BESTEMMINGSPLAN

Hoogvliet

BESTEMMINGSPLAN

Hoogvliet Oudeland

Opgesteld door: dS+V Ruimtelijke Ordening, team Bestemmingsplannen Vastgesteld d.d. 14 mei 2009 Galvanistraat 15 Postbus 6699 Goedgekeurd d.d. 12 januari 2010 3002 AR Onherroepelijk d.d. 20 oktober 2010

INHOUD

I Toelichting

II Voorschriften

III Bijlagen

IV Kaarten (apart bijgevoegd)

I TOELICHTING

INHOUDSOPGAVE TOELICHTING

1. Inleiding...... 11 1.1 Aanleiding...... 11 1.2 Gekozen planopzet...... 11 1.3 Ligging en begrenzing...... 11 1.4 Geldende bestemmingsplannen...... 11 1.5 Beleidskader...... 11

2. Gebiedsomschrijving...... 19 2.1 Historie en karakteristiek...... 19 2.2 Archeologie...... 21 2.3 Huidige situatie...... 22

3. Het ontwerpkader...... 25 3.1 De Logica studie...... 25 3.2 De Ontwerpuitgangspunten...... 25

4. Planbeschrijving...... 27 4.1 Ruimtelijke hoofdstructuur...... 27 4.2 Uitwerking van de deelplannen...... 27

5. Wonen...... 33 5.1 Ambities en uitgangspunten...... 33 5.2 Opbouw van de nieuwe woningvoorraad...... 33

6. Buitenruimte...... 35 6.1 Ambities en uitgangspunten...... 35 6.2 Water...... 35 6.3 Langzaam verkeer...... 35 6.4 Spelen...... 36

7. Verkeer en vervoer...... 37 7.1 Inleiding...... 37 7.2 Wegenstructuur...... 37 7.3 Parkeren...... 38 7.4 Openbaar vervoer...... 38 7.5 Fietsverkeer...... 38

8. Economie...... 39 8.1 Ambities en uitgangspunten...... 39 8.2 Hoofdstructuur...... 39

9. Voorzieningen...... 41 9.1 Detailhandel...... 41 9.2 Horeca...... 42 9.3 Sociaal-culturele voorzieningen...... 42

10. Water...... 43 10.1. Beleidskader Water...... 43 10.2. Samenwerking met de waterbeheerder...... 44 10.3. Huidige watersysteem...... 44 10.4 De wateropgave...... 45

11. Milieu...... 47 11.1. Beleid...... 47 11.2 Milieu effectrapportage...... 47 11.3 Milieuzonering...... 48 11.4 Geluid...... 49 11.5 Luchtkwaliteit...... 54 11.6 Bodem...... 58 11.7 Externe veiligheid...... 60 11.8 Flora en Fauna...... 73 11.9 Duurzaamheid...... 76

12. Sociale veiligheid en leefbaarheid...... 47

13. Juridische vormgeving...... 81 13.1 Uitbreiding/bebouwing op tuin en erf...... 81 13.2 Handhaving...... 82 13.3 Dakopbouwen Fideliobuurt...... 84

14. Financiële uitvoerbaarheid...... 85

15. Maatschappelijke uitvoerbaarheid...... 87 15.1 Reacties vooroverleg...... 87 15.2 Inspraak...... 97

1. Inleiding

1.1 Aanleiding

Na de vaststelling van de structuurschets Oudeland is door het dagelijks bestuur van de deelgemeente Hoogvliet opdracht verleend voor het opstellen van een nieuw bestemmingsplan. De structuurschets omvat een grote herstructureringsopgave die op basis van de vigerende bestemmingsplannen niet uitgevoerd kan worden. Met het nieuwe bestemmingsplan Oudeland, dat alle voorgaande bestemmingsplannen voor de wijk Oudeland vervangt, zal de fysieke metamorfose die is beschreven in de structuurschets mogelijk worden gemaakt.

1.2 Gekozen planopzet

De voor het bestemmingsplan gekozen planvorm is tweeledig. Daar waar geen veranderingen worden voorgesteld of waar veranderingen zullen plaatsvinden op kleine schaal, is zij conserverend (gedetailleerd) van aard. Op de gronden waar de komende jaren ruimtelijke ingrepen zullen plaatsvinden en waar dientengevolge een nadere invulling noodzakelijk is, is juist gekozen voor een globale opzet.

1.3 Ligging en begrenzing

Het plangebied ligt in het noordwesten van Hoogvliet en wordt begrensd door de rijksweg A15 aan de noordzijde, de Vliet aan de oostzijde, de Laning aan de zuidzijde en de Aveling aan de westzijde.

1.4 Geldende bestemmingsplannen

Voor Oudeland gelden de volgende bestemmingsplannen: - Bestemmingsplan Oudeland; vastgesteld 14-02-1957; goedgekeurd 28-10-1957; - Bestemmingsplan Gadering; vastgesteld 10-03-1994; goedgekeurd 18-10-1994; - Bestemmingsplan Bedrijventerrein Hoogvliet; vastgesteld 22-10-1981; goedgekeurd 12-10-1982.

1.5 Beleidskader

Het ruimtelijk beleid in Hoogvliet is hoofdzakelijk gericht op verbetering van het huidige woon- en leefklimaat, en de verdunning van het woningaantal in de noordelijke wijken Oudeland en Noordwest. Eén van de voornaamste speerpunten binnen dit beleid is de ontwikkeling van meer (grondgebonden) woningen die voldoen aan de huidige wooneisen. Daarnaast wordt gestreefd naar behoud van het groene karakter van de wijk en de uitbreiding van het oppervlaktewater. Onderstaand wordt beknopt aandacht geschonken aan het algemeen ruimtelijk beleid op rijks-, provinciaal- en gemeentelijk niveau.

Rijksbeleid

Nota Ruimte De Nota Ruimte omvat de visie van het Kabinet op de ruimtelijke ontwikkeling van Nederland in de komende decennia. Hiermee is het ruimtelijke beleid tot 2020 vastgelegd met een doorkijk tot 2030. De Nota heeft een strategisch karakter en richt zich op de hoofdlijnen van het beleid. Het hoofddoel van het nationaal ruimtelijk beleid kan worden samengevat als: ruimte scheppen voor de verschillende ruimtevragende functies. Gelet op de beperkte ruimte in Nederland dient dit efficiënt en duurzaam te geschieden. Het kabinet heeft gekozen voor een dynamisch en op ontwikkeling gericht ruimtelijk beleid, met als uitgangspunt ‘decentraal waar dat kan, centraal waar dit moet’. Het accent ligt daarbij op ‘ontwikkeling’ in plaats van op ’ordening’. De Nota bevat de ruimtelijke bijdrage aan een sterke economie, een veilige en leefbare samenleving en een aantrekkelijk land.

Daarbij hoort een aangepaste verdeling van verantwoordelijkheden tussen Rijk en decentrale overheden. Samenspel tussen overheden, maatschappelijke organisaties en burgers wordt nodig geacht om problemen effectief aan te pakken en kansen beter te benutten.

11

De ligging van Hoogvliet in de Randstedelijke Zuidvleugel

Begrenzing Oudeland

12

Aan decentrale overheden en andere betrokkenen wordt - anders dan tot nu toe het geval was - meer ruimte gelaten om tot maatwerkoplossingen te komen. Verantwoordelijkheden worden daarbij zo dicht mogelijk bij burgers en betrokken partijen gelegd.

Als uitgangspunten van de Nota Ruimte gelden: - ontwikkelingsplanologie; - decentralisatie van verantwoordelijkheden; - terugdringen van regeldichtheid en vergroten van transparantie door deregulering; - de uitvoeringsgerichtheid van het beleidsstuk.

Daar waar wordt gesproken over ruimtelijke kwaliteit gaat het in de visie van het Kabinet om gebruikswaarde, belevingswaarde en toekomstwaarde. Gebruikswaarde heeft betrekking op de mate waarin ruimte op een zodanige wijze voor verschillende functies kan worden benut dat zij elkaar versterken. Belevingswaarde betreft vooral de leefomgeving en heeft betrekking op cultureel besef en diversiteit, de menselijke maat, de aanwezigheid van karakteristieke kenmerken en schoonheid. Bij toekomstwaarde gaat het om kenmerken als duurzaamheid, biodiversiteit, robuustheid, aanpasbaarheid en flexibiliteit in de tijd.

In de Nota zijn door het kabinet nadere eisen gesteld welke een rol spelen bij de afwegingen die de decentrale overheden moeten maken. Deze eisen hebben betrekking op gezondheid, veiligheid, verontreiniging, natuur en milieu (de zogenaamde basiskwaliteiten) en zijn bindend voor alle bij de planontwikkeling en -uitvoering betrokken partijen. Voorbeelden van deze eisen zijn het locatiebeleid en de watertoets. Het kabinet waarborgt de basiskwaliteit door actief het belang van een aantal meer financiële principes op te nemen in het nationale ruimtelijke beleid. Zo zal bijvoorbeeld gelden dat er géén afwenteling van negatieve effecten van nieuwe activiteiten mag plaatsvinden op het bestaande ruimtegebruik en op functies zoals water, natuur en infrastructuur. Uitgangspunt is dat de initiatiefnemer van nieuwe activiteiten zorgt voor opheffing van de ontstane knelpunten (”de veroorzaker betaalt”). Tevens geldt als uitgangspunt dat decentrale overheden samen met marktpartijen verantwoordelijk zijn voor de kosten van de benodigde groenvoorzieningen, verkeers- en vervoerontsluiting en andere investeringen die samenhangen met nieuwe bouwactiviteiten. Decentrale overheden zijn vrij om een eigen aanvullend beleid te formuleren, mits dat niet strijdig is met (ruimtelijke) beleidsdoelen. De decentrale overheden kunnen daarmee maatwerk leveren en inspelen op specifieke problemen.

Zowel de vier grote steden als de middelgrote steden hebben te maken met sociaal-economische en sociaal-culturele problemen, waardoor de leefbaarheid is teruggelopen. Bovendien bestaat er een tweedeling tussen een relatief arme multiculturele stad en een relatief rijk, autochtoon ommeland. De Nota schept voorwaarden om middengroepen voor de stad te behouden. Steden dienen veilig te zijn, een breed scala aan voorzieningen te kennen en meer variatie in het aanbod aan woningen te bieden. Van de totale uitbreiding van de woningvoorraad met 360.000 woningen voor 2030, moet 40 procent plaatsvinden binnen het huidige stedelijke gebied. Herstructurering, stedelijke vernieuwing en transformatie van steden is derhalve van grote betekenis. Daarbij dient ook voldoende aandacht te worden besteed aan ruimte voor (dag)recreatie. Provincie en gemeenten moeten daarom voldoende ruimte reserveren en creëren voor ontspanningsmogelijkheden.

Ruimte geven, bescherming bieden; een visie op de woningmarkt (juni 2006) Hiermee geeft het Kabinet zijn visie op de woningmarkt en de agenda voor de toekomst. Op basis van deze visie zal het Kabinet het gesprek aangaan met gemeenten, corporaties, marktpartijen en maatschappelijke organisaties over de noodzakelijke vernieuwingen om de woningmarkt weer in beweging te krijgen en hoe deze kunnen worden gerealiseerd.

De visie geeft een schets van de problemen op de woningmarkt: stagnatie door stijgende prijzen in de koopsector en lange wachtlijsten in de huursector, een tegenvallende nieuwbouwproductie, illegale onderverhuur. Met als gevolg dat bepaalde groepen (lagere inkomens, zorgbehoevenden en middengroepen die voor steden essentieel zijn) het moeilijk hebben om een woning te vinden. Daarnaast is er een grotere kloof tussen kopen en huren ontstaan en is de overstap van een huur- naar koopwoning voor steeds meer mensen te groot geworden. De problemen op de woningmarkt zijn niet in heel Nederland hetzelfde, er zijn grote regionale verschillen zichtbaar: niet overal is de woningmarkt even gespannen. Deze problemen maken de beleidsopgave ingewikkeld: de onzekere toekomst vraagt om meer flexibiliteit, de groeiende diversiteit vraagt tegelijkertijd om meer maatwerk in het beleid.

13

Iedereen moet een woning kunnen vinden, zonder daarvoor in de rij te moeten hoeven staan, met een goede mix van woningen voor verschillende doelgroepen. De opgave is om te werken aan een meer ontspannen woningmarkt. Daarbij staan onderstaande 3 punten op de beleidsagenda voor de toekomst: A. actief bevorderen dat er voldoende woningen beschikbaar zijn; B. beter afstemmen van de kwaliteit van woningen en woonomgeving op de woonwensen; C. verbinden van de gescheiden huur- en koopmarkten.

In de beleidsagenda worden richtingen geschetst om de lange termijn doelstelling uit de visie dichterbij te brengen: een beter werkende woningmarkt, zodat iedereen woonruim een agenda voor de toekomst waarmee de korte en lange termijn visie kunnen worden verbonden.

Nota Belvedère Het beleid in de Nota Belverdere (Ministeries van OCW, VROM, LNV, V&W, 1999) is gericht op het scheppen van goede voorwaarden om de cultuurhistorische identiteit meer van invloed te laten zijn op de inrichting van de ruimte en expliciet te betrekken bij ruimtelijke ontwikkelingen en - planvormingsprocessen. Het doel is tweeledig, enerzijds verbetering van de kwaliteit van de leefomgeving en anderzijds behoud van het cultureel erfgoed. Dit wordt onder andere bereikt door het herkenbaar houden van de cultuurhistorische identiteit van zowel het stedelijk als het landelijk gebied, en het erkennen van deze kwaliteit als uitgangspunt voor verdere ontwikkelingen. Het centrale thema is 'behoud door ontwikkeling'.

Provinciaal beleid

Ruimtelijk Plan Regio Rotterdam 2020 Het Ruimtelijk Plan regio Rotterdam, kortweg RR2020, bestrijkt het grondgebied van alle bij de Stadregio Rotterdam aangesloten gemeenten en een periode van vijftien jaar (2005-2020). Het RR2020 is twee plannen in één: een streekplan en een regionaal structuurplan. Beide vloeien voort uit de Wro. Het plan komt in de plaats van het Streekplan Rijnmond uit 1996.

Meer kwaliteit, meer variatie en meer tempo. Dat is de drievoudige boodschap van het Ruimtelijk Plan Regio Rotterdam 2020 (kortweg RR2020). Op vele fronten zal de regio zich de komende periode ontwikkelen. Investeringen in infrastructuur, woon- en werkgebieden en landschappen geven de regio Rotterdam de kans om mee te blijven groeien met de altijd aanwezige maatschappelijke en economische dynamiek. Dit alles om voor zoveel mogelijk inwoners een geschikte baan, een geschikte woning en geschikte voorzieningen binnen de grenzen te hebben. De regio behoort tot de dichtstbevolkte gebieden van Europa en vormt de leefomgeving van ruim 1,2 miljoen mensen. Tegelijk is het een economische motor voor Nederland en kent het ecologische en landschappelijke waarden die de regio zelf overstijgen. In dat krachtenspel hebben de provincie Zuid-Holland en de stadsregio Rotterdam een uitgebalanceerd en ambitieus toekomstperspectief gemaakt, in samenwerking met vele andere betrokken partijen.

De ontwikkeling van de regio is een gezamenlijke opgave voor publieke en private partijen. De verantwoordelijkheid voor de projecten die uit RR2020 voortvloeien, is verdeeld over provincie, stadsregio en gemeenten, maar de uitvoering moet in veel gevallen gestalte krijgen in bredere maatschappelijke coalities. Tijdens de voorbereiding van RR2020 is veel overlegd met organisaties die een rol hebben in de ontwikkeling van de regio, zoals gemeenten, waterschappen en woningbouwcorporaties. De uitgangspunten en ambities van het plan zijn mede daarop gebaseerd en kunnen, naar de overtuiging van de stadsregio en de provincie, op een breed draagvlak rekenen.

De opgave voor de regio laat zich samenvatten in de ‘tien punten voor de regio Rotterdam’. Deze bevatten de kern van de ruimtelijke ontwikkeling tot 2020: een krachtige ruimtelijk-economische structuurversterking en een belangrijke kwaliteitsverbetering van het woon- en leefmilieu. Vijf punten zijn gebiedsgericht:de Noordas, de Zuidflank, ,de B-driehoek en de Rivieroevers. Het zijn zonder uitzondering integrale opgaven, maar elk van deze gebieden put zijn ontwikkelingskracht uit een versterking van de ruimtelijk-economische structuur. De andere vijf zijn thematisch: een trendbreuk in de herstructurering van oude wijken, een pro-actieve aanpak van de milieuproblematiek, een offensieve aanpak van de groenblauwe opgave, investeren in infrastructuur en knooppunten en het versterken van de Zuidvleugel van de Randstad.

14

Dit zijn bepalende thema ’s voor de toekomst van de regio, die het RR2020 in een integraal, ontwikkelingsgericht perspectief zet.

Nota Regels voor ruimte De Nota Regels voor Ruimte (vastgesteld 8 maart 2005) vormt samen met de streekplannen het beoordelingskader van Gedeputeerde Staten van Zuid Holland (GS) voor gemeentelijke ruimtelijke plannen. Daarmee is de nota samen met de streekplannen het belangrijkste instrument om de provinciale ruimtelijke belangen te beschermen. Hierbij wordt er ruimte gegeven aan lokale overheden om de belangen van lokaal niveau op eigen wijze te beschermen en te ontwikkelen. In de streekplannen zijn de hoofdlijnen van het ruimtelijk beleid en de bijbehorende opgave opgenomen. In deze nota is verwoord waaraan vanuit provinciale optiek gemeentelijke en regionale ruimtelijke plannen moeten voldoen om die opgave te kunnen verwezenlijken.

De nota bevat beleidsregels als bedoeld in de Algemene wet bestuursrecht. Met deze regels wordt enerzijds een doelmatige vertaling van het algemene ruimtelijke beleid in gemeentelijke ruimtelijke plannen beoogd, anderzijds wordt aangegeven hoe GS met planbeoordeling willen omgaan. Gezien het feit dat de nota alleen de regels geeft die voor GS van wezenlijk provinciaal belang zijn, wordt bij de plantoetsing uitgegaan van één hardheidsgradering. Dit betekent dat bij afwijking van de regels uit het toetsingskader in beginsel goedkeuring wordt onthouden aan (onderdelen van) het vastgestelde bestemmingsplan. De nota is onderverdeeld in de onderdelen: algemeen; economie, mobiliteit en samenleving; landelijk gebied; milieu; water en cultureel erfgoed.

Cultuurhistorische Hoofdstructuur Zuid-Holland (CHS) De CHS (provincie Zuid Holland, 2002) biedt een overzicht in hoofdlijnen van het cultureel erfgoed van de provincie. Daartoe zijn de belangrijkste archeologische, historisch-landschappelijke en historisch- stedenbouwkundige structuren, patronen en terreinen op kaart gezet en gewaardeerd. De provincie heeft met de CHS een onderlegger willen verschaffen voor een integraal - in samenhang met overige beleidsvoornemens - en gebiedsgericht monumentenbeleid. Deze CHS legt een basis voor lokaal ruimtelijk beleid en vormt een toetsingsinstrument voor de provincie voor de gemeentelijke plannen.

Gemeentelijk beleid

Structuurplan Ruimtelijk Plan Rotterdam 2010 (RPR 2010) Het gemeentelijk structuurplan RPR 2010, in maart 2001 door de gemeenteraad vastgesteld, heeft de gemeente Rotterdam het kader om gericht aan de stad te werken. Het RPR 2010 is een plan voor het bestaand stedelijk gebied van Rotterdam. Het havengebied ten westen van de Maastunnel (de Schiehaven-Müllerpier uitgezonderd) komt hierin niet aan de orde. Evenmin gaat het plan uitgebreid in op de ruimtelijke planvorming in de regio. Hiervoor bestaan andere plannen, zoals het Havenplan, het Streekplan van de provincie Zuid-Holland, het ROM-Rijnmond-programma en het rapport 'De Haalbare Kaart', dat zich richt op de ruimtelijk-strategische opgaven in de Stadsregio Rotterdam. Wel komen in het RPR 2010 de raakvlakken met het havengebied en de regio aan de orde. Het RPR 2010 geeft voor het plangebied van dit bestemmingsplan geen ontwikkelingen aan.

Woonvisie Koers naar 2017: een aantrekkelijke woonstad voor iedereen. De gemeentelijke Woonvisie heeft als ambitie om van Rotterdam een sterke stad te maken, met een evenwichtige mix van lage en hoge inkomens, waar bedrijven en bewoners willen investeren. Een aantrekkelijke woonstad, waar de consument kan kiezen uit een divers en kwalitatief goed woningaanbod in gewenste woonmilieus. Deze lange termijn ambitie wordt ook in de Stadsvisie beschreven.

Missie De missie voor het woonbeleid luidt: “Rotterdam biedt meer mogelijkheden voor wooncarrière in een goed woon- en leefklimaat.”

Iedereen die een bepaalde woning zoekt, moet deze in de stad kunnen vinden. Dit geldt voor de huidige inwoners, maar ook voor bijvoorbeeld studenten en midden- en hogere inkomens die zich in de stad willen vestigen. Het is een onwenselijke situatie dat Rotterdammers nu de stad verlaten om elders hun wooncarrière voort te zetten, als de enige reden is dat er voor hen in Rotterdam geen geschikte woningen of woonmilieus zijn. Om het tij te keren, moet het woningaanbod meer divers worden en heeft de kwaliteit van de woonomgeving een flinke impuls nodig.

15

Doelstellingen Als we in de toekomst een aantrekkelijke woonstad willen zijn, moeten we de eerstkomende jaren werken aan de onderstaande vier doelen:

1. Vraag en aanbod beter afstemmen We moeten nog meer dan voorheen luisteren naar de wens van de consument. Want alleen dán kunnen we hen de gewenste wooncarrière bieden. In de nieuwbouw betekent dat het bouwen van de juiste middeldure en dure woningen in herkenbare woonmilieus. In de bestaande voorraad betekent het vooral investeren in een kwalitatieve verbetering van de woning en de woonomgeving.

2. Brede kwaliteitsslag maken Een groot deel van de bestaande woningvoorraad heeft weinig toekomstwaarde. We hebben het dan niet uitsluitend over de technische staat van de woning, maar ook over de gebruiksmogelijkheden en het woonmilieu. Om hier verandering in te brengen is een brede en grootschalige kwaliteitsslag nodig. Dit betekent meer dan het wegwerken van onderhoudsachterstand. We willen de bestaande voorraad beter in lijn brengen met de wens van de consument.

3. Betaalbaarheid van het wonen verbeteren We willen de betaalbaarheid van woningen nét boven het sociale huursegment verbeteren, waardoor de doorstroming op gang komt en de spanning in de bovenkant van het sociale huursegment afneemt. De stap vanuit een dergelijke huurwoning naar een middeldure huur- of koopwoning is nu financieel gezien voor veel Rotterdammers te groot. Randvoorwaardelijk is dat die middeldure woning een aantrekkelijke prijs-kwaliteitverhouding heeft, zodat mensen waar voor hun geld krijgen en worden verleid om de stap te zetten.

4. Woongenot vergroten Een goede woning in een prettige woonomgeving is belangrijk voor woongenot. Minstens even belangrijk is dat de mensen in de stad prettig met elkaar kunnen samenleven, op een manier waar een ieder zich goed bij voelt. We werken aan een goede buitenruimte, zorgen voor de aanwezigheid en kwaliteit van voorzieningen en zetten ons in om de woonoverlast te bestrijden. We roepen onze partners op om, samen met ons, de sociale cohesie in wijken en buurten te bevorderen.

Waterplan Rotterdam 2000-2005 Het Ministerie van Verkeer en Waterstaat bepleit in haar Vierde Nota Waterhuishouding (Directoraat- Generaal Rijkswaterstaat, 1997) om gebiedsgericht een nota met een gemeenschappelijke visie over de waterhuishouding op te stellen. Het betreft een gemeenschappelijke visie van de gemeente, de waterschappen en andere actoren in het veld van de waterhuishouding. Het Waterplan Rotterdam 2000-2005, vastgesteld in oktober 2000, is zo’n nota voor het stedelijk gebied van Rotterdam. Deze is gebaseerd op een integrale beschouwing van het systeem van oppervlaktewater en ondiep grondwater en het afvalwatersysteem vanaf inzameling en tot en met de zuivering. Het is deze nota waaraan de gegevens en het beleid in de planbeschrijving in hoofdstuk “Water” zijn ontleend. Het waterplan wordt geactualiseerd in een nieuw waterplan 2006-2010.

Monumentenverordening Rotterdam 2003 Het monumentenbeleid van de gemeente Rotterdam is erop gericht de historische gelaagdheid van de stad te behouden voor toekomstige generaties en de kennis over de historische bebouwde omgeving te vergroten. Een van de instrumenten voor de uitvoering van het monumentenbeleid is de Monumentenverordening Rotterdam 2003.

Beleidskader voor regulering van verkooppunten voor consumentenvuurwerk 2006-2011 Het beleidskader voor vuurwerk is vastgesteld op 11 juli 2006. Het maximum aantal verkooppunten voor de verkoop van consumentenvuurwerk voor heel Hoogvliet is vastgesteld op 5. Een verkooppunt voor vuurwerk is alleen toegestaan binnen de bestemming “Detailhandel” en “Bedrijven”. In het bestemmingsplan Oudeland is maar 1 verkooppunt toegestaan.

16

Overig (deel)gemeentelijk beleid

Onderstaand is aangegeven welk ruimtelijk en sectoraal (deel)gemeentelijk beleid mede van invloed is geweest bij het opstellen van dit bestemmingsplan: - Structuurschets Oudeland; dS+V; februari 2003, - Logica; een stedenbouwkundige handleiding voor Hoogvliet; Maxwan; december 2002, - Ontwikkelingsvisie Hoogvliet Economie; deelgemeente Hoogvliet; maart 2001, - Naar een duurzame wijkvernieuwing in Hoogvliet; milieu-inzet voor Hoogvliet; Gemeentewerken Rotterdam afd. Milieubeleid; september 2000, - Milieubeoordeling Hoogvliet 2007; Milieuonderbouwing voor de bestemmingsplannen Oudeland, Noordwest, Gadering-Tussenwater, Stadshart en Maasranden, versie 7; DCMR Milieudienst Rijnmond; 1 augustus 2007. - Monitor wonen Hoogvliet; dS+V; twee maal per jaar sinds januari 2002, - Planstudie water Hoogvliet; naar een duurzaam watersysteem; GW mei 2000, - Ontwerp Waterplan Rotterdam 2000-2005; Projectbureau waterplan Rotterdam; januari 2001. - Ontwikkelingsvisie Hoogvliet. Bestaande uit: o hoofdnotitie; vastgesteld mei 2001 (m.u.v. par. 3.22/3.23); dS+V, o hoofdnotitie; vastgesteld november 2001 (par 3.22/3.23); dS+V, o voegen en samenhang; vastgesteld mei 2001; dS+V, o Ruimtelijke vaststelling van de groene gordel, 2004, o wonen; vastgesteld mei 2001; dS+V, o milieu; vastgesteld mei 2001; dS+V, o buitenruimte; vastgesteld november 2001; dS+V, o verkeer; vastgesteld november 2001; dS+V. - Speelbeleidsplan Hoogvliet; dS+V; februari 2002, - Raamplan Hoogvliet; Nieuw oppervlaktewater in samenhang met de stedelijke herstructurering; GW; juli 2002, - WIMBY!; welcome into my backyard; Nai Uitgevers; 2000.

17

Ligging Oudeland in Hoogvliet.

Model van de New Town gedachte van Ebenezer Howard. Dit model beschrijft een ultieme stedelijke opbouw waarbij diverse satellietsteden gegroepeerd worden rondom een kernstad. Dit principe vormde het stedenbouwkundige uitgangspunt voor de opbouw van Hoogvliet.

18

2. Gebiedsomschrijving

2.1 Historie en karakteristiek

De ruimtelijke structuur van Hoogvliet is in sterke mate bepaald door de ontstaansgeschiedenis, met name de periode tussen 1947-1965. Hoogvliet kent een lange geschiedenis, die teruggaat tot in de IJzertijd (800 voor Christus). Tot het begin van de jaren vijftig was Hoogvliet een klein dorp dat leefde van landbouw en visserij. De eerste grootschalige en snelle verandering van het gebied ving aan na de vestiging van de Bataafsche Petroleummaatschappij (Shell) tussen Hoogvliet en Pernis in 1936. Na de oorlog werd uitbreiding op grotere schaal noodzakelijk. In 1947 annexeerde het Rotterdamse gemeentebestuur het dorp Hoogvliet en werd het aangewezen als locatie voor de bouw van zo`n 15.000 woningen voor zo’n 37.000 inwoners. In 1951 werden de eerste plannen op de kaart gezet in het zogenaamde Uitbreidingsplan Hoogvliet in onderdelen. De stedenbouwkundige uitgangspunten van Hoogvliet zijn tot stand gekomen door de uit Engeland overkomen ideeën over de ‘New Town’ (oftewel Satellietstad) van Ebenezer Howard. Hoewel Hoogvliet eigenlijk de eerste èchte satellietstad van Nederland moest worden, is dat er nooit van gekomen. Wel werd Hoogvliet een groene forensennederzetting, hoofdzakelijk opgezet met het oog op het creëren van een nieuwe woonomgeving voor de arbeiders in de aangrenzende industriegebieden. Er zijn verschillende ontwerpen voor Hoogvliet gemaakt. Het uiteindelijke plan heeft een concentrische opzet: rond een centrum liggen in de ring de vijf wijken. Tussen de wijken liggen brede groene ruimtes, de zogenaamde groene voegen. Deze scheiden de wijken, herbergen de wijkontsluitingswegen en geven Hoogvliet het haar zo kenmerkende groene karakter. De opbouw is getrapt; woning-buurt-wijk- stadsdeel, waarbij de wijk de belangrijkste schakel vormde. Iedere wijk kreeg in de kern zijn eigen voorzieningen als scholen en winkels. Iedere woonwijk zou ruimte bieden aan zo`n 3000 woningen en voorzieningen zoals scholen en winkels met een buurtverzorgend karakter. Voor de overige functies waren de bewoners aangewezen op het nabijgelegen stadshart of de regionale centra. De wijken waren ruim en open van opzet. Kenmerkend is dat elke wijk is opgebouwd uit zogenaamde `stempels`: samengestelde complexen van verschillende hoogtes met daartussen groene ruimtes en gemeenschappelijke tuinen. Door herhaling van de stempels ontstond een samenhangend ontwerp voor de wijk met een continue openbare ruimte. Het groen werd onderverdeeld in een drietal zones: de Groene Gordel, de groene voegen en het groen in de wijken zelf. Deze hadden ieder hun eigen opzet en functie. De Groene Gordel werkt als buffer tussen Hoogvliet en haar industriële omgeving (Shell , scheepvaart Oude Maas, snelweg A15), de groene voeg fungeert als bed voor de hoofdontsluitingswegen van Hoogvliet en vormt een grens tussen de diverse wijken. Tenslotte bestaat er op wijkniveau nog het groen in de buurten zelf.

