Tot hier en niet verder
Historische wallen in het Nederlandse landschap. De stand van kennis.
Henk Baas, Bert Groenewoudt, Pim Jungerius en Hans Renes (redactie)
Tot hier en niet verder
Historische wallen in het Nederlandse landschap. De stand van kennis.
Henk Baas, Bert Groenewoudt, Pim Jungerius en Hans Renes (redactie) Colofon Tot hier en niet verder Historische wallen in het Nederlandse landschap. De stand van kennis.
Auteurs: Henk Baas, Hans Renes, Bert Groenewoudt, Johan Verspay, Hanneke van den Ancker, Pim Jungerius, Bert Maes, Lex Roeleveld, Robert Ceelen, Bertus Brokamp, Karel Leenders, Klaas Bouwer, Frans Beekman, Bert van der Valk, Eric Brinckmann, Gerben Zielman, Martijn Boosten, Patrick Jansen, Mat Theunissen, Liesbeth Theunissen en Peter Schut Illustraties: Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed, tenzij anders vermeld Foto omslag: Herstel van tuunwallen op Texel (foto Hendrik van Kampen) Redactie: Henk Baas, Bert Groenewoudt, Pim Jungerius en Hans Renes
Opmaak en productie: uNiek-Design, Almere
Druk: Zalsman, Zwolle
© Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed, Amersfoort, 2012
Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed Postbus 1600 3800 BP Amersfoort www.cultureelerfgoed.nl 3 Voorwoord —
‘Over sommige van de meest kenmerkende structuren bied, of een bepaald kennisveld. Op deze manier van het Europese landschap weten we nauwelijks meer is getracht zicht te krijgen op de stand van de dan driekwart eeuw geleden’ (zie hoofdstuk 2). kennis, en daarmee ook op kennislacunes. Deze bundel is bedoeld als de start van een dialoog Op 6 en 7 oktober 2011 organiseerde de tussen onderzoekers, beheerders en ontwerpers, Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (RCE) in met als doel samen te werken, zowel aan verder samenwerking met het Netwerk Historisch onderzoek als aan een duurzame instandhouding Cultuurlandschap (NHC), Geoheritage NL, Probos van een wijd verbreid, maar tegelijkertijd bijzon- en de Universiteit Utrecht een tweedaags sym- der type landschapselement. Want de ene wal is posium over ‘wallen in het landschap’. In het de andere niet, zo is wel duidelijk geworden. Nederlandse landschap - inclusief bossen en na- tuurterreinen - ligt nog altijd een groot aantal In deze bundel worden de Nederlandse wallen aarden wallen. Hierover bestaat bij veel partijen eerst in een Europese context geplaatst en ver- grote onduidelijkheid: wat zijn dat voor wallen, volgens thematisch benaderd. Daarna gaan we welke functies hadden ze, waar komen ze pre- de diepte in door middel van enkele case studies. cies voor en hoe zeldzaam en bijzonder zijn ze? Voortbordurend op wat aan kennis is gepresen- Dit soort vragen stellen bijvoorbeeld terreinbe- teerd, wordt achterin deze bundel een aanzet heerders aan de RCE en erfgoedprofessionals geven tot een onderzoeksagenda: een overzicht verbonden aan andere instanties. Maar vaak van belangrijke vraagstukken en vragen, hele moet men het antwoord schuldig blijven. basale vragen voorlopig. Hieruit kan naar belie- ven worden geput, bijvoorbeeld bij het maken Dat heeft niet alleen te maken met een gebrek van een Programma van Eisen (PvE) voor aan kennis, maar ook met het ontbreken van archeologisch onderzoek. een overzicht wat er her en der aan informatie beschikbaar is. Tijdens het wallensymposium De redactie, hebben deskundige sprekers hun kennis over Henk Baas, Bert Groenewoudt, Pim Jungerius en historische wallen gepresenteerd: specialisten Hans Renes over een bepaald type wallen, een bepaald ge- Inhoud
Voorwoord 3 5 Houtwallen en historische beplanting: veldervaringen, herstel en onderhoud 85 1 De ene wal is de andere niet - Een inleiding 9 Bert Maes, Lex Roeleveld en Robert Ceelen Henk Baas 5.1 Soortensamenstelling en historische 1.1 Probleemschets 9 beplanting van houtwallen 85 1.2 Een typologie van wallen 11 5.2 Herstel en onderhoud van houtwallen 93 1.3 Een toekomst voor wallen 14 5.3 Conclusies 101 Summary: Ancient hedge banks: plant composition, 2 Aarden wallen in Europa 19 conservation and management 102 Hans Renes 6 Middeleeuwse landweren in Nederland 105 2.1 Inleiding 19 Bertus Brokamp 2.2 Functies van aarden wallen 22 2.3 Bronnen 25 6.1 Inleiding 105 2.4 Open en besloten landschappen 27 6.2 Herkomst 105 2.5 Conclusie 34 6.3 Ouderdom 105 Summary: Earthen walls in a European Perspective 35 6.4 Verspreiding & Locatie 107 6.5 Vorm 109 3 Wallen vanuit archeologisch perspectief 41 6.6 Defensieve hoofdfunctie 114 Bert Groenewoudt en Johan Verspay 6.7 Nevenfuncties 116 6.8 Conclusie 117 3.1 Inleiding 41 Summary: Medieval landweren (defensive lines) in 3.2 Wallen, waarom? 41 the Netherlands 118 3.3 Vroeg(st)e vormen 42 3.4 Akkerwallen 43 7 Wallen in Noord-Brabant 123 3.5 Landweren 50 Karel Leenders 3.6 Conclusies: datering 52 3.7 Conclusies: verspreiding 52 7.1 Inleiding 123 Summary: Earthen walls from an archaeological 7.2 Wal en gracht in archieven en dialect 123 perspective 54 7.3 Een rubricering van waltypen 126 7.4 Wallen en archeologie 137 4 Aarden wallen - 7.5 Conclusie 138 bijdragen vanuit de aardwetenschappen: Summary: Historical earth banks in North-Brabant Geomorfologie, materialen, bodems, (Netherlands) 139 erosie en beheer 61 Hanneke van den Ancker en Pim Jungerius, 8 Wallen in Gelderse archieven. Aanleg, m.m.v. Michel Riksen functies en beheer van wallen in het Nederrijkswald en op de Zuidwest Veluwe 145 4.1 Inleiding: onvoldoende aandacht en kennis 61 Klaas Bouwer 4.2 Aarden wallen en aardkundig erfgoed 61 4.3 Bijdragen aan het wallenonderzoek vanuit 8.1 Inleiding 145 de aardwetenschappen 63 8.2 Functies van wallen 146 4.4 De geodiversiteit van aarden wallen, 8.3 Tijd van aanleg 146 betekenis voor flora en fauna 72 8.4 Aanbestedingen 149 4.5 De geodiversiteit van aarden wallen, 8.5 Maatvoering en vorm 150 betekenis voor beheer en herstel 72 8.6 De beplanting van de wallen 151 4.6 Bewustwording en onderzoek, bij voorkeur 8.7 Schade en onderhoud 153 multidisciplinair 73 8.8 Conclusies 154 4.7 Samenvatting, conclusies en aanbevelingen 73 Summary: Earth walls (wood banks) in archives. Summary: Contributions from the earth sciences: Construction, functions and maintenance of geomorphology, materials, soils, erosion earth walls in the Nederrijkswald and on the and management 74 southwest Veluwe 154 9 Duinwallen in Zeeland en Holland 12 Archeologisch onderzoek naar wallen en ten zuiden van de Oude Rijn 159 greppels op de Veluwe 205 Frans Beekman en Bert van der Valk Gerben Zielman
9.1 Inleiding 159 12.1 Inleiding 205 9.2 Walcheren 159 12.2 Aanleiding en doelstelling van het onderzoek 206 9.3 Schouwen 159 12.3 Werkwijze van het veldonderzoek 206 9.4 Goeree 161 12.4 Resultaten 208 9.5 Voorne 163 12.5 Besluit 214 9.6 Delfland 164 Summary: Archaeological investigations of earth banks 9.7 Rijnland 168 and ditches in the forests of the Veluwe area 9.8 Conclusie 169 (central Netherlands). 215 Summary: Field partitions and other manmade linear structures in the coastal dunes of Zeeland 13 Het beheer van boswallen 219 and Zuid-Holland 170 Martijn Boosten en Patrick Jansen
10 Tuunwallen op Texel en langs de 13.1 Vakkundig en duurzaam beheer 219 voormalige Zuiderzee 175 13.2 Gebiedskennis 220 Henk Baas 13.3 Waardering 224 13.4 Langetermijnvisie 225 10.1 Inleiding 175 13.5 Vakkennis 226 10.2 Geschiedenis van het landschap van Texel 175 13.6 Omgaan met erfgoed 226 10.3 Tuunwallen, schapen en het ‘recht van overal’ 175 13.7 Waltypen 229 10.4 Vorm en aanleg van de wallen 178 Summary: The management of historic earth banks 10.5 Het verdwijnen van oude en komen van (wood banks) in forests and nature areas 234 nieuwe tuunwallen 179 10.6 (Inter)nationaal bijzonder 182 14 Aarden wallen in het Nationale landschap 10.7 Besluit 184 Het Groene Woud 237 Summary: The tuunwallen (sod banks) of the island Pim Jungerius en Hanneke van den Ancker. of Texel 184 m.m.v. Karel Leenders, Bert Maes en Piet de Jongh
11 Wallen en waterfuncties. Houtwallen als 14.1 Inleiding 237 onderdeel van historische watersystemen 187 14.2 De wallen van Het Groene Woud 237 Eric Brinckmann 14.3 Bodems 247 14.4 Conclusie 248 11.1 Inleiding 187 Summary: Earth walls in the National Landscape 11.2 Oral history 188 Het Groene Woud 248 11.3 Inzicht door herstel 189 11.4 Structuurkenmerken 192 11.5 Instromen en opleiden 192 11.6 Het weren van zuur water 194 11.7 Wallen en watermenging 196 11.8 Samenvatting 200 Summary: Dyke hedges and water meadows 200 15 Een Zaligheid door wallen omringd: praktijkgeval Knegsel 251 Mat Theunissen en Liesbeth Theunissen
15.1 Inleiding 251 15.2 Een van de acht 251 15.3 Heemkundigen trekken erop uit 251 15.4 De ligging van de lange wal 252 15.5 Een beschermde toegang 253 15.6 Particuliere netwerken 255 15.7 De opbouw van de lange wal 255 15.8 Nog een palissade? 259 15.9 De vermoedelijke functie van lange wal en palissade 261 15.10 De toekomst voor de Knegselse wallen 261 Summary: Beatitude embraced by earth banks: the Knegsel case study 262
16 De invloed van historische wallen op de moderne topografie in de gemeente Barneveld, Gelderland 265 Peter Schut
16.1 Inleiding 265 16.2 Boeschoten 267 16.3 Horselaar/Espeet 270 16.4 De begrenzing van de goederen in de nieuwbouwwijken 273 16.5 Essener gemeente wal 275 16.6 Tot slot 277 Summary: Historical earth walls influencing modern topography in the municipality of Barneveld (province of Gelderland) 278
17 Historische wallen in het Nederlandse landschap. Aanzet tot een agenda voor verder onderzoek 283
17.1 Onderzoeksthema’s en vragen 283
Auteursgegevens 285
9 1 De ene wal is de andere niet — – Een inleiding Henk Baas
geëffend. Men deed dit vooral om meer grond 1.1 Probleemschets te krijgen. Omdat het hout niet meer nodig was voor de ovens, konden de hagen met wal een- voudig worden opgeruimd (Burny 2012, 38). Een wal, een aarden lichaam, vaak met bomen of struiken erop, en een greppel er langs, of Eén van de eerste, ‘populaire’ boekjes met aan- twee. Wat is daar bijzonder aan? Historische aar- dacht voor diverse soorten wallen was ‘houtwal- den wallen zijn letterlijk - maar ook vooral fi- len in het boerenland’ van Fred Alleijn (1980). Dit guurlijk - vaak onzichtbaar. Zo stond er in 2011 was eigenlijk een eerste poging om een over- een artikel in het Noordhollands Dagblad over zicht te geven van de verschillende soorten het verdwijnen van aarden walletjes in houtwallen, singels, heggen, kaden en graften in Heemskerk door de uitbreiding van de begraaf- het ‘boerenland’. Hij gaf aan dat dit soort feno- plaats ter plekke. Een lokaal heemkundige wist menen in de eerste plaats cultuurhistorische fe- van de betekenis van de vele walletjes die daar nomenen zijn in plaats van ‘natuur’. Wat dit be- lagen. Ze behoorden ooit bij de vele akkertjes treft greep hij terug op het werk van Moniek die hier ooit lagen op de zogenaamde ‘geest’ Nooren, die al in 1975 een scriptie had geschre- van Heemskerk. Een enkele had in de Tweede ven over ‘De geschiedenis van heggen, houtwal- Wereldoorlog zelfs een schuilplaats geboden aan len en andere omheiningen in Nederland; in sa- onderduikers. Toch moesten de walletjes eraan menhang met hun functie en landschappelijke geloven, simpel omdat deze informatie te laat in situatie’. Zij greep op haar beurt weer terug op het planningsproces was ingebracht. Men wist veel oudere literatuur, vooral uit Duitsland, waar eenvoudigweg niet van de walletjes, laat staan veel meer aandacht was voor ‘heckenlandschaf- van hun betekenis. ten’. Deze scriptie past overigens in een serie scripties die toen zijn geschreven over heggen, Dit voorbeeld is er één van vele. Het verdwijnen tuinwallen en schurvelingen aan de RU Utrecht, van vooral lijnvormige wallen met beplanting in Nijmegen en in Wageningen. In 1981 heeft zien we ook terug in de statistieken. Het Moniek Nooren haar scriptie bewerkt tot een Nationaal Groenfonds en het Nationaal RIN/rapport, over ´Ouderdom en cultuurhistori- Restauratiefonds stelden in hun rapport sche waarden van houtwallen en heggen in Investeren in landschap (2006) onder meer het Nederland´. Beide publicaties zijn het lezen nog volgende: ‘Op het hoogtepunt van onze agrari- steeds waard, al is de informatie op een aantal sche cultuurgeschiedenis, rond 1900, waren er punten – uiteraard - wel wat verouderd. 450.000 kilometer lange kavelgrenzen (sloten, houtwallen, heggen, graften, bomenrijen, dijk- Houtwallen worden vaak in één adem genoemd jes, lanen, akkerranden en elzenhagen). Nu is met andere lijnvormige beplantingselementen: daarvan ruim de helft verdwenen’. Dat omtk de heggen, hagen (geschoren heggen) en singels door de modernisering van de landbouw na (Schmitz 1993). Feitelijk zouden we het ook over 1900 en de ruilverkavelingen, die vooral na deze elementen moeten hebben, want het gaat 1950 het Nederlandse landschap snel en ingrij- om de functie, en die verschilt niet zoveel van pend hebben veranderd. Bekend is de ruilver- een beplantingselement met wal. Binnen de kaveling bij Staphorst, die heel erg ingrijpend is heggenfamilie onderscheiden we graften, geweest. Hoewel we sommige ruilverkavelin- vlechtheggen, struweelheggen en tuunheggen. gen zijn gaan waarderen als wederopbouw- In bossen liggen wallen, maar er lagen vast ook landschappen kun je algemeen wel vaststellen wel heggen, of tunen. Of combinaties ervan. dat het landschap er in ieder geval visueel niet Wallen kunnen we nog herkennen, maar resten op vooruit is gegaan. Recent onderzoek van van vlechtheggen zijn hier en daar ook nog aan- Burny in de Limburgse Kempen (België) laat wezig. En vaak kwamen ze in combinatie met zien dat al in de jaren 1930 mensen bezig waren elkaar voor, getuige een zestiende-eeuwse af- met het opruimen van de hagen. Na opruimen beelding van een boswal met gevlochten haag in van de haag werd de meestal aanwezige wal het Zoniënwoud, Vlaanderen (Tack e.a. 1993).
Afb. 1.1 Aarden wallen, zoals deze hakhoutwal, behoeven regulier onderhoud. De foto is gemaakt tijdens de jaarlijkse Natuurwerkdag (bron: archief Landschapsbeheer Nederland). 10 —
Dit soort situaties uit het verleden worden mo- drage van Brokamp in deze bundel). Maar de menteel ook weer hersteld, onder meer gesti- meeste wallen zien er gewoontjes uit, en hebben muleerd door de Vereniging Nederlands ook geen geheimzinnig aura. Als je toch wil we- Cultuurlandschap en de daaraan gelieerde ten wat ze voorstellen, en daarmee een basis te Landschapswacht. leggen voor waardering is het van belang onder- zoek te doen naar de betekenis en functie. En Houtwallen of andere wallen liggen (bijna) nooit dat dus binnen een bredere context. Wallen zijn alleen. Ze maken bijna altijd deel uit van hele leestekens van een groter landschappelijk ver- stelsels van wallen. Een mooi voorbeeld zijn de haal. Je moet het hele verhaal kennen om indivi- zogenaamde ‘bovenlanden’ in Drenthe. In de duele wallen (en aanverwante elementen) van Middeleeuwen waren deze gebieden nog onver- een betekenis te kunnen voorzien. kaveld, maar in de zestiende eeuw werden deze Dergelijk onderzoek kan boeiende resultaten groenlanden opgesplitst in kavels. Op de gren- opleveren. Een sprekend voorbeeld hiervan is zen verschenen wallen (Spek 2004). Een analyse onderzoek op de West-Veluwe (Neefjes 2006). van de geschiedenis van grotere gebieden kan Onder de naam ‘Veluwemassief - meer dan na- de relatie tussen afzonderlijke wallen duidelijk tuur alleen’ is daar een project uitgevoerd door maken, en handvatten bieden voor het maken de provincie Gelderland, de RCE en de van keuzes. Stel: schaalvergroting is onvermijde- Archeologische Monumentenwacht. Bureau lijk, welke houtwal kan desnoods verdwijnen en Overland heeft een inventarisatie gemaakt van welke per se niet? Wat is de ‘elasticiteit’ van historische relicten in het gebied. Vooral oude ‘wallenlandschappen’? Wat zijn de ‘vrijheidsgra- bosgebieden bleken vol te liggen met allerhande den’ bij verdere ontwikkeling? sporen uit het verleden, waaronder wallen. Ineens blijkt een ‘gewone’ wal een oude wildwal Veel belangstellig gaat uit naar wallen die omge- te zijn, nu midden in het bos. Bij het Veluwse ge- ven zijn met spannende verhalen. Dit geldt bij- hucht Drie liggen wallen (wildwallen) rond de voorbeeld voor sommige landweren (zie de bij- voormalige, nu beboste akkers. Er ligt ook een
Afb. 1.2 Wallen bij Drie (Veluwe). Onderzoek heeft meer licht geworpen op de betekenis van deze elementen, al blijft ook veel onduidelijk. De vierkante ‘schans’ is waarschijnlijk een telgenkampje, waar jonge aanplant werd beschermd tegen vraat van rondlopend wild (tekening Jan Neefjes). 11 —
Afb. 1.3 Schematische weergave van een Drents esdorp, met de ligging van diverse wallen. Tussen het beekdal en het veld lag een grenswal, in het beekdal diverse houtwallen en om het akkerland (de es) een eswal (bron: Spek 2004). klein omwald terreintje. Een schans, of een Zij onderscheidt: schapenkampje? De onderzoekers houden het 1. wallen tegen wild en vee; op een eikelkampje, waar met het oog op goed 2. wallen als wettelijke bescherming en marke- pootgoed zaad werd verzameld van gezonde ring van eigendom; eikenbomen. 3. wallen tegen mensen; 4. wallen als bescherming tegen wind.
