BO 12-113 Januari 2013

Archeologische verwachtings- en beleidsadvieskaart gemeente

BO 12-113 Amsterdam 2013

BO 12-113 Gemeente Amsterdam Januari 2013 Bureau Monumenten & Archeologie

Inhoud

Samenvatting 4 Inleiding 5

1 Administratieve gegevens onderzoek 6 1.1 Administratieve gegevens onderzoeksgebied 6

2 Wettelijk kader en richtlijnen 7 2.1 Algemeen 7 2.2 Nationale regelgeving 7 2.3 Provincie Noord-Holland 7 2.4 Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie 8 2.5 Archeologische verwachtingskaarten 9 2.5.1 Verwachtingskaarten als beleidsinstrument 9 2.5.2 Achtergronden van de archeologische verwachtingskaart van Weesp 10

3 Landschap 12 3.1 Geo(morf)ologie en bodem 12 3.1.1 Het (afgedekte) dekzandlandschap 13 3.1.2 Het veengebied 13 3.1.3 Rivierafzettingen van de Vecht en zijrivieren 14 3.1.4 Bodem en grondwater 15

4 Bewoningsgeschiedenis 16 4.1 Paleolithicum, Mesolithicum en Neolithicum 16 4.2 Bronstijd, IJzertijd en Romeinse tijd 17 4.3 Middeleeuwen en Nieuwe tijd 18 4.3.1 De ontginning van het veengebied 18 4.3.2 De stad Weesp 21 4.3.3 Boerderijen en buitens 22 4.3.4 Herbergen 29 4.3.5 Molens 30 4.3.6 Hollandse Waterlinie en Stelling van Amsterdam 32 4.3.7 Verstedelijking 37

5 De Archeologische verwachtingskaart 38 5.1 Inleiding 38 5.2 Bepaling van de archeologische verwachting 38 5.2.1 Het pleistocene (dekzand)landschap 38 5.2.2 Het veengebied 39 5.2.3 De afzettingen van de stroomgordel van de Vecht 40 5.2.4 Bekende waarden 40 5.2.5 Verstoringen 41 5.2.6 Beperkingen van het verwachtingsmodel 41 5.3 Archeologische Verwachtingskaart 42

6 Archeologische Beleidskaart 49

Conclusie 52

Bronnen 53 Bijlage 1 Vindplaatsencatalogus 56 Bijlage 2 Onderzoekscatalogus en literatuurlijst 65

3 BO 12-113 Gemeente Amsterdam januari 2013 Bureau Monumenten & Archeologie

Samenvatting

Bureau Monumenten & Archeologie (BMA) heeft in opdracht van de afdeling Vergunningen & Toezicht van de gemeente Weesp een archeologisch bureauonderzoek uitgevoerd voor het totale gemeentelijke gebied van Weesp. Vanwege drie nieuwe bestemmingsplannen diende de bestaande archeologische paragraaf te worden geactualiseerd. Dit heeft geresulteerd in een nieuwe en herziene archeologische verwachtings- en beleidsadvieskaart. Hiermee wordt het cultuurhistorische verleden van het plangebied in kaart gebracht en wordt een beeld verkregen van de archeologische sporen die in de bodem aanwezig kunnen zijn. Een dergelijke kaart past binnen de verplichting van gemeenten om conform de Monumentenwet beleid te ontwikkelen ten aanzien van het behoud cq. documentatie van die overblijfselen bij bouwontwikkeling. Het bureauonderzoek geeft een overzicht van de ruimtelijk topografische ontwikkeling van het gebied vanaf het Paleolithicum tot de Nieuwe tijd. Ten behoeve hiervan is geologische, archeologische en historische informatie over het plangebied verzameld die is omgezet naar een beeld van archeologische verwachtingen. De verwachtingen zijn opgenomen in een archeologische verwachtingskaart die een onderscheid maakt in zestien zones (p. 45, afb. 44). Aan de hand hiervan is een archeologische beleidskaart opgesteld, waarin de beleidsregels en maatregelen voor de eventueel vereiste archeologische monumentenzorg zijn vastgelegd. De beleidskaart telt tien beleidszones (p. 51, afb. 48). Voor het gehele plangebied geldt de wettelijke meldingsplicht. Dit houdt in dat ook in geval geen archeologisch vervolgonderzoek is vereist en toch archeologische bodemvondsten ouder dan vijftig jaar worden aangetroffen, dit aan de gemeente Weesp gemeld wordt zodat in overleg met de opdrachtgever maatregelen getroffen kunnen worden tot documentatie en berging van de vondsten.

Uit: L. van Ollefen, RS. Bakker, De Nederlandsche stads- en dorpsbeschrijver 1793-1801

4 BO 12-113 Gemeente Amsterdam januari 2013 Bureau Monumenten & Archeologie

Inleiding

In opdracht van de afdeling Vergunningen & Toezicht van de gemeente Weesp heeft Bureau Monumenten & Archeologie (BMA) van de gemeente Amsterdam een archeologische verwachtings- en beleidsadvieskaart voor het gehele gemeentelijke gebied van de gemeente Weesp opgesteld. De aanleiding hiervoor waren drie nieuwe bestemmingsplannen waarvoor de archeologische paragraaf diende te worden geactualiseerd. De bestaande gemeentelijke verwachtingskaart mist relevante informatie op detailniveau en is ook niet vlakdekkend en daarmee onvolledig. De vernieuwde archeologische verwachtings- en beleidsadvieskaart completeert het overzicht van archeologische waarden en hun (paleo)landschappelijke context binnen de gemeente. Met een dergelijke meer gedetailleerde archeologische verwachtingskaart waarin ook de verwachte mate van verstoring van de ondergrond is opgenomen kan maatwerk worden geleverd in de advisering over de aard en aanwezigheid van archeologische waarden en de daarmee samenhangende beleidsbeslissingen binnen de gemeente Weesp.

In Hoofdstuk 2 wordt het wettelijk kader geschetst waarbinnen archeologisch onderzoek uitgevoerd dient te worden en wordt uitgelegd wat het principe van een archeologische verwachtingskaart is en hoe de kaart voor de gemeente Weesp is opgebouwd. In Hoofdstuk 3 worden de verschillende landschappelijke eenheden binnen het gemeentelijke areaal van Weesp besproken. Hoofdstuk 4 bespreekt het archeologisch erfgoed, opgedeeld in de prehistorische en de historische periode inclusief een overzicht met reeds bekende archeologische vindplaatsen en /of zones van cultuurhistorische waarden. Hoofdstuk 5 bevat de Archeologische Verwachtingskaart waarop de verschillende verwachtingszones schematisch zijn weergegeven. De verwachtingskaart is een samenvoeging van drie deelkaarten waarmee de archeologische verwachtingen zijn bepaald met onderscheid van verschillende landschappelijke eenheden en bewoningsperioden. Op basis van de verwachtingszones is archeologisch beleid geformuleerd. De verschillende beleidszones zijn weergegeven op de beleidskaart, die met een toelichting in hoofdstuk 6 is afgebeeld. De kaart maakt inzichtelijk of en in welke mate archeologische maatregelen binnen (toekomstige) planontwikkeling vereist zijn. De bijlagen bevatten een vindplaatsencatalogus en een onderzoekscatalogus.

5 BO 12-113 Gemeente Amsterdam januari 2013 Bureau Monumenten & Archeologie

1 Administratieve gegevens onderzoek

1.1 Administratieve gegevens onderzoeksgebied

De gemeente Weesp ligt ten zuiden van de A1 tussen Amsterdam en . Het plangebied betreft het gehele gemeentelijke areaal (afb. 1).

Opdrachtgever Gemeente Weesp, afdeling Vergunningen & Toezicht Contactpersoon Mevr. M. van Drunen/ Mevr. S. Snel Adres Nieuwstraat 70a Postcode / plaats 1381 BD Weesp

Plangebied Provincie Noord-Holland Gemeente Weesp Plaats Weesp Kaartblad 25 G, H ARCHIS meldingsnr. 55248 ARCHIS afmeldingsnr. 45468 X-coördinaat NW 129.822 Y-coördinaat NW 481.768 X-coördinaat N 133.008 Y-coördinaat N 481.692 X-coördinaat O 135.942 Y-coördinaat O 478.850 X-coördinaat Z 133.041 Y-coördinaat Z 476.661 X-coördinaat ZW 130.090 Y-coördinaat ZW 477.200

Locatie

1 De topografie van de gemeente Weesp (paars); inzet ligging in Nederland

6 BO 12-113 Gemeente Amsterdam januari 2013 Bureau Monumenten & Archeologie

2 Wettelijk kader en richtlijnen

2.1 Algemeen

Het archeologische erfgoed bestaat uit voorwerpen en structuren die in de bodem bewaard zijn. Deze materiële overblijfselen vormen een onderdeel van onze leefomgeving. Het beleid voor het archeologisch erfgoed heeft dan ook veel raakvlak met dat van de ruimtelijke ordening. Voor optimale integratie van de archeologie in de ruimtelijke ordening heeft het rijk o.a. de Monumentenwet 1988 en de Wet ruimtelijke ordening aangepast.

2.2 Rijk

Om het bewustzijn van het Europese erfgoed te vergroten hebben de Europese ministers van Cultuur in 1992 het Verdrag van Valletta opgesteld (ook bekend als het Verdrag van Malta). Een van de voorwaarden om dit te bereiken is dat het Europese archeologische erfgoed voor toekomstige generaties beschikbaar blijft. In Nederland wordt aan dit uitgangspunt invulling gegeven door behoud van archeologisch erfgoed in de bodem (in situ) tijdens de planontwikkeling mee te wegen. Als behoud in de bodem (bijvoorbeeld door middel van technische maatregelen of planaanpassing) geen optie is, dan worden archeologische resten opgegraven (behoud ex situ). De initiatiefnemer van een ruimtelijk plan, dat bodemverstoring tot gevolg heeft, is verantwoordelijk voor de planologische en de financiële inpassing van het archeologisch onderzoek. In de Monumentenwet is een bepaling opgenomen dat in elk bestemmingsplan rekening moet worden gehouden met de in de grond aanwezige, dan wel te verwachten archeologische waarden.1 Ook bevat de Monumentenwet een verplichting om toevalsvondsten te melden (de zgn. meldingsplicht).2

2.3 Provincie Noord-Holland

Als toetsingskader voor bestemmingsplannen en projectafwijkingsbesluiten gebruikt de provincie Noord-Holland de structuurvisie, de leidraad landschap en Cultuurhistorie en de Informatiekaart Landschap en Cultuurhistorie (ILC).3 Op grond van de Wet Ruimtelijke Ordening (Wro) dienen gemeenten bij de vaststelling van bestemmingsplannen, projectbesluiten en beheersverordeningen de Provinciale Ruimtelijke Verordening Structuurvisie in acht te nemen. Op de Cultuur Historische Waardenkaart (CHW) zijn o.a. archeologisch verwachtingsvolle gebieden opgenomen. De waardestellingen van de CHW zijn bedoeld als algemene indicaties die per specifiek plangebied nadere invulling en precisering nodig hebben. Naast de CHW beheert de provincie de Archeologische Monumentenkaart (AMK) van het rijk. Op de AMK staan de beschermde

1 Artikel 38a lid 1 van de gewijzigde Monumentenwet schrijft hierover dat De gemeenteraad bij vaststelling van een bestemmingsplan als bedoeld in artikel 3.1 van de nieuwe Wet ruimtelijke ordening en bij de bestemming van de in het plan begrepen grond, rekening houdt met de in de grond aanwezige dan wel te verwachten monumenten. Met ‘monument’ wordt hier een (onbeschermd) archeologisch monument bedoeld, ofwel alle terreinen welke van algemeen belang zijn wegens hun schoonheid, hun betekenis voor de wetenschap of hun cultuurhistorische waarde (art. 1 Monumentenwet). 2 Artikel 53 van de gewijzigde monumentenwet 1988. 3 Provincie Noord-Holland, 2012.

7 BO 12-113 Gemeente Amsterdam januari 2013 Bureau Monumenten & Archeologie

archeologische monumenten, de terreinen van zeer hoge en hoge archeologische waarde en de gebieden met een archeologische betekenis.

2.4 Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie

Voor de uitvoering van archeologisch onderzoek is door het ministerie van OCW de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA) opgesteld. De KNA gaat uit van een gefaseerde aanpak. Er wordt een onderscheid gemaakt tussen een Bureauonderzoek, een Inventariserend Veldonderzoek, een Archeologische Opgraving (AO) en een Archeologische Begeleiding (afb. 2). Het inventariserend veldonderzoek is bedoeld om de resultaten van het bureauonderzoek te toetsen. Het geeft inzicht in de aanwezigheid en toestand van de archeologische overblijfselen in de bodem. Een opgraving wordt uitgevoerd wanneer er sprake is van een vindplaats met waardevolle archeologische resten. Een archeologische begeleiding houdt in dat de bouwingreep onder begeleiding van een archeoloog wordt uitgevoerd. Elke onderzoeksfase wordt afgesloten met een selectiebesluit. Hierin wordt vastgesteld welke delen van een plangebied in aanmerking komen voor verder archeologisch onderzoek of voor bescherming en welke delen van het plangebied worden vrijgegeven. Voor archeologisch veldonderzoek is een Programma van Eisen (PvE) vereist. Hierin zijn de kwalitatieve randvoorwaarden en onderzoeksvragen voor het werk vastgelegd. Het vormt de basis voor verdere planning en kostenraming. Het laten opstellen ervan behoort tot de verantwoordelijkheid van de initiatiefnemer van het bouwplan.

2 Stroomschema archeologisch onderzoek

8 BO 12-113 Gemeente Amsterdam januari 2013 Bureau Monumenten & Archeologie

2.5 Archeologische verwachtingskaarten

2.5.1 Archeologische verwachtingskaarten als beleidsinstrument

Sinds de wijziging van de Monumentenwet 1988 in 2007, toen als gevolg van de ratificatie van het Verdrag van Valletta de gemeentelijke overheden verantwoordelijk werden voor het beheer van het bodemarchief, beschikken steeds meer gemeenten over een eigen archeologische waarden- en verwachtingskaart. Op deze kaarten zijn doorgaans de volgende zaken opgenomen: - verwachtingszones, gebaseerd op de bodem- of terreingesteldheid en het daaraan gekoppelde verwachtingsmodel van (pre)historische bewoning en landgebruik; - archeologische monumentterreinen (AMK); - bekende archeologische vindplaatsen; - historische locaties waarvan bekend is dat zich daar archeologische resten kunnen bevinden, zoals ontginningsassen, dijken, molens en kerken. De archeologische voorspellingsmodellen gaan uit van het algemene principe dat het bewoningspatroon in een bepaalde periode sterk gekoppeld is aan de aardkundige en landschappelijke kenmerken van het desbetreffende gebied. Prehistorische jagers/verzamelaars zochten vaak zones uit met reliëf in combinatie met water, aangezien zich hier veel voedselbronnen binnen een relatief klein gebied bevonden. Landbouwers daarentegen waren meer geïnteresseerd in de vruchtbaarheid van de bodem en een gunstige grondwaterspiegel. Uitzondering hierop vormden de Late Middeleeuwen en de Nieuwe tijd toen de mens meer in het landschap ging ingrijpen waardoor de locatiekeuze vaak niet meer duidelijk gekoppeld was aan bepaalde geo(morfo)logische of bodemkundige eenheden. Daarom dienen bij een verwachtingsmodel voor deze periode ook historische kaarten en geschreven bronnen betrokken te worden. Voor het bepalen van de begrenzing van historische kernen, bewoningslinten en historische bebouwing zijn met name 18de- en 19de-eeuwse kaarten bruikbaar. Uitgangspunt is hierbij dat eventuele oudere bebouwing uit de Late Middeleeuwen en Nieuwe tijd ook (grotendeels) binnen deze grenzen zal liggen. Door toepassing van de kennis over landschappelijke ligging van (pre)historische nederzettingen in het algemeen, is het mogelijk gebieden te begrenzen waar geen archeologische vindplaatsen bekend zijn, maar waar ze wel verwacht kunnen worden. Bij deze voorspellingen wordt gekeken naar geomorfologische, bodemkundige en hydrologische kenmerken van verschillende gebiedsdelen in combinatie met al bekende archeologische gegevens. Op deze wijze worden zones gedefinieerd met een hoge, een middelhoge of een lage archeologische verwachting. Bij hoog is sprake van een dichte concentratie en laag betekent niet dat er geen archeologische waarden zijn, maar dat het er vermoedelijk weinig zijn met een grote spreiding groot en kleine onderlinge samenhang. Op basis van het voorspellingsmodel wordt per periode een grafische weergave gemaakt; de verwachtingskaart. Deze kaarten worden later samengevoegd tot één kaart, waarbij de hoogste verwachting telt. Er wordt dus niet uitgegaan van een gemiddelde. De voorspellende waarde en dus feitelijk de kwaliteit van een verwachtingskaart wordt in grote mate bepaald door het detailniveau van de data die eraan ten grondslag ligt. Voor een goed onderbouwde regionale verwachtingskaart wordt bij voorkeur gewerkt met kaartmateriaal met een schaal van 1:10.000 of groter. Hierbij geldt als kanttekening nog dat bodem- en geomorfologische kaarten vaak gebaseerd zijn op enkele boringen en waarnemingen. De grenzen tussen de verschillende eenheden zijn niet ‘scherp’, maar moeten worden gezien als geleidelijke overgangen. Verwachtingskaarten zijn gebaseerd op modellen, die op hun beurt uitgaan van de beschikbare data, op de dan geldende wetenschappelijke inzichten en op de gebiedskennis van de maker van de kaart. Aangezien deze bronnen in wisselende mate onvolledig en subjectief kunnen zijn, is een verwachtingskaart geen onveranderlijk statisch product maar eerder een richtinggevend instrument dat op basis van nieuwe inzichten door de tijd heen aan verandering onderhevig is.

9 BO 12-113 Gemeente Amsterdam januari 2013 Bureau Monumenten & Archeologie

De kaart met verwachtingszones vormt de onderlegger voor een zogenaamde archeologische beleidskaart waarop de inhoudelijke verwachtingen worden vertaald naar beleidscategorieën die de criteria voor verder archeologisch onderzoek definiëren. Dit beleidsinstrument stelt een gemeente in staat tot een efficiënt en weloverwogen programma voor beheer en behoud van archeologisch erfgoed.