Ondanks de sloop van 50% van de woningvoorraad zal de hoofdopzet van Oudeland bij de herstructurering nagenoeg ongemoeid blijven. Deze blijft gekoppeld aan de huidige wegenstructuur (die niet wezenlijk van opzet zal veranderen) en wordt krachtig genoeg geacht om het kader te vormen voor de nieuwe ontwikkelingen. Alleen de invulling verandert. Er wordt ingezet op een grotere diversiteit in woningtypen (koop/huur) in diverse prijsklassen, een hoogwaardig ingericht openbaar gebied, toename van het areaal oppervlaktewater en een afname van het woningaantal. Differentiatie is het speerpunt van het herstructureringsbeleid. Alleen op deze wijze kan Hoogvliet de concurrentie met de omringende steden aan en een solide toekomst voor haar inwoners bouwen.

Aanzicht op Oudeland vanaf het Stadshart.

19

Plangebied Oudeland geprojecteerd op oude kaart van Hoogvliet (circa eind 12e eeuw).

De Oude Hoogvlietse dijkwal (waterkering) bestaande uit (A) de dijk van Ommeloop en (B) het oostelijk-tracé.

20

Oudeland (1953-1961) – 2000 woningen Het ontwerp en de uitwerking van het uitbreidingsplan in onderdelen voor de wijk Oudeland was in handen van verschillende ontwerpers en werd uitgevoerd tussen 1953-1961. Het voorlaatste ontwerp werd gemaakt door Lotte Stam-Beese. In haar ontwerp wordt de hoofdstructuur bepaald door een assenkruis waaraan bijzondere voorzieningen zijn gepositioneerd en waar omheen in vier kwadranten de woningbouw is gelegen. Op de plek waar de assen elkaar kruisen is het wijkcentrum geprojecteerd. De kwadranten bestaan uit verkavelingseenheden die systematisch en ongespiegeld zijn herhaald en waarin verschillende woningtypen zijn gecombineerd. Na wijzigingen aan de opzet voor het centrum van Hoogvliet moest voor Oudeland een nieuw plan worden gemaakt. De menging van woningtypen werd onder invloed van de eisen t.a.v. de industriële bouw niet toegepast. In 1958- 1959 maakte H.C. Milius een serie wijzigingen en aanpassingen in de hoofdstructuur. Uiteindelijk legde de stedenbouw het af tegen de beperkingen van de geïndustrialiseerde productiemethode, want in het definitieve ontwerp voor Oudeland van Milius (1959) is het assenkruis verdwenen, zijn de bijzondere wijkvoorzieningen naar de randen verplaatst en is er van gemengde woonmilieus nauwelijks sprake meer. Er zijn drie zones aan te wijzen waarin achtereenvolgens laagbouw, hoogbouw en een mengvorm is geprojecteerd.

De Rotterdamse architect Van de Broek ontwierp verschillende woningtypes voor het gebied. Op 16 oktober 1959 werd de eerste paal geslagen in Oudeland. Het winkelcentrum van Oudeland is niet zo groot geworden als het in het ontwerp uit 1959 was weergegeven. De door de wijk meanderende zone van voorzieningen is daardoor uiteengevallen en is minder structurerend voor de wijk dan beoogd. Het best te herkennen is het gedeelte dat vanuit het wijkwinkelcentrum richting het stadscentrum loopt. Het stadscentrum is aan deze zijde echter nauwelijks tot ontwikkeling gekomen, waardoor de relatie tussen wijk en centrum niet sterk is. De groene randen van Oudeland zijn in de loop der jaren deels bebouwd geraakt, en een deel van de omringende infrastructuur is niet gerealiseerd.

2.2 Archeologie

Beleidskader Rotterdam draagt sinds 1960 zorg voor het eigen archeologisch erfgoed en is in het bezit van een door het Rijk verleende opgravingsbevoegdheid. Het doel van de Rotterdamse archeologie is: (1) te zorgen voor het behoud van archeologische waarden ter plaatse in de bodem; (2) te zorgen voor de documentatie van archeologische waarden indien behoud ter plaatse niet mogelijk is; (3) te zorgen dat de resultaten van het archeologisch onderzoek bereikbaar en kenbaar zijn voor derden. De gemeente Rotterdam werkt momenteel aan een Archeologische Waardenkaart (AWK) en een lijst met Archeologisch Belangrijke Plaatsen (ABP’s), die opgenomen zullen worden in de gemeentelijke monumentenverordening. Genoemde beleidsinstrumenten moeten een tijdige en volwaardige inbreng van archeologische belangen bij ruimtelijke ontwikkelingen waarborgen. Het bovenstaande sluit aan op en komt mede voort uit het rijksbeleid en het provinciale beleid dat naar aanleiding van het “Verdrag van Malta” is ontwikkeld. Momenteel worden door de provincie bij de beoordeling van bestemmingsplannen met betrekking tot de archeologie de volgende beleidsinstrumenten geraadpleegd: de Archeologische Monumentenkaart (AMK), de Indicatieve Kaart van Archeologische Waarden (IKAW) en de Cultuurhistorische Hoofdstructuur (CHS) van Zuid- Holland.

Het vaststellen, waarderen en documenteren van archeologische waarden vindt binnen de archeologische monumentenzorg gefaseerd plaats. Na een bureauonderzoek (SAI) kan een archeologische inventarisatie (AAI) in het veld plaatsvinden. De resultaten van de inventarisatie kunnen vervolgens leiden tot een aanvullend archeologisch onderzoek (AAO). De resultaten van laatstgenoemd onderzoek vormen het uitgangspunt bij de keuze om een vindplaats te behouden, op te graven, waarnemingen uit te voeren tijdens het bouwproject of geen verdere stappen te ondernemen.

Bewoningsgeschiedenis Het bestemmingsplangebied maakte voorafgaand aan de moderne woningbouw deel uit van het door in- en aangedijkte polders gekenmerkte landschap van het eiland IJsselmonde. Uitgaande van de twee ringpoldertjes van Oud-Pernis (eerste helft 13de eeuw) en Poortugaal (circa 1180) werd het tussenliggende en aangrenzende gebied in de 13de en 14de eeuw bedijkt en in cultuur genomen. De dijktracés (zie afbeelding) maakten deel uit van de 13de-eeuwse Hoogvlietse dijkwal (oostelijk tracé; aangeduid als B) respectievelijk de dijk van ‘Ommeloop’ (circa 1295; aangeduid als A), later Hoogvliet. Op en langs de dijken vond vanaf het tijdstip van de aanleg bewoning plaats.

21

Over de bewoningsgeschiedenis van het plangebied in de prehistorie, de Romeinse tijd (begin jaartelling -350 na Christus), de Vroege Middeleeuwen (350-1000) en Late Middeleeuwen A (1000- 1250) is weinig bekend. Van het aangrenzende gebied rondom Poortugaal is daarentegen het nodige bekend. Talrijke vindplaatsen met bewoningssporen uit de IJzertijd (800 voor Christus-begin jaartelling), de Romeinse tijd, Vroege en Late Middeleeuwen zijn hier onderzocht. Aangezien het bestemmingsplangebied een vergelijkbare bodemkundige gesteldheid heeft als het gebied rond Poortugaal mogen ook in het plangebied resten uit genoemde perioden verwacht worden.

Archeologische verwachtingen Gelet op de archeologische rijkdom en de vergelijkbare bodemkundige gesteldheid van het nabijgelegen Poortugaal is de archeologische potentie van het bestemmingsplangebied hoog. Een verhoogde kans op het aantreffen van archeologische relicten uit de Late Middeleeuwen en de Nieuwe tijd geldt voor de bovengenoemde dijktracés.

Aanbevelingen Voor de dijktracés (gebied A en B op de plankaart) geldt een vrijstellingsbevoegdheid en aanlegvergunningvereiste. Voor gebied A geldt een vrijstellingsbevoegdheid en aanlegvergunningvereiste voor bouw- respectievelijk graafwerkzaamheden met een oppervlak groter dan 100 m² en dieper dan 0 meter NAP. Voor gebied B geldt een vrijstellingsbevoegdheid en aanlegvergunningvereiste voor bouw- respectievelijk graafwerkzaamheden met een oppervlak groter dan 100 m² en dieper dan 1,5 meter beneden NAP. Voor de rest van het plangebied (gebied C op de plankaart) geldt een vrijstellingsbevoegdheid en aanlegvergunningvereiste voor bouw- respectievelijk graafwerkzaamheden met een oppervlak groter dan 200 m² en dieper dan 0,5 meter beneden maaiveld.

2.3 Huidige situatie

Ruimtelijke hoofdstructuur De wijk Oudeland wordt in het noorden begrensd door de rijksweg A15; in het oosten door het water de Vliet. De zuidelijke- en westelijke grens wordt bepaald door twee verkeerswegen; respectievelijk de Laning en de Aveling. Aanvankelijk boog Lotte Stam-Beese zich tussen 1955 en 1957 over het ontwerp van Oudeland. Zij ontwierp een heldere hoofdstructuur met een assenkruis waaraan zij de voorzieningen plaatste. Eromheen lagen vier kwadranten met woningbouw. De kwadranten kenmerkten zich door verkavelingeenheden die systematisch en ongespiegeld werden herhaald en waarbinnen verschillende woningtypen werden gecombineerd. Door de wens industrieel vervaardigde gebouwen neer te zetten moest het plan worden aangepast. Het uiteindelijke stedenbouwkundig ontwerp voor Oudeland uit 1959 is gemaakt door Milius, die werd bijgestaan door de tekenaars De Waard en A.J. van der Kooy. Het assenkruis en de menging van woningtypen is hierin verdwenen. De kern van de wijk wordt gevormd door het winkelcentrum “Wilhelm Tell”, waaromheen de woonfuncties zijn gesitueerd. De recreatieve functies liggen aan de randen van de wijk: in het noorden het Oudelandsepark, in het oosten de Vlietzone, en de Hoogvlietse indoor sporthal en kinderboerderij in het zuiden. De westrand is opgebouwd uit diverse maatschappelijke functies. De door de wijk meanderende zone van voorzieningen is minder structurerend dan beoogd. Door de wijk loopt een bajonetvormige route, die de wijk verbindt met het centrum. De woonbuurten zijn opgedeeld in drie verschillende zones met laagbouw, hoogbouw en is een mengvorm gerealiseerd. De zes wijken die het gebied opmaken (Marthalaan, Tuindorp, Fideliobuurt, Middenzone, Vlietzone en de Fledermausbuurt) bestaan uit een mix van laag- en middelhoogbouw. Alleen de nieuwe Humanitasflat in de oksel van de Marthalaan en de Othelloweg mag met zijn acht bouwlagen het predikaat hoogbouwflat dragen. Kenmerkend voor de buurten zijn de grote groene ruimten waarin de losse bouwblokken zijn geplaatst. De verkavelingeenheden worden of gespiegeld of herhalend gestempeld.

Wonen en woningvoorraad Een groot deel van de woningen in Oudeland is zowel in bouw- als in woontechnische zin verouderd. Met name de duplexwoningen en flats voldoen niet meer aan de eisen van deze tijd. Ze zijn klein, gehorig en bieden een kwalitatief laag leefklimaat. Daarnaast wordt de voorraad gekenmerkt door een algehele homogeniteit in het aanbod: het grootste deel bestaat uit goedkope huurwoningen. De gebrekkige differentiatie maakt een wooncarrière in Hoogvliet zo goed als onmogelijk.

22

Wil Hoogvliet haar positie op de woningmarkt versterken dan dient veelzijdigheid in woningtypen speerpunt te worden in het deelgemeentelijke woonbeleid. Door renovatie en aanpassingen is bij een deel van de voorraad (waaronder de invoeging van een lift bij sommige flats) al aan een voornoemde tekortkomingen tegemoet gekomen. Dit is echter geen antwoord op de integrale achteruitgang van het woonmilieu in de Oudeland. Alleen met grootschalige ingrepen valt het tij te keren. Daarom is er in een samenwerkingsverband tussen de woningcorporaties, deelgemeente Hoogvliet en gemeente Rotterdam een ambitieus herstructureringsprogramma voor Oudeland opgesteld. Het herstructureringsprogramma voor Hoogvliet omvat de sloop van zo`n 30% van de totale woningvoorraad, ruim 4700 woningen, voor het overgrote deel goedkope meergezinswoningen. Oudeland neemt ongeveer een kwart van de sloop voor haar rekening.

Overzicht hoogbouwmilieu Oudeland.

Gezien de omvang van de wijk (zo`n 2000 woningen) is dit een forse ingreep. In totaal worden er in Oudeland zo`n 1150 woningen gesloopt, zonder uitzondering goedkope meergezinswoningen (duplexwoningen en galerijflats). Hiervoor komen 650 woningen in diverse woningtypen en prijscategorieën, in de huur- en koopsector, voor terug. Het bebouwd oppervlak zal echter niet veel veranderen. Het aantal woningen neemt wel af, maar de gemiddelde woninggrootte verdubbelt bijna waardoor het totale woonoppervlak nagenoeg onveranderd blijft. De basis van deze woningverdunning ligt in de ambitie de leefbaarheid in de noordelijke wijken, die dicht bij de hinderbronnen als de A15, Shell en ondergrondse leidingen liggen, te verbeteren. Hiervoor is op 3 juli 2000 tussen de deelgemeente Hoogvliet en Shell een convenant ondertekend. Daarin werd afgesproken om van beide kanten de milieudruk te verminderen. Shell heeft daarin vastgelegd de bronbelasting te verlagen; deelgemeente Hoogvliet committeerde zich aan een reductie van het aantal woningen in de noordelijke wijken (waaronder Oudeland). Door de vrijkomende ruimte hoogwaardig in te richten met water, groen speelplekken e.d., wordt de leefkwaliteit verhoogd. In de zuidelijke wijken van Hoogvliet, en , zal voor het ontstane ‘tekort’ aan woningen een oplossing gezocht worden.

23

Buitenruimte De buitenruimte van Hoogvliet is opgebouwd uit een drietal hiërarchische zones. Op het hoogste schaalniveau bevindt zich de Groene Gordel. Dit is een brede, parkachtig ingerichte, groenstrook die naast z`n belangrijke recreatieve functie werkt als een buffer tussen Hoogvliet en haar omgeving. In Oudeland bestaat deze buffer uit het Oudelandsepark; een groen wandelgebied ten noorden van de wijk. Groene lopers waarin de belangrijkste ontsluitende wegen zijn gelegen (o.a. Aveling, Laning en de Groene Kruisweg) vormen het tweede schaalniveau in de buitenruimte van Hoogvliet; de zogenaamde groene voegen. Daarnaast fungeren zij als heldere grenzen tussen de diverse woonwijken. Het buurtgroen binnen de wijken vormt het laagste schaalniveau in de buitenruimte van Hoogvliet. Het groen in Oudeland is divers en overwegend van een hoge kwaliteit. Met name het Oudelandsepark, de Vlietzone en het Desdemonapark vormen een mooie aanvulling in de Oudelandse groenstructuur. Ook het groen nabij kinderboerderij “De Oedenstee” neemt hierin een grote plaats in, al ligt hij wel wat verscholen in de wijk. De parels van de groene opbouw zijn met name gelegen aan de randen en in het hart van de wijk. In de buurten zelf is het groen vrij saai en eenvormig; het is veel van hetzelfde. Het groen bestaat veelal uit wat grasvlakken met hier en daar een boom. De interactie tussen de diverse groene ruimten in Oudeland behoeft verbetering; een eis die dan ook in de herstructurering van Oudeland wordt meegenomen. In de nieuwe plannen zal een aanzienlijk gebied deel uit maken van laagbouwwoningen met tuinen. Dit zal ten koste gaan van het areaal openbare ruimte. Om dit verlies tegen te gaan zal de resterende openbare ruimte voor meerdere functies geschikt gemaakt dienen te worden. In praktijk resulteert dit in een omzetting van kijkgroen naar gebruiksgroen.

Verkeer en vervoer De verkeersstructuur in Oudeland is helder en veilig. De wegen met een verkeersfunctie zijn de 50 km/u wegen: Othelloweg (tot aan de kruising met de Toscalaan), de Toscalaan (tot aan de kruising met de Desdemonastraat), de Fideliolaan, de Troubadourlaan, de Parelvissersstraat en de Oudelandseweg tussen bedrijventerrein Gadering en de Toscalaan. Deze wegen zijn belangrijk voor de interne ontsluiting van de wijk. De overige wegen hebben een 30km/u regime of aangewezen als woonerf en hebben een verblijfsfunctie. Eveneens hebben de Laning en de Aveling een 50 km/u regime, maar vallen buiten het plangebied.

Op openbaar vervoersgebied wordt Oudeland ontsloten door de bus en de metro. Het gebied wordt bediend door buslijn 78 van de RET die de wijk doorkruist over de verkeersaders van Oudeland (route: Othelloweg, Toscalaan, Desdemonastraat, Fideliolaan, Troubadourlaan en de Parelvisserstraat). Het metrostation bevindt zich op loopafstand van Oudeland. Er is momenteel nog voldoende parkeerruimte in de wijk. In de nieuwe plannen wordt de parkeernorm opgeschroefd tot 1,8 parkeerplaatsen per woning en zal het blik zoveel mogelijk uit het straatbeeld worden geweerd.

Bedrijven en kantoren Bedrijven zijn in Oudeland dun gezaaid. De wijk is opgebouwd als typische woonwijk met een aantal centrumvoorzieningen zoals een supermarkt en een bakker. Alleen ten noorden van het winkelcentrum, aan de Manonstraat, zijn een tweetal garagebedrijven gevestigd. In het kader van de differentiatie van Oudeland wordt er in de nieuwe plannen ingezet op een toevoeging van bedrijven en kantoren.

24

3. Het ontwerpkader

3.1 De Logica studie

In Hoogvliet wordt de komende jaren flink gebouwd. Op tal van locaties binnen de deelgemeente worden nieuwe woningen opgericht, wordt water toegevoegd en wordt de groene buitenruimte onder handen genomen. Stedenbouwkundigen, buitenruimteontwerpers, architecten en planologen staan voor de opgave Hoogvliet om te toveren tot een gedifferentieerde en moderne stad aan de Oude Maas die voor een ieder wat te bieden heeft. Om de samenhang tussen de verschillende wijken en buurten te versterken voor heel Hoogvliet is de Logica-studie opgesteld met als doel de belangrijkste ruimtelijke kenmerken van Hoogvliet te benoemen en vast te leggen. Deze kenmerken vormen het ruimtelijke kader waarbinnen de herstructurering plaats zal vinden. De Logica-studie onderscheidt een viertal hoofdkenmerken; de groene gordel, de groene voegen, de afzonderlijke wijken en het vele groen binnen de wijken. Deze kenmerken vormen de bestaande kwaliteit van Hoogvliet en dienen behouden te blijven en waar mogelijk te worden versterkt.

3.2 De Ontwerpuitgangspunten

Het bovenstaande ruimtelijke kader is in de structuurschets Oudeland op wijkniveau verder uitgewerkt. Het stedenbouwkundige ontwerp van Hoogvliet Oudeland berust in hoofdzaak op een drietal pijlers.

Ten eerste zijn dit de zogenaamde `lange lijnen`. Zij bepalen en versterken de structuur van de wijk en vergemakkelijken de oriëntatie. De volgende lijnen zijn te onderscheiden: 1. De Othelloweg. Deze weg vormt de verbinding tussen Oudeland en de rest van Hoogvliet, en leidt naar een groot deel van de wijkvoorzieningen zoals de Wilhelm Tellplaats en scholengemeenschap “De Notenkraker”. Het vormt een link tussen het stenige hart van Hoogvliet en z`n groene beschermende jas; de groene gordel. 2. De Troubadourlaan. Deze verkeersweg verbindt de in het zuidwesten van Oudeland gelegen Kinderboerderij met het Oudelandsepark. Het vormt een scheiding tussen de ten oosten en westen van de weg gevestigde woonmilieus. 3. De Toscalaan. Het is na de Othelloweg de tweede “lange lijn” die een noordzuidelijke verbinding met de Groene Gordel vormt. De laan is een van de weinige erfenissen uit de vroege opbouw van Hoogvliet, en herinnert aan de oude loop van de Pernisserweg. Het vormt de scheidslijn tussen de herstructureringsgebieden Vlietzone en de Oostelijke Plasoever. 4. De Vlietzone. Deze groene strook is een uitloper van de Groene Gordel en vormt het bed van het riviertje de Vliet dat vanaf de Oude Rijn naar de Maas stroomt. Naast z`n groene functie fungeert de zone als grens tussen de wijk Tussenwater /Gadering en Oudeland. Het gebied zal een parkachtige inrichting krijgen en z`n verbindende functie met de groenen gordel behouden.

Voor alle lijnen geldt dat de huidige functie behouden dient te blijven. Op diverse plekken wordt de groenstructuur versterkt. Dit vindt onder andere plaats langs de Troubadourlaan waar er een brede groene wandelroute gevormd zal worden tussen de kinderboerderij en het Oudelandsepark. Deze route zal aan weerszijden geflankeerd worden met een bomenrij, die het zicht op de ‘lange lijn’ de Troubadourlaan versterkt, en waar de aangrenzende bebouwing zich op oriënteert. Op deze wijze ontstaat er een heldere doorgaande structuur (zichtlijn). De lijnen zullen een ruimer aanblik geven doordat de aangrenzende bebouwing minder massaal, en op grotere afstand van de weg opgelost zal worden. Obstructie van de lijnen dient ten alle tijden te worden voorkomen; de zichtassen zijn leidend voor de inrichting in het gebied. Vervolgens zijn er nog een aantal lijnen van lagere orde. Deze zichtlijnen en wegen leggen een relatie tussen het hart van Hoogvliet en het Ruigeplaatbos.

25

Ten tweede zijn er ontwerpuitgangspunten met betrekking tot de randen van de wijken. Hierin zijn ook weer twee typen te onderscheiden. In de eerste plaats zijn dit de voegen langs de verkeersaders. Voor de wijk Oudeland zijn dit de randen van de wijken langs de Laning en de Aveling. Vervolgens zijn er dan nog de randen langs de groene gordel:

- Voegen langs de verkeersaders: de voegen langs de verkeersaders zijn brede groene stroken die de verschillende wijken van elkaar scheiden. Vanuit de studie Logica is ervoor gekozen deze groene ruimten te behouden en niet ten prooi te laten vallen aan bebouwing. Om meer samenhang tussen de wijken aan te brengen is het echter wel zaak de bebouwing op sommige plekken meer naar de verkeerswegen te trekken. De bebouwing dient georiënteerd te zijn op de wegen. Dus geen achterkanten aan de verkeerswegen. Zo krijgen de wijken een duidelijk gezicht en kunnen ze zich profileren naar de omgeving. Om eenheid te creëren in de maat van de groene voegen is er in 2003 een integrale voegenstudie verricht waarop de breedte van alle voegen in Hoogvliet is aangegeven. De rooilijnen van deze studie vormen de uiterste bebouwingsgrenzen van de herstructureringsgebieden op de bestemmingsplankaart. De voegen zelf zijn op de plankaart aangegeven middels een arcering (de zogenaamde “groene voeg”). In de voorschriften, welke behoren tot de bestemmingen die worden overlapt door deze groene voeg, zijn ten behoeve van het bebouwingsvrij houden van deze voegen (voor zover het gaat om bouwvergunningsplichtige bouwwerken), nadere bepalingen opgenomen.

De voegen schematische weergave van de groene gordel

- Randen langs de groene gordel: Oudeland is aan de noordzijde van de wijk verbonden met de groene gordel. De bebouwing aan de Oudelandseweg vormt een strakke scheiding tussen het bebouwde woongebied en het groene Oudelandsepark. Bij de herstructurering wordt ingezet op een tweetal ingrepen. Ten eerste dient de relatie tussen de wijk en het groene park te worden versterkt. De noodzaak hiervan wordt nog eens vergroot door de bufferwerking van de begraafplaats die tussen de Fideliobuurt en het park is gelegen. Ten tweede zal de stedenbouwkundige aanblik van de rand van de wijk, aan weerszijden van de Fideliobuurt, worden gewijzigd. Op deze locaties worden een aantal hoogbouwaccenten gecreëerd waardoor de noordgrens van Oudeland een gevarieerd uiterlijk zal krijgen.

Tenslotte vormt het centrum het derde en laatste ontwerpuitgangspunt in de nieuwe opbouw van Oudeland. De bestaande kwaliteit van het hart van de wijk wordt behouden en op diverse locaties versterkt. Het winkelcentrum Wilhelm Tell wordt aangevuld met een supermarkt. De zone ten oosten van het winkelcentrum wordt uitgebreid met een brede school. De grote hoeveelheid snippergroen en restruimtes wordt samengevoegd tot een grote open ruimte: het nieuwe park in het hart van Oudeland.

26

4. Planbeschrijving

4.1 Ruimtelijke hoofdstructuur

De relatief meest omvangrijke herstructurering in Hoogvliet vindt plaats in Oudeland. Hier zal ongeveer de helft van de woningen gesloopt worden en plaats maken voor een gevarieerd en groen woonmilieu. De stedenbouwkundige structuur van de wijk, die gekoppeld is aan het wegennetwerk, blijft in essentie behouden. Buiten het opheffen van de Desdemonastraat (die zal worden omgezet in het Desdemonapark) zal de verkeersstructuur in het gebied niet wezenlijk veranderen. De zo kenmerkende groene voegen van Hoogvliet die de wijk omranden blijven onbebouwd, om zo de open en groene kwaliteit ervan te handhaven, en de functie van scheiding tussen de diverse wijken voort te zetten. Het Oudelandsepark behoudt zijn functie van recreatiegebied en van groene buffer tegen de industrie van Vondelingenplaat. Maar natuurlijk is er geen herstructurering mogelijk zonder de wijk enigszins aan te passen. Om een duidelijk beeld te krijgen van de metamorfose zijn hieronder kort en bondig een aantal ingrepen met betrekking tot de ruimtelijke structuur verwoord.

- De flats ten oosten en westen van de Toscalaan worden voor het merendeel gesloopt. Alleen de vier oost-west georiënteerde flats ten westen van de Toscalaan blijven behouden. De schaal van de bebouwing wordt teruggebracht naar een meer menselijke maat, en de openheid van het gebied wordt vergroot door in lagere bouwhoogtes terug te bouwen en duidelijke zichtroutes te creëren vanuit de wijk Gadering/Tussenwater richting het centrum van Oudeland. De zone krijgt een transparante opbouw en een groene aankleding. - Na het opheffen van de Desdemonastraat zal het hart van de Oudeland ingericht worden als een parklandschap. Het wateroppervlak en groenareaal zal worden uitgebreid. Het gebied wordt aangevuld met het wijkcentrum en de scholenlocatie zal worden uitgebouwd, evenals de Wilhelm Tellplaats dat ruimte zal gaan bieden aan een extra supermarkt. - Herstructureringslocatie de Avelingzone zal de nieuwe westrand vormen van Oudeland. Het gebied zal opgebouwd worden uit een mengeling van hoogwaardige bedrijven en kantoren, woningen en werkwoningen. De bebouwing zal met zijn voorkanten naar de omgeving worden geplaatst en zich oriënteren op de voeg. - Het Oudelandsepark behoudt zijn functie maar zal meer beleefbaar en zichtbaar worden gemaakt. Dit kan worden bereikt door de “lange lijnen’, zoals beschreven in het vorige hoofdstuk, in dit park te laten doorwerken waardoor er een zichtrelatie is tussen het groen en de wijk. - De hoofdstructuur van de buitenruimte is leidend voor de inrichting van de woonvelden. Om blinde, sociaal onveilige, achterkanten te voorkomen zal de bebouwing zoveel mogelijk op de buitenruimte georiënteerd worden.

4.2 Uitwerking van de deelplannen

Oudeland is opgedeeld in zes herstructureringsgebieden, te weten: Avelingzone, Tuindorpzone, Marthalaan, Middenzone, Oostelijke Plasoever en Vlietzone (zie nevenstaande afbeelding). Deze herstructureringsgebieden zijn vervolgens weer verdeeld in een aantal woonvelden. In de hieronder staande paragrafen zal eerst per herstructureringsgebied uiteengezet worden wat voor sfeer het dient te krijgen of zou kunnen krijgen, en wat de randvoorwaarden zijn. Daarna wordt kort beschreven hoe de te onderscheiden woonvelden worden opgebouwd.