1.2 Een typologie van wallen ad 1. wallen tegen wild en vee. Aan te nemen valt dat zodra mensen akkers aanlegden, ze deze ook beschermden tegen vee en wild door de aanleg Hoewel wallen er op het eerste gezicht min of van omheiningen, zoals wallen. Ook langs we- meer hetzelfde uitzien blijkt na onderzoek dat ze gen waar vee overheen gedreven werd (vee- speciale functies hadden, vaak zelfs meer dan één. driften) tref je dit type wallen aan. Maar ook in Om toch enigszins grip te krijgen op het feno- groenlanden langs beken werden in de zestiende meen wal is een typologische indeling daarom en zeventiende eeuw al (hout)wallen aangelegd. nuttig. De indeling die we hier willen aanbevelen Namen van wallen die in deze categorie thuisho- gaat uit van de meest basale functie van wallen, ren zijn wildwal, eswal, boswal of houtwal. Of namelijk het afbakenen van bezit. Wallen be- iets met ‘gracht’ of ‘graaf’. Burny (2012) schrijft grenzen een perceel, een aantal percelen, een over zogenaamde ‘eikengrachten’ in de grondgebied. Het is een ouderwetse vorm van Belgische Kempen, waar het houtwallen betreft. prikkeldraad, zou je kunnen zeggen. We kennen de naam wildgraaf voor een wildwal Tegelijkertijd dienden veel wallen om vee of wild ook in Nederland. buiten te sluiten, of binnen. En veel wallen had- den ook nog eens een – belangrijke! - neven- Dan zijn er nog de wallen langs veedriften. Dit functie als houtleverancier. zijn wegen waarover dagelijks schaapskudden of runderen werden geleid. Daar waar bouwlanden Een wat mij betreft nog altijd relevante indeling of groenlanden werden doorkruist, dienden deze van wallen is in 1981 door Nooren gemaakt. te worden afgeschermd door middel van hout- 12 —
Afb. 1.4 Het Zeijerveld in Drenthe is pas rond 1940 in ontginning gebracht, waarbij de nieuwe landbouwpercelen werden omgeven door een houtwal. De foto toont de situatie rond 1934, 22 jaar na aanplant (bron: Nederlandse Heidemaatschappij).
wallen. Deze waren soms zeer steil en hoog! Na rondom (en binnen) oude bossen, zoals de 1840 zijn talloze houtwallen aangelegd na de Veluwse malebossen, kunnen dus oude wallen verdeling van de woeste gronden, als gevolg van (wood banks) worden aangetroffen, net als in het opheffen van de Markewet. bijvoorbeeld Engeland (Rackham 1976, 114-118). Gemeenschappelijke grond werd private grond, en men ging over tot het aanleggen van hout- ad 3. wallen tegen mensen. Sommige wallen wallen, die ook als veekering dienden. Dat zien hadden primair een afwerende functie, ook voor we bijvoorbeeld goed in het Zeijerveld in mensen. Dit geld bijvoorbeeld voor verdedi- Drenthe. gingswallen rondom steden. Landweren hadden naast een grensfunctie ook een defensieve. Hier ad 2. wallen als wettelijke bescherming en mar- een fraaie landweer bij Een, op de grens van kering van eigendom. Deels overlappend, maar Drenthe en Friesland (afb. 1.5). primair gaat het hier om afbakening van eigen- dom. Tot aan de Franse tijd was er geen kadas- ad 4. wallen als bescherming tegen wind. Er zijn ter, en werden grenzen fysiek in het landschap ook wallen aangelegd tegen zandverstuivingen en aangegeven. Met stenen, paaltjes, maar dus ook erosie. Her en der in de Nederlandse zandgebie- met wallen. Op oude grenzen zou je dus oude den en vooral op de Veluwe had men veel last van wallen mogen verwachten. Met behulp van de zandverstuiving. Er werden maatregelen getroffen oudste kadasterkaarten zou je oude grenzen om deze tegen te gaan. Zo werden er beplantin- kunnen opsporen. Landweren behoren tot deze gen aangelegd. Deze vingen zand in, waardoor categorie, maar ook boswallen of houtwallen geleidelijk wallichamen ontstonden. Dergelijke fungeren als eigendomsmarkering. Deze functie wallen zijn dus niet aangelegd (afb. 1.6). moet niet onderschat worden, want bossen wer- den in de Middeleeuwen uitermate zorgvuldig Deze typologie kan verder worden uitgesplitst beheerd, afgegrensd en onderverdeeld. Vooral op basis van vormkenmerken, bijvoorbeeld 13 —
Afb. 1.5 De goed bewaard gebleven landweer bij Een, op de grens van Drenthe en Friesland (foto Henk Baas).
Afb. 1.6 De ‘Bedafse Bergen’, een stuifzandrug waarin de oude eikenhakhoutwallen die rondom de akkers werden aangelegd nog zijn te herkennen (foto Henk Baas). 14 —
‘wallen met greppels’ versus ‘wallen zonder Een prachtig voorbeeld is een pas ontdekte elf- greppels’. Wildwallen dienden primair om wild de-eeuwse verdedigingswal bij Appel (Van buiten te akkers te houden; dit type heeft vaak Doesburg et al. 2011. Door inzet van dit soort maar één greppel, aan de buitenzijde. nieuwe technieken, gecombineerd met histo- Houtwallen hebben greppels aan weerszijden, risch bronnenonderzoek en aangevuld met zodat de wortels van de bomen niet kunnen archeologisch onderzoek zal onze kennis van concurreren met de gewassen op de akker. wallen zeker toenemen. Tuunwallen (Texel) of Zandwallen (Kop van Goeree) hebben nauwelijks of geen greppels. Meer kennis zal leiden tot meer aandacht, en tot de wens wallen voor de toekomst de behouden. Dat vraagt een motivering en daarvoor is meer 1.3 Een toekomst voor wallen nodig dan het onderzoeken van een bepaalde wal of wallenstelsel. Er is ook een referentieka- der voor nodig. Er zullen overzichten gemaakt De afgelopen jaren is de aandacht voor wallen moeten worden op basis waarvan uitspraken beslist toegenomen. Dat is ook niet zo gek, want gedaan kunnen worden over ondermeer ver- de cultuurhistorie van ons landschap (inclusief spreiding en zeldzaamheid, bossen) - is inderdaad sterk in de belangstelling komen te staan. Al langere tijd worden in opdracht Maar ook voor wallen geldt, dat bescherming op van landinrichtingsprojecten inventarisaties ge- papier onvoldoende is. Zonder draagvlak en maakt van historisch-geografische landschaps- nieuwe functies blijft de toekomst onzeker. We elementen. Natuur- en landschapsbeherende moeten ons hierbij realiseren dat veel wallen organisaties zijn zich er ook meer en meer op zich in terreinen bevinden met een andere func- gaan richten, wat ondermeer blijkt uit de aan- tie, of dat nu natuur, bos of landbouw is. Dat is stelling van historisch-geografen. De Nota de realiteit. In landbouwgebieden wordt scha- Belvedere (1999) heeft de belangstelling voor de duwwerking van houtwallen door boeren nega- cultuurhistorische dimensie van natuur en land- tief beoordeeld. Daarop zal dus het beheer van schap verder gestimuleerd. De laatste jaren richt wallen aangepast moeten zijn. Anderzijds bieden Probos zich nadrukkelijk op historische bos- houtwallen ook weer plek aan allerlei diersoor- elementen. Probos publiceerde ook een boek ten die insecten eten (plaagbestrijding). over boswallen (Boosten e.a. 2011). Houtwallen langs wegen vangen fijnstof in, bij boerderijen vangen ze ammoniak op en ‘tradi- Het Actueel Hoogtebestand Nederland (AHN) tioneel’ beheer van houtwallen kan wellicht hel- biedt grote mogelijkheden oude wallen te karte- pen een oplossing te bieden voor de dreigende ren. De geldt zeker voor de tweede versie (AHN2) energieschaarste. Realisme en creativiteit, daar
AHN1 AHN2
Afb. 1.7 AHN weergaves van de ringwal van Appel (Veluwe), links de AHN1, rechts de sterk verbeterde AHN2. 15 —
zal het op aankomen. In de onlangs (2011) gepre- nieuwe functie krijgen binnen de context van de senteerde Visie Erfgoed & Ruimte (VER) van de energieopgave? En moeten we daarom, maar rijksoverheid is ‘levend landschap’ één van de ook met andere nuttige oogmerken, het zogehe- speerpunten. Hierbij is een verbinding gelegd ten ‘Deltaplan’ van de Vereniging Nederlands tussen erfgoed (historisch cultuurlandschap) en Cultuurlandschap maar gewoon uitvoeren energietransitie, dat wil zeggen een duurzame (Dirkmaat 2005)? Dat zou overigens betekenen en vooral ook toekomstbestendige energievoor- dat er in Nederland ook compleet nieuwe wal- ziening. Kunnen we hier inderdaad een stap zet- lenlandschappen gaan verschijnen. En waarom ten? Kunnen houtwallen een nieuw ‘leven’, een eigenlijk niet? 16 —
Literatuur
ALLEIJN, W.F. (1980). DIRKMAAT, J. (2005). RACKHAM, O. (1976). Trees Houtwallen in het boerenland. Nederland weer mooi. Op weg and Woodland in the British Ontstaan en onderhoud van naar een natuurrijk en idyllisch Landscape. Archaeology in the houtwallen, -singels en -kaden, landschap. ANWB, Den Haag. Field Series (First ed.). London heggen en graften. Stichting Natuur en Milieu, Utrecht. NEEFJES, J. (2006). Oerbos, SCHMITZ, H. (1993). leefbos, heide en cultuurland. Houtwallen, heggen en singels. BOOSTEN, M., P. JANSEN, M. Landschapsgeschiedenis van Lijnvormige houtopstanden in VAN BENTHEM & B. MAES de stuwwal Ermelo-Garderen Nederland. Utrecht. (2011). Boswallen; handreikin- Historisch-geografische karte- gen voor het beheer. Probos, ring van het landschap. Bureau SPEK, T. (2004). Het Drentse Wageningen. Overland, Wageningen. esdorpenlandschap; een histo- risch-geografische studie. BURNY, J. (2012). Hagen met NOOREN, M.J. (1975). De ge- Utrecht. knoteiken in historisch-ecolo- schiedenis van heggen, hout- gisch perspectief. Een voor- wallen en andere omheiningen TACK, G., P. VAN DEN BREMT beeldstudie in Lummen in Nederland; in samenhang & M. HERMY (1993). Bossen (Limburgse Kempen, België). met hun functie en landschap- van Vlaanderen. Een histori- Uitgave Natuurhistorisch pelijke situatie. Nijmegen (doc- sche ecologie. Leuven. Genootschap in Limburg, toraalscriptie) Maastricht. NOOREN, M.J. (1981). DOESBURG, J. VAN, J.W. DE Ouderdom en cultuurhistori- KORT & P.A.M. Schut (2011). sche waarden van houtwallen IJzer en Aarde. Waarderend on- en heggen in Nederland. derzoek naar een ringvormig Rijksinstituut voor aardwerk in Appel (gemeente Natuurbeheer, Nijmegen. Nijkerk). Met bijdragen van O. Brinkkemper, D.J. Huisman, F. Laarman, B. van Os, A. Versendaal & J. Wallinga, Amersfoort. (RAM-rapport 185).
19 2 Aarden wallen in Europa — Hans Renes
De figuur toont links de Benelux-landen, rechts 2.1 Inleiding een gebied dat hij Noordwest-Duitsland noemt en waar voor het gemak ook een groot stuk Denemarken bij is getrokken. Heggen, houtwallen en stenen muurtjes beho- ren tot de meest bepalende onderdelen van het De textuur van een besloten landschap wordt Europese landschap. Toch is nog veel onbekend, bepaald door drie zaken: de omvang van de per- zoals tijdens het schrijven van deze bijdrage celen, hun vorm en de aard van de begrenzingen weer eens bleek. Het is bijvoorbeeld buitenge- (Fox 1976, 56). In deze bijdrage staat het laatste woon moeilijk om een beeld te krijgen van de onderwerp centraal. Tabel 2.1 geeft de belangrijk- verbreiding van open en besloten landschappen ste typen perceelsscheidingen. De tabel gaat uit en nog moeilijker is het om gegevens te vinden van twee belangrijke onderscheiden: de aard van over de afzonderlijke typen. Dat maakt het de gebouwde, opgeworpen of gegraven objecten schrijven van dit artikel vrijwel onmogelijk. en het al of niet voorkomen van begroeiing. De enige kaartjes die ik vond en die voor grotere gebieden een nader onderscheid maken tussen Het eerste verschil heeft vooral te maken met verschillende typen perceelsscheidingen zijn in de lokale landschappelijke omstandigheden 1937 gemaakt door de Duitse geograaf Otto (Williamson 2002, 12-13). Waterhoudende sloten Jessen, hoogleraar in Rostock (afb. 2.1).1 zijn vooral zinvol in gebieden die laag liggen en
1 De auteur dankt Ton Markus (Faculteit Geowetenschappen Universiteit Utrecht) voor het tekenen van de kaarten bij dit Afb. 2.1 ‘Heckenlandschaften‘ in Noordwest-Europa volgens Jessen (1937). artikel. 20 —
Tabel 2.1 Verschillende soorten perceelsscheidingen. Cursief zijn enkele gebieden aangegeven waar het betreffende type voorkomt.
Aarden wallen Stenen muren Andere perceelsscheidingen
Gebieden met zand- of Gebieden met stenige (Periodiek) droge Natte gebieden kleigrond bodem gebieden
Met heg Houtwallen. Ierland, Bretagne, Ierland Heggen Sloten met heggen zandgebieden Noordwest- Europa, Zuidwest-Engeland, Bretagne.
Zonder heg Tuunwallen Noordwest Engeland, Greppels, grasstroken, Sloten (o.a. keileemgebieden West-Ierland grensstenen (‘Open field’ Nederlandse kustgebied) landschappen)
waar de grondwaterstand het hele jaar door gevallen het woord voor greppel (Duits: Graben; hoog genoeg is om water in de sloten te houden. Frans: fossé; Bretons: breiz) gebruikt wordt om Sloten dienen zowel om vee te weren als om de wal aan te duiden. Volgens De Planhol (1976, water aan of af te voeren. Waar vee loopt in ge- 80) kan dit erop wijzen dat aanvankelijk de grep- bieden waarin de sloten een deel van het jaar pel het belangrijkst was. In het Nederlands en droog staan is een aanvullende afscheiding no- Duits is er echter ook de verwantschap met het dig in de vorm van een heg. In Nederland is het werkwoord ‘graven’, dat zowel kan worden ge- beeld van landschappen met waterhoudende bruikt voor ophogingen als voor afgravingen (zie sloten zo bekend dat we wel eens vergeten dat ook Leenders in deze bundel). die sloten buiten Nederland maar een kleine minderheid van de perceelsscheidingen vormen. Het tweede verschil betreft het voorkomen van begroeiing, zoals heggen. Heggen zijn beperkt Aarden (hout)wallen treffen we vooral aan in ge- tot de gematigde klimaatszone (De Planhol bieden met een zand- of klei-ondergrond, voor 1976, 81). In het uiterste noorden van Europa, stenen muurtjes is op korte afstand steen nodig, maar ook in kustgebieden en hooglanden, ko- hetzij in de vorm van keien (zoals in morene-ge- men ze slecht tot ontwikkeling. Hier vinden we bieden), hetzij in ondiepe steenlagen in de bo- ‘kale’ wallen en muurtjes. De meest uitgespro- 2 Ze zijn vooral op de Hoge Berg van Texel dem. In de laatste gevallen geeft de steensoort ken muurtjeslandschappen vinden we in gebie- nog altijd kenmerkend voor het landschap (Dijkstra, 1996), maar komen van de muurtjes een beeld van de ondergrond: den met veel (zee)wind en zeer arme bodems, of kwamen ook voor op Wieringen en in het was geen probleem om speciale steengroe- zoals in de hooglanden op de Britse eilanden en Gaasterland. Omdat keileem slecht doorlatend is voor water, zijn deze ves aan te leggen voor deze muurtjes, maar in de Atlantische kustgebieden (afb. 2.2). gebieden soms erg nat maar leidt een transport over langere afstand was niet renda- periode van weinig neerslag al snel tot droogvallende sloten. bel. Waar geen steen beschikbaar was zien we Heggen kunnen staan op het maaiveld, maar 3 Zie voor nog meer overgangsvormen aarden wallen. Als beide mogelijkheden beston- ook op aarden wallen (we spreken dan van tussen wallen en muurtjes Aalen, 1997, p. 141. Hetzelfde boek bevat een kaart van den, konden de voor- en nadelen worden afge- ‘houtwallen’) of muurtjes. In Ierland (en waar- verschillende typen perceelsgrenzen (p. wogen: muurtjes zijn duur in aanleg maar rela- schijnlijk ook elders) komen wallen voor die gro- 135). 4 In de Europese literatuur overheerst deze tief goedkoop in onderhoud en nemen weinig tendeels bestaan uit losse stenen, geraapt van verklaring. Elders gaat deze verklaring ruimte in (hoewel houtwallen vroeger ook steiler het veld; die wallen werden vervolgens bedekt niet altijd op. In Japan komen bijvoorbeeld ook heggenlandschappen en smaller waren dan tegenwoordig; Dirkmaat met een zode en beplant met een heg (Aalen et voor, maar in de vorming van de 2005). Voor de bouw van aarden wallen werd al. 1997, 135).3 historische cultuurlandschappen van Japan speelde veeteelt nauwelijks een vaak gebruikt gemaakt van zoden of plaggen rol. De meeste heggen staan hier langs (Hegener 1995, 109). Daarmee is er een vloei- wegen en waterlopen en lijken vooral Heggen dienden vooral om vee en wild uit aan- aangeplant voor de opbrengst aan ende overgang naar de typische wallen van ge- grenzende akkers, weidegronden, hooilanden of hakhout of bamboe (Fukumachi et al., stapelde zoden, zoals de tuunwallen die we in 4 2003). bossen te weren. Houtwallen en heggen vergen 5 Kandelaberen (Engels: ‘shredding’) was Nederland kennen op keileemheuvels in kustge- regelmatig onderhoud maar bieden ook een op- een beheersvorm waarbij de boom bieden (Zie ook Baas in deze bundel).2 bestond uit één lange stam; de zijtakken Aarden brengst aan geriefhout. Ze konden bestaan uit werden regelmatig gekapt. Vaak was de wallen gaan vaak samen met greppels, waarbij meidoorns, maar ook uit allerlei soorten hak- boom eigendom van de landheer, terwijl de pachters konden beschikken over de het materiaal uit de greppel gebruikt is om de hout met of zonder overstaanders. Vaak stonden oogst aan takken en bladeren. wal op te werpen. Opvallend is, dat in sommige in heggen ook bomen, die werden geknot of ge- 21 —
Afb. 2.2 Stenen muurtjes in de omgeving van Malham in de Yorkshire Dales (Noord-Engeland). De muurtjes zijn in dit deel van de Yorkshire Dales gebouwd van kalksteen. Foto: Hans Renes. kandelaberd5, waarbij takken werden gebruikt bosgebieden soms aarden wallen die eerder, voor stelen (voor bezems of gereedschap), hek- toen ze in een agrarisch gebied lagen, met heg- palen of andere doelen terwijl het blad en de gen waren begroeid maar waar de meeste resten twijgen aan het vee werden gevoerd. Deze me- van de heggen intussen zijn verdwenen (voor thoden om regelmatig van houtgewas te oog- een Nederlands voorbeeld: Offermans 1998). sten kwamen voor in grote delen van Europa (Petit & Watkins 2003). Veel heggen werden vroeger gevlochten. Zo’n Houtwallen (‘hedgebanks’) kennen we in de zone vlechtheg werd aangelegd door stammen van van zandgebieden die van Vlaanderen tot aan struiken half door te kappen of kort boven de Denemarken loopt, maar ze komen ook voor in grond om te buigen (vandaar de Duitse term Zuidwest-Engeland en vormen de meest gebrui- ‘Knicks’) en de struik vervolgens plat te leggen kelijke perceelsscheidingen in de lage delen van en te vervlechten met andere struiken (Ringler Ierland (Aalen et al. 1997, 135). Ook in Bretagne 1987, 141; Küster 1995, 251).6 Op deze wijze be- waren aarden wallen, meestal met heggen, de schikt een boer vrijwel direct over een dichte meest voorkomende vorm (Meynier 1976). heg. De oudste vermelding van het woord Op de Britse eilanden kwamen zowel begroeide ‘Knicks’ stamt uit 1555 (Flatrès 1976, 23). als onbegroeide wallen voor, met als tussen- Vlechtheggen komen of kwamen in grote delen vorm wallen met palissaden. Ze worden daar al- van Noordwest-Europa voor. In Nederland zijn lemaal ‘hedges’ genoemd (in het geval van palis- ze pas enkele jaren geleden herontdekt saden ‘dead hedges’), naar een Angelsaksische (Dirkmaat 2005; afb. 2.3). term gehægan die op allerlei vormen van afschei- ding kon wijzen (Williamson 2002, 11). In de loop De verbreiding van verschillende vormen per- van de tijd zullen hierin ook veranderingen zijn ceelsscheidingen, zoals heggen op maaiveld, opgetreden; zo verordonneerde keizerin Maria- houtwallen, stenen muurtjes en onbegroeide Theresia van Oostenrijk in 1783 om hout te be- wallen is nog onduidelijk. Hoewel er zeker stre- sparen het vervangen van hekken door levende ken bestaan die door één type gedomineerd heggen (Konold, 1996, 130). In het veld is het on- worden (zie bijvoorbeeld Coste et al., 2008), zien derscheid tussen begroeide en onbegroeide wal- we in veel gebieden hoe verschillende typen len niet altijd even duidelijk te zien. Zo liggen in door elkaar voorkomen. Dat is bijvoorbeld be- 6 De Franse term is ‘haie tressée’. 22 —
Afb. 2.3 Resten van vlechtheggen op de helling van de Mont Beuvray (Morvan, Frankrijk). De oude vlechtheg is te herkennen aan de horizontale stammen. Foto: Hans Renes.