2.5.2 Achtergronden van de archeologische verwachtingskaart van Weesp

Met betrekking tot het gemeentelijk areaal van Weesp waren verschillende verwachtingskaarten van kracht, te weten de Indicatieve Kaart van Archeologische Waarden4, de kaart van het Vechtplassengebied5 (afb. 3), de verwachtingskaart van de Aetsveldsche polder6 en de archeologische verwachtingskaart voor Landelijk gebied oost.7

3 Uitsnede van de archeologische verwachtingskaart van 2006 voor het Vechtplassengebied (Soonius & de Boer, 2010)

4 IKAW; ROB 2005. 5 Molenaar & de Boer 2006. 6 Eimermann e.a. 2009. 7 Van der Haar & Vossen 2011.

10 BO 12-113 Gemeente Amsterdam januari 2013 Bureau Monumenten & Archeologie

De noodzaak voor een nieuwe een archeologische verwachtingskaart voor de gemeente Weesp komt voort uit het feit dat de bestaande kaartbeelden voor dit gebied niet meer actueel waren en te weinig houvast boden voor een doelgericht gemeentelijk beleid. Bij de actualisatie van de verwachtingskaart voor de gemeente Weesp is expliciet uitgegaan van de volgende vragen: - in hoeverre kan het bestaande verwachtingsbeeld op basis van aanvullende bodem-, hoogte-, en verstoringsgegevens worden verfijnd en verder worden gedetailleerd? - in hoeverre kan meer inzicht worden verkregen in de specifieke archeologische verwachting voor de verschillende archeologische perioden? De bestaande verwachtingskaarten van Weesp en omgeving waren te kleinschalig en/of niet volledig. Er was bij deze kaarten veelal uitgegaan van de afzettingen die nu aan het maaiveld liggen. De afgelopen 10.000 jaar zijn in het westen en midden van Nederland door de rivieren en de zee grote hoeveelheden zand en klei (sediment) afgezet over de pleistocene dekzand ondergrond. In het westen van Nederland kan dit pakket soms wel 20 meter dik zijn. In de omgeving van Weesp is dit pakket tussen de 0-7 meter dik. Wanneer een kaart gemaakt wordt voor een dergelijk gebied bestaat het risico dat de kaart met name voorspellende waarde heeft voor de vindplaatsen die direct aan het maaiveld te verwachten zijn. Immers de kaart is gebaseerd op de bodem- en grondwatertrappenkaart in combinatie met huidig reliëf en bekende vindplaatsen. Daardoor bestaat de kans dat dieper gelegen afzettingen en afwijkingen in de wijze waarop gemeenschappen in het verleden met hun natuurlijke omgeving omgingen in de verwachting niet worden meegewogen. Om dit te ondervangen wordt gebruik gemaakt van een gestapelde archeologische verwachtingskaart op basis van in de tijd gescheiden landschappen. Om inzicht te krijgen in de bodemopbouw is gebruik gemaakt van het Structuurplan voor Weesp en de bodemkaart en grondwatertrappenkaart (afb 5, 7).8 Van de gemeente Weesp is een bijna vlakdekkende bodem- en grondwatertrappenkaart beschikbaar op de schaal 1:10.000. Deze kaart biedt een veel fijner detailniveau dan de bestaande archeologische verwachtingskaarten waardoor er meer nuancering in verschillende (paleo)landschappelijke eenheden kan worden aangebracht. Op deze kaart zijn ook de voor 1963 afgegraven en omgezette terreinen weergegeven. Deze bodemkaart is voor het vervaardigen van de verwachtingskaart gedigitaliseerd. Tevens is het zaak dat in een dergelijk voorspellend kaartbeeld ook cultuurhistorische elementen worden opgenomen en meegewogen, zoals ontginningsassen, dijken, molens etc. Hiervoor zijn cultuurhistorische waardenkaarten (CHW-Noord-Holland, KICH en rijksmonumentenlijst) en de volgende historische kaarten geraadpleegd: - Plattegrond van Jacob van Deventer uit 1560 van Weesp en Muiden (afb. 11); - Kaart van Blaeu uit 1649 van Weesp (afb. 11); - De kaarten van Visscher uit 1710; - De door J. Otten Husly9 in 1772 gekopieerde kaart van J.P. Prévost10 uit 1726 (afb. 13, 32); - Minuutplans (ontleend aan www.watwaswaar.nl); - De Grote Provinciale Historische Atlas (GPHA) uit 1850; - De Topografisch Militaire Kaart (TMK) uit 1854 (afb. 41); - De Chromotopografische kaart (CTK) uit 1900 (afb. 10); - De kaarten van de Amsterdamse Dienst der Publieke Werken uit 1936 en 1961 (afb. 41).

8 Stiboka 1963. 9 architect van het stadhuis van Weesp. 10 contrarolleur-generaal ‘s lands fortificatiën 1737-1762.

11 BO 12-113 Gemeente Amsterdam januari 2013 Bureau Monumenten & Archeologie

3 Landschap

3.1 Geo(morf)ologie en bodem

In aanvulling op de bodem- en grondwatertrappenkaart (afb. 7) is er middels verschillende bodemkarteringen in de afgelopen 20 jaar meer inzicht verkregen in de diepere ondergrond van Weesp. Deze informatie is als aanvulling gebruikt op de bestaande kaarten van de diepere ondergrond, zoals de TNO-NITG kaart van de ‘Top pleistocene afzettingen’, die op zichzelf te globaal is voor een onderbouwing van een verwachtingsmodel. Verder is het Actueel Hoogtebestand Nederland (AHN) gebruikt om de hoger gelegen delen in het landschap te karteren (afb. 4). Hiermee kunnen bijvoorbeeld oude verlande rivierarmen of terpjes worden herkend.

4 Actueel Hoogtebestand (AHN) van de gemeente Weesp

Binnen de gemeente Weesp kunnen drie landschappelijke zones worden onderscheiden, die van belang waren voor opstellen van een verwachtingskaart (afb. 5). Ten oosten van de gemeente begint het midden-Nederlandse dekzandgebied met de Gooise stuwwallen (3.1.1.). In het oosten van de gemeente Weesp komt dit dekzand op een aantal plaatsen aan het oppervlak of ligt het relatief dicht onder het huidige maaiveld. In grote delen van het gemeentelijk areaal wordt dit zandlandschap echter afgedekt door een pakket veen van enkele meters dikte dat hier in de loop van het Holoceen gegroeid is (3.1.2). Dit veengebied wordt doorsneden door de Vecht, die over het veen zand en klei heeft afgezet (3.1.3).

5 Structuurplan voor Weesp, schematische doorsnede (Stiboka, 1963), geel: dekzand, blauw: veen, groen: rivierafzettingen

12 BO 12-113 Gemeente Amsterdam januari 2013 Bureau Monumenten & Archeologie

3.1.1 Het (afgedekte) dekzandlandschap

Tot ongeveer 10.000 jaar geleden, aan het eind van het Pleistoceen, bestond het landschap uit een glooiend landschap van dekzand met enkele hoger gelegen ruggen. Het dekzand is door de wind afgezet gedurende de laatste ijstijd (het Weichselien 120.000-10.000 jaar geleden) en betreft de jongste Pleistocene afzetting. Gedurende duizenden jaren vormde de top van dit zandpakket het maaiveld waarin bodemvorming plaats vond door in- en uitspoeling van ijzer- en humusdeeltjes. Het kenmerkende bodemprofiel van de hogere en droge dekzandzones is de humuspodzol. Naast podzolprofielen, bestaand uit een A-, E-, B- en C-horizont, zijn er ook AC-profielen (vaaggronden), die onder natte omstandigheden ontstonden, of alleen C-profielen, waarbij de top van het dekzand sterk was aangetast door erosie of waarbij nooit bodemvorming had plaatsgevonden. De vaaggronden en de dekzanddelen zonder bodemvorming bleven altijd nat of lagen slechts heel kort aan het oppervlak. Waar de top van het dekzand is geërodeerd, ontbreken archeologische resten naar alle waarschijnlijkheid. Als de top van het dekzand nog intact is, zal het oude bewoningsniveau goed geconserveerd zijn, aangezien het zand meestal afgedekt is door een pakket veen. In de Keverdijksche polder, ten oosten van de spoorlijn naar , ligt op een diepte tussen 0 – 0,5 m –Mv een noordzuid georiënteerde dekzandrug, circa 1,8 km lang en 100-200 m breed (afb. 5). Deze lengteduin is ook duidelijk weergegeven op de AHN en de bodemkaart (afb. 4, 7).11 In de top van het zand zijn op verschillende plaatsen één of meerdere podzolprofielen aanwezig.12 Voor de rest van het gemeentelijk gebied is niet exact bekend op welke diepte het dekzand zich bevindt. Op basis van een inventariserend veldonderzoek uitgevoerd ten behoeve van de N236 kan worden aangenomen dat het dekzand zich ten oosten van Fort Uitermeer binnen 3,0 m -Mv bevindt en in oostelijke richting dichter aan het oppervlak komt. Ter hoogte van de Hollandse Kade ligt het dekzand op ca. 1 m –Mv, met bodemvorming in de top ervan en intacte podzolprofielen.13 In westelijke richting daalt het dekzand ten opzichte van NAP naar vermoedelijk 3 – 6 m –Mv. Tijdens eerder booronderzoek in 1994 werd vastgesteld dat de oorspronkelijke podzolbodem hier vaak verdwenen was.14 Op basis hiervan mag worden aangenomen dat voorafgaand aan de veengroei enige verspoeling en erosie van het dekzand heeft plaatsgevonden.

3.1.2 Het veengebied

Rond 10.000 jaar geleden begon het huidige tijdvak, het Holoceen, waarin door een warmer wordend klimaat de in het Pleistoceen ontstane ijskappen smolten en de zeespiegel steeg. Omdat ook de grondwaterspiegel steeg verdronk het dekzand langzaam. Vanwege de natte omstandigheden en het langzame afbraakproces van plantenresten onder water, kon zich in onze klimaatzone een pakket organisch materiaal opbouwen, het Basisveen.15 Vanaf circa 8.800 voor Chr. raken de laagste delen van het landschap overgroeid met deze veenlaag.16 Op basis van de NAP hoogtes van de top van het dekzand kan verondersteld worden dat omstreeks 2.000 voor Chr. het hele gemeentelijke areaal van Weesp door veen was overdekt. Door de steeds verdere vernatting ontstonden kwelplaatsen en uiteindelijk uitgestrekte veenmeren. Restanten van deze veenmeren zijn nu nog zichtbaar (bijvoorbeeld het Naardermeer), maar andere meren zijn door latere afzettingen opgevuld of uiteindelijk drooggelegd. Ook ter plaatse van de Aetsveldsche Polder is een voormalig veenmeer door sedimenten van de Vecht weer geheel dichtgeslibd.17

11 Stiboka 1965. 12 Koopman & Cruysheer 2012-1/ Oude Rengerink 1994. 13 Leijnse 2004. 14 Oude Rengerink 1994. 15 Bos 2012. 16 Mulder e.a. 2003. 17 Vervloet 2012.

13 BO 12-113 Gemeente Amsterdam januari 2013 Bureau Monumenten & Archeologie

De vernatting en veengroei had tot gevolg dat vrijwel het gehele plangebied na 2.000 voor Chr. en tot de aanvang van de systematische ontginning van het veenlandschap in de 11e en 12e eeuw na Chr. niet meer geschikt was voor bewoning. Het veen is sinds het begin van de Late Middeleeuwen door ontginning, ontwatering, oxidatie en afgraving geleidelijk ingeklonken en/of verdwenen. Na het jaar 1170 brak de Zuiderzee regelmatig in waardoor vooral in het noordelijk deel van het gebied een einde kwam aan de veenvorming en een kleidek op het veen werd afgezet.18

6 Bestaande en verlande waterlopen binnen het onderzoeksgebied (Vervloet, 2012)

3.1.3 Rivierafzettingen van de Vecht en zijrivieren

De stroomgordel van de Vecht is rond 700 v. Chr. ontstaan als afsplitsing vanuit de Kromme/ Oude Rijn.19 Westelijk van de huidige Vecht ligt het Gein, een oudere tak van dezelfde rivier. Hiertussen bevindt zich het Smal Weesp (afb. 6). De rivieren zorgden dat delen van het veengebied werden afgedekt door fluviatiele afzettingen. De grote hoeveelheden zand en klei die werden afgezet belemmerden bovendien veenvorming in een brede strook langs de rivieren. Langs de Vecht liggen oeverwallen en verder van de rivier af een strook met komklei. Ten westen van de huidige Vecht in de Aetsveldsche Polder liggen oudere dichtgeslibde geulen van de Vecht zoals de Aetwisel.20 Verschillende hiervan zijn ook op de bodemkaart herkenbaar (afb. 7).21 Rond 300 na Chr. werd de stroomgordel van de Vecht minder actief. Weerts e.a. suggereren dat dit mogelijk het gevolg was van een ingreep van de Romeinen die de Vecht afdamden om de waterafvoer via de Oude Rijn te vergroten.22 De Oude Rijn was toen onderdeel van de oostgrens (Limes) van het Romeinse rijk. Een hoger debiet in de Rijn vergrote de bevaarbaarheid en verdedigbaarheid. In 1122 werd de Kromme Rijn bij Wijk bij Duurstede afgedamd en hierdoor viel de waterafvoer via de Vecht weg. Dit was het einde van de actieve sedimentatie van de Vecht.23

18 Koopman & Cruysheer 2012-2. 19 Berendsen & Stouthamer 2001: stroomgordelnr. 168. 20 De Jager 1999. 21 Staring Centrum 1993. 22 Weerts e.a. 2002. 23 De Mulder e.a. 2003.

14 BO 12-113 Gemeente Amsterdam januari 2013 Bureau Monumenten & Archeologie

3.1.4 Bodem en grondwater

De bodemgesteld in het plangebied wordt in grote delen bepaald door de geologische opbouw. Binnen de gemeente Weesp kan onderscheid worden gemaakt tussen kleigronden, veengronden en zandgronden. De kleigronden zijn gevormd onder invloed van de Vecht, het Gein en het Smal Weesp. De afzettingen liggen parallel aan de huidige bedding van de rivieren of langs verlande geulen, die vanaf de hoofdstroom het veengebied binnendringen. Bij de rivier bestaat de ondergrond uit oeverafzettingen van zavel en lichte klei. Dit zijn tevens de drogere delen van het landschap (grondwatertrap III en IV). Verder van de rivier af in de kommen is de ondergrond samengesteld uit zware klei of zware klei op veen. Dit zijn de lager gelegen en nattere delen van het rivierklei gebied (grondwatertrap II). De veengronden bevinden zich voornamelijk ten noorden van de Vecht buiten de invloedsfeer van de rivieren. Deze zones kunnen geheel uit veen bestaan, maar er komen ook gronden voor met lagen venige klei. De veengronden zijn de natste en laagst gelegen gronden in het plangebied (grondwatertrap II). In de Keverdijksche polder komt op een aantal plaatsen zand op maaiveldniveau voor. Het zand is in het Pleistoceen door de wind afgezet en vormt in het hele plangebied de diepere ondergrond. Dit zijn tevens de droogste en hoogst gelegen gronden (grondwatertrap IV).

7 Structuurplan voor Weesp, bodemkaart in gedetailleerd overzicht (Stiboka, 1963)

15 BO 12-113 Gemeente Amsterdam januari 2013 Bureau Monumenten & Archeologie

4 Bewoningsgeschiedenis

De bewoningsgeschiedenis van het plangebied en omgeving loopt van de Prehistorie tot de Nieuwe Tijd. In samenhang met de geologische opbouw van het plangebied en de manier waarop het landschap door de tijd heen werd gebruikt worden drie perioden met bewoningssporen onderscheiden: Paleolithicum, Mesolithicum en Vroeg-Neolithicum (4.1), Neolithicum, Bronstijd, IJzertijd, Romeinse tijd (4.2) en Middeleeuwen en Nieuwe tijd (4.3) (afb. 8, 43). Aangezien de mens het landschap in de historische periode op grote schaal ging ontginnen en inrichten, werd de natuurlijke omgeving gaandeweg minder bepalend voor de locatiekeuzes voor bewoning. Wat betreft de historische periode omvat de inventarisatie ook historisch-geografische en architectuurhistorische elementen en patronen, die op de bestaande waardenkaarten of de rijksmonumentenlijst ontbraken, maar het verwachtingsmodel nader kunnen invullen. Met behulp van literatuuronderzoek zijn de stedenbouwkundige ontwikkeling en de cultuurhistorische objecten uit de periode nader in beeld gebracht (zie bronnen). Bij de verwachting van iedere periode worden ook de reeds bekende vindplaatsen binnen het plangebied besproken (vindplaatsencatalogus in bijlage 1, afb. 9).

PERIODE TIJD IN JAREN begin eind

Nieuwe tijd 1500 n. chr. heden Late Middeleeuwen 1050 n. chr. 1500 n. chr. Vroege Middeleeuwen 450 n. chr. 1050 n. chr. Romeinse tijd 12 v. chr. 450 n. chr. IJzertijd 800 v. chr. 12 v. chr. Bronstijd 2000 v. chr. 800 v. chr. 24 Neolithicum 5300/4900 v. chr. 2000 v. chr. Mesolithicum 8800 v. chr. 4900 v. chr. Paleolithicum 300.000 v. chr. 8800 v. chr.

8 Periodisering van de Nederlandse Prehistorie, Middeleeuwen en Nieuwe tijd

4.1 Paleolithicum, Mesolithicum en Vroeg-Neolithicum

In het Paleolithicum was er sprake van nomadische bewoning door jagers-verzamelaars die in hun levensonderhoud voorzagen door de jacht/ visvangst en het verzamelen van noten, vruchten en andere eetbaren gewassen. Ze trokken rond aangezien de meeste voedselbronnen slechts seizoensmatig in bepaalde gebieden voorradig waren en bij langdurige exploitatie uitgeput raakten. Vermoedelijk bestonden de gemeenschappen uit familiegroepen die tussen verschillende woonlocaties migreerden maar wel met enige regelmaat op dezelfde plek terugkeerden. Vindplaatsen van jagers-verzamelaars kunnen met name worden verwacht in gebieden waar veel verschillende voedselbronnen op korte afstand van elkaar te vinden waren. Dit is het geval in overgangszones tussen verschillende landschappen waarin ook flora en fauna onderling verschilden, bijvoorbeeld een zandduin met hierlangs een vochtige laagte.

24 Het Neolithicum begint in het zuiden van Nederland enkele eeuwen eerder dan in het noorden.

16 BO 12-113 Gemeente Amsterdam januari 2013 Bureau Monumenten & Archeologie

Archeologische vindplaatsen uit deze periode betreffen resten van de kampementen. Deze worden met name verwacht op hoger gelegen locaties. De nomadische leefwijze liet weinig sporen na. Meestal bestaan de resten uit een strooiing van stukken vuursteen en soms enkele kuilen met houtskool en verbrand bot. De omvang van de vindplaatsen kan sterk variëren van enkele tot duizenden vierkante meters.25 De natte laagtes waren geschikt voor visvangst en jacht op watervogels. Hier kunnen resten worden verwacht die samenhangen met dergelijke specifieke activiteiten zoals fuiken, weren, kano’s en slachtafval. In het grootste deel van Nederland bleef deze levenswijze tot het midden van de Late Steentijd (Neolithicum) gehandhaafd. Doordat het dekzandlandschap in het plangebied vanaf het Mesolithicum langzaam onder water liep, was het plangebied vermoedelijk tegen het eind van het Neolithicum onbewoonbaar, mogelijk met uitzondering van de hogere delen. Voor zover bekend werd het gebied pas in de IJzertijd weer geschikt voor bewoning. Eventuele bewoningssporen uit de periode van de jagers-verzamelaars bevinden zich in de top van het dekzand en zijn met uitzondering van enkele hoog gelegen delen van de dekzandrug in de Keverdijksepolder overal afgedekt door jongere afzettingen. Uit de Keverdijksepolder is een vindplaats uit deze periode bekend. Bij booronderzoek werden stukjes houtskool en enkele splinters vuursteen aangetroffen (Bijlage 1: catnr. 42).

