Brienenoord- Corridor
Total Page:16
File Type:pdf, Size:1020Kb
BESTEMMINGSPLAN BRIENENOORD- CORRIDOR Stedenbouw, Wonen en Verkeer, de dS+V werkt aan een attractief en bereikbaar Rotterdam februari 2006 BESTEMMINGSPLAN BRIENENOORD- CORRIDOR Opgesteld door: dS+V Ruimtelijke Ordening, Bureau Bestemmingsplannen Vastgesteld d.d. 13 april 2006 Galvanistraat 15 Postbus 6699 3002 AR ROTTERDAM Goedgekeurd d.d. 26 juli 2006 februari 2006 printdatum 15 februari 2006 INHOUD I Toelichting II Voorschriften III Bijlagen IV Kaarten (apart bijgevoegd) I TOELICHTING INHOUDSOPGAVE TOELICHTING 1. Inleiding 9 1.1. Aanleiding 9 1.2. Begrenzing 9 2. Beleid 11 2.1. Vigerende plannen 11 2.2. Overheidsbeleid 13 2.2.1. Nota Ruimte 13 2.2.2. Streekplan Rijnmond, interim beleidsnota 1996 13 2.2.3. Structuurplan ‘Ruimtelijk plan Rotterdam RPR 2010’ 13 2.2.4. Waterplan 2000 - 2005 14 2.2.5. Het Rotterdams Ruimtelijk Beleid t.a.v. zendmasten mobiele telecommunicatie 14 2.2.6. Beleidsnota Verkeer en Vervoer en Regionaal Verkeer- en Vervoersplan 14 3. Gebiedstypering 15 3.1. Archeologie 15 3.1.1. Beleidskader 15 3.1.2. Bewoningsgeschiedenis 16 3.1.3. Archeologische potentie 16 3.1.4. Conclusie 16 3.2. Historie 17 3.3. Huidig gebruik 18 4. Planbeschrijving 19 4.1. Inleiding 19 4.2. Toekomstige ontwikkelingen 19 4.3. Verkeersbestemmingen 19 5. Water 21 5.1. Beleidskader water 21 5.2. Samenwerking met de waterbeheerder 21 5.3. Huidige watersysteem 21 5.4. De wateropgave 22 6. Milieu 23 6.1. Beleid 23 6.2. Geluid 23 6.3. Luchtkwaliteit 24 6.4. Bodem 24 6.5. Externe veiligheid 25 6.5.1. Transport gevaarlijke stoffen over weg 26 6.5.2. Transport gevaarlijke stoffen over water 26 6.5.3. Leidingen 26 6.5.4. LPG-tankstations 26 6.5.5. Conclusie 27 7. Handhaven 28 8. Financiële uitvoerbaarheid 30 9. Maatschappelijke uitvoerbaarheid 32 9.1. Vooroverleg 32 9.2. Inspraak 41 1. INLEIDING 1.1. Aanleiding In het gebied is thans sprake van een veelvoud van bestemmingsplannen die deels niet meer overeenstemmen met de huidige situatie. De bestemmingsplannen Brienenoord Noord en Zuid zijn samengevoegd tot één bestemmingsplan met drie plankaarten. Het terrein aan de Brandaanstraat met een sportveld, een loods van Rijkswaterstaat en een park wordt buiten dit bestemmingsplan gelaten. Dit vanwege de onzekerheid met betrekking tot de mogelijke ontwikkeling van een toekomstig bedrijventerrein. Het is de bedoeling dat dit terrein wordt meegenomen in een toekomstige actualisatie van het bestemmingsplan ‘Oud-IJsselmonde’. 1.2. Begrenzing Het plangebied bestaat uit twee gedeelten: Brienenoord Noord en Zuid. Brienenoord Corridor-Noord Brienenoord-Noord valt grotendeels in deelgemeente Prins Alexander. Het gedeelte van de Jacques Dutilhweg ter hoogte van de op- en afrit van de westelijke rijbaan valt binnen de deelgemeente Kralingen-Crooswijk. De noordelijke grens loopt even ten noorden van de Kralingseweg. De oostelijke grens valt van noord naar zuid samen met de bestemmingsplannen ‘Prinsenland’, ‘Rivium-Noord’, de gemeentegrens van Capelle aan den IJssel én het bestemmingsplan ‘Kralingseveer, Schaardijk’. De zuidelijke grens wordt gevormd door het midden van het Brienenoordviaduct en sluit aan op het bestemmingsplan ‘Eiland van