<<

ECOLOGISCH ONDERZOEK RECONSTRUCTIE N34 KLIJNDIJK

Oriëntatie in het kader van de Natuurwetgeving

Rapport EM16016

In opdracht van

COLOFON

Titel: Ecologisch onderzoek reconstructie N34 Klijndijk

Subtitel: Oriëntatie in het kader van de Natuurwetgeving

Projectcode: EM16016

Status: Concept

Datum: 21 april 2016

Auteur: Ing. R. Gerritsen

Veldonderzoek: Ing. R. Gerritsen

Opdrachtgever: Roobeek Advies, Nautilusstraat 7b, 7821 AG, Emmen

© EcoMilieu ecologisch onderzoek en advies.

Bergweg 5A, 7671 TA, Vriezenveen Tel: (0523)241100, e-mail: [email protected]

EcoMilieu is niet aansprakelijk voor gevolgschade, alsmede voor schade welke voortvloeit uit toepassingen van de resultaten van werkzaamheden of andere gegevens verkregen van EcoMilieu; opdrachtgever vrijwaart EcoMilieu voor aanspraken van derden in verband met deze toepassing. Alles uit deze uitgave mag worden vermenigvuldigd of openbaar gemaakt mits onder bronvermelding:

Gerritsen, R. (2016). Ecologisch onderzoek reconstructie N34 Klijndijk; Oriëntatie in het kader van de Natuurwetgeving. Rapport EM16016. EcoMilieu ecologisch onderzoek en advies, Vriezenveen.

INHOUDSOPGAVE 1 INLEIDING ...... 1 1.1 Aanleiding ...... 1 1.2 Onderzoeksdoel en -vragen...... 1 1.3 Leeswijzer ...... 1 2 ONDERZOEKSMETHODIEK ...... 2 2.1 Algemene opzet en werkwijze ...... 2 3 PLANLOCATIE EN INGREPEN ...... 4 3.1 Planlocatie ...... 4 3.2 Beschrijving ingrepen ...... 4 4 NATUURWAARDENONDERZOEK ...... 6 4.1 Veldbezoek ...... 6 4.2 Flora ...... 6 4.3 Grondgebonden zoogdieren ...... 6 4.4 Vleermuizen ...... 7 4.5 Vogels ...... 7 4.6 Amfibieën, reptielen en vissen ...... 8 4.7 Dagvlinders, libellen en overige ongewervelde ...... 8 5 EFFECTENTOETSING FLORA- EN FAUNAWET ...... 9 5.1 Mogelijk optredende effecten ...... 9 5.2 Dagvlinders, libellen, overige ongewervelde, reptielen en vissen ...... 9 5.3 Flora ...... 9 5.4 Grondgebonden zoogdieren en amfibieën ...... 9 5.5 Vleermuizen ...... 10 5.6 Vogels ...... 11 6 CONCLUSIES EN AANBEVELINGEN ...... 12 6.1 Conclusies en aanbevelingen Flora- en faunawet ...... 12 GERAADPLEEGDE BRONNEN ...... 14 BIJLAGE I: WETTELIJK KADER ...... 17 BIJLAGE II: FOTO-IMPRESSIE PLANGEBIED...... 23

1 INLEIDING

1.1 Aanleiding In opdracht van dhr. M. Beek namens Roobeek Advies, heeft EcoMilieu ecologisch onderzoek en advies een ecologische oriëntatie Natuurwetgeving uitgevoerd inzake de onderbouwing voor ruimtelijke planvorming op locatie N34 – Slenerweg te Klijndijk, gemeente Borger-, provincie .

De Flora- en faunawet, Natuurbeschermingswet 1998 en het Natuurnetwerk Drenthe (onderdeel Nationaal Natuurnetwerk Nederland) beleid verplichten vooraf te toetsen of ruimtelijke ingrepen of activiteiten conflicteren met aanwezige beschermde plant- en diersoorten, kernkwaliteiten of instandhoudingsdoelen (wettelijke kader bijlage I). Het plangebied ligt niet in het NatuurNetwerk Drenthe en ligt op ca. 12,5 kilometer afstand van het dichstbijzijnde Natura2000 gebied ‘Elperstroomgebied’. Het plangebied valt gezien de situering en de locale aard van de ingrepen buiten de invloedsfeer, waardoor alleen een toetsing aan de Flora- en faunawet uitgevoerd dient te worden.

1.2 Onderzoeksdoel en -vragen In deze paragraaf wordt de doelstelling vertaald naar onderzoeksvragen. Het doel is middels ecologisch onderzoek na gaan of de geplande ingrepen negatieve effecten (kunnen) hebben op (potentieel) aanwezige beschermde plant- en diersoorten. Concreet komen uit de doelstelling de volgende onderzoeksvragen naar voren, die middels dit onderzoek worden beantwoordt:

. Welke beschermde plant- en diersoorten komen (potentieel) voor in of direct rond het plangebied? . Wat zijn de effecten van de geplande ingrepen op deze beschermde soorten? . Zijn de mogelijke negatieve effecten van de geplande ingrepen een overtreding van de Flora- en faunawet en kunnen mogelijk negatieve effecten worden voorkomen middels mitigerende of compenserende maatregelen?

1.3 Leeswijzer In dit hoofdstuk is beschreven hoe dit onderzoek, het uitvoeren van ecologisch onderzoek in het kader van soort- en gebiedsbescherming, tot stand is gekomen en werd de doelstelling vertaald naar onderzoeksvragen. In hoofdstuk 2 wordt de onderzoeksmethodiek besproken. In hoofdstuk 3 volgt een algemene beschrijving van het plangebied en de voorgenomen ingrepen. In hoofdstuk 4 wordt aan de hand van bronnenonderzoek, een veldbezoek en expert judgement de (potentiële) aan- of afwezigheid van beschermde soorten onderbouwd. In hoofdstuk 5 volgt de synthese van de resultaten en wordt per soortgroep bepaald of en zo ja welke negatieve effecten optreden door de geplande ingrepen op de (potentieel) aanwezige beschermde flora en fauna in het kader van de Flora- en faunawet. In hoofdstuk 6 volgen de conclusies en aanbevelingen en wordt de eventuele noodzaak aangegeven tot vervolgonderzoek. Hierna volgen de geraadpleegde bronnen en bijlagen met het wettelijk kader en een foto-impressie.

Ecologisch onderzoek reconstructie N34 Klijndijk Pagina | 1

2 ONDERZOEKSMETHODIEK

2.1 Algemene opzet en werkwijze Dit natuurwaardenonderzoek betreft een inschatting van de (potentiële) aanwezigheid van en mogelijke nadelige effecten op beschermde soorten planten en dieren in het kader van de Flora- en faunawet. Aan de hand van het veldbezoek en de geraadpleegde bronnen is op basis van expert judgement een inschatting gemaakt van het (potentieel) voorkomen van (functies van) beschermde flora en fauna in en rond het plangebied. Op basis van beschreven ingrepen is een inschatting gemaakt van te verwachten negatieve effecten op de (potentieel) aanwezige beschermde soorten en functies. De mogelijk negatieve effecten zijn getoetst aan de Flora- en faunawet. Tot slot wordt geadviseerd over de noodzaak tot het nemen van mitigerende (verzachtende of inpassings-) of compenserende maatregelen, dan wel de noodzaak tot het nemen van vervolgonderzoek. Het wettelijke kader is opgenomen in bijlage I.

Bronnenonderzoek Het bronnenonderzoek gaat uit van bestaande en beschikbare gegevens. Voor een actueel overzicht van beschermde soorten die in de regio voorkomen zijn verspreidingsgegevens van internetmedia en diverse verspreidingsatlassen van relevante soortgroepen en (jaar)verslagen van Particuliere Gegevensbeherende Organisaties (PGO’s) geraadpleegd (zie geraadpleegde bronnen).

Oriënterend terreinbezoek Het plangebied is op 22 maart 2016 bezocht. Tijdens het veldbezoek is zoveel mogelijk concrete informatie verzameld met betrekking tot de aan- of afwezigheid van beschermde soorten, met nadruk op ontheffingsplichtige soorten (zicht- en geluidswaarnemingen, sporenonderzoek naar de aanwezigheid van pootafdrukken, nesten, holen, uitwerpselen, haren, etc.). Op basis van terreinkenmerken is beoordeeld of het terrein geschikt is voor de in de regio voorkomende beschermde soorten.

Expert judgement Tijdens dit natuurwaardenonderzoek is expert judgement toegepast om de geschiktheid van het plangebied voor mogelijk voorkomende beschermde soorten te beoordelen.

Gebruikte onderzoeksinstrumenten Bij dit onderzoek zijn de volgende instrumenten gebruikt:

. verrekijker; . Ravon schepnet; . digitale fotocamera.

Ecologisch onderzoek reconstructie N34 Klijndijk Pagina | 2

Het ecologisch onderzoek om tot beantwoording te komen van de onderzoeksvragen is uitgevoerd middels volgend schematisch overzicht (figuur 1).

Onderzoeksvragen

Inventarisatiefase Bronnenonderzoek, veldbezoek en expert judgement

Analysefase Resultaten

Synthesefase Conclusie en aanbevelingen

Fig. 1: Schematische weergave onderzoeksmethodiek.

Ecologisch onderzoek reconstructie N34 Klijndijk Pagina | 3

3 PLANLOCATIE EN INGREPEN

3.1 Planlocatie Het plangebied ligt aan de Slenerweg ten zuidwesten van de bebouwde kom van Klijndijk. Het onderzoeksgebied betreft bosaanplant, bermen, taluds, (berm)sloten, slootranden, weilanden, akkers en overige beplanting gelegen rond de Slenerweg, Achterweg, Koedijkje en kruising N34 met de Slenerweg, gemeente Borger-Odoorn, provincie Drenthe (figuur 2, 3, 4 en foto-impressie bijlage II).

3.2 Beschrijving ingrepen De provincie heeft een nieuwe aansluiting van de N34 gepland ter hoogte van de Slenerweg te Klijndijk. Daarbij zijn een extra fietspad langs de Slenerweg en een paralelweg langs de N34 voor de onstluiting van en naar Emmen voorzien. De daaruit voortvloeiende ingrepen zijn de kap van een deel van de bosaanplant tussen het Koedijkje en de N34, sloten die verlegd en deels gedempt worden en wegbermen en akkerdelen die worden omgevormd. In figuur 2 wordt globaal de situering van het plangebied (rode arcering) in de regio weergegeven. In figuur 3 en 4 wordt het ontwerp van de plannen in het plangebied / onderzoeksgebied gevisualiseerd weergegeven.

Fig. 2: Globale situering plangebied versus regio (kaartbron: Google).

Ecologisch onderzoek reconstructie N34 Klijndijk Pagina | 4

Fig. 3: Visualisatie globale begrenzing onderzoekslocatie (kaartbron: prov. Drenthe).

Fig. 4: Visualisatie geplande ingrepen (kaartbron: prov. Drenthe).

Ecologisch onderzoek reconstructie N34 Klijndijk Pagina | 5

4 NATUURWAARDENONDERZOEK

In dit hoofdstuk worden de onderzochte soortengroepen beschreven die in het onderzoeksgebied en de directe omgeving zijn aangetroffen of in potentie te verwachten zijn. De relevante soorten worden kort toegelicht. Een toelichting op de beschermingsstatus binnen het wettelijke kader is gegeven in bijlage I.

4.1 Veldbezoek Tijdens het veldbezoek is voor zover mogelijk een inventarisatie uitgevoerd van de beschermde soorten binnen de Flora- en faunawet (FF-wet), met name van de zwaardere beschermde soorten (de zogeheten tabel 2 en 3 soorten). In onderstaande tabel zijn de tijdstippen en de waarnemingscondities van het uitgevoerde veldbezoek weergegeven.

Waarnemingscondities veldbezoek

Datum Begintijd Eindtijd Weersomstandigheden 22 maart 2016 10:30 14:00 Wind NNW (1B.), bewolking 8/8, droog, 6 °C

4.2 Flora In betreffende onderzoekslocatie zijn de volgende biotopen (CBS, 2005) aangetroffen:

. 170: Houtwallen, kaden, windsingels e.d.; . 178: Bomenrijen; . 194: Nieuwe bosaanplant of voormalige cultuurgronden; . 410: Graslanden; . 421: Grootschalig akkerland; . 611: Verharde wegen met berm; . 751: Sloten . 754: Slootkanten; . 755: Greppels; . 757: Bermsloten en -greppels

In en rond de onderzoekslocatie zijn met name plantensoorten aangetroffen van eutrofe standplaatsen. Aangetroffen soorten zijn o.a.: grote brandnetel, rode klaver, veldzuring, ridderzuring, krulzuring, hondsdraf, smalle weegbree, jacobskruiskruid, fluitenkruid, boerenwormkruid, pitrus, grote waterranonkel, callitriche spec., gewone engelwortel, gewoon speenkruid, zomereik, meidoorn, beuk, sleedoorn, zomereik, hazelaar en gewone vlier. Ondanks dat in het plangebied geen beschermde plantensoorten zijn aangetroffen of worden verwacht, kan eventuele aanwezigheid van ontheffingsplichtige tabel 2/3 soorten niet worden uitgesloten omdat de onderzoeksdatum niet representatief voor onderzoek naar beschermde plantensoorten.

4.3 Grondgebonden zoogdieren In het plangebied en directe omgeving zijn een aantal vaste verblijfplaatsen van laag beschermde (kleine) grondgebonden zoogdiersoorten te verwachten, zoals bosmuis, bosspitsmuis spec., huisspitsmuis, veldmuis, rosse woelmuis, egel, woelrat, bruine rat, konijn, haas en ree. Van de ree is een aangereden dood ex. aangetroffen in de berm langs de N34 nabij de Slenerweg). Van de (middel)zwaar beschermde soorten grondgebonden zoogdieren zijn de aanwezigheid van das, steenmarter, veldspitsmuis en waterspitsmuis potentieel in het plangebied.

Ecologisch onderzoek reconstructie N34 Klijndijk Pagina | 6

De das maakt, gezien enkele aanwezige graafsporen en aanwezige wildwissels, in ieder geval van de westzijde van de N34 gebruik als foerageergebied. (Bij)burchten zijn niet aangetroffen in of direct rond om het plangebied. Gezien de verspreiding en terreingesteldheid vormt het plangebied ook voor de steenmarter potentieel foerageergebied.

Het plangebied ligt binnen de verspreiding van de veldspitsmuis en waterspitsmuis en vormt op meerdere locaties potentieel leefgebied voor beide soorten. Enkele overhoekjes, taluds en houtsingels vormen potentieel leefgebied voor de veldspitsmuis. De watergevulde en droge bermsloten en directe omgeving vormen potentieel leefgebied voor de waterspitsmuis. De veldspitsmuis en waterspitsmuis worden potentieel geacht in het plangebied.

In het onderzoeksgebied zijn verder geen sporen aangetroffen die duiden op de aanwezigheid van (vaste rust- of verblijfplaatsen) van overige (middel)zwaar beschermde soorten zoogdieren zoals boommarter, eekhoorn of grote bosmuis. Deze soorten worden gezien de terreingesteldheid ook niet verwacht.

4.4 Vleermuizen

Potentiële verblijfplaatsen Verblijfplaatsen bevinden zich in donkere en voor vleermuizen bereikbare ruimten in boomholten, huizen, kelders etc. Verblijfplaatsen van vleermuizen worden potentieel geacht in de holten in de beukenrij langs de Slenerweg. In het onderzoeksgebied zijn verder in de bosaanplant tussen het Koedijkje en de N34 en in de houtsingel langs de Achterweg geen holten, gaten of spleten aangetroffen die geschikt kunnen zijn als vaste rust- of verblijfplaats voor vleermuizen. In Tabel 2 is weergegeven welke combinatie van soorten en functies (potentieel) voorkomen in het plangebied.

Potentiële vliegroutes Van veel vleermuissoorten is bekend dat zij gedurende lange tijd gebruik kunnen maken van dezelfde ruimtelijke structuren voor oriëntatie en via deze verbindingselementen van hun verblijfplaats naar de foerageergebieden trekken en weer terug. Vanwege dit traditiegetrouwe gedrag van vleermuizen vormen bepaalde lijnvormige structuren (bv. rijen woningen, watergangen, rijen bomen en singels) een belangrijk onderdeel van een vliegroute. In het plangebied worden vliegroutes verwacht langs de Slenerweg, het Koedijkje en de Achterweg (tabel 2).

Potentieel foerageergebied Vleermuizen foerageren op locaties waar insecten aanwezig zijn, bijvoorbeeld langs randen van bossen en bomenrijen, bij lantaarnpalen of boven open terreinen of water. Verwacht wordt dat het plangebied, gezien de terreingesteldheid, aanwezigheid bomenrijen, ruigtekruiden en een bosrand langs het Koedijkje, deel uitmaakt van foerageerroutes, -gebieden van vleermuizen (tabel 2).

4.5 Vogels Aangezien dit natuurwaardenonderzoek een quickscan betreft, is geen volledige broedvogelinventarisatie uitgevoerd. Op basis van het uitgevoerde veldbezoek in combinatie met de terreingesteldheid, bekende verspreidingsgegevens en expert judgement is echter wel een goede uitspraak te doen over de te verwachten soorten. Tijdens het veldbezoek zijn geen (sporen ,rust- of verblijfplaatsen) van jaarrond beschermde vogels aangetroffen. In het plangebied worden gezien de afwezigheid van sporen en terreingesteldheid ook geen nestfuncties van jaarrond beschermde vogelsoorten verwacht.

Ecologisch onderzoek reconstructie N34 Klijndijk Pagina | 7

Gezien de terreingesteldheid van de taluds, bomerijen, bosaanplant, bermen, houtsingels, ruigte, bermsloten en akkers, worden in het plangebied alleen functies van algemene broedvogels verwacht. Op en direct rond het plangebied aangetroffen en te verwachten broedvogels zijn algemene broedvogels als graspieper, boompieper, zwartkop, fitis, tjiftjaf houtduif, zanglijster, merel, roodborstje etc..

groute Zomerverblijfplaats Kraamverblijfplaats Paarverblijfplaats Winterverblijfplaats Vlie Foerageerroute Baardvleermuis x Rosse vleermuis x x x x Laatvlieger x x Gewone dwergvleermuis x x Ruige dwergvleermuis x x x x Gewone grootoorvleermuis x x x x Tweekleurige vleermuis x

X = potentieel aanwezig

Tabel 2: De potentieel voorkomende vleermuizen en aanwezige functies in het plangebied.

4.6 Amfibieën, reptielen en vissen Tijdens het veldbezoek zijn de (berm)sloten intensief met een schepnet onderzocht op aanwezige amfibiën en vissen. Aangetroffen soorten zijn tiendoornig stekelbaars, gewone pad, bruine kikker en bastaardkikker. Vanwege de terreingesteldheid en verspreidingsgegevens kunnen daarnaast exemplaren van de kleine watersalamander worden verwacht. De poelkikker, kamsalamander, alpenwatersalamander die in de omgeving voorkomen worden gezien de terreingesteldheid en afwezigheid tijdens het veldbezoek niet verwacht. Verwacht wordt dat het plangebied niet geschikt is als leefgebied voor de in de omgeving voorkomende hazelworm. (Middel)zwaar beschermde soorten amfibieën, reptielen of vissen worden gezien de afwezigheid tijdens het veldbezoek, terreingesteldheid van het plangebied en directe omgeving niet verwacht.

4.7 Dagvlinders, libellen en overige ongewervelde In de onderzoekslocatie zijn geen beschermde soorten dagvlinders, libellen en overige ongewervelde aangetroffen. Gezien de terreingesteldheid en verspredingsgegevens worden geen beschermde soorten uit deze soortgroepen verwacht in of rond het onderzoeksgebied.

Ecologisch onderzoek reconstructie N34 Klijndijk Pagina | 8

5 EFFECTENTOETSING FLORA- EN FAUNAWET

Op basis van de onderzoeksresultaten en de te verwachten effecten van de ingrepen is een toetsing aan de Flora- en faunawet uitgevoerd. Hierdoor is inzichtelijk gemaakt voor welke (potentieel) aanwezige soorten mogelijk negatieve effecten optreden en of hiervoor aanvullend onderzoek, mitigerende dan wel compenserende maatregelen of een ontheffing in het kader van de Flora- en faunawet vereist is.

5.1 Mogelijk optredende effecten De geplande ingrepen (§3.2) kunnen potentieel overtreding van de volgende verbodsbepalingen van de Flora- en faunawet inhouden:

. Artikel 9: Het is verboden dieren, behorende tot een beschermde inheemse diersoort, te doden, te verwonden, te vangen, te bemachtigen of met het oog daarop op te sporen. . Artikel 10: Het is verboden dieren, behorende tot een beschermde inheemse diersoort, opzettelijk te verontrusten. . Artikel 11: Het is verboden nesten, holen of andere voortplantings- of vaste rust- of verblijfplaatsen van dieren, behorende tot een beschermde inheemse diersoort, te beschadigen, te vernielen, uit te halen, weg te nemen of te verstoren. . Artikel 12: Het is verboden eieren van dieren, behorende tot een beschermde inheemse diersoort, te zoeken, te rapen, uit het nest te nemen, te beschadigen of te vernielen.

5.2 Dagvlinders, libellen, overige ongewervelde, reptielen en vissen Uit de resultaten van het natuurwaardenonderzoek blijkt dat het voorkomen van ontheffingsplichtige (tabel 2 en 3) soorten uit deze soortgroepen redelijkerwijs kan worden uitgesloten. Negatieve effecten op soorten uit deze soortgroepen zijn daarmee redelijkerwijs uit te sluiten. De geplande ingrepen houden voor deze soortgroepen dan ook geen overtreding van de Flora- en faunawet in.

5.3 Flora Uit de resultaten van het natuurwaardenonderzoek blijkt dat het voorkomen van ontheffingsplichtige (tabel 2 en 3) plantensoorten langs de taluds, in de bermen of sloten binnen het plangebied niet kan worden uitgesloten. De onderzoeksdatum van deze oriëntatie is niet representatief voor onderzoek naar beschermde plantensoorten. De geplande ingrepen houden daarmee voor beschermde plantensoorten mogelijk een overtreding van de Flora- en faunawet in.

5.4 Grondgebonden zoogdieren en amfibieën Door de ingrepen gaan mogelijk foerageer- en verblijfplaatsen van algemene en licht beschermde (FFwet tabel 1) zoogdieren en amfibieën verloren. Voor licht beschermde zoogdieren en amfibieën geldt bij ruimtelijke ontwikkelingen vrijstelling van artikel 75 van de Flora- en faunawet. De geplande ingrepen houden voor algemene en licht beschermde (FFwet tabel 1) zoogdieren en amfibieën dan ook geen overtreding van de Flora- en faunawet in.

Das en steenmarter Het plangebied wordt gebruikt als foerageergebied door de das en (potentieel) ook door de steenmarter.

Ecologisch onderzoek reconstructie N34 Klijndijk Pagina | 9

De nieuwe aansluiting gaat naar verwachting veel meer verkeersdruk krijgen, met potentieel verkeersslachtoffers van de das en steenmarter als gevolg. De geplande ingrepen houden daarmee voor de das en steenmarter mogelijk een overtreding van de Flora- en faunawet in.

Veldspitsmuis en waterspitsmuis Uit het natuurwaardenonderzoek blijkt dat het plangebied binnen de verspreiding ligt van de veldspitsmuis en waterspitsmuis. Het plangebied vormt op meerdere locaties potentieel leefgebied voor beide soorten, waardoor beide soorten potentieel zijn in het plangebied. De geplande ingrepen kunnen daarmee voor deze soorten mogelijk een overtreding van de Flora- en faunawet inhouden.