4.2 Neolithicum, Bronstijd, IJzertijd, Romeinse tijd

In het zuiden van Nederland vestigen zich rond 5300 v. Chr. de eerste boeren. Zij introduceren de agrarische levenswijze in Nederland. In Midden- en Noord Nederland duurde de levenswijze van jagen, vissen en verzamelen nog geruime tijd voort. Langzamerhand kwam hier de landbouw voor in de plaats. Vanwege het toenemend belang van deze nieuwe vorm van levensonderhoud kregen de nederzettingen een meer permanent karakter. Dit is ook de periode dat er voor het eerst aardewerk werd gebruik. Hoewel het plangebied in de loop van het Neolithicum steeds natter werd, kan niet worden uitgesloten dat zich op de hogere delen van het dekzand, voor het hele gebied met veen overgroeid raakte, neolithische boeren hebben gevestigd. Er zijn tot op heden geen vondsten uit deze periode bekend. Waarschijnlijk was het plangebied in de Bronstijd volledig overgroeid met veen, erg nat en ongeschikt voor bewoning. Een uitzondering hierop zou de zone langs de Vecht kunnen zijn, maar hier zijn tot op heden geen aanwijzingen voor bewoning gevonden. In de IJzertijd en de Romeinse tijd beperkte de bewoning zich niet meer tot de hogere delen van het dekzandlandschap. Onder invloed van de Vecht werden langs de rivier oeverwallen gevormd en raakte het veengebied ontwaterd. Nu werden met name de oeverwallen langs watervoerende geulen bewoond. Ook is uit deze periode bewoning op het veen bekend, uiteraard alleen op de goed ontwaterde delen. Elders in Noord- en Zuid-Holland zijn hiervoor verschillende archeologische aanwijzingen. De mensen woonden in verspreid liggende boerderijen of in nederzettingen bestaande uit enkele huizen. De boerderijen waren eenvoudig, gemaakt van hout, riet en leem. Naast het verbouwen van verschillende gerst- en tarwesoorten werd veeteelt bedreven waarbij koeien, geiten, schapen, varkens en paarden werden gehouden. Ten behoeve hiervan hadden de boerderijen meestal een woon- en een staldeel. Het dieet werd aangevuld met jacht en visserij. Op verschillende plaatsen langs de rivieren en kreken in de regio zijn bewoningssporen uit de IJzertijd aangetroffen. In Weesp zijn deze bekend uit de Aetsveldsche polder. Op een aantal locaties langs de Aetsveldseweg bevinden zich nederzettingen uit de Midden- en Late IJzertijd (Bijlage 1: catnr. 2, 3, 6, 7 en 8). De archeologische sporen bevinden zich direct onder de bouwvoor op een diepte van circa 0,25 m –Mv. Archeologische vondsten wijzen op een voedseleconomie die was gericht was op het houden van runderen voor melk- en mogelijk ook kaasproductie en de consumptie van vis en wild, zoals steur en edelhert.26 Na ongeveer 200 v. Chr. lijkt sprake te zijn

25 Leijnse 2006. 26 Van Wijngaarden-Bakker 1988.

17 BO 12-113 Gemeente Amsterdam januari 2013 Bureau Monumenten & Archeologie

van een bewoningshiaat. Dit kan samenhangen met hernieuwde veenvorming als gevolg van het verstopt raken van het Oer-IJ. Hoewel er uit de periode na de IJzertijd geen bewoningssporen meer bekend zijn wijzen de verschillende in de regio voorkomende pre- en vroeg-historische waternamen wel op enige mate van bewoningscontinuïteit. Voorbeelden hiervan zijn de Aetwisel, het Gein, de Smal Weesp en de Vecht.27 Losse vondsten uit de Romeinse tijd langs de Vecht wijzen ook op bewoning in de regio in deze periode.28 Binnen het plangebied zijn tot op heden geen vondsten uit deze periode bekend.

4.3 Middeleeuwen en Nieuwe tijd

4.3.1 De ontginning van het veengebied

In de vroege Middeleeuwen maakt het plangebied deel uit van het Fries koninkrijk en later van het Frankische Rijk. In schriftelijke bronnen wordt het voor het eerst genoemd in 723 als de middeleeuwse gouw Niftarlaco of Nifterlake, wat zoiets als ‘bij waterloop in moerasgebied’ betekent. De gouw betrof het gebied aan weerszijden van de Vecht van tot Muiden.29 Bewoning op de oeverwallen van de Vecht in de Vroege Middeleeuwen is zeer aannemelijk. Verschillende plaats- en waternamen in de regio geven aanwijzingen voor bewoningscontinuïteit. Ook woonkernen als Muiden, Loenen en Nederhorst worden al in de Vroege Middeleeuwen genoemd. Over de ouderdom van de plaats Weesp bestaat enige onduidelijkheid. Hoewel de naam Weesp (Wesopa) vermoedelijk een prehistorische oorsprong heeft, komt deze pas vanaf 1150 voor in historische bronnen.30 De naam kan ontstaan zijn in de tijd van de grote ontginningen maar kan mogelijk veel ouder zijn. De oudste historische bewoning van Weesp zal zich vermoedelijk bevonden hebben op de oevers van de Smal Weesp. Uit historische bronnen is verder bekend dat er in de 12de eeuw ten zuiden van Weesp, in de Aetsveldsche polder, een middeleeuwse nederzetting lag met de naam Overaetwijs. Uit de Aetsveldschepolder zijn middeleeuwse vondsten bekend uit de 11de en de 12de eeuw (Bijlage 1: catnr. 38). In de Vroege Middeleeuwen zal de bewoning zich binnen het onderzoeksgebied geconcentreerd hebben langs de waterlopen. Het veengebied was niet of nauwelijks bewoond, want de gronden hier waren te drassig voor landbouw of bewoning en eigenlijk alleen geschikt voor jacht, visserij en het verzamelen van hout en riet. In de 11de eeuw begon onder druk van de bevolkingsgroei en de hiermee samenhangende behoefte aan landbouwgronden de grootschalige ontginning van het -Hollands veengebied. In de veengebieden werden vrije boeren onder leiding van locatores (‘aanbesteders’) in de gelegenheid gesteld om nieuwe nederzettingen te stichten. Een nederzetting startte dichtbij de oeverwallen en haaks op bestaande waterlopen, zoals de Vecht, het Gein en het Smal Weesp. Afhankelijk van de hydrologische omstandigheden werd gekozen voor een veenontginning door vrije opstrek of voor broekontginningen. Bij de eerste vorm van ontginning werden evenwijdige verlopende sloten gegraven waarbij iedere boer de beschikking had over een zeer lang perceel. Men werkt net zo lang door totdat het hoogste punt van de veenkoepel of veenrug werd bereikt of dat men stuitte op percelen van concurrerende ontginners uit andere nederzettingen. Broek- ontginningen vonden plaats in de klei-op-veen gebieden die begroeid waren met moerasbos en riet. Deze laaggelegen gebieden langs de Vecht liepen, door het ontbreken van dijken, regelmatig onder water. Door middel van dijken, kades, het afsluiten van rivierarmen en het graven van weteringen en sloten werden ook deze gebieden uiteindelijk in cultuur gebracht. Deze ontginningen zijn te splitsen in regelmatige- en onregelmatige broekontginningen.

27 Vervloet 2012. 28 Kok 2008. 29 Vervloet 2012. 30 Soonius & de Boer 2010

18 BO 12-113 Gemeente Amsterdam Januari 2013 Bureau Monumenten & Archeologie

40 19

21

25

9 Bekende archeologische vindplaatsen binnen de gemeente Weesp

19 BO 12-113 Gemeente Amsterdam Januari 2013 Bureau Monumenten & Archeologie

De regelmatige ontginningen zijn duidelijk herkenbaar op de topografische kaarten door hun planmatige patroon gebaseerd op een standaard oppervlak voor de hoeven. In de polders rondom Weesp is vooral sprake van onregelmatige ontginningen, veelal strookvormige percelen van ongelijke lengte die kriskras door elkaar liggen. Het ontbreken van modelontginningen in Weesp komt vermoedelijk door de aanwezigheid van vele kronkelige riviertjes (Vecht, Smal Weesp, Gein, Aetswesel), die als uitgangspunt voor de ontginning fungeerden. Hierdoor was de ontginningsbasis niet recht en stuitte men voortdurend op ontginners die vanuit een andere richting werkten.31 Door de tijd heen klonken de percelen door het oxideren van het veen steeds verder in en werden ze uiteindelijk zo drassig dat ze niet meer geschikt waren voor agrarisch gebruik. De boerderijen op de kop van de kavels werden dan afgebroken en verplaatst naar de achteras van de ontginning, waar het hele proces van ontginning opnieuw begon. De nederzettingen schoven naar achter in het veen en hierdoor ontstonden achter elkaar liggende lineaire dorpen.32 Het door de ontginningen ontstane landschap is tot op heden redelijk intact bewaard gebleven. Ook in Weesp is dit nog duidelijk herkenbaar in de kavels met bijbehorende sloten, de zijwendes en achterkaden en de boerderijlinten (afb. 10). Opvallend is het ontbreken van oude (middeleeuwse) huisplaatsen langs de Vecht in Weesp. Dergelijke huizen zijn langs het Gein namelijk wel bekend. Vermoedelijk ligt de oorzaak in een onderzoeksachterstand wat betreft het Vecht-gebied. Vanwege het opschuiven van de huizen van de ontginners door de tijd heen kunnen middeleeuwse huizen ook worden verwacht langs de achterassen van de ontginningen of verspreid door het gebied.33

10 Het plangebied (rood omlijnd) op de Chromotopografische Kaart uit 1900

31 Van Koolbergen-Amsterdam 1982. 32 Vervloet 2012. 33 Van Bommel 2012. Opgemerkt moet worden dat de graslanden die zich in de polders rondom Weesp bevinden zich slecht lenen voor toevallige ontdekkingen. Veldverkenningen waarbij structureel slootkanten en molshopen worden geïnspecteerd kunnen hier meer mogelijk meer licht op schijnen.

20 BO 12-113 Gemeente Amsterdam januari 2013 Bureau Monumenten & Archeologie

4.3.2 De stad Weesp

De ontginning van het veengebied aan de Vecht startte in het begin van de 11de eeuw. De kleine nederzetting aan de Vecht groeide toen uit tot een dorp. De vroegste vermelding van Weesp in historische bronnen is uit 1150, toen een kleine kerk werd gebouwd op de plek van de huidige Laurentiuskerk (afb. 11, Bijlage 1: catnr. 4). Middeleeuws Weesp lag strategisch aan de grens van de machtsgebieden van de graven van Holland en van de bisschop van Utrecht. De stad ontwikkelde zich in de loop van de Middeleeuwen tot een handelsplaats en een grensvesting tegen het Sticht.

11 De stad Weesp op een kaart van Van Deventer uit 1560 en een kaart van Blaeu uit 1649

De eerste bebouwing verrees aan de binnenzijde van de rivierdijk (Hoogstraat). In de 14de eeuw kwam er een aarden omwalling met de Grobbe (nu Nieuwstraat) als gracht. Op 20 mei 1355 verleende Willem van Beieren, de graaf van Holland, stadsrechten aan Weesp, waarmee de stad een eigen bestuur en rechtspraak kreeg. Ook werd het poorterrecht ingevoerd, dat noodzakelijk was voor de bewoners die een eigen beroep of bedrijf wensten uit te oefenen. De grotere zelfstandigheid zorgde ook voor meer welvaart. Dit leidde ertoe dat de stad zich onder Albrecht van Beieren en Karel V uitbreidde. Vanaf de 14de eeuw zorgden de bierbrouwerijen, de lakennijverheid en daarna jeneverstokerijen voor economische groei. Belangrijk hierbij was ook de doorvaart naar Amsterdam via de Smal-Weesp en de Gaasp. Kort na 1500 kwam er, om de doorgang te controleren, een sluis bij de monding van de Smal-Weesp en in 1517 werden er stenen stadsmuren gebouwd. Het stedelijke gebied groeide verder in 1613 met de aanleg van de Achtergracht en met uitbreidingen aan de noord- en oostzijde in 1647. In het kader van de Hollandse Waterlinie werd de verdediging van Weesp in 1672-'73 versterkt. In de 17de eeuw werden de bierproductie en de lakennijverheid overvleugeld door de brandewijnstokerij. Deze bloeiende industrie met een tiental molens en ruim dertig branderijen in bedrijf bracht Weesp in de 18de eeuw grote welvaart. Dankzij de beschikbaarheid van het kalkarme Vechtwater werden in deze periode ook veel linnenblekerijen en –wasserijen opgericht. In 1772 werd het nieuwe stadhuis gebouwd en tegelijkertijd ook het Grote Plein aangelegd. De Grobbe werd daar overkluisd en in 1827 geheel gedempt. Tegenwoordig loopt hier de Nieuwstraat. De aan het begin van de 19de eeuw ingezakte stedelijke economie herstelde zich met de komst van de cacao- en chocoladefabriek C.J. van Houten, die in 1850 ten westen van de stadskern was gevestigd en in de jaren 1886-'91 sterk groeide. Aan de noordzijde kreeg Weesp in 1874 een station aan de spoorlijn Amsterdam-Amersfoort. Hier ontstonden de zogeheten Amsterdamse Huizen, de eerste huizen in Weesp met een beneden- en bovenwoning (afb. 12).

21 BO 12-113 Gemeente Amsterdam januari 2013 Bureau Monumenten & Archeologie

12 De Amsterdamse huizen (foto 1950, Gemeentearchief Weesp)

Toen in 1923 het westelijke deel van de vesting was opgeheven, ontstond aan de noordwestzijde na demping van de buitengracht een kleine woonwijk. Door de zogenaamde Kringenwet, die tot doel had het vrijhouden van het schootsveld rond de vestingwerken van de Nieuwe Hollandse Waterlinie, bleven verdere groeimogelijkheden beperkt. Pas na de Tweede Wereldoorlog - met het opheffen van de vestingstatus - kon Weesp aan de noord- en de zuidzijde worden uitgebreid. Langs het Amsterdam-Rijnkanaal is in 1967 het industrieterrein Noord ingericht. In de stadskern heeft men in 1961 de Achtergracht gedempt. Weesp is nu een beschermd stadsgezicht (Bijlage 1: catnr. 9, afb. 13).34

4.3.3 Boerderijen, buitens en herbergen

In de 17de- en 18de eeuw lieten steeds meer rijke Amsterdammers in de omgeving van de stad een buitenverblijf bouwen. Hier trokken ze gewoonlijk in mei naar toe om de zomer door te brengen om vervolgens weer in september naar de stad terug te keren.35 Ook in het Amstelland, met name langs het Gein, de Amstel en de Vecht kwamen veel van dit soort buitenhuizen, die vaak bestonden uit een boerderij met een rijker uitgevoerd voorhuis. De landerijen en het achterhuis werden verpacht, terwijl het voorhuis (de zgn. herenkamer) voor de eigenaar en zijn gezin beschikbaar bleef. Kenmerkend is een hoog voorhuis en een lager en langgerekt achterhuis, ook wel het hallehuistype genoemd of een Amstellandse boerderij. Het achterhuis was verdeeld in de boerenwoning (het middelhuis, direct achter de herenkamer) en een stalgedeelte.36 De verschillende boerderijen en/of buitenplaatsen die in de 17de tot de 19de eeuw aan beide oevers langs het Smal Weesp en de Vecht stonden zijn onder andere te zien op de kaart van Visscher uit 1710 (afb. 14), die van Prévost uit 1726 (afb. 13) en op de chromotopografische kaart uit 1900 (CTK, afb. 9, 16).37.

34 Stenvert 2010, Weesp. 35 Hendriksen 1998, 36. 36 Aarsen 2003, 69-70. 37 Meischke, 1958, 140-41.

22 BO 12-113 Gemeente Amsterdam januari 2013 Bureau Monumenten & Archeologie

13 Weesp en omgeving op de kaart van Prévost uit 1726 (noord linksboven, copie door J. Otten Husly uit 1772)

Aan het Smal-Weesp Vlak buiten Weesp aan het Smal-Weesp lag rond 1700 het buitenhuis van burgemeester Jacob Schouten (1634 - 1715).38 Hij behoorde tot een welvarende en invloedrijke familie van bierbrouwers in Weesp die in de 16de-18de eeuw verschillende burgemeesters leverde. Ten westen van deze hofstede lag het buitenverblijf van burgemeester Van Eekere. Beide buitenhuizen staan alleen op de kaart van Visscher uit 1710 en ontbreken op latere kaarten (afb. 14).39

14 Het Smal-Weesp op de kaart van Visscher uit 1710 en op de kaart van Prévost uit 1726 (noord linksboven, copie door J. Otten Husly uit 1772)

38 Bertram 2005, 293. 39 Bertram 2005, 96.

23 BO 12-113 Gemeente Amsterdam januari 2013 Bureau Monumenten & Archeologie

Meer naar het westen lag volgens de kaart van Visscher aan de zuidoever van het Smal- Weesp de buitenplaats De Wasbleek, later Demerary genoemd (afb. 14). Deze buitenplaats onstond in 1637 toen de Amsterdamse koopman Louys Luce een stuk grond met een wasserij-blekerij van mr. Schellinghe kocht en deze in 1638 uitbreidde door een aangrenzend perceel te kopen.40 Het huis heeft hier tot in de jaren zestig gestaan. Toen is het, nadat het al ernstig in verval was geraakt, gesloopt (afb. 15).41 Tegenover buitenplaats Demerary, aan de overzijde van het Smal-Weesp, lag rond 1700 het huis van de heer De Fli(e)nes.42 Vanaf 1726 heette dit buiten Het Blaauw huis en later kreeg het de naam Welgelegen. Het werd in de 20ste eeuw gesloopt. Tegenwoordig bevindt zich hier de waterpartij van Aquamarin Weesp.

15 Demerary (foto Wartena 1964) 16 Huis en boerderij America (foto 1997 RCE)

17 De Vecht ten zuiden van Weesp op de kaart van Visscher uit 1710 en de CTK uit 1900

Aan de vecht ten zuiden van Weesp Het eerste buitenhuis ten zuiden van Weesp was dat van de heer Van Marken, die in 17de eeuw burgemeester van Weesp was (afb. 17).43 Het huis is waarschijnlijk begin 18de eeuw gesloopt, want op de kaart van Prévost uit 1726 en alle andere latere kaarten komt het niet meer voor. Direct hiernaast lag het huis van Brouwer.44 Eind 18de of begin 19de eeuw is hier het huidige huis America gebouwd dat nu een rijksmonument is (afb. 16, Bijlage 1: catnr. 15).

40 Wartena 1964, 14. 41 Wartena 1964,13-20; Draijer 2008, 5; Buitenplaatsen in Nederland. 42 Bertram 2005, 107. 43 Bertram 2005, 179. 44 Bertram 2005, 71; RCE; Regio en Vechtstreek.

24 BO 12-113 Gemeente Amsterdam januari 2013 Bureau Monumenten & Archeologie

Iets verder stroomopwaarts, maar ook aan de oostzijde van de Vecht, lag begin 18de eeuw het buiten Vechtwijk. Op de kaart van Prévost uit 1726 heet de buitenplaats, kennelijk tijdelijk, De Roode Leeuw (afb. 18). In 1848 is het buiten gesloopt,45 maar het 17de-eeuwse, in de 18de eeuw verbouwde, koetshuis is blijven bestaan en staat nog steeds op de topografische kaart weergegeven als (Huize) Vechtwijk. Andere buitens aan de oostoever zijn Zonnevecht en Van den Heuvel. Zonnevecht was een boerenhofstede uit 17de eeuw die op 13 April 1933 afbrandde.46 Het iets verder gelegen huis van ‘De heer van den Heuvel’ kreeg later de naam Vechtzigt.47 Nu staat hier de 19de-eeuwse boerderij Vechtzicht.

18 Vechtwijk (ets D. Stoopendaal 1718/1719, Het Utrechts Archief) heet in 1726 De Roode Leeuw (kaart van Prévost uit 1726, noord linksboven, copie door J. Otten Husly uit 1772)

Aan de westzijde van de Vecht lag tegenover Vechtwijk het buiten Rygersburg. Dit huis komt alleen op de 18de-eeuwse kaarten van Visscher en Prévostvoor .48 Op het vermoedelijke perceel van Rygersburg staat nu een monumentale boerderij (Bijlage 1, catnr. 17). Aan de zuidzijde van sluis en fort Uitermeer lag aan de Vecht het kasteel Den Bosch. De Atlas van Schoemaker uit begin 18de eeuw bevat een schets van het kasteel, terwijl een tekening uit 1732, die zich in het Rijksmuseum bevindt, de locatie toont van het gesloopte huis Den Bosch (afb. 19). Op de kaart van Visscher uit 1710 staat De heerlijkheid van den Bosch weergegeven (Bijlage 1: catnr 1). Er is echter geen bebouwing bij weergegeven. Vermoedelijk was het kasteel in 1710 dus al gesloopt (afb. 16). Op de GPHA uit 1850 staat op de plaats van het voormalige kasteel een huis weergegeven. Het gaat hier om de in de 18de eeuw gebouwde boerderij Huis Den Bosch (Bijlage 1: catnr. 21, afb. 20).