kend van delen van Sleeswijk-Holstein, waar door elkaar heggen op maaiveld, heggen op 2.2 Functies van aarden wallen wallen en onbegroeide wallen voorkomen (Flatrès 1976, 23). Datzelfde is beschreven voor een gebied in Normandië (Brunet 1976, hierin 2.2.1 Landweren en andere figuur 2). De achtergronden van die verschillen grensmarkeringen zijn nog volkomen onduidelijk, al zal gedetail- leerd onderzoek naar oorspronkelijke functies, periode van aanleg en lokale bodemgesteldheid Als we de echte militaire wallen, zoals stads- mogelijk het beeld begrijpelijker kunnen maken. wallen en liniedijken, buiten beschouwing la- ten, zijn er drie typen aarden wallen van belang. In deze bijdrage wil ik wat materiaal bij elkaar De eerste groep bestaat uit landweren en an- brengen over de ruimere Europese context. De dere grensmarkeringen. Landweren bestonden kern van mijn verhaal bestaat uit een overzicht uit systemen van een of meer wallen, geschei- van open en besloten landschappen en de ver- den door greppels. Waar wegen de landweer anderende grenzen daartussen. Hier moet ik kruisten, waren hekken, slagbomen en soms echter door gebrek aan gegevens het onder- versterkingen aangebracht. Zeker met vee en scheid tussen verschillende soorten perceels- wagens was het nauwelijks mogelijk om land- scheidingen deels laten vallen, al kan ik er voor- weren op andere plaatsen te passeren en de beeldsgewijze wel iets over zeggen. Dit betoog doorgangen konden daarom goed gebruikt eindigt dan ook met de weinig verrassende con- worden om belasting of tol te heffen.7 Ook clusie dat er meer onderzoek nodig is. Offa’s Dyke, een grote grenswal op de grens van Engeland en Wales, is wel eens een functie toe- gedicht in het tegengaan van veediefstal. Op 7 Voor de effectiviteit van dit soort grenzen beperkte schaal konden landweren een rol spe- valt ook te wijzen op de vier meter hoge heg die de Engelsen aanlegden in India, len in de verdediging van territoria. Landweren van de Himalaya tot bijna aan de Golf van vormen daarmee een grensgeval tussen agrari- Bengalen, over een lengte van 2250 km, om de smokkel van zout tegen te gaan sche en militaire wallen. (Agrarisch Dagblad 12-12-2000). 23 —
Enkele grenswallen stammen al uit de vroege middeleeuwen en zijn aangelegd door de hoog- 2.2.2 Wildparken ste gezaghebbers van die dagen. Offa’s Dyke is aangelegd onder koning Offa van Mercia, een tijdgenoot van Karel de Grote. Elders in De tweede groep bestaat uit wallen om wild- Engeland liggen nog meer van dergelijke vroeg- parken. Wildparken waren gebieden die door de middeleeuwse wallen, die mogelijk zelfs nog een elite waren gereserveerd voor de jacht en de paar eeuwen ouder zijn (Coones & Patten 1986, vleesvoorziening. Dergelijke gebieden worden in 135-141). Een vergelijkbare wal, die in het Deens de vroege middeleeuwen wel aangeduid als Danevirke en in het Duits Dannewerk wordt ge- ‘foreesten’, een term die zich in de Engelse en noemd, ligt ongeveer op de vroegere grens van Franse taal ontwikkelde tot een aanduiding voor Denemarken en Duitsland. De Danevirke bestaat bos. Van oorsprong was ‘foreest’ echter geen uit een systeem van wallen en stenen muren die landschappelijk maar een rechtshistorisch begrip; zijn aangelegd van de achtste tot in de twaalfde foreesten konden naast bossen ook weilanden eeuw (Jankuhn 1976, 69-80). en soms zelfs akkers en nederzettingen omvat- ten. De soms zeer uitgestrekte vroegmiddel- De term landweer wordt met name gebruikt eeuwse foreesten vielen in de meeste gevallen voor grenswallen die tussen de dertiende en de later uiteen. In de late middeleeuwen en de vroege zestiende eeuw zijn aangelegd. Een kaart vroegmoderne periode komen we kleinere, maar in het overzichtswerk van Brokamp (2007, 25; zie strakker georganiseerde jachtgebieden in bron- ook zijn bijdrage in deze bundel) laat zien dat nen tegen onder namen als haag (Frans: ‘haie’, Oost- en Zuidoost-Nederland deel uitmaken van in middeleeuwse bronnen ‘haia’), wildpark een groot gebied waarin landweren voorkwa- (Engels: ‘park’, ‘deer park’), wildbaan, warande men en dat grote delen van het laatmiddel- (Engels: ‘[rabbit] warren’) en diergaarde (Duits: eeuwse Heilige Roomse Rijk omvatte. Of er een ‘Tiergarten’). verband was met dat rijk, is onzeker. Wel was dat een groot gebied dat in de late middeleeu- Veruit de grootste dichtheid aan dergelijke wild- wen een versnipperde bestuurlijke situatie ken- parken bestond in Engeland, wat valt te verkla- de, met een grote macht voor lokale vorsten en ren uit de strakke, op Normandische leest ge- steden. Andere delen van Noordwest-Europa, schoeide, feodale organisatie van het land in die met de Britse eilanden als een uitgesproken tijd. Een Franse reiziger schatte in 1549 dat voorbeeld, kenden toen al een relatief sterk ge- Engeland evenveel parken had als de rest van centraliseerd bestuur. Europa bij elkaar (Stamper 1988, 147). Domesday book, een systematische beschrijving van Een andere groep grenswallen is aangelegd om Engeland uit 1086, noemt er 35 maar is waar- (grote) grondbezittingen te markeren. Dergelijke schijnlijk niet geheel compleet. In de twaalfde wallen zijn vooral door Engelse landschapshisto- eeuw nam het aantal langzaam toe. In de der- rici beschreven. Sommige van die landgoederen tiende eeuw volgde een ware explosie, toen veel bestonden al in de vroege middeleeuwen en in feodale heren hun vergrote welvaart investeer- enkele gevallen kunnen ze zelfs teruggaan tot de den in dergelijke parken. Ze moesten daartoe Romeinse tijd (Colebourn & Gibbons 1990, 50- een Koninklijke licentie kopen. In het begin van 51). Hun grenswallen kunnen dan ook een zeer de veertiende eeuw telde Engeland waarschijn- hoge ouderdom hebben. Hoskins beschrijft een lijk 3200 parken (Stamper 1988, 140). Nadien holle weg tussen twee aarden wallen die twee nam het aantal af, hoewel vanaf het eind van de oude landgoederen scheidde en die in de tiende vijftiende eeuw ook weer nieuwe werden aange- eeuw al ‘the old ditch’ heette (Hoskins 1977, 31, legd. De druk op de grond en de geringe rentabi- voor een ander voorbeeld: p. 68). Vergelijkbare liteit – veel parken leverden verlies op – maakten voorbeelden zijn in Continentaal Europa nog een eind aan de meeste parken. Buiten Engeland nauwelijks beschreven. waren veel minder wildparken, maar ze waren wel verspreid over grote delen van Europa, van Zweden tot Duitsland en van Nederland tot Hongarije (Renes 2005). 24 —
Van de begrenzingen van de vroegmiddeleeuwse De verschillende functies sluiten elkaar aller- foreesten is niets bekend. De latere wildparken minst uit. In Cornwall, een gebied waarin forse moesten door de groei van bevolking en land- aarden wallen vanouds de meest voorkomende bouwgebieden meer rekening houden met de perceelsscheiding vormden, zullen ze zeker een buren en waren dan ook omgeven door moeilijk functie hebben gehad om vee binnen landerijen doordringbare grenzen om het wild binnen en te houden, maar dienden ze daarnaast als grens- stropers buiten te houden. Die grenzen werden markeringen, boden ze beschutting tegen wind soms gevormd door grote wallen met greppels, en leverde de begroeiing bovendien veevoer die eerder aan een landweer dan aan een agrari- (Fox 1976, 58). sche wal doen denken; in andere gevallen door houten hekken of stenen muren. Soms waren de Dergelijke perceelsscheidingen zijn al oud. In het wallen asymmetrisch in doorsnede, zodat wild uiterste noordwesten van Ierland is een stroken- wel naar binnen kon maar niet naar buiten verkaveling met latere onderverdelingen, met (Steane 1984, hierin figuur 5.7). stenen muurtjes als grensscheidingen, ontdekt dat vanaf ca 3700 v.C. is aangelegd. De akkertjes zijn later overgroeid door veen en kwamen pas 2.2.3 Agrarische wallen weer aan de oppervlakte toen het veen in de ja- ren 1930 werd afgegraven (Aalen et al. 1997, 36). De zogenaamde ‘reaves’ in Dartmoor zijn de res- Tenslotte is er dan een soort restcategorie van ten van een grootschalige landindeling uit de perceelsscheidingen met vooral een land- of Bronstijd (Fleming 1988). Celtic fields, vroeger bosbouwkundige functie. De meeste wallen, ook wel raatakkers genoemd, komen voor in de heggen en stenen muurtjes dienden vooral om zandgebieden van Noordwest-Europa en stam- bouwlanden en graslanden te beschermen tegen men uit de periode van de Late Bronstijd tot de vraat door vee of wild. Andere dienden om lan- Romeinse tijd. In een voorbeeld in het Zeijen derijen te beschermen tegen stuifzanden en (Drenthe) lijken de wallen een secundaire ont- weer andere lijken alleen als grensmarkering te wikkeling en lijkt het erop dat de wallen in de 8 Ze worden in Engelse literatuur aangeduid zijn aangelegd. Dat laatste zou kunnen opgaan laatste fase zelf als akkers zijn gebruikt (Spek et als co-axial systems. Mooie voorbeelden al. 2003). Vergelijkbare vormen, van kleine blok- zijn te vinden in het uiterste westen van voor een groot deel van de wallen die in en om Cornwall (Hoskins, 1977, p. 28). bosgebieden zijn aangelegd (Boosten et al. 2011). vormige akkertjes omgeven door wallen of muurtjes, zijn op de Britse eilanden aangetroffen en zijn daar soms nog tot op heden in gebruik.8 In Bretagne concludeert Antoine (2006) echter dat daar weinig continuïteit lijkt te bestaan tussen de middeleeuwse en de oudere perceleringen.
Al in de middeleeuwen hadden graanakkers een typisch open karakter; internationaal is de term open fields in gebruik voor landschappen die ge- domineerd werden door graanteelt. In deze ge- bieden waren de nadelen van heggen, die zon- licht wegnamen en tot een lagere opbrengst leidden, zo groot dat boeren andere methoden, zoals grensstenen en grasstroken, gebruikten om hun eigendommen te begrenzen. Als vee na de oogst op de akkers mocht, werd het getuid of werden tijdelijke hekken geplaatst (Spek 2006, 230). Ook gemeenschappelijke weidegebieden waren meestal open. Besloten landschappen
Afb. 2.4 De oorspronkelijke grafiek van Hooper over het verband tussen de ouderdom van heggen en het aantal soorten houtige gewassen. Naar: Pollard & Hooper, 1974. 25 —
Afb. 2.5 De ontwikkeling van het besloten landschap rond Rystone Grange op basis van typologisch onderzoek naar stenen muurtjes. Naar: Hodges, 1991.
zestiende-eeuwse kaarten (zie onder meer Kneppe 2004). Landweren en wildparken heb- ben voorts de nodige sporen achtergelaten in toponiemen.
Over de meeste ‘gewone’ perceelsscheidingen zijn echter nauwelijks schriftelijke bronnen be- schikbaar, alleen al omdat over zulke algemeen bekende zaken zelden iets werd opgeschreven. Interviews met oude boeren geven belangrijke inzichten in het functioneren en het beheer van landschapselementen in de eerste helft van de vinden we vooral in gebieden met veehouderij vorige eeuw (Burny 1999), maar men komt met door individuele boeren, al of niet afgewisseld deze methode moeilijk verder terug. met akkerbouw op dezelfde percelen. Daarnaast vormt het landschap zelf een belang- rijke bron. Onderzoek in het terrein geeft inzicht 2.3 Bronnen in de ligging, de opbouw en de soortenrijkdom en kan zelfs gegevens opleveren over de ouder- dom. Soms gaat het hierbij om de relatieve ou- Het mooiste beeld van de patronen van per- derdom, waarbij de onderlinge verhouding tus- ceelsscheidingen bieden kaarten en luchtfoto’s. sen landschapsstructuren een onderscheid In grote delen van Europa bestaan sinds de ne- tussen oudere en jongere elementen mogelijk gentiende eeuw gedetailleerde topografische en maakt. Een veel bediscussieerd voorbeeld betreft kadastrale kaarten, die het mogelijk maken de patronen van perceelgrenzen in Oost-Engeland veranderingen in het landschap in detail te vol- en in Bretagne die worden doorsneden door een 9 Voor Bretagne: Pape, 1976; voor Oost- gen. Een deel van de grootschalige reconstruc- Romeinse weg en op basis daarvan in de IJzertijd Engeland: Williamson & Bellamy, 1987, p. 9 19. In een reactie op de laatste gaf Hinton ties van landschappen, zoals enclosures en ruil- zijn gedateerd. Ook voor absolute dateringen (1997) goede argumenten voor een veel verkavelingen (zie hieronder) is goed bestaan soms mogelijkheden, bijvoorbeeld door geleidelijker ontwikkeling van de gedocumenteerd met kaarten en beschrijvingen. betreffende percelering. Williamson wallen te bemonsteren of door het dateren van (1998a) gaf in een tegenreactie aan zelf Voor oudere perioden bestaat nog het meeste scherven in een wal. Een andere mogelijkheid ook intussen te twijfelen aan het materiaal over belangrijke wallen, vooral over voorbeeld, maar toch vast te houden aan biedt typologisch onderzoek, wat ik wil illustre- een prehistorische ouderdom van delen landweren die soms al in detail zijn afgebeeld op ren aan de hand van twee Engelse voorbeelden. van het landschap. 26 —
Afb. 2.6 Rurale landschappen in Europa volgens Lebeau (1986, p. 50). 27 —
Al in de jaren zeventig suggereerde de Engelse De kaart van René Lebeau (afb. 2.6) is vooral ge- onderzoeker Max Hooper een verband tussen baseerd op verkaveling en perceelsranden, met soortenrijkdom en ouderdom van heggen als kern het onderscheid tussen open en beslo- (Hooper 1970; Pollard et al. 1974; afb. 2.4). De ten landschappen. Het is een kaart die zelf weer vuistregel was: hoe meer houtige soorten, hoe terug gaat op eerder werk van meest Franse hoger de ouderdom, waarbij zelfs gesuggereerd geografen. Vooral de overgang van de open fields, werd dat het uitgangspunt van één soort per de eindeloze graanakkers van het Bekken van eeuw een redelijke schatting van de ouderdom Parijs, naar de besloten landschappen van van een heg mogelijk maakte. Dat eenvoudige Normandië en Bretagne, heeft geografen altijd beeld is intussen verlaten, hoewel de discussie gefascineerd. Het zijn verschillen die sommige nog altijd doorgaat (Cousins 2004). Een globaal reizigers al in de zestiende eeuw opvielen (Fox verband lijkt er toch wel te zijn, al moet men ui- 1976, 55). teraard altijd een grote mate van voorzichtigheid De besloten landschappen worden vaak samen- en van regionale variatie inbouwen. Als we in gevat onder de term bocage, een term die als Nederland een houtwal met veel verschillende streeknaam in Normandië voorkomt en die oor- houtige soorten aantreffen, kan dat een oude spronkelijk eerder op een bosachtig gebied houtwal zijn, maar ook een typische houtwal zo- duidt, maar die in de geografie een vakterm als de Heidemaatschappij die lange tijd bij ruil- werd voor kleinschalige heggenlandschappen verkavelingen aanplantte. Overigens was (afb. 2.7; Antoine 2006). Lange tijd werd aange- Hooper zelf heel wat genuanceerder dan latere nomen dat de spreiding van open en besloten onderzoekers wilden zien. landschappen in Europa in grote lijnen in de middeleeuwen was gevormd en sindsdien in Bij stenen muurtjes is een typologisch daterings- hoge mate stabiel was (Fox 1967, 56). Het ver- onderzoek mogelijk omdat de wijze waarop die schil zou ook een duidelijke relatie hebben met muurtjes zijn gebouwd, in de loop van de tijd de fysisch-geografische gesteldheid (bijvoor- veranderde. Het mooiste voorbeeld is afkomstig beeld Flatrès 1976, 22). De zeer oude besloten van Richard Hodges (1991), die in zijn land- landschappen van de Atlantische kustgebieden schapsarcheologische onderzoek rond Roystone werden onderscheiden van jongere besloten Grange een zeer gedetailleerde muurtjeskarte- landschappen verder landinwaarts. ring opnam. Die typologie mondde uit in een beeld van de geleidelijke ontwikkeling naar een Intussen is duidelijk dat het onderscheid tussen besloten landschap (afb. 2.5). de open field en de bocage-landschappen minder oud en tijdloos is dan lange tijd is gedacht.
2.4 Open en besloten landschappen
Om een beeld te krijgen van de verbreiding van die agrarische wallen, heggen en muurtjes in de laatste duizend jaar kunnen we het best begin- nen bij het onderscheid tussen open en besloten landschappen. Dat verschil vormt een kernthe- ma in de studie van Europese landschappen (Bloch 1966; Smith 1967, 191). De landschappen van het Middellandse Zeegebied worden vaak, naast de open en de besloten landschappen van de noordelijke helft van Europa, als een derde type behandeld. De Mediterrane landschappen vertonen echter een enorme variatie, waarbin- nen zowel open als besloten landschappen voorkomen. In sommige gebieden komen in ie- der geval heggen en muurtjes voor (Rackham & Moody 1996, 145). Afb. 2.7 Verbreiding van bocage volgens Jessen (1937). 28 —
doet denken aan de Nederlandse zandgronden.
Ook de geschiedenis is complex en de Atlantische bocage-landschappen blijken lang niet zo oud en stabiel te zijn als lange tijd werd verondersteld. Hoewel we er nog altijd vanuit mogen gaan dat een deel van de heggen en muurtjes een vroegmiddeleeuwse of nog hogere ouderdom heeft, stammen veel andere pas uit de vroegmoderne periode. Astill & Davies (1997, 247-248) concluderen voor hun onderzoeksge- bied in Centraal Bretagne dat er in de vroege middeleeuwen maar weinig zichtbare perceels- scheidingen waren; de meeste lijken pas in de vijftiende tot zeventiende eeuw te zijn aange- legd. Volgens de historica Antoine (2006), die zich vooral baseert op geschreven bronnen, werd een fase van sterke groei van het aantal zichtbare perceelsscheidingen in de vijftiende en zestiende eeuw gevolgd door twee eeuwen van stabiliteit, waarna de heide-ontginningen van de negentiende eeuw opnieuw voor een fase van groei zorgden.