5.5 Vleermuizen

Potentiële verblijfplaatsen Uit de resultaten van het natuurwaardenonderzoek blijkt dat in het onderzoeksgebied potentieel vaste rust- of verblijfplaatsen van vleermuizen aanwezig zijn in de holten in de beukenrij langs de Slenerweg. Er worden geen bomen met holten gekapt, waardoor er geen negatieve effecten worden verwacht op potentieel aanwezige rust- of verblijfplaatsen van vleermuizen.

Potentiële vliegroutes Gezien de aanwezigheid van doorlopende lijnvormige structuren worden vliegroutes verwacht langs de Slenerweg, het Koedijkje en de Achterweg. Er vindt geen verandering plaats in de functionaliteit van de aanwezige lijnvormige structuren, waardoor voldoende oriëntatiemogelijkheden aanwezig blijven voor vleermuizen.

Potentieel foerageergebied Het plangebied wordt verder potentieel gebruikt door vleermuizen als foerageerroute of -gebied. Gezien de hoeveelheid alternatieve foerageerroutes en -gebieden in de directe omgeving van het plangebied worden door de geplande ingrepen geen negatieve effecten verwacht op de foerageermogelijkheden en -routes van deze soortgroep.

Uit het natuurwaardenonderzoek blijkt dat door de geplande ingrepen geen negatieve effecten te verwachten zijn op vleermuizen en vleermuisfuncties. De geplande ingrepen houden voor deze soortgroep geen overtreding van de Flora- en faunawet in. In tabel 3 is weergegeven op welke in het onderzoekgebied potentieel voorkomende combinatie van soortfuncties mogelijk negatieve effecten te verwachten

Ecologisch onderzoek reconstructie N34 Klijndijk Pagina | 10

Zomerverblijfplaats Kraamverblijfplaats Paarverblijfplaats Winterverblijfplaats Vliegroute Foerageerroute Baardvleermuis x Rosse vleermuis x x x x Laatvlieger x x Gewone dwergvleermuis x x Ruige dwergvleermuis x x x x Gewone grootoorvleermuis x x x x Tweekleurige vleermuis x

X Potentieel aanwezig Negatief effect niet te verwachten Negatief effect niet uitgesloten

Tabel 3: De potentieel voorkomende combinatie van soortfuncties in het plangebied en mogelijke negatieve effecten.

5.6 Vogels

Jaarrond beschermde vogels Uit de resultaten van het natuurwaardenonderzoek blijkt dat in het plangebied geen jaarrondbeschermde vogelsoorten zijn aangetroffen of worden verwacht. De geplande ingrepen houden daarmee voor deze soortgroep geen overtreding van de Flora- en faunawet in.

Broedvogels Alle broedvogels zijn gedurende hun broedseizoen beschermd en mogen in deze periode niet verstoord of geschaad worden. Als broedseizoen wordt gehanteerd: periode van nestbouw, periode van broed op de eieren en de periode dat de jongen op het nest gevoerd worden. Voor verstoring tijdens het broedseizoen van een vogel wordt geen ontheffing verleend. Voor de meeste soorten kan de periode tussen half maart en half juli worden aangehouden als broedseizoen. Met uitzondering van enkele soorten zoals de houtduif die vaak half augustus nog een broedsel kan hebben.

Ecologisch onderzoek reconstructie N34 Klijndijk Pagina | 11

6 CONCLUSIES EN AANBEVELINGEN

De provincie Drenthe is voornemens een nieuwe aansluiting te realiseren van de N34 ter hoogte van de Slenerweg te Klijndijk, gemeente Borger-Odoorn. Het plangebied ligt niet in het NatuurNetwerk Drenthe en ligt op ca. 12,5 kilometer afstand van het dichstbijzijnde Natura2000 gebied. Het plangebied valt gezien de situering en de locale aard van de ingrepen buiten de invloedsfeer, waardoor alleen een toetsing aan de Flora- en faunawet uitgevoerd is.

6.1 Conclusies en aanbevelingen Flora- en faunawet Uit de effectentoetsing Flora- en faunawet blijkt dat bij uitvoering van de geplande ingrepen (§3.2) mogelijk negatieve effecten te verwachten zijn op:

. Flora; . Veldspitsmuis en waterspitsmuis; . Das en steenmarter; . Broedvogels.

De geplande ingrepen houden voor bovenstaande soorten mogelijk een overtreding van de Flora- en faunawet in, waardoor wordt aanbevolen voor aanvang van de ingrepen onderstaande conclusies en aanbevelingen in acht te nemen. Er worden geen negatieve effecten verwacht op de overige beschermde soorten of aanwezige functies.

Flora Ondanks dat de verwachting laag is, kan op basis van deze oriëntatie niet uitgesloten worden dat langs de taluds, in de bermen of sloten binnen het plangebied beschermde plantensoorten voorkomen. Om een mogelijke overtreding van de Flora- en faunawet te voorkomen, wordt voorgesteld om het plangebied éénmalig rond medio juni te onderzoeken op onder de Flora- en faunawet beschermde plantensoorten.

Veldspitsmuis en waterspitsmuis Het plangebied ligt binnen het verspreidingsgebied van de veldspitsmuis en waterspitsmuis. Op basis van deze oriëntatie kan niet uitgesloten worden dat beide soorten binnen het plangebied voorkomen. Om een mogelijke overtreding van de Flora- en faunawet te voorkomen, wordt voorgesteld om eind september aanvullend onderzoek te laten uitvoeren naar de aanwezigheid van de veldspitsmuis en waterspitsmuis binnen het plangebied. Voor de veldspitsmuis kan dat middels lifetrap onderzoek, voor de waterspitsmuis kan gekozen worden voor lifetraps, doorloopbuizen, eDNA, of een combinatie hiervan.

Das en steenmarter Het plangebied wordt gebruikt als foerageergebied door de das en potentieel ook door de steenmarter. Indien bij de aanleg van de nieuwe aansluiting rekening wordt gehouden met de aanleg van verbindende faunatunnels (bijv. duikers) voor de foerageer routes van de das en steenmarter, houden de geplande ingrepen voor deze soorten geen overtreding van de Flora- en faunawet in. In de omgeving is voldoende alternatief foerageergebied aanwezig voor, tijdens en na de aanlegfase.

Broedvogels Gedurende de werkzaamheden dient rekening te worden gehouden met het broedseizoen van vogels. Verstoring van broedgevallen van vogels dient ten alle tijde te worden voorkomen. Voor de in het plangebied te verwachten vogelsoorten kan hiermee rekening gehouden worden door werkzaamheden buiten de broedperiode uit te voeren.

Ecologisch onderzoek reconstructie N34 Klijndijk Pagina | 12

Voor het broedseizoen wordt geen standaardperiode gehanteerd in het kader van de Flora- en faunawet, globaal wordt de periode half maart tot medio juli aangehouden. Hierbij dient rekening te worden gehouden met het feit dat veel vogels meerdere legsels per jaar kunnen hebben, zoals o.a. de houtduif. Om te voorkomen dat de vogels tot broeden komen binnen het plangebied kunnen voorbereidende maatregelen worden getroffen om het plangebied ruim voor het broedseizoen ongeschikt te maken.

Zorgplicht Voor alle soorten geldt de zorgplicht ex artikel 2 van de Flora- en faunawet, die van toepassing is op zowel beschermde als onbeschermde dier– en plantensoorten, ongeacht vrijstelling of ontheffing. Op grond hiervan dient een ieder voldoende zorg in acht te nemen voor de in het wild levende dieren en planten. Dit houdt in ieder geval in dat een ieder die weet of redelijkerwijs kan vermoeden dat door zijn/haar handelen of nalaten, nadelige gevolgen voor flora of fauna kunnen worden veroorzaakt, verplicht is dergelijk handelen achterwege te laten voor zulks in redelijkerwijs van hem/haar kunnen worden gevergd teneinde die gevolgen te voorkomen of, voor zover die gevolgen niet kunnen worden voorkomen, deze zoveel mogelijk te beperken of ongedaan te maken.

Lichtbeschermde grondgebonden zoogdieren en amfibieën Indien de planning het toelaat, kan schade aan de algemene soorten en laag beschermde grondgebonden zoogdieren en amfibieën worden geminimaliseerd door werkzaamheden zoveel als mogelijk uit te voeren buiten de voortplantingsperiode van februari t/m augustus. De minst schadelijke periode is de vorstvrije periode in september t/m november. Bij het dempen van watergangen is het zinvol in de richting van een te handhaven watergang te werken. Op deze wijze kunnen vissen en licht beschermde amfibieën tijdig vluchten.

Ecologisch onderzoek reconstructie N34 Klijndijk Pagina | 13

GERAADPLEEGDE BRONNEN

Dietz, C., O. von Helversen, D. Nill, 2011. Vleermuizen, alle soorten vleermuizen van Europa en Noordwest-Afrika. Tirion Natuur i.s.m. Zoogdierverenining. Douma, M., C.P.M. Zoon &A.D. Bode, 2011. De zoogdieren van Overijssel, leefwijze en verspreiding in de periode 1970t/m 2010. Uitgeverij Profiel Bedum. Kapteyn, K., 1995. Vleermuizen in het landschap; Over hun ecologie, gedrag en verspreiding. Schuyt & Co Uitgevers en Importeurs BV/ Provincie Noord- Holland, Haarlem. Krijgsveld, K.L., et al, 2008. Verstoringsgevoeligheid van vogels: Update literatuurstudie naar de reacties van vogels op recreatie. Vogelbescherming Nederland. Lange, R., P. Twisk , A. van Winden & A. van Diepenbeek, 2003. Zoogdieren van West- Europa. Stichting Uitgeverij van de KNNV en VZZ i.s.m. Vereniging Natuurmonumenten. Limpens, H., K. Mostert & W. Bongers (red.), 1997. Atlas van de Nederlandse vleermuizen, Stichting Uitgeverij van de Koninklijke Nederlandse Natuurhistorische Vereniging, Utrecht. Ministerie van LNV, 2004. Besluit van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit TRCJZ/2004/5727, houdende vaststelling van rode lijsten flora en fauna. Sierdsema, H., 1995. Broedvogels en beheer. Het gebruik van broedvogelgegevens in het beheer van bos- en natuurterreinen. SOVON-onderzoeksrapport 1995/04. Staatsbosbeheerrapport 1995-1. SOVON, 2002. Atlas van de Nederlandse broedvogels. Nederlands Natuurhistorisch Museum Naturalis, KNNV Uitgeverij en EIS-Nederland, Leiden. Sparreboom (red.), 1981. De amfibieën en reptielen van Nederland, België en Luxemburg. Twisk, P. et al, 2010. Veldgids Europese Zoogdieren. KNNV Uitgeverij en Zoogdiervereniging. Weeda, E.J., R. Westra, Ch. Westra & T. Westra, 1994. Nederlandse oecologische flora: wilde planten en hun relaties 1 t/m 5. KNNV Uitgeverij / IVN, Utrecht.

Websites:

SOVON (www.sovon.nl) Telmee (www.telmee.nl) RAVON, Reptielen Amfibieën en Vissen Onderzoek Nederland. (www.ravon.nl). Rijkswaterstaat (www.rijkswaterstaat.nl) Zoogdiervereniging (www.zoogdiervereniging.nl).

Ecologisch onderzoek reconstructie N34 Klijndijk Pagina | 14

Ecologisch onderzoek reconstructie N34 Klijndijk Pagina | 15

BIJLAGEN

Ecologisch onderzoek reconstructie N34 Klijndijk Pagina | 16

BIJLAGE I: WETTELIJK KADER

Inleiding In deze bijlage worden in het kort het wettelijk kader en de toepassing op ruimtelijke ingrepen en beheer beschreven. Het geeft weer hoe de wettelijke toetsingskaders door EcoMilieu worden gehanteerd bij het opstellen van ecologische beoordelingen. De bescherming van natuur in Nederland is vastgelegd in Europese en nationale wet- en regelgeving, waarin een onderscheid wordt gemaakt tussen soortenbescherming en gebiedsbescherming. De soortenbescherming is in Nederland verankerd in de Flora- en faunawet, de gebiedsbescherming in de Natuurbeschermingswet 1998. Tevens wordt kort ingegaan op de betekenis van Rode lijsten en de Ecologische Hoofdstructuur bij ecologische toetsingen. In deze samenvatting zijn alleen de meest relevante onderdelen van de wetgeving vereenvoudigd weergegeven. Aan deze tekst kunnen derhalve geen rechten worden ontleend. Voor meer achtergronden en de oorspronkelijke wetsteksten kunt u terecht op www.hetlnvloket.nl ‘Onderwerpen Vergunning en Ontheffing’.

Algemene Zorgplicht (artikel 2 FF-wet) In het kader van de Flora- en faunawetgeving geldt dat alle dieren en planten een zekere mate van bescherming genieten, omdat hun bestaan op zichzelf waardevol is. Dit wordt de intrinsieke waarde genoemd. Vanuit deze intrinsieke waarde is de algemene zorgplicht als vorm van “basisbescherming” opgenomen in artikel 2 van de Flora- en faunawet. Hierin staat dat iedereen voldoende zorg in acht dient te nemen voor de in het wild levende dieren en planten en hun leefomgeving. Ook mag men het welzijn van dieren niet onnodig aantasten en dieren niet onnodig laten lijden. De algemene zorgplicht geldt voor alle in het wild levende dier- en plantensoorten, ook voor de soorten die niet als beschermde soort aangewezen zijn onder de Flora- en faunawet. De zorgplicht is een aanvulling op de algemene verbodsbepalingen die uitsluitend betrekking hebben op beschermde soorten. Het artikel biedt de mogelijkheid om op te treden tegen ongewenste handelingen jegens beschermde dieren en planten, welke niet nadrukkelijk in één van de verbodsbepalingen zijn genoemd. Er bestaat geen wettelijke sanctie op overtreding. Wel kunnen activiteiten door de Algemene Inspectiedienst (AID) worden stilgelegd.

Flora- en faunawet Sinds 1 april 2002 is de Flora- en faunawet van kracht. Onder de Flora- en faunawet zijn ongeveer 500 soorten in Nederland aangewezen als beschermde dier- of plantensoort. De doelstelling van de wet is de bescherming en het behoud van de gunstige staat van instandhouding van in het wild levende plant- en diersoorten. Het uitgangspunt van de wet is het `nee, tenzij` principe. Dit betekent dat activiteiten met een schadelijk effect op beschermde soorten in principe verboden zijn. De Flora- en faunawet kent een groot aantal verbodsbepalingen die samenhangen met ruimtelijke ingrepen, plannen en projecten. Zo is het verboden beschermde inheemse planten te plukken of te beschadigen en geldt voor beschermde dieren een verbod op het doden, verwonden en opzettelijk verontrusten. Ook is het verboden nesten, holen of andere voortplantings- of vaste rust- of verblijfplaatsen van beschermde inheemse dieren te beschadigen of te verstoren of eieren te rapen of te vernielen. De verbodsbepalingen betreffende planten op hun groeiplaats zijn opgenomen in artikel 8. De verbodsbepalingen betreffende dieren in hun natuurlijke leefomgeving zijn vermeld in artikel 9 tot en met 12.

Ecologisch onderzoek reconstructie N34 Klijndijk Pagina | 17

Verbodsbepalingen in de Flora- en faunawet (verkort) Artikel 8: Het plukken, verzamelen, afsnijden, vernielen, beschadigen, ontwortelen of op een andere manier van de groeiplaats verwijderen van beschermde planten.

Artikel 9: Het doden, verwonden, vangen of bemachtigen of met het oog daarop opsporen van beschermde dieren.

Artikel 10: Het opzettelijk verontrusten van beschermde dieren.

Artikel 11: Het beschadigen, vernielen, uithalen of verstoren van nesten, holen of andere voortplantings- of vaste rust- of verblijfplaatsen van beschermde dieren.

Artikel 12: Het zoeken, beschadigen of uit het nest halen van eieren van beschermde dieren.

Artikel 13: Het vervoeren en onder zich hebben (in verband met verplaatsen) van beschermde planten en dieren.

Van het verbod op schadelijke handelingen (`nee`) kan onder voorwaarden (`tenzij`) worden afgeweken, met een ontheffing of vrijstelling. Het verlenen hiervan is de bevoegdheid van de minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie (EL&I) of, in geval van beheer en schadebestrijding, van gedeputeerde staten van de provincies.

Beschermde dier- en plantensoorten Beschermde inheemse planten- en diersoorten zijn bij algemene maatregel van bestuur aangewezen. Het zijn soorten die van nature in Nederland voorkomen en die in hun voortbestaan worden bedreigd of het gevaar lopen in hun voortbestaan te worden bedreigd. Ook zijn soorten aangewezen die niet noodzakelijkerwijs in hun voortbestaan worden bedreigd, maar wel bescherming genieten ter voorkoming van overmatige benutting. De volgende diersoorten zijn beschermd volgens de Flora- en faunawet:

. Alle van nature in Nederland voorkomende soorten zoogdieren, met uitzondering van gedomesticeerde dieren en met uitzondering van de zwarte rat, de bruine rat en de huismuis; . Alle van nature op het Europese grondgebied van de Lidstaten van de Europese Unie voorkomende soorten vogels met uitzondering van gedomesticeerde vogels; . Alle van nature in Nederland voorkomende soorten amfibieën en reptielen; . Alle van nature in Nederland voorkomende soorten vissen, met uitzondering van de soorten waarop de Visserijwet 1963 van toepassing is; . Een aantal ongewervelden (o.a. insecten, libellen en kevers) die in hun voortbestaan bedreigd zijn of het gevaar lopen in hun voortbestaan te worden bedreigd.

Er zijn drie beschermingsregimes van kracht (zie tabel Beschermde soorten FF-wet)), mede afhankelijk van de zeldzaamheid van de soort en de status in Europese richtlijnen. Van licht naar zwaar beschermd zijn de soorten opgenomen op Tabel 1, 2 of 3. Voor vogels gelden specifieke eisen, met name tijdens het broedseizoen. Bij ruimtelijke ingrepen geldt automatisch vrijstelling voor soorten van Tabel 1 waardoor de meeste aandacht gevraagd is voor soorten van Tabel 2/3 en voor vogels.

Ecologisch onderzoek reconstructie N34 Klijndijk Pagina | 18

Tabel Beschermde soorten FF-wet Categorie Bescherming Ontheffing of vrijstelling bij ruimtelijke ontwikkelingen Tabel 1 Licht Algemene vrijstelling van de verboden 8 tot en met 12, wel zorgplicht, m.u.v. artikel 10 Tabel 2 Middelzwaar Vrijstelling mogelijk, mits gebruik wordt gemaakt van een door de minister goedgekeurde gedragscode; anders ontheffing noodzakelijk (toetsing aan gunstige staat van instandhouding en zorgvuldig handelen). Eventueel mitigatie en compensatieplicht. Ook kan door het ministerie een beschikking worden afgegeven waarin goedkeuring wordt gegeven voor maatregelen ter voorkoming van het overtreden van verbodsbepalingen. Deze goedkeuring heeft de vorm van een afwijzing van de ontheffingsaanvraag, m.u.v. artikel 10 Tabel 3 Zwaar Voor volgens art 75 lid 6 bij AMVB aangewezen soorten geldt een zwaar ( Soorten beschermingsregime. Voor deze soorten geldt, ook wanneer wordt gewerkt volgens Bijlage II een goedgekeurde gedragscode, geen vrijstelling voor ruimtelijke ontwikkeling en Europese inrichting. Ontheffing voor het overtreden van verbodsbepalingen kan alleen Habitatrichtlij verleend worden wanneer: n) . Er geen andere bevredigende oplossing bestaat; . Er sprake is van een bij AMvB bepaald belang. Voor deze groep is per AMvB bepaald dat een ontheffing verleend kan worden (met inachtneming van het voorgaande) bij: . Dwingende reden van groot openbaar belang; . Ruimtelijke ontwikkeling en inrichting (zolang er geen sprake is van benutting of gewin) van de beschermde soort; . Enkele andere redenen die geen verband houden met ruimtelijke ontwikkeling, zoals volksgezondheid, openbare veiligheid, voorkomen van ernstige schade; . Er geen afbreuk wordt gedaan aan de gunstige staat van instandhouding van de soort; . Er zorgvuldig wordt gehandeld. Ook kan door het ministerie een beschikking worden afgegeven waarin goedkeuring wordt gegeven voor maatregelen ter voorkoming van het overtreden van verbodsbepalingen. Deze goedkeuring heeft de vorm van een afwijzing van de ontheffingsaanvraag. Tabel 3 Zwaar Voor volgens art 75 lid 6 aangewezen soorten die voorkomen op bijlage IV van de (Soorten Habitatrichtlijn geldt een zwaar beschermingsregime. Voor deze soorten geldt, Bijlage IV ook wanneer wordt gewerkt volgens een goedgekeurde gedragscode, geen Europese vrijstelling voor ruimtelijke ontwikkeling en inrichting. Ontheffing voor het Habitatrichtlij overtreden van verbodsbepalingen kan alleen verleend worden wanneer: n) . Er geen andere bevredigende oplossing bestaat; . Er sprake is van een bij AMvB bepaald belang. Voor deze groep is bij AMvB bepaald dat een ontheffing verleend kan worden (met inachtneming van het voorgaande) bij: . Dwingende reden van groot openbaar belang Nb: voor deze groep kan er geen ontheffing worden verleend op basis van het belang “ruimtelijke ontwikkeling en inrichting”. Volgens de AMvB kan dit wel, echter recente uitspraken van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS) laten zien dat de AMvB op dit punt een onjuiste implementatie van de Europese Habitatrichtlijn is. . Enkele andere redenen die geen verband houden met ruimtelijke ontwikkeling, zoals volksgezondheid, openbare veiligheid, voorkomen van ernstige schade; . Er geen afbreuk wordt gedaan aan de gunstige staat van instandhouding van de soort; . Er zorgvuldig wordt gehandeld. Ook kan door het ministerie een beschikking worden afgegeven waarin goedkeuring wordt gegeven voor maatregelen ter voorkoming van het overtreden van verbodsbepalingen (EL&I hanteert nu de term “Positieve Afwijzing”). Deze goedkeuring heeft de vorm van een afwijzing van de ontheffingsaanvraag.

Ecologisch onderzoek reconstructie N34 Klijndijk Pagina | 19

Vogels Vanwege de bepalingen in de Europese Vogelrichtlijn, die overgenomen zijn in de Flora- en faunawet, geldt er voor vogels een afwijkend beschermingsregime. Uit recente uitspraken van de ABRvS blijkt dat de manier waarop in Nederland tot voor kort werd omgegaan met ontheffingen voor vogels in strijd is met de Europese Vogelrichtlijn. De Vogelrichtlijn staat een ontheffing alleen toe wanneer:

1. Er geen andere bevredigende oplossing is; 2. Er tevens sprake is van één van de volgende belangen: . Bescherming van flora en fauna; . Veiligheid van luchtverkeer; . Volksgezondheid en openbare veiligheid.

Dit betekent dat voor het verstoren van broedende vogels, hun eieren of jongen slechts in uitzonderlijke gevallen ontheffing kan worden verleend voor een ruimtelijke ingreep, namelijk als voldaan is aan het bovenstaande. In de praktijk betekent dit dat voor vogels gestreefd moet worden naar het voorkomen van het overtreden van verbodsbepalingen. In veel gevallen kan overtreding van verbodsbepalingen worden voorkomen door (verstorende) werkzaamheden buiten het broedseizoen (de perioden dat het nest in gebruik is voor het broeden of grootbrengen van jongen) aan te laten vangen. Binnen de groep van vogels zijn er soorten waarvan het nest wordt aangemerkt als een zogenaamde “vaste rust- of verblijfsplaats”. Dergelijke verblijfplaatsen zijn jaarrond beschermd onder artikel 11 van de algemene verbodsbepalingen, en vormen de meest zwaar beschermde groep. Vaste rust- en verblijfplaatsen van vogels zijn aangewezen in de “aangepaste lijst jaarrond beschermde vogelnesten” (Ministerie van EL&I/LNV, 2009) en bestaan uit de categorieën van vogelsoorten opgenomen in onderstaande tabel.