19 Kasteel Den Bosch (Schoemaker Atlas, 1710-1735, Koninklijk Oudheidkundig Genootschap) en Landschap met boerderij, oorspronkelijke locatie van kasteel Den Bosch te Weesp (Abraham de Haan II, 1732, Rijksmuseum)

45 AA 1848, 539; Bertram 2005, 330. 46 Utrechts Nieuwsblad 31-01-1935, 13. 47 Museum van Loon. 48 Bertram 2005, 259.

25 BO 12-113 Gemeente Amsterdam januari 2013 Bureau Monumenten & Archeologie

20 Boerderij Huis Ten Bosch (foto G.J. Dukker 1968 RCE)

Ten westen van het Huis Den Bosch lag het buitenhuis Schapendoorn dat waarschijnlijk utt het tweede kwart van de 17de eeuw dateert (afb. 21). Dit huis is vermoedelijk in de eerste helft van de 19de eeuw gesloop wana in 1937 de huidige boerderij is gebouwd.49 Tegenover Schapendoorn, aan de overzijde van de Vecht, lag de hofstede die op de kaart van Visscher uit 1710 Hinlopen Overnes heet en op latere kaarten tot het eind van de 19de eeuw voorkomt als Over-nes (afb. 22).

22 Over-nes op een kadastrale kaart Weesperkarspel E3 uit 21 Het buiten Schapendoorn op een grondbelastingkaart van H. 1812 (Noord-Hollands Archief) van Dingstee uit 1811 (Noord- Hollands Archief)

49 Meijer 2002, 68.

26 BO 12-113 Gemeente Amsterdam januari 2013 Bureau Monumenten & Archeologie

23 De kaart van Prévost uit 1726 (noord linksboven, copie door J. Otten Husly uit 1772) en de CTK uit 1900

Aan de Vecht ten noorden van Weesp In de Hondswijkerpolder ten noorden van Weesp lagen aan de oostzijde van de Vecht in de 17de-, 18de- en 19de eeuw van zuid naar noord de boerderijen en buitens Creusjes Plaats, Batavia, Runderzorg, Huis te Capelle of Slichers Plaats, Werk-Hoop of Werkhof, Veelust en Klein Batavia (afb. 23). Met uitzondering van Creusjes Plaats en het Huis te Capelle waren dit allemaal boerderijen en geen buitenhuizen. Creusjes Plaats staat alleen op de kaart van Prévost uit 1726 en is waarschijnlijk in de 17de of het begin van de 18de eeuw gebouwd. Tegenwoordig bevindt zich hier het tuincentrum GardenMaster. De boerderijen Batavia en Runderzorg bestaan beide nog. De laatste is een rijksmonument, die in de rijksmonumentenlijst ‘Huis te Capelle’ wordt genoemd. Diit is niet correct (Bijlage 1: catnr. 11, afb. 24, 25), want Huis te Capelle ligt net ten noorden van boerderij Runderzorg. Het grote landgoed ligt hier, op basis van een verkoopakte uit 1629, in ieder geval al aan het begin van de 17de eeuw (afb. 25). Tegenwoordig staat op het perceel een in de 19de eeuw gebouwde boerderij. Van het buiten en de oude boerderij is bovengronds niets bewaard gebleven. 50

24 Boerderij Runderzorg (foto G.J. Dukker 1976 RCE)

50 Brood 1977.

27 BO 12-113 Gemeente Amsterdam januari 2013 Bureau Monumenten & Archeologie

25 Huis te Capelle (midden) en boerderij Runderzorg (onder) op een kaart van de Honswyker Polder uit 1791, noord linksboven (Gooi en Vecht Historisch)

Werk-Hoop is een nog bestaande boerderij uit de 18de eeuw. Ten noorden hiervan ligt Veelust, een 17de eeuwse boerderij met een dwars voor de stal gebouwd onderkelderd woonhuis onder een schilddak (afb. 26). Veelust komt tegenwoordig onder de naam Honswijck op de topografische kaart voor en is een rijksmonumenten (Bijlage 1, catnr 12).51 De meest noordelijk gelegen boerderij binnen de gemeente is Klein Batavia. Over de ouderdom van deze boerderij is niets bekend. Vermoedelijk zal ook deze in de 18de of 19de gebouwd zijn. Klein Batavia staat nog op de huidige topografische kaart vermeld.

26 Veelust/Honswijck (foto G.J. Dukker 1976 RCE)

51 Rijksmonumenten.nl.

28 BO 12-113 Gemeente Amsterdam januari 2013 Bureau Monumenten & Archeologie

Aan de westzijde van de Vecht vlak buiten Weesp lagen in 1726 twee buitens, Landskroon en Leeuwveld, en twee boerderijen, waarvan de meest zuidelijke in 1900 de naam Bouwheuvel droeg. De tweede boerderij wordt op kaarten van na 1726 niet meer afgebeeld en zal vermoedelijk in de 18de eeuw al zijn gesloopt (afb. 23). Landskroon was een grote hofstede die in 1664 in bezit was van de heer Hasselaer (1620-1673), die ondermeer burgemeester van Amsterdam was (afb. 27). In 1828 verkochten de laatste particuliere eigenaren de buitenplaats aan de gemeente Weesp. De gemeente heeft hier rond 1830 de algemene begraafplaats van Weesp aangelegd, die tot 1965 in gebruik bleef.52 De hofstede is bij de aanleg van de begraafplaats geheel verdwenen. Over buitenplaats Leeuwveld en de boerderij Bouwheuvel is vrijwel niets bekend. Wel staan op beide locaties nog steeds boerderijen.

27 Hofstede Landskroon, tekening Johannes Leupenius, 28 De locaties van de herbergen 1. De Roskam, 2. De ca 1690 (Buitenplaatsen in Nederland) Klompen3.Leeuwenrust op de TMK uit 1854

4.3.4 Herbergen

In de 19de eeuw lagen binnen Weesp drie herbergen: De Roskam, De Klomp en Leeuwenrust (afb. 28, 29). Op de kaart van Prévost uit 1726 (afb. 12) staat aan de zuidzijde van het Smal Weesp in de bocht na de Singel al een gebouw aangegeven op de plaats van De Roskam. De oudst bekende afbeelding is uit 1817, maar de herberg bestond vermoedelijk voor die tijd al. Ook beide andere herbergen zullen waarschijnlijk in de 18de eeuw ontstaan zijn.

29 Herberg of Hotel De Roskam in 1817 (prent G Lamberts Noord-Hollands archief) en Café in De Klomp rond 1900 (Oude Ansichten)

52 Bertram 2005, 169; Elias 1903, 440, 489; Buitenplaatsen in Nederland.

29 BO 12-113 Gemeente Amsterdam januari 2013 Bureau Monumenten & Archeologie

4.3.5 Molens

Op de kaart van Visscher uit 1710 en op de TMK uit 1854 komen binnen het plangebied 10 tot 12 poldermolens voor. Verder waren er in de loop van de tijd circa 25 industriemolens in bedrijf.53 Nog bestaande molens Van alle molens bestaan er nog drie: ’t Haantje aan het Smal-Weesp en De Vriendschap en De Eendragt aan de Vecht. Molen ’t Haantje aan de Korte Stammerdijk is niet de molen die op de kaart van Visscher op die plaats is aangegeven. Waar nu 't Haantje staat, stond de al in 1626 genoemde wipwatermolen Kostverloren van de voormalige Kostverlorenpolder. Omstreeks 1705 werd de molen overbodig door samenvoeging van de Kostverlorenpolder met enkele andere kleine polders tot de Gemeenschapspolder. De Kostverlorenmolen werd in 1817 gesloopt.54 In 1820 werd hier opnieuw een molen gebouwd, onder de naam Stamper, die na 1820 tot ’t Haantje werd omgedoopt (afb. 30/32, Bijlage 1: catnr. 10).

30 Molen De Stamper aan de Boerenwetering in Amsterdam, na 1820 ’t Haantje aan de Korte Stammerdijk te Weesp (tekening J. ten Compe en J. Buys ca.1750, SAA en foto J. Vendrig, Vereniging de Hollandse Molen)

Molen De Vriendschap is in 1694 gebouwd en heette eerst Het Bosch (Bijlage 1: catnr. 56). In 1810 werd de naam veranderd in het Anker en vanaf 1816 in De Vriendschap. Op 23 september 1899 brandde de molen na een blikseminslag tot op de grond toe af. Op de fundering werd in 1900 een uit Amsterdam afkomstige molen gezet (Bijlage 1: catnr. 13). De molen is in de jaren 1975-1976 gerestaureerd en wordt nu weer geregeld in werking gesteld voor het malen van consumptiegraan.55 De Eendragt werd rond 1691 gebouwd, iets ten zuiden van de Vriendschap (afb. 32). Het betrof een achtkante stellingkorenmolen voor de brandewijnindustrie. In de 19de eeuw werd de molen verbouwd tot houtzaagmolen en bleef in deze functie in gebruik tot omstreeks 1932, waarna de molen in verval raakte. In de jaren 50 is de molen geheel verbouwd en ingericht tot woning (afb. 31). Sinds 1977 is de molen soms in bedrijf (Bijlage 1, catnr. 14). Verdwenen molens In 1693 werd aan het Smal-Weesp westelijk van molen ’t Haantje de Cramerse molen gebouwd, een korenmolen voor de brandewijnindustrie. In 1698 kreeg de molen de naam De Vriendschap en in 1816 de naam Het Anker (Bijlage 1: catnr 60). In 1993-1998 is de romp van de niet meer in gebruik zijnde molen gedemonteerd voor de herbouw van de afgebrande molen De Hoop in Harderwijk.56

53 Alle op basis van historische kaarten en bronnen bekende molens zijn opgenomen in bijlage 1 en op afb 10. 54 Koeman 1982, 65-71. 55 Hoek Ostende 2001, 46, 47; Weespermolens. 56 Koeman 1982, 103-113; Nederlandse Molendatabase.

30 BO 12-113 Gemeente Amsterdam januari 2013 Bureau Monumenten & Archeologie

31 De Eendragt op een oude foto (z.j. coll. De Koning, Vereniging de Hollandse Molen) en een recente foto (F. Kruishaar 2012, Nederlandse Molendatabase)

32 Weesp, detail van een kaart van Prévost uit 1726, het noorden is links-boven (copie door J. Otten Husly uit 1772). 3: De Valk, 4: De Oude Agtkant, 5: De Nieuwe Agtkant, 6: De liefde

Ook op elk van de vier bolwerken van Weesp stond een molen met dezelfde naam als het bolwerk (afb. 32) Er waren drie moutmolens: De Valk, die in 1765 werd gesloopt57, de Oude Agtkant, later De Rooseboom, die in 1783 afbrandde (Bijlage 1: catnr. 65)58 en de Nieuwe Agtkant, gesloopt rond 1810 (Bijlage 1: catnr. 61).59 De Liefde, ook wel de Bakkerschans genoemd, was een graanmolen voor de bakkerijen, die in 1816 afbrandde (Bijlage 1: catnr. 63).60

57 Koeman 1982, 88, 158; Verdwenen molens in Nederland. 58 Koeman 1982, 59, 158; Verdwenen molens in Nederland. 59 Koeman 1982, 89, 158; Verdwenen molens in Nederland. 60 Koeman 1982, 79, 158; Verdwenen molens in Nederland.

31 BO 12-113 Gemeente Amsterdam januari 2013 Bureau Monumenten & Archeologie

Aan de zuidzijde van de stad, waar de geplande bolwerken nooit zijn gerealiseerd, lag aan de Achtergracht molen De Koe, die zowel voor bakkerijen als voor branderijen en brouwerijen maalde.61 Ten noordwesten van Weesp lag korenmolen De Vijff Sinnen, later De Hoop. De Vijff Sinnen wordt al in een akte uit 1470 vermeld en is daarmee de vroegst gedocumenteerde molen van de gemeente (Bijlage 1: catnr. 65). In 1772 werd de molen gesloopt en door een nieuwe vervangen, die de naam De Hoop kreeg. Deze is in 1853 afgebroken.62 Aan de Papelaan, even ten westen van Weesp werd in 1710 De Stam gebouwd. Deze molen had een kort bestaan: in 1760 werd een verzoek tot afbraak ingediend omdat de molen al twee jaar buiten gebruik was.63 Naast de industriemolens waren er verschillende poldermolens voor de waterhuishouding. Ten zuiden van Weesp was er de molen van de Bagijnen- of Binnen Aatsveldse Polder, de Bagein of Begein (Bijlage 1: catnr. 51), ten zuiden van het Smal-Weesp de molen van de Overaatsveldse Polder, De Geldzak (Bijlage 1: catnr. 50 ) en ten noorden van de Vecht de molen van de Bloemendaler Polder: De Bloemendaler Watermolen (Bijlage 1: catnr. 53). Vergelijking van de TMK uit 1854 en de Chromotopografische kaart uit ca. 1900 maakt duidelijk dat in de tweede helft van de 19de eeuw alle poldermolens waren verdwenen. Zo werd De Bagijn overbodig na samenvoeging van de Over- en de Binnenaatsveldse polders en zijn De Geldzak en De Bloemendaler Watermolen vervangen door stoomgemalen, die in de 20ste eeuw geëlektrificeerd werden (afb. 33).

33 De Geldzak en de Bloemendalerwatermolen zijn in resp. 1873 en ca. 1894 vervangen door stoomgemalen (foto’s Regio Gooi en Vechtstreek en Google Maps)

4.3.6 Hollandse Waterlinie en Stelling van Amsterdam

Bij de verdediging van Holland zijn verschillende malen inundaties effectief gebleken, zoals in 1573 (Alkmaar), 1574 (Leiden) en 1629 (de Utrechtse Waterlinie tussen de Zuiderzee en de Lek) . Daarom werd bij de invasie van Franse troepen onder Lodewijk XIV in het Rampjaar 1672 in allerijl een waterlinie tussen de Zuiderzee en de Merwede ingericht, van Muiden via Woerden en Goejanverwellesluis tot Gorinchem. Utrecht viel er buiten omdat deze stad op dat moment reeds door de Fransen was veroverd. In december 1672 konden 9000 Franse soldaten bij Woerden de smalle strook water die toen bevroren was oversteken. Na Zwammerdam en Bodegraven te hebben geplunderd trokken zij zich vanwege de invallende dooi weer terug. Na 1672 kreeg deze linie onder de naam Hollandse Waterlinie een meer permanent karakter. Accessen (doorgangen) werden versterkt met tal van forten, batterijen en andere verdedigingswerken. Tot aan de Napoleontische tijd werd de linie een aantal keren naar het oosten uitgebreid, zonder evenwel Utrecht in te sluiten. Deze stad werd het centrale punt van een nieuwe verdedigingslinie die vanaf 1815 werd ingericht:

61 Koeman 1982, 51, 158; Verdwenen molens in Nederland. 62 Koeman 1982, 45, 47, 158; Verdwenen molens in Nederland. 63 Koeman 1982, 57, 158 noemt de molen alleen een korenmolen, Verdwenen molens in Nederland neemt dit over .

32 BO 12-113 Gemeente Amsterdam januari 2013 Bureau Monumenten & Archeologie

Vesting Weesp

Fort Uitermeer

34 Inundatiezone (grijs) binnen de gemeente Weesp (rood) met de Vesting Weesp en het fort Uitermeer (zwart)

Vanaf 1871 kreeg de nieuwe verdedigingslijn officieel de naam de Nieuwe Hollandse Waterlinie, ter onderscheiding van het voorgaande inundatiesysteem dat nu als de Oude Hollandse Waterlinie werd aangeduid. Weesp maakte zowel van de oude als de nieuwe linie deel uit. In 1883 werden de verdedigingwerken opgenomen in de Stelling van Amsterdam, een keten van fortificaties rondom de hoofdstad die in de jaren 1880-1920 tot stand kwam.64 Binnen het plangebied lagen drie militaire posten, waarvan nu alleen de vesting Weesp en het fort bij Uitermeer nog over zijn (afb. 34). In de aanloop naar WOII zijn binnen de gemeente een aantal bunkers gebouwd, die ook in de monumentenlijst zijn opgenomen (Bijlage 1: catnr. 28-36, afb. 10). Vesting Weesp Weesp had voor 1355 al een aarden en houten omwalling en kreeg in 1517 een stenen stadsmuur. Hoewel in 1613 een ontwerp werd gemaakt voor een fortificatie door Amsterdams stadslandmeter Lucas Jansz Sinck65 werd de verdediging van Weesp pas na de Franse belegering in 1672 uitgebreid. Onder leiding van Johan Maurits van Nassau werd een viertal bolwerken aangelegd. Twee bolwerken ten oosten van de Vecht, Bakkerschans en Nieuw Achtkant, vormden het 's Gravelandse Front met daarin de (gesloopte) 's Gravelandse Poort (afb. 32, 36). Ten westen van de Vecht, en ten zuiden van de stad, werden de bolwerken Rozeboom en Draaierschans aangelegd met daarin de (gesloopte) Utrechtse Poort. De vesting werd nooit voltooid. De overige vier bolwerken die in het ontwerpplan zaten werden niet gebouwd, waarschijnlijk vanwege geldgebrek (afb. 35). Twee singels markeren de plaats waar deze bolwerken waren gepland. Naast twee artillerieloodsen, waarvan één gesloopt is, en het Torenfort aan de Ossenmarkt (Gebouw A) werden er drie remises gebouwd en wel op de bolwerken Bakkerschans, Nieuw Achtkant (Gebouw C, bestaand) en Rozeboom (Gebouw D, bestaand). Vanaf circa 1939 zijn in de bolwerken van Weesp kazematten en enkele groepsschuilplaatsen gebouwd.

64 Schmall 1987, 112-13. 65 Zondergeld 1990, 49, 64.

33 BO 12-113 Gemeente Amsterdam januari 2013 Bureau Monumenten & Archeologie

35 De uitgevoerde en geplande (in geel) versterkingen van Weesp (kaart S. Du Ry de Champdoré, 1701-1715, Het Geheugen van Nederland)

36 Luchtfoto van het ‘s Gravelandse front van de Vesting Weesp ca 1920-1930 (Ministerie van Defensie)

Batterij en Kamp De Roskam In 1787 is, tijdens de Pruisische veldtocht tegen de Patriotten, ten westen van Weesp een aarden wal aangelegd, vlak bij Herberg De Roskam. Deze batterij werd in 1815 onderdeel van de Nieuwe Hollandse Waterlinie en in 1892 van de Vesting Weesp. Op de plaats van de batterij, die in 1923 als vestingwerk werd opgeheven, is in 1939 een militair barakkenkamp gebouwd voor gemobiliseerde troepen. Tijdens de oorlog gebruikten de Duitse bezetters het kamp, na de oorlog was het kort een NSB detnetiekamp en daarna tot 1958 was het in gebruik als opleidingscentrum van de Luchtmacht (afb. 37). Nu liggen hier de Prinses Irenelaan en de Talmastraat met woningen, scholen en kantoren.66

66 Stelling van Amsterdam.

34 BO 12-113 Gemeente Amsterdam januari 2013 Bureau Monumenten & Archeologie

37 Kamp De Roskam (foto’s Dick van Zomeren 1958, Stelling van Amsterdam)

Fort Uitermeer Omstreeks 1589 werd op de plaats van het huidige fort Uitermeer een schans aangelegd ter verdediging van Weesp (afb. 38, Bijlage 1: catnr. 37). Na het graven van de 's-Gravelandsevaart in 1634 en de aanleg van de schutsluis naar de Vecht werd deze versterking een schakel in de Oude Hollandse Waterlinie, die ook diende om het land tussen de Vecht en de vesting Naarden onder water te zetten. In 1673 werd de schans tot fort verstevigd, maar deze militaire status leidde niet tot veranderingen voor het scheepvaartverkeer, dat nog steeds van de schutsluis gebruik kon maken. Tijdens de oorlog met Pruisen in het najaar van 1787 viel het fort dat slecht was bewaakt zonder strijd in handen van de Pruisen. In 1845 werd op het, in de Franse tijd in verval geraakte, terrein een torenfort gebouwd van ongeveer 30 m doorsnede. De schutsluis, die direct langs het torenfort liep, werd in 1878 verplaatst naar de noordzijde van het fort en de 's-Gravelandsevaart werd om het fort heen geleid. Vanaf 1913 maakte het fort deel uit van de Stelling van Amsterdam (afb. 40) voor de bewaking van de inundatiesluis en de twee belangrijke - hoger gelegen - toegangswegen naar Amsterdam, de spoorweg Weesp-Bussum en de vaart met de naast gelegen weg.