We mogen aannemen dat de open en besloten landschappen zoals die staan aangegeven op overzichtskaarten van Europese landschappen – kaarten die vooral op negentiende-eeuwse ge- gevens zijn gebaseerd – in de vroege middeleeu- wen meer op elkaar leken, met akkers en neder- zettingen te midden van uitgestrekte Afb. 2.8 ‘Ancient’ en ‘planned’ countryside volgens gemeenschappelijke weidegronden. Nadien Rackham (2003, p. 13). hebben deze landschappen verschillende ont- wikkelingspaden gevolgd, waarbij sommige ge- bieden zich ontwikkelden tot uitgestrekte open Landschappen hebben een lange en complexe graanakkers en andere juist tot zeer besloten geschiedenis en die geschiedenis is in veel geval- landschappen die gekenmerkt werden door ge- len nog slecht uitgezocht. Daarbij is de aandacht mengde landbouwsystemen of door een specia- van historische onderzoekers altijd sterk gecon- lisatie op de veehouderij (Renes 2010b). De der- centreerd geweest op de open field-landschappen tiende en de vroege veertiende eeuw, een en hebben de bocage-landschappen lange tijd periode met een hoge bevolkingsdruk, vormden veel minder aandacht gekregen (Fox 1976). Toch het hoogtepunt van de open field-landschappen. zijn er de laatste decennia wel vorderingen ge- Die gebieden vormden de graanschuren van het maakt, waaraan is bijgedragen door archeolo- toenmalige Europa. Ook toen al bestonden gen, historici, historisch-ecologen en historisch- daarnaast gebieden die zich meer op veehoude- geografen. Al deze landschappen blijken com- rij of op een gemengde bedrijfsvoering richtten. plexer in elkaar te zitten dan vaak wordt Soms ging het om gebieden die in hoge mate aangenomen, met een combinatie van gehuch- zelfvoorzienend waren, maar ook in de hoge en ten met open fields, vrijstaande boerderijen met late middeleeuwen moeten er al gebieden zijn kampen en alle denkbare tussenvormen en met geweest die zich specialiseerden in de zuivel- en daarnaast nog uitgestrekte gemeenschappelijke vleesvoorziening van de steden. We mogen aan- weidegronden (Flatrès 1977; Astill & Davies nemen dat die gebieden toen al een tamelijk be- 1997,13). Het is daarmee een landschap dat sterk sloten karakter hadden. 29 —
Vanaf de late middeleeuwen overheersten in dorpsakkers. Daarmee leidde de steeds verdere West en Midden-Europa twee processen in de inrichting van het landschap (van bos en exten- richting van een groeiend aantal heggen, hout- sieve weidegronden naar intensief gebruikt cul- wallen en stenen muurtjes, tot aan een hoogte- tuurland) tot een toename van het aantal per- punt rond 1900. Het eerste proces is de steeds ceelsscheidingen. verdere inrichting van het landschap door de verdeling van gemene gronden, het tweede de Land dat als extensieve weidegrond in gebruik omvorming van de open fields. De Engelstalige bleef, kon ook worden verdeeld (omgezet van term voor beide processen is ‘Enclosures’, een gemeenschappelijk in privé-eigendom) zonder term die verwijst naar het omzetten van open dat direct een intensiever landgebruik volgde. In land in land dat werd gekenmerkt door percelen die gevallen bleef de aanleg van nieuwe per- die waren omgeven door zichtbare perceels- ceelsscheidingen soms achterwege: in scheidingen. Figuur 2.8 laat enkele grote lijnen Nederland werden veel gemeenschappelijke hei- van de ingrijpende veranderingen in het Engelse develden in de negentiende eeuw verdeeld, landschap zien. Aan de ene kant zijn er de oude maar de eigendomsgrenzen, die hoogstens wer- kleinschalige landschappen, die in de loop van den gemarkeerd door greppels (in Drenthe sprak de tijd door geleidelijke ontginningen steeds men van ‘ritsen’; Kraak 2011), werden pas bij de verder zijn opgevuld met perceelsscheidingen. latere ontginning belangrijk. Op de Britse eilan- Aan de andere kant zijn er de middeleeuwse den zijn daarentegen de verdelingen van de open field-landschappen, die door de enclosures ‘moors’ wel samengegaan met de bouw van ste- zijn omgezet in heggenlandschappen. De nen muurtjes (afb. 2.2). Engelse landschapshistoricus Oliver Rackham (2003, 63) gebruikt voor deze twee typen respec- Het tweede proces was de omvorming van open tievelijk de termen ‘ancient’ en ‘planned’ country- fields naar meer individuele landschappen (Renes side. Beide termen zijn niet bijzonder gelukkig. 2010a), zoals dat vanaf de veertiende eeuw lang- De ‘ancient countryside‘ is, zoals we al zagen, het zaam in verschillende gebieden in Europa plaats- resultaat van een lange en geleidelijke ontwikke- vond. We zien dat waar de oude graanakkers ling en is dus niet in zijn geheel oud. De ‘planned nieuwe gebruiksvormen kregen. Soms ging het countryside’ betreft vaak gebieden die net zo lang om meer complexe vruchtwisselingen waarin – zo niet langer – bewoond zijn maar twee keer ook regelmatig vee op de akkers liep (afb. 2.9), volledig op de kop zijn gezet: eerst vanaf de ne- of om speciale gewassen die afgescheiden wer- gende eeuw door de vorming van de uitgestrek- den van de graanakkers. Soms is in de omheinde te graanakkers en vervolgens in de late middel- percelen nog de oude strokenverkaveling van de eeuwen en de vroegmoderne tijd door de akkers te herkennen, zoals in delen van omzetting van die open fields in besloten land- Normandië.10 We zien hier opnieuw dat het boca- schappen. ge-landschap er niet ‘altijd is geweest’. De beslo- ten landschappen van Normandië en Bretagne De steeds verdere inrichting van het landschap hebben alles te maken met de specialisatie op zien we in de gebieden waar nog grote gemeen- melk- en vleesvoorziening van de stad Parijs. schappelijke gebieden bestonden. Vooral in tij- den van bevolkingsgroei en hoge graanprijzen, De enclosures in Engeland vormen een uitermate globaal de perioden tussen 1450 en 1650 en van- langdurige en complexe ontwikkeling (Chapman af 1750, werd nieuw land ontgonnen. We zien & Seeliger 2001; Williamson 2000) maar de eer- dat in de zandgebieden, die een zone vormen ste fase hing samen met een verschuiving van van Vlaanderen via de zuidoostelijke helft van graanverbouw naar schapenhouderij. Van een Nederland en delen van Noordwest-Duitsland aantal dorpen is nauwkeurig beschreven hoe een naar het westen van Denemarken. In deze ge- enkele boer kans zag om steeds meer van zijn bieden werden in de loop van de tijd steeds buren uit te kopen, om uiteindelijk het hele meer stukken heide en bos ontgonnen tot dorpsgebied om te zetten in schapenweide; op bouw- en weiland. Daarbij werden in veel geval- de ene boerderij na werd het dorp verlaten. len heggen of houtwallen om de nieuwe ontgin- Aangrenzende dorpen bleven bestaan doordat 10 Mooie voorbeelden zijn te zien op ningen gelegd. Het leidde tot ringen van kamp- een dergelijke bezitsconcentratie niet plaats- Google Earth, bijvoorbeeld bij het gehucht Le Pou (49°28’25”NB / 1°49’23” ontginningen rond de middeleeuwse open vond (Beresford & Hurst 1990, Hfst. 5). Er zijn OL). 30 —
Afb. 2.9 Een Nederlands voorbeeld van enclosure (in het Nederlands gebruiken we wel de term ‘verkamping’) zien we in de Banakkers in Etten (westelijk Noord-Brabant). Deze moeten in de middeleeuwen een open akkergebied hebben gevormd, maar omstreeks 1900 lag hier een zeer besloten landschap, waarin alle percelen omringd waren door houtranden. Chromotopgrafische kaart, blad 623 (1900), © Topografische Dienst Kadaster, Apeldoorn.
intussen enkele duizenden middeleeuwse dor- Sleeswijk-Holstein en het aangrenzende deel pen met open fields ontdekt die tussen de veer- van Zuid Jutland, dat pas vanaf ca 1500 lijkt te tiende en de achttiende eeuw zijn gekrompen zijn gevormd, toen hier een commerciële vee- tot een enkele schapenboerderij. Luchtfoto’s la- houderij opkwam waarbij percelen beurtelings ten vaak duidelijk zien hoe de latere heggen als bouwland en als grasland werden gebruikt. dwars door oudere akkerpatronen heen snijden Het betekende verschuivingen van gemeen- (afb. 2.10). In later tijd vonden ook wel enclosures schappelijke naar individuele kuddes. Het tame- plaats om betere omstandigheden voor ge- lijk open landschap veranderde in een landschap mengd landbouwbedrijven te creëren. Vanaf de van verspreide boerderijen en percelen die om- achttiende eeuw gingen de enclosures een nieuwe ringd waren door ‘Knicks’. In de eeuwen nadien fase in, toen het parlement zich ermee bezig breidde het heggenlandschap zich hier steeds ging houden (‘Parliamentary Enclosure’). Wat verder uit, onder meer door een verplichte aan- was begonnen als een aanpassing aan nieuwe leg van heggen in de jaren 1766-1770 en door de marktomstandigheden ontwikkelde zich tot een verdeling van de resterende gemeenschappelijke algemene methode om de landbouwstructuur gronden aan het eind van de achttiende eeuw van het land te verbeteren, vooral ten gunste (Flatrès 1976, 23; Hansen 1976). Een soortgelijke van de grotere boeren. Het eindresultaat was ontwikkeling vond plaats in het uiterste noorden dat in de negentiende eeuw vrijwel alle open van Frankrijk en, pas in de achttiende en negen- fields in Engeland plaats hadden gemaakt voor tiende eeuw, in delen van de Champagne, op- besloten landschappen (Hooke 2010). nieuw in samenhang met een verschuiving van akkerbouw naar veehouderij (Flatrès 1976, 23-25). Ook elders in Europa hebben dergelijke proces- Nog een ander voorbeeld vinden we in het Land sen plaatsgevonden. Een goed beschreven en van Herve, ten noordoosten van het industriege- daardoor bekend voorbeeld vinden we in het ge- bied rond Luik (Diriken 1995). In het laatste ge- bied van de abdij Kempten in de Allgäu tussen bied had de omvorming zeker te maken met een de 16e en de 18e eeuw (Endriss 1961). Veel om- verandering in landgebruik. In de zestiende vangrijker is het besloten landschap van eeuw begonnen de boeren zich hier te speciali- 31 —
Afb. 2.10 Ridge-and-furrow bij Moreton-in-Marsh (Cotswolds). De oude akkertjes zijn goed herkenbaar. Op de onderste foto is een ‘akkerberg’ te zien, een lage rug die ontstond doordat de ploeg hier moest keren. Aan weerszijden lopen de kavels in een verschillende richting. De heggen zijn aangelegd bij de Enclosure en lopen dwars door het oude patroon heen. Foto’s: Hans Renes.
seren in melkveehouderij, waarvoor eerst de grenzende gebieden, zoals de omgeving van heidevelden werden verdeeld en vervolgens ook Eupen en, vanaf het eind van de negentiende de open fields werden omgezet in weilanden. In eeuw, het Münsterländchen (ten noordoosten korte tijd veranderde het open landschap hier in van Aken; Von den Driesch 1985) en het uiterste een kleinschalig heggenlandschap. Later vond zuidwesten van Limburg (Renes 1993). eenzelfde ontwikkeling plaats in enkele aan- 32 —
Afb. 2.11 Ruilverkavelingen in Europa volgens H.J. Nitz (1992, p. 147). In de gearceerde gebieden zijn landschappen met versnipperd grondbezit, dat meestal samenging met bewoning in dorpen, omgezet in landschappen met aaneenbesloten grondbezit en verspreid staande boerderijen. De jaartallen tussen haakjes geven het begin van de reorganisatie, de andere jaartallen verwijzen naar de periode waarin wettelijke regelingen voor dergelijke reconstructies van het landschap van kracht werd.
Vanaf het midden van de achttiende eeuw ste- Hoe drastisch de veranderingen konden zijn, gen de graanprijzen weer en werd akkerbouw zien we in Scandinavië. Aarslev (afb. 2.12) is een opnieuw aantrekkelijker. In Engeland, in Zuid- voorbeeld van een dorp dat in tien jaar twee Scandinavië en in enkele andere gebieden von- keer volledig op de schop ging. De eerste ver- den nu ruilverkavelingen plaats in open fieldland- andering was een schaalvergroting in de verka- schappen die de akkerbouw efficiënter moesten veling van de open fields. De tweede verandering maken (Nitz 1992; afb. 2.11). Het heeft te maken was nog drastischer: nu werd het open field met commercialisering in relatie tot verschuivin- landschap omgezet in een landschap met ge- gen in de internationale economie, waarbij concentreerd grondbezit, waarbij de afzonder- graangebieden in Noordwest-Europa moesten lijke bezittingen werden omgeven door zicht- concurreren met landgoederen in het bare begrenzingen. Een decreet uit 1794 schreef Oostzeegebied. Ook deze ruilverkavelingen de aanleg van zichtbare begrenzingen voor en maakten het landschap kleinschaliger omdat de beschreef de volgende mogelijkheden: stenen nieuwe, aaneenbesloten, bezittingen van boeren muurtjes (140 cm hoog), aarden wallen (2 m werden omgeven door heggen of houtwallen. breed en met aan weerszijden een greppel), 33 —
wallen van aarde of zoden (2-3 m breed en 160 cm hoog), wallen van takken en zeewier en houten schuttingen (Hansen 1976). Ook hier zien we dus weer een grote variatie en lokale invullingen.
De grens tussen open en besloten landschap- pen is in de vroegmoderne periode verschoven, doordat open fields zijn verkampt. Wat deze ontwikkeling ook duidelijk maakt, is dat het onderscheid tussen open fields en bocages niet een verschil aangeeft tussen commerciële ak- kerbouw op de beste gronden en zelfvoorzie- nend geploeter op de armere. Het zijn twee kanten van hetzelfde systeem. Al in de loop van de middeleeuwen specialiseerden som- mige gebieden zich in graanteelt, later uitge- breid met andere akkerbouwgewassen, terwijl andere gebieden zich meer richtten op vee- teelt. Beide stonden in dezelfde mate in dienst van de stedelijke consumenten. Welke kant een gebied op ging, werd beïnvloed door de bodem, maar ook door ligging ten opzichte van steden, door transportmogelijkheden en door processen als padafhankelijkheid. De situering was bovendien niet stabiel, maar veranderde onder invloed van economische verschuivingen op lokale, regionale, internationale en zelfs globale schaal.
Het eind van de negentiende eeuw moet de grootste dichtheid aan perceelsscheidingen uit de geschiedenis hebben gegeven (Rackham 2003, 85). Historisch-geograaf Karel Leenders (1995) spreekt van ‘de climax van het besloten landschap’. Daarna ontstond juist weer een meer open landschap door schaalvergroting in de landbouw, vooral in de akkerbouw, en door de opkomst van het prikkeldraad. Prikkeldraad was in de vorm die we nu nog steeds kennen een Ameri kaanse uitvinding, die in de jaren 1880 Europa bereikte (Harvey 1987, 29; Krell 2002). Door het grootschalige gebruik van prikkeldraad verloren heggen en houtwallen hun functie als veekering. In dezelfde periode nam het belang van houtwallen als leverancier van brand- en ge- riefhout af. De leerlooierij schakelde vanaf 1904 over op chroomlooiing, waardoor ook deze afzet van (eiken)hout verdween. In veel nieuwe ont- ginningen werden de perceelsscheidingen direct gemarkeerd met prik kel draad, maar ook in het oude cultuurland werden houtwallen en heggen Afb. 2.12 Twee ruilverkavelingen in tien jaar in Aarslev gerooid en geëgaliseerd. (Denemarken). Naar: Frandsen, 1992, pp. 195-196. 34 —
Verschillende van de gebieden die in de vroeg- vertraagde de afname van de lengte aan per- moderne periode door een verschuiving van ceelsscheidingen in de jaren tachtig, vooral om- graanteelt naar veehouderij waren omgevormd dat de ruilverkavelingen minder drastisch wer- van open fields naar heggenlandschappen, maak- den (Koomen et al. 2007). Op de achtergrond ten later weer een omgekeerde ontwikkeling speelt de verminderde druk op het land dankzij door. Deze heggenlandschappen hebben dan de quotering van melk en andere producten. ook maar kort bestaan. Een voorbeeld is Oost- Engeland, dat zich vanaf het midden van de In andere landen vinden we eenzelfde afname. achttiende eeuw weer meer op akkerbouw ging In Engeland werd in 1997 geschat dat 240.000 richten (Williamson 1998b, 11-12) en nadien, met kilometer aan heggen verdween sinds de intro- de opkomst van de mechanisatie, een proces ductie van subsidies, wat vooral gebeurde na de van schaalvergroting doormaakten waarbij de toetreding van Groot-Brittannië tot de Europese meeste heggen sneuvelden. Deze gebieden Gemeenschap in 1973 (Harvey 1998, 7). In de pe- keerden in feite terug naar de open field land- riode daarvoor was het echter bijna even hard schappen van vóór de enclosures. Een soortgelijk gegaan: een schatting noemt een gemiddelde proces vond plaats in delen van de Champagne, van 7245 kilometer heg per jaar tussen 1946 en waar het bovengenoemde heggenlandschap uit 1970, wat in totaal in die 25 jaar zou uitkomen de achttiende en negentiende eeuw weer in op 185.000 kilometer (Barnes & Williamson hoog tempo verdween in de twintigste eeuw 2006, 22). Deze snelle veranderingen volgden op toen de graanboeren het hier weer overnamen een periode van stabiliteit: tussen 1870 en 1945 (Dufour 1976). lijkt het patroon van heggen in Engeland weinig veranderd (Rackham 2003, 85). Gegevens uit Dat proces versnelde in de naoorlogse periode. Sleeswijk-Holstein tonen een vergelijkbaar Mechanisatie, vooral in akkerbouwgebieden, beeld, van heggenlandschappen die tussen het eiste steeds grotere percelen. Op de achtergrond eind van de negentiende en het midden van de speelden landbouwsubsidies, bedoeld om veel twintigste eeuw weinig veranderden, maar die en goedkoop te produceren maar met als bij- daarna snel grootschaliger werden. Tussen 1950 werking dat boeren het maximale uit het land en midden-jaren tachtig nam de lengte aan heg- probeerden te halen. In delen van Oost-Europa gen in Sleeswijk-Holstein met 39% af (Ringler vond een zeer snelle en drastische omvorming 1987, 146). van het land plaats toen de landbouw werd ge- collectiviseerd. In West-Europa hadden ruilver- kavelingen eenzelfde effect, zij het dat de 2.5 Conclusie schaalvergroting van het landschap hier meer geleidelijk ging. Ruilverkavelingen zijn, zoals we al zagen, een oud verschijnsel in Engeland, Verschillen tussen grootschalige en kleinschalige Scandinavië en delen van Duitsland. In landschappen dragen in hoge mate bij aan de Nederland begonnen de ruilverkavelingen in het variatie binnen het Europese landschap. Het zijn begin van de twintigste eeuw, maar werden ze verschillen die in de loop van eeuwen zijn ont- vooral in de jaren zestig grootschaliger en ingrij- wikkeld, waarbij de grootschalige akkerland- pender. In Frankrijk, België en delen van het schappen en de steeds intensiever gebruikte ge- Middellandse Zeegebied begonnen ruilverkave- meenschappelijke weidegronden een open lingen pas echt in de naoorlogse jaren, hoewel er karakter hadden, terwijl gebieden met intensie- in delen van Frankrijk al wel oudere voorbeelden ve veehouderij of gemengd bedrijf vaak een bestonden (King & Burton 1983). De effecten kleinschalig en besloten karakter hadden. Dat waren vrijwel overal gelijk: schaalvergroting in besloten karakter kwam vooral door grote aan- het landbezit en verdwijnen van enorme aantal- tallen heggen, houtwallen, onbegroeide wallen len perceelsscheidingen. De schaalvergroting – en stenen muurtjes, die in verschillende delen en het verdwijnen van heggen, wallen en andere van Europa werden gebuikt als veekeringen. perceelsscheidingen – was in ruilverkavelde ge- Beide landschapstypen blijken complexe ge- bieden veel drastischer dan in de meer geleide- schiedenissen te hebben en in de loop van de lijk ontwikkelde gebieden daarbuiten (zie bij- eeuwen zijn de verhoudingen tussen open en voorbeeld Ringler 1987, 153). In Nederland besloten landschappen verschoven. 35 —
De laatste halve eeuw is de landbouw veel Summary: earthen walls in a European grootschaliger geworden en zijn bovendien veel perspective van de resterende perceelsscheidingen vervan- This paper tries to put the discussions on earthen gen door prikkeldraad. Hoewel ook de groot- walls in an international perspective. The paper schalige ‘open’ landschappen veranderen, vin- starts with a classification of field boundaries den de meest zichtbare omvormingen plaats in based on form: [1] earthen walls, drystone de kleinschalige landschappen. Buiten een aan- hedges and other, as well as [2] with or without tal beschermde reservaten (zoals de National hedges. Next a simple functional classification is Parks in Engeland en Wales) staan de kleinscha- given: [1] defensive walls and other territorial lige landschappen overal onder druk. In land- boundaries, [2] walls around game parks and [3] bouwgebieden maken ze steeds meer plaats field boundaries in the agrarian landscapes. Most voor halfbesloten landschappen, met een veel of the remaining parts of the paper focus on this lagere dichtheid aan perceelsscheidingen. last category. Research is based on different Tegelijk worden deze kleinschalige landschap- sources: maps, air photographs, oral history, pen door velen belangrijk gevonden, als land- written sources and, very important, fieldwork. schappelijk erfgoed en als dragers van biodiver- As the different forms of boundaries often exist siteit. Veel van het landschapsbeleid door in the same regions, the general overview overheden, natuurbeschermingsorganisaties en focuses on the difference between ‘open’ and vrijwilligers is gericht op behoud en beheer van ‘enclosed’ landscapes. The dispersion of both heggen, muurtjes en (hout)wallen. changed during history, as a result of processes such as land reclamation and enclosure. The Intussen is er nog veel onbekend. Een goede density of field walls and hedges probably kaart van het voorkomen van wallen, muurtjes reached its top around 1900, after which en heggen in Europa bestaat nog altijd niet. Over modernisation of agriculture (scale enlargement, sommige van de meest kenmerkende structuren mechanisation, introduction of barbed wire) van het Europese landschap weten we nauwe- diminished the number of these elements. Much lijks meer dan driekwart eeuw geleden. efforts of preservationists aim at protection and management of field walls and hedges. 36 —
