradatie is af te leiden uit een vergelijking van bodems onder en naast de wal? Is er in het wallichaam sprake van secundaire bodemvorming? Hoe snel is deze secundaire bodemvorming verlopen? In welke mate en waardoor is de wal geërodeerd (en zijn naastliggende greppels opgevuld geraakt)? 284 —

6. Verdwenen wallen 9. Het cultuurlandschap Wat is de archeologische verschijningsvorm In hoeverre wordt de ligging en vorm van een van (uiteenlopende typen) geëgaliseerde wal beïnvloed door oudere cultuurhistorische wallen? elementen en patronen? Waar komen archeologische sporen van Wat is de relatie van een wal ten opzichte van geëgaliseerde wallen voor? contemporaine elementen van het historische Wanneer zijn de betreffende wallen aangelegd landschap? en verwijderd? Welke informatie (in de vorm van archeologische resten en sporen) bevat het 7. Verspreiding in tijd en ruimte wallichaam en de bodem onder de wal over Landelijk: waar komen uiteenlopende typen menselijke activiteiten voorafgaand aan de wallen voor en in welke mate (regionale aanleg (bewoning, landbouw etc.)? verschillen)? Is er een (directe) relatie tussen de wal en Lokaal: in welke landschappelijke zones contemporaine infrastructuur (wegen, komen uiteenlopende typen wallen voor en in voordes ed.)? welke mate (lokale verschillen)? Maakt de wal deel uit van een historisch Treden er wat betreft de verspreiding van watersysteem ter bevloeiing van grasland? wallen in de loop van de tijd veranderingen op In hoeverre heeft de aanwezigheid van een (Regionaal, lokaal)? wal latere ruimtelijke ontwikkelingen Internationaal: hoe zeldzaam zijn de aarden beïnvloed? wallen in Europees perspectief? Internationaal: kunnen we 10. Historische achtergrond verspreidingskaarten opstellen van besloten In hoeverre wordt de aanwezigheid van landschappen, op basis van het voorkomen wallen/wallenstelsels bepaald door van (aarden) wallen? bezitsverhoudingen? In hoeverre is het verschijnen van wallen 8. Het natuurlijke landschap gerelateerd aan conflicten over eigendom en In hoeverre wordt de ligging en vorm van een grondgebruik? wal beïnvloed door het (contemporaine) In hoeverre volgen wallen (vroegere) a-biotische landschap (geomorfologie, eigendomsgrenzen? bodem, hydrologie)? In hoeverre hangt het verschijnen en In hoeverre wordt de ligging en vorm van een verdwijnen van wallen samen met wal beïnvloed door het (contemporaine) veranderingen in de agrarische biotische landschap (o.a. relatie tot bos)? bedrijfsvoering? Is er een verband met natuurlijke waterlopen? Welke informatie (o.a. pollen, macroresten) bevat het wallichaam en de bodem onder de wal over de bodem en vegetatie ten tijde van de aanleg? 285 Auteursgegevens —