38 Fort Uitermeer in 1795 en in 1720 vanuit het n-w (kaart en ets D. Stoopendaal, Proviciale Atlas Noord-Holland)

In de jaren 30 zijn nog ten oosten van het fort diverse groepsschuilplaatsen en bunkers gebouwd. De schuilplaatsen lagen in het veld en tussen de loopgraven. In geval van een vijandige beschieting konden de soldaten daar schuilen. De bunkers waren strategisch gelegen, met name lang de spoorweg, en waren voorzien van een machinegeweer of kanon. Na de capitulatie van Nederland in mei 1940 heeft de frontlinie van de Tweede Wereldoorlog Fort Uitermeer nooit bereikt. Tijdens de Tweede Wereldoorlog heeft de Duitse bezetter het fort gebruikt als opslagplaats. Op 25 januari 1951 werd het fort per Koninklijk Besluitbenoemd als ‘vestingwerk van geene klasse’. Het

35 BO 12-113 Gemeente Amsterdam januari 2013 Bureau Monumenten & Archeologie

bleef wel in gebruik door Defensie, met name als opslagplaats voor munitie. Medio jaren 50 werd een poging gedaan het torenfort op te blazen. Dit is deels gelukt, alleen de buitenmuren van gemetseld baksteen staan nog overeind. Andere gebouwen en aardwerken zijn verwijderd om plaats te maken voor munitiemagazijnen.

39 Pruisische aanval op Weesp op 30 september 1787 (ets Cornelis Brouwer 1791)

40 Fort Uitermeer op een luchtfoto uit de jaren dertig (Vesters 2003, 277)

36 BO 12-113 Gemeente Amsterdam januari 2013 Bureau Monumenten & Archeologie

4.3.7 Verstedelijking

41 Het plangebied (rood) op de TMK uit 1854 en op de kaart van Publieke Werken uit 1961

Het landelijk karakter van het gebied rond de oude stad Weesp werd in de tweede helft van de 19de eeuw door drie ontwikkelingen verstoord: de komst van de stoom aangedreven cacaofabriek van Van Houten aan de westrand van Weesp in 1850, het gereedkomen van de spoorweg van Amsterdam naar het Ruhrgebied, met hierlangs een station in Weesp (afb. 42) in 1874 en van het Merwedekanaal in 1892. Als gevolg hiervan verdubbelde de bevolking in de tweede helft van de 19de eeuw.

42 Het in 1967 gesloopte Station op een ongedateerde prentbriefkaart (Oude Ansichten)

37 BO 12-113 Gemeente Amsterdam januari 2013 Bureau Monumenten & Archeologie

5 Archeologische verwachtingskaart

5.1 Inleiding

Bij het bepalen van de archeologische is uitgegaan van drie deelkaarten, die uitgaan van verschillende bewoningsperioden in combinatie met de verschillende landschappelijke eenheden en de levenswijze en dus locatiekeuze van de gebruikers van het landschap. Elke periode kaart biedt op basis van bekende (geo)morfologische gegevens, het AHN, kennis over de archeologische periode en de bekende archeologische vindplaatsen en monumenten een onderverdeling in eenheden met elk een specifieke archeologische verwachting (afb. 45-47) . Grote delen van het landschap in het onderzoeksgebied zijn vanaf de Late Middeleeuwen onder invloed van de mens ontstaan. Ten behoeve van de archeologische verwachting voor vindplaatsen uit de Late Middeleeuwen en Nieuwe tijd zijn daarom de bekende historische waarden op deze periode kaart toegevoegd. In de navolgende paragrafen wordt de bepaling van de archeologische verwachting toegelicht. De drie deelkaarten zijn samengevoegd tot een overzichtkaart met hierop acht landschappelijke zones en acht cultuurhistorische zones. Per zone is de archeologische verwachting/potentie bepaald volgens het principe ‘de hoogste archeologische verwachting telt’ (afb. 44).

Periode Landschap Gebruikers 1 Paleolithicum-Neolithicum Dekzand Jagers/verzamelaars 2 Bronstijd-Vroege Middeleeuwen Veen- en rivierafzettingen Vroege Landbouwers 3 Late Middeleeuwen-Nieuwe tijd Veen- en rivierafzettingen Late Landbouwers

43 De verschillende perioden met daaraan gekoppelde landschappelijke eenheden en gebruikers

5.2 De bepaling van de archeologische verwachting

5.2.1 Het pleistocene (dekzand)landschap

Het dekzandlandschap was bewoonbaar vanaf het Laat-Paleolithicum tot het moment dat het overgroeid raakt met veen. De spreiding van archeologische vindplaatsen in het dekzandlandschap hangt samen met het hierin aanwezig reliëf en de intactheid ervan. Archeologisch vindplaatsen uit deze periode worden vooral aangetroffen op dekzandkoppen en -ruggen (3.1.1). De top van de pleistocene afzettingen bevindt zich in het plangebied tussen de 1 m + tot 8 m ÷ NAP. De bekende geologische gegevens zijn voor het grootste deel van deze afzettingen te globaal en onvoldoende om een betrouwbaar beeld van dit afgedekte landschap te krijgen. Wel kan in meer algemene zin de verwachting voor dit deel van het dekzandlandschap worden geschetst. Het gebied kan op basis van de bekende gegevens worden onderverdeeld in drie zones (afb. 45): - de dekzandrug in de Keverdijksche polder; - het dekzand ten oosten van de dekzandrug; - het dekzand ten westen van de dekzandrug. De dekzandrug In de Keverdijksche polder bevindt zich een dekzandrug, die gedurende duizenden jaren een droge verhoging vormde in het natter wordende landschap. Daarmee was dit waarschijnlijk een aantrekkelijke bewoningslocatie in de Steentijd. Het dekzand bevindt zich hier tussen de 0 tot 1 m – Mv. eerder onderzoek heeft uitgewezen dat de top van het dekzand hier grotendeels intact is.

38 BO 12-113 Gemeente Amsterdam januari 2013 Bureau Monumenten & Archeologie

Enkele boringen leverden zelf houtskool en splinters vuursteen op.67 De vorming van de dekzandrug in het Laat Pleistoceen en de overdekking rond 2.000 v. Chr. maken duidelijk dat eventueel aanwezige archeologische vindplaatsen te dateren zijn in de periode tussen het Laat Paleolithicum en de Vroege Bronstijd. Vanaf de periode van de ontginningen waren de hoger gelegen delen van het landschap mogelijk ook weer in trek voor bewoning. Op basis hiervan geldt voor de dekzandrug een hoge verwachting voor archeologische resten uit de periode Laat Paleolithicum tot de Vroege Bronstijd en Late Middeleeuwen en Nieuwe tijd. Het dekzand te oosten van de dekzandrug Over de morfologie van het dekzandlandschap ten oosten van de dekzandrug zijn weinig gegevens voorhanden. Tijdens een booronderzoek in 2004 in het kader van de aanleg van de N236 werd geconstateerd dat ten oosten van de Vecht het dekzand zich overwegend tussen de 2 tot 3 m –Mv bevindt. In de top zijn intacte podzolprofielen aangetoond en in een aantal boringen is ook houtskool aangetroffen. Vermoedelijk gaat het hier om een hoger gelegen dekzand vlakte met enig reliëf. Op basis hiervan geldt een middelhoge verwachting voor vindplaatsen uit de periode Laat- Paleolithicum tot het Laat Neolithicum. Het dekzand te westen van de dekzandrug Op basis van de bekende gegevens bevindt het dekzand zich hier tussen de 3,5 tot 7 m – Mv. Het betreft vermoedelijk een dekzandvlakte die in westelijke richting daalt ten opzichte van NAP. Het is onduidelijk is hoeverre hier sprake is van reliëf en of er zich bodemvorming heeft voorgedaan in de top van het dekzandlandschap. Aangezien de nabij gelegen dekzandrug en de hogere delen van het dekzand in het oosten van het plangebied aantrekkelijker waren voor bewoning geldt voor deze zone een lage verwachting voor vindplaatsen uit de periode Laat-Paleolithicum tot Vroeg- Neolithicum.

5.2.2 Het veengebied

In de loop van het Neolithicum vernatte het dekzand en ontstond een uitgestrekt veenlandschap. Daardoor werden vanaf het Midden-Neolithicum steeds grotere delen van het plangebied ongeschikt voor bewoning. In de Bronstijd was dit vermoedelijk voor het gehele gebied het geval. In de loop van de IJzertijd werden delen van het veenlandschap weer bewoonbaar, waarschijnlijk onder invloed van de natuurlijke afwatering van het veen. Veenriviertjes die door het gebied stroomden ontwaterden de rand van het veenmoeras waardoor het veen hier steviger en droger werd dan verder van de geulen af. Vindplaatsen uit de IJzertijd en Romeinse tijd op het veen worden dan ook vooral verwacht in de directe nabijheid van veenontwateringsgeulen. De veengroei ging door tot ongeveer in de 10de eeuw. Daarna begon de ontginning van het veen wat er toe leidde dat het veenlandschap oxideerde. Verder is het veenlandschap deels geërodeerd door het opstuwende water van het Almere, de voorloper van de Zuiderzee. Met name in het noorden van de het plangebied is op het veen een middeleeuws kleidek aanwezig.68 In theorie kan het veenlandschap vanaf de IJzertijd zijn bewoond, bewoning wordt dan met name verwacht langs oude veenriviertjes. Hoewel dergelijke riviertjes er ongetwijfeld zijn geweest is de ligging ervan niet meer te achterhalen op basis van het bestaande kaartmateriaal. Door de oxidatie van het veen in de Middeleeuwen zullen dergelijke vindplaatsen mogelijk ook verdwenen zijn. Daarom geldt voor het veenlandschap een lage verwachting voor vindplaatsen uit de IJzertijd tot de Late Middeleeuwen. In de Late Middeleeuwen is het gebied ontgonnen. Er zijn binnen het plangebied veel onregelmatige veenontginningen herkenbaar. Dit betekent dat er verspreid in het gebied nog oude verlaten bewoningslinten of huisplaatsen verwacht kunnen worden. Eventuele huisplaatsen liggen aan of dicht aan het maaiveld en kunnen zich soms ook tot kleine terpjes ontwikkeld hebben.

67 Raemaekers 2000. 68 Soonius & de Boer 2010.

39 BO 12-113 Gemeente Amsterdam januari 2013 Bureau Monumenten & Archeologie

Aanwijzingen hiervoor (veldnamen, oppervlaktevondsten, opvallende verhogingen op het AHN) zijn tot op heden niet gevonden. Aangezien de kans op het vinden van dergelijke huisplaatsen zeer klein is geldt ook voor deze periode een lage verwachting. Binnen het veengebied geldt plaatselijk een hoge verwachting voor bewoningssporen en resten van bebouwing langs dijken, wegen en kades (boerderijen, molens, bruggen, sluizen etc.). Dergelijke locaties zijn op basis van historisch kaartmateriaal meestal goed op te sporen. De zones waar dergelijke relicten te verwachten zijn hebben op de verwachtingskaart een hoge verwachting (afb. 44/47).

5.2.3 De afzettingen van de stroomgordel van de Vecht

De afzettingen van de Vecht zijn vanaf de IJzertijd ontstaan, toen de Vecht een zijtak van de Rijn werd en veranderde van een veenrivier in een actieve sedimenterende rivier. De afzettingen van de Vecht liggen aan of nabij het oppervlak aan weerszijden van de rivier. Ze kunnen in drie eenheden worden onderscheiden (afb. 44/46/47): - direct langs de rivier gelegen oeverafzettingen; - vanaf de rivier het binnenland in lopende smalle crevasse geulen; - het komgebied. Oeverafzettingen De oeverwallen gelden als aantrekkelijke bewoningplaatsen vanaf de IJzertijd en mogelijk al daarvoor. Op basis hiervan geldt voor deze zone een hoge verwachting voor de periode IJzertijd tot heden. Crevasse geulen Ten zuiden van de Vecht ontstonden onder invloed van de rivier verschillende crevasses, die bij hoog water sediment afzetten in het achterland. De Smalle-Weesp en de Aetwisel zijn dergelijke riviertjes. Vindplaatsen uit de IJzertijd en eventueel de Romeinse tijd worden dan ook in de nabijheid van deze stroompjes verwacht. Langs de vroegere Aetwisel zijn al verschillende vindplaatsen uit de IJzertijd bekend (hfdst. 3). Op basis hiervan geldt voor deze zone een hoge verwachting voor de periode IJzertijd tot heden. Het komgebied Verder van de rivier af bevinden zich de komafzettingen. Deze bestaan uit klei op veen. Omdat het een laaggelegen en nat gebied betreft geldt hiervoor een lage verwachting vanaf de IJzertijd tot de Late Middeleeuwen. Waarschijnlijk werd het landschap hier pas actief in gebruik genomen vanaf de Late Middeleeuwen toen deze gebieden in cultuur werden gebracht. Langs de voormalige ontginningsassen geldt voor de Late Middeleeuwen en Nieuwe tijd een hoge verwachting voor met name boerderijplaatsen.

5.2.4 Bekende waarden

De reeds bekende waarden vormen een andere categorie dan de verwachtingszones; deze waarden zijn immers werkelijk aangetoond. Naast de bekende archeologische vindplaatsen, voornamelijk uit ARCHIS, is ook een inventarisatie gemaakt van historisch-geografische en architectuurhistorische elementen voor een aparte deelkaart van bekende waarden uit de historische periode (afb. 9). Hierbij zijn de volgende categorieën onderscheiden: -Dijken; -Ontginningsassen; -Molens; -Boerderijen; -Kazematten, forten en militaire schuilplaatsen.

40 BO 12-113 Gemeente Amsterdam januari 2013 Bureau Monumenten & Archeologie

Deze elementen zijn met uitzondering van de boerderijen afzonderlijk weergeven op de verwachtingskaart en de beleidskaart. Reden hiervoor is dat de boerderijen binnen de weergegeven ontginningsassen vallen.

5.2.5 Verstoringen

Uit de archeologische verwachting blijkt in hoeverre bepaalde landschappelijke eenheden door de tijd heen geschikte bewoningslocaties zijn geweest. Dit houdt echter niet in dat resten van deze bewoning zich nog steeds in de bodem bevinden. Dit hangt sterk af van in hoeverre de bodem later verstoord is. Geologische processen kunnen oudere archeologische resten hebben aangetast of opgeruimd. Het menselijk ingrijpen in het landschap vanaf met name de Middeleeuwen heeft grootschalige bodemverstoring tot gevolg. Naast natuurlijke verstoringen zijn binnen het plangebied twee typen antropogene verstoringen van belang: ontgraving- en omzetten van grond in de 19de en 20ste eeuw en verstoring als gevolg van recente bebouwing. Hierdoor kunnen oudere bewoningsniveaus zijn verstoord. Op basis van de bodemkaart zijn op de archeologische verwachtingskaart de ontgraven en omgezette terreinen weergegeven. Voor deze terreinen geldt geen archeologische waarde. De zones waar de bovengrond verstoord is door bebouwing liggen binnen de bebouwde kom. Voor deze zones is de archeologische verwachting naar beneden bijgesteld. Hierbij dient opgemerkt te worden dat ook als een gebied bebouwd is er in de (diepere) ondergrond nog archeologische resten aanwezig kunnen zijn. De verstoringsdiepte kan binnen een woonwijk of industrieterrein sterk wisselen. De diepte van de verstoring dient in geval van bodemingrepen te worden vastgesteld door middel van een booronderzoek. Door agrariërs wordt regelmatig beweerd dat de gronden die zij in gebruik hebben diep verstoord zijn en dat hier dus geen archeologische waarden meer te verwachten zijn. Uit onderzoek blijkt echter dat dit zeker in gebieden met grasland erg meevalt. Ondanks het feit dat de gronden in de Aetsveldsche polder volgens agrariërs decennia lang veelvuldig diep bewerkt zouden zijn blijkt uit onderzoek in 2004 dat de dikte van de bouwvoor hier, circa 50 jaar na de uitgevoerde archeologische onderzoeken, wederom op 15-25 cm kan worden vastgesteld. Er kan daarom uitgegaan worden van een uniform relatief extensief agrarisch landgebruik in het gehele gebied waarbij, gezien het voorgaande, toch de bouwvoordikte in het gebied intact is gebleven.69

5.2.6 Beperkingen van het verwachtingsmodel

De grootste beperking voor een verwachtingskaart van het gemeentelijk areaal van Weesp hangt samen met het feit dat het plangebied zich in een Holoceen sedimentatiegebied bevindt. Hier komen verschillende afzettingen voor en is dus sprake van verschillende potentiële archeologische niveaus over elkaar heen. Zo is weinig bekend over de morfologie van het dekzandlandschap en is van de geulen ten zuiden van Weesp niet exact duidelijk wat de genese en ouderdom is. Dergelijke informatie is van invloed op de archeologische verwachting. Een tweede beperking is dat voor het bepalen van de reeds verstoorde zones gebruik gemaakt is van een bodemkaart uit de jaren ’60. Vermoedelijk zullen in de afgelopen 50 jaar meer gebieden zijn ontgraven of omgezet. Tot slot moet opgemerkt worden dat de kaart gebaseerd is op een bodemkaart met de schaal 1:10.000. Dit betekent dat dit ook de schaal is waarop de kaart gebruikt zou moeten worden. Wanneer verder op de kaart wordt ingezoomd ontstaat een schijnbare nauwkeurigheid die niet strookt met de werkelijkheid. De archeologisch verwachtingskaart is gebaseerd op de gegevens die nu voorhanden zijn; in de toekomst zal mogelijk blijken dat deze moeten worden bijgesteld.

69 Eimermann e.a. 2009.

41 BO 12-113 Gemeente Amsterdam januari 2013 Bureau Monumenten & Archeologie

5.3 Archeologische verwachtingskaart

In de ondergrond van Weesp zijn materiële overblijfselen te verwachten die samenhangen met het gebruik van het gebied vanaf het Paleolithicum tot de Nieuwe tijd. De verwachtingskaart (afb. 44) is een synthese van de drie deelkaarten van verwachtingen en bekende waarden per periode (afb. 45- 47).

Archeologische verwachtingszones

Zone A: Begrenzing monumentterreinen Aangezien sprake is van reeds bekende vindplaatsen is de archeologische verwachting hier hoog.

Zone B: Historische kern van Weesp Ter plaatse van de huidige bebouwing kunnen sporen worden verwacht die verband houden met bewoning vanaf in ieder geval de 12de eeuw. Het kan niet worden uitgesloten dat zich hieronder nog bewoningssporen uit de Vroege Middeleeuwen, Romeinse tijd en/of IJzertijd bevinden. De materiele neerslag betreft sporen van gebouwen, losse vondsten en afval. Vanwege de lange gebruiksperiode hebben de archeologische sporen een dichte spreiding en sterke onderlinge samenhang. De archeologische verwachting is daarom hoog.

Zone C: Oeverafzettingen van de Vecht, de Smalle Weesp en oudere verlande geulen Langs de rivieren of verlande geulen bevinden zich hoger gelegen vruchtbare oeverafzettingen. Voor deze zones geldt een hoge verwachting voor vindplaatsen vanaf de IJzertijd tot en met de Nieuwe tijd.