Categorie Vaste rust- en verblijfplaatsen vogels Categorie Type verblijfplaatsen Categorie 1 Vaste rust- en verblijfplaatsen; nesten die, behalve gedurende het broedseizoen als nest, buiten het broedseizoen in gebruik zijn als vaste rust- en verblijfplaats.

Categorie 2 Nesten van koloniebroeders;, nesten van koloniebroeders die elk broedseizoen op dezelfde plaats broeden en die daarin zeer honkvast zijn, of afhankelijk van bebouwing of biotoop.

Categorie 3 Honkvaste broedvogels en vogels afhankelijk van bebouwing; nesten van vogels, zijnde geen koloniebroeders, die elk broedseizoen op dezelfde plaats broeden en die daarin zeer honkvast zijn, of afhankelijk van bebouwing of biotoop.

Categorie 4 Vogels die zelf niet in staat zijn een nest te bouwen; vogels die jaar in jaar uit gebruik maken van hetzelfde nest en die zelf niet of nauwelijks in staat zijn een nest te bouwen.

Categorie 5 Niet jaarrond beschermd, inventarisatie gewenst; nesten van vogels die weliswaar vaak terugkeren naar de plaats waar zij het jaar daarvoor hebben gebroed of de directe omgeving daarvan, maar die wel over voldoende flexibiliteit beschikken om, als de broedplaats verloren is gegaan, zich elders te vestigen.

Of voor het (buiten het broedseizoen) wegnemen van jaarrond beschermde vaste rust- en verblijfplaatsen een ontheffing noodzakelijk is, dient te worden vastgesteld met behulp van een zogenaamde omgevingscheck. Daarnaast is de noodzaak tot een ontheffing mede afhankelijk van de mogelijkheid tot het mitigeren (inclusief het aanbieden van vervangende nestgelegenheid) van negatieve effecten.

Ecologisch onderzoek reconstructie N34 Klijndijk Pagina | 20

Wijze van toetsing Door uitspraken van de Raad van State in het voorjaar van 2009 is de beoordeling aangepast bij ontheffingsaanvragen voor ruimtelijke ingrepen. Sinds 26 augustus van dat jaar werken we daardoor volgens een nieuw stroomschema (zie volgende pagina). Gaat u een ruimtelijke ingreep uitvoeren en zijn beschermde soorten aanwezig, dan zijn er vaak twee opties:

1. Voorkom overtreding van de Flora- en faunawet. Het gaat dan om het behoud van de functionaliteit van de voortplantings- en/of vaste rust- en verblijfplaats van de soort. Het betreft de functies van het leefgebied die ervoor zorgen dat de soort succesvol kan rusten of voortplanten, bijvoorbeeld nesten, migratieroutes en foerageergebied. Als u deze veilig stelt door vooraf mitigerende maatregelen te treffen, heeft u mogelijk geen ontheffing meer nodig. Om zeker te zijn dat uw maatregelen voldoende zijn, kunt u ze vooraf laten beoordelen door Dienst Regelingen. Als deze voldoende zijn krijgt u een beschikking met daarin de goedkeuring van uw maatregelen. De goedkeuring krijgt u in de vorm van een afwijzing van uw ontheffingsaanvraag. U heeft namelijk geen ontheffing nodig doordat u met uw maatregelen overtreding van de Flora- en faunawet voorkomt. 2. Kan de functionaliteit van de voortplantings- en/of vaste rust- en verblijfplaats van de soort niet worden gegarandeerd door mitigerende maatregelen? Dan dient u een reguliere ontheffingsaanvraag in waarbij de onderstaande vragen gesteld worden:

. In welke mate wordt de functionaliteit van de voortplantings- en/of vaste rust- en verblijfplaats aangetast? . Is er een bij wet genoemd belang? (behalve bij Tabel 2-soorten) . Is er een andere bevredigende oplossing? (behalve bij Tabel 2-soorten) . Komt de gunstige staat van instandhouding niet in gevaar?

Beoordeling Dienst Regelingen Dienst Regelingen beoordeelt of het bij wet genoemd belang zwaarder weegt dan het overtreden van de verbodsbepaling(en). Voor Tabel 2-soorten gelden minder zware eisen en kan een door het ministerie goedgekeurde gedragscode ook uitkomst bieden. De gedragscode moet wel van toepassing zijn op uw activiteit en u moet middels een werkprotocol kunnen aantonen dat u precies zo werkt als in de gedragscode staat. Voor Bijlage 1 soorten uit Tabel 3 krijgt u alleen ontheffing wanneer sprake is van een bij wet genoemd belang. Bij een ruimtelijke ingreep betreft het meestal één van de onderstaande vier belangen:

. Bescherming van flora en fauna; . Volksgezondheid of openbare veiligheid; . Dwingende redenen van groot openbaar belang, met inbegrip van redenen van sociale of economische aard, en voor het milieu wezenlijke gunstige effecten; . Uitvoering van werkzaamheden in het kader van ruimtelijke inrichting of ontwikkeling.

Ecologisch onderzoek reconstructie N34 Klijndijk Pagina | 21

Stroomschema Flora- en faunawet (Bron: Dienst Regelingen 2009. Aangepaste beoordeling ontheffing ruimtelijk ingrepen Flora- en faunawet).

Ecologisch onderzoek reconstructie N34 Klijndijk Pagina | 22

BIJLAGE II: FOTO-IMPRESSIE PLANGEBIED

Slenerweg en Koedijkje, zicht in noordoostelijke richting

Slenerweg en Achterweg, zicht in zuidwestelijke richting

Ecologisch onderzoek reconstructie N34 Klijndijk Pagina | 23

Slenerweg en Koedijkje, zicht in zuidwestelijke richting

Slenerweg en Achterweg

Ecologisch onderzoek reconstructie N34 Klijndijk Pagina | 24

Bosaanplant tussen Koedijkje en N34

Enkele sloten plangebied

Ecologisch onderzoek reconstructie N34 Klijndijk Pagina | 25

RAPPORT

Reconstructie N34 Odoorn-Klijndijk

Akoestisch onderzoek

Klant: Gemeente Borger-Odoorn

Referentie: MD-AF20150610 Versie: 01/Finale versie Datum: 10 december 2015

HASKONINGDHV NEDERLAND B.V.

Laan 1914 no.35 3818 EX Amersfoort Planning & Strategy Trade register number: 56515154

+31 88 348 20 00 T +31 33 463 36 52 F [email protected] E royalhaskoningdhv.com W

Titel document: Reconstructie N34 Odoorn-Klijndijk

Ondertitel: Referentie: MD-AF20150610 Versie: 01/Finale versie Datum: 10 december 2015 Projectnaam: Reconstructie N34 Odoorn-Klijndijk Projectnummer: BD1627-110-100 Auteur(s): Andries van der Veen

Opgesteld door: Andries van der Veen

Gecontroleerd door: Ramon Nieborg

Datum/Initialen: 4 december 2015

Goedgekeurd door: Gilbert Mulder

Datum/Initialen: 10 december 2015

Classificatie Openbaar

Disclaimer No part of these specifications/printed matter may be reproduced and/or published by print, photocopy, microfilm or by any other means, without the prior written permission of HaskoningDHV Nederland B.V.; nor may they be used, without such permission, for any purposes other than that for which they were produced. HaskoningDHV Nederland B.V. accepts no responsibility or liability for these specifications/printed matter to any party other than the persons by whom it was commissioned and as concluded under that Appointment. The quality management system of HaskoningDHV Nederland B.V. has been certified in accordance with ISO 9001, ISO 14001 and OHSAS 18001.

10 december 2015 MD-AF20150610 i

Inhoud

1 Inleiding 1

2 Wettelijk kader 3 2.1 Algemeen 3 2.2 Omvang geluidzones 3 2.3 Geluidgevoelige objecten 4 2.4 Definitie gevel conform Wgh 4 2.5 Reken- en meetvoorschrift geluid 2012 en geluidbelasting 5 2.6 Aftrek conform art. 110g Wgh 5 2.7 De plicht tot toetsing aan grenswaarden 6 2.8 Cumulatie 9 2.9 Uitstraling van de effecten 9

3 Uitgangspunten 10 3.1 Wegontwerp 10 3.2 Onderzoeksgebied 10 3.3 De onderzochte situatie 11 3.4 Gebruikte rekenmethode 11 3.5 Verkeersintensiteiten 12 3.6 Snelheden van de voertuigen 12 3.7 Verharding wegdek 12 3.8 Optrektoeslag 12 3.9 Rekenpunten 13

4 Resultaten 14 4.1 N34 14 4.2 Slenerweg 18 4.3 Odoornerweg 21 4.4 Borgerderweg 23 4.5 Uitstraling van de effecten 25

5 Conclusie 26

Bijlagen 1. Verkeersgegevens

10 december 2015 MD-AF20150610 ii

1 Inleiding

De provincie Drenthe en de gemeente Borger-Odoorn zijn voornemens de N34 op twee locaties te wijzigen:  Aansluiting Emmen-Noord: de bestaande aansluiting Emmen-Noord wordt opgeheven en er wordt een nieuwe, ongelijkvloerse aansluiting gerealiseerd op de Slenerweg. De Odoornerweg wordt verlegd en komt parallel aan de N34 te liggen. De Slenerweg wordt verbreed.  Aansluiting Odoorn-Noord: de bestaande aansluiting Odoorn-Noord wordt opgeheven. Daarbij wordt de parallel aan de N34 gelegen Borgerderweg verbreed.

In Figuur 1-1 is het plangebied weergegeven.

Figuur 1-1: Onderzoeksgebieden

Volgens de Wet geluidhinder dienen de wijzigingen aan de wegvakken van de N34, Slenerweg, Odoornerweg en Borgerderweg te worden getoetst aan de regelgeving en de grenswaarden van deze wet.

Doel van het onderzoek is te bepalen of sprake is van “reconstructie” zoals omschreven in de Wet geluidhinder. Indien sprake is van reconstructie dan wordt onderzocht welke geluidbeperkende maatregelen getroffen kunnen worden. Indien de maatregelen niet mogelijk zijn of stuiten op bezwaren dan wordt aangegeven voor welke geluidgevoelige objecten een hogere waarde dient te worden vastgesteld.

10 december 2015 MD-AF20150610 1

In dit rapport wordt in hoofdstuk 2 ingegaan op het wettelijk kader en in hoofdstuk 3 worden de uitgangspunten voor het onderzoek nader beschreven. In hoofdstuk 4 zijn de resultaten en eventueel te treffen geluidbeperkende maatregelen vermeld. Ten slotte wordt in hoofdstuk 5 ingegaan op de conclusie.

10 december 2015 MD-AF20150610 2

2 Wettelijk kader

2.1 Algemeen De Wet geluidhinder (Wgh) stelt eisen aan de ten hoogste toelaatbare geluidbelasting op bestaande geluidgevoelige objecten ten gevolge van de wijziging van een weg. Op grond van afdeling 4 van hoofdstuk VI van de Wgh moet onderzoek worden verricht naar de te wijzigen weg(vakken). Van deze wegen moet de geluidbelasting vóór de wijziging van de bestaande wegen en de toekomstige geluidbelasting na wijziging van deze wegen worden onderzocht.

Voor een deel van de Odoornerweg is sprake van aanleg van een nieuwe weg, waarvoor op grond van afdeling 2 van hoofdstuk VI van de Wet geluidhinder een onderzoek ingesteld moet worden naar de toekomstige geluidbelasting vanwege de nieuwe wegen op geluidgevoelige objecten. Er zijn binnen de geluidzone (zie paragraaf 2.2) van het nieuwe deel van de Odoornerweg echter geen geluidgevoelige objecten aanwezig. Derhalve zal in het vervolg van dit hoofdstuk niet worden ingegaan op de wet- en regelgeving die geldt bij de aanleg van deze nieuwe wegen.

Het Reken- en meetvoorschrift geluid 2012 (Rmg2012) stelt de regels voor het bepalen van de geluidbelastingen. Uitgangspunt voor het bepalen van de toekomstige geluidbelasting is volgens het Rmg2012 het zogenoemde maatgevende jaar; het 10de jaar na realisatie van de wijziging aan de weg. De toekomstige geluidbelasting is bepalend voor het treffen van eventuele geluid-maatregelen. Ten aanzien van de wijzigingen aan de bestaande wegen dient ook de heersende geluidbelasting te worden bepaald. Dit is één jaar vóór de wijziging van de weg. In paragraaf 3.3 zijn de toetsjaren beschreven.

De Wet geluidhinder is alleen van toepassing voor zover het gaat om geluidgevoelige objecten binnen de geluidzone van de wegen. Binnen deze zones wordt de geluidbelasting getoetst aan de grenswaarden. De grenswaarden zijn opgenomen in de Wgh en Besluit geluidhinder (Bg).

2.2 Omvang geluidzones In art. 74 Wgh zijn de geluidzones gedefinieerd. De geluidzones zijn te beschouwen als aandachts- of onderzoeksgebieden. Zones zijn van rechtswege aanwezig. Dat wil zeggen dat er geen apart besluit nodig is om ze in te stellen. Op het moment dat het aantal rijstroken van de weg zodanig wordt gewijzigd dat daar een andere wettelijke zonebreedte bij hoort, is die nieuwe zonebreedte automatisch van kracht.

De wettelijke breedte van de geluidzone wordt bepaald door het aantal rijstroken van de weg, en het binnen- of buitenstedelijke karakter van de weg. In paragraaf 3.2 zijn de geluidzones van de te wijzigen wegvakken beschreven. In Tabel 2-1 zijn de wettelijke zonebreedten opgesomd die de Wgh kent.

In art. 1 Wgh zijn de definities opgenomen van stedelijk en buitenstedelijk gebied. Deze definities luiden:  Buitenstedelijk: het gebied buiten de bebouwde kom (bepaald door borden komgrens) en het gebied (binnen en buiten de bebouwde kom) binnen de zone van een autoweg of autosnelweg;  Stedelijk: het gebied binnen de bebouwde kom met uitzondering van de gebieden binnen de zone van een autoweg of autosnelweg.

10 december 2015 MD-AF20150610 3

Tabel 2-1 Zonebreedten wegverkeer Aantal rijstroken Breedte van de geluidzone

Buitenstedelijk gebied Stedelijk gebied

1 of 2 250 m 200 m

3 of 4 400 m 350 m

5 of meer 600 m 350 m

2.3 Geluidgevoelige objecten Onder geluidgevoelige objecten worden in de Wet geluidhinder verstaan: woningen, andere geluidgevoelige gebouwen en geluidgevoelige terreinen. De grenswaarden van de Wgh zijn van toepassing op de geluidgevoelige objecten voor zover deze liggen binnen de geluidzone van een weg.

Woning Onder een woning wordt verstaan: gebouw of deel daarvan waar bewoning is toegestaan (art. 1 Wgh).

Ander geluidgevoelig gebouw Onder een ‘ander geluidgevoelig gebouw’ wordt verstaan: een bij algemene maatregel van bestuur als zodanig aangewezen gebouw, niet zijnde een woning, dat vanwege de bestemming daarvan bijzondere bescherming tegen geluid behoeft (art. 1 Wgh). Wat betreft het gebruik wordt uitgegaan van het bovengenoemde. Wat andere geluidgevoelige gebouwen zijn, is bepaald in art. 1.2,1 Bg: a. een onderwijsgebouw; b. een ziekenhuis; c. een verpleeghuis; d. een verzorgingstehuis; e. een psychiatrische inrichting; f. een kinderdagverblijf.

Geluidgevoelig terrein Onder een ‘geluidgevoelig terrein’ wordt verstaan: een bij algemene maatregel van bestuur als zodanig aangewezen terrein dat vanwege de bestemming daarvan bijzondere bescherming tegen geluid behoeft. Onder geluidgevoelige terreinen wordt verstaan (art. 1.2,3 Bg): a. een woonwagenstandplaats; b. een ligplaats in het water, die in het bestemmingsplan is aangewezen om door een woonschip te worden ingenomen.

2.4 Definitie gevel conform Wgh In art. 1 Wgh is de definitie voor een gevel opgenomen. Onder een gevel wordt verstaan: bouwkundige constructie die een ruimte in een woning of ander geluidgevoelig gebouw scheidt van de buitenlucht, daaronder begrepen het dak. Ingevolge art. 1b,4 Wgh wordt onder een gevel in de zin van deze wet en de daarop berustende bepalingen niet verstaan: a. een bouwkundige constructie waarin geen te openen delen aanwezig zijn en met een in NEN 5077 bedoelde karakteristieke geluidwering die ten minste gelijk is aan het verschil tussen de geluidbelasting van die constructie en 33 dB onderscheidenlijk 35 dB(A), alsmede b. een bouwkundige constructie waarin alleen bij uitzondering te openen delen aanwezig zijn, mits de delen niet direct grenzen aan een geluidgevoelige ruimte.

10 december 2015 MD-AF20150610 4

De geluidgevoelige ruimte binnen een woning omvat de ruimte voor zover deze kennelijk als slaap-, woon- of eetkamer wordt gebruikt of voor een zodanig gebruik is bestemd, alsmede een keuken van ten minste 11 m2 (art. 1 Wgh).

2.5 Reken- en meetvoorschrift geluid 2012 en geluidbelasting Reken en meetvoorschrift geluid 2012 In het Reken- en meetvoorschrift geluid 2012 (Rmg2012) is bepaald hoe de geluidbelastingen op geluidgevoelige objecten bepaald moeten worden. Daarbij geldt dat in het rapport de te toetsen geluidbelastingen als afgeronde waarden moeten worden gepresenteerd. Verschillen tussen geluidbelastingen moeten echter worden berekend uit niet-afgeronde waarden, en pas daarna afgerond worden. Bij het afronden van geluidbelastingen of van verschillen tussen geluidbelastingen wordt een waarde die precies op 0,50 eindigt afgerond naar het dichtstbijzijnde even getal (art. 1.3 Rmg2012).

Zo wordt een verschilwaarde van 1,49 afgerond naar 1, en een verschilwaarde van 1,50 wordt afgerond naar 2. Een verschil van 2,50 wordt echter ook afgerond naar 2, het dichtstbijzijnde even getal. Een geluidbelasting van bijvoorbeeld 57,50 dB wordt afgerond naar 58 dB, maar een geluidbelasting van 58,50 dB wordt ook afgerond naar 58 dB, het dichtstbijzijnde even getal.

Geluidbelasting De geluidbelasting wordt berekend als het gemiddelde van een geheel jaar. Overeenkomstig art. 1 Wgh wordt onder de Lden-waarde verstaan het energetisch en naar de tijdsduur van de beoordelingsperiode gemiddelde van de volgende drie waarden:

 het equivalente geluidniveau gedurende de dagperiode Lday (van 07:00 uur tot 19:00 uur);  het equivalente geluidniveau gedurende de avondperiode Levening (van 19:00 uur tot 23:00 uur) vermeerderd met 5 dB;

 het equivalente geluidniveau gedurende de nachtperiode Lnight (van 23:00 uur tot 07:00 uur) vermeerderd met 10 dB.

Op de berekende de Lden-waarden wordt overeenkomstig art. 110g Wgh een aftrek toegepast bij wegverkeerslawaai.

2.6 Aftrek conform art. 110g Wgh Volgens art. 110g Wgh dient de berekende geluidbelasting vanwege het wegverkeer te worden gecorrigeerd voordat wordt getoetst aan de grenswaarden in de Wgh. In art. 3.4,3b Rmg2012 is de aftrek van art. 110g Wgh omschreven. Deze aftrek is tot 1 juli 2018: a. 2 dB voor wegen waarvoor de representatief te achten snelheid van lichte motorvoertuigen 70 km/uur of meer bedraagt; b. 5 dB voor de overige wegen. In paragraaf 3.6 zijn de snelheden weergegeven.

10 december 2015 MD-AF20150610 5

2.7 De plicht tot toetsing aan grenswaarden

2.7.1 Sanering Er is alleen sprake van een saneringsgeval indien deze bij het Ministerie van Infrastructuur en Milieu is gemeld vóór 1 januari 2009 en nog niet zijn afgehandeld als sanering. Voor de woningen die reeds zijn afgehandeld/gereed zijn gemeld is een hogere waarde vastgesteld. Deze hogere waarde wordt meegenomen in de toetsing aan de grenswaarde

2.7.2 Reconstructie van een weg

In art. 1 Wgh is de volgende definitie van een reconstructie van een weg opgenomen: “Een of meer wijzigingen op of aan een aanwezige weg ten gevolge waarvan uit akoestisch onderzoek als bedoeld in art. 77, eerste lid, onder a, en art. 77, derde lid, blijkt dat de berekende geluidbelasting vanwege de weg in het toekomstig maatgevende jaar zonder het treffen van maatregelen ten opzichte van de geluidbelasting die op grond van art. 100 dan wel het bepaalde krachtens art. 100b, aanhef en onder a, als de ten hoogste toelaatbare geluidbelasting geldt met 2 dB of meer wordt verhoogd.”

Er is derhalve sprake van “reconstructie” als aan de volgende twee voorwaarden wordt voldaan:  Er moet sprake zijn van een fysieke wijziging op of aan de weg. Het gaat dan bijvoorbeeld om een wijziging van het profiel, de wegbreedte, de hoogteligging, het wegdek, het aantal rijstroken, de aanleg van kruispunten, de aanleg van aansluitingen, op- en afritten, wijzigingen van de maximumsnelheid.  Ten gevolge van de wijziging(en) en de verwachte groei van het verkeer in de eerste tien jaar na de wijziging(en) moet er sprake zijn van een toename van de geluidbelasting ten opzichte van de grenswaarde met (afgerond) 2 dB of meer.

Om dit te kunnen bepalen moet eerst voor elke geluidgevoelig object de geldende “grenswaarde” worden bepaald. Vervolgens wordt bezien of deze grenswaarde in de toekomstige situatie, doorgaans het 10e jaar na openstelling van de gewijzigde weg, afgerond met tenminste 2 dB wordt overschreden.

Bepalen grenswaarde Om de grenswaarde voor deze gevallen te kunnen bepalen, is het allereerst van belang om te weten of sprake is van een in het verleden vastgestelde hogere waarde voor de ten hoogste toelaatbare geluidbelasting (in het vervolg van dit rapport kortweg “hogere waarde” genoemd).

Als geen sprake is van een eerder vastgestelde hogere waarde, is de grenswaarde gelijk aan de heersende geluidbelasting (dat is de geluidbelasting één jaar voor de wijziging van de weg). Hierbij geldt conform de Wet geluidhinder dat een geluidbelasting van 48 dB of lager altijd is toegestaan.

Als echter in het verleden voor de te wijzigen weg al eens een hogere waarde is vastgesteld die lager is dan de geluidbelasting in het jaar voor wijziging, dan geldt deze hogere waarde als grenswaarde (art. 99 Wgh). Zodoende is de geldende grenswaarde de laagste waarde van:  De geluidbelasting één jaar voor de wijziging;  Een eventueel eerder vastgestelde hogere waarde.

Vervolgens wordt bezien of deze grenswaarde in de toekomstige situatie, het 10e jaar na openstelling van de weg, en zonder geluidmaatregelen, met 2 dB (onafgerond 1,50 dB) of meer overschreden wordt.

In de Tabel 2-2 zijn de grenswaarden voor het bepalen van het “reconstructie-effect” samengevat.