Hanneke van den Ancker is Martijn Boosten heeft bos- en Bertus Brokamp heeft histori- afgestudeerd in de fysische natuurbeheer gestudeerd aan sche geografie gestudeerd aan geografie aan de Universiteit Wageningen Universiteit en de Universiteit Utrecht en is van Amsterdam, specialisatie werkt sinds 2006 bij Probos. Hij sinds 2008 als zelfstandige toegepaste landschapsecolo- is als senior adviseur betrokken werkzaam bij Coronael. Hij is in gie. Momenteel werkt zij vanuit bij diverse projecten op het ge- 2007 afgestudeerd op het on- de stichting Geomorfologie en bied van bosgeschiedenis en derwerp van landweren en op Landschap. Zij is coördinator erfgoed in bossen. Als liefheb- het professionele vlak nog al- van de werkgroepen onder ber van bosgeschiedenis is tijd bezig met het lokaliseren Geoheritage NL, Europees ver- Martijn naast zijn werk actief en bestuderen van deze laat- tegenwoordiger van de als bestuurslid van de middeleeuwse verdedigingsli- European Association for the Commissie Bosgeschiedenis nies in Nederland. Conservation of the Geological van de Koninklijke Nederlandse Heritage (ProGEO), en coördina- Bosbouw Vereniging. Robert Ceelen heeft een bos- tor van de werkgroep Geological bouwkundige achtergrond. Hij Heritage van de European Klaas Bouwer studeerde aan is natuur- en landschapsbe- Federation of Geologists. de RU Groningen sociale heerder vanuit passie en zijn geografie en geschiedenis en kennis van de praktijk. Zijn be- Henk Baas studeerde sociale promoveerde daarna op een trokkenheid stamt vanaf de geografie aan de Universiteit onderzoek naar de nederzet- begindagen van Das&Boom. van Amsterdam, met als afstu- tingsgeschiedenis van het De afgelopen 10 jaar heeft deervariant historische geogra- Fries-Drenthse grensgebied. Robert als zelfstandig onderne- fie. Hij heeft diverse publicaties Vanaf 1979 was hij verbonden mer (Bureau Elfenboom) er op zijn naam over cultuurhisto- aan de Radboud Universiteit te naar gestreefd in het beheer risch landschapsbeheer. Hij Nijmegen als hoogleraar mili- van het landschap een brug te is momenteel als hoofd eukunde en milieugeografie. slaan tussen theorie/beleid Landschap werkzaam bij de Sinds zijn emeritaat verricht hij enerzijds en praktijk/uitvoering Rijksdienst voor het Cultureel onderzoek naar en publiceert anderzijds. Erfgoed. Verder is hij redactie- over de geschiedenis van de lid van het Historisch Geo- Gelderse bossen en landgoede- Bert Groenewoudt studeerde grafisch Tijdschrift, en be- ren. culturele prehistorie aan de stuurslid van het Netwerk Universiteit van Amsterdam en Historisch Cultuurlandschap. Eric Brinckmann studeerde promoveerde op een disserta- rechten en filosofie aan de tie over non-destructieve op- Frans Beekman stond 35 jaar Erasmus Universiteit sporing en waardering van voor de klas, het langst tussen Rotterdam. Was docent ar- archeologische vindplaatsen 1970 en 2001als leraar aard- beids- en (organisatie)filosofie (1994). Hij is als senior onder- rijkskunde aan de aan Hogeschool De Horst in zoeker landschap (land- Rijksscholengemeenschap in Driebergen, de Academie voor schapsarcheoloog) werkzaam Zierikzee. In 2006 promoveer- Architectuur en Stedenbouw in bij de Rijksdienst voor het de hij op een proefschrift over Tilburg en gastdocent aan de Cultureel Erfgoed. Hij doet on- duinvorming en duingebruik Universiteit voor Humanistiek. derzoek en publiceert op het op de Kop van Schouwen ge- Vanuit het organisatieadvies- raakvlak tussen landschapsge- durende de laatste duizend werk actief in landschapspro- schiedenis en erfgoedzorg. jaar. Hij publiceert regelmatig jecten voor onder meer over historisch-geografische, Wageningen Universiteit / archeologische en natuurhisto- Plant Research International. rische onderwerpen. 286 —

Patrick Jansen heeft bosbouw Karel Leenders studeerde wis-, Lex Roeleveld is landbouw- gestudeerd aan de Hogeschool natuur- en sterrenkunde te kundige met lange werkerva- Larenstein en de Landbouw- Utrecht. In 1991 behaalde hij ring op het gebied van duur- universiteit Wageningen (te- het doctoraal sociaal-economi- zaam grondgebruik en genwoordig Wageningen sche geschiedenis aan de platte landsontwikkeling in de Universiteit). Hij werkt sinds Universiteit van Amsterdam, tropen. Vanaf 2001 zijn werk en 1996 bij Stichting Probos, waar waarop in 1996 een promotie passie gericht op landschaps- hij sinds 2003 directeur is. volgde op een proefschrift over beheer in Nederland. Hij is zelf- Patrick is één van de auteurs de middeleeuwse ontwikkeling standig ondernemer (Bureau van het boek ‘Historische bos- van een ruim gebied rond Heggen) en mede-oprichter elementen – Geschiedenis, Breda. Zijn ongebonden onder- van de stichting Heg&- herkenning en beheer’ (2005). zoek betreft vooral de land- Landschap. Zijn belangstelling Hij werkt aan diverse projecten schapsgeschiedenis in het richt zich duurzaam beheer in op het raakvlak van cultuurhis- Brabantse. relatie tot de cultuurhistorische torie en bosbeheer. waarde en nieuwe functies van Bert Maes is bioloog en cul- heggen en houtwallen. Pim Jungerius is emeritus tuurhistoricus en runt een eco- hoogleraar fysische geogra- logisch adviesbureau. Zijn the- Hans Renes studeerde histori- fie (tegenwoordig Externe ma’s zijn de inheemse bomen sche geografie aan de Rijks- Medewerker) van de en struiken, de cultuurhistorie universiteit Utrecht en agrari- Universiteit van Amsterdam, van bossen, parken en buiten- sche planologie aan de lid van de KNAW en voorzitter plaatsen, muurbegroeiing en Landbouwuniversiteit van Geoheritage NL. watervegetaties. Onderzoek en Wageningen. Hij is docent/on- Momenteel werkt hij samen inventarisaties vinden plaats, derzoeker bij de Faculteit met Hanneke van den Ancker naast advisering voor beleid en Geowetenschappen van de vanuit de stichting uitvoering. Van zijn hand ver- Universiteit Utrecht en bijzon- Geomorfologie & Landschap. schenen talrijke publicaties der hoogleraar Erfgoed van over inheemse bodem en strui- Stad en Land aan de Vrije ken, ondermeer als cultuurhis- Universiteit. Hij is voorzitter torisch erfgoed. van het EucaLand-netwerk en van het Netwerk Historisch Cultuurlandschap. Zijn publica- ties gaan vooral over histori- sche cultuurlandschappen en over de relatie tussen erfgoed en planning. 287 —