Zone D: Komgebied van de Vecht Hier bevinden zich in de ondergrond komklei afzettingen op veen of op (holoceen) zand of veen op klei of -zand. Gezien de lage ligging en ongunstige waterhuishouding geldt hier een lage verwachting voor alle perioden tot de Late Middeleeuwen. In de Late Middeleeuwen is het gebied ontgonnen. Er zijn hier onregelmatige veenontginningen herkenbaar. Dit betekent dat er verspreid in het gebied nog oude bewoningslinten of huisplaatsen verwacht kunnen worden. Eventuele huisplaatsen liggen aan of dicht aan het maaiveld en kunnen zich soms ook tot kleine terpjes ontwikkeld hebben. Aangezien de kans op het vinden van dergelijke huisplaatsen zeer klein is geldt ook voor deze periode een lage verwachting.

Zone E: Pleistocene dekzandrug (0 - 1 m –Mv) In het noordoosten van de gemeente Weesp, min of meer parallel aan de spoorlijn richting Almere ligt een noordoost-zuidwest georiënteerde dekzandrug waarvan de top zich aan maaiveld bevindt. Gezien de hoge ligging en gunstige waterhuishouding geldt hiervoor een hoge verwachting voor vindplaatsen vanaf het Paleolithicum tot de Bronstijd en de Late Middeleeuwen en Nieuwe tijd.

Zone F: Flanken dekzandrug (1 - 2 m –Mv) Hier is sprake van een hoge verwachting voor vindplaatsen uit het Paleolithicum, Mesolithicum en Neolithicum en een middelhoge verwachting voor vindplaatsen uit de Late Middeleeuwen en de Nieuwe tijd.

Zone G: de Vecht en de Smalle Weesp

42 BO 12-113 Gemeente Amsterdam januari 2013 Bureau Monumenten & Archeologie

Hierin kan materiaal uit verschillende periodes terecht gekomen zijn. Het kan gaan om scheepsresten uit de periode Late IJzertijd tot en met de Nieuwe tijd. Verder zijn losse voorwerpen zonder samenhang te verwachten. De archeologische resten zullen vermoedelijk een grote spreiding hebben. Het is onduidelijk tot welke diepte de bodem van de Vecht uitgebaggerd is. De archeologische verwachting is middelhoog.

Zone H: Overslaggronden In deze door dijkdoorbraak ontstane afzettingen kan materiaal uit verschillende periodes terecht gekomen zijn. Het is onduidelijk wanneer deze doorbraken hebben plaatsgevonden en tot op welke diepte de bodem hier is verstoord. De archeologische verwachting is hier middelhoog vanaf de IJzertijd tot en met de Nieuwe tijd.

Zone I: Verstoring In deze gebieden is de bodem omgezet of afgegraven Bij de de vervening in de eerste helft van de 20ste eeuw is het bodemarchief hier dermate verstoord dat de kans op aanwezigheid van archeologische waarden zeer gering is. Deze zones hebben geen archeologische verwachting.

Zone J: Molens Van de in inmiddels verdwenen molens zijn vlak onder het maaiveld vermoedelijk nog de funderingen aanwezig. De archeologische verwachting is daarom hoog.

Zone K: Dijken De materiële neerslag kan bestaan uit aanplempingslagen ten behoeve van de dijkaanleg, sporen van de dijkstructuur en –beschoeiingen, losse vondsten en afval. Onder de dijk kunnen sporen van het oorspronkelijke landschap, zoals botanisch materiaal aanwezig zijn. Hiermee is de reconstructie van het natuurlijk milieu ten tijde van de middeleeuwse ontginningen mogelijk. De archeologische verwachting is hier hoog.

Zone L: Waterlinie fort Betreft militair verdedigingswerk wat deel uitmaakte van de stelling van Amsterdam gebouwd in de 17e eeuw. Omdat hier sprake is van een reeds bekende archeologische vindplaats is de archeologische verwachting hier hoog.

Zone M: Batterijen/militaire posten Betreft militaire gebouwen die zijn aangelegd in de aanloop naar WOII. Omdat hier sprake is van reeds bekende archeologische relicten is de archeologische verwachting hier hoog.

Zone N: Hoger gelegen dekzandvlakte (2 - 3 m –Mv) Ten oosten van de Vecht bevindt het dekzand zich tussen de 2 tot 3 m –Mv. Aangezien onderzoek in het verleden heeft uitgewezen dat zich in de top van het dekzand intacte podzolprofielen bevinden en hierin ook archeologische indicatoren zijn aangetroffen geldt voor deze zone een middelhoge verwachting voor vindplaatsen uit het Paleolithicum, Mesolithicum en Neolithicum.

Zone O: Ontginningsassen Langs de ontginningsassen kunnen sporen verwacht worden van bewoning en landgebruik uit de 11e tot 20e eeuw. De materiële neerslag betreft erven, terpen, verkavelingsporen en sloten uit de ontginningsperiode (11de tot 13de eeuw) tot en met de 20ste eeuw.

43 BO 12-113 Gemeente Amsterdam januari 2013 Bureau Monumenten & Archeologie

Vanwege de lange gebruiksperiode hebben de archeologische sporen een hoge dichtheid en sterke onderlinge samenhang. De archeologische verwachting is daarom hoog.

Zone P: Pleistocene dekzandvlakte (3 tot 7 m –Mv) Van grote delen van de gemeente is niet exact bekend op welke diepte zich het pleistocene dekzand landschap bevindt. Het dekzand bevindt zich overal dieper dan 3 m –Mv. Er is sprake van een reliëfrijke vlakte die vanwege zijn lage ligging voor jagers/verzamelaars vermoedelijk minder aantrekkelijk was om te wonen. Voor deze zone geldt een lage verwachting voor Paleolithicum, Mesolithicum en Neolithicum. Deze zone is alleen weergegeven op de verwachtingskaart voor jagers/verzamelaars (afb. 45). Het betreft hier het gebied met een lage verwachting. Gezien het feit dat deze afzettingen diep gelegen zijn en afgedekt worden door jongere afzettingen is deze zone niet op de totale verwachtingskaart zichtbaar.

44 BO 12-113 Gemeente Amsterdam Januari 2013 Bureau Monumenten & Archeologie

44 Archeologische verwachtingskaart gemeente Weesp, alle perioden 45 BO 12-113 Gemeente Amsterdam Januari 2013 Bureau Monumenten & Archeologie

45 Periodekaart Paleolithicum tot en met Neolithicum 46 BO 12-113 Gemeente Amsterdam Januari 2013 Bureau Monumenten & Archeologie

46 Periodekaart Bronstijd tot en met de Vroege Middeleeuwen

47 BO 12-113 Gemeente Amsterdam Januari 2013 Bureau Monumenten & Archeologie

47 Periodekaart Late Middeleeuwen en Nieuwe tijd

48 BO 12-113 Gemeente Amsterdam Januari 2013 Bureau Monumenten & Archeologie

6 Archeologische beleidskaart

De verwachtingszones zijn vertaald naar een beleidskaart met daarop zones met bijbehorende specifieke beleidsmaatregelen. De archeologische beleidsadvieskaart voor de gemeente Weesp is bedoeld als een schematisch ruimtelijk overzicht van de maatregelen die nodig zijn voor de zorg voor het archeologische erfgoed binnen bepaalde zones of locaties in plangebieden.

Archeologische Beleidszones

Beschermde archeologische monumentterreinen (verwachtingszone A) Voor verandering of aantasting van dergelijke terreinen is een vergunning van de minister verplicht. Vergunningen voor de archeologische monumenten worden verleend door de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed.

ZONE 1: Beleid voor archeologische monumentterreinen en bekende vindplaatsen in het buitengebied (verwachtingszone A, J, K, L en M) Vanwege de bekende aanwezigheid van archeologische resten geldt dat bij ingrepen dieper dan 0,25 m ongeacht het oppervlak archeologisch onderzoek noodzakelijk is. Het soort onderzoek dient per locatie en afhankelijk van de ingreep bepaald te worden.

ZONE 2: Beleid historische kern Weesp (verwachtingszone B) Vanwege status als beschermd monument, geldt dat bij bodemingrepen dieper dan 0,50 m onder het maaiveld en met een oppervlakte groter dan 50 m2 archeologisch onderzoek noodzakelijk is. Het soort onderzoek dient per locatie en afhankelijk van de ingreep bepaald te worden.

ZONE 3: Beleid historische assen (verwachtingszone O) Langs de historische assen waar bewoningssporen vanaf de Middeleeuwen te verwachten zijn geldt dat bij bodemingrepen dieper dan 0,50 m onder het maaiveld en met een oppervlakte groter dan 100 m2 archeologisch onderzoek nodig is. Dit onderzoek dient in eerste instantie te bestaan uit een bureauonderzoek met enkele verkennende boringen om te bepalen in hoeverre archeologische resten te verwachten zijn.

ZONE 4: Beleid bij hoge verwachting buitengebied (verwachtingszone C, E en F) Gebieden met een hoge archeologische verwachting in het landelijk gebied: bij bodemingrepen dieper dan 0,25 m –Mv en met een oppervlak groter dan 250 m2 is archeologisch onderzoek noodzakelijk.70 Binnen stedelijk gebied archeologisch onderzoek bij bodemingrepen dieper dan 0,5 m –Mv en met een oppervlak groter dan 250 m2.71 Dit onderzoek dient in eerste instantie te bestaan uit verkennende boringen om te bepalen in hoeverre de bodemopbouw intact is en archeologische resten te verwachten zijn.

ZONE 5: Beleid bij middelhoge verwachting (verwachtingszone N)

70 Ondanks het agrarisch gebruik heeft onderzoek uitgewezen dat de bouwvoor hier een gemiddelde diepte heeft van 0,25 m. Direct onder de bouwvoor kunnen archeologische resten worden verwacht (zie 5.2.5). 71 Binnen stedelijk gebied of op industrieterreinen kunnen dieper gelegen archeologische resten nog in de bodem aanwezig zijn (zie 5.2.5).

49

Voor de landschappelijke eenheden waarvoor een middelhoge verwachting voor resten uit de periode van de jagers/verzamelaars is gedefinieerd, geldt dat er indien grondwerkzaamheden dieper dan 2,5 m –Mv en groter dan 250 m2 plaats gaan vinden verkennend booronderzoek dient plaats te vinden om de archeologische verwachting voor het dekzandlandschap nader te specificeren.

ZONE 6: Beleid bij middelhoge verwachting (verwachtingszone H) Voor de landschappelijke eenheden met een middelhoge verwachting geldt dat er indien grondwerkzaamheden dieper dan 0,5 m –Mv en groter dan 250 m2 plaats gaan vinden verkennend booronderzoek dient plaats te vinden om de archeologische verwachting nader te specificeren.

ZONE 7: Beleid bij lage verwachting (verwachtingszone D en P ) Voor de zones die een lage verwachting hebben geldt dat er geen archeologisch onderzoek nodig is tenzij de ingrepen dieper rijken dan 4,0 m –Mv en het te verstoren oppervlak groter is dan 1000 m2. In dit geval dient booronderzoek plaats te vinden om de archeologische verwachting voor het dekzandlandschap nader te specificeren.

ZONE 8: Beleid bij middelhoge verwachting waterbodem (verwachtingszone G) Archeologisch onderzoek is noodzakelijk bij ingrepen in de waterbodem groter dan 1000 m2.

ZONE 9: Beleid bij negatieve verwachting door (sub)recente verstoring (verwachtingszone O) Gebieden zonder archeologische overblijfselen omdat hier al archeologisch onderzoek of grootschalig grondverzet heeft plaatsgevonden voor bijv. zware funderingen, kelders, tunnels ed: er geldt hier geen archeologische verwachting en derhalve een vrijstelling voor archeologisch onderzoek. Deze categorie plangebieden zijn wel indirect van belang voor archeologische planning omdat ze aanwijzingen geven voor de eventuele aanwezigheid van archeologische resten in omliggende gebieden.

Voor het gehele plangebied geldt, conform de Monumentenwet, een meldingsplicht in geval tijdens de uitvoering van bouwwerkzaamheden archeologische sporen en of vondsten worden aangetroffen. Dit houdt in dat de aanwezigheid van bodemvondsten ouder dan 50 jaar bij bouwwerkzaamheden aan de gemeente gemeld wordt zodat in gezamenlijk overleg met de uitvoerder maatregelen getroffen worden tot documentatie en berging van de vondsten.

50 BO 12-113 Gemeente Amsterdam Januari 2013 Bureau Monumenten & Archeologie

48 Archeologische beleidsadvieskaart gemeente Weesp

51 BO 12-113 Gemeente Amsterdam Januari 2013 Bureau Monumenten & Archeologie

Conclusie

Het voorliggende bureauonderzoek is uitgevoerd in het kader van de drie nieuwe bestemmingsplannen van de gemeente Weesp. Afhankelijk van de grootte en de diepte van het te verstoren oppervlak bij toekomstige bouwingrepen kunnen in de grond aanwezige archeologische waarden worden verstoord.

Aan de hand van de archeologische verwachtingen (p. 42-48) is een beleidskaart (p. 49-51) opgesteld waarin 10 beleidsvarianten worden onderscheiden.

Voor de beschermde archeologische monumentterreinen geldt dat bij verandering of aantasting een vergunning van de minister verplicht is. Vergunningen voor de archeologische monumenten worden verleend door de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed. Voor de eerste beleidszone geldt uitzondering van archeologisch veldonderzoek bij bodemingrepen ondieper dan 0,25 m onder maaiveld. Voor de tweede beleidszone geldt uitzondering van archeologisch veldonderzoek bij bodemingrepen kleiner dan 50 m2 en minder dan 0,50 m onder maaiveld. Voor de derde beleidszone geldt een uitzondering van archeologisch veldonderzoek bij bodemingrepen kleiner dan 100 m2 en minder dan 0,50 m onder maaiveld. Voor de vierde beleidszone geldt in het buitengebied uitzondering van archeologisch veldonderzoek bij bodemingrepen kleiner dan 250 m2 en ondieper dan 0,25 m onder maaiveld. Binnen stedelijk gebied bij bodemingrepen kleiner dan 250 m2 en ondieper dan 0,50 m onder maaiveld. Voor de vijfde beleidszone geldt uitzondering van archeologisch veldonderzoek bij bodemingrepen kleiner dan 250 m2 en ondieper dan 2,5 m onder maaiveld. Voor de zesde beleidszone geldt uitzondering van archeologisch veldonderzoek bij bodemingrepen kleiner dan 250 m2 en ondieper dan 0,5 m onder maaiveld. Voor de zevende beleidszone geldt uitzondering van archeologisch veldonderzoek bij bodemingrepen kleiner dan 1000 m2 en ondieper dan 4,0 m onder maaiveld. Voor de achtste beleidszone geldt uitzondering van archeologisch veldonderzoek bij ingrepen in de waterbodem kleiner dan 1000 m2 . Voor de negende beleidszone geldt uitzondering van archeologisch veldonderzoek bij alle bodemingrepen.

Voor het gehele plangebied geldt, conform de Monumentenwet, een meldingsplicht in geval tijdens de uitvoering van bouwwerkzaamheden archeologische sporen en of vondsten worden aangetroffen. Dit houdt in dat de aanwezigheid van bodemvondsten ouder dan 50 jaar bij bouwwerkzaamheden aan de gemeente gemeld wordt zodat in gezamenlijk overleg met de uitvoerder maatregelen getroffen worden tot documentatie en berging van de vondsten.

52 BO 12-113 Gemeente Amsterdam januari 2013 Bureau Monumenten & Archeologie

Bronnen

Digitale bronnen Archeologisch Informatiesysteem (ARCHIS) Archeologisch Informatiesysteem (ARCHIS): http://www.archis.nl/archisii/html/index.html Buitenplaatsen in Nederland: http://www.buitenplaatseninnederland.nl Cultuur Historische Waardenkaart provincie Noord-Holland: http://chw.noord-holland.nl Genealogie Online: http://www.genealogieonline.nl GeneaNet: http://gw2.geneanet.org Gooi en Vecht Historisch: http://zoeken.gooienvechthistorisch.nl Het Geheugen van Nederland: http://www.geheugenvannederland.nl Informatiesysteem Kennis Infrastructuur Cultuurhistorie (KICH): http://www.kich.nl/) Ministerie van Defensie: http://nimh-beeldbank.defensie.nl Museum Van Loon: http://www.metvanloonnaarbuiten.nl Nederlandse Molendatabase: http://www.molendatabase.nl Noord-Hollands Archief: http://www.beeldbank.noord-hollandsarchief.nl Oude Ansichten: http://www.inoudeansichten.nl Regio Gooi en Vechtstraak: www.tgooi.info RCE/Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed: http://beeldbank.cultureelerfgoed.nl Rijksmonumenten.nl: http://rijksmonumenten.nl Stadsarchief Amsterdam (SAA): http://beeldbank.amsterdam.nl Stelling van Amsterdam: http://www.stelling-amsterdam.nl Stenvert e.a., Monumenten in Nederland. Noord-Holland, Zwolle 2006, Zeist 2010: www.dbnl.org Verdwenen molens in Nederland (Database van): http://www.molendatabase.org Vereniging de Hollandse Molen: http://www.allemolens.nl Weesp-gemeentelijke monumenten: http://www.weesp.gemeentedocumenten.nl/monumenten Weesp in oude ansichten: www.inoudeansichten.nl Weespermolens: http://www.weespermolens.org

Literatuur

AA, A.J. van der, Aardrijkskundig woordenboek der Nederlanden, 14 delen, Gorinchem 1839-1859 Aarsen, A., Landelijk Amsterdam. Monumenten van het buitenleven, Amsterdam 2003 Berendsen, H.J.A & E. Stouthamer., (2001). Palaeographic development of the Rhine-Meuse delta, The Netherlands. Van Gorcum. Assen. Bertram, C., Noord Hollands Arcadia, Alphen aan den Rijn 2005 BMA, Ruimte voor Geschiedenis. Beleidsnota Monumenten en Archeologie Amsterdam 2005-2010, Amsterdam 2005 Bommel, T. van, 2012. Middeleeuwse ontginningen in de noordelijke Vechtstreek. In: Naerdinklant Special 2012-02. Archeologisch tijdschrift voor het Gooi en omstreken. Borger, G.J.,‘Ontgonnen, bedijkt, bebouwd. De agrarische voorgeschiedenis van het stedelijk gebied,’ in: W.F. Heinemeijer, & M. F. Wagenaar, Amsterdam in kaarten. Verandering van de stad in vier eeuwen cartografie, Ede/Antwerpen 1987, 16-17 Bos, I.J., 2012. Het ontstaan van de venen in het Vechtgebied. In: Naerdinklant Special 2012-02. Archeologisch tijdschrift voor het Gooi en omstreken. Bos, I.J., 2010. Distal delta-plain successions. ZuidamUithof, Utrecht. Brood, H., ‘Het Huis te Capelle te Weespercarspel”, Niftarlake, Jaarboek 1977, 47-53 Draijer, C., ‘De tijden veranderen’, Weeper Nieuws 24-11-2008, 5