10 december 2015 MD-AF20150610 6

Tabel 2-2 Grenswaarden bij reconstructie Situatie Grenswaarden

Niet eerder hogere waarde vastgesteld en heersende 48 dB geluidbelasting <=48 dB (art. 100,1 Wgh, art. 3.3,1 en 3.3,4 Bg)

Niet eerder hogere waarde vastgesteld en heersende Heersende geluidbelasting (= 1 jaar voor wijziging van de weg)* geluidbelasting > 48 dB (art. 100,3 Wgh, art. 3.3,3 en 3.3,4 Bg)

Laagste van: Eerder vastgestelde hogere waarde (art. 100,2 Wgh, art. 3.3,2 en  Heersende geluidbelasting (= 1 jaar voor wijziging van de 3.3,4 Bg) weg) met een minimum van 48 dB  Eerder vastgestelde hogere waarde * Als een geluidgevoelig object of weg pas na 1 januari 2007 voor het eerst is opgenomen in een bestemmingsplan, en voor dit geluidgevoelige object of vanwege deze wegen géén hogere waarde is vastgesteld, geldt voor altijd een vaste grenswaarde van 48 dB.

Bepalen toename Of er sprake is van “reconstructie” in de zin van de Wet geluidhinder wordt per geluidgevoelig object bepaald. Het kan dus zo zijn dat voor het ene object wel sprake is van reconstructie en voor het andere object niet.

Bepalen maatregelen Indien er sprake is van reconstructie in de zin van de Wet geluidhinder moet worden onderzocht of er maatregelen kunnen worden getroffen om de overschrijding van de grenswaarde ongedaan te maken.

Het doel daarbij is om de toekomstige geluidbelasting zo veel mogelijk terug te brengen tot de grenswaarde. Daarbij wordt eerst gekeken naar maatregelen bij de bron (stiller wegdek) en vervolgens naar maatregelen in de overdracht (geluidschermen of -wallen).

Als maatregelen niet mogelijk zijn of stuiten op bezwaren van technische, financiële, verkeerskundige op landschappelijke aard, moet een hogere grenswaarde voor de ten hoogst toelaatbare toekomstige geluidbelasting worden vastgesteld.

Ten hoogste toelaatbare geluidbelasting In beginsel is de ten hoogste toelaatbare overschrijding van de grenswaarde als gevolg van “reconstructie van de weg” 5 dB (minder dan onafgerond 5,50 dB). Een toename van meer dan 5 dB is alleen toegestaan indien ten gevolge van de reconstructie de geluidbelasting van de gevel van ten minste een gelijk aantal woningen elders met een ten minste gelijke waarde zal verminderen (art. 100a,1a Wgh). De ten hoogste toelaatbare geluidbelasting mag echter niet worden overschreden.

De ten hoogst toelaatbare geluidbelastingen die kunnen worden vastgesteld, zijn mede afhankelijk of eerder de Wet geluidhinder van toepassing is geweest en of sprake is van stedelijk of buitenstedelijk gebied. Voor de onderhavige situatie is sprake van buitenstedelijk gebied. In Tabel 2-3 zijn de ten hoogste toelaatbare geluidbelasting bij reconstructie in het buitenstedelijk gebied weergegeven.

10 december 2015 MD-AF20150610 7

Tabel 2-3 Ten hoogste toelaatbare geluidbelasting bij reconstructie in buitenstedelijk gebied Geluidgevoelige object Voorkeurswaarde Ten hoogste toelaatbare geluidbelasting

Indien:  Eerder hogere waarde vastgesteld Woning 58 dB art. 100a,1,b1º Wgh  Niet eerder hogere waarde vastgesteld en heersende waarde ≤ 53 dB

Alle overige gevallen 68 dB art. 100a,2 Wgh

Indien: Ander geluidgevoelig  Eerder hogere waarde vastgesteld 58 dB art. 3.4,2,1º Bg gebouw  Niet eerder hogere waarde vastgesteld en heersende waarde ≤ 53 dB

Alle overige gevallen 68 dB art. 3.4,3 Bg

Geluidgevoelig terrein Alle situaties 53 dB art. 3.4,5 Bg

Vaststellen hogere grenswaarde (art. 110a Wgh) Een hogere waarde dan de voorkeurswaarde kan worden vastgesteld in gevallen waarin de toepassing van maatregelen (bron- en overdrachtsmaatregelen) onvoldoende doeltreffend is, of waarin deze maatregelen overwegende bezwaren van stedenbouwkundige, verkeerskundige, vervoerskundige, landschappelijke of financiële aard ontmoeten. Bij bezwaren van financiële aard moet er sprake zijn van bovenmatige kosten, alsmede het ontbreken van alternatieven (art. 110a,5 Wgh).

Voor de reconstructie van provinciale wegen is Gedeputeerde Staten van de provincie Drenthe bevoegd gezag voor het vaststellen van hogere waarden. Voor de reconstructie van lokale wegen dient het College van Burgemeester en Wethouders de hogere waarden vast te stellen.

Voor het verkrijgen van een hogere grenswaarde dan de voorkeurswaarde dient de procedure gevolgd te worden zoals is omschreven in art. 110c Wgh. Dit betreft de procedure zoals geregeld in afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Een van de aspecten hierbij is een ter visie legging van het (ontwerp)besluit en de akoestische rapportage.

Binnenwaarde Wanneer een hogere waarde wordt vastgesteld dient krachtens art. 112 Wgh en art. 3.10 Bg het College van Burgemeester en Wethouders er op toe te zien dat de geluidbelasting in de geluidgevoelige ruimten van de geluidgevoelige objecten de in de wet gestelde waarden niet overschrijdt. In het volgende zijn de grenswaarden samengevat.

Woningen  33 dB indien voor de eerste maal een hogere waarde wordt vastgesteld (art. 112a Wgh);  voor woningen waarvoor eerder een hogere waarde is vastgesteld, geldt de waarde die voor deze situatie eerder is bepaald (art. 112b Wgh);  voor woningen waarvoor sprake is van een saneringssituatie, geldt een waarde van 43 dB (art. 111b,3 Wgh).

Andere geluidgevoelige gebouwen Afhankelijk van de verblijfsruimte van het gebouw geldt:  28 dB voor verblijfsruimte, genoemd in art. 1.1,1d onder 1° t/m 3° Bg (art. 3.10,1a Bg);  33 dB voor verblijfsruimte, genoemd in art. 1.1,1d onder 4° t/m 5° Bg (art. 3.10,1b Bg).

10 december 2015 MD-AF20150610 8

Indien sprake is van een saneringssituatie dan geldt:  38 dB voor verblijfsruimte, genoemd in art. 1.1,1d onder 1° t/m 3° Bg (art. 3.10,2a Bg);  43 dB voor verblijfsruimte, genoemd in art. 1.1,1d onder 4° t/m 5° Bg (art. 3.10,2b Bg).

Geluidgevoelige terreinen De aanwijzing van een woonwagenstandplaats of een ligplaats voor een woonschip brengt met zich mee dat een woonwagen of woonschip geen verblijfsruimte heeft. Derhalve zijn de binnenwaarden uit de Wgh niet van toepassing.

2.8 Cumulatie Bij het vaststellen van een hogere grenswaarde voor een geluidgevoelig object moet op grond van art. 110f Wgh aandacht geschonken worden aan de eventuele cumulatie met andere gezoneerde geluidbronnen, indien het geluidgevoelig object tevens binnen de geluidzone van een of meer van deze geluidbronnen ligt. Hierbij wordt de geluidbelasting gecumuleerd met de andere gezoneerde geluidbronnen waarbij sprake is van een geluidbelasting hoger dan de zogenaamde voorkeurswaarden.

Voor de cumulatie is aangesloten op de methodiek in hoofdstuk 2 van bijlage 1 van het Rmg2012. Hierbij dient de aftrek ingevolge art. 110g Wgh niet te worden toegepast.

Er zijn voor gecumuleerde geluidbelastingen geen grenswaarden in de Wet geluidhinder opgenomen. Op basis van de hoogte van de gecumuleerde geluidbelasting dient het bevoegd gezag een afweging te maken over de toelaatbaarheid (art. 110a,6 Wgh).

2.9 Uitstraling van de effecten In art. 99,2 Wgh is omschreven dat indien redelijkerwijs kan worden verwacht dat de reconstructie van een weg zal leiden tot een toename van de geluidbelasting van 2 dB of meer vanwege andere wegen dan de te reconstrueren weg of wegdelen, ook inzicht dient te worden gegeven in de effecten op die andere wegen.

Er bestaat geen formele plicht op grond van de Wgh om maatregelen te treffen vanwege de geluidtoename van die andere weg of wegdeel. Wel moeten de resultaten van het onderzoek worden meegewogen in de besluitvorming.

10 december 2015 MD-AF20150610 9

3 Uitgangspunten

3.1 Wegontwerp De wegontwerpen zijn aangeleverd door de provincie Drenthe in de volgende bestanden:  SLENERWEG-2.0 Geluid.dwg, ontvangen op 30 oktober 2015;  Parweg -Odoorn geluid.dwg, ontvangen op 4 november 2015.

3.2 Onderzoeksgebied Voor het bepalen van het onderzoeksgebied is aangesloten op de werkwijze in de Handleiding Akoestisch Onderzoek Wegverkeer – 2009 (HAOW - 2009) van Rijkswaterstaat. De basis voor het onderzoeksgebied is de wettelijke zonebreedte langs het wegvak dat wordt gewijzigd (de begrenzing van het werkgebied). Vervolgens is het onderzoeksgebied uitgebreid door het werkgebied met ⅓ van de breedte van de geluidzone door te trekken (zie onderstaand figuur).

einde einde wijziging wijziging

onderzoeksgebied weg

d

d/3

Figuur 3-1: Onderzoeksgebied (d = zonebreedte)

Geluidzone en onderzoeksgebied In de onderstaande tabel is de breedte van de geluidzone langs de wegvakken weergegeven met het onderzoeksgebied langs de wegvakken. Dit is op kaart weergegeven in Figuur 3-2.

Tabel 3-1 Geluidzone en onderzoeksgebied langs wegvakken Aantal rijstroken Onderzoeksgbied Wegvak Breedte geluidzone hoofdrijbaan (+1/3 breedte geluidzone)

N34 2 250 meter +83 meer

Slenerweg 2 250 meter +83 meer

Odoornerweg 2 250 meter +83 meer

Borgerderweg 2 250 meter +83 meer

10 december 2015 MD-AF20150610 10

Figuur 3-2: Onderzoeksgebieden

3.3 De onderzochte situatie De geluidberekeningen voor de te wijzigen weg zijn uitgevoerd voor de huidige situatie (2016) en het toekomstige maatgevende jaar (2028). De in de Wgh gestelde grenswaarden zijn van toepassing op de geluidbelasting vanwege de afzonderlijke geluidbronnen. In dit onderzoek is de geluidbelasting daarom per weg berekend en getoetst.

3.4 Gebruikte rekenmethode De berekeningen voor de wegen zijn overeenkomstig art. 3.2 Rmg2012 uitgevoerd. Hierin zijn de factoren voorgeschreven waarmee rekening dient te worden gehouden wordt, zoals bijvoorbeeld samenstelling van het verkeer, afstandsreducties, reflecties, afschermingen, bodem- en luchtdemping, hoogteligging.

Er is gebruik gemaakt van het rekenprogramma GeoMilieu, versie 3.11. Dit rekenprogramma voldoet aan Standaardrekenmethode 2 (SRM2) van het Rmg2012.

De adressen van de bestaande gebouwen zijn ontleend aan de Basisregistratie Adressen en Gebouwen (BAG). Het aantal bouwlagen is bepaald aan de hand van Google Streetview. In het akoestisch model zijn alle gebouwen ingevoerd voor zover deze door reflectie of afscherming invloed hebben op de geluidbelasting op de geluidgevoelige objecten.

10 december 2015 MD-AF20150610 11

3.5 Verkeersintensiteiten Met betrekking tot de wegen worden de verkeersintensiteiten uitgedrukt in het gemiddeld aantal motorvoertuigen dat in de betreffende dag-, avond- en nachtperiode per uur over de weg rijdt (weekdagjaargemiddelden).

De verkeersgegevens zijn ontleend aan het verkeersmodel dat door Royal HaskoningDHV voor de gemeente is opgesteld. De totstandkoming van de verkeersgegevens is beschreven in het rapport Verkeerseffecten Slenerweg (d.d. 8 september 2015), dat als bijlage bij het bestemmingsplan Borger- Odoorn (Slenerweg) is toegevoegd.

De uitgebreide invoergegevens zijn in bijlage 1 opgenomen.

3.6 Snelheden van de voertuigen In de onderstaande tabel zijn de maximumsnelheden in de huidige en toekomstige situatie van de beschouwde wegvakken opgenomen.

Tabel 3-2 Snelheden beschouwde wegvakken Weg(vak) Wettelijke snelheid in 2016 (km/uur) Wettelijke snelheid in 2028 (km/uur)

N34 100 100

Slenerweg 80 80

Odoornerweg 80 80

Borgerderweg 80 60

Voor de N34 geldt ter hoogte van aansluitingen plaatselijk een maximumsnelheid van 70 km/uur. In de huidige situatie is dat van toepassing op de aansluitingen Emmen-Noord, Odoorn-Noord en Exloo. In de toekomstige situatie is dit niet van toepassing vanwege de wijziging van de aansluitingen.

Verder geldt voor de Odoornerweg en de Borgerderweg in de bebouwde kommen een snelheid van 50 km/uur.

3.7 Verharding wegdek Voor alle beschouwde wegen is uitgegaan van een wegdekverharding die bestaat uit dicht asfaltbeton (DAB).

De emissieparameters voor deze wegdektypen zijn ontleend aan de CROW-publicatie 316 "De wegdekcorrectie voor geluid van wegverkeer 2012”. Op de website van InfoMil worden de actuele wegdekcorrectiefactoren van verschillende wegdektypen bijgehouden met het toepassingsbereik waarbinnen de wegdekcorrectiefactoren mogen worden toegepast.

3.8 Optrektoeslag De optrektoeslag is een correctieterm ten gevolge van het afremmen en optrekken van het verkeer door de aanwezigheid van een kruispunt of een situatie die de gemiddelde snelheid van het verkeer sterk beperkt. De optrektoeslag mag alleen worden toegepast als ten gevolge van deze snelheidsbeperkende maatregel de gemiddelde snelheid van de motorvoertuigen ten minste wordt gehalveerd. De optrektoeslag is alleen van toepassing op middelzware en zware motorvoertuigen. In het Rmg2012 wordt de optrektoeslag onderscheiden in een kruispunt- en een obstakeltoeslag.

10 december 2015 MD-AF20150610 12

De kruispunttoeslag wordt alleen in rekening gebracht op kruispunten met een verkeersregelinstallatie. Deze komen binnen het onderzoeksgebied niet voor.

De obstakeltoeslag wordt toegepast bij rotondes. Voor de kruising van de Slenerweg met de Hoofdweg is een obstakeltoeslag in rekening gebracht. In de toekomstige situatie zijn ook voorzien ter hoogte van de aansluiting van de N34 op de Slenerweg. Ook daarvoor is een obstakeltoeslag in rekening gebracht.

3.9 Rekenpunten Op elk geluidgevoelig object binnen de geluidzone van de weg is een rekenpunt gelegd. Bij twijfel over de maatgevende gevel, zijn op meerdere gevels waarneempunten neergelegd. De geluidbelastingen zijn berekend voor alle bouwlagen. Op de begane grond is er gerekend op een hoogte van 1,5 meter. De rekenhoogte voor de 1e verdieping is 4,5 meter. Vervolgens is er een verdiepingshoogte aangehouden van 3 meter.

10 december 2015 MD-AF20150610 13

4 Resultaten

4.1 N34 De N34 wordt op twee locaties gewijzigd:  Aansluiting Emmen-Noord: de bestaande aansluiting Emmen-Noord wordt opgeheven en er wordt een nieuwe, ongelijkvloerse aansluiting gerealiseerd op de Slenerweg.  Aansluiting Odoorn-Noord: de bestaande aansluiting Odoorn-Noord wordt opgeheven.

Aansluiting Emmen-Noord Voor de aanleg van de nieuwe aansluiting ter hoogte van de Slenerweg wordt de N34 tussen km 65.5 en km 67.8 gereconstrueerd. Vanwege het opheffen van de bestaande aansluiting Emmen-Noord kan de snelheidsbeperking van 70 km/uur tussen km 65.7 en km 66.2 worden opgeheven. In de toekomstige situatie wordt de maximumsnelheid 100 km/uur. Voor deze wijzigingen is getoetst of bij de geluidgevoelige objecten binnen de geluidzone sprake is van “reconstructie” in de zin van de Wet geluidhinder.

In onderstaande afbeelding is het onderzoeksgebied en de ligging van de daarbinnen gelegen geluidgevoelige objecten weergegeven.

Figuur 4-1: Onderzoeksgebied en geluidgevoelige objecten N34 bij Emmen-Noord

Resultaten Binnen het onderzoeksgebied van dit deel van de N34 is één woning gelegen: Zijtak 6. In Tabel 4-1 zijn de rekenresultaten voor deze woning opgenomen.

10 december 2015 MD-AF20150610 14

Tabel 4-1 Rekenresultaten N34 ter hoogte van aansluiting Emmen-Noord

Adres Gevel Rekenhoogte (m) Geluidbelasting huidige situatie (2016) Toetswaarde Geluidbelasting toekomstige situatie (2036) Toename t.o.v. toetswaarde Sprake van "reconstructie"

Zijtak 6 ZW 1.5 47.92 48.00 48.59 0.59 nee

ZW 4.5 48.66 48.66 49.33 0.67 nee

ZW 7.5 48.94 48.94 49.60 0.66 nee

Uit bovenstaande tabel blijkt dat bij de woning Zijtak 6 de grenswaarde niet wordt overschreden. Er is geen sprake van reconstructie volgens de Wet geluidhinder. De Wet geluidhinder stelt geen aanvullende eisen aan de wijzigingen aan deze weg.

Aansluiting Odoorn-Noord De bestaande aansluiting Odoorn-Noord wordt opgeheven. Daardoor kan de snelheidsbeperking van 70 km/uur op de N34 tussen km 71.85 en km 72.35 worden opgeheven, In de toekomstige situatie wordt de maximumsnelheid 100 km/uur. Voor deze wijziging is getoetst of sprake is van “reconstructie” in de zin van de Wet geluidhinder. In onderstaande afbeelding is het onderzoeksgebied en de ligging van de daarbinnen gelegen geluidgevoelige objecten weergegeven.

Figuur 4-2: Onderzoeksgebied en geluidgevoelige objecten N34 bij Odoorn-Noord

10 december 2015 MD-AF20150610 15

Resultaten Ter hoogte van de aansluiting Odoorn-Noord loopt de N34 door een landelijk gebied. Aan de oostzijde van de N34 is lintbebouwing aanwezig aan de Borgerderweg, waarvan negen woningen binnen het onderzoeksgebied van dit deel van de N34 zijn gelegen. In Tabel 4-2 zijn de rekenresultaten voor deze woningen opgenomen.

Tabel 4-2 Rekenresultaten N34 ter hoogte van aansluiting Odoorn-Noord

Adres Gevel Rekenhoogte (m) Geluidbelasting huidige situatie (2016) Toetswaarde Geluidbelasting toekomstige situatie (2036) Toename t.o.v. toetswaarde Sprake van "reconstructie" Geluidbelasting toekomstige situatie (2036) met dunne deklaag A Toename met dunne deklaag A t.o.v. toetswaarde

Borgerderweg 13 ZW 1.5 48.33 48.33 49.17 0.84 nee 47.99 -0.34

ZW 4.5 50.36 50.36 51.48 1.12 nee 49.98 -0.38

Borgerderweg 26 ZW 1.5 46.65 48.00 47.46 -0.54 nee 46.54 -1.46

ZW 4.5 47.80 48.00 48.60 0.60 nee 47.76 -0.24

Borgerderweg 26a ZW 1.5 47.50 48.00 48.38 0.38 nee 47.42 -0.58

Borgerderweg 28 ZW 1.5 46.16 48.00 46.86 -1.14 nee 45.83 -2.17

ZW 4.5 48.48 48.48 49.56 1.08 nee 48.27 -0.21

Borgerderweg 30 ZW 1.5 49.26 49.26 50.76 1.50 nee 48.94 -0.32

ZW 4.5 50.26 50.26 51.72 1.46 nee 49.97 -0.29

Borgerderweg 32 ZW 1.5 48.70 48.70 50.32 1.62 ja 48.34 -0.36

Borgerderweg 34 ZW 1.5 50.22 50.22 51.85 1.63 ja 49.80 -0.42

ZW 4.5 51.52 51.52 53.07 1.55 ja 51.19 -0.33

Borgerderweg 36 ZW 1.5 51.06 51.06 52.62 1.56 ja 50.46 -0.60

Borgerderweg 38 ZW 1.5 52.21 52.21 53.77 1.56 ja 52.08 -0.13

ZW 4.5 52.98 52.98 54.50 1.52 ja 52.68 -0.30

Uit bovenstaande tabel blijkt dat bij vier woningen aan de Borgerderweg sprake is van “reconstructie”. Ten gevolge van het verhogen van de maximumsnelheid en verkeersgroei tussen 2016 en 2028 wordt bij de woningen Borgerderweg 32-38 de grenswaarde met ten hoogste 2 dB overschreden.

Deze overschrijdingen kunnen worden voorkomen door op de hoofdrijbaan van de N34 tussen km 71.77 en km 72.27 een dunne deklaag type A toe te passen als wegdekverharding. De twee meest rechtse kolommen van Tabel 4-2 laten zien dat dan bij geen enkele woning nog sprake is van een toename van de geluidbelasting ten opzichte van de toetswaarde. In Figuur 4-3 is deze maatregel op kaart weergegeven.

Indien het toepassen van deze wegdekverharding stuit op bezwaren vanuit bijvoorbeeld verkeerskundig oogpunt dan dient voor de woningen Borgerderweg 32, 34, 36 en 38 een hogere waarde te worden vastgesteld. Daarbij dient aandacht gegeven te worden aan de cumulatie van geluid met andere geluidbronnen. De enige andere relevante geluidbron ter hoogte van deze woningen is de Borgerderweg. Uit Tabel 4-3 blijkt dat de N34 de maatgevende geluidbron is voor de woningen aan de Borgerderweg. Het toepassen van een dunne deklaag A op de N34 kan derhalve als effectieve maatregel worden beschouwd. Er hoeven dan geen hogere waarden te worden vastgesteld voor deze woningen.

10 december 2015 MD-AF20150610 16

Figuur 4-3: Dunne deklaag A op N34 ter hoogte van Odoorn-Noord

Tabel 4-3 Cumulatieve geluidbelastingen Borgerderweg 32-38

Adres Gevel Rekenhoogte (m) Geluidbelasting t.g.v. N34 Geluidbelasting t.g.v. Borgerderweg Cumulatieve geluidbelasting Geluidbelasting t.g.v. N34 met dunne deklaag A Geluidbelasting t.g.v. Borgerderweg Cumulatieve geluidbelasting met dunne deklaag A op de N34

Borgerderweg 32 ZW 1.5 52 47 54 50 47 52

Borgerderweg 34 ZW 1.5 54 50 55 52 50 54

ZW 4.5 55 52 57 53 52 55

Borgerderweg 36 ZW 1.5 55 50 56 52 50 54

Borgerderweg 38 ZW 1.5 56 46 56 54 46 55

ZW 4.5 57 47 57 55 47 55 Cumulatieve geluidbelasting is bepaald exclusief de aftrek conform artikel 110g Wgh

10 december 2015 MD-AF20150610 17

4.2 Slenerweg Voor de aanleg van de nieuwe aansluiting van de N34 op de Slenerweg wordt de Slenerweg gewijzigd. Ter hoogte van de aansluiting op de N34 worden twee nieuwe rotondes gerealiseerd en tussen de nieuwe aansluiting en de bebouwde kom van Klijndijk wordt de Slenerweg verbreed. Voor deze wijzigingen is getoetst of bij de geluidgevoelige objecten binnen de geluidzone sprake is van “reconstructie” in de zin van de Wet geluidhinder.

