Bijlage 2 Feitelijke Onderzoeksresultaten Landelijke Netwerkuitwerking Spoor

Total Page:16

File Type:pdf, Size:1020Kb

Bijlage 2 Feitelijke Onderzoeksresultaten Landelijke Netwerkuitwerking Spoor Bijlage 2 Feitelijke onderzoeksresultaten Landelijke Netwerkuitwerking Spoor Foto Arthur Scheltes Van Kernteam Landelijke Netwerkuitwerking Spoor (ProRail, NS, FMN, IenW) Kenmerk 201210-KT-02a - c Versie 1.0 Datum 10 december 2020 Bestand Feitelijke onderzoeksresultaten Landelijke Netwerkuitwerking Spoor Status Definitief Overzicht bijlagen LNS 2040 Hieronder volgt een overzicht van de documenten die in deze bijlage zijn opgenomen en zijn benoemd als bijlagen bij de eindrapportage Landelijke Netwerkuitwerking Spoor (LNS) Feitelijke onderzoeksresultaten In deze bijlage is een uitgebreide beschrijving van de onderzoeksresultaten opgenomen. Deze bijlage valt uiteen in drie onderdelen: a) Beschrijving van de feitelijke onderzoeksresultaten per cluster. b) Bevindingen over ‘internationaal reizigersvervoer’. Een verdieping en advies van het expertteam Internationaal. c) Preverkenning inframaatregelen en kosten. Eindrapportage LNS Feitelijke onderzoeksresultaten Landelijke Netwerkuitwerking Spoor (Definitief, 10 december 2020) 2/2 Feitelijke onderzoeksresultaten per cluster Bijlage 2a bij Eindrapportage Landelijke Netwerkuitwerking Spoor 2040 Toekomstbeeld OV Foto: Arthur Scheltes Van Kernteam Landelijke Netwerkuitwerking Spoor (ProRail, NS, FMN, IenW) Auteur Kenmerk 201210-KT-02a Versie 1.0 Datum 10 december 2020 Bestand Feitelijke onderzoeksresultaten per cluster (bijlage 2a bij Eindrapportage LNS) Status Definitief Inhoudsopgave 1 Feitelijke onderzoeksresultaten per cluster 3 1.1 1.1 Inleiding 3 1.2 1.2 Leeswijzer 3 2 Overzicht deelgebieden en clusters 4 1 Noordelijke lijnen 6 2 Leeuwarden / Groningen – Zwolle – Amersfoort / Lelystad 18 3 Vechtdallijnen 40 4 Amsterdam – Zwolle / Amersfoort – Twente / Berlijn 49 5 IJssellijn en Twentekanaallijn 69 6 Sprinters stadsregio Arnhem – Nijmegen 77 7 Valleilijn 86 8 Utrecht – Amersfoort / Baarn 98 9 Utrecht – Almere 104 10 Utrecht – Arnhem – Nijmegen (/ Keulen) 118 11 Amsterdam – Alkmaar / Hoorn (e.v.) 136 12 Den Haag – Leiden – Haarlem / Amsterdam / Schiphol 148 13 Amsterdam – Schiphol 161 14 Amsterdam – Almere 174 15 Amsterdam – Utrecht 192 16 Den Haag / Rotterdam / Leiden – Utrecht 207 17 HSL (Amsterdam – Rotterdam – Breda / Antwerpen) 222 18 Den Haag – Rotterdam – Dordrecht 232 19 Vlissingen – Roosendaal – Dordrecht / Breda 243 20 Utrecht / Nijmegen – Eindhoven / Breda 255 21 MerwedeLingeLijn 275 22 Eindhoven – Breda – Dordrecht 279 23 Eindhoven – Venlo – Düsseldorf 293 24 Eindhoven / Nijmegen – Maastricht / Heerlen 300 25 Luik – Maastricht – Heerlen – Aken 322 26 Goederen 328 Bijlage 2a – Feitelijke onderzoeksresultaten per cluster (Bijlage bij Eindrapportage LNS, 10 december 2020) 2/346 1 Feitelijke onderzoeksresultaten per cluster 1.1 Inleiding Rijk, ProRail, regio’s en vervoerders werken gezamenlijk aan het programma Toekomstbeeld OV. Doel is vanuit een gemeenschappelijke visie op het openbaar vervoer in Nederland voor het jaar 2040 te komen tot een concrete ontwikkelagenda waarover eind 2020 wordt besloten. Binnen dat programma speelt de landelijke netwerkuitwerking een belangrijke rol. Eind 2018 is de studie ‘Toekomstbeeld OV – Lange Termijn Netwerkuitwerkingen’ opgeleverd. Hierin zijn verschillende lange termijn OV-netwerkuitwerkingen opgesteld en onderzocht. De ontwikkelrichtingen die uit die Netwerkuitwerking volgden, zijn opgenomen in de Contouren van het Toekomstbeeld OV die in februari 2019 door de Staatssecretaris is gepresenteerd. De Contouren beschrijven de ambitie van Rijk, ProRail, regio’s en vervoerders voor het openbaar vervoer 2040. Volgende stap is het concretiseren van deze ambitie. Belangrijk onderdeel daarin is de Landelijke Netwerkuitwerking Spoor (LNS). 