53

Eeghen, I. H. van, ‘Amoena Geertruyda Schey en de kunstcollecties van Diederik baron van Leyden’, Amstelodamum Jaarboek 65, 1973, 137-165 Elias, J.E., De Vroedschap van Amsterdam 1578-1795, 2 delen, Amsterdam 1903 en 1905 Eimermann, E; R.M van Heeringen & W.H.J. Toonen., 2009. Aetsveldsepolder, gemeente Weesp. Een Bureauonderzoek ter onderbouwing van het bestemmingsplan Landelijk gebied ten westen van de Vecht. Rapport V306. Vestigia Archeologie en Cultuurhistorie, Amersfoort. Haar, L. van der, Vossen, I., 2011. Bureauonderzoek ter onderbouwing van het bestemmingsplan Landelijk gebied oost en historische kern Weesp. Archeologische Rapporten Oranjewoud 2011-76. Oranjewoud B.V. Heerenveen. Jager, D.H. de, 1999. PWN-transportleiding Weesperkarspel-Laarderhoogt, provincie Noord-Holland; archeologische begeleiding cultuurtechnisch onderzoek. RAAP-rapport 430. Stichting RAAP, Amsterdam. Hendriksen, A., Watergraafsmeer, binnenzee, polder, lustoord, stadsdeel. Amsterdam 1998 Hoek Ostende, J.H. van den, ‘Poldermolens rond Amsterdam’, Amstelodamum 70, 1978, 360-390 Hoek Ostende, J.H. van den, De molens van Amsterdam in oude ansichten deel 3, Zaltbommel 2001 Koeman-Poel, G.S., Weesper Molens, Hoogezand 1982 Kok, R., 2008. De IJzertijd en Romeinse Tijd van de Vechtstreek. Jaarverslag Naerdincklant. Hilversum. Koopman, S. & A. Cruysheer, 2012-1. Een Laat-Weichselien duin en archeologische vondsten in de Nieuwe Keverdijksche Polder. In: Naerdinklant Special 2012-02. Archeologisch tijdschrift voor het Gooi en omstreken. Koopman, S. & A. Cruysheer, 2012-2. Paleogeografische ontwikkeling en bewoningsdynamiek tussen Vecht en Eem. Kruizinga, Het XYZ van Amsterdam, Amsterdam 2002 Leijnse, K & I.M.C. Nuijten, 2004. Provinciale weg N236, traject Loosdrechtdreef-Noordereind, provincie Noord-Holland; een inventariserend archeologisch onderzoek. RAAP-rapport 1093. RAAP Archeologisch Adviesbureau, Weesp. Leijnse, K., 2006. Archeologische verwachtings- en beleidsadvieskaart, Gemeente Bodegraven. RAAP-rapport 1160. RAAP Archeologisch Adviesbureau, Weesp. Meischke, R., ‘Het Amsterdamse buitenhuis in de eerste helft van de zeventiende eeuw’, Amstelodamum 45 (1958) 133-144 Meijer, P., Hekken in Nederland, Zwolle 2002 Molenaar, S. & G.H. de Boer, 2006. Het Vechtplassengebied, Provincie Noord-Holland; een archeologische verwachtingskaart. RAAp-rapport 1282. RAAP Archeologisch Adviesbureau, Amsterdam. Mulder, E.F.J. de, e.a., 2003. De ondergrond van Nederland. Geologie van Nederland deel 7, NITG- TNO. Oude Rengerink, J.A.M., 1994. De Hilversumse Bovenmeent. Verslag van het archeologisch booronderzoek in september 1994. RAAP-briefverslag 94-1274. Stichting RAAP, Amsterdam. Provincie Noord-Holland, Leidraad Landschap en Cultuurhistorie Noord-Holland. Ontwikkelen met Raemaekers, D.C.M., 2000. De Gooiboog, Aanvullende Archeologische Inventarisatie: Fase 2: waardering (AAI-2). RAAP-rapport 532. Stichting RAAP, Amsterdam. ROB, 2005. Indicatieve Kaart van Archeologische Waarden (IKAW) versie 2.1. Ontleend aan http//www.archis.nl. Ruimtelijke Kwaliteit, Haarlem 2010 Schmall, H.,’De Stelling van Amsterdam. Geschiedenis van de vestingwerken’, in Heinemeijer, W.F. en Wagenaar, M.F. Amsterdam in Kaarten. Verandering van de stad in vier eeuwen cartografie, Ede/Antwerpen 1987, 112-115 Soonius, C. & G.H. de Boer, 2010. Plangebied Bloemendalerpolder, gemeenten Weesp en Muiden; een cultuurhistorisch bureauonderzoek in het kader van de MER. RAAP-rapport 2014. RAAP Archeologisch Adviesbureau, Weesp. Stiboka, 1965. Toelichting bij de bodemkaart van Nederland, schaal 1:50.000. Blad 25 Oost Amsterdam. Stichting voor Bodemkartering, Wageningen.

54 BO 12-113 Gemeente Amsterdam januari 2013 Bureau Monumenten & Archeologie

Stiboka, 1963. De bodemgesteldheid rondom de Gemeente Weesp: structuurplan Weesp. Stiboka-rapport 623. Stichting voor Bodemkartering, Wageningen. Stol, T., Wassend water, dalend land. Geschiedenis van Nederland en het water, Utrecht/Antwerpen 1993 Vervloet, J.A.J., 2012. Het Utrechtse Vechtgebied in het verleden: occupatie en ontginning in een hoofdzakelijk natte omgeving. In: Naerdinklant Special 2012-02. Archeologisch tijdschrift voor het Gooi en omstreken. Vesters, P. (red), De Stelling van Amsterdam. Harnas voor de hoofdstad, Utrecht 2003 Wartena, R., ‘De buitenplaats “Demerary” bij Weesp’, Niftarlake, jaarboek 1964, 13-20 Weerts, H., P. Cleveringa & M. Gouw, 2002. De Vecht/Angstel, een riviersysteem in het veen. Grondboor & Hamer 3/4: 66-71. Wijngaarden-Bakker, L.H. van, 1988. Zoöarcheologisch onderzoek in de West-Nederlandse delta 1983-1987. In: Archeologie en oecologie van Holland tussen Rijn en Vlie, J.H.F. Bloemers (red.). Studies in Preae- en Prehistorie 2. Van Gorcum, Assen/Maastricht. Zondergeld-Hamer, A.J., Geschiedenis van Weesp, Weesp 1990

55

Bijlage 1 Catalogus van vindplaatsen

Hieronder volgt de catalogus van archeologische vindplaatsen binnen de gemeente. Hierbinnen vallen de archeologische monumentterreinen, de gebouwde rijksmonumenten in het buitengebied en de op dit moment bekende archeologische vindplaatsen. De locaties zijn weergegeven op afbeelding 9.

Catalogusnummer: 1 ARCHIS-monumentnummer: 25H-002 ARCHIS-waarnemingsnummer: 37839 Coördinaat: 133.053 / 482.382 Toponiem: Heintjesrak- en Broekerpolder Omschrijving: Kasteel Bron: ARCHIS Ouderdom: Late Middeleeuwen – Nieuwe tijd

Catalogusnummer: 2 ARCHIS-monumentnummer: 25H-003 ARCHIS-waarnemingsnummer: 48829 Coördinaat: 131.223/478.615 Toponiem: Aetsveldseweg Omschrijving: Nederzetting Bron: ARCHIS Ouderdom: Midden-IJzertijd/ Late IJzertijd

Catalogusnummer: 3 ARCHIS-monumentnummer: 25H-004 ARCHIS-waarnemingsnummer: 15207 Coördinaat: 131.492/478.201 Toponiem: Aetsveldseweg Omschrijving: Nederzetting Bron: ARCHIS Ouderdom: Midden-IJzertijd/ Late IJzertijd

Catalogusnummer: 4 ARCHIS-monumentnummer: 25H-006 ARCHIS-waarnemingsnummer: 30339 Coördinaat: 131.493/479.974 Toponiem: St. Laurenskerk Omschrijving: Kerk Bron: ARCHIS Ouderdom: Late Middeleeuwen

Catalogusnummer: 5 ARCHIS-monumentnummer: 25H-A02 Coördinaat: 133.053 / 482.382 Toponiem: Kreugerlaan Omschrijving: Kasteel Bron: ARCHIS Ouderdom: Late Middeleeuwen Opmerking: dit terrein dient te worden afgevoerd. Veldonderzoek heeft uitgewezen dat hier geen kasteel ligt

Catalogusnummer: 6 ARCHIS-monumentnummer: 25H-008 Coördinaat: 131.279/478.355 Toponiem: Aetsveldseweg Omschrijving: Nederzetting Bron: ARCHIS Ouderdom: Late IJzertijd

Catalogusnummer: 7 ARCHIS-monumentnummer: 25H-009 Coördinaat: 131.138/478.579 Toponiem: Aetsveldseweg Omschrijving: Nederzetting Bron: ARCHIS Ouderdom: Late IJzertijd

56 BO 12-113 Gemeente Amsterdam januari 2013 Bureau Monumenten & Archeologie

Catalogusnummer: 8 ARCHIS-monumentnummer: 25H-010 ARCHIS-waarnemingsnummer: 138317 Coördinaat: 131.500/478.071 Toponiem: Aetsveldseweg Omschrijving: Nederzetting Bron: ARCHIS Ouderdom: Late IJzertijd

Catalogusnummer: 9 ARCHIS-monumentnummer: 25H-025 ARCHIS-waarnemingsnummer: 15208/18609/18646/23240 Coördinaat: 131.278/479.964 Toponiem: Vesting Weesp Omschrijving: Stad Bron: ARCHIS Ouderdom: Late Middeleeuwen – Nieuwe tijd

Catalogusnummer: 10 Rijks-monumentnummer: 38644 Ligging: Korte Stammerdijk 17 Coördinaat: 130.851/480.076 Omschrijving: Wipkorenmolen Naam: ‘t Haantje Ouderdom: 1820

Catalogusnummer: 11 Rijks-monumentnummer: 38554 Ligging: Lange Muiderweg 16 Coördinaat: 132.419/480.900 Omschrijving: Boerderij Naam: Huis te Capelle Bron: Rijksmonumenten database Ouderdom: 18e eeuw

Catalogusnummer: 12 Rijks-monumentnummer: 38555 Ligging: Lange Muiderweg 30 Coördinaat: 133.082/481.221 Omschrijving: Boerderij Naam: Hoeve Veelust Bron: Rijksmonumenten database Ouderdom: 17e eeuw

Catalogusnummer: 13 Rijks-monumentnummer: 38645 Ligging: Utrechtseweg 11 Coördinaat: 131.981/479.617 Omschrijving: Industrie-/ Poldermolen Naam: De Vriendschap Bron: Rijksmonumenten database Ouderdom: 1900

Catalogusnummer: 14 Rijks-monumentnummer: 38659 Ligging: Utrechtseweg 13 Coördinaat: 132.046/479.573 Omschrijving: Onbekend, Industrie-/ Poldermolen Naam: De Osch, De Eendragt Bron: Molendatabase/ Rijksmonumenten database Ouderdom: 1664/ 1691

Catalogusnummer: 15 Rijks-monumentnummer: 38645 Ligging: s’ Gravenlandseweg 7 Coördinaat: 132.296/479.466 Omschrijving: Boerderij

57

Naam: America Bron: Rijksmonumenten database Ouderdom: onbekend

Catalogusnummer: 16 Rijks-monumentnummer: 38658 Ligging: Utrechtseweg 112 Coördinaat: 132.573/478.892 Omschrijving: Boerderij Naam: - Bron: Rijksmonumenten database Ouderdom: onbekend

Catalogusnummer: 17 Rijks-monumentnummer: 512911 Ligging: Utrechtseweg 116 Coördinaat: 132.776/478.694 Omschrijving: Boerderij Naam: - Bron: Rijksmonumenten database Ouderdom: 1883

Catalogusnummer: 18 Rijks-monumentnummer: 38503 Ligging: s’ Gravenlandseweg 39 Coördinaat: 134.089/478.872 Omschrijving: Boerderij Naam: - Bron: Rijksmonumenten database Ouderdom: 18e eeuw

Catalogusnummer: 19 Rijks-monumentnummer: 512913 Ligging: s’ Gravenlandseweg 50 Coördinaat: 134.274/478.664 Omschrijving: Boerderij Naam: De Overhoorn Bron: Rijksmonumenten database Ouderdom: 1875

Catalogusnummer: 20 Rijks-monumentnummer: 38503 Ligging: s’ Gravenlandseweg 39 Coördinaat: 134.278/478.355 Omschrijving: Boerderij Naam: - Bron: Rijksmonumenten database Ouderdom: 18e eeuw

Catalogusnummer: 21 Rijks-monumentnummer: 38499 Ligging: Gooilandseweg 7 Coördinaat: 133.752/478.278 Omschrijving: Boerderij Naam: Huis Den Bosch Bron: Rijksmonumenten database Ouderdom: 18e eeuw

Catalogusnummer: 22 Rijks-monumentnummer: 38497 Ligging: Dammerweg 4 Coördinaat: 133.271/477.822 Omschrijving: Boerderij Naam: Oudervrucht Bron: Rijksmonumenten database Ouderdom: 18e eeuw

58 BO 12-113 Gemeente Amsterdam januari 2013 Bureau Monumenten & Archeologie

Catalogusnummer: 23 Rijks-monumentnummer: 38498 Ligging: Dammerweg 10 Coördinaat: 133.480/477.234 Omschrijving: Boerderij Naam: - Bron: Rijksmonumenten database Ouderdom: 1747

Catalogusnummer: 24 Rijks-monumentnummer: 512882/512883 Ligging: Dammerweg bij 9 Type onderzoek: Uitvoerder: Coördinaat: 133.481/477.343 Omschrijving: Bomvrij militair object Naam: Groepsschuilplaats H7/H8 Bron: Rijksmonumenten database Ouderdom: 1939-1940

Catalogusnummer: 25 Rijks-monumentnummer: 512884 Ligging: s’ Gravenlandseweg Coördinaat: 133.622/477.973 Omschrijving: Bomvrij militair object Naam: Groepsschuilplaats U22 Bron: Rijksmonumenten database Ouderdom: 1939-1940

Catalogusnummer: 26 Rijks-monumentnummer: 512885 Ligging: Dammerweg bij 1 Coördinaat: 133.645/478.013 Omschrijving: Bomvrij militair object Naam: Groepsschuilplaats U23 Bron: Rijksmonumenten database Ouderdom: 1939-1940

Catalogusnummer: 27 Rijks-monumentnummer: 512886/512887/512888/512889/512891 Ligging: Gooilandseweg bij 12 Coördinaat: 135.140/477.428 Omschrijving: Bomvrij militair object Naam: Groepsschuilplaats U3/U4/U5/U6/U8 Bron: Rijksmonumenten database Ouderdom: 1939-1940

Catalogusnummer: 28 Rijks-monumentnummer: 512890 Ligging: Gooilandseweg bij 7 Coördinaat: 134.890/477.676 Omschrijving: Bomvrij militair object Naam: Groepsschuilplaats U7 Bron: Rijksmonumenten database Ouderdom: 1939-1940

Catalogusnummer: 29 Rijks-monumentnummer: 512892/512893/512894 Ligging: Gooilandseweg bij 7 Coördinaat: 133.752/478.278 Omschrijving: Bomvrij militair object Naam: Groepsschuilplaats U27/U28/U29 Bron: Rijksmonumenten database Ouderdom: 1939-1940

Catalogusnummer: 30 Rijks-monumentnummer: 512895/512896

59

Ligging: Keverdijk bij 1 Coördinaat: 134.323/478.787 Omschrijving: Bomvrij militair object Naam: Groepsschuilplaats U43/U44 Bron: Rijksmonumenten database Ouderdom: 1939-1940

Catalogusnummer: 31 Rijks-monumentnummer: 512897 Ligging: Kreugerlaan bij 7 Coördinaat: 135.324/477.372 Omschrijving: Bomvrij militair object Naam: Groepsschuilplaats U9 Bron: Rijksmonumenten database Ouderdom: 1939-1940

Catalogusnummer: 32 Rijks-monumentnummer: 512898/512899/ 512900 Ligging: Kreugerlaan bij 8 Coördinaat: 135.428/477.292 Omschrijving: Bomvrij militair object Naam: Groepsschuilplaats U10/U14/U15 Bron: Rijksmonumenten database Ouderdom: 1939-1940

Catalogusnummer: 33 Rijks-monumentnummer: 512901/512902/512903/512904 Ligging: Kreugerlaan bij 2 Coördinaat: 134.830/477.925 Omschrijving: Bomvrij militair object Naam: Groepsschuilplaats U17/U18/U20/U21 Bron: Rijksmonumenten database Ouderdom: 1939-1940

Catalogusnummer: 34 Rijks-monumentnummer: 512941 Ligging: - Coördinaat: 134.323/478.787 Omschrijving: Bomvrij militair object Naam: Voormalige mitrailleurkazemat type G Bron: Rijksmonumenten database Ouderdom: 1939-1940

Catalogusnummer: 35 Rijks-monumentnummer: 512942 Ligging: - Coördinaat: 134.367/478.467 Omschrijving: Bomvrij militair object Naam: Voormalige mitrailleurkazemat Keverdijk Bron: Rijksmonumenten database Ouderdom: 1939-1940

Catalogusnummer: 36 Rijks-monumentnummer: 512943 Ligging: - Coördinaat: 134.273/478.651 Omschrijving: Bomvrij militair object Naam: Groepsschuilplaats Bron: Rijksmonumenten database Ouderdom: 1939-1940

Catalogus nummer: 37 Rijks-monumentnummer: 38504 ARCHIS-waarnemingsnummer: 48490 Ligging: Coördinaat: 134.150/478.410 Toponiem: Fort Uitermeer

60 BO 12-113 Gemeente Amsterdam januari 2013 Bureau Monumenten & Archeologie

Omschrijving: Fort en Sluis Bron: ARCHIS Ouderdom: Nieuwe tijd

Catalogusnummer: 38 ARCHIS-waarnemingsnummer: 15026 Ligging: Coördinaat: 131.180/478.850 Toponiem: Aetsveld Type onderzoek: Uitvoerder: Omschrijving: Nederzetting Bron: ARCHIS Ouderdom: Late Middeleeuwen A

Catalogus nummer: 39 ARCHIS-waarnemingsnummer: 22421 Ligging: Coördinaat: 130.690/481.590 Toponiem: Galgenveld Omschrijving: Galgenveld Bron: ARCHIS Ouderdom: Late Middeleeuwen B

Catalogus nummer: 40 ARCHIS-waarnemingsnummer: 33987 Ligging: Coördinaat: 131.200/478.600 Toponiem: Aetsveldseweg 4 Omschrijving: Nederzetting Bron: ARCHIS Ouderdom: Midden-IJzertijd/ Late IJzertijd

Catalogus nummer: 41 ARCHIS-waarnemingsnummer: 45320 Ligging: Coördinaat: 135.000/477.000 Toponiem: Hollandse Kade Omschrijving: Kade/ Dijk Bron: ARCHIS Ouderdom: Nieuwe tijd B

Catalogus nummer: 42 ARCHIS-waarnemingsnummer: 58656 Ligging: Coördinaat: 133.450/479.400 Toponiem: Nieuwe Keverdijksche Polder Omschrijving: Nederzetting Bron: ARCHIS Ouderdom: Laat Paleolithicum – Laat Neolithicum

Catalogus nummer: 43 ARCHIS-waarnemingsnummer: 41339 Ligging: Coördinaat: 134.443/478.229 Toponiem: Keverdamsepolder Omschrijving: Weg Bron: ARCHIS Ouderdom: Nieuwe tijd B – Nieuwe tijd C

Catalogus nummer: 44 ARCHIS-waarnemingsnummer: 415156 Ligging: Coördinaat: 131.500/479.950 Toponiem: Nieuwstraat Omschrijving: Nederzetting Bron: ARCHIS

61

Ouderdom: Late Middeleeuwen B - Nieuwe tijd

Catalogusnummer: 45 Ligging: Bij de Noordersluis Coördinaat: 129.549/478.740 Omschrijving: Wipmolen Naam: - Bron: Molendatabase Ouderdom: 1480

Catalogusnummer: 46 Ligging: Vecht o.z. Coördinaat: 132.519/480.580 Omschrijving: Wipmolen Naam: Cleyne honswyckse mole Bron: Molendatabase Ouderdom: voor 1647

Catalogusnummer: 47 Ligging: Spijkerpolder Coördinaat: 134.877/479.045 Omschrijving: Wipmolen Naam: Spijkermolen Bron: Molendatabase Ouderdom: voor 1700

Catalogusnummer: 48 Ligging: Hogeweijsenpolder Coördinaat: 134.303/480.166 Omschrijving: Molen Onbekend Naam: - Bron: Molendatabase Ouderdom: voor 1647

Catalogusnummer: 49 Ligging: Nabij de Goog Coördinaat: 134.911/480.724 Omschrijving: Wipmolen Naam: Honswijcker mole Bron: Molendatabase Ouderdom: voor 1647

