Deelgemeente Prins Alexander
Total Page:16
File Type:pdf, Size:1020Kb
DEELGEMEENTE PRINS ALEXANDER DAT KOMT AL WAT DICHTER IN DE BUURT Buurten en bewoners in balans 1 1 Pagina INLEIDING _______________________________________________________________ 4 GEEN CIJFERS VOOR BUURTEN ___________________________________________________ 4 WOONOMGEVING ZELDEN OP WIJKSCHAAL __________________________________________ 4 BUURTSIGNALERINGSMODEL ___________________________________________________ 2 KWETSBAARHEID EN HET RISICO OP VERVAL ___________________________________ 4 BUURTVERVAL _____________________________________________________________ 4 VERTROUWEN IN DE BUURT ____________________________________________________ 6 DE TOEPASSING VAN BUURTSIGNALERING ___________________________________ 10 PPC-SCORES VAN DE WIJKEN IN PRINS ALEXANDER ___________________________________ 10 PPC-SCORES (S TAND 2011-1) _________________________________________________ 12 EENGEZINSWONINGEN _______________________________________________________ 13 WOZ-WAARDE PER KAMER ___________________________________________________ 13 LANGE WOONDUUR ________________________________________________________ 14 MOBILITEIT ______________________________________________________________ 16 MELDINGEN GEWELD ________________________________________________________ 16 MELDINGEN BURENGERUCHT __________________________________________________ 17 OVERBEWONING __________________________________________________________ 18 GOEDKOPE PARTICULIERE HUURWONINGEN ________________________________________ 19 UITKERINGSONTVANGERS ____________________________________________________ 19 NIET -WERKENDE WERKZOEKENDEN ______________________________________________ 21 ONTWIKKELING VAN PPC-WAARDEN _____________________________________________ 23 CONCLUSIES BUURTSIGNALERING _______________________________________________ 26 SOCIALE INDEX EN BUURTSIGNALERING ______________________________________ 28 SOCIALE BINDING EN CAPACITEITEN ______________________________________________ 28 SOCIALE BINDING __________________________________________________________ 30 CONCLUSIES EN AANBEVELINGEN ___________________________________________ 33 VOORKOMEN IS BETER DAN GENEZEN ____________________________________________ 34 WAT WILLEN WE BEREIKEN? ___________________________________________________ 35 2 2 Pagina 3 3 Pagina INLEIDING De Deelraad heeft in haar vergadering van 27 en 29 juni 2011 de motie Buurten in balans van de fractie Leefbaar Rotterdam aangenomen. In deze motie krijgt het Dagelijks Bestuur de opdracht om: - kwetsbare buurten in de deelgemeente Prins Alexander in kaart te brengen; - de mate van kwetsbaarheid (op de terreinen fysiek, sociaal en veilig) inzichtelijk te maken; - per kwetsbare buurt de integrale aanpak en vitale coalities te beschrijven; - hiervoor zo nodig extra middelen vrij te maken en de deelraad voor 1 januari 2012 te informeren. De in de motie geformuleerde opdracht is gebaseerd op de overweging dat het onwense- lijk is dat in onze deelgemeente buurten op de Sociale Index onvoldoende scoren of drei- gen te gaan scoren. Geen cijfers voor buurten In de motie wordt gesteld dat er in een wijk buurten hoger of lager dan het wijkgemiddel- de scoren en dat er buurten zijn die “onvoldoende scoren of binnen afzienbare tijd onvol- doende dreigen te scoren”. De Sociale Index geeft echter geen ondersteuning voor het in de motie gestelde. De Sociale Index bevat namelijk geen cijfers voor buurten. De scores zijn berekend voor heel Rotterdam, de deelgemeenten en de wijken. De SI laat zien dat er achter stedelijke gemiddelden grote verschillen tussen deelgemeenten schuilgaan en ach- ter deelgemeentelijke gemiddelden tussen wijken. Uiteraard kunnen er binnen een wijk al dan niet grote verschillen tussen buurten bestaan, maar de SI laat deze niet zien. We kun- nen dus niet nagaan of er in onze wijken buurten zijn die lager dan een zes scoren (waar- bij als ‘kwetsbaar’ worden aangemerkt woongebieden met een cijfer tussen 5.0 en 5.9). Woonomgeving zelden op wijkschaal De waarde van de motie is vooral gelegen in de aandacht die zij vraagt voor een lagere ruimtelijk schaalniveau dan de wijk. Het is gebruikelijk om in (vraaglijst)onderzoeken naar bijvoorbeeld leefbaarheid, veiligheid, binding en daarmee samenhangende kwesties te vragen naar de beleving daarvan in de eigen buurt . In bijvoorbeeld de enquête voor de Sociale Index krijgen deelnemers vragen of stellingen voorgelegd als “Kunt u aangeven of u zich (helemaal) niet verbonden, een beetje verbonden of (zeer) verbonden voelt met uw buurt ” en “Ik voel me thuis bij de mensen die in deze buurt ” wonen. Welk woongebied mensen in gedachten hebben bij het beantwoorden van de gestelde vragen is doorgaans onbekend. Gegevens uit dergelijk onderzoek worden echter samengenomen in veel