1.2 Leeswijzer In voorliggend document zijn de feitelijke onderzoeksresultaten per cluster van bouwstenen beschreven. Daarmee is deze bijlage belangrijke achtergrondinformatie bij bijlage 1, de samenvattende informatie van de onderzochte bouwstenen. Deze 26 clusters zijn geografisch ingedeeld. Per cluster wordt er op twee hoofdonderdelen gerapporteerd: algemene informatie van het deelgebied en resultaten (per bouwsteen) van de modelanalyses. De bouwstenen zijn uitgewerkt in 4 landelijke netwerkmodellen. Deze modellen zijn op een aantal aspecten beoordeeld. Vervolgens zijn de effecten vanuit deze landelijke modellen weer zo goed als mogelijk toegedeeld aan de bouwstenen. Vanwege de netwerksamenhang tusesn bouwstenen is deze toedeling niet altijd eenduidig. De algemene informatie over het cluster geeft inzicht in de bovenliggende doelen uit de Contourennota en de toedeling van de bouwstenen aan de rekennetwerken. Het effect op het internationale treinverkeer, effecten op goederenvervoer en raakvlakken met Ketens en Knopen en BTM (bus, tram, metro) zijn eveneens benoemd. De logistieke experts geven hierna een globale beschouwing van de resultaten van alle bouwstenen in het cluster en benoemen daarnaast ook optimalisatiemogelijkheden. Het tweede hoofdonderdeel van elk cluster gaat vervolgens in op de resultaten van de capaciteitsanalyse, bereikbaarheid van topmagneten, OV- ontsluiting van nieuwbouw en inframaatregelen en kosten (in kostencategorieën). Per geografisch cluster zijn de maatregelen per netwerk weergegeven. Vervolgens is in een samenvattende tabel daaronder de inschatting gegeven van benodigde infrakosten per bouwsteen (weergegeven in kostencategorieën, excl. BTW en overige maatregelen). De inschattingen voor effect van de bouwsteen op de exploitatie en observaties van veranderingen in vervoerwaarde (in-/uitstappers en baanvakbelasting) volgen daarna. Tot slot is er een expertoordeel van robuustheid en flexibiliteit van de bouwsteen opgenomen. Resultaten zijn visueel onderbouwd door middel van lijnvoeringskaarten en netwerkplots. Voor verdere onderbouwing van inframaatregelen en kosten wordt verwezen naar bijlage 2c van de Eindrapportage LNS. NB: de informatie binnen de Landelijke Netwerkuitwerking Spoor en binnen deze bijlage zijn met de grootst mogelijke zorgvuldigheid samengesteld. Desondanks kan niet gegarandeerd worden dat deze vrij is van fouten of onvolkomenheden. Bijlage 2a – Feitelijke onderzoeksresultaten per cluster (Bijlage bij Eindrapportage LNS, 10 december 2020) 3/346 2 Overzicht deelgebieden en clusters Onderstaande figuur geeft een overzicht van de verschillende deelgebieden die op een factsheet worden gepresenteerd. Bijlage 2a – Feitelijke onderzoeksresultaten per cluster (Bijlage bij Eindrapportage LNS, 10 december 2020) 4/346 Nr. Cluster 1 Noordelijke Lijnen 2 Leeuwarden / Groningen - Zwolle - Amersfoort + Lelylijn 3 Vechtdallijnen 4 Twente - Zwolle / Amersfoort - Amsterdam 5 IJssellijn + Twentekanaallijn 6 Sprinters stadsregio Arnhem - Nijmegen 7 Valleilijn 8 Utrecht - Amersfoort 9 Utrecht - Almere 10 Utrecht - Arnhem - Nijmegen / Keulen (e.v.) 11 Amsterdam - Alkmaar / Hoorn (e.v.) 12 Den Haag - Leiden - Haarlem / Schiphol 13 Amsterdam - Schiphol 14 Amsterdam - Almere 15 Amsterdam - Utrecht 16 Middennet (Utrecht - Den Haag / Rotterdam / Leiden + binnendoor) 17 HSL (Amsterdam – Rotterdam – Breda / Antwerpen) 18 Den Haag - Rotterdam - Dordrecht 19 Vlissingen - Roosendaal - Dordrecht / Breda 20 Utrecht / Nijmegen - Eindhoven / Breda 21 MerwedeLingeLijn 22 Eindhoven - Breda - Dordrecht 23 Eindhoven - Venlo - Düsseldorf 24 Eindhoven / Nijmegen - Maastricht / Heerlen 25 Luik - Maastricht - Heerlen - Aken 26 Goederen Bijlage 2a – Feitelijke onderzoeksresultaten per cluster (Bijlage bij Eindrapportage LNS, 10 december 2020) 5/346 1 Noordelijke lijnen Bouwstenen 1. Groningen – Bremen, Wunderline 2. IC Groningen – Leeuwarden 3. S-Baan Groningen – Zernike (incl. Assen) 4. S-Baan