In onderstaande afbeelding is het onderzoeksgebied en de ligging van de daarbinnen gelegen geluidgevoelige objecten weergegeven.

Figuur 4-4: Onderzoeksgebied en geluidgevoelige objecten Slenerweg

Rekenresultaten Binnen het onderzoeksgebied van de Slenerweg zijn vijf geluidgevoelige objecten gelegen. In Tabel 4-4 zijn de rekenresultaten weergegeven.

10 december 2015 MD-AF20150610 18

Tabel 4-4 Rekenresultaten Slenerweg

Adres Gevel Rekenhoogte (m) Geluidbelasting huidige situatie (2016) Toetswaarde Geluidbelasting toekomstige situatie (2036) Toename t.o.v. toetswaarde Sprake van "reconstructie" Geluidbelasting toekomstige situatie (2036) met dunne deklaag A Toename met dunne deklaag A t.o.v. toetswaarde Geluidbelasting toekomstige situatie met 60 km/uur Slenerweg Toename60 met km/uur Slenerweg t.o.v. toetswaarde

Hoofdweg 26 N 1.5 42.47 48.00 48.28 0.28 nee 47.49 -0.51 48.13 0.13

N 4.5 44.16 48.00 49.99 1.99 ja 49.19 1.19 49.84 1.84

Hoofdweg 26 W 1.5 43.40 48.00 49.19 1.19 nee 47.57 -0.43 48.35 0.35

W 4.5 45.05 48.00 50.84 2.84 ja 49.28 1.28 50.07 2.07

Hoofdweg 28 NW 1.5 31.68 48.00 37.53 -10.47 nee 36.04 -11.96 35.51 -12.49

NW 4.5 32.70 48.00 38.58 -9.42 nee 37.13 -10.87 36.57 -11.43

Hoofdweg 59 W 1.5 33.08 48.00 38.79 -9.21 nee 36.59 -11.41 36.60 -11.40

W 4.5 33.77 48.00 39.54 -8.46 nee 37.47 -10.53 37.40 -10.60

Hoofdweg 59 N 1.5 32.87 48.00 38.57 -9.43 nee 35.80 -12.20 36.02 -11.98

N 4.5 33.38 48.00 39.09 -8.91 nee 36.36 -11.64 36.54 -11.46

Slenerweg 2 ZO 1.5 45.33 48.00 51.30 3.30 ja 50.70 2.70 50.95 2.95

ZO 4.5 46.40 48.00 52.39 4.39 ja 51.73 3.73 52.02 4.02

Slenerweg 7 N 1.5 45.89 48.00 51.57 3.57 ja 48.47 0.47 48.35 0.35

N 4.5 47.85 48.00 53.53 5.53 ja 50.52 2.52 50.32 2.32

Slenerweg 7 W 1.5 44.65 48.00 50.38 2.38 ja 47.72 -0.28 47.31 -0.69

W 4.5 46.57 48.00 52.29 4.29 ja 49.65 1.65 49.21 1.21

Uit de berekeningen blijkt dat bij alle woningen in de huidige situatie sprake is van een geluidbelasting lager dan de voorkeurswaarde van 48 dB. De te hanteren toetswaarde bedraagt voor alle woningen 48 dB.

In de toekomstige situatie neemt de geluidbelasting bij de Hoofdweg 26 en Slenerweg 2 toe tot 51, respectievelijk 52 dB. Daarmee wordt de toetswaarde met 3 à 4 dB overschreden. Bij de Slenerweg 7 neemt de geluidbelasting toe tot maximaal 54 dB, waarmee de toetswaarde met 6 dB wordt overschreden. Dit is een hogere toename dan de maximaal toelaatbare toename van 5 dB, die in de Wgh wordt gesteld. Het is derhalve verplicht om maatregelen te treffen om de overschrijding te beperken. Deze toenames worden veroorzaakt door de het verkeersaantrekkend effect van de nieuwe aansluiting. Vanwege het realiseren van de nieuwe aansluiting op de N34 zal er meer verkeer van de Slenerweg gebruik gaan maken om vanuit Klijndijk de N34 te bereiken. De verkeersintensiteit op de Slenerweg neemt hierdoor met circa 400% toe.

De overschrijding kan worden beperkt door een dunne deklaag type A toe te passen op de Slenerweg. Hiermee wordt een geluidreductie van maximaal 3 dB gehaald bij de Slenerweg 7, en wordt de overschrijding van de toetswaarde beperkt tot 3 dB. Bij de woningen Hoofdweg 26 en Slenerweg 2 bedraagt de geluidreductie maximaal 2 dB, omdat het om civieltechnische redenen niet mogelijk is om een geluidreducerend wegdek toe te passen ter hoogte van de kruising met de Hoofdweg. Geluidreducerende wegdekken zijn namelijk niet goed bestand tegen het wringend effect van optrekkend

10 december 2015 MD-AF20150610 19

en afremmend verkeer ter hoogte van kruisingen. De locatie van de dunne deklaag A is weergegeven in Figuur 4-5.

Figuur 4-5: Dunne deklaag A op de Slenerweg

Als alternatieve maatregel kan ook de maximumsnelheid op de Slenerweg tussen Klijndijk en de nieuwe aansluiting op de N34 verlaagd worden naar 60 km/uur. Hiermee wordt een geluidreductie van maximaal 3 dB gehaald bij de woning Slenerweg 7, en wordt de overschrijding van de toetswaarde beperkt tot 2 dB. Bij de woningen Hoofdweg 26 en Slenerweg 2 bedraagt de geluidreductie maximaal 1 dB, omdat ter hoogte van deze woningen de maximumsnelheid niet verder verlaagd kan worden. De Slenerweg ligt hier namelijk binnen de bebouwde kom van Klijndijk, waar een maximumsnelheid van 50 km/uur geldt.

Zoals eerder genoemd is het treffen van maatregelen verplicht, omdat de toetswaarde bij de Slenerweg 7 met meer dan 5 dB wordt overschreden. De hiervoor genoemde maatregelen zijn niet voldoende om de overschrijdingen volledig weg te nemen. Dat betekent dat voor de woningen Hoofdweg 26, Slenerweg 2 en Slenerweg 7 hogere waarden moeten worden vastgesteld. Daarbij dient aandacht gegeven te worden aan de cumulatie van geluid met andere geluidbronnen.

Er zijn geen andere geluidbronnen aanwezig die voor cumulatie relevant zijn. De N34 ligt op grote afstand en de verkeersintensiteit op de Hoofdweg in Klijndijk is lager dan de verkeersintensiteit van de Slenerweg zelf. De Slenerweg is voor deze drie woningen derhalve de maatgevende geluidbron. Het treffen van maatregelen op die weg is daarom het meest effectief.

10 december 2015 MD-AF20150610 20

4.3 Odoornerweg De bestaande aansluiting Emmen-Noord wordt opgeheven. Daardoor komt de aansluiting van de Odoornerweg op de N34 te vervallen. In de toekomstige situatie wordt de Odoornerweg langs de N34 gelegd, waarna deze ter hoogte van Slenerweg aansluit op de N34.

In onderstaande afbeelding is het onderzoeksgebied en de ligging van de daarbinnen gelegen geluidgevoelige objecten weergegeven. Voor een deel van de Odoornerweg is sprake van aanleg van een nieuwe weg. Binnen de geluidzone van het nieuw aan te leggen deel van de Odoornerweg zijn geen geluidgevoelige objecten aanwezig. Binnen het deel van de weg dat wordt gewijzigd, bevinden zich twee woningen.

Figuur 4-6: Onderzoeksgebied en geluidgevoelige objecten Odoornerweg

Resultaten Binnen het onderzoeksgebied van de Odoornerweg zijn twee woningen gelegen: Hoofdweg 48 en 48a. In Tabel 4-5 zijn de rekenresultaten voor deze woning opgenomen.

10 december 2015 MD-AF20150610 21

Tabel 4-5 Rekenresultaten Odoornerweg

Adres Gevel Rekenhoogte (m) Geluidbelasting huidige situatie (2016) Toetswaarde Geluidbelasting toekomstige situatie (2036) Toename t.o.v. toetswaarde Sprake van "reconstructie"

Hoofdweg 48 en 48a ZW 1.5 39.03 48.00 39.85 -8.15 nee

ZW 4.5 44.46 48.00 43.89 -4.11 nee

Hoofdweg 48 en 48a NW 1.5 36.48 48.00 37.48 -10.52 nee

NW 4.5 37.34 48.00 38.36 -9.64 nee

Hoofdweg 48 en 48a ZO 1.5 39.45 48.00 38.92 -9.08 nee

ZO 4.5 43.88 48.00 42.96 -5.04 nee

Uit bovenstaande tabel blijkt dat bij de woningen Hoofdweg 48 en 48a de grenswaarde niet wordt overschreden. Er is geen sprake van reconstructie volgens de Wet geluidhinder. De Wet geluidhinder stelt geen aanvullende eisen aan de wijzigingen aan deze weg.

10 december 2015 MD-AF20150610 22

4.4 Borgerderweg De bestaande aansluiting Odoorn-Noord wordt opgeheven. Daardoor komt de aansluiting van de Borgerderweg op de N34 te vervallen. In de toekomstige situatie wordt de Borgerderweg, die parallel langs de N34 loopt, verbreedt, waarna deze ter hoogte van Exloo aansluit op de N34. Ook vindt een snelheidsverlaging plaats van 80 km/uur in de huidige situatie naar 60 km/uur in de toekomstige situatie.

In onderstaande afbeelding is het onderzoeksgebied en de ligging van de daarbinnen gelegen geluidgevoelige objecten weergegeven.

Figuur 4-7: Onderzoeksgebied en geluidgevoelige objecten Borgerderweg

Resultaten Binnen het onderzoeksgebied van de Borgerderweg zijn tien woningen gelegen. In Tabel 4-6 zijn de rekenresultaten voor deze woning opgenomen.

10 december 2015 MD-AF20150610 23

Tabel 4-6 Rekenresultaten Borgerderweg

Adres Gevel Rekenhoogte (m) Geluidbelasting huidige situatie (2016) Toetswaarde Geluidbelasting toekomstige situatie (2036) Toename t.o.v. toetswaarde Sprake van "reconstructie"

Borgerderweg 17 NO 1.5 27.02 48.00 39.20 -8.80 nee

NO 4.5 28.30 48.00 40.66 -7.34 nee

Borgerderweg 21 NO 1.5 15.55 48.00 39.53 -8.47 nee

NO 4.5 17.37 48.00 41.00 -7.00 nee

Borgerderweg 23 NO 1.5 14.95 48.00 42.09 -5.91 nee

NO 4.5 16.87 48.00 43.88 -4.12 nee

Borgerderweg 25 NO 1.5 0.06 48.00 40.40 -7.60 nee

NO 4.5 4.97 48.00 42.15 -5.85 nee

Borgerderweg 27 NO 1.5 12.39 48.00 33.30 -14.70 nee

NO 4.5 14.37 48.00 34.50 -13.50 nee

Borgerderweg 34 ZW 1.5 50.72 50.72 44.84 -5.88 nee

ZW 4.5 52.17 52.17 46.33 -5.84 nee

Borgerderweg 36 ZW 1.5 50.72 50.72 44.90 -5.82 nee

Borgerderweg 38 ZW 1.5 37.34 48.00 40.43 -7.57 nee

ZW 4.5 40.50 48.00 42.18 -5.82 nee

Borgerderweg 40 ZW 1.5 22.78 48.00 36.18 -11.82 nee

ZW 4.5 24.61 48.00 37.47 -10.53 nee

Borgerderweg 42 ZW 1.5 21.50 48.00 48.59 0.59 nee

ZW 4.5 22.90 48.00 49.26 1.26 nee

Uit bovenstaande tabel blijkt dat bij geen enkele woning de grenswaarde wordt overschreden. Er is geen sprake van reconstructie volgens de Wet geluidhinder. De Wet geluidhinder stelt geen aanvullende eisen aan de wijzigingen aan deze weg.

10 december 2015 MD-AF20150610 24

4.5 Uitstraling van de effecten Uit een analyse van de verkeersintensiteiten in de directe omgeving van de aanpassingen is gebleken dat er geen andere wegen dan de te wijzigen wegen zijn waar een toename van de geluidbelasting van 2 dB of meer kan worden verwacht. Er is daarom geen nader onderzoek ingesteld naar de geluidbelasting ten gevolge van andere wegen dan de te wijzigen wegen.

10 december 2015 MD-AF20150610 25

5 Conclusie

De provincie Drenthe en de gemeente Borger-Odoorn zijn voornemens de N34 op twee locaties te wijzigen:  Aansluiting Emmen-Noord: de bestaande aansluiting Emmen-Noord wordt opgeheven en er wordt een nieuwe, ongelijkvloerse aansluiting gerealiseerd op de Slenerweg. De Odoornerweg wordt verlegd en komt parallel aan de N34 te liggen.  Aansluiting Odoorn-Noord: de bestaande aansluiting Odoorn-Noord wordt opgeheven. Daarbij wordt de parallel aan de N34 gelegen Borgerderweg verbreed.

De wijzigingen aan de wegvakken van de N34, Slenerweg, Odoornerweg en Borgerderweg zijn getoetst aan de regelgeving en de grenswaarden van de Wet geluidhinder.

Uit het onderzoek is gebleken dat op twee locaties sprake is van “reconstructie” in de zin van de Wet geluidhinder:  N34, ter hoogte van Odoorn-Noord: ten gevolge van het opheffen van de aansluiting Odoorn-Noord kan de geldende snelheidsbeperking van 70 km/uur op de N34 worden opgeheven. Vanwege het verhogen van de maximumsnelheid en verkeersgroei tussen 2016 en 2028 wordt bij de twee woningen (Borgerderweg 32-38) de grenswaarde met 2 dB overschreden.  Slenerweg: vanwege het realiseren van de nieuwe aansluiting op de N34 bij Klijndijk zal er meer verkeer van de Slenerweg gebruik gaan maken om vanuit Klijndijk de N34 te bereiken. De verkeersintensiteit op de Slenerweg neemt hierdoor met circa 400% toe. Daardoor neemt de geluidbelasting bij 3 woningen toe tot boven de grenswaarde. Bij de woning Slenerweg 7 wordt de grenswaarde met meer dan 5 dB overschreden. Het is verplicht om maatregelen te treffen om de overschrijding te beperken.

Wij geven het bevoegd gezag in overweging om op de volgende locaties een dunne deklaag type A, of een wegdekverharding met dezelfde akoestische eigenschappen, toe te passen:  N34, tussen km 71.8 en km 72.3;  Slenerweg, tussen de nieuwe aansluiting op de N34 en de kruising met de hoofdweg. Als alternatief kan er voor worden gekozen de maximumsnelheid op de Slenerweg te verlagen naar 60 km/uur.

In Tabel 5-1 is het aantal vast te stellen hogere waarden met en zonder bronmaatregelen samengevat.

Tabel 5-1 Aantal vast te stellen hogere waarden met en zonder bronmaatregelen Aantal vast te stellen hogere waarden Weg Zonder bronmaatregelen Met bronmaatregelen

N34, ter hoogte van aansluiting Odoorn-Noord 4 0

Slenerweg 3* 3 * Wanneer geen bronmaatregel wordt getroffen op de Slenerweg moet de maximumsnelheid worden verlaagd naar 60 km/uur. In dat geval moet voor 3 woningen een hogere waarde worden vastgesteld.

10 december 2015 MD-AF20150610 26

De vast te stellen hogere waarden zijn opgenomen in Tabel 5-2 en Tabel 5-3.

Tabel 5-2 Vast te stellen hogere waarden t.g.v. N34 N34

Adres Gevel Hoogte Zonder dunne Met dunne deklaag type A deklaag type A

Borgerderweg 32 ZW 1.5 50 -

Borgerderweg 34 ZW 1.5 52 -

ZW 4.5 53 -

Borgerderweg 36 ZW 1.5 53 -

Borgerderweg 38 ZW 1.5 54 -

ZW 4.5 55 -

Tabel 5-3 Vast te stellen hogere waarden t.g.v. Slenerweg Slenerweg

Verlaging Adres Gevel Hoogte Met dunne maximumsnelheid deklaag type A naar 60 km/uur

Hoofdweg 26 N 4.5 49 50

Hoofdweg 26 W 4.5 49 50

Slenerweg 2 ZO 1.5 51 51

ZO 4.5 52 52

Slenerweg 7 N 4.5 51 50

Slenerweg 7 W 4.5 50 49

10 december 2015 MD-AF20150610 27

Bijlage 1.1 ‐ Verkeergegevens huidige situatie 2016

Etmaal‐ Dagperiode (07:00 ‐ 19:00) Avondperiode (19:00 ‐ 23:00) Nachtperiode (23:00 ‐ 07:00) Wegvak ID intensiteit Licht Middelzwaar Zwaar Licht Middelzwaar Zwaar Licht Middelzwaar Zwaar 1 12229 642 57 117 293 17 32 94 13 28 5 1164 71 3 2 40 11900 8 12718 671 75 106 291 23 28 94 20 27 9 14865 803 81 113 348 25 30 112 21 29 15 16219 884 85 119 383 26 32 124 22 30 18 5851 334 29 23 168 8 5 54 6 3 19 5641 328 24 19 165 7 4 52 5 2 22 1114 67 3 2 37 1 0 10 1 0 28 2169 135 10 4 68 3 1 11 1 0 3389957213410600 Bijlage 1.2 ‐ Verkeersgegevens toekomstige situatie 2028

Etmaal‐ Dagperiode (07:00 ‐ 19:00) Avondperiode (19:00 ‐ 23:00) Nachtperiode (23:00 ‐ 07:00) Wegvak ID intensiteit Licht Middelzwaar Zwaar Licht Middelzwaar Zwaar Licht Middelzwaar Zwaar 1 13860 733 62 129 334 19 35 108 14 31 3 1578 94 4 6 46 2 2 13 1 2 4 1685 102 2 8 44 1 2 16 0 2 5 4584 261 27 19 146 7 5 32 1 0 6 1785 97 9 13 47 3 4 13 2 3 7 1834 99 6 19 42 1 5 16 1 4 8 14061 732 88 123 317 27 33 103 23 31 15 15502 816 93 130 354 28 35 114 24 33 18 4928 264 34 28 133 9 5 42 7 4 19 3326 173 27 21 87 7 4 28 5 3 22 4015 237 15 9 130 5 2 38 2 2 28 1162 71 6 3 36 21600 3378650113010500 35 13009 665 86 120 288 26 32 93 22 30

Notitie / Memo HaskoningDHV Nederland B.V. Transport & Planning Aan: Gemeente Borger-Odoorn Van: Gilbert Mulder, Alex Bouthoorn, Ramon Nieborg Datum: 11 april 2016 Kopie: Ons kenmerk: T&PBD1627110101N001F01 Classificatie: Open

Onderwerp : Bestemmingsplan aansluiting Klijndijk N34, luchtkwaliteit en stikstofdepositie

Inleiding De provincie Drenthe en de gemeente Borger-Odoorn zijn voornemens de N34 op twee locaties te wijzigen: 1. Aansluiting Emmen-Noord: de bestaande aansluiting Emmen-Noord wordt opgeheven en er wordt een nieuwe, ongelijkvloerse aansluiting gerealiseerd op de Slenerweg. De Odoornerweg wordt verlegd en komt parallel aan de N34 te liggen. De Slenerweg wordt verbreed. 2. Aansluiting Odoorn-Noord: de bestaande aansluiting Odoorn-Noord wordt opgeheven. Daarbij wordt de parallel aan de N34 gelegen Borgerderweg verbreed.

In figuur 0-1 is het plangebied weergegeven.

Figuur 0-1: Plangebied

11 april 2016 T&PBD1627110101N001F01 1/4

Voor de wijzigingen aan de N34 is in deze memo het volgende onderzocht: • Aspect luchtkwaliteit: toetsing of wordt voldaan aan de luchtkwaliteitseisen uit de Wet milieubeheer. • Aspect stikstofdepositie: beoordeling of het plan negatieve effecten kan hebben op de stikstofdepositie in de omliggende Natura 2000-gebieden.

Luchtkwaliteit

De Wet milieubeheer biedt de volgende grondslagen voor de onderbouwing dat een plan voldoet aan de wet- en regelgeving voor luchtkwaliteit: 1. het project leidt niet tot overschrijding van grenswaarden (art. 5.16 lid 1 sub a); 2. het plan draagt niet in betekenende mate bij aan een verslechtering van de luchtkwaliteit (art. 5.16 lid 1 sub c); 3. er worden grenswaarden overschreden, maar ten gevolge van het project is er per saldo sprake van een verbetering van de concentratie van de betreffende stof of blijft de concentratie gelijk (art. 5.16 lid 1 sub b onder 1); 4. er worden grenswaarden overschreden, maar ten gevolge van een door het project optredend effect of een met het plan samenhangende maatregel is er per saldo sprake van een verbetering van de concentratie van de betreffende stof of blijft de concentratie gelijk (art. 5.16 lid 1 sub b onder 2); 5. het project is genoemd of beschreven in, dan wel past binnen of is in elk geval niet strijdig met het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (art. 5.16 lid 1 sub d). Wanneer een plan voldoet aan één van bovenstaande grondslagen, kan het wat luchtkwaliteit betreft doorgang vinden.

De NSL-Monitoringstool en concentraties in omgeving In het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) werken de Rijksoverheid en lokale overheden samen om de luchtkwaliteit in Nederland te verbeteren. Om de ontwikkeling van de luchtkwaliteit in Nederland te monitoren wordt de NSL-Monitoringstool gebruikt. Deze tool bevat alle (grotere) wegen waarlangs overschrijdingen van de grenswaarden voor luchtkwaliteit niet op voorhand kunnen worden uitgesloten.

Met de NSL-Monitoringstool worden de concentraties luchtverontreinigende stoffen berekend voor het achterliggende kalenderjaar en de toekomstige jaren die relevant zijn voor het NSL (2015, 2020, 2030). De resultaten van de berekeningen voor het achterliggende jaar vormen de basis voor de jaarlijkse rapportage luchtkwaliteit aan de EU.

Uit de NSL-Monitoringstool blijkt dat de maximale concentraties in de provincie Drenthe zeer ruim onder de grenswaarden uit de Wet milieubeheer liggen. Deze maximale concentraties liggen in het zuiden van de provincie op enkele tientallen kilometers van de planlocatie. Dichterbij de planlocatie zijn de concentratiewaarden nog lager, de maximale concentratiewaarden zijn, in een gebied van 15 kilometer rond de planlocatie, voor een drietal zichtjaren in onderstaande tabel 1 weergegeven.

Tabel 1. Maximale concentratiewaarden binnen 15 kilometer rond planlocatie uit de NSL-Monitoringstool

Zichtjaar Concentratie NO 2 Concentratie PM 10 Concentratie PM 2,5

Grenswaarden 40 µg/m 3 40 µg/m 3 25 µg/m 3

2015 22,6 20,6 11,8

2020 16,8 19,2 10,7

2030 12,0 18,1 9,6

11 april 2016 T&PBD1627110101N001F01 2/4

Tabel 1 laat zien dat er in de ruime omgeving van de planlocatie geen overschrijdingen van de jaargemiddelde grenswaarden voor NO 2, PM 10 en PM 2.5 voorkomen en dat de concentraties in de toekomst zullen dalen. De maximale concentratiewaarden blijven in elk zichtjaar ruim onder de grenswaarden uit de Wm.

Conclusie Uit de NSL-Monitoringstool blijkt dat in het ruime gebied rond de planlocatie de jaargemiddelde concentraties ruim onder de grenswaarden uit de Wm liggen en dat concentraties, onder invloed van dalende achtergrondconcentraties en emissiefactoren, in de toekomst verder zullen dalen.