De Avelingzone Tussen de Aveling, de Oudelandseweg, de Traviataweg en de Parelvissersstraat wordt de nieuwe westrand van Oudeland gevormd die duidelijk georiënteerd zal zijn op de voeg (Aveling). Dit groene gebied is gelegen aan de entree van Hoogvliet en is daarom geschikt voor de invoeging meerdere functies.

27

herstructureringsgebieden Oudeland

28

Hierbij wordt gedacht aan de bouw van kantoor- en bedrijfsruimten, een mix van wonen en werken (werkwoningen) en appartementen. De nieuwbouw zal bestaan uit een aantal afzonderlijke bebouwingsvlakken die als eilanden in het groen zijn gelegen en via de oostelijk gelegen Traviataweg worden ontsloten. Hierdoor ontstaan doorzichten in oost-west richting die de bebouwing minder massaal maakt, doorzichten creëert naar de achtergelegen bebouwing en de nieuwbouw meer met haar omgeving verweeft. Daarnaast blijft de groene voeg op deze wijze nauw bij de wijk betrokken. De appartementen en werkwoningen komen te liggen in het oosten van de zone aan de Traviataweg, de kantoren en bedrijven in het westen langs de Aveling. In de noordpunt van het plangebied aan het Oudelandsepark bestaat de mogelijkheid een groter kantoorvolume te realiseren.

Stedenbouwkundige randvoorwaarden In totaal is binnen de Avelingzone ruimte voor zo`n 55 woningen in de middeldure prijscategorie. De helft hiervan zal bestaan uit woonwerkeenheden (circa 25). Boven op deze woningen is vervolgens ruimte voor een kleine 30 appartementen. Verdeeld over een aantal bouwvlekken langs de Aveling is ruimte voor de toevoeging van zo`n 8000 m2 bvo kantoor- en bedrijfsoppervlak. De eis hierbij is wel dat deze functies moeten passen binnen het leefmilieu van een woonwijk. Daarom zijn alleen bedrijven toegestaan met maximaal milieucategorie 2 zoals gehanteerd door de Vereniging van Nederlandse Gemeenten. Vervolgens blijft nog zo`n 2000 m2 over voor andere bestemmingen waarvan het programma flexibel is. De maximale bouwhoogte in het gebied bedraagt 8 bouwlagen. Middelhoogbouw zal de morfologische boventoon voeren. Parkeren dient zoveel mogelijk op eigen terrein, niet zichtbaar vanaf de straat, en op parkeerveldjes tussen de woningen en kantoren, opgelost te worden.

De Tuindorpzone In het westen van de Troubadourlaan wordt op een drietal locaties nieuwbouw gerealiseerd. Deze zal aansluiten bij de bestaande bebouwing in het gebied: laagbouw rijtjeswoningen met tuinen. Tevens wordt gedacht aan de invoeging van meer lossere bebouwingsvormen zoals twee onder een kap woningen. Om de tuindorpzone een duidelijk gezicht te geven wordt langs de Troubadourlaan een wand van woningen gecreëerd, drie lagen hoog. Dit zal resulteren in een duidelijk en overzichtelijk beeld, en zal de visuele eenheid van het gebied versterken. De wijk zal een belangrijke brug gaan vormen voor het langzaam verkeer tussen het Oudelandsepark en de kinderboerderij. Zo wordt direct naast de Troubadourlaan ruimte gereserveerd voor een groene ader en worden de oude parkeerruimten ten westen van de drie woonvlekken ingericht als groengebied.

Stedenbouwkundige randvoorwaarden Gelijk verdeeld over de woonvelden langs de Troubadourlaan worden zo`n 120 woningen gebouwd. Concreet komt dit per vlek uit op de bouw van zo`n 20 woningen in de goedkope sector en 10 woningen in de dure sector. De woningen zullen wat betreft de bouwhoogte aansluiten op de nieuwbouw aan de overzijde van de Troubadourlaan aan de kant van het winkelcentrum. De maximale hoogte bedraagt 3 bouwlagen. Het tuinkarakter van het woonveld aan de Troubadourlaan dient terug te komen door middel van kleine voortuinen. Ten noorden van de kerk, op de hoek van de Parelvissersstraat en de Traviataweg, ligt ook nog een kleine bouwvlek. Hier worden zo`n 14 middeldure woningen gebouwd. De parkeerplaatsen worden als parkeerhof op het woonveld opgelost en dienen op eigen terrein of bebouwd gerealiseerd te worden.

De Marthalaan De locatie Marthalaan bestaat uit een drietal bouwvlekken in de uiterst zuidwestelijke hoek van Oudeland. Bij de herstructurering van deze woonvlek wordt aansluiting gezocht bij de omgeving. Deze wordt gekenmerkt door vrijstaande woningen met veel groen en een open en ruime opzet. Uitgangspunt voor de herstructurering is het behoud van het kleinschalige karakter van de wijk, de inbreng van een grotere diversiteit aan woningtypen en een open en losse opbouw. Hierdoor wordt de kinderboerderij toegankelijker gemaakt en komt de groene voeg, door de opheffing van de barrièrewerking die de oude duplexwoningen vormden, meer bij de wijk te liggen. Om de eenheid tussen de nieuwbouwplannen in Oudeland te versterken wordt bij de ontwikkeling van de Marthalaan aan de zijde van de Troubadourlaan aansluiting gezocht bij de bebouwing in de Tuindorpzone. Hier krijgt de bebouwing een duidelijk en samenhangend beeld.

29

Ten noorden van de kinderboerderij, op de oude locatie van de duplexwoningen, is ruimte voor een tweetal woontorens. Bijzondere huisvesting voor bijvoorbeeld ouderen kan hier in aansluiting op Humanitas plaatsvinden. De kern van de nieuwbouw ten noorden van de Marthalaan wordt opgelost als een brede groenstrook. Hiermee wordt voortgebouwd op de groene ader die de Marthalaan vanaf de noordzijde nadert en de looproute van de Oudelandseweg naar de kinderboerderij afrondt.

Stedenbouwkundige randvoorwaarden De nieuwbouwlocatie Marthalaan biedt ruimte voor de bouw van zo`n 140 woningen. Ten noorden en westen van de Marthalaan zal dit bestaan uit laagbouwwoningen (2/1 kap en vrije kavels) in het dure segment. Maximale bouwhoogte bedraagt hier 3 bouwlagen. De woonvlek ten noorden van de kinderboerderij zal opgebouwd worden uit zo`n 90 goedkope tot middeldure appartementen. Hierbij wordt gedacht ongeveer de helft van dit aantal te reserveren voor seniorenwoningen. Als bouwhoogte geldt een maximum van 8 bouwlagen. De herstructurering van Oudeland is op het gebied van parkeren gebaseerd op het principe van een autoluwe zone: verkeer dient het gebied langzaam te doorkruisen en moet zo min mogelijk zichtbaar te zijn. Om deze reden zal bij laagbouwwoningen het parkeren zoveel mogelijk opgelost worden op eigen terrein. Bij hoogbouw vindt dit plaats als gebouwde voorziening.

De Middenzone De woonvlek in Middenzone valt uiteen in twee delen: het deel ten noorden en zuiden van de Falstaffstraat. Het noordelijk deel is gelegen tussen de Troubadourlaan, de Fideliolaan, de Othelloweg en de Falstaffstraat. Dit gebied zal opgebouwd worden uit een mengeling van woon- en maatschappelijke functies. Ter versterking van de detailhandelsfunctie wordt winkelcentrum Wilhelm Tell aangevuld met een supermarkt. Ten oosten hiervan wordt een MFA (‘multifunctionele accommodatie’) gerealiseerd in de vorm van een tweetal scholen en een welzijns- en zorginstelling. De omliggende bebouwing bestaat uit woningen en vindt getrapt plaats: middelhoogbouw in drie tot vijf lagen langs de randen, laagbouw in het hart van de buurt. Langs de Troubadourlaan komen woningen en werkwoningen in maximaal 4 lagen, waarbij de werkwoningen gesitueerd zijn nabij de nieuwe supermarkt. De kern van de wijk zal bestaan uit laagbouwwoningen. Hierbij valt te denken aan patiowoningen gesitueerd op garages of eengezinswoningen waarbij de parkeergelegenheid op eigen terrein is opgelost. De bouwhoogte bedraagt hier zo`n twee bouwlagen. In de woonvlek ten zuiden van de Falstaffstraat, gelegen tussen de Troubadourlaan, de Falstaffstraat, de Othelloweg en de Marthalaan, wordt voortgebouwd op de hofstructuur en aansluiting gezocht op de bouwhoogte van het noordelijke herstructureringsgebied. De maximale bouwhoogte bedraagt hier dan ook 3 bouwlagen. Parkeren wordt opgelost op eigen terrein. Als onderdeel ter versterking van de groenstructuur in Oudeland zal zowel het noordelijk als het zuidelijk deel van de Middenzone bestaan uit een noord-zuid georiënteerd groen woonpad. De Middenzone krijgt een duidelijk gezicht naar zijn omgeving en zal een geborgen en intieme sfeer dragen.

Stedenbouwkundige randvoorwaarden De Middenzone zal na de herstructurering gekenmerkt worden door een grote diversiteit. Dit wordt weerspiegeld in het op stapel staande bouwprogramma. Het gebied zal aan totaal zo`n 185 woningen ruimte gaan bieden in een grote verscheidenheid aan typologieën: werkwoningen, rijtjeswoningen, appartementen en patiowoningen. De appartementen vallen in de goedkope categorie. De overige woningen variëren van de middeldure tot de dure categorie. In het noorden van het plangebied wordt in de vorm van een supermarkt 1200 vierkante meter bruto winkelvloeroppervlak toegevoegd. In het verlengde van de Wilhelm Tellplaats, in de noordwest hoek van het Desdemonapark, is ruimte voor de invoeging van 7200 m2 aan maatschappelijke functies. De buitenruimte zal zorgvuldig en integraal worden ontworpen. Als exponent van dit uitgangspunt zal de expeditie van de supermarkt en overige winkels aan de Wilhelm Tellplaats niet aan of in de openbare ruimtes worden geplaatst, maar opgelost worden binnen de bebouwingsgrenzen van de supermarkt. Zoals in de overige gebieden zal het parkeren zoveel mogelijk uit het straatbeeld worden verwijderd, en daarom op eigen terrein worden opgelost.

30

De Oostelijke Plasoever De Oostelijke Plasoever is gesitueerd tussen de Othelloweg, de Fideliolaan en de Toscalaan. Het gebied wordt het groene hart van Oudeland en zal de verbindende schakel gaan vormen tussen de Middenzone en de wijk Tussenwater. Om dit te verwezenlijken zullen de fysieke buffers zoveel mogelijk uit het gebied worden verwijderd. Zo worden de oude noord-zuid georiënteerde flats langs de Toscalaan, die nu een sterke visuele afscheiding tussen oost en west vormen, gesloopt om plaats te maken voor een minder massaal laagbouw woonmilieu van maximaal drie bouwlagen. Daarnaast zal de Desdemonastraat haar verkeersfunctie verruilen voor een parkachtige inrichting. Door deze ingrepen wordt het gebied aan alle zijden naar haar omgeving geopend. Rommelige achterkanten worden uit het zicht gehouden door de woningen met hun voorkanten op het openbaar gebied te richten. De tuinen van de bestaande, oost-west georiënteerde flats langs de Toscalaan worden door middel van een groene aankleding of nieuwbouw afgeschermd. De centraal, aan de plas, gelegen laagbouwwoningen zullen aan de achterzijde worden aangevuld met eengezinswoningen, en ontsloten worden door oost-west georiënteerde woonpaden. Het zullen prachtige wooneilanden gaan vormen temidden van overdadig groen. De relatie met de woonbebouwing en het water zal worden versterkt door het water tussen de bouwvlekken een klein stukje te laten inspringen.

Stedenbouwkundige randvoorwaarden De vijf bouwvlekken in het herstructureringsgebied de Oostelijke Plasoever zullen aan totaal zo`n 100 huishoudens onderdak gaan bieden. Ongeveer een kwart hiervan zal opgelost worden als rijtjeswoning en zullen langs de oostelijke plas gesitueerd worden. De overige woningen zullen als patiowoning verdeeld worden over de drie bouwvlekken langs de Toscalaan. Het gebied zal een groene, open en ruime opzet krijgen en zal een schakel vormen tussen de diverse buurten. De maximale bouwhoogte bedraagt drie bouwlagen; kap uitgezonderd. Voor de ontsluiting is de Oostelijke Plasoever, na het opheffen van de Desdemonastraat, aangewezen op de Toscalaan.

De Vlietzone De Vlietzone vormt de oostgrens van de wijk en is gelegen tussen de Toscalaan, de Oudelandseweg, en de Vliet. Het nieuwe woonmilieu vindt aansluiting op de bestaande groene sfeer die het gebied nu kenmerkt, maar zal een meer open karakter hebben. Het gebied vormt de directe schakel tussen Oudeland en de naastliggende woonwijk Tussenwater, en is vanuit dat oogpunt ontworpen. De stedenbouwkundige opzet zal zodoende gericht zijn op het in oost-west richting verweven van de verschillende wijken door middel van doorzichten, doorlopende langzaamverkeersroutes en open ruimtes. Concreet komt dit in de plannen naar voren door de ruimten tussen de diverse bouwvlekken op te lossen als groenzones met daarin de ontsluitende functies voor het langzaam verkeer. Naast deze intermediaire functie tussen de wijken wordt tevens het kostbare groengebied langs de Vliet vanuit de wijk zichtbaar. In de oksel van de langzaamverkeersroute in het verlengde van de Fideliolaan en de Vliet wordt een grote speeltuin gecreëerd. De nieuwbouw in het westen van de bouwvlekken, langs de Toscalaan, zal de verspringing van de bestaande flats aan de overzijde volgen en voortbouwen op het orthogonale stedenbouwkundige patroon.

Stedenbouwkundige randvoorwaarden De bouwplannen voor de Vlietzone behelzen de bouw van zo`n 250 woningen gelijkelijk verdeeld over drie woningbouwvlekken langs de Toscalaan. Dit komt neer op zo`n 65 woningen per vlek variërend van ruime kavels aan de Vlietzijde tot aan rijtjeswoningen en appartementen aan de Toscalaan. De Vliet biedt een luxueus woonmilieu waaraan woningen op ruime kavels in de dure categorie kunnen worden gebouwd. De overige, meer naar het westen gelegen, bebouwing bestaat uit rijtjeswoningen en appartementen in de goedkope en middeldure categorie. De bebouwing verandert van extensief in maximaal twee bouwlagen aan de Vliet, tot intensief met maximaal acht bouwlagen aan de Toscalaan. Op de noordwestelijke koppen van de bouwvlekken worden hoogbouwaccenten geplaatst van maximaal 8 bouwlagen. Direct aan de Vliet, ter hoogte van de tweede bouwvlek, wordt een speeltuin van 3500 m2 meter gerealiseerd. Het gebied zal autoluw worden ingericht waarbij de stalling van de auto`s zoveel mogelijk als gebouwde voorziening wordt opgelost.

31

32

5. Wonen

5.1 Ambities en uitgangspunten

Het beleid ten aanzien van de woningvoorraad staat verwoord in de volkshuisvestingsvisie Hoogvliet (1998) en de Ontwikkelingsvisie voor Hoogvliet van begin 2001. Hierin worden de uitgangspunten en ambities voor Hoogvliet beschreven. De woningvoorraad op 1 januari 1999 is zowel in de Ontwikkelingsvisie als in de 'Monitor Wonen Hoogvliet', gekozen als uitgangssituatie om de ontwikkeling van de woningvoorraad in Hoogvliet te monitoren. Dit is het jaar waarin Woonbron startte met de uitvoering van het programma ‘Hoogvliet aan zet’ en Vestia Hoogvliet met haar voorraadbeleid. Samen met de deelgemeente is toen gezamenlijk ingezet op een wijziging van de voorraad, waarmee Hoogvliet een van de eerste grote herstructureringsgebieden binnen de gemeente Rotterdam werd. In deze visie wordt geconcludeerd dat de woningmarktpositie van Hoogvliet in 1999 zwak was. De zwakke marktpositie kwam tot uiting in een hoge mutatiegraad en leegstand in delen van de goedkope voorraad. Door het negatieve imago van Hoogvliet kwam de woningvraag vooral uit Hoogvliet zelf en niet van buitenaf. Daarnaast was door de gebrekkige woningdifferentiatie een wooncarrière in Hoogvliet nauwelijks mogelijk.

Daarom is ingezet op een grootscheeps sloop- , verkoop- en nieuwbouwprogramma, waarbij het belangrijkste uitgangspunt voor deze veranderingen het streven naar meer differentiatie van de woningvoorraad was. Differentiatie qua prijs, qua eigendom en qua woningtype. Gezien de huidige samenstelling van de voorraad betekent dit meer koopwoningen en meer duurdere woningen. Wel deed de politiek in de visie de belofte aan de inwoners van Hoogvliet dat “eenieder die in Hoogvliet wilde blijven, in de toekomst passende woonruimte zou vinden” en dat het maken van wooncarrière in Hoogvliet mogelijk zou worden.

De ambities zijn vertaald in het sloop-, verkoop en nieuwbouwprogramma dat de partijen voor Hoogvliet ontwikkelen. In de Ontwikkelingsvisie Hoogvliet is het volgende streefbeeld voor de woningvoorraad na afloop van de herstructurering vastgelegd1:

5.2 Opbouw van de nieuwe woningvoorraad

In Oudeland wordt een de volgende woningdifferentiatie nagestreefd:

• 55% goedkoop – 40% middelduur – 5% duur (met indien mogelijk een doorgroei naar meer middelduur en duur); • 55% eengezinswoningen – 45% meergezinswoningen.

Jaarlijks wordt in de ‘Monitor Wonen Hoogvliet’ gekeken naar de ontwikkelingen in de woningvoorraad van Hoogvliet en of deze nog passen binnen de doelstellingen van de Ontwikkelingsvisie.

Woningvoorraad Oudeland 1999-2015 Oudeland (1-1-1999) Eindbeeld (1-1-2015) huur-koop 84% - 16% 70% - 30% eengezinswoning-meergezinswoning 34% - 66% 40% - 60% goedkoop-middelduur-duur 93% - 7% - 0% 55% - 36% - 9%

1 Woningvoorraad op 1 januari 1999: - 65% goedkoop – 34% middelduur – 1% duur - 46% eengezinswoningen – 54% meergezinswoningen 33

34

6. Buitenruimte

6.1 Ambities en uitgangspunten

De belangrijkste opgave voor de herstructurering van de buitenruimte is het vormen van een helder en samenhangend beeld op hoofdlijnen. Om te voorkomen dat de buitenruimte versnipperd raakt in tal van kleine deelgebiedjes zonder enige toegevoegde waarde is er in een vroeg stadium over de invulling hiervan nagedacht. De verschillende partijen die bij de metamorfose van Hoogvliet betrokken zijn, hebben op basis hiervan de volgende uitgangspunten voor de buitenruimte geformuleerd: - De oorspronkelijke stedenbouwkundige opzet van Oudeland blijft behouden. Er wordt niet gesneden in de groene gordel die Hoogvliet omsluit. Ook de groene voegen die de wijken onderling van elkaar scheiden blijven gehandhaafd. Het groene tapijt waarop de woonblokken gesitueerd zijn dient in kwaliteit verbeterd te worden: minder eenvormig, meer diversiteit, naast kijkgroen ook gebruiksgroen. - Er dient meer oppervlaktewater aan het gebied te worden toegevoegd en de kwaliteit van het water moet worden verbeterd. Dit om de water aan- en afvoercapaciteit en de natuur- en gebruikswaarde van het watersysteem te vergroten. Verder dient het aanwezige water beter zichtbaar te worden gemaakt. - De bestaande bomen- en groenstructuren in het gebied dienen zoveel mogelijk gehandhaafd te blijven en op een aantal locaties versterkt te worden.

6.2 Water

Water is een noodzakelijke bouwsteen om te komen tot een levendige wijk. Momenteel is er in Oudeland echter te weinig water, en is het aanwezige water van onvoldoende kwaliteit. De huidige herstructurering biedt een uitgelezen kans om hier verandering in aan te brengen. Conform de eis van het waterschap IJsselmonde zal er vooral bij nieuwbouwprojecten gezocht moeten worden naar ruimte voor toevoeging van extra water. Maar ook in gebieden waar geen ingrepen plaatsvinden is soms ruimte voor extra water. Met name de Oostelijke Plasoever en het Oudelandsepark bieden hier mogelijkheden voor. Naast een gebrek aan voldoende water laat ook de waterkwaliteit te wensen over. Hier valt verbetering in aan te brengen door woningen te ontwerpen waarbij het regenwater wordt afgekoppeld van het riool. Bij dit systeem wordt het regenwater direct naar de singels geleid. Dit heeft twee voordelen. Ten eerste wordt het riool ontzien zodat het primair gebruikt kan worden voor de afvoer van afvalwater. En ten tweede wordt de kans op het overstorten van het riool bij zware regenval (lozen van rioolwater op het oppervlaktewater) verkleind. Dit zogenaamde afkoppelen vereist echter wel meer wateroppervlak. Dit onderwerp kom ook aan bod in hoofdstuk 10 “Water”.

6.3 Langzaam verkeer

Ter versterking van het hart van de wijk komt de Desdemonastraat te vervallen. Hier komt een groen woonmilieu voor in de plaats. De vroegere verkeersfunctie van de Desdemonastraat zal opgevangen worden door de direct ten oosten hiervan van gelegen Toscalaan. De op de weg rustende bestemming verkeersweg komt te vervallen en maakt plaats voor de bestemming groen. Feitelijk zal de weg wel blijven bestaan, maar versmald en omgevormd worden waardoor deze een meanderende vorm krijgt waarop het langzaamverkeer in noodzuidelijke richting wordt ontsloten. Bij calamiteiten blijft de route toegankelijk voor hulpdiensten. De bewoners van de bestaande woningen aan de Oostelijke Plasoever worden in hun parkeerbehoeften aangewezen op de parkeervelden in de ten oosten hiervan te realiseren woonvlekken. De parkeervoorziening voor de bewoners van de twee kleine, nog te bouwen, woningblokken direct ten zuiden van de hiervoor beschreven bestaande woningen zullen eveneens op de woonvelden ten oosten hiervan worden opgelost, echter dan in de vorm van ondergronds parkeren. Onderdeel van de herstructureringsplannen is om de onderlinge verbondenheid tussen de wijken, en de interne relaties in de wijken zelf, te verbeteren. Om dit te realiseren wordt de relatie van Oudeland met Gadering/Tussenwater door middel van oost-west verbindingen over de Vliet versterkt. Het hart van Oudeland is op deze manier op de fiets of te voet snel en veilig bereikbaar. De relaties binnen de wijkgrenzen van Oudeland zelf worden onder andere versterkt door het Oudelandsepark door middel van duidelijke entrees meer bij de wijk te betrekken.

35

6.4 Spelen

Kinderen mogen in de herstructurering van Hoogvliet niet worden vergeten. Daarom is in januari 2002 het zogenaamde speelbeleidsplan geïntroduceerd dat een visie geeft op het toekomstige spelen in Hoogvliet (Speelbeleidsplan deelgemeente Hoogvliet; januari 2002). Doel van dit plan is om te komen tot een goede verdeling van aantrekkelijke en veilige speelvoorzieningen in de openbare ruimte van Hoogvliet. De speelplekken voor kinderen en jongeren zijn onderverdeeld in een drietal categorieën, te weten: - Speelplaatsen voor kinderen van 0 tot en met 6 jaar. Deze plekken dienen gesitueerd te zijn in de vertrouwde omgeving op een goed bereikbare en veilige plek. De grootte van een speelveld varieert tussen de 100 tot 500 vierkante meter. Er wordt gestreefd naar 1 speelplek per buurt. De herstructurering van Oudeland wordt aangegrepen om het huidige tekort aan dit type speelplaatsen te compenseren. - Speelplaatsen voor kinderen van 7 tot en met 12 jaar. Jongens en meisjes ontwikkelen in deze leeftijdscategorie aparte speelgewoonten met als gevolg dat de speelplekken op hun afzonderlijke wensen moet worden ingericht (gedifferentieerd gebruik). Deze plekken liggen in het algemeen verder van de ouderlijke woning (zo`n 300 à 400 meter) en zijn groter in omvang (tussen de 500 tot 1000 vierkante meter). Er wordt gestreefd naar 3 tot 5 plekken per wijk. - Als onderdeel van de herstructurering wordt in de oksel van de Fideliolaan en de Othelloweg een multifunctionele voorzieningenstrip gebouwd. Dit wordt als een geschikte plek beschouwd voor de realisering van een speelplek voor kinderen van 7 tot 12 jaar, mits hij makkelijk en veilig voor deze doelgroep bereikbaar is. - Speelplaatsen voor jongeren van 13 tot en met 18 jaar. Deze jongeren zijn mobiel en niet gebonden aan een speelplek dicht bij huis. Deze speelplaatsen hebben primair de functie van een ontmoetingsplek voor jongeren. De nadruk ligt hier minder op het sport- en spelelement. Voor zover er aan sportactiviteiten gedaan wordt kan er gedacht worden aan teamspelen zoals voetbal en hockey. Voor partijspelen is een ruimte nodig van 1000 tot 3000 vierkante meter. In geheel Hoogvliet wordt er gestreefd naar 3 speelplaatsen van dit type. Momenteel voorziet Hoogvliet Oudeland niet in een speelplek in deze categorie.

De singel langs de Fideliolaan waar (rechts) werkwoningen zullen worden gecreëerd.

36

7. Verkeer en vervoer

7.1 Inleiding

Volgens de ontwikkelingsvisie kent Hoogvliet een uitstekende auto-infrastructuur. Aveling en Groene Kruisweg zijn aangewezen als verkeersaders. De inrichting van deze wegen dient te worden gehandhaafd op het huidige verkeerstechnisch niveau. De komende jaren worden veel stedenbouwkundige plannen ontwikkeld. Bij de ontwikkeling van nieuwe woningen wordt geanticipeerd op de op termijn te verwachten parkeerbehoefte.

7.2 Wegenstructuur

Hoogvliet Oudeland wordt omsloten door de rijksweg A15, de Aveling en de Laning. De Aveling en de Laning zijn belangrijke de hoofdontsluitingswegen voor Hoogvliet en de wijk Oudeland in het bijzonder. In de wijk Oudeland zijn de belangrijkste wegen aangewezen als wegen met een verkeersfunctie. Dit zijn de Othelloweg (tot aan de kruising met de Toscalaan), de Toscalaan (tot aan de kruising met de Fideliolaan), de Fideliolaan, de Troubadourlaan, de Parelvissersstraat. Deze wegen zijn cruciaal voor de interne ontsluiting van de wijk Oudeland. Deze wegen zijn bestemd als “Verkeersweg”. De overige wegen krijgen een verblijfsfunctie en zijn bestemd als “Verblijfsgebied”. De Oudelandsweg krijgt dus ook een verblijfsbestemming.

De beoogde stedenbouwkundige ontwikkelingen in Oudeland hebben enkele gevolgen voor het verkeer. De wegenstructuur blijft daarbij grotendeels in stand. Eén straat zal in het kader van stedenbouwkundige ontwikkelingen worden opgeheven en dat is de Desdemonastraat. Hierdoor ontstaat een groene verblijfszone in het hart van Oudeland, het Desdemonapark. Vanwege de opheffing van de Desdemonastraat zal het gedeelte Toscalaan tussen de kruising met de Desdemonastraat en de Fideliolaan weer een verkeersfunctie krijgen met een 50 km/uur regime (in plaats van 30 km/uur). Aan de Oudelandseweg tussen de Toscalaan en de Nieuwe Langeweg (Gadering) vinden ook stedenbouwkundige ontwikkelingen plaats. De ontsluiting van deze woonbuurt zal plaatsvinden op de Toscalaan en de Oudelandseweg.

Huidige en toekomstige wegenstructuur Oudeland.

37

7.3 Parkeren

Uitgangspunt bij de stedenbouwkundige ontwikkelingen van Oudeland is indien mogelijk parkeren op uitgegeven grond. Dit kan zijn op eigen terrein of in een gebouwde parkeervoorziening, ondergronds, bovengronds of half verdiept onder de woonbebouwing. Eind 2000 is een onderzoek naar het autobezit in Rotterdam uitgevoerd, verdeeld naar woninggrootte en gebiedstypologie. Uit dit onderzoek blijkt dat bij woningen groter dan 100 m² gelegen in de “overige wijken” (waaronder Hoogvliet ook valt) het autobezit 1,48 parkeerplaats bij een huur- en 1,58 bij een koopwoning is. De deelgemeente heeft besloten de parkeernormen te verhogen naar 1,8 parkeerplaats per woning, wat normaal gesproken de officiële parkeernorm is voor koopwoningen groter dan 100 m². In Hoogvliet geldt deze norm dus ook voor huurwoningen die groter zijn dan 100m2 (de officiële norm voor Rotterdam is dat 1,68 parkeerplaats per woning).

7.4 Openbaar vervoer

Buslijn 78 rijdt via alle wijken van Hoogvliet naar het metrostation Hoogvliet. Momenteel loopt in Oudeland de busroute via de Othelloweg, Toscalaan, Desdemonastraat, Fideliolaan, Troubadourlaan en Parelvissersstraat. Met de beoogde opheffing van de Desdemonastraat wordt de busroute verplaatst naar de Toscalaan.