Groningen – Zernike 0. Algemene informatie deelgebied Toelichting Binnen de Noordelijke Lijnen wordt versterking van de verbinding tussen de regionale kerngebieden Groningen en Leeuwarden onderzocht. Daarnaast wordt versterking van het spoornetwerk rondom Groningen onderzocht, met o.a. een spooraansluiting Zernike t.b.v. het reduceren van NMCA-busknelpunten. Ook wordt een IC- verbinding naar Bremen onderzocht ter versterking van de kort grensoverschrijdende verbinding. Bovenliggende doelen / hypothese per bouwsteen Bouwsteen Bovenliggende doelen / hypotheses Groningen - Bremen, Wunderline - Verbinden en versterken grensregio’s - Regionale centra en middelgrote steden blijven verbinden / versterken van lokale en regionale HOV- netwerken. IC Groningen - Leeuwarden - Regionale centra en middelgrote steden blijven verbinden / versterken van lokale en regionale HOV- netwerken S-Baan Groningen - Zernike (incl. Assen) - Vergroten capaciteit bij verwachte capaciteits- /kwaliteitsknelpunten - Versterken en integreren van OV in stedelijke gebieden - Regionale centra en middelgrote steden blijven verbinden / versterken van lokale en regionale HOV- netwerken S-Baan Groningen - Zernike - Vergroten capaciteit bij verwachte capaciteits- /kwaliteitsknelpunten - Versterken en integreren van OV in stedelijke gebieden - Regionale centra en middelgrote steden blijven verbinden / versterken van lokale en regionale HOV- netwerken Toedeling aan rekennetwerk en invulling bouwstenen1 Bouwsteen WNW NA1 NA2 NA3 Overig Groningen - Bremen, Wunderline X IC Groningen - Leeuwarden X S-Baan Groningen - Zernike (incl. Assen) X S-Baan Groningen - Zernike X 1 Het komt voor dat bouwstenen in meerdere rekennetwerken zijn opgenomen (bv. WNW en NA). In die gevallen is alleen het WNW ingevuld. Bijlage 2a – Feitelijke onderzoeksresultaten per cluster (Bijlage bij Eindrapportage LNS, 10 december 2020) 6/346 Bouwsteen Invulling bouwsteen in rekenmodel
Recommended publications
  • Performance Comparison Between the Dutch and European Signalling System at Bottlenecks
    Performance comparison between the Dutch and European signalling system at bottlenecks Final report Graduation Thesis Nico Huurman, January 2013 Performance comparison between the Dutch and European signalling system at bottlenecks Graduation Thesis MSc in Civil Engineering Student Name: Nico (N.T.J.) Huurman Student number: 1275437 E-mail: [email protected] University Delft University of Technology (Technische Universiteit Delft) Faculty of Civil Engineering and Geosciences Department of Transport & Planning Company ARCADIS Nederland BV Divisie Mobiliteit Marktgroep Rail Team Railverkeerstechniek Graduation committee Prof. dr. ir. Bart (B.) van Arem TU Delft, Faculty of Civil Engineering and Geosciences, Department Transport & Planning Prof. dr. ir. Rolf (R.P.B.J.) Dollevoet TU Delft, Faculty of Civil Engineering and Geosciences, Section Road & Railway Engineering Dr. Rob (R.M.P.) Goverde TU Delft, Faculty of Civil Engineering and Geosciences, Department Transport & Planning Prof.Dr.-Ing. Ingo (I.A.) Hansen TU Delft, Faculty of Civil Engineering and Geosciences, Department Transport & Planning Ing. Rikus (H.) Koops Arcadis, Adviseur/Specialist Railverkeerstechniek & Railverkeerskunde Ir. Paul (P.B.L.) Wiggenraad TU Delft, Faculty of Civil Engineering and Geosciences, Department Transport & Planning ii Preface This document sketches the results of my graduation thesis research on the comparison of minimum headway times at bottleneck situations between the Dutch and the European train protection system. The aim of this MSc thesis research is to compare the found headway times for the current NS’54 block system with ATB-EG train protection and the ETCS L2 train protection system. The research will search for improved positioning of signals and block limit for both systems to enable a smaller time headway at common conflict points.