Literatuur
AALEN, F.H.A., K. WHELAN & BROKAMP, B. (2007). Land- COUSINS, S. (2004). Why M. STOUT (eds.) (1997). Atlas weren in Nederland. Utrecht, hedge dating doesn’t work. of the Irish rural landscape. Fac.G eowetenschappen Landscape History 26, pp. 77-85. Cork UP, Cork. (ongepubliceerde master- scriptie). DIJKSTRA, H. (1996). De ANTOINE, A. (2002). Le pay- tuinwal op het eiland Texel. In: sage de l’historien; archéologie BRUNET, P. (1976). Monumenten en bouwhistorie; des bocages de l’ouest de la Physionomie et signification jaarboek monumentenzorg France à l’époque moderne. des haies. In: Les bocages; 1996. Zwolle, Waanders / Zeist, Rennes, Presses Universitaires historie, ecologie, economie; Rijksdienst voor de de Rennes. table ronde C.N.R.S. ‘Aspects Monumentenzorg, pp. 140-149. physiques, biologiques et ANTOINE, A. (2006). The humains des ecosystems DIRIKEN, P. (1995). De “bocage” of the West of France: bocagers des regions Voerstreek en het Land van a landscape built and used by tempérées humides’, 5, 6, et 7 Herve. In: F. Depuydt (red.). the men. Paper presented at juillet 1976. Rennes, Fascinerende Landschappen the IEHC, Helsinki, 2006, I.N.R.A./E.N.S.A./Université d e van Vlaanderen en Wallonië in Session 108: Economic history Rennes, pp. 37-41. Kaart en Beeld. Leuven, pp. and landscape history. Internet: 148-155. www.helsinki.fi/iehc2006/ BURNY, J. (1999). Bijdrage tot papers3/Antoine.pdf de historische ecologie van de DIRKMAAT, J. (2005). [gedownload 31-5-2008]. Limburgse Kempen (1910- Nederland weer mooi; op weg 1950). Natuurhistorisch naar een natuurrijk en idyllisch ASTILL, G. & W. DAVIES (1997). Genootschap, Maastricht landschap. ANWB, Den Haag. A Breton landscape. London / (Publicatie van het Natuur- Bristol, PA: UCL Press. historisch Genootschap in DRIESCH, U. VON DEN (1985). Limburg, Reeks 42, afl. 1). Een historisch-geografische BARNES, G. & T. WILLIAMSON kartering in het (2006). Hedgerow history; eco- CHAPMAN, J. & S. SEELIGER Münsterländchen (BRD). logy, history and landscape (2001). Enclosure, environment Historisch-Geografisch character. Macclesfield, & landscape in Southern Tijdschrift 3, pp. 81-88. Windgather. England. Tempus, Stroud. DUFOUR, J. (1976). Un bocage BLOCH, M. (1966). French Rural COLEBOURNE, P. & B. Tardif et éphémère: le bocage History: an essay on its basic GIBBONS (1990). Britain’s de la Champagne de Conlie characteristics. Berkeley/Los countryside heritage; a guide (Nord de la Champagne Angeles, University of California to the landscape. London, Mancelle). In: Les bocages; Press (oorspr. Franse ed. 1931). Blandford. historie, ecologie, economie; table ronde C.N.R.S. ‘Aspects BOOSTEN, M., P. JANSEN, M. COONES, P. & J. PATTEN physiques, biologiques et VAN BENTHEM & B. MAES (1986). The Penguin guide to humains des ecosystems (2011). Boswallen; the landscape of England and bocagers des regions handreikingen voor het beheer. Wales. Harmondsworth, tempérées humides’, 5, 6, et 7 Probos, Wageningen. Penguin. juillet 1976. Rennes, I.N.R.A./E.N.S.A./Université de COSTE, P., C. CORNU, D. Rennes, pp. 49-54. LARCENA & R. SETTE (2008). Pierre sèche. Le bec en l’air, Manosque. 37 —
ENDRISS, G. (1961). Die FRANDSEN, K.-E. (1992). When HINTON, D.A. (1997). The Separation im Allgäu; die von the land was sold; the sale of ‘Scole-Dickleburgh field dem Gebiet der Reichsabtei the Crown Estates in Denmark system’ examined. Landscape Kempten ausgehende 1764-1774 and the impact of History 19, pp. 5-12. Vereinödungsbewegung. the sale on the rural landscape. Geografiska Annaler 43, In: A. Verhoeve & J.A.J. Vervloet HODGES, R. (1991). Wall-to- pp. 46-56. (eds.). The transition of the wall history; the story of European rural landscape: Roystone Grange. London, FLATRÈS, P. (1976). Rapport de methodological issues and Duckworth. synthèse. In: Les bocages; agrarian change 1770-1914. historie, ecologie, economie; NFWO-FNRS, Brussels, HOOKE, D. (2010). The past in table ronde C.N.R.S. ‘Aspects pp. 190-202. the present; remnant open physiques, biologiques et field patterns in England. humains des ecosystems FUKAMACHI, K., H. OKU & O. Hungarian Journal Landscape bocagers des regions RACKHAM (2003). A Ecology (Special Issue), tempérées humides’, 5, 6, et 7 comparative study on trees pp. 43-51. juillet 1976. Rennes, and hedgerows in Japan and I.N.R.A./E.N.S.A./Université de England. In: H. Palang & G. Fry HOOPER, M. (1970). Dating Rennes, pp. 21-30. (eds.). Landscape interfaces; hedges. Area 4, pp. 63-65 cultural heritage in changing FLATRÈS, P. (1977). Historical landscapes. Dordrecht/Boston/ HOSKINS, W.G. (1977). The geography of Western France. London, Kluwer, pp. 53-69. making of the English land- In: H.D. Clout (ed.). Themes in scape. London etc., Hodder & the historical geography of HANSEN, V. (1976). The bocage Stoughton (oorspr. ed. 1955). France. London, Academic in Denmark, a short account. Press, pp. 301-342. In: Les bocages; historie, eco- JANKUHN, H. (1976). Haithabu, logie, economie; table ronde ein Handelsplatz der Wikinger- FLEMING, A. (1988). The C.N.R.S. ‘Aspects physiques, zeit. Wachholtz, Neumünster Dartmoor reaves; investigating biologiques et humains des (6e ed.). prehistoric land divisions. ecosystems bocagers des Batsford, London. regions tempérées humides’, 5, JESSEN, O. (1937). Hecken- 6, et 7 juillet 1976. Rennes, landschaften im nordwest- FOX, H.S.A. (1976). The I.N.R.A./E.N.S.A./Université de lichen Europa. Mitteilungen der functioning of bocage land- Rennes, pp. 63-64. Geographischen Gesellschaft scapes in Devon and Cornwall Hamburg 45. between 1500 and 1800. In: Les HARVEY, N. (1987). Fields, bocages; historie, ecologie, hedges and ditches. Aylesbury, KING, R. & S. BURTON (1983). economie; table ronde C.N.R.S. Shire (Shire Album 21; 2e ed.). Structural change in agri- ‘Aspects physiques, biologiques culture: the geography of land et humains des ecosystems HARVEY, G. (1998). The killing consolidation. Progress in bocagers des regions of the countryside. London, Human Geography 7, tempérées humides’, 5, 6, et 7 Vintage (oorspr. ed. 1997). pp. 471-501. juillet 1976. Rennes, I.N.R.A./E.N.S.A./Université d e HEGENER, M. (1995). KNEPPE, C. (2004). Die Stadt- Rennes, pp. 55-61. Archeologie van het landschap; landwehren des östlichen langs de aarden monumenten Münsterlandes. Aschendorf, van Nederland. Z.pl., Contact Münster (Veröffentlichungen der Altertumskommission für Westfalen 14). 38 —
KONOLD, W. (1996). Von der LEENDERS, K.A.H.W. (1995). PAPE, L. (1976). Bocage et voies Dynamik einer Kulturland- Naar de climax van het romaines dans le department schaft; das Allgäu als Beispiel. besloten landschap. In: H.F.J.M. des Côtes-du-Nord: essai de In: W. Konold (ed.). Naturland- van den Eerenbeemt (red.). chronologie. In: Les bocages; schaft Kulturlandschaft; die Geschiedenis van Noord- historie, ecologie, economie; Veränderung der Landschaften Brabant 1; traditie en table ronde C.N.R.S. ‘Aspects nach der Nutzbarmachung modernisering 1796-1890. physiques, biologiques et durch den Menschen. Lands- Amsterdam/Meppel, Boom, humains des ecosystems berg, Ecomed, pp. 121-136. pp. 142-151. bocagers des regions tempérées humides’, 5, 6, et 7 KOOMEN, A.J.M., G.J. MAAS & MEYNIER, A. (1976). Typologie juillet 1976. Rennes, T.J. WEIJSCHEDE (2007). et chronologie du bocage. In: I.N.R.A./E.N.S.A./Université de Veranderingen in lijnvormige Les bocages; historie, ecologie, Rennes, pp. 75-78. cultuurhistorische economie; table ronde C.N.R.S. landschapselementen; ‘Aspects physiques, biologiques PETIT, S. & WATKINS, C. (2003) Resultaten van een steekproef et humains des ecosystems Pollarding trees: changing over de periode 1900-2003. bocagers des regions attitudes to a traditional land Wageningen, Wettelijke tempérées humides’, 5, 6, et 7 management practice in Britain Onderzoekstaken Natuur & juillet 1976. Rennes, 1600–1900, Rural History 14, Milieu (Rapport 34). I.N.R.A./E.N.S.A./Université d e pp. 157–176. Rennes, pp. 65-67. KRAAK, J. (2011). Ritsen op het PLANHOL, X. DE (1976). Balloërveld. Het Drentse NITZ, H.-J. (1992). The Éléments pour une typologie Landschap nr 72 (dec. 2011), temporal and spatial pattern of mondiale des paysages pp. 12-14. field reorganization in Europe d’enclos. In: Les bocages; (18th and 19th centuries); a historie, ecologie, economie; KRELL, A. (2002). The devil’s comparative overview. In: table ronde C.N.R.S. ‘Aspects rope; a cultural history of A. Verhoeve & J.A.J. Vervloet physiques, biologiques et barbed wire. Reaktion, London. (eds.). The transition of the humains des ecosystems European rural landscape: bocagers des regions KüSTER, H. (1995). Geschichte methodological issues and tempérées humides’, 5, 6, et 7 der Landschaft in Mitteleuropa; agrarian change 1770-1914. juillet 1976. Rennes, von der Eiszeit bis zur Brussels, NFWO-FNRS, I.N.R.A./E.N.S.A./Université de Gegenwart. Beck, München. pp. 146-158. Rennes, pp. 79-85.
LEBEAU, R. (1969, 1986). Les OFFERMANS, R.J.E. (1998). POLLARD, E., M.D. HOOPER & grands types de structures Aarden wallen in het N.W. MOORE (1974). Hedges. agraires dans le monde. Spaubekerbos. Becha, London, Collins. Masson, Paris. Tijdschrift van de Heemkunde- Vereniging Beek 12 (1), pp. 1-5. 39 —
RACKHAM, O. (2003). The SMITH, C.T. (1967). An TURNER, S. (ED.) (2006). illustrated history of the historical geography of Medieval Devon and Cornwall; countryside. London, Western Europe before 1800. shaping an ancient country- Weidenfeld & Nicholson. London / Harlow, Longmans side. Macclesfield, Windgather (Geographies for Advanced (Landscapes of Britain). RACKHAM, O. & J. MOODY Study). (1996). The making of the WILLIAMSON, T. & L. Cretan landscape. Manchester SPEK, T. (2006). Entstehung BELLAMY (1987). Property and UP, Manchester / New York. und Entwicklung historischer landscape; a social history of Ackerkomplexe und land ownership and the English RENES, H. (1993). Het cultuur- Plaggenböden in den countryside. London, Philip. landschap in Mergelland-Oost. Eschlandschaften der Natuurhistorisch Maandblad nordöstlichen Niederlande WILLIAMSON, T. (1998a). The 82, pp. 3-27. (Provinz Drenthe). `Scole-Dickleburgh field Siedlungsforschung: system’ revisited. Landscape RENES, J. (2005). Wildparken in Archäologie-Geschichte- History 20, pp. 19-28. Nederland; sporen van een Geographie 24, pp. 219-50. oude vorm van faunabeheer. WILLIAMSON, T. (1998b). Historisch-Geografisch SPEK, T., W. GROENMAN-VAN Questions of preservation and Tijdschrift 23, pp. 21-34. WAATERINGE, M. KOOISTRA destruction. In: P. Everson & T. & L. BAKKER (2003). Formation Williamson (eds.). The RENES, J. (2010a). Grainlands; and land-use hlstory of celtic archaeology of landscape; the landscape of open fields in a fields in north-west Europe - studies presented to European perspective. Land- an interdisciplinary case study Christopher Taylor. scape History 31 (2), pp. 37-70. at Zeijen, the Netherlands. Manchester/New Y ork, European Journal of Manchester UP, pp. 1-24. RENES, J. (ed.) (2010b). Archaeology 6(2), pp. 141-173. European agricultural WILLIAMSON, T. (2000). landscape history. In: G. STAMPER, P. (1988). Woods Understanding Enclosure. Pungetti & A. Kruse (eds). and parks. In: G. Astill & A. Landscapes 1-1, pp. 56-79 European culture expressed in Grant (ed.). The countryside of agricultural landscapes: medieval England. Oxford, WILLIAMSON, T. (2002). perspectives from the Black well, pp. 128-148. Hedges and walls. London, The EucaLand Project. Palombi National Trust (Living Editori, Roma, pp. 73-113. STEANE, J. (1984). The landscapes). archaeology of medieval RINGLER, A. (1987). Gefährdete England and Wales. London, Landschaft; Lebensräume auf Guild. der Roten Liste; eine Dokumentation in Bild- vergleichen. München/Wien/ Zürich, BLV. 40 —
1 xxxxxxxx 41 3 Wallen vanuit — archeologisch perspectief Bert Groenewoudt en Johan Verspay
gebied lag bijvoorbeeld op de grens tussen 3.1 Inleiding Balloo, Taarlo en Gasteren. Nam de bevolkings- dichtheid toe, en ook de intensiteit van het grondgebruik in de periferie van nederzet- Tot aan de ruilverkaveling werden diverse land- tingsterritoria, dan leidde dat al snel tot conflic- schappen gekenmerkt door een dicht netwerk ten met de buren. Dat maakte het noodzakelijk van houtwallen, heggen en singels. Veel hiervan grenzen vast te leggen, en ze ook te markeren. is nu verdwenen. Daarmee heeft het landschap Uit vroegmiddeleeuws Engeland zijn fraaie voor- in korte tijd een geheel ander aanzien gekregen. beelden van vroege grensbeschrijvingen bekend Maar waarom zijn die wallen ooit aangelegd? (Hooke 1998). Daaruit blijkt dat aanvankelijk op Hoe lang geleden is dat gebeurd? En wie hebben lokaal niveau vooral opvallende landschapsken- dat gedaan? merken werden gebruikt om het verloop van In veel gevallen hebben de verdwenen wallen grenzen aan te duiden, zoals bosjes, opvallende sporen nagelaten in de bodem. In deze bijdrage bomen, grafheuvels en waterlopen. Op regio- kijken we naar wallen als archeologisch feno- naal niveau worden vaker plaatsnamen ge- meen. Daarbij verkennen we welke archeo- noemd om het verloop van een grens aan te ge- logische gegevens momenteel beschikbaar zijn. ven. Het artificieel afbakenen van grenzen is Op basis daarvan proberen we een beeld te meestal een late ontwikkeling. Met het schrifte- schetsen van de vorm, verbreiding en ouderdom lijk vastleggen kregen grenzen uiteindelijk ook van de wallen in het Nederlandse landschap. een juridische basis. Omdat er vanuit de archeologie tot dusver wei- Kavelgrenzen waren er al veel eerder. Ze kunnen nig aandacht voor wallen is geweest zal dit beeld zowel getuigen van de behoefte om privé bezit nog erg beperkt zijn. De auteurs zien dit dan ook af te bakenen, als van een hele gemeenschap om vooral als een eerste schets met de bedoeling dit het beschikbare akkerland planmatig onder te fenomeen onder de aandacht te brengen. verdelen en te gebruiken. Achterliggende facto- ren zijn waarschijnlijk de totstandkoming (in In dit artikel beperken we ons tot de veel voor- Nederland omstreeks 1500 v. Chr.) van volledig komende wallen die grenzen markeren, en zo ontwikkelde agrarische economieën, waarin de structuur geven aan het landschap. Dat zijn in de akkerbouw, en dus ook akkerland, centraal waren eerste plaats de ‘akkerwallen’, wallen langs per- komen te staan. Samenhangend daarmee kregen celen landbouwgrond. Daarnaast besteden we nederzettingen een meer plaatsvast karakter kort aandacht aan archeologische gegevens over (Arnoldussen & Fontijn 2006). Deze toegenomen landweren (zie verder bijdrage Brokamp). Dit ar- plaatsvastheid is ongetwijfeld de reden voor tikel gaat voornamelijk over de Pleistocene lange-termijn investeringen in zowel de huizen- zandgebieden van Nederland; vooral daar liggen bouw als het akkerland. Als uitingen daarvan wallen, en zeker de wallen waarover archeo- ontstonden in dichtbevolkte delen van West- logische informatie beschikbaar is. Ter introduc- Europa vanaf de Bronstijd planmatig onderver- tie zal kort worden stilgestaan bij het ‘hoe en deelde landschappen met rechthoekige akker- waarom’ van het fenomeen wal. systemen, waarbij de grenzen tussen de afzonderlijke akkertjes vast lagen en duidelijk gemarkeerd waren. Grenzen tussen akkers wer- 3.2 Wallen, waarom? den hier en daar zelfs ritueel benadrukt door middel van bijzondere deposities: ‘offers’ (Yates 2007). Al met al werd het landschap binnen rela- Grenzen tussen gebieden, tussen de territoria tief korte tijd aanmerkelijk planmatiger en ‘cul- van verschillende groepen mensen zijn er altijd tureler’, en in ruimtelijk opzicht minder dyna- geweest. Bij een lage bevolkingsdruk zijn die misch (Groenewoudt 2011). Het is verleidelijk het grenzen meestal diffuus en niet gemarkeerd. ontstaan van dergelijke landschappen ook in re- Dergelijke vage grenzen kwamen in het dun be- latie te zien met een toenemende sociale com- volkte Drenthe tot ver in de Middeleeuwen voor. plexiteit. “One might suggest that the physical Gemeenschappelijk gebruikte grensgebieden structure of cultural landscapes reflects the so- werden daar ‘compascua’ genoemd (Spek 2004, cial arrangements that made them possible”, 980). Een dergelijk gemeenschappelijk beweid aldus de Engelse archeoloog Richard Bradley 42 —
(1978, 276). In ieder geval veranderde de vor- mentaal van het landschap fundamenteel: 3.3 Vroeg(st)e vormen scherpe grenzen, rechte lijnen en rechthoekig- heid (rectilinearity) kwamen in de plaats van vage grenzen en gebogen lijnen (curvilinearity), en Wallen als perceelsgrenzen (akkerwallen) kwamen planmatigheid in plaats van organische groei in noordwest Europa incidenteel al in het Neo- (Groenewoudt 2011). lithicum voor. In Ierland zijn resten van walsyste- men uit die tijd bewaard gebleven. Zoals gebrui- Grenzen werden en worden op diverse manieren kelijk in landschappen die rijk zijn aan steen, gemarkeerd. De manier waarop wordt op de gaat het hier om walletjes van gestapelde ste- eerste plaats bepaald door het doel dat men nen. Beroemd zijn de ongeveer 5500 jaar oude hiermee voor ogen had. Daarnaast is het onder- Céide Fields bij Ballycastle (Co Mayo) (Caulfield et meer afhankelijk van de aard van de bodem, de al. 1998; Cooney 2000, 26-28). Dit uitgestrekte beschikbaarheid van materialen en cultureel be- stelsel van omwalde akkers wordt wel het groot- paalde voorkeuren. De keuze voor een wal als se steentijdmonument ter wereld genoemd. Het markeringsvorm is geen willekeurige. Het is één lag verscholen onder een metersdik pakket veen. vorm van markeren uit een breder repertoire. Min of meer vergelijkbare walsystemen uit de Hierbinnen vinden we onder meer perceelsaan- Bronstijd en IJzertijd zijn overal op de Britse ei- duidingen door middel van een ongeploegde landen bewaard gebleven, vooral in extensief strook, met behulp van kavelstenen, hekken en gebruikte hoog gelegen gebieden. In veel geval- heggen. Binnen dit scala is de houtwal de meest len ontbreekt het aan betrouwbare dateringen. arbeidsintensieve, maar ook de meest expliciete Welbekend zijn de zogeheten reaves van Dart- vorm van markeren. moor (o.a. Fleming 1987, 1988). Een specifiek Behalve als onbetwijfelbare aanduiding voor het type zijn ook de zogenaamde celtic fields (Germ: verloop van een grens werd met een wal een fy- Kammerfluren) (o.a. Zimmermann 1976) die ont- sieke barrière gecreëerd, bijvoorbeeld om vee stonden vanaf de Late Bronstijd en in gebruik binnen of buiten te houden. Voor beide doelen waren tot in het begin van de Romeinse tijd zijn in Nederland wallen aangelegd. De keuze (Spek et al. 2003). De brede aarden wallen, ken- voor een robuuste grensmarkering kon nog een merkend voor de Celtic Fields in de zandland- ander doel hebben, namelijk het tegengaan van schappen van noordwest Europa, ontstonden landroof. Wallen kunnen niet zomaar worden overigens pas in de Late IJzertijd (afb. 3.1). De verplaatst en zijn daarom beduidend minder Celtic Field wallen werden waarschijnlijk vooraf fraudegevoelig dan bijvoorbeeld een met staken gegaan door houten omheiningen (Harsema of stenen gemarkeerde grens. 1991). Later stonden er op de Celtic Field wallen Belangrijk om op te merken is dat in het wellicht ook houten omheiningen (Spek 2004, Nederlandse cultuurlandschap verschillende 716). Dankzij het gebruik van het Actueel Hoogte- vormen van grensaanduiding gelijktijdig, naast bestand Nederland (AHN) weten we dat Celtic elkaar voorkomen. Dit houdt in dat de houtwal- Fields in Nederland meer voorkwamen (Kooistra len begrepen moeten worden in een breder ver- & Maas 2008) dan bekend was ten tijde van de band van ruimtelijke inrichting en landgebruik. inventarisatie door Brongers (1976). Ze zijn voor- al bekend van de Noord- en Midden Nederland- In Nederland zijn wallen bijna altijd opgebouwd se zandgronden. In het oosten en zuiden komen uit zand, klei of löss. Wallen met een functie als Celtic Fields vermoedelijk nauwelijks voor (Van barrière waren normaal gesproken aanmerkelijk Beek 2011). Wat de blokvormige verkaveling be- forser dan wallen zonder die functie, en ze had- treft lijken vroegmiddeleeuwse ‘proto-essen’ den vaak ook een dichte beplanting. De aanleg sterk op Celtic Fields, alleen bestonden de per- van brede wallen (en niet opgehoogde houtsin- ceelsscheidingen nu niet meer uit wallen, maar gels) zal in veel gevallen mede ingegeven zijn uit omheiningen van vlechtwerk (Spek 2004, door een belangrijke nevenfunctie van veel wal- 715-717). In Drenthe is door Waterbolk in een len: de houtproductie. Heggen zijn ook veel als aantal gevallen vastgesteld dat de blokvormige barrière langs perceelsranden aangeplant. Zowel verkaveling van de ‘proto-essen’ terug te vinden heggen als (hout)wallen werden vaak aan één of is in het eveneens blokvormige basispatroon van beide zijden begrensd door een greppel of sloot. de latere esverkavelingen (Spek 2004, 717). 43 —
Afb. 3.1 Een Celtic Field bij Vaassen: omwalde akkers uit de late IJzertijd (naar Brongers 1976, p. 12). Het wegenpatroon is veel jonger.