7.5 Fietsverkeer

De wegen in Oudeland zijn ruim van opzet. Er liggen geen vrijliggende fietspaden, maar met de huidige breedte van de hoofdwegen bestaat de mogelijkheid om fietsstroken aan te leggen om voor de fietser een comfortabeler ruimte te scheppen. Momenteel wordt de onderzocht om de aansluiting van de Oudelandseweg met de Aveling voor autoverkeer af te sluiten. Omdat de Oudelandseweg onderdeel uitmaakt van een regionale fietsroute zal in ieder geval de aansluiting met de Aveling als langzaam verkeersverbinding gehandhaafd blijven. De regionale fietsroute (regionale fietsroute nr. 1) via de Oudelandseweg verbindt Vlaardingen (en het achterland ervan) met Oud-Beijerland.

38

8. Economie

8.1 Ambities en uitgangspunten

Vanaf het begin van de jaren tachtig kregen de grote steden in Nederland te kampen met aanzienlijke sociaal-economische problemen. Om deze problemen het hoofd te bieden werd in 1994 onder Paars I het zogenaamde Grote Stedenbeleid (GSB) ontwikkeld, dat door middel van sociaal-economische diepte investeringen de achteruitgang van bepaalde stedelijke gebieden trachtte te keren. In Hoogvliet staat dit beleid beter bekend als Hoogvliet-Plus. Concreet pleit dit gedachtegoed voor de terugkeer van werkgelegenheid (kantoren en bedrijven) in de wijk om zo de multifunctionaliteit, en daarmee de levendigheid in een wijk, te vergroten: wonen, recreëren én werken. In de economische visie van Hoogvliet (2001) zijn met betrekking tot de wijkeconomie de volgende doelen benoemd:

- stimuleren van werkgelegenheid in de wijk; - het doorbreken van het monotone karakter van de woonwijk en het daarmee levendiger maken; - beperking van de mobiliteit; - tegengaan van (oude) leegstaande panden; - herbestemming van buurtwinkelcentra in de naoorlogse wijken waar de detailhandelsfunctie wordt afgebouwd.

Het spreekt voor zich dat bij de bouw van bedrijven en kantoren in woonwijken deze zich goed moeten kunnen verenigen met het leefmilieu van een woonwijk. Geluidsgevoelige functies zoals scholen en woningen mogen hier geen hinder van ondervinden. Daarom dient naar functies gezocht te worden die zich hier goed voor lenen. Met name werkwoningen zijn hier uitermate voor geschikt. Dit zijn woonwerkeenheden die gebruikt kunnen worden om in te wonen en te werken. Deze activiteiten vinden in duidelijk van elkaar afgescheiden ruimten plaats, maar zijn wel onderling met elkaar verbonden. Bij de herstructurering van Hoogvliet wordt gestreefd naar de realisering van in totaal 200 (4%) werkwoningen. De doelgroep die voor dit soort woningen in aanmerking komt is de categorie kleine ondernemers, met name starters en doorstarters.

Werkwoningen: Dit zijn woningen die ook wel bekend staan als atelier- of bedrijfswoning. In afwijking van hetgeen in gewone woningen is toegestaan aan bedrijfsactiviteiten, mogen werkwoningen voor ten hoogste 200 m2 worden gebruikt voor de uitoefening van administratieve-, medische-, paramedische werkzaamheden, kinderopvang en kunstatelier, alsmede voor bedrijven t/m categorie 1, mits de woonfunctie gehandhaafd blijft met een oppervlak van tenminste 100 m2.

Om er nu en in de toekomst zeker van te zijn dat zowel oude als nieuwe bedrijven geen overlast zullen veroorzaken voor hun geluidgevoelige omgeving, is er, met betrekking tot de milieueisen waaraan bedrijven moeten voldoen, een aantal randvoorwaarden opgesteld. Deze indeling is gemaakt op basis van de milieucategorieën als beschreven in ‘Bedrijven en Milieuzonering’ van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG). Oudeland kent als gevolg van dit beleid twee soorten bedrijfslocaties. Enerzijds zijn er de zogenaamde behoudgebieden, gebieden waar op korte termijn geen grootschalige ingrepen zullen plaatsvinden. In de behoudgebieden is maar één bedrijfsvestiging aanwezig en wel een autowerkplaats gevestigd aan de Manonstraat.

De aanwezigheid van dit bedrijf heeft tot op heden geen overlast voor de woonomgeving opgeleverd en kan dan ook in huidige opzet gehandhaafd blijven. De maximale milieucategorie op deze locatie is 2. Anderzijds zijn er de transformatiegebieden. Aangezien deze gebieden geherstructureerd zullen worden, is het mogelijk hogere eisen te stellen aan de bedrijven die zich er willen vestigen. Ook in deze gebieden zijn bedrijven toegelaten met maximaal milieucategorie 2. De toegelaten bedrijven zijn in de bedrijvenlijst in bijlage van dit bestemmingsplan opgenomen.

8.2 Hoofdstructuur

Huiskamerondernemingen kunnen in alle bestaande en nieuwe woningen gerealiseerd worden. Voor de locatiegebonden werkwoningen, bedrijven en kantoren zijn echter een aantal specifieke locaties gereserveerd. Dit zijn de Avelingzone en een aantal locaties in de Middenzone (zie van hoofdstuk 4). Op de oude scholenlocatie langs de Aveling in het uiterst westen van Oudeland vindt een combinatie plaats van kantoren, werkwoningen en bedrijven.

39

De bebouwing wordt op ruime afstand van de weg geprojecteerd en zal een hoogwaardige invulling krijgen. Het gebied vormt immers de noordelijke entree van Hoogvliet. De kantoren en een deel van de bedrijven zullen gesitueerd zijn aan de Avelingzijde van de bouwvlek, de overige bedrijven en de werkwoningen aan de Traviataweg. Daarnaast worden er werkwoningen gerealiseerd op een tweetal locaties in herstructureringslocatie de Middenzone: direct ten noorden van het winkelcentrum langs de straat, en naast de nieuwe supermarkt aan de Troubadourlaan.

40

9. Voorzieningen

De herstructurering van Oudeland heeft niet alleen betrekking op de woningvoorraad in het gebied. Het biedt tevens de uitgelezen kans om een kwaliteitsslag te maken in de door de jaren heen verschraalde en verouderde voorzieningenstructuur. Het is dé mogelijkheid om de diverse voorzieningen in Oudeland af te stemmen op de vraag van deze tijd. Daarbij is het echter niet zo dat in iedere voorziening wordt ingegrepen. Een groot aantal voorzieningen voldoen nog goed en behoeven dan ook geen aanpassing. Uitgangspunt is dat het niveau van de voorzieningen niet verder achteruit gaat maar juist een nieuwe impuls krijgt en zo op een hoger niveau gebracht wordt. Daarnaast zal de omvangrijke herstructurering een andere bevolkingsopbouw tot gevolg hebben wat vraagt om een voorzieningenstructuur dat aan de wensen van de nieuwe bewoners tegemoet kan komen. Inspelen op de nieuwe vraag zal dan ook het adagium zijn voor de herontwikkeling van de Oudelandse voorzieningenstructuur. Hoe de verschillende voorzieningen zich de komende periode zullen ontwikkelen is in onderstaande paragrafen weergegeven.

9.1 Detailhandel

De detailhandel in Oudeland ligt geconcentreerd rond het centrum. Het aanbod is redelijk gevarieerd. De laatste jaren zijn deze voorzieningen op buurtniveau, met name door de concurrentie van omliggende winkelcentra, sterk onder druk komen te staan. Daarom heeft de deelraad besloten het buurtwinkelcentrum in z`n oude glorie te herstellen en aan te vullen. Daar is reeds invulling aan gegeven door de herinrichting van de openbare ruimte in het winkelcentrum Wilhelm Tellplaats. Voorts wordt het noodzakelijk geacht een trekker aan het gebied toe te voegen in de vorm van een full-service supermarkt. De ambitie is en blijft een winkelcentrum te creëren waar de bewoners van Oudeland hun dagelijkse boodschappen kunnen doen. Voor de niet-dagelijkse artikelen wordt Oudeland bediend door het winkelcentrum de Binnenban gelegen in het Stadshart. Op deze wijze ontstaat er een gevarieerd aanbod van elkaar aanvullende detailhandelsvestigingen dat de basis legt voor een economisch stabiel Oudelands winkelaanbod. De parkeervoorzieningen zijn gesitueerd rond de Wilhelm Tellplaats, en op een parkeerdek dat op de nieuwe supermarkt komt.

Winkelcentrum Wilhelm Tellplaats te Oudeland.

41

9.2 Horeca

Hoogvliet als geheel kent momenteel een horeca-aanbod wat ruimschoots voldoet aan de vraag. Bij een laatste telling van het aantal en de soorten horeca-etablissementen kwam naar voren dat in Hoogvliet zo`n 40 horecagelegenheden gevestigd zijn variërend van restaurants tot aan kleine cateraars. Hiervan bevindt zich maar een tiental in het stadscentrum. De overige vestigingen zijn verspreid over de verschillende wijken. Het horecabeleid van Hoogvliet is er in principe op gericht het aantal horecavestigingen niet te laten toenemen. Het aanbod in Oudeland zal daarom in z`n huidige omvang gehandhaafd blijven. Wel wordt ernaar gestreefd het aanbod kwalitatief te verbeteren. Bij een eventuele aanpassing van de horecavoorzieningen mag het type horeca niet omgezet worden in uitgaanshoreca. Dit met het oog op de eis dat de horecafunctie moet passen binnen het leefmilieu van een woonwijk.

9.3 Sociaal-culturele voorzieningen

Onderwijs en Welzijn Oudeland huisvest twee basisscholen, te weten: openbare school “de Notenkraker” en de protestants- christelijke “Oudelandseschool”. In de nieuwe opzet van Oudeland zullen de bestaande scholen worden opgelost als één brede school op een centrale locatie in de wijk; de zogenaamde ‘voorzieningenlandtong’. Hierdoor zal openbare school de Notenkraker, die nu nog gevestigd is aan de Traviataweg, verhuizen naar de scholenlocatie aan de Othellolaan en daar tezamen met de Oudelandseschool een samengestelde scholengemeenschap gaan vormen. Dit zal tevens de vestigingsplaats gaan vormen voor wijkcentrum de Loods. Daarnaast wordt gekeken of hieraan gerelateerde functies zoals de peuterspeelzaal en de kinderopvang hier een plaats kunnen krijgen.

Overige voorzieningen De recreatieve voorzieningen in Hoogvliet liggen verspreid door de wijk. In het noorden ligt het Oudelandsepark dat aantrekkelijk is ingericht maar wat verscholen ligt. Hierdoor wordt het park onvoldoende beleefd. In de nieuwe plannen voor Oudeland wordt het park meer zichtbaar gemaakt door de entree naar het park te verbreden en een aantal doorzichten te creëren in het verlengde van de bestaande wegenstructuur (Toscalaan, Troubadourlaan). In het zuiden van de wijk zijn de kinderboerderij en de indoor-sporthal van Hoogvliet gevestigd. Deze voorzieningen functioneren naar behoren. De duplexwoningen direct ten noorden van de kinderboerderij worden gesloopt en zullen vervangen worden door een tweetal woontorens. Hierdoor wordt de boerderij meer zichtbaar zodat de relatie tussen de wijk en de boerderij wordt versterkt.

42

10. Water

10.1. Beleidskader Water

Rijksbeleid Het rijksbeleid op het gebied van water is vastgelegd in de Nota Ruimte (2004). De doelstellingen voor het ruimtelijk beleid die hieruit voortkomen omvatten: borging van veiligheid tegen overstromingen, voorkoming van wateroverlast en watertekorten en verbetering van water- en bodemkwaliteit. Daarnaast hecht het rijk bij de uitvoering van het ruimtelijk beleid grote betekenis aan de borging en ontwikkeling van natuurwaarden, de ontwikkeling van landschappelijke kwaliteit en van bijzondere, ook internationaal erkende, landschappelijke en cultuurhistorische waarden.

In het Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW) van 2 juli 2003 zijn de taken en verantwoordelijkheden van gemeenten en waterschappen, zowel qua inhoud als financiering, beschreven. Er is een werknorm vastgelegd voor de kans dat het oppervlaktewater het niveau van het maaiveld overschrijdt (o.a. in bebouwd gebied).

Daarnaast is sinds 1 november 2003 de watertoets wettelijk verplicht voor onder andere bestemmingsplannen. De wijziging op het Besluit op de Ruimtelijke Ordening per 1 november 2003 regelt vooral een verplichte waterparagraaf in de toelichting op het bestemmingsplan en een uitbreiding van het vooroverleg. Sinds eind 2000 is ook de Europese Kaderrichtlijn Water van kracht. Die richtlijn moet ervoor zorgen dat de kwaliteit van het oppervlakte- en grondwater in Europa in 2015 op orde is.

Provinciaal beleid Het beleid van de Provincie Zuid-Holland met betrekking tot water is vastgelegd in het beleidsplan Groen, Water en Milieu 2006 - 2010. Het plan is 28 juni 2006 vastgesteld. In het plan wordt het provinciaal beleid voor milieu en water, en ook voor natuur en landschap geïntegreerd. In het beleidsplan is veel aandacht voor stedelijk waterbeheer met voldoende waterberging in stedelijk gebied. Voorts stelt de Provincie Zuid-Holland in haar nota ‘Regels voor Ruimte’ het opnemen van een waterparagraaf in een bestemmingsplan verplicht en heeft zij als richtlijn 10% oppervlaktewater in bebouwd gebied geformuleerd, mits er geen overeenstemming met de waterbeheerder wordt bereikt. Is er wel overeenstemming tussen de gemeente en de waterbeheerder over het percentage te realiseren oppervlaktewater, dan gaat de provincie hiermee akkoord. Dit betekent dat zowel percentages beneden als boven de 10% kunnen worden afgesproken. In het RR2020, het ruimtelijk plan voor de regio Rotterdam, staat deze vuistregel ook beschreven. Als nuancering wordt hier genoemd dat al naar gelang de stedenbouwkundige en waterhuishoudkundige toestand op de locatie het percentage kan wijzigen. Daarnaast wordt in het RR2020 aangehaakt bij de trits vasthouden - bergen - afvoeren. Om een goede waterkwaliteit te bevorderen dient volgens het RR2020 aangesloten te worden bij een andere trits uit het nationaal beleid, te weten de trits schoonhouden - scheiden - zuiveren. In de deelstroomgebiedsvisies is voor Rotterdam de opgave het ontwikkelen van een duurzaam stedelijk waterbeheer.

Regionaal beleid De gemeenteraad van Rotterdam heeft op 18 september 2007 het Waterplan2 Rotterdam vastgesteld. Het Waterplan 2 is een gezamenlijk en integraal product van alle waterbeheerders in de regio. In het Waterplan 2 staat in hoofdlijnen beschreven hoe de gemeente Rotterdam en de waterschappen de komende tijd willen omgaan met het water in de stad. Hierbij wordt met name gekeken naar drie cruciale ontwikkelingen: - een hogere waterstand door de stijging van de zeespiegel. In buitendijkse gebieden ontstaan risico’s op overstromingen. Versterking van waterkeringen is onvermijdelijk; - wateroverlast door toenemende neerslag. Door klimaatsverandering kan er in korte tijd veel neerslag vallen. Om dat water te verwerken is opvang en berging nodig; - strengere eisen aan de kwaliteit van het water. Rotterdam wil een aantrekkelijke waterstad zijn, met schoon, helder en plantrijk water. De stad moet bovendien voldoen aan de eisen uit de Europese Kaderrichtlijn Water. Er worden voor alle wateren in de stad kwaliteitsbeelden opgesteld volgens die eisen.

43

Een onderdeel van het Waterplan 2 Rotterdam is het uitvoeringsprogramma 2007-2012. Hierin staat welke projecten in de komende 5 jaar worden uitgevoerd en welke projecten worden voorbereid voor uitvoering na 2012. Het Waterplan 2 biedt tevens een perspectief voor Rotterdam als waterstad in 2030.

Waterplan Hoogvliet Speciaal voor Hoogvliet is een deelgemeentelijk waterplan opgesteld. Als onderlegger voor dit plan heeft het Waterplan Rotterdam 2000-2005 gefungeerd. De aanleiding voor een eigen deelgemeentelijk waterplan is tweeledig: • de grootschalige herstructurering, waarbij ongeveer 30% van het woningbestand van Hoogvliet wordt vervangen. • Het waterbeleid van de gemeente en de gezamenlijke waterbeheerders.

In november 2002 is als eerste onderdeel van het Deelgemeentelijk waterplan Hoogvliet een inventarisatie en knelpuntenanalyse van het watersysteem in Hoogvliet opgesteld. Uit een modelstudie met het simulatieprogramma SOBEK (functionering van het watersysteem bij extreme neerslag) en uit veldinventarisatie is gebleken dat de waterproblemen in Hoogvliet voornamelijk het gevolg zijn van: • de relatief geringe hoeveelheid oppervlaktewater (3,5% terwijl 7,5% is gewenst); • baggerachterstand in veel watergangen waardoor de waterkwaliteit en de verversingsmogelijkheden negatief worden beïnvloed; • afwezigheid van natuurvriendelijk oevers en vrijwel nergens onderwatervegetatie waardoor het ecologisch functioneren van de watergangen wordt belemmerd; • riooloverstort uit het gemengde rioolstelsel van Hoogvliet waardoor de waterkwaliteit verminderd en er te grote peiloverschrijding ontstaat.

In november 2002 is ook het tweede deel van het Deelgemeentelijk waterplan Hoogvliet verschenen, het Maatregelenplan. Dit plan omvat een zogenaamd basispakket met maatregelen die alle knelpunten in het huidige watersysteem oplossen of sterk terugdringen.

De wateropgave welke voortvloeit uit de afspraken welke in het kader van het waterplan zijn gemaakt, staan beschreven in paragraaf 10.4 “Wateropgave”.

10.2. Samenwerking met de waterbeheerder

De gemeente Rotterdam werkt in overleg met alle betrokken waterbeheerders aan een gemeenschappelijke procedurele en inhoudelijke invulling van de Watertoets en de waterparagraaf.

Voor het bestemmingsplan Oudeland heeft overleg plaatsgevonden met het Waterschap Hollandse Delta. Dit overleg vond in feite aanvullend plaats op de overleggen die reeds waren gevoerd naar aanleiding van de structuurschets Oudeland. In dat kader had immers al intensief overleg plaatsgevonden en de waterparagraaf van dit bestemmingsplan borduurt voort op de afspraken die reeds in dat kader waren gemaakt.

De beheerder van het oppervlaktewater in Hoogvliet Oudeland is het Waterschap Hollandse Delta. Op basis van de Keur verlenen de waterschappen vergunningen voor werken op, in en rond watergangen en waterkeringen en voor werken die de waterhuishouding beïnvloeden.

10.3. Huidige watersysteem

10.3.1 Oppervlaktewater Het plangebied Oudeland valt in het oppervlaktewaterbemalingsdistrict nr. 91. Een oppervlaktebemalingsdistrict is een waterhuishoudkundige eenheid met een eigen in- en uitlaat en kan verschillende peilgebieden omvatten. In Oudeland wordt gestreefd naar een waterpeil van 2,4 meter beneden NAP (2,40m –NAP).

Een deel van de watergangen in het plangebied is hoofdwatergang of secundaire watergang (vallend onder de keur van WSHD). Deze hebben (inclusief de keurstrook) de bestemming “Water” gekregen. Hierdoor worden de waterhuishoudkundige belangen beschermd in het bestemmingsplan.

44

Het huidige watersysteem in Hoogvliet laat op een groot aantal fronten te wensen over. Met name de waterbergings- en afvoercapaciteit voldoet niet meer aan de eisen van deze tijd. Voor heel Hoogvliet is het streven dat tenminste 7,5% van het bruto oppervlak uit oppervlaktewater dient te bestaan om te kunnen voldoen aan de af- en aanvoerfuncties die het oppervlaktewater heeft alsmede voldoende water te kunnen bergen om wateroverlast tegen te gaan. Gezien de opwarming van de atmosfeer en de daaraan gekoppelde stijging van de zeespiegel is dit geen overdreven eis.

Het huidige wateroppervlak in Hoogvliet is slechts 3,5% en komt dus geenszins overeen met de streefwaarde van 7,5%. Naast de tekortkomingen van het watersysteem op het gebied van waterkwantiteit behoeft tevens de waterkwaliteit enige verbetering. De fosfaatgehalten in het water zijn te hoog, het water kent te weinig doorzicht, wordt gekenmerkt door drijfvuil en stank en heeft weinig onderwatervegetatie. De inrichting van de wateren is onvoldoende. Het ontbreekt aan natuurvriendelijke oevers en paai- en overwinteringplaatsen voor vissen. Een van de grootste vijanden voor de waterkwaliteit zijn de riooloverstorten. Hierdoor is het water van onvoldoende kwaliteit voor de beoogde functie van recreatiewater.

10.3.2 Grondwater Geheel Hoogvliet kent een grondwaterproblematiek. Dit geldt met name voor de oudere gedeelten.

10.3.3 Riolering Het plangebied had voor de herstructurering een gemengd rioolstelsel. Het neerslagwater dat op verharde oppervlakten valt wordt afgevoerd via het riool.

10.4 De wateropgave

10.4.1 Wateropgave in relatie tot de plankaart en voorschriften De in het plangebied aanwezige watergangen en -partijen hebben de bestemming Water gekregen. De onderhoudstroken langs de hoofdwatergangen, waarop de Keur van het WSHD van toepassing is, zijn met een aanduiding op de plankaart aangegeven als beschermingszone.

Op grond van de Keur van het WSHD is het verboden (behoudens ontheffing) bouwwerken op te richten of houtgewassen te planten binnen een strook van 5 meter (gemeten vanuit de insteek van het talud) langs hoofdwatergangen respectievelijk boezemwatergangen, ten behoeve van het onderhoud van genoemde watergangen. Een belanghebbende met bouwvoornemens in een beschermingszone wordt geadviseerd om contact op te nemen met genoemd waterschap over antwoord op de vraag of voor het bouwproject in kwestie ontheffing verleend kan worden van het bouwverbod in de Keur.

10.4.2 Herstructurering De grote herstructurering die bezig is, en de komende jaren in Hoogvliet plaatsvindt, biedt veel kansen voor de uitbreiding en de verbetering van het watersysteem aldaar. Doelstelling is om te komen tot een goed beheersbaar en aantrekkelijk watersysteem met helder water van voldoende kwaliteit en gevarieerde en veilige oevers, dat op de gewenste gebruiksfuncties is afgestemd.

Het Hoogvlietse watersysteem wordt gekenmerkt door een tweetal gebreken. Er is in Hoogvliet als geheel een te klein wateroppervlak. En is het water van onvoldoende kwaliteit.

10.4.3 Wateroppervlak Hoogvliet als geheel heeft een te klein wateroppervlak, waardoor het watersysteem in onvoldoende mate tegemoet kan komen aan de aan- en afvoerfunctie die zij heeft.

Om het eerste probleem voor nu en in de toekomst adequaat aan te pakken is er voor gekozen het totaal oppervlak aan water in Hoogvliet uit te breiden. De totale hoeveelheid water in Hoogvliet zal toenemen door vergroting van het percentage oppervlaktewater en verdieping/uitbaggeren van de sloten, singels en vijvers. Het streven is om in 2030 het percentage wateroppervlak op 7,5% te brengen.

45

Met het waterschap Hollandse Delta is overeengekomen dat de toename in verhard oppervlak ten gevolge van de grootschalige herstructurering zal worden gecompenseerd door (in overleg met en onder voorwaarden van het waterschap) extra wateroppervlak aan te brengen. Dit extra wateroppervlak is gesteld op 10% van de toename van het extra verhard oppervlak. Ten aanzien van het afkoppelen van bestaande bebouwing wordt opgemerkt dat ten aanzien van het waterbergend vermogen in het watersysteem, deze afkoppeling dient te worden beschouwd als een toename in verhard oppervlak.

Om aan de 7,5%-eis tegemoet te komen dient er in geheel Hoogvliet 8,7 ha nieuw oppervlaktewater te worden aangelegd. In Oudeland zal een deel van deze vraag voornamelijk opgelost worden door de aanleg van de Oostelijke Plasoever in het centrum van de wijk. Daarnaast wordt er nog extra water gecreëerd in de overige bouwplannen: Avelingzone, Tuindorpzone, Marthalaan, Middenzone en de Vlietzone. De algehele waterinlaatcapaciteit van Hoogvliet wordt vergroot. De waterstroming en waterverdeling over het gehele systeem wordt geoptimaliseerd. Overige verbeteringen op het gebied van de waterkwantiteit worden behaald door verruiming en het aanleggen van singelverbindingen, het plaatsen van stuwen en de introductie van peilfluctuatie. Deze laatste ingreep zorgt voor een vergroting van het bergend vermogen van het watersysteem. In het deelgemeentelijk Waterplan Hoogvliet (deel 2: maatregelenplan) worden als projecten genoemd: verbreden singel langs Laning (3,2 ha) en verbreden singel langs Oudelandseweg (3,4 ha). Dit is samen goed voor 6,6 hectare.

10.4.4 Waterkwaliteit Het water en de oevers van de watergangen in Hoogvliet zijn van onvoldoende kwaliteit. In het verleden gebeurde het nogal eens dat riolen door hun beperkte afvoercapaciteit bij zware regenval genoodzaakt waren ongezuiverd rioolwater in het oppervlaktewater te lozen; veelal met grootschalige vissterfte tot gevolg. Om deze vervuiling een halt toe te roepen en het bodemwaterpeil te doen stijgen wordt ernaar gestreefd om een deel van de woningen af te koppelen. Dit betekent dat het regenwater niet afgevoerd wordt via het riool, maar met goten en eventueel wadi`s naar de singels wordt geleid waardoor de druk op het riool wordt verminderd. Er wordt gestreefd naar maximale afkoppeling (20% bij bestaande bebouwing en 60% bij nieuwbouw). Deze afkoppeling betreft een streefbeeld dat binnen dit bestemmingsplan zondermeer kan worden gerealiseerd. Een tweede ingreep ter verbetering van de waterkwaliteit beoogt de doorstroming van het water tussen de diverse gebieden te verbeteren. Om deze reden zal het watersysteem van Hoogvliet Oudeland gekoppeld worden aan het systeem van Oedevlietsepark en Noordwest. Er worden milieuvriendelijke oevers aangelegd en watergangen gebaggerd. De waterkwaliteit wordt voorts verbeterd door de aanleg van meer natuurvriendelijke oevers. Gepoogd wordt het huidige aandeel van 0,5% natuurvriendelijke oevers in geheel Hoogvliet uit te breiden tot 15% in 2010, met dien verstande dat in elk nieuw te ontwikkelen gebied gestreefd wordt naar minimaal 25% natuurvriendelijke oevers.

46

11. Milieu

11.1. Beleid

Rotterdam is een compacte stad. Compact bouwen biedt aan de ene kant grote voordelen voor milieu en duurzaamheid op een hoger schaalniveau (minder mobiliteit, minder aantasting van natuurlijk en landelijk gebied). Aan de andere kant kan door compact bouwen de milieubelasting in de stad toenemen; dit wordt de paradox van de compacte stad genoemd. Rotterdam moet bovenal een leefbare stad zijn. Een woonomgeving met weinig milieuhinder is één van de aspecten die de leefbaarheid bepalen naast bijvoorbeeld bereikbaarheid en sociale veiligheid. Het milieubeleid in Rotterdam is erop gericht om ondanks de verdichting en intensivering van de stad toch de milieubelasting terug te dringen.

De hoofdlijnen van het Rotterdamse milieubeleid zijn vastgelegd in het Rotterdams Milieuperspectief 2002 - 2007. Dit derde Rotterdamse Milieubeleidsplan (RMP3) ligt in het verlengde van het in 1995 vastgestelde RMP2. De nadruk ligt nu echter meer op de methodes en instrumenten om de geformuleerde beleidsdoelstellingen te bereiken. Om die redenen is de RMP3 gekoppeld aan het Uitvoeringsprogramma Milieu Rotterdam. De collegeprioriteiten zijn daarbij vertaald naar een zevental Speerpunten Milieu, te weten: 1. beperking van eventueel ongemak dat bedrijven ondervinden van milieuregelgeving; 2. richten van overheidsinspanningen op het gebied van leefbaarheid op wijkniveau; 3. veiligstellen van ruimte voor stedelijke ontwikkeling in combinatie met verantwoorde leefkwaliteit; 4. waarborgen van het veiligheidsniveau in de stad en de haven door met een consequente vergunningvergeving en handhaving het bedrijvenbestand bij te houden; 5. het aantrekken en inzetten van rijksmiddelen voor bodemsanering, gericht op maximale voortgang van stedelijke bouwplannen; 6. veiligstellen van de commerciële waarden van de grond (uitgeefbaarheid) van het verzelfstandigd Havenbedrijf op lange termijn; 7. de eerstvolgende rapportage luchtkwaliteit wordt van een strategie voorzien, waarbij realistische normen worden gecombineerd met realistische maatregelen.

In maart 2001 is het Ruimtelijk Plan Rotterdam 2010 (het structuurplan voor de gemeente Rotterdam) vastgesteld. In het RPR 2010 worden met betrekking tot milieu en gezondheid aandachtsgebieden en kwaliteitsgebieden aangegeven. In de aandachtsgebieden is de milieubelasting zo hoog dat de kans op gezondheidsklachten van de bevolking niet acceptabel is. Kwaliteitsgebieden zijn gebieden waar de milieukwaliteit met betrekking tot geluid, luchtverontreiniging en externe veiligheid juist uitzonderlijk goed is. Deze gebieden zijn in Rotterdam zelf nauwelijks aanwezig. De in het RPR 2010 gestelde ambitie is om de kwaliteitsgebieden te handhaven en uit te breiden en om de aandachtsgebieden in aantal en omvang te verminderen.