    [Show full text]
  • Planstudie Schiphol-Amsterdam-Almere Trajectnotitie A6 Almere
    Planstudie Schiphol-Amsterdam-Almere Trajectnotitie A6 Almere In opdracht van: Rijkswaterstaat Opgesteld door: Grontmij Nederland bv De Bilt, 26 januari 2007 Pagina 2 van 26 Inhoudsopgave 1 INLEIDING .......................................................................................................................................4 1.1 AANLEIDING TOT HET ONDERZOEK ..............................................................................................4 1.2 AL VERRICHT ONDERZOEK ...........................................................................................................4 1.3 GENOMEN BESLUITEN ..................................................................................................................4 1.4 DOELSTELLING ............................................................................................................................6 1.5 LEESWIJZER .................................................................................................................................7 2 VARIANTEN.....................................................................................................................................8 2.1 INLEIDING ....................................................................................................................................8 2.2 FUNCTIE VAN DE A6 IN HISTORISCH PERSPECTIEF ........................................................................8 2.3 VARIANTEN ...............................................................................................................................10
    [Show full text]
  • 834 54Mer Bijlb Deel2.Pdf
    Inrichting integraal alternatief III 5 Tot de kruising met het Drontermeer volgt het inte­ In dit hoofdstuk wordt achtereenvolgens ingegaan grale alternatief III (zie figuur 4.1) hetzelfde tracé op: als de integrale alternatieven I en II. Eveneens als — het tracé bij alternatief I en II kruist het alternatief III het — de hoogteligging van de alternatieven Drontermeer ter hoogte van het eiland Reve, dit — de kruisende infrastructuur en de stations gebeurt echter iets noordelijker dan bij de alterna­ — de uitvoering van de kruising van het Drontermeer. tieven I en II. Voor een beschrijving van het tracé in het nieuwe land (inclusief de passage van het 4.1 Het tracé Drontermeer) wordt dan ook verwezen naar de Vanaf de kruising met het Drontermeer buigt het beschrijving van de integrale alternatieven I en II spoor eerst in noordoostelijke richting af om gelijk in hoofdstuk 3. In dit hoofdstuk komt alleen het daarna met een boog om het natuurgebied De Enk deel ten oosten van de kruising met het Dronter­ heen naar het zuidoosten af te buigen om zo met de meer aan de orde. N50 te bundelen. Uitgangspunt bij deze boog is dat het natuurgebied De Enk zoveel mogelijk ontzien Bij het ontwerp van dit alternatief zijn de volgende moet worden. Daarom is bij deze boog de minimale aspecten bepalend: boogstraal toegepast (2.500 m). Een boog met een 1 een nieuwe stations locatie ten oosten van de N50 grotere boogstraal zou betekenen dat het spoor zo dicht mogelijk bij Kampen dichter bij het natuurgebied komt. 2 het ontzien van het natuurgebied de Enk Om de doorsnijding van de bestaande structuren zoveel mogelijk te beperken, wordt vanaf km 95,0 3 bundeling met de N50 tot aan km 91,0 het spoor strak gebundeld met de N50 waarbij rekening gehouden wordt met mogelij­ 4 een nieuwe spoorbrug over de IJssel ke uitbreiding van de N50 naar twee maal twee rij­ stroken.