In lagere delen van Nederland, zoals West zelfde voor kleinschalige cultuurlandschappen? Friesland (IJzereef & Van Regteren-Altena 1991; Aan akkerwallen als archeologisch verschijnsel Jongste 2007), het Rivierengebied (Jongste 2007; en als bron van informatie over de inrichting van Arnoldussen 2008) en Hattemerbroek (Hamburg historische landschappen is nog maar zelden se- et al. 2011) zijn ook planmatige laatprehistorische rieus aandacht besteed. Positieve uitzonderin- verkavelingen aangetroffen. Die hadden als gen zijn onderzoeken bij Borne (zie onder), grenzen geen wallen, maar greppels of sloten. Eersel (Lascaris 2011) en vooral ook het recente Dat geldt ook voor de uitgestrekte verkavelingen akkeronderzoek van de Universiteit van uit de Romeinse tijd in Midden Delfland (Van Amsterdam te Veldhoven-Oerle (Verspay 2011). Londen 2006). Sporen van Romeinse centuriatie zijn op Nederlands grondgebied nauwelijks aan Hieronder volgt een verkenning van de beschik- te wijzen (Bonnie 2008). Wel wijd verbreid, en bare archeologische gegevens over akkerwallen. ook typisch Nederlands zijn de middeleeuwse De eerste vraag die beantwoord dient te worden cope ontginningen in de veengebieden van laag is, hoe je verdwenen wallen archeologisch her- Nederland (o.a. Borger 1992). Ook bij dit type kend. Dat is ongetwijfeld niet in alle gevallen bestaan de perceelsgrenzen uit sloten, niet uit mogelijk, maar wel als wallen aan één of beide wallen, wat in wetlands natuurlijk ook meer voor zijden begeleid werden door een sloot of grep- de hand ligt dan in droge gebieden. pel. Waarschijnlijk was dit meestal het geval. De grond om de wal op te werpen moest per slot van rekening ergens vandaan komen. Bovendien 3.4 Akkerwallen zijn greppels of sloten langs wallen nuttig voor drainagedoeleinden en om te voorkomen dat de wortels van houtgewas op de wal tot in de akker Hoe lang geven wallen al structuur aan het groeien. Dat laatste zou de groei van de gewas- Nederlandse boerenland? Loopt er een onon- sen negatief beïnvloeden. derbroken spoor tussen de al besproken laat Parallel aan elkaar lopende ‘dubbele’ greppels prehistorische walsystemen zoals Celtic Fields en waarvan de opgravers vermoeden dat het spo- de wallen in het hedendaagse boerenland? En, ren betreft van een (hout)wal (of heg) worden om de kwestie wat breder te trekken: geldt het- regelmatig aangetroffen (afb. 3.2). Helaas wordt 44 —
structuur 2
structuur 16
structuur 17
structuur 3 structuur 1
structuur 4 structuur 5 84000 3
structuur 11 structuur 12 structuur 13 structuur 6
structuur 14 structuur 15
structuur 7
structuur 8 0 38390
N
structuur 10
structuur 9 0 50m 00 8 28-08 -2 GB 208700 208800 208900 209000
Afb. 3.2 Laat- of postmiddeleeuwse dubbele greppels langs de Maas bij Lomm (naar Prangsma 2008, afb. 21). Het betreft overblijfselen van wallen of heggen.
er zelden veel aandacht aan besteed. De inter- 518). De vorm van de greppel in doorsnede pretatie als wal of heg berust meestal op een varieert, maar is meestal min of meer komvor- vergelijking met historisch kaartmateriaal. mig. Resterende greppeldieptes zijn daarom Wellicht mag ervan uit worden gegaan dat bij sterk afhankelijk van de diepte van het opgra- een wal beide greppels gemiddeld verder uit el- vingsvlak ten opzichte van het oorspronkelijke kaar liggen dan bij een heg of houtsingel op maaiveld. De breedtes van de afzonderlijke met maaiveldniveau. wallen in verband te brengen greppels lopen in Oerle sterk uiteen, namelijk van 0,4 to 2,6 m. Onderlinge afstanden tussen dubbele greppels (Verspay 2011, 153). Het gaat hierbij overigens zijn tot dusver zelden genoteerd. niet alleen om dubbele greppels. Gedocumenteerde onderlinge afstanden in Oerle lopen uiteen van circa 1,5 tot 5,5 m. In Lomm (Prangsma 2008; Gerrets & De Leeuwe (Verspay 2011, 153). Dit lijkt zo ongeveer de alge- 2011) en Veldhoven (Wesdorp & Elstrodt 2009) mene variatiebreedte te zijn. In Lomm bedraagt konden parallelle greppels niet nauwkeuriger deze afstand ca. 4,0 m (Prangsma 2008, 133) en dan in de Late Middeleeuwen of Nieuwe tijd in de Steenakkers, Huifakkers en Emerakkers bij worden gedateerd. Op grond van vondstmateri- Breda varieert de onderlinge afstand tussen de aal in de vulling zijn ze bij Breda mogelijk laat- greppels van 2,0 tot 3,0 m. (Berkvens 2004, 431). middeleeuws (Berkvens 2004, 431). In Eersel Bij dubbele greppels loopt de breedte van de af- moeten ze op archeologische gronden tussen de zonderlijke greppels in de meestal gevallen uit- dertiende en zestiende eeuw worden gedateerd een van circa 0,5 tot 1,0 m, althans in Eersel waar (afb. 3.3). Op grond van historische bronnen in ook de laat- en postmiddeleeuwse greppelstruc- combinatie met de stratigrafie van het plaggen- turen op een voorbeeldige wijze gedocumen- dek kan deze datering gepreciseerd worden tot teerd zijn (Lascaris 2011, fig. 25.3 en pag. 502- eind dertiende of veertiende, mogelijk vijftiende 45 —
Afb. 3.3 Dubbele greppels (zwart) in de opgraving Eersel-Kerkebogten. Datering eind 13e-15e eeuw (naar Lascaris 2011, fig. 10.1). eeuw (Lascaris 2011). Er is in Eersel sprake van In Oerle is onder een plaggendek ook een res- een duidelijke samenhang met de oudste kadas- tant van een circa 3 m. brede akkerwal aange- trale minuutplan uit het begin van de negentien- troffen (afb. 3.6) Deze moet in de late veertiende de eeuw (afb. 3.4). Dat is ook het geval in Lomm of vijftiende eeuw zijn aangelegd en is in de eer- (zie Prangsma 2008, afb. 27; Gerrets & De ste helft van de zeventiende eeuw buiten ge- Leeuwe 2011, afb. 6.27), Oerle (Verspay 2011, fig. bruik geraakt en afgedekt (Verspay 2011, fig. 6.37); afb. 3.5) en in Lieshout, waar langs per- 6.15). Elders binnen het onderzochte akkerland ceelsgrenzen zowel enkele als dubbele greppels te Oerle is voor een wal een vroeg vijftiende- voorkomen. Vondstmateriaal uit de vulling heeft eeuwse datering aannemelijk (Verspay 2011, duidelijk gemaakt dat de greppels (grotendeels) 152). Bij de opgraving van een bouwlandkamp te postmiddeleeuws zijn, maar de opgraver wijst er Raalte-Jonge Raan werden standgreppels van op dat het perceleringssysteem zelf ouder kan een reeks steeds verder naar buiten opschuiven- zijn (Hiddink 2005, 174-180). Te Oerle kon een de houten omheiningen aangetroffen. Deze om- geëgaliseerde wal als bodemkundig verschijnsel heiningen dateren uit de veertiende tot zestien- worden gelokaliseerd, namelijk als een ‘zone de-zeventiende eeuw. Op het moment dat het met loogvlekken’ begrensd door één greppel akkerland maximaal was uitgebreid, werd er (Verspay 2011, fig. 6.44). omheen een houtwal aangelegd (zestiende- 46 —
Afb. 3.4 Eersel-Kerkebogten De ligging van de laatmiddeleeuwse wallen vertoont een duidelijk samenhang met de verkaveling zoals die tot voor kort nog aanwezig was (naar Lascaris 2011, fig. 18.7).
zeventiende eeuw) (Groenewoudt et al. 1998). een - beduidend bredere - sloot. Te Hengelo- In een onderzoek naar de ouderdom van ver- Hasselo zijn resten van een dergelijke houtwal meende hakhoutstoven te Garderen-Wilde uit de Late Middeleeuwen of Nieuwe tijd opge- kamp is een sleuf door een wal gegraven om de graven (Scholte Lubberink 2011: 58-60) (afb. 3.7). opbouw en ouderdom te bestuderen In dit geval is de greppel aan de binnenzijde als (Groenewoudt & Van Kregten 2005). De betref- de standgreppel van een omheining geïnterpre- fende wal ligt tegenwoordig in het bos, maar teerd. Vanwege de sterke gelijkenis met de situ- omgaf oorspronkelijk waarschijnlijk een laat- atie te Raalte-Jonge Raan (Groenewoudt et al. middeleeuwse kampontginning aan de rand van 2008) is het aannemelijk dat deze standgreppel het akkerland van Garderen (Veluwe). Ook is het tussen de veertiende en zeventiende eeuw da- mogelijk dat de wal (in tweede instantie?) deel teert. Zelfs bij gering reliëf komt het nogal eens uitmaakte van een schapendrift tussen Garderen voor dat de ‘binnenste’ greppel smaller is en en de weidegronden van dit dorp. Op palynolo- minder diep dan de sloot aan de buitenkant. Te gische gronden is de aanleg van de wal om- Borne-Bornsche Maten/Zuidesch bedroeg de streeks 1500 gedateerd. Getuige de (eveneens afstand tussen greppel en sloot een meter of 4 palynologische) datering van een eerdere grep- (Scholte Lubberdink 2007, 64-68, kaartbijlage pel, bestond de betreffende grens omstreeks 1). Op de nabijgelegen Grutterskamp (Scholte 1200 al. Lubberink & Willemse 2009, 120) liggen sloot en greppel maar 1.5 tot 2 meter uit elkaar (afb. Daar waar wallen op een steilkant tussen hoog 3.8). Dat doet vermoeden dat hier geen wal lag, en laag land lagen, bijvoorbeeld langs de rand maar een heg of bomenrij. De datering is acht- van een dekzandrug, hadden wallen nogal eens tiende eeuw. De vele opeenvolgende greppels een asymmetrisch dwarsprofiel. Aan de bin- langs de rand van de hooggelegen Looërenk bij nenkant van de wal (de zijde van de akker) be- Zutphen gaan terug tot de dertiende eeuw vond zich dan een greppel, aan de buitenzijde (Fermin 2008a, 305). De houtsingel langs de 47 —
KS1 kavelsteen met nummer
469 467 463 kavelnummer enkelvoudige greppel dubbele greppel parallelle greppels over groot areaal aarden wal 486 485 468 466 465 begrenzing landbewerkingssporen 471 470 464 KS3 KS4 484 0 50 m 487 472 KS1 463 474 462 483 473 461 488 482 KS5 460
475 505 481 458 451 452 459 489 450 457 490 480 456 491 341 479 453 492 448 449 454 410 478 342 345 455 348 493 477 414 412413 411 476 346 409 406 343
407 353 447 415 408 405 496 495 494 344 441 442 443 444 416
403 354
446 402 439 420 404 421 345 355 417418 435 436 437 419 438440 445
431 33 432 Afb. 3.5 Oerle-Zuid. Overzicht van nog bestaande wallen, opgegraven enkele en dubbele greppels (verdwenen wallen) en aangetroffen kavelstenen, geprojecteerd op de kadastrale minuutkaart 1832 (naar Verspay 2011, fig. 6.37).
zuid noord
S1
S2.5 S2.1 S2.2 S2.2 S2.4 S488.1 S2.6 S488.3 S2.3 S2.3 S488.2 23,00 m +NAP S488.4 S4.1 S489 S4.2 S6 S490
bouwvoor 01 m plaggendek wal antropogene laag restant bodem dekzand neolitisch spoor
Afb. 3.6 Oerle-Zuid. Een wal uit de late 14e of 15e eeuw, begraven geraakt onder een plaggendek in de eerste helft van de 17e eeuw (naar Verspay 2011, fig. 6.15). 48 —
Afb. 3.7 Sporen van een houtwal of houtsingel in de vorm van een laat- of postmiddeleeuwse sloot met greppel aan de rand van een kampontginning (‘eenmanses’) te Hengelo-Hasselo (naar Scholte Lubberink 2011, kaartbijlage 1).