Catalogusnummer: 50 Ligging: Noordelijke ringdijk Coördinaat: 130.278/479.553 Omschrijving: Molen Onbekend Naam: De geldzak Bron: Molendatabase Ouderdom: voor 1832

Catalogusnummer: 51 Ligging: Noordelijke ringdijk Coördinaat: 131.591/419.412 Omschrijving: Molen Onbekend Naam: De Bagijn Bron: Molendatabase Ouderdom: 1600

Catalogusnummer: 52 Ligging: Aan de Vecht Coördinaat: 133.267/476.945 Omschrijving: Wipmolen Naam: Heintjesrak watermolen Bron: Molendatabase Ouderdom: voor 1832

62 BO 12-113 Gemeente Amsterdam januari 2013 Bureau Monumenten & Archeologie

Catalogusnummer: 53 Ligging: Bloemendalerpolder langs de Vecht Coördinaat: 132.422/481.071 Omschrijving: Grondzeiler Naam: - Bron: Molendatabase Ouderdom: 1555

Catalogusnummer: 54 Ligging: Ten oosten van Fort Uitermeer Coördinaat: 134.706/478.136 Omschrijving: Grondzeiler Naam: Spijker watermolen Bron: Molendatabase Ouderdom: voor 1647

Catalogusnummer: 55 Ligging: s’ Gravenlandsche vaart Coördinaat: 134.625/477.979 Omschrijving: Wipmolen Naam: Broeker watermolen Bron: Molendatabase Ouderdom: voor 1832

Catalogusnummer: 56 Ligging: - Coördinaat: 131.986/479.617 Omschrijving: Stellingmolen Naam: De Vriendschap Bron: Molendatabase Ouderdom: 1695

Catalogusnummer: 57 Ligging: - Coördinaat: 132.519/480.580 Omschrijving: Wipmolen Naam: cleyne honswyckse mole Bron: Molendatabase Ouderdom: voor 1647

Catalogusnummer: 58 Ligging: Keverdijk ten noorden van Fort Uitermeer Coördinaat: 134.581/479.988 Omschrijving: Wipmolen Naam: Keverdijksche watermolen Bron: Molendatabase Ouderdom: voor 1647

Catalogusnummer: 59 Ligging: - Coördinaat: 132.120/479.521 Omschrijving: Paltrokmolen Naam: De twee gebroeders Bron: Molendatabase Ouderdom: 1835

Catalogusnummer: 60 Ligging: Heerengracht Coördinaat: 131.144/480.176 Omschrijving: Onbekend/ Stellingmolen Naam: De Vrindschap/ Het Anker Bron: Molendatabase Ouderdom: 1693/ 1779

Catalogusnummer: 61 Ligging: Bolwerk de Nieuwe Agtkant Coördinaat: 131.864/479.972

63

Omschrijving: Onbekend Naam: De nieuwe agtkant Bron: Molendatabase Ouderdom: 1671

Catalogusnummer: 62 Ligging: Smalle Weesp Coördinaat: 130.793/480.111 Omschrijving: Wipmolen Naam: Kostverloren Bron: Molendatabase Ouderdom: voor 1626

Catalogusnummer: 63 Ligging: Bastion Bakkerschans Coördinaat: 131.793/480.167 Omschrijving: Onbekend Naam: De liefde Bron: Molendatabase Ouderdom: 1626

Catalogusnummer: 64 Ligging: Buiten de Muiderpoort Coördinaat: 131.736/480.309 Omschrijving: Standardmolen Naam: De vijff sinnen/ De hoop Bron: Molendatabase Ouderdom: 1472/ 1773

Catalogusnummer: 65 Ligging: Bolwerk de Rooseboom Coördinaat: 131.787/479.700 Omschrijving: Onbekend Naam: De Rooseboom Bron: Molendatabase Ouderdom: 1597

64 BO 12-113 Gemeente Amsterdam januari 2013 Bureau Monumenten & Archeologie

Bijlage 2 Catalogus van archeologisch onderzoek

Hieronder volgt de catalogus van het uitgevoerde archeologisch onderzoek binnen de gemeente Weesp naast onderzoek uitgevoerd in het kader van de AMZ-cyclus zijn hierin ook overige relevante onderzoeken opgenomen. De vermelde coördinaten betreffen centrumcoördinaten van het onderzochte gebied. De onderzoekslocaties zijn afgebeeld op afbeelding X. De literatuurverwijzingen zijn opgenomen in een tabel achterin de bijlage.

Onderzoeksnummer: 1 Literatuurnummer: 1 Coördinaten: 133.417/479.436 Toponiem: Gooiboog Type onderzoek: booronderzoek Uitvoerder: RAAP Resultaten: Minimale aanwijzingen voor archeologische vindplaatsen uit de Steentijd Catalogus nummer: 42

Onderzoeksnummer: 2 Literatuurnummer: 2 Coördinaten: 134.173/478.424 Toponiem: Fort Uitermeer Type onderzoek: proefsleuven Uitvoerder: Hollandia Resultaten: - Catalogus nummer: 37

Onderzoeksnummer: 3 Literatuurnummer: 3 Coördinaten: 133.327/479.635 Toponiem: De Gooiboog Type onderzoek: booronderzoek Uitvoerder: RAAP Resultaten: Geen archeologische vondsten Catalogus nummer: -

Onderzoeksnummer: 4 Literatuurnummer: 4 Coördinaten: 135.582/476.972 Toponiem: PWN-transportleiding Type onderzoek: booronderzoek Uitvoerder: RAAP Resultaten: Vindplaats uit de Nieuwe tijd B en Late IJzertijd Catalogus nummer: 8, 41

Onderzoeksnummer: 5 Literatuurnummer: 5 Coördinaten: 134.173/478.424 Toponiem: Fort Uitermeer Type onderzoek: opgraving Uitvoerder: Hollandia Resultaten: - Catalogus nummer: 37

Onderzoeksnummer: 6 Literatuurnummer: 6 Coördinaten: 131.461/480.328 Toponiem: Blomstraat Type onderzoek: Bureauonderzoek Uitvoerder: Cultureel Erfgoed Noord-Holland Resultaten: Geen vervolgonderzoek indien ingreep ondieper is dan 1,2 m -Mv Catalogus nummer: -

65

Onderzoeksnummer: 7 Literatuurnummer: 7 Coördinaten: 131.503/479.948 Toponiem: Nieuwstraat 37 Type onderzoek: Booronderzoek Uitvoerder: Raap Resultaten: Proefsleuven indien ingrepen dieper reiken dan 0,5 m -Mv Catalogus nummer: 44

Onderzoeksnummer: 8 Literatuurnummer: 8 Coördinaten: 131.426/479.874 Toponiem: Nieuwstad 72 Type onderzoek: Bureauonderzoek Uitvoerder: Vestigia Resultaten: Catalogus nummer: -

Onderzoeksnummer: 9 Literatuurnummer: 9 Coördinaten: 131.476/480.290 Toponiem: Blomstraat 8 Type onderzoek: Booronderzoek Uitvoerder: Jacobs&Burnier Resultaten: Ophogingspakket 19e eeuw Catalogus nummer: -

Onderzoeksnummer: 10 Literatuurnummer: 10 Coördinaten: 132.876/478.871 Toponiem: Landgoed Veldzicht Type onderzoek: Bureauonderzoek Uitvoerder: Oranjewoud Resultaten: Geen archeologisch vervolgonderzoek noodzakelijk Catalogus nummer: -

Onderzoeksnummer: 11 Literatuurnummer: 11 Coördinaten: 132.580/478.784 Toponiem: Aetsveldsepolder & Carspelhof Type onderzoek: Bureauonderzoek Uitvoerder: Vestigia Resultaten: Archeologische verwachtingskaart voor Aetsveldsepolder en specifiek voor Carspelhof Catalogus nummer: -

Onderzoeksnummer: 12 Literatuurnummer: 12 Coördinaten: 134.513/478.223 en 135.504/477.182 Toponiem: Gravelandseboesem Type onderzoek: Booronderzoek Uitvoerder: RAAP Resultaten: Geen archeologische vondsten Catalogus nummer: -

Onderzoeksnummer: 13 Literatuurnummer: 13 Coördinaten: 134.270/478.745 Toponiem: Poldergemaal Keverdijk Type onderzoek: Booronderzoek Uitvoerder: RAAP Resultaten: Geen archeologische vondsten Catalogus nummer: -

Onderzoeksnummer: 14 Literatuurnummer: 14 Coördinaten: 134.103/480.111 Toponiem: Reaalspolderweg

66 BO 12-113 Gemeente Amsterdam januari 2013 Bureau Monumenten & Archeologie

Type onderzoek: Booronderzoek Uitvoerder: Syntegra Resultaten: Geen archeologische vondsten Catalogus nummer: -

Onderzoeksnummer: 15 Literatuurnummer: 15 Coördinaten: 134.440/478.480 Toponiem: Huis ten Bosch Type onderzoek: Booronderzoek Uitvoerder: RAAP Resultaten: Geen archeologische vondsten Catalogus nummer: 21

Onderzoeksnummer: 16 Literatuurnummer: 16 Coördinaten: tracé Toponiem: N236 Type onderzoek: Booronderzoek Uitvoerder: RAAP Resultaten: Aantal zones met hoge verwachting Catalogus nummer: 21

Onderzoeksnummer: 17 Literatuurnummer: 17 Coördinaten: nvt Toponiem: Landelijk gebied oost Type onderzoek: Bureauonderzoek Uitvoerder: Oranjewoud Resultaten: Verwachtingskaart Catalogus nummer: -

Onderzoeksnummer: 18 Literatuurnummer: 18, 19 Coördinaten: 131.223/478.615 Toponiem: Aetsveldsepolder Type onderzoek: Proefsleuven Uitvoerder: Stiboka Resultaten: Nederzetting Midden IJzertijd Catalogus nummer: 2

Onderzoeksnummer: 19 Literatuurnummer: 4, 18 Coördinaten: 131.492/478.201 Toponiem: Aetsveldsepolder Type onderzoek: Booronderzoek Uitvoerder: IPP Resultaten: Nederzetting Midden IJzertijd Catalogus nummer: 3, 8

Onderzoeksnummer: 20 Literatuurnummer: 20 Coördinaten: 131.180/478.850 Toponiem: Aetsveld Type onderzoek: Archeologische begeleiding Uitvoerder: IPP Resultaten: Nederzetting Middeleeuwen Catalogus nummer: 38

Onderzoeksnummer: 21 Literatuurnummer: 21, 22 Coördinaten: 131.540/479.890 Toponiem: Jonge Convent Type onderzoek: Opgraving Uitvoerder: ROB Resultaten: Klooster Catalogus nummer: 9

67

Onderzoeksnummer: 22 Literatuurnummer: 23 Coördinaten: 130.690/481.590 Toponiem: Galgenveld Type onderzoek: Opgraving Uitvoerder: AWN afdeling Naerdincklant Resultaten: Galgenschavot Catalogus nummer: 39

Onderzoeksnummer: 23 Literatuurnummer: 24 Coördinaten: 131.590/479.910 Toponiem: Middenstraat Type onderzoek: Opgraving Uitvoerder: ROB Resultaten: Klooster Catalogus nummer: 9

Onderzoeksnummer: 24 Literatuurnummer: 25 Coördinaten: 131.470/479.970 Toponiem: St. Laurenskerk Type onderzoek: Opgraving Uitvoerder: ROB Resultaten: Kerk Catalogus nummer: 4

Onderzoeksnummer: 25 Literatuurnummer: 26 Coördinaten: ? Toponiem: Nieuwe Keverdijksche polder Type onderzoek: Archeologische begeleiding Uitvoerder: AWN Naerdincklant Resultaten: dekzandduin Catalogus nummer: -

Onderzoeksnummer: 26 Literatuurnummer: 27 Coördinaten: 131.473/480.320 Toponiem: Blomstraat 14 Type onderzoek: Bureauonderzoek en proefsleuven Uitvoerder: Oranjewoud BV Resultaten: Oever- en beddingafzettingen van de Vecht Catalogus nummer: -

Onderzoeksnummer: 27 Literatuurnummer: 28 Coördinaten: ? Toponiem: Nieuwstad 122-136 Type onderzoek: Bureauonderzoek Uitvoerder: Oranjewoud BV Resultaten: Hoge kans op acheologische resten, advies archeologische begeleiding Catalogus nummer: -

Onderzoeksnummer: 28 Literatuurnummer: 29 Coördinaten: 132.258 / 479.150 Toponiem: Utrechtseweg 31 Type onderzoek: Bureauonderzoek en boringen Uitvoerder: BAAC BV Resultaten: Verstoorde bodemopbouw, lage verwachting voor alle perioden Catalogus nummer: -

Onderzoeksnummer: 29 Literatuurnummer: 30 Coördinaten: Nvt Toponiem: Weespertrekvaart

68 BO 12-113 Gemeente Amsterdam januari 2013 Bureau Monumenten & Archeologie

Type onderzoek: Side scan sonaronderzoek Uitvoerder: ADC BV Resultaten: 12 locaties met middelhoge verwachting Catalogus nummer: -

69 BO 12-113 Gemeente Amsterdam Januari 2013 Bureau Monumenten & Archeologie

49 Onderzoekslocaties binnen de gemeente Weesp

70 BO 12-113 Gemeente Amsterdam Januari 2013 Bureau Monumenten & Archeologie

Lit-ID C-ID O-ID auteur jaar titel locatie onderzoek

1 42 1 Raemaekers, D.C.M 2000 De Gooiboog; Aanvullende Archeologische Inventarisatie Fase 2 RAAP-rapport 532 IVO-B

2 37 2 Floore, P. M. 2004 Archeologisch onderzoek in het fort uitermeer, vak weesp, groep diemerbrug, sector ouderkerk, stelling van Amsterdam Hollandia reeks 32 IVO-P

3 3 Rooij, M. 1998 De Gooiboog; Aanvullende Archeologische Inventarisatie Fase 1 RAAP-rapport 346 IVO-B

4 8, 41 4 Jager, D.H. de 1999 PWN-transportleiding Weesperkarspel-Laarderhoogt, archeologische begeleiding cultuurtechnisch onderzoek RAAP-rapport 430 IVO-B

5 37 5 Vanoverbeke, R.W. 2007 Archeologische opgraving Fort Uitermeer Hollandia reeks 160 AO

6 6 Husken, S. 2006 Bureauonderzoek naar de archeologische waarde van het plangebied Blomstraat SCENH-rapport 24 BO

7 44 7 Jordanov, M.S. 2006 Plangebied Nieuwstraat 37, gemeente Weesp; archeologisch vooronderzoek RAAP-notitie 1874 IVO-B

8 8 Diepeveen-Jansen, M. & R. Schrijvers 2006 Nieuwstad 72 te Weesp Vestigia rapport 353 BO

9 9 Burnier, C.Y. 2007 Locatie Blomstraat 8. Een inventariserend veldonderzoek STAR 146 IVO-B

10 10 Vossen, I. 2008 Bureauonderzoek ten behoeve van ontwikkeling Landgoed Veldzicht Archeologische Rapporten Oranjewoud 2008/100 BO

11 11 Eimermann, E., e.a. 2009 Aetsveldsepolder. Een bureauonderzoek ter onderbouwing van het bestemmingsplan landelijk gebied ten westen van de Vecht Vestigia rapport 603 BO

12 12 Kruif, S. de 2009 Plangebied 's Gravenlandse boezem. Archeologisch vooronderzoek RAAP-notitie 3143 IVO-B

13 13 Warning, S. 2009 Plangebied Poldergemaal Keverdijk: gemeente Weesp : archeologisch vooronderzoek RAAP-notitie IVO-B

14 14 Koeman 2010 ? Synthegra IVO-B

15 21 15 Rietkerk, M. 2005 Huis ten bosch te weesp, gemeente weesp. Archeologisch vooronderzoek RAAP-Rapport 1245 BO

16 16 Leijnse, K. 2004 Provinciale weg N236, traject Loosdrechtdreef-Noordereind; een inventariserend veldonderzoek RAAP-Rapport 1093 IVO-B

17 17 Van der Haar, L & I. Vossen 2011 Bureauonderzoek ter onderbouwing van het bestemmingsplan landelijke gebied oost en historische kern Weesp Archeologische Rapporten Oranjewoud 2011/76 BO 18, 18 2 19 Bakker, J.A. & L.H. van Wijngaarden_Bakker 1967 Aetsveldsche Polder BKNOB 66 IVO-B 18, 19 3, 8 19 Woltering, P.J. 1976 Aetsveldsche Polder HOL IVO-P

20 38 20 Guiran, A.J. 1981 Archeologische Kroniek voor Noord-Holland 1985 Kroniek voor Noord-Holland P227-8 AB

21 9 21 Woltering, P.J. 1986 Jaarverslag van de Rijksdienst voor het Oudheidkundig Bodemonderzoek JROB P139 AO

22 9 21 Woltering, P.J. 1986 Archeologische Kroniek voor Noord-Holland Holland Regionaal historisch tijdschrift 18/6 AO

23 39 22 Woltering, P.J. 1982 Jaarverslag van de Rijksdienst voor het Oudheidkundig Bodemonderzoek 1980 JROB P100 AO

24 9 23 Alders, G. P. 1991 Archeologisch onderzoek naar het jonge convent te weesp Tussen Vecht en Eem, jrg. 9-2 P52-58 AO

25 4 24 Halbertsma, H. 1977 Archeologisch nieuws. Gemeente Weesp BKNOB 76 AO

26 25 Koopman, S & A. Cruysheer 2012 Een Laat-Weichselien duin en archeologische vondsten in de Nieuwe Keverdijksche Polder Naerdinklant Special 2012-2 AB BO/ IVO- 27 26 Kapteijn, I. 2009 Inventariserend veldonderzoek aan de Blomstraat 14 te Weesp Archeologische Rapporten Oranjewoud 2009-01-22 B

28 27 Haar, L.J. van der; Vossen, I.M.J. 2012 Bureauonderzoek Nieuwstad 122-136 Weesp Archeologische Rapporten Oranjewoud 2012-04-11 BO

29 28 Kalisvaart, C.C. 2011 Weesp. Plangebied Utrechtseweg helft perceel 31 BAAC Rapport V-11.0257 BO/IVO-B

30 29 Brenk, S. van den; Boom, P.; Waldus, W.B. 2008 Inventariserend veldonderzoek (opwaterfase) Weespertrekvaart ADC rapport 2008-02-29 IVO

Lijst met uitgevoerde archeologische onderzoeken 71 BO 12-113 Gemeente Amsterdam Januari 2013 Bureau Monumenten & Archeologie

Colofon

Archeologisch Bureauonderzoek 12-113

Datum: 27 maart 2013 Status: definitief 2.0 Redactie: prof. dr. J. Gawronski Tekst: drs. K. Leijnse, dr. H. Euwe Cartografie: drs. S. IJzerman, drs. K. Leijnse, drs. J. van den Dijssel

Onderhavig onderzoek was slechts mogelijk door de bereidwillige medewerking van diverse personen en instanties. Dank gaat uit naar dhr. A. Cruysheer en Mevr. M. Kroon van de AWN Naerdincklant – Archeologie Gooi en Vechtstreek voor hun hulp en het ter beschikkingstellen van informatie. Verder is dank verschuldigd aan dhr. G.H. de Boer van RAAP Archeologisch Adviesbureau voor het aanleveren van bij RAAP beschikbare onderzoeksdocumentatie over het gebied en het delen van zijn kennis over de regio.

© Bureau Monumenten & Archeologie, Gemeente Amsterdam, 2013 Postbus 10718, 1001 ES Amsterdam, 020-2514900

Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie, microfilm of op enigerlei andere wijze dan ook, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van BMA. BMA aanvaardt geen aansprakelijkheid voor eventuele schade voortvloeiend uit de toepassing van de adviezen of het gebruik van de resultaten van dit onderzoek.

72