Brienenoord’. De westelijke grens wordt voor een groot deel gevormd door het bestemmingsplan ‘Kralingse Zoom’ en voor een groot deel door de deelgemeentegrens Prins Alexander en Kralingen- Crooswijk. Brienenoord Noord 9 Brienenoord Corridor-Zuid Brienenoord-Zuid valt in de deelgemeente IJsselmonde. De noordelijke grens wordt gevormd door het bestemmingsplan ‘Eiland van Brienenoord’. De oostelijke grens wordt gevormd door de bestemmingsplannen ‘Oud-IJsselmonde’ en ‘Beverwaard’. De zuidelijke grens wordt gevormd door het Groeninx van Zoelenviaduct. De westelijke grens wordt gevormd door de bestemmingsplannen ‘Groenenhagen-Tuinhoven’ en ‘Zomerland-Sportdorp’. 10 2. BELEID 2.1. Vigerende plannen Brienenoord Corridor Plankaart-Noord: Kralingen, ubp in hoofdzaak (272) vastgesteld d.d. 17-05-1956 goedgekeurd d.d. 24-06-1957 kroonbesluit d.d. 13-07-1960 Hoofdweg, ubp in hoofdzaak, Pr. Alexanderpolder, (297) voor gronden gelegen ten zuiden van, vastgesteld d.d. 25-04-1957 goedgekeurd d.d. 09-05-1958 kroonbesluit d.d. 06-05-1960 Kralingse Polder en Polder de Esch, ubp in hoofdzaak, (298) vastgesteld d.d. 25-04-1957 Goedgekeurd d.d. 09-05-1958 Kroonbesluit d.d. 06-05-1960 Kralingseweg en de Ringvaartweg, gronden ter weerszijden van de, (339) vastgesteld d.d. 16-08-1962 goedgekeurd d.d. 04-09-1963 kroonbesluit d.d. 10-09-1965 Ringvaartweg, een terrein aan de, (349) vastgesteld d.d. 06-10-1966 goedgekeurd d.d. 17-05-1967 11 Kralingse Zoom tussen Hertoginneweg en ’s-Gravenweg, (375) gronden ten oosten van de, vastgesteld d.d. 21-06-1973 goedgekeurd d.d. 24-07-1974 (GS gedeeltelijk) DWL-De Esch (456) vastgesteld d.d. 18-04-1985 goedgekeurd d.d. 07-01-1986 kroonbesluit d.d. 12-10-1987 Kralingse Zoom (518) vastgesteld d.d. 23-01-1997 goedgekeurd d.d. 09-09-1997 kroonbesluit d.d. 28-01-1997 Brienenoord Corridor Plankaart-Zuid: Bestemmingsplan Beverwaard (403) vastgesteld 04-08-1977 goedgekeurd 12-09-1978 (GS gedeeltelijk) IJsselmonde, Groot, ubp in hoofdzaak (278) vastgesteld d.d. 01-11-1956 goedgekeurd 04-11-1957 Brienenoordcorridor (LMO) (444) vastgesteld d.d. 18-09-1986 goedgekeurd d.d. 21-04-1987 kroonbesluit 13-10-1988 12 2.2. Overheidsbeleid 2.2.1. Nota Ruimte De Nota Ruimte omvat de visie van het Kabinet op de ruimtelijke ontwikkeling van Nederland in de komende decennia. Hiermee is het ruimtelijke beleid tot 2020 vastgelegd met een doorkijk tot 2030. De Nota heeft een strategisch karakter en richt zich op de hoofdlijnen van het beleid. Het hoofddoel van het nationaal ruimtelijk beleid kan worden samengevat als: ruimte scheppen voor de verschillende ruimtevragende functies. Gelet op de beperkte ruimte in Nederland dient dit efficiënt en duurzaam te geschieden. Het kabinet heeft gekozen voor een dynamisch en op ontwikkeling gericht ruimtelijk beleid, met als uitgangspunt ‘decentraal waar dat kan, centraal waar dit moet’. Het accent ligt daarbij op ‘ontwikkeling’ in plaats van op ’ordening’. De Nota bevat de ruimtelijke bijdrage aan een sterke economie, een veilige en leefbare samenleving en een aantrekkelijk land. Daarbij hoort een aangepaste verdeling van verantwoordelijkheden tussen Rijk en decentrale overheden. Samenspel tussen overheden, maatschappelijke organisaties en burgers