De aanpassingen aan de N34 en aansluitingen hebben, in relatie tot de bestaande situatie, een beperkt effect op de verkeersafwikkeling en verkeersaantrekkende werking. Gezien dit effect en de grote ruimte tussen de heersende concentraties en de grenswaarden uit de Wm, zullen de aanpassingen aan de N34 en aansluitingen niet leiden tot een benadering of overschrijding van de grenswaarden uit de Wm.

Hierdoor is aannemelijk gemaakt dat het plan op grond van art 5.16, lid 1 sub a voldoet aan de luchtkwaliteitseisen uit de Wet milieubeheer (Wm).

Stikstofdepositie Om te beoordelen of het plan negatieve effecten kan hebben op de stikstofdepositie in de omliggende Natura 2000-gebieden, wordt aangesloten bij de instructie “Programma Aanpak Stikstof (PAS)” van Rijkswaterstaat. Hierin wordt een methode voor de afbakening van het onderzoeksgebied beschreven waarbinnen de effecten op stikstofdepositie worden verwacht.

In de instructie wordt onderscheid gemaakt tussen het projectgebied en het gebied waar netwerkeffecten optreden. Het projectgebied wordt gevormd door het gebied dat zich uitstrekt van de voorafgaande tot en met de eerstvolgende aansluiting op het wegvak waar het project of de andere handeling betrekking op heeft.

Bij aanpassingen aan wegen ontstaan vaak netwerkeffecten door de verkeersaantrekkende werking van de wijziging. Deze netwerkeffecten kunnen binnen een groter gebied dan het projectgebied optreden en zijn dan ook bepalend voor de grootte van het onderzoeksgebied. In de instructie van Rijkswaterstaat wordt het gebied waar netwerkeffecten optreden gevormd door de wegvakken (hoofdwegennet, HWN en onderliggend wegennet, OWN) waar de toename van de weekdaggemiddelde verkeersintensiteit als gevolg van het project of de andere handeling tenminste 1000 motorvoertuigen per etmaal per rijrichting bedraagt.

Effecten op stikstofdepositie worden berekend in PAS-gebieden binnen 3 km 1 van de relevante wegvakken in het projectgebied en het gebied waar netwerkeffecten optreden.

De dichtstbijzijnde Natura 2000-gebieden (Drouwenerzand en Elperstroomgebied), ligt ten noorden respectievelijk noordwesten van het projectgebied op ongeveer 10 kilometer van de meest noordelijke wijziging (verbreden Borgerderweg). De afstand is groter dan 3 kilometer waardoor geen effecten vanuit het projectgebied optreden. Daarnaast lig het Elperstroomgebied niet langs de N34 en zijn netwerkeffecten daardoor uitgesloten.

1 Bij hoofdwegen wordt een afstandsgrenswaarde van 3 kilometer gehanteerd volgens Artikel 2, lid 2 sub a Besluit grenswaarden PAS.

11 april 2016 T&PBD1627110101N001F01 3/4

Uit het verkeersmodel volgen intensiteiten in de autonome en in de plansituatie. Buiten het projectgebied zijn de netwerkeffecten als gevolg van de wijzigingen (plan – autonoom) beperkt tot maximaal enkele tientallen motorvoertuigen per etmaal per rijrichting. Dit aantal ligt ruim onder de 1000 motorvoertuigen per etmaal per rijrichting waardoor er, op basis van de instructie, gesteld kan worden dat er, buiten het projectgebied, geen netwerkeffecten optreden die effecten op stikstofdepositie kunnen veroorzaken.

Conclusie De afstand tussen het gebied waarbinnen de project- en netwerkeffecten als gevolg van de wijzigingen optreden en de nabijgelegen Natura 2000-gebieden is groter dan 3 kilometer. Daarmee zijn negatieve effecten op stikstofdepositie binnen Natura 2000-gebieden als gevolg van het plan uitgesloten.

11 april 2016 T&PBD1627110101N001F01 4/4

Verkeerseffecten aansluiting N34 Klijndijk/Emmen-Noord

Titel: Verkeerseffecten aansluiting N34 Klijndijk/Emmen-Noord Status: Definitief Datum: 12 november 2014 Project: Verkeersonderzoek N34 Klijndijk – Emmen-Noord Dossier: BD1627-102-100 Opdrachtgever: Provincie Drenthe Contact opdrachtgever: M. Pasjes Kenmerk: BD1627_R001_D1.0 Auteur : Sjoerd Hoekstra Interne controle : Gerard Kuiper Project manager: Peter Traas

1 Contents 1 Inleiding ...... 1 1.1 Aanleiding ...... 3 1.2 Opdracht Royal HaskoningDHV ...... 3 1.3 Leeswijzer ...... 4 2 Toetsingskader ...... 5 2.1 Projectmatige kaders ...... 7 2.2 Beleidsmatige kaders ...... 9 2.3 Verkeerskundige kaders ...... 10 3 Resultaten en analyse ...... 13 3.1 Effecten op verkeerssituatie ...... 15 3.2 Wegencategorisering versus intensiteit ...... 21 3.3 Doorstroming en oversteekbaarheid rotonde Klijndijk ...... 21 3.4 Oversteekbaarheid fietsers en voetgangers rotonde Klijndijk ...... 22 3.5 Veiligheid fietsverkeer ...... 22 3.6 Effecten op geluid ...... 23 3.7 Effecten op lucht...... 23 3.8 Bereikbaarheid winkelcentrum Emmermeer ...... 25 3.9 Bereikbaarheid voor hulpdiensten ...... 25 4 Effectmatrix ...... 27 Bijlage 1 Werking verkeersmodellen ...... 31 Bijlage 2 Ontwerp voorkeursvarianten ...... 35 Bijlage 3 Verkeerseffecten ...... 39 Bijlage 4 Resultaten geluidsberekeningen ...... 45

1 Inleiding

1

Afbeelding 1.1: Situatieschets

2

1.1 Aanleiding en meest logische is. Belangrijkste conclusie van de second opinion was dat de bestuurlijke Opwaardering N34 tussen N381 en Exloo voorkeursvariant pas voldoet aan alle Sinds de overdracht van de N34 van het Rijk naar de beleidsuitgangspunten als op de Odoornerweg, de provincie Drenthe wordt door de provincie Drenthe, in verbinding tussen de wijk Emmermeer en de N34, samenwerking met de omliggende gemeenten, gewerkt wordt afgewaardeerd naar een erftoegangsweg met aan het verbeteren van de verkeersveiligheid op de een lagere toegestane snelheid. Hiertoe is de uitvoering N34. van passende maatregelen nodig conform het beleid van de gemeente Emmen. Deze afwaardering heeft tot Belangrijk onderdeel van het eindbeeld van de N34 als doel dat verkeer vanuit Emmen naar de N34 zo veel stroomweg is het ongelijkvloers maken van de mogelijk gebruik maakt van de hoofdontsluiting via de aansluitingen op de N34 en het verwijderen van de N381 (Frieslandroute) en niet via de Odoornerweg. gelijkvloerse oversteken. In het kader van dit eindbeeld Zonder het nemen van maatregelen op de zijn de aansluitingen bij Gieten, Borger, Gasselte en Odoornerweg blijft de nieuwe aansluiting bij de Ees al aangepakt. De aansluitingen van Exloo, Odoorn- Slenerweg een te aantrekkelijk alternatief voor verkeer Noord en Emmen-Noord op de N34 zijn de laatste van en naar Emmermeer en is het opwaarderen van de gelijkvloerse aansluitingen op de N34 op het gedeelte huidige aansluiting Emmen-Noord op de N34 Exloo – N381. De plannen voor het ongelijkvloers verkeerskundig gezien mogelijk een betere keuze. maken van de aansluiting Exloo zijn in een vergevorderd stadium. 1.2 Opdracht Royal HaskoningDHV De provincie Drenthe is de trekker van de planvorming Op de voorkeursvariant zijn reacties gekomen waarin rondom de aanpak van de aansluitingen Odoorn-Noord werd aangegeven dat een ongelijkvloerse kruising, met en Emmen-Noord. De intentie is om de huidige een aansluiting bij Emmen-Noord, onvoldoende was aansluitingen te vervangen door één ongelijkvloerse onderzocht. De variant Emmen-Noord was al vroeg in aansluiting. Een onderzoek van de Grontmij 1 had als de planstudie afgevallen. Naar aanleiding van alle uitkomst dat zowel een nieuwe aansluiting op de discussies over de voorkeursvariant heeft Torenwijk als op de Slenerweg goede oplossingen Gedeputeerde Staten van Drenthe besloten aanvullend bieden als vervanging van de op te heffen onderzoek te doen naar de beide overgebleven aansluitingen. Op basis van nader onderzoek is de varianten: de aansluiting Emmen-Noord en de aansluiting Slenerweg de voorkeurslocatie voor het aansluiting Slenerweg (zie afbeelding 1.1). De provincie realiseren van de ongelijkvloerse aansluiting geworden. Drenthe heeft Royal HaskoningDHV gevraagd dit onderzoek uit te voeren door de verkeerskundige De kern Klijndijk wordt door deze aansluiting direct effecten objectief in beeld te brengen voor de volgende ontsloten op de N34, terwijl verkeer van en naar twee situaties: Odoorn ook van deze aansluiting gebruik kan maken. Omdat de aansluiting Odoorn-Noord verdwijnt wordt de  Een ongelijkvloerse aansluiting op de N34 bij Borgerderweg, de parallelstructuur langs de N34, Klijndijk (de Slenerweg), waarbij de huidige opgewaardeerd, waardoor Odoorn richting het noorden gelijkvloerse aansluitingen bij Odoorn-Noord en ook is ontsloten richting Exloo en de N34. Emmen-Noord komen te vervallen.  Het vervangen van de huidige gelijkvloerse Aanvullende maatregelen nodig als gevolg van aansluiting op de N34 bij Emmen-Noord door een beleidskeuzes ongelijkvloerse aansluiting op dezelfde locatie Op verzoek van de provincie Drenthe is door waarbij de huidige aansluiting Odoorn-Noord wordt Goudappel Coffeng een second opinion uitgevoerd met opgeheven. de vraag of de gehanteerde beleidsuitgangspunten nog Specifiek is gevraagd om met behulp van het nieuwe valide waren en of de bestuurlijke voorkeursvariant, een verkeersmodel van de gemeente Emmen, dat in het ongelijkvloerse aansluiting bij de Slenerweg, de juiste najaar van 2014 is opgeleverd door Royal HaskoningDHV, de verkeerseffecten voor beide situaties in beeld te brengen. Op basis van een 1 Grontmij, N34 traject Exloo-Emmen, 2011.

3

objectieve analyse dient feitelijk inzichtelijk te worden welke effecten optreden ten opzichte van de huidige situatie. De resultaten van het verkeersonderzoek worden als input gebruikt voor bijeenkomsten met de werkgroep. Door Royal HaskoningDHV is geen waardeoordeel gegeven aan de verkeerseffecten. 1.3 Leeswijzer

In deze rapportage zijn de verkeerskundige effecten die optreden als gevolg van het realiseren van een ongelijkvloerse aansluiting bij Emmen-Noord of Odoorn-Noord beschreven. In hoofdstuk 2 is het toetsingskader voor het in beeld brengen van de verkeerskundige effecten beschreven. Er is onderscheid gemaakt naar projectmatige, beleidsmatige en verkeerskundige kaders. Hoofdstuk 3 beschrijft de daadwerkelijke effecten. Voor de verschillende beoordelingsaspecten is aangegeven welke effecten op gaan treden indien een ongelijkvloerse aansluiting bij de Slenerweg of Emmen- Noord wordt gekozen. In hoofdstuk 4 is een volledige effectmatrix opgenomen. Hierin zijn de resultaten uit hoofdstuk 3 samengevoegd in een tweetal matrices. Eén matrix beschrijft de impact op de beleidsmatige kaders en de andere matrix de effecten op de verkeerskundige kaders.

4

2 Toetsingskader

5

6

Voor het in beeld brengen van de verkeerskundige De beoordeling op de verschillende aspecten heeft effecten is een toetsingskader gebruikt. Dit plaatsgevonden voor het gebied binnen de rode lijn. toetsingskader bestaat uit drie elementen: Eventuele effecten op de omgeving buiten het studiegebied zijn, indien relevant, meegenomen in de  Projectmatige kaders. effectbeschrijving.  Beleidsmatige kaders.  Verkeerskundige kaders. Specifiek voor het beoordelen van de bereikbaarheid van het winkelgebied Emmermeer is het studiegebied De verkeerskundige effecten van het realiseren van uitgebreid tot en met Emmermeer. een ongelijkvloerse aansluiting op de N34 bij de Slenerweg of Emmen-Noord zijn beoordeeld ten Verkeersgegevens opzichte van de situatie waarin geen aanpassingen De basis voor het beoordelen van de verkeerskundige worden gedaan aan de aansluiting van Emmen-Noord effecten wordt gevormd door het geactualiseerde en Odoorn op de N34. verkeersmodel van de gemeente Emmen. In bijlage 1 is Hieronder zijn de verschillende elementen waar de een algemene beschrijving van de werking van een beoordeling op plaats heeft gevonden verder verkeersmodel opgenomen. Ten behoeve van een uitgewerkt. studie naar de opwaardering van de N391 is het verkeersmodel geactualiseerd en in oktober 2014 2.1 Projectmatige kaders beschikbaar gekomen voor de studie voor de ontsluiting Studiegebied van Klijndijk, Odoorn en Emmen-Noord op de N34. De modelberekeningen zijn allemaal uitgevoerd voor het In onderstaande afbeelding is het studiegebied voor dit jaar 2030, het toekomstjaar van het verkeersmodel. project weergegeven.

Afbeelding 2.1: Studiegebied

7

Beschrijving varianten Voor het in beeld brengen van de verkeerskundige effecten is de autonome situatie in 2030 als basis genomen. Dit is de situatie waarbij alle grote landelijke, regionale en lokale infrastructuurprojecten, voor zover gereed voor 2030, zijn opgenomen. Uitgangspunt is dat alleen projecten zijn opgenomen waarover de bestuurlijke besluitvorming heeft plaatsgevonden. Dit houdt in dat de aansluiting Emmen-Noord op de N34 een gelijkvloerse aansluiting is en de Odoornerweg een gebiedsontsluitingsweg met een maximale snelheid van 80 km/u is (net als in de huidige situatie). Ook de aansluiting van Odoorn-Noord op de N34 is aanwezig in de autonome situatie. Het opheffen van deze aansluiting is integraal onderdeel van de aanpak waarbij de aansluitingen Odoorn-Noord en Emmen- Noord op de N34 worden vervangen voor één ongelijkvloerse aansluiting.

Op basis van de autonome situatie in 2030 zijn de Afbeelding 2.2: Uitgangspunten verkeerssituatie variant infrastructurele wijzigingen doorgevoerd ten behoeve Slenerweg. van de varianten. In de volgende afbeeldingen is per variant aangegeven welke wijzigingen voor de infrastructuur en snelheden zijn doorgevoerd ten opzichte van de autonome situatie. De berekening van de verkeerseffecten heeft op basis van deze uitgangspunten plaatsgevonden.

Afbeelding 2.3: Uitgangspunten verkeerssituatie variant Emmen-Noord.

8

Ontwerp en kosten voorkeursvarianten  Ook de route vanuit Emmen richting en via het Valtherbos en de De provincie Drenthe heeft een ontwerp voor beide Hondsrugweg maakt onderdeel uit van deze varianten opgesteld. Deze zijn opgenomen in bijlage 2. structuur. Deze route kruist de Melkweg tussen Ook heeft de provincie Drenthe de kosten van beide Klijndijk en Valthe. varianten geraamd. Tussen beide varianten zit een  De Valtherzandweg tussen Valthe en Exloo, de kostenverschil van circa 6,5% ten gunste van variant Exloërweg tussen Odoorn en Exloo en Het Haantje Emmen-Noord. Op dit moment spelen de kosten geen tussen de kern Het Haantje en de onderdoorgang beslissende rol in het besluitvormingsproces. De met de N381 maken allen onderdeel uit van de provincie heeft aangegeven eerst inhoudelijk een secundaire fietsstructuur. goede oplossing uitgewerkt te willen zien. In het onderliggend onderzoek hebben de kosten dan verder Gemeente Borger-Odoorn ook geen rol in de beoordeling gespeeld. Gemeentelijk verkeer- en vervoersplan (evaluatie 2005) 2.2 Beleidsmatige kaders  De Hoofdweg, tussen de komgrens Odoorn en Op het gebied van verkeer en vervoer ontwikkelen de aansluiting met de Odoornerweg, is provincies, gemeenten en het Rijk diverse gecategoriseerd als een erftoegangsweg type A beleidsdocumenten. Voor de voor dit project relevantie met een maximumsnelheid van 80 km/u. beleidsdocumenten zijn de belangrijkste kaders  De Odoornerweg, tussen de N34 en de hieronder weergegeven. Bij het in beeld brengen van gemeentegrens met Emmen, is gecategoriseerd de verkeerskundige effecten zijn de beleidsmatige als een gebiedsontsluitingsweg met een kaders gebruikt om te beoordelen aan welke kaders maximumsnelheid van 80 km/u. een variant wel of niet voldoet. Het niet voldoen aan  De Melkweg, tussen Klijndijk en Valthe, is een beleidsmatig kader vormt in dit onderzoek geen gecategoriseerd als een erftoegangsweg type A basis om een variant af te laten vallen. Er wordt alleen met een maximumsnelheid van 80 km/u. aangegeven dat een variant niet voldoet aan het beleid  Het gedeelte van de Hoofdweg en Melkweg dat van een gemeente of provincie. In overleg met de binnen de kom van Klijndijk ligt kent een betreffende overheid moet worden bepaald of het maximumsnelheid van 50 km/u. beleidsmatig kader blijft staan of dat aanpassing Structuurvisie (2011) hiervan mogelijk is.  De aansluitingen van Exloo, Odoorn en N391 op Provincie Drenthe de N34 worden verbeterd ten behoeve van een Provinciaal verkeer- en vervoersplan (2007) betere bereikbaarheid van Emmen en de Veenkoloniën. De aansluitingen van Exloo en  De N34 is een stroomweg met een Odoorn op de N34 worden ongelijkvloers, maximumsnelheid van 100 km/u. waarmee de verkeersveiligheid ook aanzienlijk  Aansluitingen op het onderliggend wegennet zijn wordt verbeterd. ongelijkvloers.  Wegvakken tussen kernen en de N34 zijn Gemeente Emmen gecategoriseerd en ingericht als Structuurvisie (2009) gebiedsontsluitingswegen met een maximumsnelheid van 80 km/u. Met de externe verbindingen via de A37, de N34, de N381 (Frieslandroute) en de N391 is Emmen goed Fietsplan provincie Drenthe aangesloten op het (inter)nationale wegennet. Binnen  De route Odoornerweg – Hoofdweg – Emmen hebben de Rondweg, de Hondsrugweg en de Borgerderweg maakt onderdeel uit van de primaire N862/Dordsestraat een belangrijke functie voor de hoofdfietsstructuur van de provincie Drenthe. Deze ontsluiting van woon- en werkgebieden. Het kruispunt route is tevens onderdeel van de corridor Assen – van de Odoornerweg met de N34, net buiten de Rolde – Gieten/Borger. gemeentegrenzen, is (verkeers)onveilig. De functie van de Odoornerweg zal in nauw overleg met alle

9

betrokkenen moeten worden besproken en eventueel 2.3 Verkeerskundige kaders herzien. Mogelijke opties kunnen zijn een Verkeersintensiteit ongelijkvloerse kruising op dezelfde plek of een verplaatsing en combinatie met een nieuwe ontsluiting De grenswaarden voor de maximale verkeersintensiteit van Odoorn op de N34. op een weg worden mede bepaald door de categorisering van de wegen. Voor de wegen in het Gemeentelijk verkeer- en vervoerplan 2012 – 2020 studiegebied is aan de hand van de categorisering  Op basis van de studie ‘Eindbeeld bepaald of, waar en waardoor knelpunten ontstaan ten Rondweg/N391/N862 zet de gemeente Emmen in aanzien van de intensiteit als gevolg van het realiseren op een afsluiting voor het verkeer van de huidige van een ongelijkvloerse aansluiting op de N34. De gelijkvloerse aansluiting Emmen-Noord. Naast een kencijfers van het CROW 2 zijn hierbij leidend. Hierbij grotere verkeersveiligheid, door de afname van zijn de volgende grenswaarden 3 voor de maximale verkeer, draagt de maatregel ook bij aan het intensiteiten van het autoverkeer gehanteerd: verminderen van het doorgaand verkeer op de  Buiten de bebouwde kom Hondsrugweg door het bundelen van verkeer op o Gebiedsontsluitingsweg (80 km/u): maximaal de aanrijdroute van het centrum via de 20.000 motorvoertuigen per etmaal. Frieslandroute. o Erftoegangsweg (60 km/u): maximaal 6.000  Als gevolg van de afsluiting van de gelijkvloerse motorvoertuigen per etmaal. aansluiting Emmen-Noord is de Odoornerweg  Binnen de bebouwde kom gecategoriseerd als een erftoegangsweg met een o Gebiedsontsluitingsweg (50 km/u): maximaal maximumsnelheid van 60 km/u buiten de 10.000 motorvoertuigen per etmaal. bebouwde kom. De Odoornerweg maakt tevens o Erftoegangsweg (30 km/u): maximaal 4.000 onderdeel uit het van Hoofdfietsroutenetwerk van motorvoertuigen per etmaal. de gemeente Emmen.  De Odoornerweg maakt onderdeel uit van het Het in de gemeente Borger-Odoorn gehanteerde type Hoofdfietsroutenetwerk van de gemeente Emmen. erftoegangsweg A met een maximumsnelheid van 80 Gemeente Coevorden km/u is niet opgenomen in de standaard wegcategorisering van het CROW. De kenmerken van Mobiliteitsplan Coevorden 2012 – 2020 dit type weg (snelheid 80 km/u, voorrangsweg) komen het meest overeen met de gebiedsontsluitingswegen  De gemeente Coevorden wil samen met de van het CROW zodat dit wegtype als toetsingskader is provincie Drenthe zorg dragen voor een heldere gebruikt voor erftoegangsweg type A. indeling van het wegennet, waarbij doorgaand verkeer zoveel mogelijk op stroom- en Doorstroming rotonde Klijndijk gebiedsontsluitingswegen wordt afgewikkeld. De doorstroming op de rotonde Hoofdweg – Melkweg –  De gemeente Coevorden wil de ontwikkelingen Slenerweg in de nieuwe situatie is vergeleken ten rondom de N34 aangrijpen om de mogelijkheden te opzichte van die in de autonome situatie. Voor het onderzoeken voor het oplossen van ongewenst beoordelen van de doorstroming is gekeken naar de verkeer door ’t Haantje. hoeveelheid verkeer op de rotonde en de mate van  Het Haantje is gecategoriseerd als erftoegangsweg verkeersafwikkeling. De verzadigingsgraad (de met een maximumsnelheid van 60 km/u buiten de verhouding tussen de hoeveelheid van het verkeer en bebouwde kom en 30 km/u binnen de bebouwde de hoeveelheid verkeer die maximaal verwerkt kan kom. worden) van de rotonde is hierbij leidend.  Het Haantje maakt onderdeel uit van het fietsnetwerk van het Fietsplan Drenthe.

2 CROW: onafhankelijke landelijke kennisorganisatie op het gebied van infrastructuur, openbare ruimte en verkeer & vervoer. 3 Bron: Voorkeurskenmerken Duurzaam Veilig binnen en buiten de bebouwde kom, 2006.