    [Show full text]
  • EINDRAPPORTAGE November 2003
    Bemiddeling door Hans Hillen in het kader van het Regionaal Economisch Stimuleringsprogramma Postbus 251 1400 AG BUSSUM tel.: 035 - 69 26 414 www.gooisewegen.nl EINDRAPPORTAGE november 2003 INHOUD Hoofdstuk 1 Conclusies en aanbevelingen 3 a Hier moet men het mee doen 3 b Superwethouder 3 c Dudok II 4 d Bestuurlijk draagvlak 6 e Financieel draagvlak 7 f Twintig actiepunten 7 g Procedure 9 Hoofdstuk 2 Het bemiddelingstraject 10 a Inleiding 10 b Aanleiding tot de bemiddeling 10 c Opdracht 12 d Plan van aanpak 13 e Kritische succesfactoren 14 Hoofdstuk 3 Bevindingen 15 a Goede samenwerking en sfeer 15 b Andere externe partijen 15 c Betrokkenheid van burgers en bedrijven 16 Hoofdstuk 4 De regio het Gooi 18 a Henri Polak 18 b Regionale samenwerking 19 c De politiek heeft beperkingen 20 d Het tunnelplan 21 e Dudok en superwethouder 21 f Belang Mediasector 22 g De media naar elders 23 h Wij horen bij elkaar 24 Hoofdstuk 5 De infrastructuur en de ruimte 26 a Achtergebleven wegennet en teruglopend openbaar vervoer 26 b Natuur en Landschap 27 Hoofdstuk 6 Inbrengen 28 a Consultaties 28 b Website www.gooischewegen.nl 29 Hoofdstuk 7 Voorstellen 32 a Fiets 32 b Openbaar vervoer 32 c Vervoersmanagement 34 d Bovenregionale automobiliteit 35 e Afgewezen regionale alternatieven 36 f Gekozen variant voor de auto 37 Hoofdstuk 8 Slot 39 2 Hoofdstuk 1. Conclusies en aanbevelingen a. Hier moet men het mee doen Het is een illusie te denken dat de groeiende verkeersproblematiek in het Gooi, en zeker die bij en in Hilversum, nog steeds is op te lossen of zelfs maar is op te vangen binnen de bestaande wegenstructuur.
    [Show full text]
  • Thesis Vincent Verheggen | Colophon
    Thesis Vincent Verheggen | Colophon i Thesis Vincent Verheggen | Colophon About the title of this thesis: ‘Seeing is believing’ Seeing is believing is an idiom that was first recorded in 1639 by John Clarke in a collection of proverbs for schoolchildren (Oxford University press, 2016). It means ‘only visual evidence is convincing’. The essence of this idiom goes back to St. Thomas`s claim to Christ whereupon the later responded that there were those who had not seen but believed. Seen evidence however can be easily and correctly interpreted (Rohrer, 2000). About the illustration on the front page: The illustration on the front page is based on an illustration made by Sergey Nivens © and is purchased from https://stock.adobe.com (#47136756) ii Thesis Vincent Verheggen | Colophon Colophon Seeing is Believing Capturing functional product requirements with Augmented Reality within Dutch mega transport projects Name: V.T.J. (Vincent) Verheggen Student number: 4032810 Email: [email protected] University: Delft University of Technology Faculty: Faculty of Civil Engineering & Geosciences MSc Program: Construction Management & Engineering Location: Delft Date: Oktober 2016 Graduation Committee Chairman Prof.dr.ir. M.J.C.M. Hertogh TU Delft, Civil Engineering First Supervisor Dr.ir. G.A. van Nederveen TU Delft, Civil Engineering & Geosciences Second Supervisor Dr. S.G. Lukosch TU Delft, Technology, Policy and Management Company Supervisor Ir. K.J. Oijevaar PDEng ASEP HOCHTIEF Infrastructure Benelux Company Supervisor Ir. D. Postma HOCHTIEF Infrastructure Benelux Visitor address Visitor address Stevinweg 1 Eekholt 42 2628 CN Delft 1112 XH Diemen iii Thesis Vincent Verheggen | Colophon iv Thesis Vincent Verheggen | Preface Preface This thesis is the result of my graduation research, which I carried out to complete the master in ‘Construction Management and Engineering’ (CME) at Delft University of Technology.