wordt nodig geacht om problemen effectief aan te pakken en kansen beter te benutten. Aan decentrale overheden en andere betrokkenen wordt - anders dan tot nu toe het geval was - meer ruimte gelaten om tot maatwerkoplossingen te komen. Verantwoordelijkheden worden daarbij zo dicht mogelijk bij burgers en betrokken partijen gelegd. Als uitgangspunten van de Nota Ruimte gelden: - ontwikkelingsplanologie; - decentralisatie van verantwoordelijkheden; - terugdringen van regeldichtheid en vergroten van transparantie door deregulering; - de uitvoeringsgerichtheid van het beleidsstuk. Daar waar wordt gesproken over ruimtelijke kwaliteit gaat het in de visie van het Kabinet om gebruikswaarde, belevingswaarde en toekomstwaarde. Gebruikswaarde heeft betrekking op de mate waarin ruimte op een zodanige wijze voor verschillende functies kan worden benut dat zij elkaar versterken. Belevingswaarde betreft vooral de leefomgeving en heeft betrekking op cultureel besef en diversiteit, de menselijke maat, de aanwezigheid van karakteristieke kenmerken en schoonheid. Bij toekomstwaarde gaat het om kenmerken als duurzaamheid, biodiversiteit, robuustheid, aanpasbaarheid en flexibiliteit in de tijd. In de Nota zijn door het kabinet nadere eisen gesteld welke een rol spelen bij de afwegingen die de decentrale overheden moeten maken. Deze eisen hebben betrekking op gezondheid, veiligheid, verontreiniging, natuur en milieu (de zogenaamde basiskwaliteiten) en zijn bindend voor alle bij de planontwikkeling en -uitvoering betrokken partijen. Voorbeelden van deze eisen zijn het locatiebeleid en de watertoets. Het kabinet waarborgt de basiskwaliteit door actief het belang van een aantal meer financiële principes op te nemen in het nationale ruimtelijke beleid. Zo zal bijvoorbeeld gelden dat er géén afwenteling van negatieve effecten van nieuwe activiteiten mag plaatsvinden op het bestaande ruimtegebruik en op functies zoals water, natuur en infrastructuur. Uitgangspunt is dat de initiatiefnemer van nieuwe activiteiten zorgt voor opheffing van de ontstane knelpunten (”de veroorzaker betaalt”). Tevens geldt als uitgangspunt dat decentrale overheden samen met marktpartijen verantwoordelijk zijn voor de kosten van de benodigde groenvoorzieningen, verkeers- en vervoerontsluiting en andere investeringen die samenhangen met nieuwe bouwactiviteiten. Decentrale overheden zijn vrij om een eigen aanvullend beleid te formuleren, mits dat niet strijdig is met (ruimtelijke) beleidsdoelen. De decentrale overheden kunnen daarmee maatwerk leveren en inspelen op specifieke problemen. 2.2.2. Streekplan Rijnmond, interim beleidsnota 1996 Het streekplan Rijnmond, interim Beleidsnota 1996, bevat de beleidsvoornemens van Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland met betrekking tot de ruimtelijke ordening van het Rijnmondgebied. Het streekplan laat een beeld zien van de belangrijkste ruimtelijke ontwikkelingen tot 2005 en heeft tot doel om voor de komende jaren te functioneren als adequaat regionaal-planologisch kader. De interim Beleidsnota 1996 is een aanvulling op het streekplan Rijnmond 1985 dat in 1985 door de Raad van Rijnmond is vastgesteld en nog geldig blijft voor die onderdelen die niet in het streekplan