10

De volgende, verkeerskundig landelijk geaccepteerde verkeersintensiteit wordt de toe- en afname van de en gehanteerde, grenswaarden zijn te onderscheiden geluidsbelasting in beeld gebracht. Dit is gedaan voor waarbij de waarde van 0,85 als toetswaarde wordt woningen in het studiegebied die op minder dan 25 aangehouden: meter van de wegas zijn gelegen. Het aantal woningen is bepaald met behulp van GIS en het ACN 5 Grenswaarde Beoordeling postcodebestand. In de volgende tabel is aangegeven Verzadiging < 0,85 Geen problemen met welk effect het relatieve verschil in de verkeersafwikkeling. verkeersintensiteit heeft op de geluidsbelasting: Verzadiging < 0,85 – 1,0 Kans op problemen met verkeersafwikkeling met Verschil etmaalintensiteit Verschil in dB wachtrijen tot gevolg. Nadere Afname van 50% Afname 3 dB analyse noodzakelijk. Afname van 20% Afname 1 dB Verzadiging > 1,0 De vormgeving biedt onvoldoende capaciteit om het Toename van 30% Toename 1dB verkeersaanbod te verwerken. Maatregelen zijn noodzakelijk. Toename van 100% Toename 3 dB Tabel 2.1: Beoordeling verzadigingsgraden. Tabel 2.2: Klasseindeling af- en toename verkeersgeluid. Oversteekbaarheid rotonde Klijndijk Aangezien effecten kleiner dan 1 dB niet hoorbaar zijn kan worden gesteld dat deze waarden geen effect Met behulp van de ‘oversteekbaarheidstool’ van hebben op de geluidsbelasting. Voor de beoordeelde Capacito 4 is de oversteekbaarheid van de kruispunten situaties is aangeven hoeveel woningen te maken voor voetgangers en fietsers bij de rotonde Hoofdweg – krijgen met een verandering in de geluidsbelasting Melkweg – Slenerweg beoordeeld. De grenswaarde volgens bovenstaande klassenverdeling. Hierbij zijn voor de oversteekbaarheid is een wachttijd van meer rustige wegen buiten beschouwing gelaten door een dan 15 seconden. Op het moment dat fietsers en drempelwaarde te hanteren van 500 mvtg/etmaal. voetgangers meer dan 15 seconden moeten wachten is Langs wegvakken met minder verkeer zullen de sprake van een te lange wachttijd en is een nadere geluidbelastingen zo laag zijn, dat deze niet relevant analyse noodzakelijk. zijn voor de effectbepaling. De wegvakken met de Veiligheid fietsverkeer verschillen in geluidsbelasting zijn in kaarten gevisualiseerd. Bepaald is of de huidige infrastructuur van het fietsverkeer aangepast dient te worden als gevolg van Effect op lucht de gewijzigde verkeersstromen. Een wijziging in de Vanwege de wijzigingen van de verkeersstromen, categorisering van de weg of een toename van de hebben de varianten effect op de luchtkwaliteit. Op verkeersintensiteit kan aanleiding zijn tot het nemen basis van de modelberekeningen zijn de effecten van maatregelen ten behoeve van fietsverkeer. Hierbij indicatief in beeld gebracht ter onderlinge vergelijking is gekeken naar zowel de fietsinfrastructuur op en aan van de varianten. De concentraties zijn berekend voor de betreffende weg en ook naar de oversteeklocaties 6 het jaar 2015 . Indien nodig kan in de latere van de hoofdfietsroutes. planvorming, in het kader van het op te stellen Effect op geluid bestemmingsplan, hier nader onderzoek naar worden uitgevoerd. Op basis van de relatieve toe- en afname van verkeer zijn de effecten op de geluidshinder indicatief bepaald voor de vergelijking van de varianten. In de latere planvorming wordt, in het kader van het op te stellen 5 bestemmingsplan, hier, indien nodig, nader onderzoek Geografische Informatie Systeem waarin het Adrescoördinaten Nederland-bestand is ingevoerd. naar uitgevoerd. Met de verandering in de 6 In de berekeningen zijn verkeerscijfers voor 2030 gehanteerd. Dat is worst-case, omdat de verkeersprognoses in 2030 vanwege autonome groei van het wegverkeer hoger 4 Rekenprogramma van Trenso met verschillende modules om liggen dan in 2015. Hogere verkeersprognoses resulteren in de kwaliteit van de verkeersafwikkeling te berekenen. hogere concentraties .

11

Wettelijk kader Met betrekking tot uitstoot door verkeer zijn de stoffen stikstofdioxide (NO 2) en fijn stof (PM 10 ) relevant. Voor deze stoffen zijn in de Wet milieubeheer grenswaarden opgenomen. De effecten zijn voor deze stoffen berekend conform de rekenregels in de Regeling beoordeling luchtkwaliteit 2007 (Rbl 2007). Voor de overige stoffen 7 waarvoor grenswaarden gelden, zijn de concentraties in Nederland dermate laag dat overschrijding op voorhand niet aannemelijk is 8. Deze overige stoffen zijn verder niet beschouwd. In het Besluit ‘niet in betekenende mate bijdragen’ (NIBM) over luchtkwaliteitseisen zijn criteria opgenomen over het al dan niet toepassen van het ‘niet in betekenende mate bijdragen’ aan de luchtkwaliteit. Bereikbaarheid winkelcentrum Emmermeer

Met behulp van maps.Google.nl, waarbij indien van toepassing gecorrigeerd is op wegvakken met afwijkende maximale rijsnelheden, is de toe- en afname van de reistijd naar het winkelcentrum Emmermeer vanaf de route N34 Borger bepaald. Op deze manier is indicatief inzichtelijk gemaakt welke effecten de verschillende varianten hebben op de bereikbaarheid van het winkelcentrum. Bereikbaarheid voor hulpdiensten

Voor beide varianten is in beeld gebracht of, waar en met hoeveel extra reistijd van en naar Odoorn en Klijndijk, rekening moet worden gehouden met bereikbaarheid voor hulpdiensten. Dit is gedaan door de effecten van beide varianten op de reistijd via de hoofduitrukroute (N34) en van de uitwijkroute (Odoornerweg) te bepalen. Ook is gekeken naar de effecten op de bereikbaarheid van het ziekenhuis in Emmen vanuit Klijndijk en Odoorn.

De effecten op de reistijd zijn bepaald met behulp van maps.google.nl.

7 PM 2,5 , zwaveldioxide, koolmonoxide, lood, benzeen, arseen, cadmium, nikkel en benzo(a)pyreen. 8 CBS, PBL, Wageningen UR (2013), www.compendiumvoordeleefomgeving.nl. CBS, Den Haag; Planbureau voor de Leefomgeving, Den Haag/Bilthoven en Wageningen UR, Wageningen.

12

3 Resultaten en analyse

13

14

In het geactualiseerde verkeersmodel zijn naast de autonome situatie in 2030 de verkeersgegevens voor de volgende situaties in beeld gebracht:

 Variant 1: Ongelijkvloerse aansluiting Slenerweg.  Variant 2: Ongelijkvloerse aansluiting Emmen- Noord.

De analyse van de (verkeers)effecten van de realisatie van een ongelijkvloerse aansluiting bij de Slenerweg of Emmen-Noord zijn hierbij beoordeeld ten opzichte van de autonome situatie: de situatie met een gelijkvloerse aansluiting bij Emmen-Noord en Odoorn-Noord op de N34.

In de volgende paragrafen zijn de effecten op de verschillende aspecten beschreven. Er is geen waardeoordeel over de effecten gegeven. In de toekomst is het raadzaam om te monitoren of de beoogde verschuivingen ook daadwerkelijk optreden. 3.1 Effecten op verkeerssituatie

In bijlage 3 zijn de verkeersintensiteiten voor de relevante wegvakken in het studiegebied opgenomen in het jaar 2030. Voor beide varianten is met indexcijfers aangegeven in hoeverre de verkeersintensiteit afwijkt van die in de autonome situatie.

15

Autonome situatie

In onderstaande afbeelding zijn de verkeersintensiteiten op etmaal niveau voor de autonome situatie 2030 gevisualiseerd. Het betreft het totaal aantal motorvoertuigen. De verkeersintensiteiten zijn hierbij afgerond op 50-tallen.

Afbeelding 3.1: Verkeerscijfers autonome situatie 2030.

16

Ongelijkvloerse aansluiting Slenerweg In onderstaande afbeelding is gevisualiseerd welke verschuiving van verkeer optreedt als gevolg van de realisatie van een ongelijkvloerse aansluiting bij de Slenerweg ten opzichte van de autonome situatie. Het betreft hier verkeerscijfers op etmaalniveau in 2030 en een afronding op 50-tallen. In bijlage 3 zijn alle indexcijfers weergegeven.

Afbeelding 3.2: Variant Slenerweg, af- en toename verkeer per etmaal ten opzichte van autonome situatie 2030.

17

Effecten ongelijkvloerse aansluiting Slenerweg opheffen van deze aansluiting zorgt ervoor dat dit verkeer ervoor kiest om via de N391 naar de N34 te De realisatie van de ongelijkvloerse aansluiting rijden. Het betreft hier circa 500 mvtg/etmaal. Dit Slenerweg heeft een lokaal effect voor wat betreft de verkeer rijdt dus niet meer door Emmen heen. routekeuze. Dit geldt in het bijzonder voor verkeer van en naar de stad Emmen. De verkeerseffecten leiden bij de variant Slenerweg niet tot conflicten met het provinciale beleid. De bundeling Verkeer op de relatie Emmen-N34 dat in de autonome van verkeer op de hoofdwegen (N34, N381 en N391) is situatie gebruik maakt van de aansluiting Emmen- in lijn met het beleid van de gemeente Emmen dat inzet Noord, kiest bij realisatie van de aansluiting meer voor op het verminderen van doorgaand verkeer op de de route via de Frieslandroute (N381). Dit komt zowel Hondsrugweg en bundeling van verkeer op de N381. door het opschuiven van de aansluiting op de N34 naar De Odoornerweg tussen de aansluiting met de N34 en het noorden als de afwaardering van de Odoornerweg de gemeentegrens Emmen is eigendom van de naar een erftoegangsweg met een maximale snelheid gemeente Borger-Odoorn, maar komt te vervallen in de van 60 km/u. Dit heeft een toename van circa 2.400 variant Slenerweg. Het gedeelte dat nog binnen de mvtg 9/etmaal tot gevolg op deze route. Daarnaast gemeente Borger-Odoorn ligt dient als erftoegangsweg neemt de intensiteit op de route vanuit Emmen via te worden gecategoriseerd (60 km/u). Weerdinge naar het noorden toe (150 mvtg/etmaal op de Weerdingerstraat). Dit verkeer mijdt de route via de De toename van verkeer door ’t Haantje sluit niet aan Odoornerweg door Klijndijk. Als gevolg van het bij het beleid van de gemeente Coevorden dat verkeer opheffen van de aansluiting Odoorn-Noord op de N34 juist in de gemeente wil bundelen op stroom- en ontstaat op de relatie Valthe/Weerdinge – N34 een gebiedsontsluitingswegen. Uit de modelberekeningen andere routekeuze richting de N34 Noord. Verkeer blijkt dat circa 50 mvgt/etmaal op de relatie N381 vanuit de omgeving Valthe en Weerdinge kiest niet (richting Aalden) niet meer via de N381 naar de N34 meer voor een route via Klijndijk/Odoorn richting de rijden, maar hiervoor Het Haantje gebruiken. N34, maar rijdt via de Exloër- en Valtherweg (circa 450 mvtg/etmaal extra op de Exloërweg) naar Exloo. Via Exloo wordt dan naar de aansluiting van Exloo op de N34 gereden.

De Slenerweg wordt een drukkere route (ruim 4.000 mvtg/etmaal extra) omdat deze weg als aansluiting op de N34 fungeert. Op de overige wegen van en naar Klijndijk neemt de hoeveelheid verkeer af, op de Hoofdweg met circa 2.500 mvtg/etmaal en op de Melkweg met circa 300 mvtg/etmaal. Het grootste gedeelte van het verkeer dat gebruik maakt van de op- en afrit Slenerweg heeft een bestemming direct ten oosten (Klijndijk) van de N34. Verkeer met een bestemming op grotere afstand van de aansluiting Slenerweg, bijvoorbeeld Emmen, kiest voor de route via de N34 en N381. Verkeer met een bestemming in of bij Odoorn kiest in deze situatie voornamelijk voor de route via de aansluiting Exloo. Ook vindt een verschuiving van verkeer van en naar de zuidkant van Emmen plaats. In de autonome situatie rijdt een deel van dit verkeer via de Hondsrugweg naar de aansluiting Emmen-Noord op de N34 toe. Het

9 mvtg: motorvoertuigen.

18

Ongelijkvloerse aansluiting Emmen-Noord In onderstaande afbeelding is gevisualiseerd welke verschuiving van verkeer optreedt als gevolg van de realisatie van een ongelijkvloerse aansluiting bij Emmen-Noord ten opzichte van de autonome situatie. Het betreft hier verkeerscijfers op etmaalniveau in 2030 en een afronding op 50-tallen. In bijlage 3 zijn alle indexcijfers weergegeven.

Afbeelding 3.3: Variant Emmen-Noord, af- en toename verkeer per etmaal ten opzichte van autonome situatie 2030.

19

Effecten ongelijkvloerse aansluiting Emmen-Noord De verkeerseffecten leiden bij de variant Emmen-Noord niet tot conflicten met het provinciale beleid. De De realisatie van een ongelijkvloerse aansluiting bij bundeling van verkeer op Hondsrugweg en Emmen-Noord heeft invloed op de routekeuze voor Odoornerweg is niet in lijn met het beleid van de verkeer op de relatie Emmen – N34. In plaats van de gemeente Emmen dat juist voorziet op het verminderen route via de N381 wordt, door de ongelijkvloerse van doorgaand verkeer op de Hondsrugweg en aansluiting in combinatie met het handhaven van de bundeling van verkeer op de N381. De gemeente Odoornerweg als gebiedsontsluitingsweg, gekozen Emmen heeft in het GVVP aangegeven in te zetten op voor de route via de Odoornerweg, deze wordt tussen het opheffen van de aansluiting Emmen-Noord en als de 1.000 en 2.000 mvtg/etmaal drukker dan in de gevolg hiervan de Odoornerweg gecategoriseerd als autonome situatie. Deze route zorgt voor een snellere erftoegangsweg (60 km/u). De variant Emmen-Noord ontsluiting richting de N34. heeft echter tot gevolg dat de Odoornerweg een Daarnaast trekt de ongelijkvloerse aansluiting bij gebiedsontsluitingsweg blijft met 80 km/u. Emmen-Noord ook verkeer aan dat in de autonome De afname van verkeer door ’t Haantje (50 situatie vanuit Emmen via Weerdinge, Valthe en mvtg/etmaal) sluit aan bij het beleid van de gemeente Odoorn richting de N34 rijdt. Blijkbaar zorgt de huidige, Coevorden dat verkeer in de gemeente wil bundelen op ongelijkvloerse aansluiting, voor dusdanig veel stroom- en gebiedsontsluitingswegen. vertraging (in de spitsuren) dat deze route interessanter is voor een deel van het verkeer. Door realisatie van Impact vrachtverkeer op varianten tijdens een ongelijkvloerse aansluiting bij Emmen-Noord campagnetijd verdwijnt dit tijdsvoordeel en kiest dit verkeer (3 à 400 Door middel van mechanische verkeerstellingen is op mvtg/etmaal) weer voor een route via Emmen-Noord. de Melkweg het verkeer geteld in mei 2014 en van Ook de routes langs Klijndijk (Melkweg en Hoofdweg) medio september tot medio oktober 2014. De laatste krijgen te maken met een kleine toename van verkeer periode viel in de campagnetijd van de (100 -150 mvtg/etmaal). De opwaardering van de aardappelmeelfabriek in Musselkanaal. aansluiting Emmen-Noord heeft hiermee ook een aantrekkende werking op verkeer op de relatie In de volgende tabel zijn de resultaten weergegeven. Valthe/Odoorn richting de N34 Zuid. Voertuigcategorie Mei Sept/okt Verschil Het opwaarderen van de huidige aansluiting Emmen- Zwaar vrachtverkeer 168 199 31 Noord naar een ongelijkvloerse aansluiting zorgt ervoor Middelzwaar vrachtverkeer 275 253 -22 dat verkeer van en naar de zuidkant van Emmen meer gebruik maakt van de Hondsrugweg (circa 700 Lichte motorvoertuigen 2.776 2.692 -84 mvtg/etmaal). De ongelijkvloerse aansluiting Emmen- Totaal motorvoertuigen 3.219 3.144 -75 Noord zorgt voor een snellere ontsluiting richting de Tabel 3.1: Getelde verkeersintensiteiten Melkweg 2014 in N34 dan de route via de N381 en de N391. voertuigen per etmaal op gemiddelde werkdag naar Het opheffen van de aansluiting Odoorn-Noord op de voertuigklasse (bron: provincie Drenthe). N34 heeft een effect op de routekeuze van verkeer op Tijdens de campagnetijd neemt het gebruik van de de relatie omgeving Valthe – N34. In het bijzonder op Melkweg door zwaar vrachtverkeer toe (circa 30 het verkeer met een noordelijke oriëntatie op de N34. voertuigen per etmaal extra), per uur zijn dit gemiddeld Verkeer van en naar de omgeving Valthe kiest niet twee zware vrachtwagens extra. Daar tegenover staat meer voor een route via Klijndijk/Odoorn richting de een lichte afname van middelzwaar vrachtverkeer (circa N34, maar rijdt via de Exloër- en Valtherweg naar Exloo 20 vrachtwagens minder) en circa 80 lichte om via Exloo naar de N34 te rijden. Op de Exloërweg motorvoertuigen (personenauto’s en bestelbusjes) neemt de verkeersintensiteit hierdoor met circa 200 minder. mvtg/etmaal toe (de toename in verkeer wordt deels teniet gedaan door de afname van verkeer dat vanuit Op basis van de telcijfers wordt geconcludeerd dat er Emmen via Weerdinge, Valthe en Odoorn richting de meer zwaar vrachtverkeer rijdt tijdens de campagnetijd N34 rijdt). (twee vrachtwagens per uur), maar door de relatief geringe omvang van de stijging en de afname van het

20

overige verkeer kan niet gesteld worden dat de situatie categorisering als gebiedsontsluitingsweg is echter wel onveiliger is tijdens de campagnetijd. Dit houdt in dat de in strijd met het gemeentelijke verkeer- en vervoersplan impact van het extra vrachtverkeer tijdens de van de gemeente Emmen waarin de Odoornerweg is campagnetijd geen invloed heeft op de gecategoriseerd als erftoegangsweg met een verkeerseffecten die optreden in beide varianten. maximumsnelheid van 60 km/u buiten de bebouwde kom. Deze keuze hangt echter wel samen met het 3.2 Wegencategorisering versus intensiteit opheffen van de aansluiting Emmen-Noord op de N34. Met betrekking tot de wegencategorisering is gekeken 3.3 Doorstroming en oversteekbaarheid of en waar problemen optreden in relatie tot de rotonde Klijndijk verwachte verkeersintensiteit op een wegvak. De categorisering komt dan niet overeen met de verwachte Voor de rotonde in Klijndijk is de doorstroming en verkeerssituatie. Aangezien de categorisering van een oversteekbaarheid beoordeeld. weg ook de capaciteit van de weg bepaald, kan een te Doorstroming hoge verkeersintensiteit leiden tot wachtrijvorming bij kruispunten en knelpunten met betrekking tot de De doorstroming van de rotonde is beoordeeld door de verkeersveiligheid en oversteekbaarheid. capaciteitsformule van Bovy te gebruiken. Deze formule Autonome situatie geeft per tak van de rotonde inzicht in de verhouding tussen de intensiteit en de capaciteit. De tak met de In de autonome situatie zijn er in het studiegebied geen hoogste verhouding is bepalend voor de beoordeling knelpunten ten aanzien van de verkeersintensiteit in van de doorstroming op de rotonde. Als grenswaarde relatie tot de wegcategorisering. De voor de verhouding is een verzadiging van 0,85 (85%) verkeersintensiteiten blijven onder de grenswaarden aangehouden. Zodra de verzadiging van de rotonde voor de maximale intensiteit per wegtype. deze grens bereikt, voldoet de vormgeving niet meer en Ongelijkvloerse aansluiting Slenerweg is aanvullend onderzoek naar mogelijke maatregelen noodzakelijk. De huidige vormgeving Bij een ongelijkvloerse aansluiting bij de Slenerweg (enkelstrooksrotonde) is als uitgangspunt gehanteerd. verschuift het verkeer voornamelijk van het In onderstaand overzicht zijn de resultaten van de onderliggende wegennet naar het hoofdwegennet. Met capaciteitsberekeningen weergegeven: betrekking tot de wegencategorisering ontstaan in deze situatie geen knelpunten. De verkeersintensiteiten Variant Verzadigingsgraad (en blijven onder de grenswaarden van de maximale zwaarst belaste tak) intensiteit per type weg. Autonome situatie 0,29 (zuid) Ongelijkvloerse aansluiting Emmen-Noord Aansluiting Slenerweg 0,19 (zuid en west)

Bij een ongelijkvloerse aansluiting bij Emmen-Noord Aansluiting Emmen-Noord 0,27 (zuid) verschuift minder verkeer van het onderliggende Tabel 3.2: Maximale verzadigingsgraad rotonde Klijndijk wegennet naar het hoofdwegennet dan in de variant per variant. Slenerweg. Met betrekking tot de wegencategorisering Zowel bij een ongelijkvloerse aansluiting bij de ontstaan ook in deze situatie geen knelpunten. De Slenerweg als ook bij Emmen-Noord blijft de maximale verkeersintensiteiten blijven onder de grenswaarden verzadiging op de rotonde onder de grenswaarde van van de maximale intensiteit per type weg. 0,85. Dit betekent dat in beide varianten de vormgeving Op de Odoornerweg tussen Emmen en de aansluiting als enkelstrooksrotonde meer dan voldoende capaciteit met de Hoofdweg wordt een verkeersintensiteit van biedt om het verkeer vlot en veilig af te wikkelen. circa 9.000 mvtg/etmaal verwacht. Omdat de weg Ten opzichte van de autonome situatie neemt de conform het beleid van de provincie Drenthe in dit geval afwikkelingscapaciteit van de rotonde in beide varianten (verbinding N34-Emmen) moet zijn gecategoriseerd en toe. Bij realisatie van de aansluiting Emmen-Noord ingericht als een gebiedsontsluitingsweg (80 km/u) blijven de verkeersstromen op de rotonde gelijk aan die levert dit in dit geval geen problemen met de maximale van de autonome situatie, maar neemt de totale verkeersintensiteit voor dit type weg op. Een