rand van deze enk is maximaal even oud name rond essen (de forse ‘eswallen’) en laat- (Fermin 2008b, 447). middeleeuwse kampontginningen. In de bron- nen komen we de aanleg van dergelijke wallen Er zijn ook nog enkele archeologische aanwijzin- tegen als het ‘begraven ende bewallen’ van gen voor de beplanting van wallen. Plantgaten grond (Spek 2004, 701). Er is in het noorden tussen de twee walgreppels zijn gedocumen- nogal wat variatie in hoe archeologische sporen teerd in Oerle (Verspay 2011, 153-154) en Geldrop van wallen er uit zien. De karakteristieke ‘dub- (Hissel & Verspay 2007, 137-138). In Oerle duiden bele greppels’ komen vooral (alleen?) in het zui- plantgaten in een dichtgeraakte greppel van een den voor en maken daar bovendien een be- wal er op ‘dat de wal bij groot onderhoud (ge- hoorlijk uniforme indruk. Ook is hier vaak deeltelijk) opnieuw is beplant’ (Verspay 2011, sprake van uitgestrekte stelsels van min of meer 154). Dit laatste is ook in Riethoven waargeno- haaks op elkaar staande dubbele greppels die men (Theuws 1976). duidelijk afzonderlijke percelen begrenzen. Dit is bij voorbeeld het geval te Lomm (Prangsma, De behandelde archeologische informatie wekt red. 2008: afb. 72) en Eersel (Lascaris 2011: fig. de indruk dat er wat betreft akkerwallen een 10.1). Akkerwallen ter onderverdeling van gro- wezenlijk verschil bestaat tussen Zuid- tere aaneengesloten arealen akkerland lijken Nederland en meer noordelijk gelegen zandge- vooralsnog een Zuid-Nederlands fenomeen. De bieden. In het noorden hebben we meestal te lay-out van dergelijke greppel-walsystemen maken met de sporen van één enkele wal, met maakt hier en daar zelfs een min of meer plan- 49 —
matige indruk (o.a. Breda; Berkvens 2004, 431). De aanwezigheid van door wallen gecomparti- Er zijn aanwijzingen dat een deel van de wallen menteerd akkerland in laatmiddeleeuws Zuid- binnen dit soort systemen al vrij snel weer ver- Nederland lijkt op gespannen voet te staan met dwijnt (Oerle, eerste helft zeventiende eeuw, zie het traditionele model van open fields en open boven), maar dat de betreffende perceelsgren- field landbouw. Spek heeft er echter al op gewe- zen blijven bestaan. In Oerle lijkt dit verband te zen dat open fields in de vorm van essen in houden met een trend waarbij het open akker- Drenthe lang niet zo open waren als de term complex wordt uitgebreid ten koste van het om- open field doet vermoeden. Allerlei omheiningen walde akkerland (Verspay 2011, 154). Deze om- inclusief houtwallen ‘zorgden tot ver in de ze- walde akkers zullen echter niet geheel ventiende eeuw voor een meer gecomparti- verdwijnen, maar zullen naast de open akkers menteerd beeld van de Drentse Essen’ (2004, blijven bestaan als onderdeel van een gediffe- 986). Dat zou ook kunnen gelden voor rentieerd landbouwsysteem. Zuidwest-Nederland. Renes noemt in deze bun- Wellicht doet deze ‘uitdunning’ van het wallen- del vroege vormen van ‘verkamping’ in West- bestand zich in het zuiden vooral voor in akker- Brabant. Wellicht moeten we aannemen dat de land en niet bij omwald gras- en hooiland in laag ‘open fields’, die volgens Renes (2010) hun gelegen gebieden, bijvoorbeeld in beekdalen. hoogtepunt in het begin van de veertiende Sowieso lijken de ontwikkelingen in het lage eeuw hebben gehad, in Zuid-Nederland al snel land anders dan in akkergebieden. Walsystemen weer over dat hoogtepunt heen waren, en dat in laagland verschijnen namelijk niet alleen al de archeologische sporen van veertiende/vijf- vroeg in het zuiden, maar – vanaf de late zes- tiende-eeuwse heggen/wallen getuigen van de tiende eeuw - ook in het noorden (zie onder). door Renes beschreven ontwikkeling naar meer Over dergelijke wallen zijn geen archeologische ‘individuele’ landschappen (Renes 2010). gegevens beschikbaar. Dat beeld moet tegelijkertijd weer genuanceerd
Afb. 3.8 Borne-Bornsche Maten/Grutterskamp. Een sloot en een greppel langs de rand van een 18e eeuwse ontginning in laag gelegen land. Tussen sloot en greppel lag waarschijnlijk een heg, bomenrij of smalle houtwal (naar Scholte Lubberink & Willemse 2009, 120-121). 50 —
S013 S013 S013 S012 S014 S012 S014 S012 S014 S015 S015 S015 S035 S016 S035 S016 S035 S034 S013 S034 S016 S021 S021 S013 S034 S013 S021 S019 S012 S014 S019 S012 S014 S019 S012 S014 S015 S015 S015 S020 S020 S020 S025 S017 S013 S035 S025 S017 S013 S035 S025 S013 S013 S016 S013 S016 S017 S035 S016 S032 S012 S014 S034 S032 S012 S014 S034 S013 S061 S018 S021 S014 S018 S021 S014 S032 S012 S014 S034 S012 S015 S061 S012 S015 S061 S018 S021 S015S014 S033 S019 S015 S033 S019 S015 S012 S019 S024 S024 S033 S015 4 S048S035 S016 S020 S048S035 S016 S020 S024 S052 S052 S048S035 S016 S020 S04 S034 S023S035 S016S055 S025 S044 S034 S023S035 S016S055 S025 S052 S021 S049 S034 S017 S021 S049 S034 S017 S044 S034 S023S035 S016S055 S025 S045 S021 S049 S034 S017 S053 S019S050S021 S032 S045 S053 S019S050S021 S032 S031 S022S061 S018 S031 S022S061 S018 S045 S053 S019S050S021 S032 S019 S019 S031 S022S019S061 S018 S004 S020 S037 S056 S033 S004 S020 S037 S056 S033 S005 S051 S020S025 S005 S051 S020S025 S004 S020 S037 S056 S033 S017 S024 S048 S017 S024 S048 S005 S051 S020S025 S006 S025 4 S052 S006 S025 S052 S017 S024 S048 S032 S007S038 S04 S017 S023 S055 S032 S007S038 S044 S017 S023 S055 S006 S038 S025 S017 S052 S057 S061 S018 S049 S057 S061 S018 S049 S032 S007 S044 S023 S055 S059 S028 S032 S045 S053 Fase3 S059 S028 S032 S045 S057 S061 S018 S049 Fase2 S061 S033 S018 S050 S061 S033 S018 S053 S050 S059 S028 S032 S045 S058 S036 S041 S029 S031 S022 S058 S036 S041 S029 S031 S022 S061 S033 S018 S053 S050 S033 S024 S048 S033 S024 S048 S058 S036 S041 S029 S031 S022 S060 S003 4 S052 S024 S004 S037 S056 S060 S003 S052 S024 S004 S037 S056 S033 S024 S048 S008 S04 4 S023S048 S005 S055S051 S008 S044 S023S048 S005 S055S051 S060 S003 S052 S024 S004 S037 S056 S042 S026 S052 S049 S042 S026 S052 S049 Fase1 S008 S044 S023S048 S005 S055S051 S030S04 S040 S023 S006 S055 S030S044 S040 S023 S006 S055 S042 S026 S052 S049 S002 S043 S045 S053 S049 S007S038 S002 S043 S045 S053 S049 S007S038 S030S044 S040 S023 S006 S055 S009 S010 S027 S050S057 S009 S010 S027 S050S057 S002 S043 S045 S053 S049 S007S038 S031 S045 S053 S022S050 S031 S045 S053 S022 S009 S010 S050S057 S059 S028 S022 Fase3 S059 S028S050 S031 S027 S045 S053 S022 Fase2S011 S031 S004 S037S036 S056 S029 S011 S031 S004 S037S036S022 S056 S059 S028S050 S005 S058S051 S041 S056 S005 S058S051 S041 S029S056 S011 S031 S004 S037S036S022 S056 S004 S005S039 S003 S037 S004 S005S039 S003 S037 S005 S058S051 S041 S029S056 S001 S060S006 S038 S054S051 S001 S060S006 S038 S054S051 S004 S005 S003 S037 S007 S006 S008 S042 S007 S006 S008 S001 S060S006 S039S038 S054S051 S057 S007S038 S026 S057 S038 S042 S026 Fase1 S007 S008 S028 S043 S030 S040 Fase3 S028 S007 Fase3 S030 S040 S057 S006 S038 S042 S026 Fase2 S059 S047 S057 S002 Fase2 S059 S047 S057 S002 S043 S028 S007 S030 S040 S059 S036S028 S029 S009 S010 S027 Fase3 S059 S036S028 S029 S009 S010 S027 S059 S047 S057 S002 S043 Fase2 S058 S041 S058 S041 S059 S036S028 S029 S009 S010 S027 S003S058 S036 S029 S003S058 S036 S029 S058 S041 S060 S008 S041 S011 S060 S041 S011 S003 S036 S029 S060 S003 S042 S008S003 S042 S060 S058 S041 S011 S008 S026 S001 S039 S054 S060 S008 S026 S001 S039 S054 Fase1 S008S003 S042 S002 S043 S030S042 S026 S040 S002 S043 S030S042 S026 S040 Fase1 S060 S008 S026 S001 S039 S054 S009 S010 S030 S040 S009 S010 S030 S040 S002 S043 S030S042 S026 Fase1 S040 S002 S043S027 S002 S043S027 S009 S010 S030 S040 S009 S010 S027 S009 S010 S027 Fase3 S002 S043S027 S011 S047 Fase2 S011 S047 S009 S010 S027 S047 S011 S011S001 S039 S054 S011S001 S039 S054 S011S001 S039 S054 S001 S039 S054 S001 S039 S054 S039 S001 S054 S047 Fase2 S047 Fase3 Fase1 Fase3 S047 S047 Fase2 S047 S047
Fase1 Fase1
S046 S046 S046
S046 S046 S046
S046 S046 S046 S046 S046 S046
Fase 1Fase 2Fase 3 Fase 1Fase 2Fase 3 FaseFase 1F 1Fasease 2F 2Fasease 3 3 Gemert-Bakel Doonheide-Noord deelgebiedGemert-Bakel A Afb. 3.9 Gemert Doonheide. Archeologische sporen van een landweer uit waarschijnlijk de 15e-16e eeuw GB-DL-07 GemeGemert-Bakelrt-BakelDoonheide-Noord deelgebied A (Bosman 2009). WerkputDoonheide-Noo 15Doonheide-NooGB-DL-07rd deelgebiedrd deelgebied A A GB-DL-07 Werkput 15 Legenda : GB-DL-07Landweer fase 1 WerkWeputrkput 15 15 LandweerLegenda waarschijnlijk: Landweer fase 1 fase 1 worden wanneer we kijken naar Oerle, waar richte agrarische economie in een meer naar Legenda : LegendaLandweer : LandweerfaseLandweer 2 faseLandweer fase 1 1 waarschijnlijk fase 1 open en omwalde akkers naast elkaar bestaan, buiten gerichte proto-kapitalistische markteco- Landweer LandweerfaseLandweer 3 waarschijnlijkLandweer waarschijnlijk fasefase fase2 1 1 en bijvoorbeeld Weert (Hiddink 2010, 145, 156- nomie’ (definitie naar Spek 2004, 981). Deze om- Overige sporenLandweer fase 2 LandweerLandweer fase 2 fase 3 158) waar op een uitgestrekt areaal akkerland slag treedt in Nederland op tussen de dertiende 0 Landweer Landweer fase Ov fase 3 erige 10m3 sporen Overige sporen Ov0 erige sporen 10mgeen noemenswaardige sporen van houtwallen eeuw (in het zuiden) en vijftiende eeuw (in het 0 0 10m 10m zijn aangetroffen, maar wel perceelsgreppels. noorden). Er is sprake van grote regionale ver- Een verkaveling door middel van greppels was schillen (Theuws 1989; Spek 2004: 981-983; allerminst statisch (Dijkstra 1998, 59; Hiddink Vangheluwe & Spek 2008; Van Bavel 1999). Het 2010, 157). Omwalde akkers waren zonder twijfel is duidelijk dat hier interessante mogelijkheden veel minder flexibel. Een en ander wijst erop dat liggen voor toekomstig regionaal onderzoek. er belangrijke (regionale?) verschillen waren in Essentieel daarbij, is dat de archeologie en de de ruimtelijke inrichting en het landgebruik van historische geografie daadwerkelijk met elkaar het agrarisch cultuurland. verbonden worden. Monodisciplinair onderzoek Niettemin blijft er een algemene trend waar- zal ons niet veel verder brengen. neembaar waarbij, in een relatief kort tijdbestek, houtwallen hun intrede doen voor de markering van akkergrenzen en een (gedeeltelijk) gecom- 3.5 Landweren partimenteerd landschap wordt ingericht. Het moment van verschijnen van deze markerings- vorm, doet een verband vermoeden met de zo- Hoewel we ons hier richten op akkerwallen, is geheten ‘laat-middeleeuwse transitie’. Een peri- het niet uit te sluiten dat sommige van dergelijke ode van ingrijpende transformatie in vrijwel alle wallen oorspronkelijk een andere functie had- maatschappelijke velden die onder meer tot ui- den. In dit soort gevallen kan een onjuiste indruk ting komt in de opkomst van steden en markten, ontstaan van de ouderdom van akkerwallen. In de verplaatsing van nederzettingen, nieuwe be- Drenthe bijvoorbeeld, is bij Diever een deel van zitsstructuren, veranderende agrarische strate- de rechthoekige twaalfde/dertiende-eeuwse gieën enzovoort. omwalling van de bisschoppelijke hof Calthorne Spek beschrijft dit als de verandering ‘van een bewaard gebleven als akkerwal (Hielkema et al. naar binnen gekeerde en op zelfvoorziening ge- 2007). 51 —
Afb. 3.10 Gemert/Bakel-Doonheide (Bosman 2009). Archeologische sporen van een landweer uit waarschijnlijk de 15e-16e eeuw.
Overblijfselen van landweren (meestal uit de eerste flinke regenbui weer grotendeels zijn in- 14e-15e eeuw; Brokamp 2007 en deze bundel), gezakt en dichtgeraakt met zand. Ook een inter- liggen op diverse plaatsen in oost- en zuid pretatie als paalkuil is bezwaarlijk. De diepte van Nederland als houtwal op grenzen van percelen de meeste kuilen is onvoldoende om een paal landbouwgrond. Maar dat is dus niet hun pri- voldoende stevigheid te bieden om een echte maire functie. Er zijn nog twee redenen om land- solide barrière te vormen. Zet er een paard te- weren hier niet over te slaan. In de eerste plaats genaan en het zaakje ligt om. Bovendien is de blijkt de archeologie iets toe te kunnen voegen spoorconfiguratie zodanig dat de structuur van aan ons inzicht in de constructie van landweren. een eventuele palissade wel erg open is. Veel Dat geldt bijvoorbeeld voor de soms gefaseerde waarschijnlijker is dat het hier, net als bij de opbouw van landweren en de toepassing van houtwallen, gaat om kuilen die gegraven zijn greppels. Uit de beschikbare archeologische da- voor de aanplant van struiken. Met name mei- taset blijkt ook dat in veel gevallen aan de voor- doorn en aanverwante prikkers vormen een seri- kant van de landweer een brede strook met eus opstakel wanneer ze vergroeid zijn tot een dicht opeen geplaatste diepe kuilen aanwezig dichte heg. Veel ondoordringbaarder dan een was. Dat is een gegeven wat – voor zover be- palissade. Te Holten zijn als onderdeel van een kend - niet uit historische bronnen naar voren landweer verder minstens 7 parallelle greppels komt. Gesuggereerd is, dat dit ‘struikelkuilen’ waargenomen (Mousch et al. 2006). waren die moesten helpen de opmars van ruite- Iets anders wat uit de beschikbare archeo- rij te vertragen (Modderman 1981). De kuilen logische dataset naar voren komt, is dat de con- hebben de vorm van grote paalkuilen, maar er structie van een en dezelfde landweer van plaats zijn geen aanwijzingen dat er daadwerkelijk pa- tot plaats aanmerkelijk kon verschillen. Op de len in hebben gestaan. Goed gedocumenteerde ene plaats bestond het hoofdelement van de voorbeelden van dit verschijnsel zijn onder an- landweer uit een wal, een eind verderop uit een dere opgegraven bij Kesseleik (Modderman brede sloot. Deze variatie had ongetwijfeld te 1981), Holten (Mousch et al. 2006) en Gemert- maken met lokale verschillen in bodem en Bakel (Bosman 2009); afb. 3.10). Het fenomeen grondwaterstand, en uiteraard ook met het ver- ‘struikelkuil’ is evenwel bijzonder onwaarschijn- wachte risico van een aanval. lijk. In zandgrond zullen dergelijke kuilen na de Nog een reden om ze hier niet helemaal over te 52 —
slaan, is dat men er niet vanuit kan gaan dat een vanaf de zestiende eeuw. Deze datering stemt landweer inderdaad een landweer is. Uit histori- prima overeen met de resultaten van historisch- sche bronnen blijkt namelijk dat de benaming geografisch onderzoek in Drenthe. Daar blijken ‘landweer’ niet voorbehouden was aan robuuste wallen en hagen vanaf het eind van de zestiende meestal veertiende/vijftiende-eeuwse walsyste- eeuw te verschijnen in stroomdalen en rond es- men met een defensieve, boven-lokale functie sen en kampontginningen (Spek 2004, 699-723). (Groenewoudt 2009). Er kon ook een simpele De meeste van de talloze wallen die we op oude markewal, een grenswal tussen twee marken topografische kaarten uit het eind van de negen- mee worden bedoeld, zoals die tussen Holten en tiende en het begin van de twintigste eeuw zien, Bathmen (De Graaf 1918, 3 – 4). Overigens kan zijn aanzienlijk jonger. Veel wallen blijken zich te het ook nog zo zijn dat een ‘defensieve’ land- bevinden op voormalige gemeenschappelijke weer tegelijkertijd de grens werd tussen twee weidegronden. Ze zijn aangelegd ten tijde van marken. Mogelijk lag die grens tot de aanleg van de verdeling en verkaveling van deze gronden in de landweer nog niet helemaal vast, of leidde de de negentiende eeuw (zie ook bijdrage Renes), aanleg van een dergelijke barrière tot een grens- of zelfs nog daarna (afb. 3.11). Het is overigens wijziging. Dit zou bijvoorbeeld het geval kunnen interessant dat het verschijnen van (hout) wallen zijn bij de landweer op de grens van Azelo en in Nederlandse zandlandschappen samenvalt Zenderen. met het moment waarop daar bijna overal het laatste bos uit de ‘gemene’ gronden verdwijnt (o.a. Venner 1985, 212-262; Dirkx 1998). Dit feit 3.6 Conclusies: datering doet vermoeden dat de houtproductie op wallen (en houtsingels) van cruciale betekenis was en misschien wel de keuze voor een houtwal in De datering van de hier behandelde wallen blijkt plaats van een heg bepaalde. Houtopstanden in het algemeen een lastige zaak. Dat zelfde geldt rondom cultuurgrond werden hier en daar ook overigens voor bos- en wildwallen. Probleem is voor de productie van houtskool gebruikt. Tot dat we bijna altijd te maken hebben met off-site het eind van de 19e eeuw gebeurde dat bijvoor- verschijnselen, dat wil zeggen met fenomenen beeld in de ‘elsweiden’ (‘bosweiden’) bij die op enige afstand van nederzettingen lagen. Winterwijk (Boxem 1914). Daardoor is de kans dat wallen gedateerd kun- nen worden aan de hand van archeologisch vondstmateriaal zeer gering. Hooguit zal uit het 3.7 Conclusies: verspreiding oorspronkelijke maaiveldniveau onder een wal enig houtskool verzameld kunnen worden voor C14 datering. Het probleem daarbij is dan wel, De aanleg van akkerwallen (en houtsingels en dat het onzeker is of men met die houtskool de hagen) brengt een artificiële compartimentering aanleg van de wal dateert of een (veel) eerdere van het landschap met zich mee. Ze maken het gebeurtenis waar vuur aan te pas kwam. In de landschap kleinschalig. Zoals we al hebben ge- meeste gevallen is optically stimulated luminescence zien zijn niet alleen verdwenen wallen, maar ook (OSL) waarschijnlijk de best bruikbare techniek heggen en singels in veel gevallen archeologisch om een wal te dateren. Deze techniek meet de zichtbaar in de vorm van twee parallelle greppels tijd die is verlopen sinds de bodem onder de wal of een greppel met een sloot. heeft blootgestaan aan zonlicht. De beschikbare archeologische gegevens leveren geen enkele aanwijzing op dat hedendaagse Akkerwallen blijken over het algemeen relatief kleinschalige wallen- en heggenlandschappen jong. Overzien we de archeologische dateringen rechtstreeks teruggaan tot in de late prehistorie, die hier boven de revue passeerden, dan is zoals door de stichting ‘Nederland weer mooi’ duidelijk dat akkerwallen een laat- en post- (Dirkmaat 2005) wordt verkondigd. Het feit dat middeleeuws verschijnsel zijn. Incidentele uit- (vrijwel) alle wallen laat- of postmiddeleeuws zonderingen daargelaten, lijken ze in de Zuid- zijn impliceert dat ook kleinschalige landschap- Nederlandse zandgebieden vanaf (of vooral in?) pen met wallen en hagen een relatief recent ver- de veertiende-vijftiende eeuw te worden opge- schijnsel zijn, althans in Nederland. De stelsels worpen. Noordelijker gebeurt dat blijkbaar later, van wallen in het akkerland van oude dorpen, de 53 —
Afb. 3.11 Zijaanzicht van een laat 19e eeuwse houtwal in het Holterbroek (gem. Rijssen-Holten). Dit soort lage wallen is in grote aantallen aangelegd ten tijde van de verdeling van gemeenschappelijke markegronden in de tweede helft van de negentiende eeuw. Ze lijken echter sterk op de eeuwen oudere wallen met twee greppels uit Zuid-Nederland (Zie de tekst). Het wallichaam is ongeveer 3 m breed en 70 cm hoog. Aan beide kanten liggen sloten die op maaiveldniveau ongeveer 1 m breed zijn (foto Gemma Groenewoudt). infields, in de zandgebieden gaan hooguit tot in worden ontgonnen en ingericht, raakten wallen de veertiende -vijftiende eeuw terug. Dergelijke in korte tijd wijd verbreid in het landschap. infields maakten bovendien maar een relatief Daarmee verdween een op dat moment enkele klein gedeelte uit van de diverse dorpsterritoria, eeuwen oud contrast tussen de kleinschalige be- en ook van het Pleistocene zandgebied als ge- slotenheid van de infields en de openheid van de heel. Het overgrote deel daarvan bestond tot onverkavelde outfields. Dit aanleggen van wallen aan de al genoemde markeverdelingen in de 19e duurde tot aan de algemene toepassing van eeuw uit onverkavelde gemene gronden, out- prikkeldraad (afrastering), steenkool (brandstof) fields, die vooral voor extensieve beweiding wer- en goedkoop fabrieksgereedschap en bouwhout den gebruikt. Tussen de veertiende-vijftiende en (gerief- en constructiehout). Na 1900 kwamen er de negentiende eeuw kwamen wallen dus maar nauwelijks nog nieuwe wallen bij. Vooral tijdens in relatief kleine gebieden voor: in de directe ruilverkavelingen in de periode ca. 1955 en 1985 omgeving van nederzettingen. Pas in de tweede verdwenen talloze (hout) wallen weer van het helft van de 19e eeuw, wanneer de gemene toneel, zowel ‘oude’ als ‘nieuwe’. gronden worden verkocht en op grote schaal 54 —