    [Show full text]
  • Tussenrapportage 2E Fase Planstudie OV SAAL
    Tussenrapportage 2e fase Planstudie OV SAAL CONCEPT versie 0.7 26 november 2008 Tussenrapportage 2e fase Planstudie OV SAAL CONCEPT versie 0.7 26 november 2008 Inhoudsopgave . 1. Inleiding 4 1.1 Aanleiding 4 1.2 Kabinetsbesluit maart 2008 4 1.3 Doel tussenrapportage 6 1.4 Korte samenvatting hoofdpunten 6 2. Planstudie korte termijn pakket 8 2.1 Beschrijving korte termijn pakket en procedure 8 2.2 Zuidtak: hoofdlijnennotitie en voorkeur 9 2.3 Volledige 4-sporigheid op de Flevolijn in Almere 11 2.3.1. Vervoeranalyse 12 2.3.2. Maatschappelijk kosten-batenanalyse (KBA) 13 2.4 Stand van zaken Herstelplan Spoor Fase 2 14 2.4.1. Vechtbrug 14 2.4.2. Almere Poort 18 2.5 Mijlpalen en planning 19 3. Onderzoek middellange termijn 20 3.1 Stand van zaken 20 3.2 Mijlpalen en planning 21 4. Verkenning lange termijn 22 4.1 Knelpunten en ambities op de lange termijn 22 4.1.1. Ruimtelijke ontwikkelingen 22 4.1.2. Probleemanalyse 22 4.2 OV opgaven op de lange termijn 23 4.3 Scope OV SAAL lange termijn 24 4.4 Van opgaven naar oplossingsrichtingen 25 4.5 8 kansrijke oplossingsrichtingen beschouwd 28 4.5.1. Benutten bestaande spoorcorridor 28 4.5.2. Creëren nieuwe OV corridor 29 4.5.3. Maatwerk aan de oost- en westkant van de corridor 33 4.5.4. Losse pakketonderdelen en gelijkvloerse oplossingen 35 4.6 Beoordelingskader maatregelpakketten 37 4.7 Resultaten beoordeling maatregelpakketten 37 4.8 Resultaten beoordeling pakketonderdelen 41 4.9 Conclusies 41 4.10 Mijlpalen en planning 43 5.
    [Show full text]
  • MKBA RRAAM Rijk-Regioprogramma Amsterdam - Almere - Markermeer
    MKBA RRAAM Rijk-Regioprogramma Amsterdam - Almere - Markermeer SAMENVATTING EINDRAPPORT Opdrachtgever: Ministerie van Infrastructuur en Milieu Rotterdam, 22 oktober 2012 MKBA RRAAM Rijk-Regioprogramma Amsterdam - Almere - Markermeer SAMENVATTING EINDRAPPORT Opdrachtgever: Ministerie van Infrastructuur en Milieu Wim Spit Gerard Achterberg Michel Briene Walter Hulsker Bas Scholten Linette de Swart Jenny Verheijen Koen Vervoort Manfred Wienhoven Rotterdam, 22 oktober 2012 Samenvatting Achtergrond Rijksstructuurvisie Amsterdam-Almere-Markermeer Rijk en regio streven er naar de internationale concurrentiepositie van de Noordelijke Randstad te verbeteren, zodat de regio toegroeit naar een duurzame en concurrerende Europese top-regio1. In het kader van dit streven zijn drie deelproblemen benoemd: de grote behoefte aan woningen (zowel kwantitatief, als kwalitatief) in de Noordelijke Randstad; de eenzijdige oriëntatie van de stad Almere, capaciteitsknelpunten op de weg en het spoor van en naar Almere, en een voorzieningenniveau dat achterblijft bij de omvang van de groeiende stad; het verslechterde ecologisch systeem van het Markermeer-IJmeer, met een lage kwaliteit, een geringe biodiversiteit en, mede daardoor, beperkte recreatiemogelijkheden. Rijk en regio willen deze problemen samen aanpakken. In dit kader heeft het kabinet in de RAAM- brief van november 2009 een principebesluit genomen tot een drievoudige ambitie voor de verdere ontwikkeling van de regio, als een van de belangrijke locaties om in de toekomstige woningbehoefte van de Noordelijke Randstad te voorzien. De drievoudige ambitie bestaat uit: de ontwikkeling van Almere als sociaal, economisch en ecologisch duurzame stad, die met 60.000 woningen is gegroeid; het realiseren van de bijbehorende ontsluiting; en het realiseren van een Toekomst Bestendig Ecologisch Systeem in het Markermeer-IJmeer. Het kabinet gaat een Rijksstructuurvisie opstellen voor het gebied om het rijks- en ruimtelijk beleid voor deze regio te borgen, en te zorgen voor een financieel en planologisch kader.