21

verkeersintensiteit op de rotonde licht af, mogelijk als 3.5 Veiligheid fietsverkeer gevolg van het verdwijnen van sluipverkeer dat niet Bij het beoordelen van de effecten op veiligheid voor meer via Klijndijk en Odoorn richting de N34 rijdt. fietsverkeer is specifiek gericht op de verbindingen die Realisatie van de aansluiting Slenerweg zorgt voor een onderdeel uitmaken van het (hoofd)fietsroutenetwerk stijging van de totale intensiteit op de rotonde, maar de van de provincie Drenthe. Bepaald is of en waar verkeersstromen wijzigen ten opzichte van de knelpunten optreden met betrekking tot de veiligheid autonome situatie. De zwaarste relatie omvat het voor het fietsverkeer door toenames van verkeer op verkeer van de Slenerweg naar de Melkweg en vice parallelle routes en op de locaties waar de fietsroutes versa. Op de Hoofdweg neemt de verkeersintensiteit op de auto-infrastructuur kruisen. zowel de noord- als de zuidtak af, waardoor er minder Autonome situatie conflicterende verkeersbewegingen op de rotonde rijden. Dit komt ten goede aan de doorstroming op de De wegen die onderdeel uitmaken van de primaire en rotonde en zorgt daardoor ook voor een lagere secundaire hoofdfietsstructuur (zie hoofdstuk 2.2) zijn verzadigingsgraad. allen voorzien van vrijliggende fietspaden. 3.4 Oversteekbaarheid fietsers en voetgangers Ongelijkvloerse aansluiting Slenerweg rotonde Klijndijk Op basis van de verwachte verkeersintensiteiten en Voor het beoordelen van de oversteekbaarheid voor verschuiving van verkeer door een ongelijkvloerse fietsers en voetgangers op de rotonde Klijndijk is aansluiting bij de Slenerweg worden geen knelpunten gebruik gemaakt van de ‘oversteekbaarheidmodule’ in met betrekking tot de verkeersveiligheid van Capacito. Op basis van de oversteeklengte, de fietsverkeer verwacht. verkeersintensiteit en de snelheid van het verkeer wordt Bij een ongelijkvloerse aansluiting bij de Slenerweg de gemiddelde wachttijd beoordeeld. Een wachttijd neemt de verkeersintensiteit op de route Odoornerweg boven de 15 seconden wordt als te lang beschouwd bij - Hoofdweg - Borgerderweg af. Gemiddeld met circa een oversteek vanuit stilstand. 40%. Ook op de Melkweg neemt de verkeersintensiteit In tabel 3.3 is voor de verschillende situaties per af. De totale afname van de verkeersintensiteit is hier wegvak op de rotonde de gemiddelde wachttijd echter minder dan 10%. gepresenteerd. De Hoofdweg en Melkweg zijn in alle Op Het Haantje en de Exloërweg neemt de situaties de drukste wegvakken, met uitzondering van verkeersintensiteit toe. Op etmaalniveau betreft het de Slenerweg bij realisatie van een ongelijkvloerse minder dan 10% en op de Exloërweg circa 12%. aansluiting aan de Slenerweg. De wegvakken met de hoogste verkeersintensiteit per situatie zijn in het rood Gesteld kan worden dat op de primaire weergegeven. hoofdfietsstructuur de veiligheid voor het fietsverkeer niet negatief wordt beïnvloedt door een ongelijkvloerse Variant Hoofdweg Melkweg Slenerweg aansluiting bij de Slenerweg. Op de parallelle structuren Autonome situatie 0 – 5 sec 0 – 5 sec 0 – 5 sec neemt de verkeersintensiteit af terwijl ook op de Aansluiting Slenerweg 0 – 5 sec 0 – 5 sec 0 – 5 sec Melkweg de situatie licht verbeterd door een kleine afname van verkeer. Aansluiting Emmen-Noord 0 – 5 sec 0 – 5 sec 0 – 5 sec Tabel 3.3: gemiddelde wachttijd voetgangers en fietsers Op de wegen waar wel een toename van verkeer wordt bij oversteken takken rotonde Klijndijk. verwacht beschikt het verkeer over vrijliggende fietsstructuren waardoor ook hier geen knelpunten De tak van de Melkweg is de meest belangrijke worden verwacht met de veiligheid voor fietsverkeer. oversteek door de hier gelegen oversteek van de De toenames van verkeer op etmaalniveau zijn enkele fietsroute langs de Hoofdweg. Uit de berekeningen blijkt tientallen motorvoertuigen (Het Haantje) en circa 200 dat de wachttijd bij het oversteken voor voetgangers en motorvoertuigen er etmaal op de Exloërweg. fietsers in alle gevallen tussen de 0 en 5 seconden Gemiddeld genomen rijdt circa 10% van het bedraagt. Dit is ruim onder de grenswaarde van 15 etmaalverkeer in de spits. In de spitsperiode betekent seconden. dit dus een toename van circa 20 motorvoertuigen per

22

uur op de Exloërweg. De verwachting is dat als gevolg 3.6 Effecten op geluid van deze beperkte toename geen knelpunten met de Op basis van de verandering in de verkeersintensiteit is veiligheid zullen ontstaan. een indicatieve emissieverschilvergelijking van het Ongelijkvloerse aansluiting Emmen-Noord wegverkeer verricht voor het weggennet. De aantallen woningen die meer of minder geluidshinder krijgen, zijn Op basis van de verwachte verkeersintensiteiten en bepaald voor de betreffende wegvakken. Het betreft verschuiving van verkeer door een ongelijkvloerse hier aantallen woningen binnen een strook van 25 aansluiting bij Emmen-Noord worden geen knelpunten meter langs de weg. met betrekking tot de verkeersveiligheid van fietsverkeer verwacht. In de volgende tabel zijn de effecten voor de varianten weergegeven. Realisatie van een ongelijkvloerse aansluiting bij Emmen-Noord zorgt voor een toename van verkeer op Effect op geluid/variant Aansluiting Aansluiting de Odoornerweg, Hoofdweg en Melkweg. In het Slenerweg Emmen- bijzonder de Odoornerweg krijgt te maken met een Noord toename van verkeer. De toename bedraagt tussen de Afname > 3 dB -17 -2 20 en 30%. Fietsverkeer beschikt hier echter over een Afname 1 - 3 dB -229 -59 vrijliggende fietsstructuur en hoeft deze weg niet te Toename 1 - 3 dB 68 33 kruisen waardoor geen knelpunten met de verkeersveiligheid worden verwacht. Saldo (klassen boven 3 dB -195 -30 tellen 2 x zo zwaar mee) Op de Hoofdweg en Melkweg is de toename minder Tabel 3.4: Geluidsgevolgen wegverkeer in aantal dan 10% op etmaalniveau. De verkeerstoename in de woningen op maximaal 25 meter van de weg. spitsperiode is daarmee relatief beperkt, waardoor ook Beide varianten hebben, ten opzichte van de autonome geen knelpunten met betrekking tot de situatie, een afname van het totale aantal verkeersveiligheid worden verwacht. Overigens geluidsbelaste woningen tot gevolg. In bijlage 4 zijn de beschikt het fietsverkeer langs deze wegen over wegvakken met de toe- en afname in geluidsbelasting vrijliggende fietsvoorzieningen waardoor een (beperkte) per variant weergegeven. toename van verkeer weinig invloed heeft op de veiligheid van het fietsverkeer. De oversteekbaarheid De realisatie van de ongelijkvloerse aansluiting aan de verslechtert licht ten opzichte van de autonome situatie Slenerweg geeft de grootste afname van geluidsbelaste door de toename van verkeer. Op basis van de woningen (246), deze zijn voornamelijk gelegen in verwachte verkeersintensiteit blijft de Emmen en voor een kleiner deel in Odoorn. Op de oversteekbaarheid echter acceptabel en worden ook gehele route tussen de bebouwde kom van Emmen en geen verkeersveiligheidsknelpunten verwacht. Klijndijk neemt de geluidsbelasting ook af door de afname van verkeer op deze route. Een hogere Op de Exloërweg wordt een toename van verkeer van geluidsbelasting van 1 tot 3 dB treedt op in Exloo (68 circa 13% verwacht. De vrijliggende fietsstructuur biedt woningen). fietsverkeer echter voldoende veiligheid terwijl ook de oversteekbaarheid niet in het gedring komt als gevolg In de variant met realisatie van de ongelijkvloerse van de verkeerstoename. aansluiting Emmen-Noord is de afname van de geluidsbelasting (61 woningen) voornamelijk gelegen in Het Haantje krijgt te maken met een kleine afname van Odoorn, en de toename (33 woningen) in Exloo en verkeer (circa 50 mvtg/etmaal) waardoor de Odoorn. verkeersveiligheid van het fietsverkeer niet negatief wordt beïnvloedt door realisatie van een ongelijkvloerse 3.7 Effecten op lucht aansluiting bij Emmen-Noord. Om de effecten van de varianten in beeld te brengen,

zijn de concentraties NO 2 en PM 10 berekend met de NSL-Rekentool. De concentraties zijn conform de Rbl 2007 berekend op basis van standaardrekenmethode 2 (wegen in min of meer open terrein). In de

23

berekeningen zijn de wegen meegenomen waar de In de onderstaande tabel zijn de effecten op de grootste wijzigingen van de verkeersintensiteiten jaargemiddelde PM 10 concentraties opgenomen. optreden (Slenerweg, Borgerderweg, Odoornerweg) en Situatie PM 2015 (jaargemiddeld) de wegen waar de hoogste intensiteiten voor komen. 10 Maximale concentraties [µg/m 3] De concentraties zijn berekend ter hoogte van de Totaal Afname Toename woningen die het dichtst op de betreffende wegen zijn gelegen. Op deze wijze zijn de grootste te verwachten Grenswaarde 31 - 1,2 effecten op de luchtkwaliteit in beeld gebracht. Deze Autonome ontwikkeling 18,5 - - effecten zijn vergeleken met de wettelijke criteria voor Aansluiting Slenerweg 18,4 -0,1 <0,1 ‘niet in betekenende mate bijdragen’. Daarnaast zijn ook de totale concentraties (achtergrondconcentratie + Aansluiting Emmen-Noord 18,5 >-0,1 <0,1 bijdrage verkeer) in beeld gebracht en vergeleken met Tabel 3.6: Effecten PM 10 concentraties: maximale waarden de wettelijke grenswaarden. Voor PM 10 is aanvullend en af- en toenamen t.o.v. autonome situatie. een vergelijking gemaakt met de gezondheidsrichtlijn De tabellen maken duidelijk dat de totale concentraties van de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO). De in 2015 ruimschoots lager zijn dan de wettelijke concentraties zijn gebaseerd op de officiële grenswaarden. De hoogste concentraties treden op achtergrondconcentraties en emissiefactoren van het langs de Borgerderweg. Het betreft een locatie waar Ministerie van Infrastructuur en Milieu van maart 2014. een woning dicht op de weg is gelegen en relatief dicht De verkeersintensiteiten (weekdaggemiddeld etmaal, bij de N34. Daarbij wordt opgemerkt dat het grootste uitgesplitst naar licht, middelzwaar en zwaar verkeer) deel van de concentratie de grootschalige zijn ontleend aan het verkeersmodel. achtergrondconcentraties betreft. Voor NO 2 is dat voor de betreffende wegvakken circa 85 tot 90% en voor De concentraties zijn berekend voor het jaar 2030, voor PM 99%. de situatie bij autonome ontwikkeling, bij uitvoering van 10 variant Slenerweg en bij uitvoering van de variant Voor wat betreft de effecten maken de tabellen duidelijk Emmen-Noord. Het verschil tussen de varianten en de dat de toe- en afnames vallen binnen de marges van autonome ontwikkeling representeert het effect van de het wettelijke criterium voor ‘niet in betekenende mate’ betreffende variant. bijdragen. Dat betekent dat de varianten in relatief beperkte mate bijdragen aan de luchtkwaliteit. Resultaten De grootste effecten treden op bij de variant Slenerweg. In de tabel zijn de effecten op de jaargemiddelde NO - 2 Daar vindt afname van de concentratie plaats langs met concentraties opgenomen. Het betreffen de maximale name de Borgerderweg. De toename vindt vooral waarden ter hoogte van woningen, voor de totale plaats langs de Slenerweg. Bij de variant Emmen- concentratie (achtergrondconcentratie + Noord treedt een toename op langs de Borgerderweg. verkeersbijdrage) en de effecten in de vorm van af- en toename ten gevolge van de varianten. De tabellen laten zien dat de effecten op de PM 10 concentraties zeer gering tot verwaarloosbaar zijn. De Situatie NO 2 2015 (jaargemiddeld) Maximale concentraties [µg/m 3] Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) hanteert voor PM 10 een strengere richtlijn dan de wettelijke Totaal Afname Toename grenswaarde: 20 µg/m 3 (jaargemiddelde concentratie). Grenswaarde 40 - 1,2 De prognoses voor de concentraties nemen in de 10 Autonome ontwikkeling 14,3 - - toekomst af . Dat wordt veroorzaakt door strengere uitstootnormen voor motorvoertuigen en een daardoor Aansluiting Slenerweg 13,5 -0,8 0,6 schoner wordend wagenpark. Dit betekent dat met de Aansluiting Emmen-Noord 14,7 -0,1 0,4

Tabel 3.5: Effecten NO 2 concentraties: maximale waarden en af- en toenamen t.o.v. autonome situatie. 10 RIVM (2014), Grootschalige concentratie en depositiekaarten Nederland, rapportage 2014. RIVM Rapport 680363002/2014.

24

PM 10 concentraties in 2015 en daarna wordt voldaan bedraagt circa drie minuten ten opzichte van de andere aan de gezondheidsrichtlijn van de WHO 11 . twee situaties. Samenvattend kan geconcludeerd worden dat: 3.9 Bereikbaarheid voor hulpdiensten

 met de varianten ruimschoots aan de wettelijke Voor de bereikbaarheid voor hulpdiensten is per variant grenswaarden wordt voldaan; een kwalitatieve beschouwing van de effecten op route  de effecten niet in betekenende mate bijdragen en reistijd gedaan. De bereikbaarheid is beschouwd aan de luchtkwaliteit; voor de brandweer en ambulances vanuit de  voor zowel NO 2 als PM 10 wordt voldaan aan de ambulance/brandweerposten Borger en Emmen. gezondheidsrichtlijnen van de WHO. Ongelijkvloerse aansluiting Slenerweg 3.8 Bereikbaarheid winkelcentrum Emmermeer Een ongelijkvloerse aansluiting bij de Slenerweg zorgt Voor het beoordelen van de bereikbaarheid van het ervoor dat de bereikbaarheid van Klijndijk en de directe winkelcentrum Emmermeer is gekeken naar de reistijd omgeving voor hulpdiensten vanaf de N34 verbetert, richting het winkelcentrum. Als startpunt is de Torenes zowel vanuit Borger als vanuit Emmen. Door de directe 1 in Borger genomen. Bestemming is de Middenhaag 1 aansluiting via de Slenerweg rijden hulpdiensten direct in Emmen. Om dit punt te bereiken is een tweetal Klijndijk in. Vanuit Emmen is voor de brandweer de N34 routes mogelijk vanaf de N34. De eerste route is via de de voorkeursroute naar Klijndijk. In het geval van aansluiting Emmen-Noord of Slenerweg en de tweede calamiteiten op de N34 is de route via de Odoornerweg route is via de N34 en de N381. De reistijden in het alternatief. In deze variant wordt de Odoornerweg onderstaande tabel zijn bepaald op basis van gecategoriseerd als erftoegangsweg met een maps.Google.nl, waarbij indien van toepassing maximumsnelheid van 60 km/u. Dit zal ook gevolgen gecorrigeerd is op wegvakken met afwijkende hebben voor de inrichting van de weg waardoor de maximale rijsnelheden. rijsnelheid lager zal worden. Bij calamiteiten op de N34 krijgen hulpdiensten in dit geval te maken met een Variant/route Via Emmen-Noord Via N381 / Slenerweg langere reistijd door de alternatieve route via de Odoornerweg. Autonome situatie 16 minuten 19 minuten De reistijd vanuit Klijndijk en Odoorn richting het Aansluiting Slenerweg 19 minuten 19 minuten ziekenhuis in Emmen neemt, op de route via de Aansluiting Emmen-Noord 16 minuten 19 minuten Odoornerweg, met circa twee minuten toe. Dit komt Tabel 3.7: Reistijd van Borger naar Emmermeer. omdat de maximale snelheid op de Odoornweg wordt verlaagd van 80 km/u naar 60 km/u. Hierdoor neemt de De reistijd via de N381 wordt niet beïnvloed door de reistijd toe. realisatie van een ongelijkvloerse aansluiting op de N34 bij de Slenerweg of Emmen-Noord. Ten opzichte van Als gevolg van het opheffen van de aansluiting Odoorn- de autonome situatie zal een ongelijkvloerse aansluiting Noord op de N34 verslechtert de bereikbaarheid van bij Emmen-Noord ook weinig effect hebben op de totale Odoorn voor hulpdiensten. Hulpdiensten vanuit het reistijd. De reistijd is daarom als gelijkwaardig noorden en zuiden moeten respectievelijk de beschouwd, maar zal mogelijk nog iets lager liggen dan aansluiting Exloo of Slenerweg gebruiken om bij in de autonome situatie. Odoorn te komen. In beide gevallen betekent dit een toename van de reistijd voor Odoorn. In de situatie met een ongelijkvloerse aansluiting bij de Slenerweg neemt de reistijd richting Emmermeer toe. Ongelijkvloerse aansluiting Emmen-Noord Hoewel de afstand vrijwel gelijk blijft moet een groter Ten opzichte van de autonome situatie verandert er als deel via het onderliggend wegennet, met een lagere gevolg van een ongelijkvloerse aansluiting bij Emmen- toegestane snelheid, worden afgelegd. Het verschil Noord weinig voor de bereikbaarheid van hulpdiensten. In plaats van de gelijkvloerse aansluiting wordt nu de 11 ongelijkvloerse aansluiting gebruikt. Hoewel de totale Voor NO 2 hanteert de WHO een gezondheidsrichtlijn die gelijk is aan de in Nederland en Europa geldende wettelijke afstand hiermee iets langer wordt zal de doorstroming, grenswaarde.

25

met name in de spitsperiode, verbeteren waardoor de reistijd min of meer gelijk zal blijven. Een ongelijkvloerse aansluiting bij Emmen-Noord zorgt zo niet voor een verbetering of verslechtering van de bereikbaarheid van Klijndijk voor hulpdiensten. Dit geldt ook voor de bereikbaarheid van het ziekenhuis in Emmen. Evenals in de variant met een aansluiting bij de Slenerweg, verslechtert de bereikbaarheid van Odoorn wel in de nieuwe situatie. Dit heeft echter te maken met het opheffen van de aansluiting Odoorn-Noord. Odoorn is via de aansluiting Exloo en Emmen-Noord ontsloten voor hulpdiensten, maar de reistijd zal langer zijn dan in de huidige situatie.

26

4 Effectmatrix

27

28

In dit hoofdstuk zijn de belangrijkste observaties voor wat betreft de effecten van de varianten op de verkeerssituatie op een rij gezet. Er is gekeken naar zowel het beleidsmatige kader van de betrokken overheden als de verkeerskundige effecten.

29

30

Bijlage 1 Werking verkeersmodellen

31

32

Toelichting werking verkeersmodellen verplaatsingen tussen iedere zone. Een dergelijke tabel wordt een HB-tabel of HB-matrix Een verkeersmodel is een instrument dat inzicht geeft (herkomst/bestemming) genoemd. in huidige en/of toekomstige verkeers- en 4. Modal split: van het aantal reizigers tussen twee vervoerstromen in een gebied. De berekeningen zones moet nu de modal split bepaald worden: worden uitgevoerd op basis van een netwerk van hoeveel reizen er per auto, fiets, trein of bus? infrastructuur en verkeerstellingen. Deze bevat een Hierbij wordt meestal gewerkt met zogenaamde algemene beschrijving van de werking van nutfuncties: hoeveel nut heeft een bepaald verkeersmodellen. transportmiddel in vergelijking met andere Verkeersmodellen worden toegepast om de patronen transportmiddelen? van individuele verplaatsingen in beeld te brengen 5. Toedeling: tenslotte moet nog bepaald worden zodat patronen van verkeerstromen ontstaan. De welke route ieder persoon neemt op zijn patronen zijn dus de optelsom van individueel verplaatsingen. Bij het bepalen van de routes wordt reisgedrag. Het is moeilijk om zonder hulpmiddelen rekening gehouden met het verkeersaanbod en de inzicht te krijgen in deze patronen. Met een capaciteit op deze routes. Vertragingen op de route verkeersmodel kan dat wel. Verkeersmodellen bestaan kunnen dus voor andere (snellere) routes zorgen uit een basisjaar, een jaar dat dicht bij het huidige jaar als er voldoende capaciteit op deze routes is. In ligt en een toekomstjaar, meestal 2020 of 2030. eerste instantie wordt dit gedaan voor het basisjaar van het verkeersmodel. Bij het opstellen van een verkeersmodel worden de 6. De resultaten van de toedeling worden getoetst volgende stappen doorlopen. met behulp van verkeerstellingen. De waarden uit 1. Ten eerste wordt het onderzoeksgebied ingedeeld het verkeersmodel moeten namelijk overeen in zones. Hoe kleiner en meer homogeen deze komen met het daadwerkelijke verkeersbeeld. Op zones zijn, hoe nauwkeuriger de voorspellingen basis van de verkeerstellingen worden de worden. De zones worden samen met sociaal- uitkomsten van het verkeersmodel voor het economische gegevens ingevoerd als typen basisjaar gekalibreerd. Na deze kalibratie is het arbeidsplaatsen en inwoners. Ook wordt het basisjaar gereed. netwerk van wegen ingevoerd, waarbij de 7. Het toekomstjaar van het verkeersmodel wordt op snelheden en maximale capaciteiten van elk basis van het basisjaar ontwikkeld door wegvak worden ingevoerd. Vaak worden alleen de infrastructurele en ruimtelijke ontwikkelingen toe te belangrijkste wegen ingevoerd. voegen in het netwerk van wegen en zones. Dit 2. Productie / Attractie: op basis van de sociaal- wordt enkel gedaan voor de ontwikkelingen die zijn economische gegevens en gegevens uit vastgesteld. Nadat alle ontwikkelingen zijn bijvoorbeeld het Onderzoek Verplaatsingsgedrag toegevoegd worden de stappen 2 t/m 5 opnieuw (OVG) wordt per zone bepaald hoeveel mensen er uitgevoerd. Dit levert de verkeerspatronen voor het zullen vertrekken en aankomen in een etmaal, toekomstjaar op. spitsuur of welke andere onderzoeksperiode wordt Nadat het basis- en toekomstjaar gereed zijn kan het gekozen. Deze voorspellingen moeten getoetst verkeersmodel worden gebruikt in studies. Op basis worden aan empirisch materiaal. Er kunnen geen van het basis- en toekomstjaar kan het effect van voorspellingen gedaan worden voor de externe nieuwe infrastructurele en ruimtelijke ontwikkelingen in zones: deze bevatten immers "de rest van de beeld worden gebracht. wereld". Daarom worden de vertrekken en aankomsten hier bepaald door verkeerstellingen. 3. Distributie: nu bepaald is hoeveel mensen er in zone A, B, C, enzovoorts, vertrekken en aankomen, kan bepaald worden hoeveel mensen van A naar B reizen. Dit is afhankelijk van de hoeveelheid mensen die aankomen en vertrekken, en van de afstand, reistijd en / of -kosten tussen A en B. Het resultaat is een tabel met het aantal

33

34

Bijlage 2 Ontwerp voorkeursvarianten

35

36

Variant 1: Slenerweg

Variant 2: Emmen-Noord

37

38

Bijlage 3 Verkeerseffecten

39

40

In deze bijlage zijn de resultaten van het verkeersmodel opgenomen. Voor de variant Slenerweg en Emmen- Noord is voor de relevante wegvakken binnen het studiegebied de verkeersintensiteit in de autonome situatie en in de situatie met de variant weergegeven. Daarachter is middels een indexcijfer de toe- of afname van verkeer geïndexeerd. De verkeerscijfers zijn afgerond op 50-tallen. In onderstaande afbeelding is een overzicht gegeven van de wegvakken die als relevant zijn beschouwd, inclusief de nummering en omschrijving van de wegvakken die overeenkomen met de tabellen.

41

42

43

44

Bijlage 4 Resultaten geluidsberekeningen

45

In deze bijlagen zijn de resultaten van de geluidsberekeningen gevisualiseerd. Voor beide varianten zijn de wegvakken aangegeven waar een toe- en afname van de geluidsbelasting plaatsvindt.

46

47

48