11.2 Milieu effectrapportage

11.2.1 Algemeen De centrale doelstelling van het instrument milieueffectrapportage is het milieubelang een volwaardige plaats te geven in de besluitvorming over activiteiten met mogelijk belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu. De basis van de milieueffectrapportage wordt gevormd door de EU Richtlijn m.e.r 2. De richtlijn is van toepassing op de milieueffectbeoordeling van openbare en particuliere projecten die aanzienlijke gevolgen voor het milieu kunnen hebben. De Europese regelgeving is in de Nederlandse wetgeving onder andere geïmplementeerd in de Wet milieubeheer (verder Wm) en in het Besluit milieueffectrapportage 1994. In de bijlagen behorende bij het Besluit m.e.r. zijn de m.e.r.-plichtige activiteiten (de C-lijst) en de m.e.r.-beoordelingsplichtige activiteiten (de D-lijst) beschreven.

2 Richtlijn van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 27 juni 1985 (85/337/EEG) (PbEG 1985, L175/42) laatst gewijzigd door de Richtlijn van de Raad van 3 maart 1997 (97/11/EG) (PbEG 1997, L73/7). 47

11.2.2 Plan / besluit Gelet op de aard en de omvang van de ontwikkelingen in Hoogvliet, te weten de nieuwbouw van woningen, het vernieuwen van het stadshart en het intensiveren van een bestaand bedrijventerrein, kunnen er op grond van het Besluit m.e.r. 1994 twee activiteiten worden aangewezen waarvoor een eventuele mer-beoordelingsplicht geldt3. Ten eerste is dat de bouw van woningen (cat. D 11.1). Ten tweede is dat de uitvoering, dan wel de wijziging of uitbreiding van de uitvoering van een stadsproject, met inbegrip van de bouw van winkelcentra of parkeerterreinen (cat. D 11.2).

Ten aanzien van de nieuwbouw van woningen kan worden opgemerkt dat het in Hoogvliet hoofdzakelijk om vervangende nieuwbouw gaat. Uit de Nota van Toelichting op het Besluit m.e.r. 1994 en de gevormde jurisprudentie4, kan worden afgeleid dat op renovatie gerichte woningbouwprojecten niet onder categorie D 11.1 en 11.2 van het Besluit m.e.r. 1994 vallen. Zodoende hoeven de nieuwbouwwoningen niet bij een mer-beoordeling te worden meegenomen.

Wat betreft de uitvoering van een stadsproject als bedoeld in categorie D 11.2, dient te worden opgemerkt dat de verschillende projecten op zichzelf beschouwd niet aan de gestelde criteria (drempelwaarden) uit het Besluit m.e.r. 1994 voldoen. Enkel wanneer de ontwikkelingen in heel Hoogvliet bij elkaar worden opgeteld, en dan met name die in het stadshart en die op het bedrijventerrein Gadering, wordt er een drempelwaarde (200.000 m² bedrijfsvloeroppervlakte) overschreden.

Er bestaan echter verschillende redenen om de ontwikkelingen in Hoogvliet niet bij elkaar op te tellen. Ten eerste worden de ontwikkelingen in verschillende bestemmingsplannen (5 in totaal) mogelijk gemaakt. De ontwikkelingen bestaan in bestemmingsplannen Oudeland, Noordwest en Maasranden hoofdzakelijk uit nieuwe woningen, in Stadshart en Gadering voornamelijk uit ‘bedrijven’. De bedrijvigheid in Stadshart bestaat voornamelijk uit centrumdoeleinden en maatschappelijke voorzieningen, zoals winkels, een huisartsenpraktijk of een postkantoor. In Gadering gaat het om een bedrijventerrein. Er is geen functionele relatie tussen Gadering en Stadshart. Daarnaast bestaat er een duidelijke geografische (fysieke) grens tussen de verschillende ontwikkelingen. Gadering ligt geïsoleerd ten opzichte van de andere bestemmingplangebieden. Ten tweede is het van belang te onderkennen dat de verwachte milieueffecten (met name die vanwege het wegverkeer; de meest bepalende) elkaar niet of nauwelijks zullen beïnvloeden. Zo bestaat er voor het bedrijventerrein Gadering reeds een "eigen" aansluiting op de A15. Ten derde is er geen enkele organisatorische of programmatische samenhang tussen bestemmingsplannen Oudeland, Noordwest, Maasranden en Stadshart enerzijds en het bestemmingsplan Gadering anderzijds. Van een plan of programma dat de ontwikkelingen met elkaar verbindt (financieel, planologisch) is dus geen sprake.

Geconcludeerd kan worden dat de ontwikkelingen in Hoogvliet niet mer-beoordelingsplichtig zijn. Voor zover het de nieuwbouw van woningen betreft, wordt erop gewezen dat het met name om vervangende nieuwbouw gaat, die niet aan een mer-beoordeling onderworpen hoeft te worden. Wat betreft de ontwikkelingen in het stadshart van Hoogvliet en de intensivering van het bedrijventerrein Gadering, bestaat er geen aanleiding om deze ontwikkelingen bij elkaar op te tellen5. Van één stadsproject als bedoeld in het Besluit m.e.r. 1994 is geen sprake, zodat er, voorafgaand aan de besluitvorming, geen mer-beoordeling hoeft te worden uitgevoerd.

11.3 Milieuzonering

De gemeente Rotterdam stuurt al sinds de jaren ’50 de inpasbaarheid van inrichtingen binnen de gemeentegrens door middel van de Hinderwetverordening. Vanaf de jaren ’70 werkt de gemeente met de Rotterdamse ‘Staat van Inrichtingen’. Deze is afgeleid van de inrichtingen vernoemd in het Hinderbesluit en uitgebreid met een indeling in milieucategorieën.

3 Situaties die als m.e.r.-plichtig beschouwd kunnen worden (C-lijst), zijn niet aanwezig. 4 In het bijzonder de uitspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State inzake het bestemmingsplan “Laag Koningshoef” van 1 oktober 2003. 5 Zie ook A.W. Klaassen, Handboek Ruimtelijke Ordening & Bouw 2006, Amsterdam 2006, blz. 310. Klaassen stelt hier: “Als bepaalde gebieden in onvoldoende mate samenhang vertonen, moet niet de gezamenlijke oppervlakte worden meegenomen bij het bepalen van de drempelwaarde”, waarna hij verwijst naar een uitspraak van 19 januari 2005 (Duiven). 48

Vanaf het begin van de jaren ’90 wordt gebruikt gemaakt van de bedrijvenlijst die is opgesteld door de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (de zogenaamde VNG-bedrijvenlijst).

De VNG-bedrijvenlijst geeft informatie over de milieukenmerken van vrijwel alle bedrijfstypen. Hierin zijn voor de milieu-aspecten geur, stof (luchtkwaliteit), geluid en gevaar ‘afstandsnormen’ gegeven. De hinderaspecten zijn bepalend voor de vraag in hoeverre tussen een belastende en een gevoelige functie verweving mogelijk is, dan wel ruimtelijke scheiding noodzakelijk is. Er wordt uitgegaan van de milieugevoelige functie wonen. Deze informatie over milieukenmerken is indicatief en is niet als norm of richtlijn bedoeld.

De lijst van bedrijfsactiviteiten bij het bestemmingsplan heeft geen betrekking op activiteiten zoals agrarische doeleinden, kantoren, detailhandel, horeca, maatschappelijke voorzieningen, sport of recreatie. In de Rotterdamse praktijk krijgen dergelijke activiteiten een andere bestemming. De indicatieve afstanden uit de VNG-lijst Bedrijven en milieuzonering worden gebruikt bij het ontbreken van nadere informatie over milieuhinder.

De VNG-bedrijvenlijst is vertaald naar de Rotterdamse situatie. Hiervoor is de gemeente Rotterdam verdeeld in vijf gebiedstypen, te weten: • ‘rustige woonwijk’; de woonvlekken zijn gescheiden van de werk-, winkel- en verkeersgebieden. In deze gebiedstypering zijn bedrijven toegestaan tot en met milieucategorie 2; • ‘gemengd woongebied’; het gaat hier om een bepaalde mate van functiemenging. Er is geen strikte scheiding tussen woon-, werk-, winkel- en verkeersgebieden. In deze gebiedstypering zijn bedrijven toegestaan tot en met milieucategorie 3; • ‘industriegebied I’; dit zijn gebieden met overwegend lichte en middelzware bedrijven. In deze gebiedstypering zijn bedrijven toegestaan tot en met milieucategorie 4; • ‘industriegebied II’; gebieden met overwegend middelzware tot zware bedrijven. In deze gebiedstypering zijn bedrijven toegestaan tot en met milieucategorie 5; • ‘industriegebied III’; overwegend zware bedrijven voeren binnen deze gebieden de boventoon. In deze gebiedstypering zijn bedrijven toegestaan tot en met milieucategorie 6.

Naast de gebiedstypen die bepaald worden door de mate van menging van bedrijven en wonen, zijn er ook gebieden waarin géén dan wel nagenoeg geen bedrijfs- en woonfuncties voorkomen. Deze gebieden worden aangeduid als overgangsgebieden en worden gelijk gesteld met ‘gemengd woongebied’. Dit houdt in dat ook hier bedrijven toegestaan zijn tot en met milieucategorie 3.

Plangebied Het plangebied van dit bestemmingsplan is volgens de Rotterdamse systematiek aangeduid als woongebied. Dit houdt in dat binnen het plangebied bedrijven in de milieucategorieën 1 en 2 zijn toegestaan. In de bestemmingen “Bedrijven” en “Gemengde doeleinden” zijn bedrijven in de milieucategorieën 1 en 2 mogelijk gemaakt. De mogelijkheden om in Hoogvliet - Oudeland bedrijven te vestigen zijn, in afwijking van de bedrijvenlijst, conform het milieuzoneringsbeleid van de gemeente Rotterdam.

Overige activiteiten in of nabij het plangebied In en nabij het plangebied zijn er diverse activiteiten die van invloed zijn op het plangebied in verband met geluid (wegverkeer over de A15, railverkeer van de Havenspoorlijn, industrieterrein Botlek / Pernis, industrieterrein Vulcaanhaven / Vettenoord / Wilhelminahaven / ‘t Scheur) en met externe veiligheid (transport van gevaarlijke stoffen over de A15, ondergronds transport van gevaarlijke stoffen door de 14 leidingen in de Nationale Leidingstraat, de AKZO chloorleiding, Shell Nederland Raffinaderij op vondelingenplaat en Shell Nederland Chemie op Vondelingenplaat). De invloed van de activiteiten komt aan de orde bij de paragrafen over geluid en externe veiligheid. De overige activiteiten in of nabij het plangebied zijn niet belemmerend voor (nieuwe ontwikkelingen binnen) dit bestemmingsplan, anders dan die reeds in het bestemmingsplan zijn genoemd, en / of waarmee reeds rekening is gehouden.

11.4 Geluid

Geluidhinder kan ontstaan door verschillende activiteiten. In de Wet geluidhinder en de Wet milieubeheer zijn geluidsnormen opgenomen voor wegverkeerslawaai, railverkeerslawaai en industrielawaai.

49

Deze normen geven de hoogst acceptabele geluidsbelasting bij geluidsgevoelige functies zoals woningen. Bij het bepalen van de maximaal toegestane geluidsbelasting maakt de Wet onderscheid tussen bestaande situaties en nieuwe situaties. Nieuwe situaties zijn nieuw te bouwen geluidsgevoelige functies of nieuwe geluidhinder veroorzakende functies.

Gemeentelijk ontheffingsbeleid In het ontheffingsbeleid geldt een stelsel van voorkeurswaarden en grenswaarden voor geluid. Vanaf 1-1-2007 is niet de provincie, maar de gemeente Rotterdam verantwoordelijk voor het ontheffingsbeleid. In het Rotterdamse beleid staat een goede leefomgevingskwaliteit voor bewoners voorop. Bij beperking van geluidhinder hanteert de gemeente een volgorde in prioriteit: eerst bronmaatregelen, daarna overdrachtsmaatregelen en dan ontvangersmaatregelen. Bij het beoordelen van ontheffingsaanvragen besteedt het gemeentebestuur aandacht aan de mate waarin het stedenbouwkundig ontwerp bijdraagt aan de beperking van geluidsoverlast. Zo wordt in ieder geval nagegaan of er minimaal één geluidluwe gevel mogelijk is. In een compacte stad blijven ontheffingen van de voorkeurswaarde geregeld nodig om nieuwbouw te kunnen realiseren. Door beperking van geluidsoverlast vanaf het begin mee te nemen bij gewenste stedelijke ontwikkelingen, gaat de gemeente ervan uit dat de aantrekkelijkheid van de stad gewaarborgd blijft.

11.4.1 Wegverkeer Op grond van artikel 77 Wet geluidhinder moet voor alle nieuwe situaties, die de bestemmingsplannen mogelijk maken binnen een zone langs een weg waar 50 km/uur of meer mag worden gereden, een akoestisch onderzoek worden uitgevoerd. In artikel 74 van de Wet geluidhinder wordt aangegeven wanneer aan weerszijden van de weg sprake is van een zone.

Vervangende nieuwbouw Binnenstedelijk Buitenstedelijk Voorkeurswaarde 48 dB 48 dB Grenswaarde 68 dB 63 dB Tabel 1: Geluidsnormen voor vervangende nieuwbouw langs een bestaande weg

Het bestemmingsplan maakt een aantal ontwikkellocaties mogelijk, zie locaties waarvoor al een hogere waarde is vastgesteld. Voor deze locaties is in het kader van de structuurvisie Oudeland geluidsonderzoek uitgevoerd en waar nodig hogere waarden aangevraagd en verleend. Er zijn in dit plangebied geen nieuwe geluidsgevoelige locaties, zoals bedoeld in de Wet geluidhinder. Er hoeft daarom geen nieuw akoestisch onderzoek voor dit bestemmingsplan te worden uitgevoerd.

Locaties waarvoor al een hogere waarde is vastgesteld Voor geheel Hoogvliet is destijds een geluidskaart opgesteld (opgenomen in de Milieu-inzet Hoogvliet+ d.d. 16 mei 2003) met de geluidscontouren van het lokale wegverkeer in 2010. De kaart is gebruikt bij het bepalen van de geluidsambities. Deze ambities zijn vertaald in afstanden tussen woningen en wegen en in te treffen geluidsmaatregelen. De ambitiewaarden voor de berekende gevelbelasting op geluidsgevoelige bestemmingen zijn als volgt: • maximaal 65 dB(A) langs de hoofdverkeersaders; • maximaal 60 dB(A) langs verkeersaders (buurtontsluitingswegen) en geluidsrelevante 30 km- wegen. Een randvoorwaarde bij deze ambities is dat in alle gevallen woningen over een geluidsluwe zijde dienen te beschikken.

In tabel 11.1 zijn de zoneplichtige wegen in en rond het plangebied, met hun wettelijke zonebreedte, opgenomen.

50

Straatnaam Zonebreedte Snelheid (km / uur) Aveling 200 50 Laning 200 50 Parelvisserstraat 200 50 Othelloweg 200 50 Oudelandseweg 200 50 Fideliolaan 200 50 Toscalaan 200 50 Rijksweg A15 600 100

Tabel 11.1 Overzicht zoneplichtige wegen.

Op de bij dit bestemmingsplan behorende Milieukaart zijn alle relevante ontwikkellocaties opgenomen. Voor alle locaties die zijn gelegen binnen de bovenstaande toetsingszones, zijn in het kader van de Structuurvisie Oudeland geluidsberekeningen gedaan. Voor de locaties waar een geluidsbelasting van meer dan 50 dB(A) is berekend, is een hogere waarde verleend. Daarbij is ook de A15 meegenomen. Het besluit hogere waarden (12 oktober 2004) is als bijlage aan dit bestemmingsplan toegevoegd.

11.4.2 Railverkeer Overeenkomstig de systematiek van verkeerswegen hebben ook spoorwegen een toetsingzone voor geluidhinder. Het plangebied bevindt zich binnen de geluidzone van de havenspoorlijn. Deze geluidzone varieert binnen het plangebied van 1.000 meter (behorende tot het traject 693) tot 1.200 meter (behorende bij het traject 694). Zie figuur 6.1. Vanwege de havenspoorlijn wordt de voorkeursgrenswaarde van 55 dB bij de bestemming “Gemengde Doeleinden” langs de Aveling met 1 dB overschreden. Ook hiervoor is de hogere waarde verleend (zie bijlage). Binnen een zone van 100 meter van het metrotracé (ten zuid-oosten van het plangebied) vinden géén ontwikkelingen plaats. Het was dan ook niet noodzakelijk om de metro bij de hogere waarden procedure te betrekken.

Figuur 11.1 Toetsingszones railverkeer.

51

Het bestemmingsplan maakt een aantal ontwikkellocaties mogelijk. Voor deze locaties is in het kader van de structuurvisie Oudeland geluidsonderzoek uitgevoerd en waar nodig hogere waarden aangevraagd en verleend. Er zijn in dit plangebied geen nieuwe geluidsgevoelige locaties, zoals bedoeld in de Wet geluidhinder. Er hoeft daarom geen nieuw akoestisch onderzoek voor dit bestemmingsplan te worden uitgevoerd.

11.4.3 Industrielawaai Voor Hoogvliet-Oudeland zijn drie gezoneerde bedrijventerreinen van belang: 1. Botlek / Pernis; 2. Waal- en Eemhaven; 3. Vulcaanhaven / Vettenoord / Wilhelminahaven / ’t Scheur.

De ambitie is geen nieuwbouw van woningen of andere geluidsgevoelige bestemmingen te realiseren op locaties waar de geluidsbelasting van industrielawaai hoger is dan 60 dB(A). Bovendien wordt gestreefd naar een afname van het aantal woningen met een geluidsbelasting hoger dan 55 dB(A).

Ad 1. Botlek / Pernis Ten noorden van Hoogvliet ligt het industrieterrein Botlek / Pernis. Op 22 juni 1993 is rond dit industrieterrein door de provincie Zuid-Holland een 50 dB(A) toetsingszone vastgesteld waarbinnen nieuwe gevoelige bestemmingen aan het industrielawaai worden getoetst. Deze toetsingszone ligt over het hele plangebied. Uit het geluidsonderzoek ten behoeve van het voorontwerp bestemmingsplan, Milieu-inzet Hoogvliet+ d.d. 16 mei 2003, is gebleken dat op alle ontwikkellocaties de voorkeursgrenswaarde van 50 dB(A) werd overschreden. Voor alle locaties is op 12 oktober 2004 een hogere waarde verleend (zie bijlage).

Ad 2. Waal- en Eemhaven Een aantal van de ontwikkellocaties in Oudeland bevindt zich binnen de 50 dB(A) toetsingszone van het Industrieterrein Waal- en Eemhaven. Uit het geluidsonderzoek ten behoeve van het voorontwerp bestemmingsplan, Milieu-inzet Hoogvliet+ d.d. 16 mei 2003, is gebleken dat op twee nieuwbouwlocaties de voorkeursgrenswaarde van 50 dB(A) werd overschreden. Voor deze twee locaties is op 12 oktober 2004 een hogere waarde verleend (zie bijlage).

Ad 3. Vulcaanhaven / Vettenoord / Wilhelminahaven / ’t Scheur De locatie binnen de 50 dB(A)-contour van het industrieterrein Vulcaanhaven / Vettenoord / Wilhelminahaven / ’t Scheur is eveneens onderzocht op de geluidsbelasting vanaf dit industrieterrein. De voorkeursgrenswaarde van 50 dB(A) werd niet overschreden, zodat hiervoor geen hogere waarde hoefde te worden verleend.

11.4.4 Conclusie De voorkeurgrenswaarden van zowel het wegverkeerslawaai, railverkeerslawaai, als industrielawaai worden overschreden. Hiervoor zijn voor de ontwikkellocaties locaties, die dit bestemmingsplan mogelijk maakt, hogere waarden aangevraagd en verleend. In de tabellen 11.5 t/m 11.7 is aangegeven voor welke locaties een hogere waarde is verleend. Het aspect ‘geluid’ vormt geen belemmering voor de ontwikkelingen die dit bestemmingsplan mogelijk maakt.

52

Wegverkeerslawaai

Bestemming Geluidsbron Hogere

Omschrijving (woningen) aantal grenswaarde in dB(A) Woningen locatie 1a 60 A 15 56 Oudelandseweg 59 Fideliolaan 51 Toscalaan 60 Woningen locatie 1b 10 A 15 54 Oudelandseweg 56 Woningen locatie 2a 60 Fideliolaan 55 Toscalaan 55 Woningen locatie 3a 55 Toscalaan 55 Woningen locatie 4 30 Toscalaan 55 Woningen locatie 5 30 Toscalaan 55 Woningen locatie 6 30 Toscalaan 55 Woningen locatie 9 1 A 15 52 Woningen locatie 10 20 A 15 55 Woningen locatie 11 40 A 15 54 Woningen locatie 12 70 A 15 54 Woningen locatie 14 30 A 15 56 Woningen locatie 15 35 A 15 52 Woningen locatie 18 90 Aveling 53 Woningen locatie 19 10 Aveling 57 Woningen locatie 20 51 A 15 60 Aveling 59 Woningen locatie 21 10 Othelloweg 58 Woningen locatie 22 20 A 15 51 Aveling 52 Tabel 11.5: Verleende hogere grenswaarde voor wegverkeerslawaai.

Railverkeerslawaai

Bestemming Geluidsbron Hogere Omschrijving (woningen) aantal grenswaarde in dB(A) Woningen locatie 20 51 Havenspoorlijn 58 Tabel 11.6: Verleende hogere grenswaarde voor railverkeerslawaai.

53

Industrielawaai

Bestemming Geluidsbron Hogere Omschrijving (woningen) Aantal grenswaarde in dB(A) Woningen locatie 1a 60 Botlek- Pernis 56 Waal-/Eemhaven 52 Woningen locatie 1b 10 Botlek- Pernis 55 Waal-/Eemhaven 52 Woningen locatie 2a 60 Botlek- Pernis 56 Woningen locatie 3a 55 Botlek- Pernis 54 Woningen locatie 4 30 Botlek- Pernis 57 Woningen locatie 5 30 Botlek- Pernis 56 Woningen locatie 6 30 Botlek- Pernis 56 Woningen locatie 7 10 Botlek- Pernis 51 Woningen locatie 8 10 Botlek- Pernis 54 Woningen locatie 10 20 Botlek- Pernis 54 Woningen locatie 11 40 Botlek- Pernis 56 Woningen locatie 12 70 Botlek- Pernis 58 Woningen locatie 13 45 Botlek- Pernis 52 Woningen locatie 14 30 Botlek- Pernis 56 Woningen locatie 15 35 Botlek- Pernis 54 Woningen locatie 16 35 Botlek- Pernis 54 Woningen locatie 17 40 Botlek- Pernis 56 Woningen locatie 18 90 Botlek- Pernis 57 Woningen locatie 19 10 Botlek- Pernis 57 Woningen locatie 20 51 Botlek- Pernis 59 Woningen locatie 21 10 Botlek- Pernis 55 Woningen locatie 22 20 Botlek- Pernis 54 Tabel 11.7: Verleende hogere grenswaarde voor industrielawaai.

11.5 Luchtkwaliteit

De normen voor luchtkwaliteit zijn gegeven in het Besluit luchtkwaliteit 2005. Het Besluit geeft normen voor de buitenlucht, maar die normen gelden niet voor de werkplek. Daar geldt de wetgeving op het gebied van de arbeidsbescherming. Uit artikel 7 van het Besluit luchtkwaliteit volgt dat de gemeenteraad bij het vaststellen van een bestemmingsplan dat gevolgen kan hebben voor de luchtkwaliteit de grenswaarden voor luchtkwaliteit in acht moet nemen. Dat betekent dat er ten behoeve van het bestemmingsplan een onderzoek naar de luchtkwaliteit moet worden uitgevoerd.

In het Besluit luchtkwaliteit zijn voor een aantal stoffen grenswaarden aangegeven, uitgedrukt in het aantal microgrammen van de betrokken stof per m3 buitenlucht. De concentraties van zwaveldioxide, koolmonoxide, benzeen en lood liggen in Rotterdam en omgeving ruim onder de grenswaarden. Voor stikstofdioxide (NO2) en fijn stof geldt dat de gemiddelde concentraties per jaar niet boven de 40 μg/m³ mag uitkomen. De grenswaarden voor NO2 en fijn stof worden nu nog op veel plaatsen in Nederland overschreden, maar door technische ontwikkelingen zal de situatie verbeteren. De grenswaarde voor fijn stof moest in 2005 zijn bereikt, die voor NO2 in 2010. Voor fijn stof wordt naast het jaargemiddelde ook gekeken naar het aantal dagen met een hoge concentratie. De daggemiddelde concentratie mag maximaal 35 keer per jaar hoger zijn dan 50 μg/m³.

Om het luchtkwaliteitsprobleem op te lossen, zullen de plannen uit het Nationaal Luchtkwaliteitplan uitgevoerd moeten worden. Naast dit plan worden voor Rotterdam verschillende maatregelen om de luchtkwaliteit te verbeteren beschreven in de “Uitwerking van het Plan van Aanpak knelpunten Rotterdam”.

54

Plangebied Ten behoeve van het bestemmingsplan is in het kader van het Blk 2005 een onderzoek, Milieuonderbouwing Hoogvliet 2007 d.d. 05-11-2007, gedaan naar de luchtkwaliteit in het plangebied. Als onderzoeksgebied zijn de wegen in en rondom het plangebied genomen waar de planontwikkeling mogelijk een merkbare invloed heeft op de verkeersintensiteiten. De luchtkwaliteit is zowel onderzocht bij alleen de autonome ontwikkeling (zonder realisatie van het bestemmingsplan, maar met overige toekomstige ontwikkelingen), als bij de autonome ontwikkeling inclusief de realisatie van het bestemmingsplan. Het onderzoek is uitgevoerd volgens het Meet- en rekenvoorschrift bevoegdheden luchtkwaliteit dat sinds 27 november 2006 van kracht is.

De concentraties in het plangebied worden gevormd door de som van de achtergrondconcentratie en de bijdrage van het plaatselijk verkeer. De bijdrage van het plaatselijk verkeer aan de luchtkwaliteit is berekend met het model CAR II versie 6.1 (en gedeeltelijk met versie 6.1.1). De wegen in het bestemmingsplan Noordwest, die in het onderzoek zijn meegenomen, zijn: Aveling, de Desdemonastraat, de Fideliolaan, de Groene Kruisweg, Laning, de Othelloweg, de Oudelandseweg, de Parelvisserstraat, de Toscalaan en de Troubadourlaan. In tabel 11.9 staan de onderzochte wegvakken weergegeven.

Nr. Wegvak Tussen en

1 Aveling afrit zz A15 Oudelandseweg 2 Aveling Oudelandseweg oprit zz A15 Oude 3 Aveling Oudelandseweg Wal/Parelvissersstraat Oude Digna 4 Aveling Wal/Parelvissersstraat Johannaweg/Laning 29 Fideliolaan Othelloweg Toscalaan 52 Laning Aveling Othelloweg/Kinheim 53 Laning Othelloweg/Kinheim Groene Kruisweg 69 Othelloweg Fideliolaan Falstaffstraat 70 Othelloweg Falstaffstraat Toscalaan 71 Othelloweg Toscalaan Laning 73 Oudelandseweg Aveling Troubadourlaan 74 Oudelandseweg Troubadourlaan Toscalaan 75 Oudelandseweg Toscalaan Nieuwe Langeweg 77 Parelvissersstraat Aveling Traviataweg 78 Parelvissersstraat Traviataweg Troubadourlaan 91 Toscalaan Othelloweg Desdemonastraat 92 Troubadourlaan Oudelandseweg Fideliolaan 93 Troubadourlaan Fideliolaan Parelvissersstraat 99 Desdemonastraat Fideliolaan Toscalaan Tabel 11.9. Onderzochte wegvakken onderzoek luchtkwaliteit Hoogvliet – Noordwest.

Voor de achtergrondconcentraties worden de door het RIVM vastgestelde waarden gebruikt, afkomstig uit de GCN-database. Door het RIVM zijn voorspelde achtergrondconcentraties gegeven voor de jaren 2010 en 2017. Bij de waarden voor fijnstof is in het onderzoek rekening gehouden met de aftrek van natuurlijke bestanddelen, de ‘zeezoutaftrek’. In de tabellen zijn de fijnstofwaarden weergegeven na aftrek van zeezout.

De verkeersgegeven voor de berekening van de luchtkwaliteit zijn aangeleverd door de afdeling Verkeer en Vervoer van de dS+V van de gemeente Rotterdam. De verkeersgegevens zijn bepaald met behulp van de Regionale Verkeersmilieukaart (RVMK).

Voor de onderzochte wegvakken zijn de verontreinigende stoffen NO2 en fijn stof (PM10), voor het onderzoeksjaar (2007) en voor de jaren 2010 en 2017 bekeken.