Summary: Earthen walls from an archaeologi- enclosing wood banks are probably 16th century. cal perspective Here arable land: extensive open fields (‘essen’) During the historical period especially in the as well as small reclamations (‘eenmansessen’) Pleistocene inland parts of the Netherlands is usually enclosed by only one wood bank many fields used to be enclosed by earthen whereas in the southern Netherlands systems of banks. Usually these banks were wooded (wood wood banks occur that subdivide arable land in banks). The presence of wood banks significant- separate plots. The enclosure of open fields in ly contributed to the small-scale character of the the southern Netherlands may be early evidence landscape. Up to now the origin and distribution of declining open field agriculture, and the emer- of wood banks and of the landscapes that they gence of ‘individual’ landscapes (Renes 2010), were part of have received little attention. In this the emergence of which seems to be related to paper archaeological evidence regarding leveled the so-called ‘late medieval transition’: the fun- wood banks is presented and discussed. The damental shift to a proto-capitalistic market most common archaeological features related to economy. wood banks are parallel ditches up to 5 m. apart. Convincing archaeological evidence to support It turns out that most wood banks are relatively claims that present-day small-scale landscapes young: late medieval or younger. In the southern divided by wood banks and hedges are rooted in Netherlands they appear around the 14th-15th late prehistoric times is lacking. centuries. In the north and east the oldest field- 55 —
Literatuur
ARNOLDUSSEN, S. & D. BONNIE, R. (2008). Cadastres, BRONGERS, J. A. (1976). Air FONTIJN (2006). Towards Misconceptions & Northern Photography and Celtic Field Familiar Landscapes? On the Gaul. A case study from the Research in the Netherlands. Nature and Origin of Middle Belgian Hesbaye region. Amersfoort, (Nederlandse Bronze Age Landscapes in the Leiden, (Doctoraalscriptie Oudheden 6). Netherlands. In: Proceedings of Universiteit Leiden). the Prehistoric Society 72, CAULFIELD, S., R.G. O’DONELL pp. 289-317. BOSMAN, J. (2009). & P.I. MITCHEL (1998). 14C Archeologisch onderzoek De dating of a neolithic field ARNOLDUSSEN, S. (2008). A landweer aan de Doonheide system at Céide fields, County Living Landscape. Bronze Age (gemeente Gemert-Bakel). Een Mayo, Ireland. In: Radiocarbon settlement sites in the Dutch opgraving in het onderzoeks- 40, no. 2, pp. 629-640. river area (c. 2000–800 BC). gebied Doonheide – Noord, Leiden, (Proefschrift deelgebied A. Eindhoven, COONEY, G. (2000). Universiteit Leiden). (Archeologisch Centrum Landscapes of Neolithic Eindhoven rapport 12). Ireland. London. BAVEL, B.J.P (1999). Transitie en continuïteit. De bezits- BROKAMP. B.(2007). DIRKMAAT, J. (2005). verhoudingen en de Landweren in Nederland. Nederland weer mooi. Op weg plattelands economie in het Utrecht, (Doctoraalscriptie naar een natuurlijk en idyllisch westelijke gedeelte van het Universiteit Utrecht). landschap. ’s-Gravenhage. Gelderse rivierengebied ca. 1300 - ca. 1570. Hilversum, BORGER, G.J. (1992). Draining DIRKX, G.H.P. (1998). Wood- (Werken Gelre 52). - digging – dredging; the pasture in Dutch Common creation of a new landscape in Woodlands and the BEEK, R. VAN (2011). Diversity the peat areas of the Low Deforestation of the Dutch rules. On late prehistoric Countries. In: J.T.A. Verhoeven Landscape, in: K.J. Kirby & Ch. settlement of the Eastern (ed.), Fens and Bogs in the Watkins (eds.), The Ecological Netherlands and the need for Netherlands: Vegetation, History of European Forests, regionally specific models. In: History, Nutrient Dynamics and Walingford, pp. 53-62. Proceedings of the Prehistoric Conservation. Dordrecht etc. Society 77, pp. 25-47. (Geobotany 18), pp. 131-171. DIJKSTRA, M. (1998). De ontwikkeling van het middel- BERKVENS, R. (2004). BOXEM, W. (1914). Iets uit de eeuwse cultuurlandschap bij Nederzettingssporen uit de geschiedenis der Afdeeling Kampershoek, in: N. Roymans, Late Middeleeuwen. In: C.W. ‘Winterswijk’ G.O.M. van A. Tol & H.A. Hiddink (red.), Koot & R. Berkvens, Bredase Landbouw, Geldersch- Opgravingen in Kampershoek akkers eeuwenoud. 4000 jaar Overijsselsche Maatschappij en de Molenakker te Weert. bewoningsgeschiedenis op de van Landbouw afd. Winterswijk. Campagne 1996-1998, rand van zand en klei, Amsterdam, (Zuidnederlandse Rapportage Archeologische BRADLEY, R. (1978). Prehistoric Archeologische Rapporten 5), Monumentenzorg 102 field systems in Britain and 51-60. (Erfgoedstudies Breda 1). north-west Europe – a review Breda, pp. 425-435. of some recent work, World Archeology, 9, pp. 265-80. 56 —
FERMIN, H.A.C. (2008a). GROENEWOUDT, B.J. (2009). HAMBURG, T., E. LOHOF & B. Middeleeuwse bewonings- An exhausted landscape. QUADFLIEG (2011). Bronstijd sporen bij ‘t Hummel’, in: Medieval use of Moors, Mires opgespoord. Archeologisch H.M.P. Bouwmeester, H.A.C. and Commons in the Eastern onderzoek van prehistorische Fermin & M. Groothedde (red.), Netherlands. In: Jan Klapste & vindplaatsen op Bedrijven- Geschapen Landschap. Petr Sommer (eds., Medieval terrein Hattemerbroek - Tienduizend jaar bewoning en Rural Settlement in Marginal gemeente Oldebroek (Provincie ontwikkeling van het cultuur- Landscapes (Proceedings Gelderland). Leiden/ landschap op de Looërenk te Ruralia VII, 8-14 September Amersfoort, (Archol rapport Zutphen (BAAC rapport 2007, Cardiff, Wales., UK), pp. 142/ADC rapport 2627). 00.068), ’s-Hertogenbosch/ 149-180. Deventer, pp. 304-312. HARSEMA, O.H. (1991). De GROENEWOUDT, B.J. (2011). Bronstijd-bewoning op het FERMIN, H.A.C. (2008b). Curves turning into squares. Hijkerveld bij Hijken, Ecologie en landschaps- Late Prehistoric landscape Amersfoort. In: H. Fokkes & R. ontwikkeling, in: H.M.P). change and the changing Roymans (red.), Neder zetting- Bouwmeester, H.A.C. Fermin & morphology of ritual structures. en uit de bronstijd en de M. Groothedde (red.): Causality? An assessment of vroege ijzertijd in de Lage Geschapen Landschap. Tien- evidence. In: Landscape History Landen (Nederlandse Archeo- duizend jaar bewoning en 32, no. 2, pp. 5-17. logische rapporten 13), pp. 21- ontwikkeling van het cultuur- 29. landschap op de Looërenk te GROENEWOUDT, B. & F. VAN Zutphen (BAAC rapport KREGTEN (2005). HIELKEMA, J.B., A. UFKES & 00.068), ’s-Hertogenbosch/ Archeologisch onderzoek, in: M.J.M. DE WIT (2007). De Deventer, pp. 421-451. Th. Spek, J. Buiteveld, P. Copine middeleeuwse hof Calthorne et al. (red.), Ouderdom en teruggevonden. Een archeo- FLEMING, A. (1987). Coaxial ontstaanswijze van cirkel- logische opgraving op de Field Systems: some questions vormige eikenstrubben in het Kalterbroeken te Diever of time and space. In: Antiquity, natuurterrein De Wilde Kamp gemeente Westerveld (Dr.). 61, pp 188-202. bij Garderen (Noordwest- Groningen, (ARC-publicaties Veluwe) (Rapportage Archeo- 120). FLEMING, A. (1988). The logische Monumenten zorg 131), Dartmoor Reaves. Investigating pp. 41-49. HIDDINK, H.A. (2005). Prehistoric Land Divisions. Archeologisch onderzoek aan London. GROENEWOUDT, B.J., TH. de Beekseweg te Lieshout SPEK, H.M. VAN DER VELDE, I. (Gemeente Laarbeek, Noord- GERRETS, D.A. & R. DE VAN AMEN, J.H.C. DEEBEN & Brabant). Amsterdam, (Zuid- LEEUWE (red.) (2011). Rituelen D.G. SMEERDIJK (1998). nederlandse Archeologische aan de Maas. Een archeo- Raalte-Jonge Raan: de rapporten 18). logische opgraving te Lomm, geschiedenis van een Sallandse Hoogwatergeul, fase II. bouwlandkamp. Amersfoort, HIDDINK, H.A. (2010). Amersfoort (ADC Rapport (Rapportage Archeologische Opgravingen op Kampershoek 2333). Monumentenzorg 58). Noord bij Weert. Grafvelden en nederzettingen uit de IJzertijd, GRAAF, J. DE (1918). Uit het de Romeinse tijd en de Volle archief der marke van Holten. Middeleeuwen, alsmede een Bijdrage tot de geschiedenis middeleeuws of jonger kuilen- van het platte land. Zwolle. complex. Amsterdam, (Zuid- nederlandse Archeologische rapporten 39). 57 —
HISSEL, M. & J.P.W. VERSPAY LONDEN, H. van (2006). SCHOLTE LUBBERINK, H.B.G. (2007). Onder aan de akkers. Midden-Delfland. The Roman (2011). Opgraving Hasselo-’t Nederzettingssporen uit de late Native Landscape Past and Oosterveld, gemeente hengelo. Middeleeuwen en Nieuwe tijd Present. Amsterdam, ( Een opgraving met archeo- aangetroffen met het inventa- Proefschrift Universiteit van logische resten uit het Meso- riserend veldonderzoek in het Amsterdam). en Neolithicum, de Bronstijd plangebied Mierlo-’t Karrewiel, en de Mideleeuwen. Weesp, gemeente Geldrop-Mierlo MODDERMAN, P.J.R. (1981). De (RAAP-rapport 2191). (Noord-Brabant). Amsterdam, Lankerd bij Kesseleik. Een land- (AAC publicaties 45). weer tussen het Overkwartier SCHOLTE LUBBERINK, H.B.G. van Gelre en het land van & N.W. WILLEMSE (2009). HOOKE, D. (1998). The Hoorne. In: Th. Hoekstra, H.L. Bornsche Maten- Grutters- Landscape of Anglo-Saxon Jansen en I.W.L. Moerman kamp, gemeente Borne. Een England. Leicester University (red.), Liber Castellorum. 40 nederzetting uit de IJzertijd en Press. variaties op het thema kasteel. Vroeg Romeinse tijd. Weesp, Zutphen, pp. 283-287. (RAAP-rapport 1937). JONGSTE, P. F. B. (2007). Bronstijdnederzettingen in het MOUSCH, R.G., S. VAN DALEN, SPEK, Th. (2004). Het Drentse rivierengebied. in: R. Jansen & P.A.M. DIJKSTRA & L. SMIT esdorpenlandschap. Een L. P. Louwe Kooijmans (red.), (2006). Rijssen-Holten. De historisch-geografische studie. Van contract tot wetenschap. Liesen. Inventariserend veld- Utrecht, Matrijs, (Proefschrift Tien jaar archeologisch onderzoek door middel van Wageningen Universiteit). onderzoek door Archol BV, proefsleuven. Den Bosch/ 1997–2007 (From contract to Deventer, (BAAC-rapport 06- THEUWS, F. (1976). science. Ten years of archaeo- 191). Palissaden(?) op de grens van logical investigations by gemeynt en akkergebied in de Archeol BV, 1997–2007), PRANGSMA, N.M. (2008). Kempen. In: Brabants Heem Leiden, pp. 167-79. Lomm Hoogwatergeul fase 1 28, pp. 143-147. (gemeente Arcen en Velden). KOOISTRA, M. J., & G.J. MAAS Een archeologische opgraving. THEUWS, F. (1989). Middel- (2008). The widespread Amersfoort, (ADC Rapport eeuwse parochiecentra in de occurrence of Celtic Field 1344). Kempen 1000-1350, in: A.A.A. systems in the central part of Verhoeven & F. Theuws (eds.), the Netherlands. In: Journal of RENES, J. (2010). Grainlands; Het Kempenproject 3. De archaeological Science 35, pp. the landscape of open fields in Middeleeuwen centraal. 2318-28. a European perspective. In: Waalre, pp. 97-216. Landscape History 31 (2), pp. LASCARIS, M. (2011). 37-70. VANGHELUWE, D. & T. SPEK Opgravingen in Ersel- (2008). De laatmiddeleeuwse Kerkebogten. Landschap en SCHOLTE LUBBERINK, H.B.G. transitie van landbouw en bewoning in de Bronstijd, (2007). Bornsche Maten-Zuid landschap in de Noord- IJzertijd, Romeinse tijd, Esch, gemeente Borne. Een Brabantse Kempen. In: Middeleeuwen en Nieuwe Tijd. nederzettiing uit de Late Historisch-Geografisch Amsterdam, (Zuidnederlandse IJzertijd en Vroeg Romeinse Tijdschrift 26/1, pp. 1-23. Archeologische Rapporten 44). tijd. Weesp, (Raap-Rapport 1432). 58 —
VENNER, G. (1985). Der WESDORP, M. & I. ELSTRODT ZIMMERMANN, W. H. (1976). Meinweg. Forschungen über (2009). Een inventariserend Die eisenzeitlichen Ackerfluren Rechte an Allmenden im veldonderzoek door middel – Typ “Celtic Field” – von ehemaligen geldrisch-jülischen van proefsleuven in het tracé Flögeln-Haselhörn, Kreis Grenzgebiet (1400-1822). van de Westelijke Wesermünde. In: Probleme der Viersen, (Schriftenreihe des Ontsluitingsroute te Oerle, Küstenforschung im südlichen Kreisen Viersen (vormals gemeente Veldhoven Nordseegebiet 11, pp. 79-90. Kempen-Krefeld) 35). (plangebied Zilverackers). Amsterdam, (Zuidnederlandse VERSPAY, J. (2011). De Archeologische Notities 215). landschapsgeschiedenis van de Oerlese Akkers, In: F. Theuws, IJZEREEF, G. F., & VAN M. van der Heiden & J. Verspay, REGTEREN-ALTENA, J. F. De archeologie van de (1991). Nederzettingen uit de Brabantse akkers. Toegelicht midden- en late bronstijd bij aan de hand van het onderzoek Andijk en Bovenkarspel. In: H. van de Universiteit van Fokkens & N. Roymans (red.), Amsterdam in Veldhoven. Nederzettingen uit de bronstijd Amsterdam, pp. 96-179. en de vroege ijzertijd in de Lage Landen, Nederlandse Archeologische Rapporten 13 (Amersfoort), pp. 61-81.
60 —
1 xxxxxxxx 61 4 Aarden wallen - bijdragen vanuit de — aardwetenschappen: Geomorfologie, materialen, bodems, erosie en beheer Hanneke van den Ancker en Pim Jungerius. Met medewerking van Michel Riksen.
maken, namelijk dat: 4.1 Inleiding: onvoldoende aandacht en bij het dagelijks beheer van aarden wallen nog kennis veel mis gaat, zelfs wanneer eigenaar en be- heerder interesse hebben, een goed beheer vraagt om een brede multi- Al bijna twintig jaar rijden we bijna dagelijks disciplinaire advisering, waarvan aardkundig langs aarden wallen. We zagen er dingen fout onderzoek onderdeel is (zie ook de bijdrage gaan, vooral de laatste jaren. Er werden happen over het Groene Woud, Jungerius et al. in deze uitgehaald om een vermeend betere afwatering bundel), van de weg te krijgen. Er werd afgeschoven weg- Aardkundig onderzoek aan aarden wallen nog materiaal op de wal gestort, en kleinschaliger in de kinderschoenen staat maar grote moge- maar frequenter vuilnis van anonieme burgers lijkheden heeft. opgegooid. Bij elke onderhoudsbeurt aan de zandweg schoof en schuift de weg verder rich- ting de wallen. Vanzelfsprekend vonden we dat 4.2 Aarden wallen en aardkundig erfgoed alles jammer, maar het leek ons aan te sluiten bij het vroegere gebruik en de dynamiek van de wallen. Bovendien vernamen we dat aarden Vanuit geomorfologisch perspectief zijn aarden wallen niet zeldzaam zijn en grotendeels uit de wallen walvormige lichamen van ‘aarde’, dus los negentiende eeuw stammen. sediment. De verschillende betekenissen van Naarmate we bij het onderzoek aan aarden wal- aarden wallen voor en als aardkundig erfgoed len in Nederland en Europa betrokken raakten, worden in deze paragraaf geïllustreerd aan de realiseerden we ons dat aarden wallen veel ou- hand van enkele cases. der kunnen zijn, meerdere honderden tot dui- zenden jaren. Aarden wallen kunnen op het oog erg op elkaar lijken, maar sterk in ouderdom en 4.2.1 Aarden wallen vestigen de aandacht materiaalopbouw verschillen. Steeds duidelijker op aardkundig erfgoed werd ook de aardkundige betekenis van de wal- len, zoals het bodemarchief in de wallen en in de geulen aan weerszijden ervan en het gebruik van In de gemeente Gemert-Bakel moest de breedte het landschap bij de bouw van de aarden wallen. van de overstromingsvlakte van de Aa voor het De literatuur biedt hier niet veel steun, in geo- publiek zichtbaar worden gemaakt. De uitzonder- morfologische handboeken en in antropo-geo- lijke breedte van deze vlakte kon worden geïllus- morfologische teksten ontbreken aarden wallen. treerd met een lokaal verhaal over een dubbele 11 Volgens Bertus Brokamp (mondelinge De voorbeelden in deze bijdragen zijn daarom aarden wal, waarvan nog een restant aanwezig is. mededeling 6 oktober 2011) is het hier verkenningen, cases die vragen om verdere ver- beschreven walrestant waarschijnlijk De wal zou zijn opgeworpen als gevolg van een onderdeel van de laat middeleeuwse dieping. In de gemeene Ede hebben we op acht ruzie tussen de twee buurgemeenten om de rech- landweer om de bezittingen van de locaties bodemprofielen beschreven, zie cases Heren van Gemert. De locatie van de ten op de vruchtbare graasgronden in het beek- dubbele wal zal daarmee in de eerste De Ginkel en Horalaan/Hoekelum. De resultaten dal.11 De aarden wal fungeert in dit voorbeeld dus plaats hebben samengehangen met ervan zijn nog niet elders gepubliceerd. moeilijk over te steken plaatsen, zoals als een hulpmiddel om een aardkundig fenomeen, moerassige delen in de beekdalvlakte en Doordat we zelf meer betrokken waren geraakt een aardkundig erfgoed, te verduidelijken.12 oude meanders, en niet met een ruzie bij het onderzoek aan aarden wallen, ging het over graasrechten, zoals het lokale verhaal vertelt. Die ruzies over ons dan ook meer aan het hart dat de karakte- graasrechten zullen zich bij ristieke vorm en de historische archiefwaarde stroomverleggingen van de beek, 4.2.2 Aarden wallen als restanten van het ongetwijfeld ook hebben voorgedaan. van de hierboven genoemde wallen voor een oorspronkelijke landschap 12 Misschien gaat deze dubbele aarden wal groot deel werd vernietigd, nog wel bij een po- zelfs verder terug. Recent ontdekte de lokale heemkundekring hier een ging om deze wallen te herstellen, door ze beter mottekasteel uit de 12de eeuw. Hoe de zichtbaar te maken. Bovendien was dit herstel bouwers indertijd gebruik hebben Net ten noorden van Elsendorp, eveneens in de gemaakt van de geomorfologie en ook nog met onderzoek begeleid. Ook elders za- gemeente Gemert-Bakel, loopt een golvende verschillen in bodemopbouw om de gen we versterkte erosie van aarden wallen als aarden wallen te bouwen kan niet meer zandweg als een aarden wal met aan weerszij- bij een veldbezoek worden achterhaald, gevolg van ingrepen voor natuurbeheer of cul- den eiken, op het oog als een dijk, tussen de om- daarvoor is de ruilverkaveling in Gemert tuurhistorisch herstel. te ingrijpend geweest. Dit zal uit liggende vlakke velden. De golvingen in de zand- veldwerk en de studie van oude kaarten In deze bijdrage willen we drie dingen duidelijk weg weerspiegelen het oorspronkelijk en archieven duidelijk moeten worden. 62 —
dekzandreliëf. Deze aarden wal is een restant van het landschap van voor de ruilverkaveling, 4.2.4 Aarden wallen als aardkundig de omliggende percelen zijn geëgaliseerd en erfgoed daarbij verlaagd. Het is een overblijfsel van het dekzandlandschap van voor de ontginning, dat nauwelijks door de mens was beïnvloed, het Door de mens opgeworpen aarden wallen zijn landschap van de laatste ijstijd. Deze ‘aarden ook belangrijk als aardkundig erfgoed, omdat zij wal’ is een aardkundig waardevol object dat ge- informatie geven over de ontwikkeling van bo- makkelijk over het hoofd kan worden gezien.13 dem en landschap: ze dekken een vroeger reliëf en een ouder en minder door de mens veranderd landschap af; 4.2.3 Aarden wallen beschermen het reliëf de bodemvorming onder de wal is een reference soil, een bodemvorming die is gestopt toen de bodem werd afgedekt, en zo inzicht geeft in In de kleinschalige, historische cultuurland- bodemvormende processen in het verleden; schappen van de provincie Drenthe blijken aar- de vorm van de wal en de bodemvorming bo- den wallen veelal te functioneren als bescher- venin de wal geven zicht op de processen van mers van de geomorfologie, de reliëfvormen. In erosie en bodemvorming; de percelen die door wallen zijn omringd is het de bodemvorming heeft ook ecologische be- reliëf meestal niet geëgaliseerd (van den Ancker tekenis: op oudere, meer ontwikkelde bodem- & Jungerius 2003; 2005). We hebben de provin- profielen lijken vaker bosrelicten voor te ko- cie Drenthe daarom geadviseerd om aarden men, bijna verdwenen historische struik- en wallen waar mogelijk als een middel voor de be- boomsoorten en autochtoon genetisch mate- scherming van deze kwetsbare vorm van de riaal. Deze bodemontwikkeling heeft even- aardhistorie in te zetten. Dergelijke situaties eens betekenis voor de (bodem)fauna, die hebben we ook in andere provincies waargeno- vaak een licht verkitte B-horizont prefereert men, maar niet systematisch vastgelegd.14 boven los bodemmateriaal;
13 Dergelijke kleine objecten worden op dit moment gezien als van waarde op gemeentelijk niveau. Hoewel ze slechts enkele procenten van de oppervlakte van Nederland innemen dragen ze belangrijk bij aan de ervaring van de landschaps- kwaliteit van Nederland. Hun belang overschrijdt daarmee het gemeentelijk niveau. Afb. 4.1 Restant van een eswal, Oosteres bij Westerbork (Drenthe). Er liggen er nog enkele eswalrestanten in Drenthe, 14 Overigens hebben aarden wallen niet altijd dit effect. Op Goeree zijn de aarden veelal in vergeten hakhoutbosjes. In dit geval gaat het om een wal die door windwerking tot een klein duin is wallen bijvoorbeeld ontstaan omdat men geblazen. ’s Winters zullen er bij storm aanzienlijke hoeveelheden materiaal over de kale vlakke akkers hebben dichterbij het grondwater wilde komen en daarom de percelen heeft uitgegraven bewogen, vooral na een droge periode. In, tegen of voor de beplanting van een akkerwal kwam het zand tot stilstand. 63 —