grote- re woongebieden dan een buurt, zoals viercijferige postcodegebieden of de wijkindeling van het CBS (Centraal Bureau voor de Statistiek). Beide indelingen, CBS en postcode, hebben een administratieve achtergrond. Deze inde- 4 4 lingen sluiten slechts gedeeltelijk aan op de buurtafbakeningen van bewoners. Uit onder- zoek blijkt dat de omvang van de buurt zoals geënquêteerden die in gedachten hebben, Pagina doorgaans veel kleiner is dan een viercijferige postcodegebied of een wijk.1 Buurt is een subjectief begrip, waarbij het dus gaat om de belevingswereld van de bewoners. Die bele- vingswereld wordt door vele factoren bepaald. De buurt is verschillend voor elke bewo- ner. Hoe bewoners hun buurt afbakenen hangt samen met hun (vooral dagelijkse) bezig- heden en in hoeverre zij bekend zijn met bepaalde plekken in hun omgeving. Onder ande- re leeftijd, sekse, fase in de levensloop en woonduur spelen een rol. Ook verschilt de buurtgrootte per onderwerp. In hun onderlinge sociale omgang kijken bewoners meestal niet verder dan de directe woonomgeving: (een deel van) de straat of het woonblok. Op dat lagere schaalniveau dan de wijk of buurt komt men sociale controle tegen, kunnen afspraken over leefregels gemaakt worden of worden praktische zaken onderling gere- geld. Bij onderwerpen als (fysieke en sociale) veiligheid of voorzieningen als winkels en basisscholen loopt de buurtschaal flink op. De WRR (Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid) adviseert beleidsmakers die met ‘de buurt’ willen werken om de defini- tie over te laten aan de bewoners en zich daaraan, in de mate dat het praktisch mogelijk is, aan te passen. 2 Buurtsignaleringsmodel Een instrument waarmee we de verschillen tussen en ontwikkeling van buurten (en in een aantal gevallen zelfs delen van buurten of woonblokken) kunnen (laten) zien, is het door het COS (Centrum voor Onderzoek en Statistiek) ontwikkelde Buurtsignaleringsmodel Tekstblok 1. Kenmerken Buurtsignalering (BSM). Het doel van het BSM is het vroegtijdig - Eén signaal per buurtje: PPC-score signaleren van (potentiële) negatieve ontwikke- (Potentiële probleemcumulatie) lingen op een laag ruimtelijk schaalniveau. Het - buurtjes (gemiddeld 250 woningen en BSM sluit aan op de wijk- en buurtindeling van 500 inwoners) het CBS. Elke wijk heeft van het CBS een twee- - Objectief - Proactief cijferig nummer gekregen. Zevenkamp bijvoor- - Samengesteld uit bewonerskenmerken beeld heeft nummer 66. Ook de buurten heb- (sociaaleconomisch), woningkenmerken ben een nummer gekregen. Dit nummer be- (fysieke) en veiligheid. staat uit vier cijfers: het wijknummer plus het buurtnummer: bijvoorbeeld 6640, 6641, 6642, enz. Grotere buurten worden onderver- deeld in woonblokken: bijvoorbeeld 664100, 664191, enz. Het BSM meet ontwikkelingen op het laagste schaalniveau, dat van de woonblokken of subbuurten. Het grote pluspunt van het BSM is dus de fijnmazigheid. Het aantal mensen in een CBS- wijk kan oplopen tot meer dan 27.000 (Groot IJsselmonde). Veel wijken in Rotterdam hebben tussen de 10.000 en 20.000 inwoners. Voor het signaleren van situaties en ont- wikkelingen die bewoners (dagelijks) ervaren is dit dus een te grof schaalniveau. Het BSM doet uitspraken over ontwikkelingen in het woongebied waar deze ook door bewoners worden ervaren. De buurten die daarvoor te groot zijn, zijn zoals al is opgemerkt in het BSM uiteengelegd in twee, drie of meer woonblokken of subbuurten. De woonblokken in het BSM komen al wat dichter in de buurt van wat bewoners als hun directe woonomge- ving beschouwen. Het COS heeft een aantal jaren geleden de uitkomsten van de eerste meting van het BSM geanalyseerd en grote overeenkomsten gevonden met de toenmalige hotspots in Rotter- 2 2 1 Hendrien Kaal e.a., Een postcodegebied is de buurt niet. Het gebruik van buurtvragen in (cri- Pagina minologisch) survey-onderzoek (Sociologie, jaargang 4 – 2008 / 4). 2 Vertrouwen in de buurt (WRR, Den Haag, 2005). dam. Verder waren de al bekende buurten met een opeenhoping van fysieke, sociale en economische problemen door het BSM herkent. Volgens het COS blijkt het BSM nogal eens de aandacht te vestigen op buurten of woonblokken of straten die deze aandacht daarvoor. Op het niveau van een buurt of woonblok zijn er helaas geen betrouwbare cijfers voor- handen over bijvoorbeeld opleidingsniveau, beheersing van het Nederlands, thuisgevoel, vrijwillige inzet enz. Informatie die het BSM nog beter zou maken. 4 3 3 Pagina 4 Marco Bik en Cuneyt Ergun, COS Buurtsignaleringsmodel (COS, Rotterdam, 2006). KWETSBAARHEID EN HET RISICO OP VERVAL De deelraad heeft het dagelijks bestuur opgedragen kwetsbare buurten in kaart te bren- gen. Dat roept de vraag op wanneer we een buurt kwetsbaar kunnen noemen. Kwets- baarheid roept associaties op met woorden als breekbaar, precair – met een wankel