55

De lucht wordt schoner als gevolg van het schoner worden van het wagenpark. Dit proces is in de rekenmodellen opgenomen. De berekeningen zijn uitgevoerd voor: • Het jaar 2007 op basis van de verkeersintensiteiten van het jaar 2006. • De situatie 2010 autonoom en de daarbij behorende verkeersintensiteiten. • De situatie 2010 met planontwikkeling en de daarbij behorende verkeersintensiteiten. • Het jaar 2017 autonoom op basis van de verkeersintensiteiten voor het jaar 2018. • Het jaar 2017 met planontwikkeling op basis van de verkeersintensiteiten voor het jaar 2018.

Aantal Jaargemiddelde Jaargemiddelde overschrijdingen NO2 concentratie PM10 concentratie 3 6 3 PM10 dagnorm (μg/m ) (μg/m ) 7 (dagen) nr wegvak autonoo autonoo autonoo autonoo autonoo autonoo m m + plan m m + plan m m + plan 1 Aveling 29,5 29,6 28,2 28,2 18 19 2 Aveling 27,8 27,9 28,1 28,1 18 18 3 Aveling 29,2 29,4 28,1 28,2 18 18 4 Aveling 31,5 31,8 29,3 29,5 22 23 29 Fideliolaan 25,4 25,4 26,7 26,7 14 14 52 Laning 26,8 26,9 27,3 27,3 16 16 53 Laning 28,2 28,5 27,9 28,0 17 18 69 Othelloweg 26,3 25,9 26,9 26,8 14 14 70 Othelloweg 26,2 25,9 27,0 26,9 15 14 71 Othelloweg 27,1 26,9 27,2 27,2 15 15 73 Oudelandseweg 27,0 26,7 27,2 27,1 15 15 74 Oudelandseweg 25,6 25,7 26,8 26,9 14 14 75 Oudelandseweg 26,1 26,1 27,0 27,0 15 15 77 Parelvissersstraat 25,8 25,7 26,8 26,7 14 14 78 Parelvissersstraat 25,7 25,6 26,7 26,7 14 14 91 Toscalaan 25,9 25,8 26,8 26,8 14 14 92 Troubadourlaan 26,0 25,7 26,8 26,7 14 14 93 Troubadourlaan 25,5 25,5 26,7 26,6 14 14 99 Desdemonastraat 25,6 25,4 26,7 26,6 14 14 Tabel 11.10a. Luchtkwaliteit ter plekke van het rekenpunt in 2017 bij autonome ontwikkeling en bij autonome ontwikkeling inclusief planontwikkeling (berekend met CAR 6.1).

In tabel 11.10.a en 11.10.b8 is een samenvatting gegeven van de resultaten van de uitgevoerde berekeningen. Uit deze resultaten kunnen de volgende conclusies (deels gebaseerd op de incomplete rapportage van de berekeningen met CAR 6.1.1, zie voetnoot) getrokken worden:

6 3 De grenswaarde voor de jaargemiddelde NO2 en PM10 concentratie is 40 μg/m . 7 Het maximaal aantal overschrijdingen van de daggemiddelde grenswaarde voor PM10 is 35 dagen. 8 In deze toelichting zijn 2 tabellen opgenomen: o Tabel 11.6a, met de resultaten van de berekeningen met CAR 6.1, die compleet mee zijn gerapporteerd in de Milieubeoordeling Hoogvliet 2007. Hier wordt 2018 als einddatum gehanteerd. o Tabel 11.6b, met de resultaten van de berekeningen met CAR 6.1.1, die incompleet zijn gerapporteerd in de Milieubeoordeling Hoogvliet 2007. De resultaten met de berekeningen met CAR 6.1.1 zijn over het algemeen wat gunstiger dan met CAR 6.1. Met de CAR 6.1.1 berekening blijkt dat de grenswaarde voor de jaargemiddelde -concentratie in 2007 niet meer wordt overschreden (dus niet meer langs wegvak 68, de Nieuwe Langeweg). De plandrempel voor NO2 wordt in beide gevallen in 2007 niet overschreden. In de volgende versie van dit bestemmingsplan (voor de vaststelling) wordt de dubbele rapportage (gebaseerd op CAR 6.1 en 6.1.1) voorkomen. 56

Aantal Jaargemiddelde Jaargemiddelde overschrijdingen NO2 concentratie PM10 concentratie 3 9 3 PM10 dagnorm (μg/m ) (μg/m ) 10 (dagen) nr wegvak autonoo autonoo autonoo autonoo autonoo autonoo m m + plan m m + plan m m + plan 1 Aveling 11 29,2 27,7 23 2 Aveling 27,6 27,6 23 3 Aveling 29,0 27,7 23 4 Aveling 31,6 28,5 25 29 Fideliolaan 30,8 28,3 25 52 Laning 31,3 28,4 25 53 Laning 29,9 27,8 23 69 Othelloweg 25,6 26,7 20 70 Othelloweg 25,8 26,7 20 71 Othelloweg 26,6 26,9 21 73 Oudelandseweg 26,8 27,2 21 74 Oudelandseweg 26,4 27,0 21 75 Oudelandseweg 25,6 26,8 20 77 Parelvissersstraat 26,0 26,9 21 78 Parelvissersstraat 25,4 26,4 19 91 Toscalaan 25,5 26,6 20 92 Troubadourlaan 25,4 26,6 20 93 Troubadourlaan 24,7 26,5 19 99 Desdemonastraat 24,2 26,2 19 Tabel 11.10b. Luchtkwaliteit ter plekke van het rekenpunt in 2017 bij autonome ontwikkeling en bij autonome ontwikkeling inclusief planontwikkeling (berekend met CAR 6.1.1).

Jaargemiddelde NO2 concentraties 3 In 2007 geldt voor de jaargemiddelde NO2-concentratie een plandrempel van 46 μg/m . Deze wordt nergens overschreden. Wel wordt de grenswaarde van 40 μg/m3 op één wegvak van de Aveling overschreden, maar dat is niet relevant.

Voor het jaargemiddelde NO2-concentratie geldt een grenswaarde. De grenswaarde voor NO2 moet in 2010 zijn bereikt. In 2010 en 2017 wordt de grenswaarde voor de jaargemiddelde NO2-concentratie van 40 μg/m3 in Hoogvliet Oudeland nergens overschreden, zowel met een autonome ontwikkeling als met autonome ontwikkeling mét planbijdrage.

Jaargemiddelde PM10-concentratie 3. Voor het jaargemiddelde PM10-concentratie geldt een grenswaarde van 40 μg/m

In 2007, 2010 en 2017 wordt de grenswaarde voor de jaargemiddelde PM10-concentratie van 40 μg/m3 in Hoogvliet Oudeland nergens overschreden, zowel met een autonome ontwikkeling als met autonome ontwikkeling mét planbijdrage.

PM10 grenswaarde daggemiddelde concentratie Het daggemiddelde PM10-concentratie mag niet meer dan 35 dagen per jaar worden overschreden.

In 2007 wordt het daggemiddelde PM10-concentratie vaker dan 35 keer overschreden bij de Aveling en een deel van de Laning. In 2010 en in 2017 wordt de grenswaarde van 35 dagen voor het overschrijden van het daggemiddelde PM10-concentratie met een maximale concentratie van 50 μg/m³ in Hoogvliet Oudeland nergens meer overschreden, zowel met een autonome ontwikkeling als met autonome ontwikkeling mét planbijdrage.

9 3 De grenswaarde voor de jaargemiddelde NO2 en PM10 concentratie is 40 μg/m . 10 Het maximaal aantal overschrijdingen van de daggemiddelde grenswaarde voor PM10 is 35 dagen. 11 Met CAR 6.1.1 is alleen autonome ontwikkeling met planbijdrage doorgerekend. 57

Het schoner worden van de lucht als gevolg van het schoner worden van het wagenpark komt tot uiting in de rekenmodellen. De resultaten van CAR 6.1.1 geven een beeld van een betere luchtkwaliteit dan CAR 6.1. De verwachting is dat het beeld van de luchtkwaliteit door de berekeningen met CAR 7.0 nog beter is. De berekening met CAR 6.1.1 geven al aan dat luchtkwaliteit geen belemmering vormt voor dit bestemmingsplan. Vandaar dat update van de berekeningen met CAR 7.0 achterwege is gelaten.

De lucht wordt schoner als gevolg van het schoner worden van het wagenpark. Dit proces is in de rekenmodellen opgenomen.

Conclusie Het bestemmingsplan is in ontwerp op 26 oktober 2007 ter inzage gelegd. Het bestemmingsplan dient zodoende te worden getoetst aan het besluit luchtkwaliteit 2005 In het luchtonderzoek zijn de mogelijke effecten op de luchtkwaliteit van het bestemmingsplan Hoogvliet Oudeland inzichtelijk gemaakt. Hieronder staan puntsgewijs de conclusies uit het onderzoek.

Er is in de huidige situatie (onderzoeksjaar 2007) een overschrijding van het aantal dagen dat het daggemiddelde PM10-concentratie mag worden overschreden. In 2007 worden de normen voor jaargemiddelde NO2-concentratie op één wegvak overschreden, de normen voor de PM10- concentratie worden niet overschreden. Voor de huidige overschrijdingen hoeven geen maatregelen worden getroffen, omdat dit niet wordt veroorzaakt door de nieuwe plannen. In 2010 en 2017 zijn er geen overschrijdingen van de grenswaarden voor luchtkwaliteit meer in Hoogvliet Oudeland, niet voor de autonome ontwikkeling en ook niet met planbijdrage.

Het bestemmingsplan Hoogvliet Oudeland voldoet derhalve aan het Besluit luchtkwaliteit 2005.

Luchtkwaliteit leidt volgens de gemeente dan ook niet tot een belemmering voor de ontwikkelingen in Hoogvliet Oudeland.

11.6 Bodem

Het wettelijk kader bij de bepaling van de mate en ernst van bodemverontreiniging wordt gevormd door de Wet bodembescherming (Wbb). Op grond van de mate en omvang van een verontreiniging in grond en/of grondwater wordt bepaald of, conform de Wbb, sprake is van een geval van ernstige bodemverontreiniging. Hierop is de principiële noodzaak tot sanering gebaseerd. In de Wbb wordt op basis van risico’s voor mens en ecosystemen vervolgens onderscheid gemaakt tussen spoedeisende en niet spoedeisende sanering. Als een sanering spoedeisend is, dient binnen vier jaar aangevangen te worden met de sanering. Als geen sprake is van een spoedeisende sanering, kan sanering worden uitgesteld totdat op de locatie een herinrichting en/of bestemmingswijziging aan de orde is.

Voor het verkrijgen van een bouwvergunning, moet worden aangetoond dat de bodemkwaliteit goed genoeg is om te bebouwen ten behoeve van de toegekende bestemming (bodemgeschiktheids- verklaring): er mag pas worden gebouwd als de bodem schoon genoeg is bevonden. In het kader van de bouwplannen zal de bodem ter plaatse nader worden onderzocht. Indien nodig zal de bodem voorafgaand of tijdens de bouw geschikt gemaakt worden op basis van de nota “Naar een gezamenlijk Bodemsaneringsbeleid in provincie en stad”.

Plangebied De Bodemkwaliteitskaart Rotterdam van april 2002 is een indicatieve kaart. Op de kaart is op basis van historische gegevens over het gebruik van de grond een inschatting gemaakt over de potentiële bodemverontreiniging. Hieronder staan de deelkaartjes voor Hoogvliet. Zie figuur 11.2 (a, b en c).

Op het eerste kaartje is met een nummer en een letter de zones met eenzelfde bodemgeschiedenis aangeduid. In plangebied Hoogvliet-Oudeland bevinden zich Oudeland (zone 92.b) en Oudelandsepark (zone 92.e). In zone 92.b (Oudeland) begint de woningbouw in het westelijk deel van de Oudelandsepolder rond 1960. Om ruimte te maken voor de nieuwe woonwijk wordt vanaf 1961 de Noordzijdsedijk geheel afgegraven na de sloop van het bebouwingslint. In hoog tempo wordt het gebied opgereden met waarschijnlijk schoon zand en bebouwd met woningen.

58

In de jaren ’80 worden aan de oost- en zuidzijde van de wijk nog enkele blokken met woningen bijgebouwd. Uit historisch onderzoek blijkt dat zowel de ondergrond van de bodem als de contactzone (bovenste 1 meter) schoon zijn. Er is een matige kans op puntbronnen (concentraties met plaatselijk een hogere verontreiniging). Gezien de bouwperiode en het weinig verdachte gebruik wordt het historisch onderzoek voldoende betrouwbaar geacht.

O Zone 91e Zone 92e Zone 92d Zone 92a Zone 92f

Zone 92b Zone 92h

Zone 92c Zone 92g

Zone 99b

Zone 92c1

Zone 99d Zone 99c

Zone 99a

Legenda Contactzone (0 - 1 m-mv) Zonering zone I, < streefwaarde zone II, < (S+I)/2 -waarde zone III, < interventiewaarde

zone IV, > interventiewaarde Zone 99e zone V, niet geclassificeerd Lintbebouwing Meters 0 250 500

Figuur 11.2.a Indicatieve bodemkaart Rotterdam-Hoogvliet. Contactzone (0-1 m –m.v.).

O Zone 91e Zone 92e Zone 92d

Zone 92a Zone 92f

Zone 92b Zone 92h

Zone 92c Zone 92g

Zone 99b

Zone 92c1

Zone 99d Zone 99c

Zone 99a

Legenda Ondergrond (> 1 m-mv) Zonering zone I, < streefwaarde zone II, < (S+I)/2 -waarde zone III, < interventiewaarde

zone IV, > interventiewaarde Zone 99e zone V, niet geclassificeerd Lintbebouwing Meters 0 250 500

Figuur 11.2.b Indicatieve bodemkaart Rotterdam-Hoogvliet. Ondergrond (>1 m –m.v.).

59

O Zone 91e Zone 92e Zone 92d Zone 92a Zone 92f

Zone 92b Zone 92h

Zone 92c Zone 92g

Zone 99b

Zone 92c1

Zone 99d Zone 99c

Zone 99a

Legenda Kans op puntbronnen Zonering grote kans

matige kans Zone 99e geringe kans Lintbebouwing Meters 0 250 500

Figuur 11.2.c Indicatieve bodemkaart Rotterdam-Hoogvliet. Kans op puntbronnen.

Zone 92.e (het Oudelandsepark) is een randpark van Hoogvliet met een begraafplaats, aangelegd tegelijk met de wijk. Voor zover bekend is het gebied alleen opgehoogd met gebiedseigen schone grond en schone grond uit het gebied van de A15. Het historisch onderzoek gaat uit van een schone contactzone en een schone ondergrond. Er is een geringe kans op puntbronnen.

De bodem is geschikt voor de huidige bestemmingen. Voor eventuele bouwplannen dient in het kader van een bouwvergunning eerst een geschiktheidverklaring te worden verkregen, o.a. door het uitvoeren van een verkennend bodemonderzoek.

11.7 Externe veiligheid

Binnen het externe veiligheidsbeleid wordt onderscheid gemaakt tussen plaatsgebonden risico en groepsrisico. Het plaatsgebonden risico zegt iets over de theoretische kans op overlijden op een bepaalde plaats voor een persoon die een jaar lang op die plaats zou staan. Hiervoor geldt dat een kans groter dan 1 op de miljoen per jaar (10-6/jaar) onacceptabel wordt geacht. De norm voor het plaatsgebonden risico is bij kwetsbare objecten een grenswaarde die niet mag worden overschreden. Bij beperkt kwetsbare objecten is de 10-6/jaar-norm een richtwaarde die alleen mag worden overschreden als daar gewichtige redenen voor zijn. Het is aan het lokale bevoegd gezag (de gemeente) om een invulling te geven aan het begrip “gewichtige reden”. Hierbij kan worden gedacht aan het toestaan van een extensief gebruikt terrein, zoals een sportveld, binnen de 10-6- plaatsgebonden risicocontour. Ook kan worden gedacht aan het opvullen van een open plek in bestaand stedelijk gebied. In artikel 1 van de voorschriften is aangegeven wat kwetsbare objecten en wat beperkt kwetsbare objecten zijn.

In tegenstelling tot het plaatsgebonden risico, dat in één getal kan worden uitgedrukt, wordt het groepsrisico door een (grafiek)lijn weergegeven. Naarmate de groep mogelijke slachtoffers groter wordt, moet de kans op zo’n ongeval kleiner zijn. Bij stationaire bronnen ligt de lijn op 10-5/jaar voor tien slachtoffers en 10-7/jaar voor 100 slachtoffers. Voor de transportmodaliteiten weg, rail, water en buisleiding ligt de lijn op 10-4/jaar voor 10 slachtoffers en 10-6/jaar voor 100 slachtoffers.

60

Het invloedsgebied van het groepsrisico bedraagt het 1% letaliteitsgebied; dit komt meestal overeen met de 10-8-plaatsgebonden risicocontour. De normen voor het groepsrisico weerspiegelen geen grenswaarde maar een oriënterende waarde. Dit houdt in dat bij de beoordeling van het groepsrisico het lokaal en regionaal bevoegd gezag de mogelijkheid geboden wordt om gemotiveerd van de oriënterende waarde af te wijken. Een afwijking moet in een openbare en goed inzichtelijke belangenafweging door het bevoegd gezag worden gemotiveerd.

11.7.1 Transport gevaarlijke stoffen over weg Over de A15 en de Groene Kruisweg vindt vervoer van gevaarlijke stoffen plaats. Om de risico’s van het vervoer van gevaarlijke stoffen over de A15 en de Groene Kruisweg in beeld te brengen is onderzoek gedaan.

Transport over de A15 Voor de gegevens over het transport van gevaarlijke stoffen over de rijksweg A15 is gebruik gemaakt van de gegevens uit de Milieu Effect Rapportage, MER Bestemming Maasvlakte 2 eindrapport februari 2007. Het betreft hier het wegvak W11. Met behulp van het rekenprogramma RBMII zijn de risico’s berekend voor het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). In de risicoberekeningen voor het transport worden de risico’s uitgerekend per kilometer transportas. Het plaatsgebonden risico is berekend ten opzichte van het midden van de weg. De factor ten opzichte van de oriënterende waarde geeft het maximale logaritme weer van het punt dat het dichtst bij de oriënterende waarde ligt. De factor van de oriënterende waarde is 1. Een factor kleiner dan 1 ligt onder de oriënterende waarde. Een factor groter dan 1 ligt boven de oriënterende waarde.

Uit de berekening blijkt dat er sprake is van een 10-6-plaatsgebonden risicocontour van 84 meter voor wegvak W11 langs de A15 in de huidige situatie. In de toekomstige situatie is er een 10-6- plaatsgebonden risicocontour van 82 meter. Deze 10-6-plaatsgebonden risicocontour loopt over een deel van de groenbestemming in het noorden van het plangebied van Oudeland, zoals aangegeven op de plankaart Milieu. Uit de berekening van het groepsrisico blijkt dat het groepsrisico in zowel de huidige situatie als de toekomstige situatie bij autonome ontwikkeling onder de oriënterende waarde ligt. In de berekeningen voor 2020 is rekening gehouden met een autonome groei en met een hittewerende coating op de tankwagens waardoor het risico van die tankauto’s afneemt. Uit de resultaten van de berekeningen van de risico’s van transport over de A15 blijkt dat deze risico’s geen probleem vormen voor het bestemmingsplan.

Transport over de Groene Kruisweg Voor de gegevens voor het transport van gevaarlijke stoffen over de Groene Kruisweg is hierbij gebruik gemaakt van de inventarisatie van de EV-risico’s uit de rapporten: 1. ANKER, Veilig op weg, bouwstenen voor een wettelijke verankering van het externe- veiligheidsbeleid inzake het vervoer van gevaarlijke stoffen, Ministerie van Verkeer en Waterstaat, november 2005, ’s-Gravenhage; 2. Onderzoek naar het groepsrisico van de Groene Kruisweg in Hoogvliet, DCMR, 14 januari 2008, Schiedam.

Ad 1 Advies rapport “ANKER” Met behulp van het rekenprogramma RBM2 zijn in het rapport “ANKER” de risico’s berekend voor het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). In de risicoberekeningen voor het transport worden de risico’s uitgerekend per kilometer transportas. Voor de risicoberekeningen van de Groene Kruisweg in dit onderzoek is gebruik gemaakt van de transport intensiteiten in tabel 11.11.

Jaar LF1 LF2 GF3 2003 1.358 1.079 488 2010 1.630 1.295 488 Tabel 11.11. Transportaantallen per jaar over de Groene Kruisweg (bron ANKER).

Uit de berekening blijkt dat er geen sprake is van een 10-6-plaatsgebonden risicocontour langs de Groene Kruisweg.

61

Uit de berekening van het groepsrisico blijkt dat deze boven de oriënterende waarde ligt. De factor ten opzichte van de oriënterende waarde is 1,54. Zie tabel 11.12. Deze overschrijding van de oriënterende waarde dient te worden gemotiveerd.

Wegvak Bebouwingsgebied Omvang pr 10-6 Factor t.o.v. oriënterende waarde N218 Hoogvliet 4 0 m 1,54 (15 Pernis-Hoogvliet) Tabel 11.12. Huidige situatie en situatie 2010 (bron ANKER).

Ad 2 Advies op basis van recente transportgegevens In 2007 zijn nieuwe transportgegevens beschikbaar gekomen. Op basis van deze nieuwe gegevens heeft DCMR een nieuw advies voor het GR opgesteld.

Door het ministerie van Verkeer en Waterstaat zijn eind 2007 tellingen uitgevoerd van het transport van gevaarlijke stoffen over de weg, o.a. voor Groene Kruisweg. Zie tabel 11.13.

Stof categorie LF1 LF2 GF3 ANKER transport intensiteiten 1.079 1.358 488 Transport intensiteiten 2007 826 1.076 281 Tabel 11.13. Transportgegeven Groene Kruisweg 2007.

Uit de nieuwe tellingen blijkt dat het transport over de Groene Kruisweg is afgenomen. Vooral het transport van LPG (GF3) is met 40 procent gedaald.

Aan het ANKER model in RBM2 met de populatiegegevens uit de ANKERstudie zijn de transportgegevens van de nieuwe tellingen toegevoegd. Uit de RBM2 risicoberekeningen van het met nieuwe transportgegevens aangepaste model is voor de situatie zonder sloop en nieuwbouw een groepsrisico berekend voor de kilometer met het hoogste groepsrisico van een factor 0,86. Zie tevens figuur 11.3 met een populatieoverzicht voor groepsrisicoberekening. Het groepsrisico gaat van een waarde boven de oriënterende waarde naar een waarde onder de oriënterende waarde.

Uit de RBM2 risicoberekeningen met het aangepaste model is, voor situatie met sloop en nieuwbouw, een groepsrisico berekend voor de kilometer met het hoogste groepsrisico van een factor 0,86. Zie tevens de groepsrisicocurve in figuur 11.4. Het betreft hier het tracé van de Groene Kruisweg dat voornamelijk door het Stadshart loopt.

62

Figuur 11.3 Populatieoverzicht uit RBM2 van de Groene Kruisweg in Hoogvliet.

63

Figuur 11.4. Groepsrisicocurve voor de situatie met sloop en nieuwbouw op basis van de transportgegevens van 2007.

De sloop en nieuwbouwplannen van Hoogvliet hebben geen invloed op het groepsrisico van de kilometer met het hoogste groepsrisico.

Het groepsrisico ligt in Oudeland onder de oriënterende waarde. Zie opnieuw figuur 11.4.

11.7.2 Transport gevaarlijke stoffen over rail Uit de berekeningen van plaatsgebonden risico en het groepsrisico van het transport over de havenspoorlijn blijkt dat deze spoorlijn geen 10-6 plaatsgebonden risicocontour heeft en dat het groepsrisico voor huidige situatie en toekomstige situatie beduidend onder de oriënterende waarde ligt. Er is geen invloed van deze risicobron op het plangebied aanwezig.

11.7.3 Transport gevaarlijke stoffen over water De afstand tussen de Oude Maas en het plangebied is dermate groot, dat er geen invloed van deze risicobron op het plangebied aanwezig is.

11.7.4 Leidingen De in Hoogvliet aanwezige leidingen voor ondergronds transport van gevaarlijke stoffen zijn onder te verdelen in drie categorieën: • er liggen 14 leidingen in de Nationale Leidingstraat ten noorden van de A15; • er liggen 6 leidingen in de aftakking hiervan (de leidingstrook door het bedrijventerrein Gadering) en • er zijn 6 individuele leidingen.

De Nationale Leidingstraat De eerste categorie leidingen liggen in de officiële Nationale leidingstraat ten noorden van Hoogvliet. De grond van deze leidingstraat is in bezit van de stichting beheer leidingstraten.

64

Zie voor de ligging figuur 11.3. Voor deze leidingstraat geldt conform het structuurschema buisleidingen een bebouwingsafstand van 55 meter en een toetsingsafstand van 175 meter vanaf de rand van de straat. De bebouwingsafstand van 55 meter aan weerszijden van de Nationale Leidingstraat bevindt zich buiten het plangebied van Oudeland. De toetsingsafstand van 175 meter aan weerszijden van de Nationale Leidingstraat loopt over een deel van de groenbestemming van het plangebied van Oudeland. Er zijn echter geen ontwikkelingen mogelijk gemaakt binnen de toetsingsafstand, zodat hieraan niet behoeft te worden getoetst. Het transport van gevaarlijke stoffen door de leidingen in de Nationale Leidingstraat heeft geen invloed op het plangebied.

Figuur 11.3 Ligging van de Nationale Leidingstraat ten noorden Hoogvliet, en de leidingstrook in Gadering.

Leidingstrook In het noordoosten van plangebied Oudeland loopt de leidingstrook (de zuidelijke aftakking van de Nationale Leidingstraat), waar zes leidingen voor het transport van gevaarlijke stoffen in liggen. Zie tabel 11.2 voor een overzicht van deze leidingen. Voor de leidingstrook geldt dat de grond in beheer is van de gemeente Rotterdam. Het beheersregime van de leidingstrook is gelijk aan het beheer van de officiële leidingstraat. Er zijn markeringsborden geplaatst, er staat een omheining en er vindt dagelijkse inspectie plaats.

diameter druk in Bebouwings- Toetsings- Nr. Beheerder product MAIN_ID in inch bar afstand afstand 1 Gasunie (HTL) Aardgas 30 66 30 95 A-517 Defensie Pijpleiding 2 Kerosine 12 40 16 35 dpo26 Org. Defensie Pijpleiding 3 Kerosine 10 15 10 35 dpo27 Org. Defensie Pijpleiding 4 Kerosine 12 80 16 32 dpo31 Org. 5 Gasunie (HTL)12 Aardgas 12 40 14 30 W-504-01 6 Dow Benelux N.V. Propyleen 6 40 70 345 dow_prop

Tabel 11.2 Leidingen in de zuidelijke aftakking van de leidingstraat (afstanden in meters).

12 De gasleiding is, volgens opgaaf van de DCMR (zie milieubeoordeling), buiten gebruik.

65

Voor de risicoafstanden van deze leidingen wordt ten aanzien van de aardgasleidingen en brandbare vloeistofleidingen uitgegaan van de bebouwingsafstand en toetsingsafstand van de individuele leidingen13. De bebouwingsafstand is de kleinste afstand tussen het hart van de leiding en woonbebouwing, een bijzonder object, een recreatieterrein of industrieterrein dat in acht moet worden genomen. De toetsingsafstand is de afstand aan weerszijde van de leiding waarbinnen gestreefd moet worden deze vrij te houden van woonbebouwing, een bijzonder object, een recreatieterrein of industrieterrein. Voor de propyleen/ethyleenleiding wordt uitgegaan van de 10-6-plaatsgebonden risicocontour en het invloedsgebied van de individuele leiding.

De hoge druk aardgastransportleiding van de Gasunie (A-517) is de maatgevende leiding voor de bebouwingsafstand. Voor hoge druk aardgastransportleidingen geldt de circulaire “Zonering langs hoge druk aardgastransportleidingen” november 1984. Deze circulaire geeft de bebouwingsafstanden en toetsingsafstanden aan. Voor de hoge druk aardgastransportleiding van de Gasunie (A-517) geldt een bebouwingsafstand van 30 meter en een toetsingsafstand van 95 meter. Zie figuur 11.8. Binnen de bebouwingsafstand van 30 meter bevinden zich geen woningen. Er is momenteel geen saneringsbeleid ten aanzien van ondergrondse leidingen. Binnen de 30 meter zijn geen nieuwe ontwikkelingen voorzien. De hoge druk aardgastransportleiding vormt daarom een aanvaardbaar risico voor dit plan.

Van de propyleen/ethyleen leiding is door SAVE in 2004 een risicoanalyse uitgevoerd14. Hierin is een plaatsgebonden risico 10-6 afstand van 70 meter en een invloedsgebied van 345 meter berekend. Zie tevens figuur 6.4 met de invloedsgebieden van de Nationale Leidingstraat, de leidingstrook en de individuele leidingen. Omdat ten aanzien van de leiding geen wijzigingen zijn voorgevallen, wordt van de berekening uit het SAVE rapport uitgegaan. Daarnaast geeft de aardgasleiding een bebouwingsafstand van 30 meter en een toetsingsafstand van 95 meter. Voor de verdere toetsing van de afstanden is de propyleen/ethyleenleiding maatgevend: er wordt uitgegaan van de maximale 10-6-plaatsgebonden risicocontour van 70 meter en invloedsgebied van 345 meter.

Binnen de 10-6-plaatsgebonden risicocontour van 70 meter liggen geen kwetsbare objecten en beperkt kwetsbare objecten. In het bovengenoemde SAVE rapport uit 2004 is de hoogte van het groepsrisico binnen het invloedsgebied berekend. Hieruit blijkt dat de oriënterende waarde niet wordt overschreden.