    [Show full text]
  • Annual Report 2015
    HomeHome AtAt a glance a glance StrategicStrategic objectives objectives RiskRisk management management FinancialFinancial results results ReportReport by sector by sector AbridgedAbridged financial financial statements statements OverviewOverview of Groupof Group companies companies Annual report 2015 VolkerWessels is the trading name of Koninklijke Volker Wessels Stevin nv Begin hier HomeHome AtAt a glance a glance StrategicStrategic objectives objectives RiskRisk management management FinancialFinancial results results ReportReport by sector by sector AbridgedAbridged financial financial statements statements OverviewOverview of Groupof Group companies companies Through smart phasing and standardisation, the shell of the land tunnel in the Delft-Schiedam section of the A4 was ready just over one year after the start. The tunnel, which is more than 2 kilometres long, consists of 50 tunnel sections with a length of 40 metres each, to which 10,580 tons of concreet was applied. More information on this project is provided on page 42. HomeHome AtAt a glance a glance StrategicStrategic objectives objectives RiskRisk management management FinancialFinancial results results ReportReport by sector by sector AbridgedAbridged financial financial statements statements OverviewOverview of Groupof Group companies companies Table of contents Report of the Board of Management Risk management 22 Abridged financial statements 52 Contents 3 Risk management philosophy 23 Profile, activities and markets 4 Risk appetite 23 Overview of group companies 85
    [Show full text]
  • Introducing Spitsmijden – Experiments with Peak Avoidance Incentives in the Netherlands
    Introducing Spitsmijden – Experiments with peak avoidance incentives in the Netherlands Executive Summary The aim of this paper is to review peak hour avoidance incentives in the Netherlands, which are collectively referred to as the “spitsmijden” experiments. Locations of these experiments are illustrated in Figure 1. Figure 1: Locations of spitsmijden experiments in the Netherlands (extracted from Bliemer et al (2010)) In these experiments, financial incentives of between 2 to 7 Euros per day were offered to selected travellers if they avoided travelling at peak times. Initial results suggest the incentives have had a major effect on travel behaviour, with approximately 20‐50% of participants either changing their departure time, switching routes, or shifting to another transport mode. In addition to their effectiveness, the voluntary nature of peak avoidance incentives means they are more positively received than traditional road pricing schemes, which use negative price signals to achieve the same outcomes. Peak avoidance incentives do suffer from several drawbacks, of which the most important is the likelihood that induced demand will, in the long run, neutralise de‐congestion benefits. Peak avoidance incentives also have negative impacts on public finances – raising the question of how they are to be funded. In our opinion, peak hour incentives have extremely high potential when used to manage localised instances of non‐recurring congestion – such as that associated with road works, large events, and seasonal patterns. Lessons from the spitsmijden experiments have implications that extend beyond just road congestion. Similar, targeted incentives could, for example, be offered to encourage peak spreading from public transport users. The remainder of this article is structure as follows: First we provide a background to the concept of peak avoidance incentives; second we summarise and interpret key results from the spitsmijden experiments; and finally we identify potential issues with peak avoidance incentives.
    [Show full text]
  • Markov Processes for Maintenance Optimization of Civil Infrastructure In
    Cite this document as: M.J. Kallen. Markov processes for maintenance optimization of civil infra- structure in the Netherlands. Ph.D. thesis, Delft University of Technology, Delft, 2007. BibTEX entry: @phdthesis{kallen2007phd, author = {Kallen, M. J.}, title = {Markov processes for maintenance optimization of civil infrastructure in the Netherlands}, year = {2007}, school = {Delft University of Technology}, address = {Delft, Netherlands}, ISBN = {978-90-770051-29-0} } MARKOVPROCESSESFOR MAINTENANCEOPTIMIZATIONOFCIVIL INFRASTRUCTUREINTHENETHERLANDS M.J. Kallen MARKOVPROCESSESFOR MAINTENANCEOPTIMIZATIONOFCIVIL INFRASTRUCTUREINTHENETHERLANDS Proefschrift ter verkrijging van de graad van doctor aan de Technische Universiteit Delft, op gezag van de Rector Magnificus prof. dr. ir. Jacob Fokkema, voorzitter van het College voor Promoties, in het openbaar te verdedigen op dinsdag 4 december 2007 om 10.00 uur door Maarten-Jan KALLEN wiskundig ingenieur geboren te Creve Coeur, Verenigde Staten van Amerika. Dit proefschrift is goedgekeurd door de promotor: Prof. dr. ir. J.M. van Noortwijk Samenstelling promotiecommissie: Rector Magnificus, Voorzitter Prof. dr. ir. J.M. van Noortwijk, Technische Universiteit Delft, promotor Prof. dr. D.M. Frangopol, Lehigh University Prof. dr. A. Grall, Université de Technologie de Troyes Prof. dr. ir. R. Dekker, Erasmus Universiteit Rotterdam Prof. dr. T.A. Mazzuchi, George Washington University Prof. dr. ir. G. Jongbloed, Technische Universiteit Delft Dr. ir. A. van Beek, Vereniging van Ondernemingen van Betonmortelfabrikanten in Nederland Prof. dr. R.M. Cooke, Technische Universiteit Delft, reservelid Dit proefschrift is tot stand gekomen met ondersteuning van de Bouw- dienst Rijkswaterstaat, HKV Lijn in water en de faculteit Electrotechniek, Wiskunde en Informatica van de Technische Universiteit Delft. ISBN 978–90–770051–29–0 Copyright C 2007 by M.J.