Peter Schut heeft provinciaal Liesbeth Theunissen studeer- Johan Verspay studeerde in Romeinse archeologie gestu- de culturele prehistorie aan de 2007 af aan de Universiteit van deerd in Nijmegen en werkt Universiteit Leiden. In 1999 is Amsterdam op zijn onderzoek sinds 2009 als regio-archeo- zij gepromoveerd op een dis- naar de transformatie van het loog in de Gelderse Vallei. Dit sertatie over de bronstijdsa- Brabantse platteland in de Late gebied kent een grote rijkdom menlevingen in de Lage Middeleeuwen en vroege aan archeologische resten, Landen. Sinds 1997 is zij werk- Nieuwe tijd. Momenteel is hij maar ook de agrarische ge- zaam bij de Rijksdienst voor als projectleider werkzaam bij schiedenis met zijn eeuwen- het Cultureel Erfgoed in Diachron UvA bv. Daar houdt oude verkaveling heeft zijn Amersfoort als senior onder- hij zich onder meer bezig met speciale interesse. Het verhaal zoeker voor de late prehistorie. archeologisch onderzoek naar vertellen aan de bezoekers van Zij is – net als haar vader – agrarische cultuurlandschap- dit cultuurlandschap ziet hij als sinds 1978 lid van de heemkun- pen en methodeontwikkeling een belangrijke taak. devereniging De Hooge op dit gebied. Dorpen. Mat Theunissen studeerde Gerben Zielman is als archeo- scheikundige technologie aan Bert van der Valk studeerde loog opgeleid aan VU de Technische Universiteit kwartairgeologie en laagland- Amsterdam en de Rijks- Eindhoven. Vanaf 1966 tot genese aan de Vrije Universiteit universiteit Leiden. Behalve in 1999 werkte hij als weten- te Amsterdam. Van 1983 tot en de archeologie is hij goed thuis schappelijk medewerker bij het met 1998 werkte hij beurtelings in de fysische geografie, in het Natuurkundig Laboratorium op de Vrije Universiteit bijzonder van Pleistoceen van Philips te Eindhoven. Amsterdam en bij de voorma- Nederland. Bij RAAP Archeo- Tussen 1978 en 2002 was hij lige Rijks Geologische Dienst. logisch Adviesbureau is hij ver- bestuurslid van de heemkun- Sinds 1999 werkt hij bij antwoordelijk voor de project- devereniging De Hooge Dorpen Deltares, als senior adviseur- leiding van archeologische Vessem, Wintelre en Knegsel. geoloog, in binnen- en buiten- prospecties evenals voor op- Hij publiceerde ondermeer land. Speciale belangstelling is gravingen. over gemeijnt en dorpsakkers. er voor lange-termijn kustont- wikkeling. De archeologie van West-Nederland behoort tot zijn vrijetijds-bezigheden.

Deze publicatie gaat over allerlei soorten oude wallen in het Nederlandse landschap, wallen in het boerenland en in bossen en natuurgebieden. Het is een verslag van een symposium op 6 en 7 oktober 2011 bij de RCE te Amersfoort. Doel was de beschikbare kennis over allerlei soorten wallen bijeen te brengen. Want oude wallen komen weliswaar op veel plaatsen voor maar de kennis er over is verspreid en versnipperd. Doel van deze publicatie is die kennis te bundelen en beschikbaar te stellen, maar ook om vragen voor verder onderzoek te formule- ren. Dit kan helpen keuzes te maken die de historische wallen in het Nederlandse landschap een toekomst geven. Verantwoorde keuzes vragen immers kennis.

Deze publicatie is bestemd voor landschapsonderzoekers, natuur- en landschapsbeheerders, beleidsmakers van gemeenten en provincies, en liefhebbers die geïnteresseerd zijn in de ge- schiedenis en toekomst van onze historische landschappen.

Met kennis en advies geeft de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed de toekomst een verleden.