13 De nieuwe rekenwijze voor hoge druk aardgastransportleidingen werkt met 10-6-plaatsgebonden risico en groepsrisico. De verwachting dat de methodiek binnenkort op de gasleidingen van Hoogvliet wordt toegepast. 14 Notitie : Aanvullende risicoberekening DOW-propeenleiding bij Hoogvliet Oudeland, Ingenieursbureau SAVE/Oranjewoud, 27 april 2004, Capelle aan den IJssel. 66

Figuur 11.4 De toetsingsafstanden en invloedsgebied (in het oranje) van alle leidingen en leidingstraten in Hoogvliet.

De individuele leidingen Er zijn twee individuele leidingen van toepassing voor Oudeland: 1. De chloorleiding van AKZO; 2. De hoge druk aardgastransportleiding van de Gasunie (A-517).

De AKZO chloorleiding loopt ten noorden van Hoogvliet langs de snelweg. Zie figuur 11.5. Binnen de 10-5 PR contour van de chloorleiding liggen geen kwetsbare objecten. Voor de plannen van Hoogvliet wordt ervan uitgegaan dat het om een bestaande situatie gaat omdat er vervangende nieuwbouw wordt toegepast. Deze leiding heeft een berekende 10-6 plaatsgebonden risicocontour van 235 meter. De 10-6 plaatsgebonden risicocontour loopt over de noordwestpunt van de groenbestemming in Oudeland. Er vallen geen kwetsbare objecten en beperkt kwetsbare objecten binnen deze contour. Het plaatsgebonden risico speelt dus geen rol. Het invloedgebied van de chloorleiding is bepaald op 1.500 meter. Zie figuur 6.4. Dit invloedgebied ligt over het gehele plangebied. Het groepsrisico binnen het invloedsgebied ligt voor grote groepen slachtoffers boven de oriënterende waarde. Zie figuur 11.6. Omdat er in het noorden van Hoogvliet (dichtbij de chloorleiding) sprake is van een verdunning van het aantal woningen neemt het groepsrisico af. De oriënterende waarde voor het groepsrisico wordt hierna nog steeds overschreden, maar de situatie in Hoogvliet als geheel is verbeterd. Verdere verdunning van het aantal woningen om wel onder de oriënterende waarde te komen is om sociale, economische en planologische redenen niet haalbaar.

De chloorleiding valt niet onder een wettelijke regeling (dus ook niet onder het Besluit externe veiligheid inrichtingen). De verantwoording van het groepsrisico met behulp van de CHAMP methode,kan op basis van deze wetgeving niet worden uitgevoerd.

67

Op dit moment wordt er nog gewerkt aan een eenduidige manier om de risico's van buisleidingen te berekenen (alle berekeningen in het verleden zijn met verschillende rekenpakketten en verschillende uitgangspunten uitgevoerd). Voor aardgasleidingen is dit reeds ver gevorderd en zijn de methodiek en mogelijke risicobeperkende maatregelen al bekend, voor de overige leidingen, waaronder de chloorleiding valt, zal dit nog tot ongeveer medio 2009 duren. Zodra de nieuwe methodiek bekend is, zal de chloorleiding opnieuw worden doorgerekend. Indien het groepsrisico dan niet verantwoordbaar blijkt te zijn, zullen maatregelen genomen moeten worden om dit te verlagen (hierbij kan bijvoorbeeld worden gedacht aan maatregelen waardoor de kans kleiner wordt dat de leiding door graafwerkzaamheden beschadigd wordt).

Figuur 11.5 Ligging chloorleiding.

Figuur 11.6 Groepsrisico chloorleiding van AKZO. De groene lijn is de oriënterende waard. De blauwe lijn is het berekende groepsrisico.

68

De hogedruk aardgastransportleiding (A517) loopt ten noorden van de Oudelandseweg. Zie figuur 11.7. In het oosten loopt deze leiding door in de leidingstrook.

Figuur 11.7 Ligging A517 hoge druk aardgastransportleiding.

Voor hoge druk aardgastransportleidingen geldt de circulaire “Zonering langs hoge druk aardgastransportleidingen” november 1984. Deze circulaire geeft de bebouwingsafstanden en toetsingsafstanden aan. De bebouwingsafstand is de kleinste afstand tussen het hart van de leiding en woonbebouwing, een bijzonder object, een recreatieterrein of industrieterrein dat in acht moet worden genomen. De toetsingsafstand is de afstand waarbinnen aan weerszijde van de leiding de aanwezigheid van woonbebouwing, een bijzonder object, een recreatieterrein of industrieterrein wordt nagegaan in verband met de vaststelling van de gebiedsklasse en de ruimtelijke inrichting rond de leiding.

De leiding vormt een knelpunt op basis van de circulaire “Zonering langs hoge druk aardgastransportleidingen” november 1984. Voor de hoge druk aardgastransportleiding van de Gasunie (A-517) geldt een bebouwingsafstand van 30 meter en een toetsingsafstand van 95 meter. Zie figuur 11.8.

69

Figuur 11.8 Bebouwingsafstand (rode contour) van de hogedruk aardgastransportleiding A517.

Binnen de bebouwingsafstand van 30 meter liggen enkele woningen aan de Oudelandseweg. Er is momenteel geen saneringsbeleid ten aanzien van ondergrondse leidingen. Binnen de 30 meter zijn geen nieuwe ontwikkelingen voorzien. De bestaande woningen binnen de 30 meter worden beschouwd als een bestaand knelpunt.

In de brief van de staatssecretaris van VROM, “Ondergronds transport en buisleidingen” van februari 2007, staat dat voor bestaande knelpunten de leidingeigenaar de knelpunten op zal lossen. Voor nieuwe ontwikkelingen kan de leidingbeheerder/leidingeigenaar een locatie specifieke risicoanalyse laten uitvoeren met het nieuwste rekenmodel voor ondergrondse buisleidingen. De verwachting is dat er met het nieuwe rekenmodel voor de hoge druk aardgasleidingen geen knelpunten meer zullen zijn. De hoge druk aardgastransportleiding vormt daarom een aanvaardbaar risico voor dit plan.

11.7.5 Inrichtingen In en om Hoogvliet zijn drie inrichtingen aanwezig die vallen onder het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen (BEVI). Dit zijn Shell Nederland Raffinaderij, Shell Nederland Chemie en het LPG- tankstation Vondelingenweg 496.

Shell Nederland Raffinaderij De 10-6-risicocontour van het plaatsgebonden risico ligt binnen Vondelingenplaat en speelt derhalve geen rol bij het bestemmingsplan Oudeland. Het plaatsgebonden risico vormt geen knelpunt.

Het invloedsgebied van Shell Nederland Raffinaderij (2.800 meter) ligt over geheel Oudeland, zie figuur 11.9. Binnen het invloedsgebied is het groepsrisico berekend. Het groepsrisico ligt onder de oriënterende waarde. Zie figuur 11.10.

70

Figuur 11.9 Invloedgebied Shell Nederland Raffinaderij.

Figuur 11.10 Groepsrisico Shell Nederland Raffinaderij.

Shell Nederland Chemie De 10-6-risicocontour van het plaatsgebonden risico ligt binnen Vondelingenplaat en speelt derhalve geen rol bij het bestemmingsplan Oudeland. Het plaatsgebonden risico vormt geen knelpunt.

Het invloedsgebied van Shell Nederland Chemie (1.100 meter) ligt ten dele over het plangebied. Zie figuur 11.11. Binnen het invloedsgebied is het groepsrisico berekend. Zie figuur 11.12. Het groepsrisico ligt onder de oriënterende waarde.

71

Figuur 11.11 Invloedsgebied van Shell Nederland Chemie.

Figuur 11.12 Groepsrisico van Shell Nederland Chemie SNC.

LPG-tankstation Vondelingenweg 496 In de revisievergunning van 30-1-2007 is de doorzet van het LPG-tankstation aan de vondelingweg 496 beperkt tot 1.000 m3 LPG per jaar. Conform het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen gelden voor dit tankstation vervolgens een 10-6- plaatsgebonden risicocontour met een afstand van 45 meter en een invloedgebied van 150 m. De 10-6-plaatsgebonden risicocontour ligt buiten het plangebied (ten noorden van de A15). Het invloedsgebied van het LPG-tankstation ligt over een klein deel van de groenbestemming (net ten zuiden van de A15) van het plangebied van Oudeland. Binnen het invloedsgebied van het tankstation verblijven geen mensen. Het groepsrisico wordt berekend voor de personen die binnen het invloedsgebied van het tankstation aanwezig zijn. Omdat er geen personen binnen het invloedsgebied aanwezig zijn, is er geen groepsrisico aanwezig, waardoor de aanwezigheid van deze inrichting geen belemmering vormt voor het bestemmingsplan.

72

11.7.6 Conclusies Binnen de bebouwingsafstand van 30 meter van de hoge druk aardgastransportleiding (A517) liggen enkele woningen aan de Oudelandseweg. Binnen de 30 meter zijn geen nieuwe ontwikkelingen voorzien. De bestaande woningen binnen de 30 meter worden beschouwd als een bestaand knelpunt.

Het plaatsgebonden risico van de volgende bronnen speelt een rol in dit bestemmingsplan: 1. De 10-6-plaatsgebonden risicocontour van het transport van gevaarlijke stoffen over de A15 (gehanteerd wordt de contour van 2020) is 82 meter. Deze risicocontour loopt over een deel van de groenbestemming in het noorden van Oudeland, zoals aangegeven op de plankaart Milieu; 2. De 10-6-plaatsgebonden risicocontour van de propeenleiding is 70 meter en loopt over de noordoost punt van het plangebied. Er liggen geen kwetsbare objecten en beperkt kwetsbare objecten binnen deze contour. 3. De AKZO chloorleiding heeft een 10-6-plaatsgebonden risicocontour van 235 meter. De 10-6- plaatsgebonden risicocontour loopt over de noordwestpunt van de groenbestemming in Oudeland. Er vallen geen kwetsbare objecten en beperkt kwetsbare objecten binnen deze contour. Het plaatsgebonden risico van bovengenoemde bronnen vormt geen belemmering voor dit bestemmingsplan.

Er zijn zeven bronnen van groepsrisico voor Oudeland: 1. Uit de berekening van het groepsrisico van het transport van gevaarlijke stoffen over de A15 blijkt dat het groepsrisico in zowel de huidige situatie als de toekomstige situatie bij autonome ontwikkeling onder de oriënterende waarde ligt. 2. Het groepsrisico van het transport van gevaarlijke stoffen over de Groene Kruisweg ligt onder de oriënterende waarde. 3. De propeenleiding in de leidingstrook. In het bovengenoemde SAVE rapport uit 2004 is de hoogte van het groepsrisico binnen het invloedsgebied berekend. Hieruit blijkt dat de oriënterende waarde niet wordt overschreden. 4. Het groepsrisico van de chloorleiding van AKZO ligt boven de oriënterende waarde. Het groepsrisico neemt af door de verdunning van het aantal woningen in het noorden van Hoogvliet als gevolg van de herstructurering. Hierdoor verbetert de situatie enigszins. Het groepsrisico blijft echter boven de oriënterende waarde. Verdere verdunning van het aantal woningen om wel onder de oriënterende waarde te komen is om sociale, economische en planologische redenen niet haalbaar. Als blijkt dat na toepassing van de geüniformeerde rekenmethodiek het groepsrisico van de chloorleiding nog steeds een knelpunt vormt, dan zijn maatregelen aan de leiding goed denkbaar. Dit soort maatregelen ter verdere verlaging van het groepsrisico kunnen alleen in een ander verband in samenwerking met de betrokken partijen tot stand worden gebracht. 5. Bij Shell Nederland Raffinaderij ligt het groepsrisico onder de oriënterende waarde. 6. Bij Shell Nederland Chemie ligt het groepsrisico onder de oriënterende waarde. 7. Omdat er geen personen binnen het invloedsgebied aanwezig zijn van het LPG-station aan de Vondelingenweg 496, is er geen groepsrisico aanwezig.

Groepsrisico vormt geen belemmering in het kader van dit bestemmingsplan. Externe veiligheid vormt geen belemmering in het kader van dit bestemmingsplan. Het veiligheidsadvies van de Veiligheidsregio Rotterdam-Rijnmond is als bijlage toegevoegd.

11.8 Flora en Fauna

11.8.1 Beleid De Flora- en faunawet (Ffwet) is sinds 1 april 2002 van kracht. De wet regelt de bescherming van de in het wild levende planten en dieren in Nederland met het oog op de instandhouding van soorten. Dit betreft soorten die zijn aangemerkt als beschermd op basis van de Flora- en faunawet. Om de instandhouding van de beschermde soorten te waarborgen moeten negatieve effecten op de instandhouding worden voorkomen. Hiertoe zijn in de wet verschillende verbodsbepalingen geformuleerd. Overtreding van een verbodsbepaling is alleen toegestaan met een ontheffing op basis van de Flora- en faunawet (art. 75). Op 10 september 2004 is het ‘Besluit houdende wijziging van een aantal algemene maatregelen van bestuur in verband met wijziging van artikel 75 van de Flora- en faunawet en enkele andere wijzigingen’ in werking getreden.

73

In dit besluit zijn de volgende drie categorieën opgenomen: • categorie 1: bij activiteiten die te kwalificeren zijn als bestendig beheer en onderhoud of bestendig gebruik of ruimtelijke ontwikkelingen, geldt voor de soorten in deze categorie een vrijstelling voor artikel 8 t/m 12 van de Ffwet. Er hoeft voor deze activiteiten geen ontheffing te worden aangevraagd; • categorie 2: bij activiteiten die te kwalificeren zijn als bestendig beheer en onderhoud of bestendig gebruik of ruimtelijke ontwikkelingen, geldt voor de soorten in deze categorie een vrijstelling voor artikel 8 t/m 12 van de Ffwet, mits activiteiten worden uitgevoerd op basis van een door de minister van LNV goedgekeurde gedragscode. Deze gedragscode moet door een sector of ondernemer zelf worden opgesteld en ingediend voor goedkeuring. Is er geen goedgekeurde gedragscode aanwezig, dan dient ontheffing aangevraagd te worden; • categorie 3: bij activiteiten die te kwalificeren zijn als ruimtelijke ontwikkelingen, geldt voor soorten in deze categorie geen vrijstelling. Ook niet op basis van een gedragscode. Hiervoor is een ontheffing nodig.

Ontheffingaanvragen op basis van categorie 1 en 2 worden getoetst aan het criterium ‘doet geen afbreuk aan gunstige staat van instandhouding van de soort’ (de zogenaamde lichte toets). Ontheffingaanvragen op basis van categorie 3 krijgen te maken met de ‘uitgebreide toets’. Dit houdt in dat wordt getoetst op drie criteria, te weten 1) er is sprake van een in of bij de wet genoemd belang, 2) er is geen alternatief en 3) doet geen afbreuk aan gunstige staat van instandhouding van de soort. Aan alle criteria moet worden voldaan.

Daarnaast is ook aparte provinciale gebieds- en soortbescherming aan de orde in Zuid-Holland. De gebiedsbescherming is geregeld in het Ruimtelijk Plan Regio Rotterdam 2020 (RR2020). De soortbescherming is vastgelegd in het Compensatiebeginsel Natuur en Landschap van de Provincie Zuid Holland. In dit compensatiebeginsel wordt beschreven dat, indien in een gebied planten en dieren die op de rode lijst staan, aanwezig zijn, in overleg met de provincie dient te worden vastgesteld hoe hiermee dient te worden omgegaan. De rode lijst is een lijst met planten en diersoorten die in aantal achteruitgaan, zeldzaam zijn, of internationaal gezien voor Nederland van belang zijn.

11.8.2 Plangebied Ten behoeve van de sloop- /nieuwbouwoperatie in Hoogvliet is een integraal ecologisch onderzoek gedaan, dat bruikbaar is voor alle bestemmingsplannen in Hoogvliet, inclusief onderhavig plan. Aangezien aan de zuidrand van Hoogvliet het Natura 2000 gebied “Oevers van de Oude Maas” is gelegen is hiervoor onderzocht of de sloop en nieuwbouw in Hoogvliet hierop invloed heeft. Het bestemmingsplan Oudeland grenst niet direct aan het Natura 2000 gebied. Er worden, door de grote onderlinge afstand (meer dan 1.000 meter), geen externe effecten op het Natura 2000 gebied verwacht vanuit het bestemmingsplangebied Oudeland. Daarom is dit aspect in dit bestemmingsplan buiten beschouwing gelaten.

11.8.3 Resultaten ecologisch onderzoek Flora en Fauna In het plangebied komen naar verwachting beschermde soorten voor. Dit zal uit nader onderzoek in het kader van de bouwvergunning moeten blijken.

Afhankelijk van de resultaten van het nader onderzoek (of en welke beschermde soorten worden aangetroffen op locaties waar werkzaamheden zijn gepland) wordt duidelijk of de benodigde ontheffing noodzakelijk is. In dat geval wordt een ontheffing in het kader van de Ffwet bij het ministerie van LNV aangevraagd voor het hele bestemmingsplan gebied.

Kleine zoogdieren Waarschijnlijk komen in het gebied kleine zoogdieren voor van de categorie 1, zoals: verschillende soorten muizen, woelrat, mol, egel of konijn. Hiervoor hoeft geen ontheffing te worden aangevraagd, maar is wel de zorgplicht van toepassing. Bij het uitvoeren van (bijvoorbeeld rooi- en graaf-)werkzaamheden op plekken waar kleine zoogdieren voorkomen is de kans groot dat deze dieren zullen worden verstoord. De verstoring zal waarschijnlijk vooral betrekking hebben op het onopzettelijk vernielen van holen en andere vaste voortplanting- of verblijfplaatsen.

74

Vermoedelijk zal een aantal diersoorten bij het uitvoeren van de werkzaamheden kunnen vluchten naar gebieden in de omgeving van het plangebied waar geen werkzaamheden worden uitgevoerd, zoals de groene gordel en de groene voegen. De zorgplicht is van toepassing; dit heeft als belangrijkste gevolg dat er geen onnodige schade mag worden toegebracht aan deze diersoorten.

Vleermuizen Onderzoek naar de aanwezigheid van vleermuizen heeft in 2005 plaatsgevonden. Uit het onderzoek blijkt dat het onderzochte gebied door verschillende soorten vleermuizen gebruikt wordt als foerageergebied. Het meest intensief wordt het gebied gebruikt door de ruige- en gewone dwergvleermuis. Vliegroutes zijn niet aangetroffen, ze gebruiken het gebied diffuus. Ten aanzien van verblijfplaatsen zijn alleen van de gewone dwergvleermuis verspreid over het onderzoeksgebied tijdens het onderzoek paarverblijfplaatsen een tweetal winterverblijfplaatsen en een kraamverblijfplaats aangetroffen. Het is echter niet uit te sluiten dat er meer verblijfplaatsen en ook van andere soorten aanwezig zijn. Dit kon met het uitgevoerde onderzoek echter niet worden vastgesteld. Voor het plangebied wordt voor de aantasting van de verblijfplaatsen ontheffing aangevraagd. Naar verwachting zal de ontheffing worden verleend. In de ontheffing worden namelijk maatregelen opgenomen om de lokale duurzame gunstige staat van instandhouding van vleermuizen te waarborgen. Er wordt gezorgd dat met en tijdens de sloop rekening wordt gehouden met vleermuizen. Maatregelen die in de nieuwbouw zullen worden getroffen om de duurzame gunstige staat van instandhouding te waarborgen zijn o.a. het niet afdekken met een rooster van dilatatievoegen, eventueel het inmetselen en of ophangen van vleermuiskasten.

Vogels Tot op heden heeft onderzoek naar de aanwezigheid van vogels met vaste rust- en of verblijfplaatsen plaatsgevonden op projectniveau om te voldaan aan de Flora- en Faunawet. Er zal voor het plangebied in 2009 onderzoek naar vogels met vaste rust- en of verblijfplaatsen plaats worden uitgevoerd en er zal indien aanwezig ontheffing worden aangevraagd. Er kunnen en zullen dan maatregelen worden getroffen om te zorgen dat de lokale duurzame gunstige staat van instandhouding niet in het geding is. Te denken valt aan mitigerende maatregelen zoals de tijdstip van het kappen van bomen, alsmede het kloppen met een rubberen hamer voorafgaand aan de kap. Maar ook compenserende maatregelen zoals het ophangen van nestkasten of het toppen (alleen kroon verwijderen) van bomen behoort tot de mogelijkheden. Door het treffen van o.a. deze maatregelen kan gewaarborgd worden dat de duurzame gunstige staat van instandhouding van de locale vogelpopulatie gewaarborgd blijft. Voor het verstoren van broedende vogels kan nooit ontheffing worden verkregen. Voor het rooien van bomen is ontheffing nodig op grond van de Algemene Plaatselijke Verordening (APV). Deze ontheffing wordt slechts verleend voor het rooien buiten het broedseizoen.

Amfibieën In het plangebied zijn naar verwachting diverse soorten algemeen voorkomende amfibieën (categorie 1) aanwezig. Als er watergangen worden gedempt of in een bepaalde periode wordt gebaggerd, kunnen de aanwezige amfibieën (padden, kikkers en salamanders) hiervan hinder ondervinden. Voor de verwachte soorten amfibieën van categorie 1 hoeft geen ontheffing te worden aangevraagd. Wel dient in het kader van de zorgplicht met amfibieën zorgvuldig worden omgegaan.

Reptielen Aangezien er geen reptielen in het gebied voor zullen komen hoeft hiermee in het kader van de voorgenomen ruimtelijke ingrepen geen rekening te worden gehouden.

Vlinders In het plangebied komt naar verwachting het volgens de Rode Lijst beschermde Bruin Blauwtje voor. Indien de soort wordt aangetroffen dient overleg plaats te vinden met de Provincie om vast te stellen hoe hiermee dient te worden omgaan (Compensatiebeginsel Natuur en Landschap). Dit dient nader onderzocht te worden in het kader van de bouwvergunning.

75

Het nader onderzoek naar het voorkomen van vlinders, met name het beschermde Bruin Blauwtje, wordt uitgevoerd in het kader van het overleg met de Provincie in het kader van het eventueel toepassen van het compensatiebeginsel Natuur en Landschap. Afhankelijk van de resultaten van het nader onderzoek (of het Bruin Blauwtje wordt aangetroffen op locaties waar werkzaamheden zijn gepland) wordt duidelijk of het benodigde overleg met de provincie dient plaats te vinden. In dat geval wordt dit overleg gevoerd om tot een compensatie te komen.

Libellen Aangezien beschermde libellen niet in het gebied aanwezig zijn hoeft met deze soortgroep geen rekening te worden gehouden.

Vissen In de aanwezige watergangen zijn naar verwachting beschermde soorten zoals de kleine modderkruiper en/of bittervoorn aanwezig. Deze soorten zijn beide strikt beschermd. Aangezien delen van de watergangen worden verbreed, vergraven en gedempt, zie hoofdstuk Water, 10.4.3 wateroppervlak, zal nader onderzoek te worden uitgevoerd. Afhankelijk van de resultaten wordt duidelijk of de benodigde ontheffing noodzakelijk is. In dat geval wordt een ontheffing in het kader van de Ffwet bij het ministerie van LNV aangevraagd voor het gehele plangebied.

11.8.4 Conclusies Flora en fauna behoeft de uitvoering van het bestemmingsplan niet in de weg te staan

11.9 Duurzaamheid

Duurzaamheid is onder andere zodanig bouwen, renoveren en beheren dat, gedurende de hele kringloop van het bouwwerk en de gebouwde omgeving, het milieu en de menselijke gezondheid zo min mogelijk negatieve effecten ondervinden. Het begrip duurzaamheid speelt op verschillende schaalniveaus een rol, zowel op het niveau van de stad, de wijk als het gebouw. Rotterdam heeft een ambitieus klimaatprogramma vastgesteld. Om een bijdrage te kunnen leveren aan het klimaatprogramma van Rotterdam moet bij het ontwerp van gebouwen rekening worden gehouden met duurzaam bouwenprincipes en de energieprestatie eisen.

11.9.1 Duurzaam bouwen Het Bouwbesluit vormt het minimaal te realiseren kwaliteitsniveau in Nederland. De gemeente Rotterdam heeft daar boven op het document ‘De Rotterdamse Woningkwaliteit’ (RWK) opgesteld (meest recente versie maart 2005). Het RWK is een eenvoudig systeem van aanvullende kwaliteiten op het Bouwbesluit en bestaat uit zes thema's: oppervlakte, veiligheid, toegankelijkheid, duurzaamheid, flexibiliteit en comfort. Het RWK is vrijblijvend te gebruiken.

Hieronder staan een aantal duurzaam bouwen maatregelen, die toegepast kunnen worden bij nieuwe ontwikkelingen in Oudeland: § Afkoppeling van hemelwater, zodat regen en afvalwater niet in hetzelfde riool terecht komen. Het schone regenwater kan in het gebied zelf worden vastgehouden. Zie hoofdstuk 10. § Geen zink gebruiken voor bijvoorbeeld dakgoten. Zink heeft de eigenschap uit te logen waarbij neerslag zink oplost in het regenwater. Een alternatief zijn stalen dakgoten. § Gebruik hout met een milieukeur, bijvoorbeeld FSC. Het keurmerk FSC geeft aan dat het hout uit een goed beheerd bos afkomstig is. § Pas waterbesparende maatregelen toe, bijvoorbeeld een waterbesparende douchekop of een waterbesparend toilet. § Maak gebruik van zonne-energie zoals een zonneboiler of zonnecellen. § Bekijk of nieuwe gebouwen uitgevoerd kunnen worden met een groen dak.

11.9.2 Energie Het Rotterdam Climate Initiative is het nieuwe, ambitieuze klimaatprogramma waarbij de gemeente tracht de CO2-uitstoot van Rotterdam fors terug te brengen. Om een belangrijke bijdrage aan deze doelstelling te leveren en energie te besparen, is het beleid van de gemeente Rotterdam er op gericht zoveel mogelijk woningen, bedrijven en voorzieningen aan te sluiten op een collectief warmtenet. Een warmtenet omvat een stelsel van leidingen waardoor warm water wordt gepompt voor verwarming en warm tapwater.

76

Door het toepassen van industriële restwarmte als warmtebron voor het collectieve warmtenet wordt een bijdrage geleverd aan het behalen van de doelstellingen van de gemeente Rotterdam. Bij grootschalige toepassing, op gemeentelijk niveau, wordt een grote milieuwinst behaald op het gebied van het broeikaseffect (CO2) en de lokale luchtkwaliteit (NOx).

Op 12 april 2005 heeft het college van B&W besloten dat nieuwbouw en alle herstructurerings- gebieden waaronder ook Hoogvliet valt, in principe worden aangesloten op het restwarmtenet, tenzij uit onderzoek blijkt dat dit niet haalbaar is. Daarnaast mag de aanleg van het warmtenet geen extra kosten en vertraging van het bouwproject veroorzaken. Het Ontwikkelingsbedrijf Rotterdam (OBR) is door de gemeente aangewezen om invulling te geven aan het industriële restwarmtebesluit.

Sinds 1995 is het verplicht een EPC-berekening (EnergiePrestatieCoëfficiënt in te dienen in het kader van het aanvragen van de bouwvergunning).

77

78

12. Sociale veiligheid en leefbaarheid

Het Rotterdams beleid is erop gericht om bij nieuwbouwplannen de aandacht voor sociale veiligheid en leefbaarheid een integraal onderdeel te laten zijn van de planvorming. Bij het aspect leefbaarheid gaat het om fysiek-ruimtelijke voorzieningen voor de toegankelijkheid van gebouwen en openbare ruimten, het parkeren en stallen van auto’s en fietsen, ruimte voor spelen en groen, bezonnings- en uitzichtconsequenties voor omwonenden, afvalmanagement en consequenties voor het beheer van de openbare ruimte. In de beleidsnota “Ontwerpen voor een geëmancipeerde samenleving”, dS+V, oktober 1996, zijn 3 hoofditems geformuleerd voor het stedenbouwkundig plan: - het scheppen van ruimtelijke voorwaarden voor mannen en vrouwen om desgewenst werken en zorgen te kunnen combineren door (zorgvuldige) menging van de functies, het strategisch plaatsen van voorzieningen en de bereikbaarheid van de wijken te verzekeren, - differentiatie en flexibiliteit van woningen, - veiligheid als basisvoorwaarde voor een normaal maatschappelijk leven.

Hoofdopgave voor het bestemmingsplan Oudeland is het in stand houden en vernieuwen van de wijk. Hierbij hoort een mix met andere functies, die zich goed verdragen met het wonen, maar tevens zorgen voor werkgelegenheid, een ruim aanbod aan voorzieningen en de aanwezigheid van recreatievoorzieningen. Tegelijkertijd wordt ook ruimte worden gereserveerd voor het huisvesten van voorzieningen die in deze fase van planvorming nog niet bekend zijn. De centra van de wijken blijven goed bereikbaar en bieden voldoende ruimte voor detailhandel, horeca en sociaal-culturele voorzieningen.

Voor de leefbaarheid van de wijken is veiligheid van groot belang. Het gaat dan zowel om objectieve veiligheid (het voorkomen van criminaliteit) als om subjectieve veiligheid (het gevoel van veiligheid dat men ervaart). Beide aspecten spelen een rol bij de uitwerking van het plan. Bij de delen binnen het plangebied die conserverend zijn van aard, zal het zonodig verbeteren van de sociale veiligheid en leefbaarheid vooral uitgevoerd moeten worden via beheermaatregelen. In deze delen zijn immers geen (grote) functionele wijzigingen voorgesteld. Voor de overige delen wordt als toetsingsinstrument gebruik gemaakt van de nota “Ontwerpen voor een geëmancipeerde samenleving” en het “Handboek Politiekeurmerk Veilig Wonen”. Elk bouwplan moet worden voorzien van het Keurmerk Veilig Wonen. Toekenning van dit keurmerk geeft aan dat een wijk een beperkt criminaliteitsrisico heeft. Het toetsingsresultaat maakt expliciet deel uit van de besluitvorming over de betreffende uitwerking.