    [Show full text]
  • Onteigening in De Gemeenten Weesp En Muiden
    VW Onteigening in de gemeenten Weesp en Muiden Aanleg Gooiboog de onroerende zaken met de grond- 14. de heer J.J. Beukeboom, eigenaar plannummers 5081, 5082 en 5085; van de onroerende zaak met grond- Besluit van 3 mei 2000, nr. 00.002879 plannummer 1046. houdende aanwijzing van onroerende de heer W. Nagel namens: zaken ter onteigening ten algemenen 2. mevrouw C. de Vries, eigenaresse Overwegingen nutte van de onroerende zaken met de Ingevolge artikel 72a van de onteige- grondplannummers 1067, 5061 en ningswet kan, zonder voorafgaande Wij Beatrix, bij de gratie Gods, 5066 en mede-eigenaresse van de verklaring bij de wet dat het alge- Koningin der Nederlanden, Prinses onroerende zaken met de grondplan- meen nut onteigening vordert, ontei- van Oranje-Nassau, enz. enz. enz. nummers 1042 en 5044 en gening plaatsvinden onder meer ten Beschikken bij dit besluit op het ver- 3. mevrouw M.A. Ridder-Evers, behoeve van de aanleg en verbetering zoek van NS Railinfrabeheer B.V. weduwe van de heer P. Ridder van spoorwegwerken. van 30 september 1999, kenmerk Pieterszoon, kadastraal mede-eigenaar Reclamant sub 1 stelt onder nader GJZ/GOB/9911848/9930280, tot aan- van de onroerende zaken met de door hem gestelde voorwaarden wijzing van onroerende zaken ter ont- grondplannummers 1042 en 5044; bereid te zijn mee te werken aan een eigening ingevolge artikel 72a van de 4. de heer A. Mul, pachter van de tijdelijke gebruiksovereenkomst. onteigeningswet ten behoeve van de onroerende zaak met het grondplan- Voorts hebben de door deze recla- aanleg van de Gooiboog, een verbin- nummer 1042; mant geformuleerde zienswijzen ding tussen de Gooilijn en de betrekking op de volgende aspecten: Flevolijn, met bijkomende werken, in de heer Y.A.
    [Show full text]
  • Totaalplan Spoor 24 2.14 Relatie Tot De Woningbouwopgave 25
    Voorwoord De huidige klimaatmaatregelen zijn onvoldoende om de doelen van 2030 te halen laat staan een klimaatneutraal Nederland. Zeker op het gebied van mobiliteit zijn nog veel extra stappen nodig daarbij hebben we onder andere ook te maken met een stikstofcrisis en druk op de beperkte ruimte in Nederland. Een integrale aanpak van vele problemen gelijktijdig is daarbij een interessante optie. Al voor de coronacrisis waren er zorgen over het toekomstig duurzaam verdienvermogen van de Nederlandse economie wat geleid heeft tot het instellen van een nationaal groeifonds. Infrastructuur is een van de investeringsgebieden die hiervoor in aanmerking komen. In de eerste beoordelingsronde zijn voornamelijk losstaande projecten in beeld gekomen. Helaas nog geen projecten die echt zorgen voor een schaalsprong in de bereikbaarheid van vooral ook regio’s waarvan het potentieel van de economie in grote mate onderbenut is gebleven door gebrekkige bereikbaarheid. Voor toekomstige economische ontwikkeling is een samenhangend geheel van duurzame infrastructuur met goed landelijke dekking en internationale aansluiting van groot belang. Dit rapport geeft een visie op de bereikbaarheid per spoor en welke uitbreidingen nodig zijn om het spoornetwerk flink te verbeteren. Veel bestaande plannen zijn hierin verwerkt, maar ook ontbrekende schakels die nog niet of zeer weinig in beeld zijn. Daarbij wordt uitgebreid stil gestaan bij de internationale bereikbaarheid en worden ook per grensovergang de mogelijkheden besproken. Hierbij worden ook stappen benoemd die van belang zijn om te gaan onderhandelen met andere landen. Dit rapport is anders dan verruit de meeste rapporten niet opgesteld door een standaard commercieel bureau en bied daarmee een verfrissende blik op de kansen van het spoor om een mobiliteitstransitie mogelijk te maken.
    [Show full text]