79

80

13. Juridische vormgeving

Hoofddoel van het bestemmingsplan is het planologisch mogelijk maken van de transformatie van een aantal bestaande en verouderde woonwijken naar een woongebied dat voldoet aan de huidige maatstaven.

Het voorliggende bestemmingsplan heeft kenmerken van een bestemmingsplan met zowel globale als gedetailleerde (eind)bestemmingen, afhankelijk van de gewenste flexibiliteit in de verschillende deelgebieden. Vooral in de deelgebieden waar sloop/nieuwbouw zal plaatsvinden biedt de globale eindbestemming in samenhang met een vastgesteld bebouwingspercentage voldoende waarborgen voor een verantwoorde flexibiliteit.

Ten aanzien van de gewijzigde Woningwet wordt onderstaand nader ingegaan op de gevolgen voor zowel aan- en uitbouwen (binnen de bestemming tuin en erf), als dakopbouwen.

13.1 Uitbreiding/bebouwing op tuin en erf

Per 1 januari 2003 is de Woningwet veranderd. Dit betekent dat er nieuwe spelregels van kracht zijn geworden voor het bouwen van en aan woningen, kantoren, winkels en dergelijke. De nieuwe Woningwet kent drie categorieën bouwwerken: bouwvergunningvrij, licht-bouwvergunningplichtig en regulier bouwvergunningplichtig. In de wet is vastgelegd welke bouwwerken bouwvergunningvrij zijn of slechts een lichte bouwvergunningsprocedure doorlopen. Uitgangspunt bij het opstellen van de wet is geweest dat wat vóór de wetswijziging bouwvergunningvrij was, bouwvergunningvrij moet blijven, en dat wat meldingplichtig was bouwvergunningvrij moet worden. Verder is een aantal nadere detailvoorschriften gegeven. Zo is onderscheid gemaakt tussen de voor-, zij- en achterkant van de woning en de achterkant. Aan de achterkant mag doorgaans sneller worden gebouwd zonder bouwvergunning. Voor de voor- en zijkant van de woning gelden meer beperkingen en moet meestal een bouwvergunning worden aangevraagd. In de nieuwe Woningwet zijn de behandelingstermijnen van de bouwaanvraag korter. Daarnaast gelden landelijk gelijke regels voor het indienen van een bouwaanvraag.

Voor- en achterkantbenadering Deze benadering houdt in dat er met het oog op stedenbouw en welstand in een aantal gevallen verschil moet worden gemaakt tussen het bouwen aan de voorkant of aan de achterkant van een bouwwerk. Vanuit het oogpunt van ruimtelijke kwaliteit is het bouwen aan de voorkant in het algemeen kwetsbaarder dan het bouwen aan de achterkant. Onder voorkant wordt in dit verband in ieder geval verstaan de voorgevel. Daarnaast wordt ook het erf en het dakvlak aan de voorzijde en zijkant van het gebouw (voor zover de zijkant is gekeerd naar de weg of het openbaar groen) tot de voorkant van een gebouw gerekend. Eén en ander komt erop neer dat het bouwvergunningvrije bouwen met betrekking tot een aantal typen bouwwerken alleen betrekking heeft op de achterkant en dat het bouwen aan de voorkant bouwvergunningplichtig is. Deze voor- en achterkantbenadering is van toepassing op aan- en uitbouwen, bijgebouwen, overkappingen, kozijn- en gevelwijzigingen, dakkapellen en op meer dan één meter hoge erf- of perceelafscheidingen. Met het oog op de bescherming van de belangen van degenen die als directe buren met een bouwwerk worden geconfronteerd, mogen aan- en uitbouwen aan een zijgevel en bijgebouwen en overkappingen met een bruto-vloeroppervlakte van meer dan 10m2 alleen bouwvergunningvrij worden gerealiseerd wanneer de afstand van het bouwwerk tot het erf van de wederzijdse buren minimaal één meter bedraagt. Bovendien is opgenomen dat maximaal 50% van het zij- of achtererf mag worden bebouwd, met een maximum bruto-oppervlakte van 30 m2. Aan de voor- en achterkantbenadering is op de volgende wijze uitwerking gegeven:

Bouwvergunningvrije bouwwerken Meestal zijn kleine bouwwerken, zoals een afscheiding tussen balkons of dakterrassen, zonweringen of rolluiken, maar ook dakkapellen en bijgebouwen aan de achterkant van een woning, bouwvergunningvrij. Deze bouwactiviteiten kunnen worden uitgevoerd zonder dat daarvoor toestemming hoeft te worden verkregen van de gemeente.

81

Licht-vergunningplichtige bouwwerken Kleinere bouwwerken, zoals een dakkapel of bijgebouw aan de voorkant van een woning, zijn meestal licht-vergunningplichtig. De gemeente toetst deze bouwwerken aan het bestemmingsplan, de welstandseisen, de monumentenvergunningvereiste, de stedenbouwkundige voorschriften uit de gemeentelijke bouwverordening en eisen met betrekking tot constructieve veiligheid uit het Bouwbesluit.

Regulier-vergunningplichtige bouwwerken Alle overige bouwwerken, zoals bijvoorbeeld een dakopbouw, zijn regulier bouwvergunningplichtig. Ook hier wordt aan het bestemmingsplan, de welstandseisen, monumentenvergunningvereiste en de stedenbouwkundige voorschriften uit de gemeentelijke bouwverordening getoetst. Voorts beoordeelt de gemeente het plan vooraf op alle technische eisen uit het Bouwbesluit.

Voor woonwagens geldt een uitzondering. Bouwwerken aan, bij of op woonwagens zijn altijd (licht)bouwvergunningplichtig.

Voor- en achterkantbenadering in de vernieuwde woningwet

13.2 Handhaving

In tegenstelling tot een buitengebied is het in een omvangrijk en dichtbebouwd stedelijk plangebied ondoenlijk alle bestaande illegale bebouwing en gebruik te inventariseren. In de praktijk is het lang niet altijd mogelijk om van buitenaf waar te nemen wat zich in een pand of op een besloten binnenterrein afspeelt en het ontbreekt aan capaciteit om hier in het kader van de opstelling van een bestemmingsplan een stelselmatig onderzoek naar in te stellen. Bovendien zou een dergelijke inventarisatie altijd een momentopname zijn. Het zou te ver voeren om uit de jurisprudentie, die leert dat er in beginsel een handhavingsplicht bestaat, af te leiden dat er ook in alle gevallen een opsporingsplicht bestaat.

82

Uiteraard zal altijd worden gereageerd op klachten van omwonenden. Doordat illegale situaties, die reeds in strijd waren met het voorgaande bestemmingsplan, worden uitgezonderd van het overgangsrecht, bestaat, op grond van de jurisprudentie, ook na langere tijd in beginsel nog de mogelijkheid om handhavend op te treden, indien een situatie aan het licht komt die redelijkerwijze niet eerder bekend kon zijn. Juridisch zijn deze situaties immers wegbestemd. Per geval zal door het bevoegde bestuursorgaan een zorgvuldige belangenafweging worden gemaakt.

Op 16 april 2002 hebben burgemeester en wethouders de "Kadernota handhaving dS+V" vastgesteld, waarin de beleidsuitgangspunten voor de handhaving op het gebied van de dS+V zijn vastgelegd. Deze nota wordt door de dagelijks besturen van de meeste Rotterdamse deelgemeenten formeel onderschreven. In de nota wordt de wijze waarop het handhavingsbeleid wordt georganiseerd vastgelegd. Zo is onder andere een Handhavingscommissie ingesteld, die advies uitbrengt. Voorts heeft het college een beleid ingezet dat is gericht op programmatisch handhaven (bijvoorbeeld horeca, kinderdagverblijven, verblijfsinrichtingen). Hierbij ligt de prioriteit bij veiligheid.

Vooraanzicht dakopbouw Fideliobuurt.

83

13.3 Dakopbouwen Fideliobuurt

Met het oog op het behoud van een eenduidig stedelijk beeld is er voor de noordelijkste wijk van Oudeland, de Fideliobuurt, door de deelgemeente Hoogvliet in samenwerking met WoonbronMaasoevers een dakopbouw ontwikkeld dat als voorbeeld zal dienen voor bouwaanvragen (dakopbouwen zijn regulier-vergunningplichtig). Zodoende dienen dakopbouwen in deze buurt te voldoen aan de specificaties zoals hieronder genoemd: - Maximale en tevens minimale bouwhoogte (vanaf peil): 8,42 meter. - Maximale en tevens minimale breedte: 4,30 meter. - Maximale en tevens minimale lengte: 9,30 meter.

zijaanzicht dakopbouw Fideliobuurt.

84

14. Financiële uitvoerbaarheid

Op 19 maart 2002 is overeenstemming bereikt tussen het bestuur van de corporatie WoonbronMaasoevers en het college van B&W over de financiering van herstructurering Oudeland, de zogenaamde gentlemen’s agreement. De afspraken zien er als volgt uit:

Het plan kende een totale nominale investering van € 53,6 mln. Na correctie met de grondopbrengst en ISV 1ste tranche resteert een tekort van € 22,6 mln. netto contante waarde 1-1-2002. Dit tekort wordt op de volgende wijze gedekt (bedragen netto contant 1-1-2002): - inzet ISV 2de tranche € 4,5 mln. - Bezuinigen water langs Aveling € 2,1 mln. - Bijdrage DSO in scholenplan Oudeland € 2,9 mln. - Subsidie waterschap € 3,5 mln. - Optimalisatie Aveling € 1,8 mln. - Achtergestelde lening Woonbron-Maasoevers € 7,7 mln.

In 2003 heeft een verdere uitwerking van de plannen plaatsgevonden en is een uitgebreide haalbaarheidsstudie opgesteld. Hierin zijn genoemde bezuinigingen en optimalisaties verwerkt. Het plan past nog steeds binnen de in 2002 vastgestelde kaders en kan sluitend ontwikkeld worden.

In de haalbaarheidsstudie is rekening gehouden met de volgende kostenposten: - verwerving: de panden van WoonbronMaasoevers worden tegen boekwaarde overgebracht in de haalbaarheidsstudie; - sloopkosten: de reeds gemaakte sloopkosten door WoonbronMaasoevers worden overgeboekt naar de haalbaarheidsstudie; - afdelingskosten; - overig (omslag, kunst ed.); - bouwrijp maken; - woonrijp maken; - eventuele bodemkosten.

Bij de haalbaarheidsstudie is uitgegaan van het volgende programma:

Woningbouw Goedkoop eengezinswoning 81 Goedkoop meergezinswoning 64 Middelduur eengezinswoning 219 Middelduur meergezinswoning 193 Duur eengezinswoning 89 Duur kavels 30 Duur meergezinswoning 0 Totaal 676 Niet woningbouw Bedrijven 6.840 m2 bvo Supermarkt 1.200 m2 bvo Kantoren 7.920 m2 bvo Non Profit School 2.000 m2 bvo

85

86

15. Maatschappelijke uitvoerbaarheid

15.1 Reacties vooroverleg

In het kader van het overleg ex artikel 10 Besluit op de Ruimtelijke Ordening 1985 is het voorontwerpbestemmingsplan “Hoogvliet Oudeland” toegezonden aan :

1. Provinciale Planologische Commissie 2. Dienst Centraal Milieubeheer Rijnmond 3. VROM Inspectie Regio zuid-west 4. Waterschap Hollandse Delta 5. Rijkswaterstaat, directie Zuid-Holland 6. Rijksdienst voor het Oudheidkundig Bodemonderzoek 7. Ministerie van Defensie (dienst gebouwen, werken en terreinen) 8. Ministerie van Economische zaken, regio zuid-west 9. PTT Telecommunicatie, kabelnetten regio Rt-centrum 10 Rijksdienst voor de Monumentenzorg 11. Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit 12. K.P.N. Telecom B.V. 13. Tennet Zuid-Holland 14. N.V. Nederlandse Gasunie, district west 15. Stadsregio Rotterdam 16. Directeur-Generaal van de Energievoorziening 17. Zuid-Hollandse Milieufederatie 18. Kamer van Koophandel Rotterdam 19. Rotterdam-Rijn Pijpleiding Maatschappij

1. Provinciale Planologische Commissie

1.1 T.a.v. luchtkwaliteit wordt verzocht een zo volledig mogelijk beeld te geven over de bijdrage van fijn stof. Verzocht wordt informatie toe te voegen uit het Urbis model 2000 van TNO, waarmede de bijdrage aan de concentratie in de lucht van verschillende bronnen in Rijnmond op kaarten zichtbaar is gemaakt (bijdrage industrie, wegverkeer (lokaal en regionaal), scheepvaart, achtergrond en kleine bronnen, alsmede totaal). De DCMR beschikt over deze info.

Commentaar Voor geheel Hoogvliet is door de DCMR een nieuwe fijn stofberekening plaatsgevonden. De uitkomsten daarvan zijn opgenomen in de geactualiseerde Milieuonderbouwing Hoogvliet 2007. In de milieuparagraaf van het bestemmingsplan zijn voor het plangebied de relevante uitkomsten uit dit onderzoek opgenomen.

1.2 Verzocht wordt het rapport inzake het uitgevoerde veiligheidsonderzoek (externe veiligheid) als bijlage aan het plan toe te voegen. Aan de hand van het hierin beschreven aantal woningen en oppervlak bedrijfsgebouwen blijkt dat er uitgaande van dit bouwprogramma sprake is van een toename van het groepsrisico, maar dat deze onder de oriëntatie waarde voor groepsrisico blijft. Wij gaan ervan uit dat het bestemmingsplan binnen deze randvoorwaarden blijft.

Commentaar Het bestemmingsplan blijft inderdaad binnen de bedoelde randvoorwaarden. De onderzoeken hebben plaatsgevonden in het kader van de Milieu-inzet Hoogvliet +, welke door de PPC is behandeld op 4 november 2005. De PPC heeft zich destijds akkoord verklaard met de voorgestelde aanpak en daarmee ook aan de onderzoeken die hieraan ten grondslag hebben gelegen. In de Milieuonderbouwing Hoogvliet 2007 is dit onderzoek geactualiseerd. De resultaten van dit onderzoek zijn verwerkt in het ontwerp bestemmingsplan.

87

1.3 De staat van bedrijfsactiviteiten ontbreekt, zodat deze alsnog toegevoegd dient te worden. Verzocht wordt de gebruikte begripsomschrijving van kwetsbaar en beperkt kwetsbare objecten zoveel mogelijk te doen aansluiten aan de desbetreffende lijst in Besluit externe veiligheid inrichtingen.

Commentaar De lijst van bedrijfsactiviteiten is toegevoegd. De begripsomschrijvingen van (beperkt) kwetsbare objecten zijn in overeenstemming met het Besluit externe veiligheid inrichtingen.

1.4 In de waterparagraaf is vermeld dat de afkoppeling niet in de financiële uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan is meegenomen. Dit wordt echter niet genoemd in de paragraaf financiële uitvoerbaarheid. Verzocht wordt dit te verduidelijken en aan te geven in hoeverre hierover overeenstemming bestaat met het hoogheemraadschap.

Commentaar Op dit moment is de financiële uitvoerbaarheid van de afkoppeling voor Oudeland nog niet duidelijk. De financiële onderbouwing van het bestemmingsplan heeft zich met name gericht op de haalbaarheid van de woningbouw en aanpassing buitenruimte. In de gemeentelijke planexploitatie voor de herstructurering is de afkoppeling niet meegenomen, omdat vooralsnog ervan wordt uitgegaan dat de te herstructureren gebieden aangesloten worden op het bestaande riool. Tussen het hoogheemraadschap en de gemeente is wel overleg over het waterplan voor Oudeland, maar er is vooralsnog geen overeenstemming over afkoppeling in het gebied.

1.5 De bestemming “gemengde doeleinden” (art 4) maakt de realisatie van kantoren mogelijk tot maximaal 8000 m2 b.v.o. Op grond van de Nota Planbeoordeling zijn buiten de aangegeven openbaar vervoerslocaties slechts lokaal georiënteerde kantoren toegestaan, tot maximaal 750 m2 per vestiging.

Commentaar De voorschriften zijn op dit punt verbeterd, in die zin dat kantoren per vestiging niet groter mogen zijn dan 750 m2.

2. Dienst Centraal Milieubeheer Rijnmond

Algemeen: De milieuparagraaf uit het voorontwerp bestemmingsplan is gebaseerd op de milieuinzet+ uit november 2004. De Milieuinzet+ zal worden geactualiseerd in de nieuwe Milieuonderbouwing Hoogvliet 2007. Dit betekent dat de teksten van de milieuparagraaf en dus ook de reacties van de DCMR hierop deels zijn verouderd. Dit is voor zover mogelijk aangegeven. Bij het opstellen van de milieuparagraaf is met het commentaar rekening gehouden. De uitkomsten van het milieuonderzoek voor Oudeland is verwerkt in de milieuparagraaf van het bestemmingsplan.

2.1 In paragraaf 11.2 “geluid” (pag 44 laatste regel) is gesteld “Hierdoor is in dit bestemmingsplan geen sprake meer van nieuwe situaties in het kader van de Wet geluidhinder”. Deze uitspraak kan juist zijn indien binnen 19 WRO procedures de nodige ontheffingsprocedures gevolgd zijn. Voorgesteld wordt bedoelde zin te verwijderen dan wel te herzien.

Commentaar In het ontwerp bestemmingsplan is er geen sprake meer van nieuwe geluidsgevoelige situaties, omdat in het kader van het voorontwerp bestemmingsplan de hogere grenswaarden reeds zijn verleend.

2.2 Het gestelde op pag. 45 laatste alinea m.b.t. 30 km zones en een maximale binnenwaarde van 35 db(A) is niet correct. De DCMR heeft een nieuwe tekst voorgesteld.

Commentaar De tekst is conform het door de DCMR aangeleverde voorstel gewijzigd.

88

2.3 In de tabel “overzicht zoneplichtige wegen” (pag. 45) is de zonebreedte voor de Aveling niet correct weergegeven en moet daarom worden gewijzigd in deels 200, deels 350 meter.

Commentaar Uit nader onderzoek blijkt dat de Aveling bestaat uit vier rijbanen, waarvan de twee buitenste in gebruik zijn als busbaan. Uit oogpunt van het autoverkeer is de Aveling dus een twee-baansweg met een zonebreedte van 200 meter.

2.4 De gronden met de bestemming “gemengde doeleinden” vallen voor een deel binnen de 10-6 plaatsgebonden risicocontour van de 30 inch gasleiding. Kwetsbare bestemmingen mogen evenwel niet binnen deze zone worden gerealiseerd. De plankaart en milieukaart moeten hierop worden aangepast.

Commentaar Thans zijn op de plankaart Milieu alle relevante 10-6 plaatsgebonden risicocontouren en bebouwings- en toetsingsafstanden aangegeven.

2.5 Voor het bedrijventerrein Gadering is een beleidsvisie ontwikkeld, welke zal worden vastgelegd in een geluidsbeheersplan. Op grond van dit plan mag het equivalente geluidsniveau veroorzaakt door het gehele bedrijfsterrein niet meer dan 50 dB(A) etmaalwaarde bedragen ter plaatse van de gevels van de dichtstbijzijnde woningen. Voor de locaties 1 t/m 3 op de milieukaart is het wenselijk met deze beleidsvisie rekening te houden.

Commentaar Met dit advies zal rekening worden gehouden bij de stedenbouwkundige invulling van de bedoelde locaties. Het betreft de locaties ten oosten van de Toscalaan.

2.6 Het bijgevoegde besluit hogere grenswaarden d.d. 12 okt. 2004 is niet voorzien van een handtekening en heeft derhalve geen juridische status. Aanbevolen wordt het originele besluit bij te voegen.

Commentaar Dit advies is opgevolgd.

2.7 De in de tabel “overzicht relevante wegen” aangegeven afstand van de 40 µg/m3 contour (NO2) tot de as van de A15 komt niet helemaal overeen met NO2 contour op de milieukaart. De kortste afstand van deze contour tot de as van de A 15 wordt ter hoogte van de Aveling gemeten en bedraagt 375 meter. Deze afstand is mede gelet op de beoogde bestemming “gemengde doeleinden” bij toetsing aan de normen relevant. Voorgesteld wordt de Groene Kruisweg uit de tabel te schrappen, omdat deze weg niet in het plangebied voorkomt. Geadviseerd wordt de Laning als zijnde een verkeersader in de tabel op te nemen, omdat deze weg direct langs het plangebied loopt. In verband met de relatief korte afstand tot een aantal ontwikkelingslocaties, dienen de jaargemiddelde NO2 concentraties vanwege deze weg ten opzichte van de relevante ontwikkelingslocaties inzichtelijk te worden gemaakt.

Commentaar In de Milieubeoordeling Hoogvliet 2007 is een nieuw luchtkwaliteitonderzoek uitgevoerd, de resultaten hiervan zijn in het bestemmingsplan opgenomen. De informatie uit de milieu-inzet+ is verouderd. Het nieuwe onderzoek heeft een andere aanpak, waardoor bovenstaand verzoek niet meer van toepassing is.

2.8 Aanbevolen wordt het gebruikte rekenmodel, de versie daarvan en het gehanteerde scenario die gebruikt zijn bij de berekeningen waarvan de resultaten in de tabel “overzicht relevante wegen” zijn weergegeven, te benoemen.

Commentaar Deze opmerking is meegenomen in de nieuwe Milieuonderbouwing Hoogvliet 2007 en verwerkt in de milieuparagraaf.

2.9 Onder “fijn stof” is niet aangegeven dat het om de jaargemiddelde concentraties van fijn stof gaat. Er dient tevens in deze alinea te worden vermeld dat de norm hiervoor 40 µg/m3 is, waaraan vanaf 2005 moet worden voldaan.

89

Commentaar Dit is thans aangepast in het ontwerp bestemmingsplan.

2.10 De kaart die de concentratie van fijn stof vanwege het lokale wegennet aangeeft en in de bijlage is opgenomen, behoeft nadere uitleg. Deze kaart is met behulp van de Regionale Verkeersmilieukaart Stadsregio Rotterdam (RVMK) gemaakt. In deze kaart gehanteerde verkeersintensiteiten voor 2010 zijn circa 30 % lager dan de verkeersintensiteiten die zijn weergegeven in de tabel “overzicht relevante wegen”. Daarnaast zijn de in RVMK gehanteerde percentages vrachtverkeer op de belangrijke lokale wegen, t.w de Aveling en Groene Kruisweg, met een factor van minimaal 2,5 lager dan gepresenteerd op pagina 47. Tevens is deze kaart berekend met behulp van het CAR II model dat geschikt is voor berekeningen tot een afstand van maximaal 30 meter, terwijl de ontwikkelingslocaties op grotere afstanden van de onderzochte wegen liggen dan 30 meter. Nadere onderbouwing van dit aspect is dan ook noodzakelijk. In de legenda van bedoelde kaart is de tekst opgenomen dat aan deze kaart geen rechten kunnen worden ontleend. Een dergelijke opmerking hoort niet thuis in een kaart die deel uitmaakt van een bestemmingsplan.

Commentaar In de luchtkwaliteitparagraaf van het ontwerp bestemmingsplan wordt alleen ingegaan op de gevolgen van het bestemmingsplan Oudeland op de luchtkwaliteit. Er zijn geen luchtkwaliteitcontouren op de plankaart Milieu meer opgenomen.

2.11 In de bedrijvenlijst is de opslag van vuurwerk (groothandel) van resp. 2000 en 50.000 kg opgenomen. Volgens de VNG publicatie geldt voor deze inrichtingen een categorie 2 aanduiding. Niet duidelijk is of het om de opslag en verkoop van professioneel of consumenten vuurwerk gaat. Detailhandels voor de opslag en verkoop van vuurwerk worden overeenkomstig de VNG lijst als categorie 1 aangeduid. De hoeveelheid opslag van consumentenvuurwerk is hierbij niet aangegeven. De deelgemeente Hoogvliet heeft een verkoopbeleid opgesteld voor vuurwerk verkooppunten. Geadviseerd wordt om aan de hand van dit beleid het plangebied in te delen.

Commentaar De bedoelde regeling is opgenomen in artikel 2 lid 6. Tevens is in de toelichting het Hoogvlietse vuurwerk verkoopbeleid toegelicht.

2.12 In de bedrijvenlijst zijn enige activiteiten niet meegenomen, welke wel in het plangebied voorkomen, t.w. een sporthal (categorie 3)

Commentaar In de Rotterdamse werkwijze met betrekking tot de bedrijvenlijst zijn in deze lijst alleen bedrijfsmatige activiteiten opgenomen welke vallen onder de bestemming “bedrijven”. Voorzieningen als winkels, horeca, maatschappelijke voorzieningen, recreatieve voorzieningen (waaronder een sporthal) e.d. vallen onder andere bestemmingen en zijn daarom niet in de bedrijvenlijst opgenomen..

3. VROM Inspectie Regio zuid-west

3.1 In paragraaf 10.2 is vermeld dat over het voorontwerp overleg is gevoerd met de waterkwantiteitsbeheerder waterschap IJsselmonde. Niet duidelijk is of dit overleg ook gevoerd is met de waterkwaliteitsbeheerder, t.w. het Zuiveringsschap Hollandse Eilanden en Waarden.

Commentaar Overleggen met zowel het waterschap als de waterkwaliteitsbeheerder (nu overigens tezamen Waterschap Hollandse Delta) hebben plaatsgevonden in het kader van het waterplan Hoogvliet, waarvan de resultaten zijn opgenomen in de structuurvisie Oudeland. De afspraken die binnen dat kader zijn gemaakt zijn vertaald in dit bestemmingsplan.

3.2 Een herstructureringslocatie valt blijkens paragraaf 11.2 binnen de 50 dB(A) geluidszone van het industrieterrein Vulcaanhaven / Vettenoord / Wilhelminahaven / ’t Scheur. Kennelijk ligt hieraan de opvatting ten grondslag dat hiermee de ontwikkelingen op het industrieterrein niet worden belemmerd.

90

Verzocht wordt dit in de toelichting te onderbouwen en in lijn hiermee de geluidszone aan te passen.

Commentaar Inderdaad ligt ontwikkelingslocatie nummer 20 voor een deel binnen de geluidszone van het industrieterrein Vulcaanhaven / Vettenoord / Wilhelminahaven / ’t Scheur. Bij het verzoek hogere grenswaarden is indertijd geconstateerd dat in de situatie na sanering Wet geluidhinder geen overschrijding van de voorkeursgrenswaarde vanwege dit industrieterrein in het plangebied zal optreden. Door uitgevoerde saneringen wordt op dit moment de voorkeursgrenswaarde niet overschreden en zal deze in de toekomst niet worden overschreden. In de betreffende paragraaf van de toelichting is dit verduidelijkt. Voor aanpassing van de zonegrens bestaat geen noodzaak, noch verplichting. Bij een dergelijke aanpassing zouden alle betrokken bestemmingsplannen herzien moeten worden. Het initiatief daartoe zou in de eerste plaats bij de gemeente Vlaardingen liggen. In deze situatie is het eenvoudiger om de zonegrens te laten liggen en per bouwplan aandacht aan de geluidssituatie te besteden, zoals hier gedaan is.

3.3 Uit het overzicht relevante wegen (paragraaf 11.3) blijkt dat binnen bepaalde zones van een aantal wegen niet kan worden voldaan aan de grenswaarde voor stikstofdioxide uit het Besluit Luchtkwaliteit. Een conclusie waaruit blijkt of er herstructureringslocaties binnen deze zones zijn geprojecteerd ontbreekt echter.

Commentaar Voor dit bestemmingsplan is inmiddels een nieuw luchtonderzoek uitgevoerd. Het onderzoek is opgenomen in de milieuonderbouwing Hoogvliet 2007 en de resultaten hiervan zijn verwerkt in het ontwerpbestemmingsplan. Uit het onderzoek blijkt dat de normen voor luchtkwaliteit in 2010 en einde planperiode (2017) niet worden overschreden.

3.4 In paragraaf 11.4 is vermeld dat het groepsrisico van het traject tussen de Petroleumweg en de A4 niet is berekend. Geadviseerd wordt in de tekst aan te geven waarom een dergelijke berekening niet noodzakelijk geacht wordt.

Commentaar In de Milieuonderbouwing Hoogvliet 2007 is het groepsrisico van bovengenoemd traject in beeld gebracht. De resultaten zijn verwerkt in het ontwerp bestemmingsplan.

4. Waterschap Hollandse Delta

4.1 Het Nationaal Bestuursakkoord Water en de Kaderrichtlijn Water en de gewenste uitbreiding van het oppervlaktewater, maken een actuele beschouwing op dit onderdeel noodzakelijk. In plaats van globaal te bestemmen heeft het voorkeur de bestemming water met name in de gebieden waar herstructurering plaats zal vinden nader te preciseren.

Commentaar Het bestaande water is als zodanig bestemd. Waar in dit plan voor globaal bestemmen is gekozen, is dit gedaan omdat de definitieve inrichting van de gronden nog niet bekend is. Op de locaties waarvan voldoende zeker is dat daar nieuw oppervlaktewater wordt gerealiseerd, is dit als zodanig bestemd.

4.2 Diverse beleidsdocumenten inzake het Rijksbeleid worden niet genoemd, t.w. het kabinetsstandpunt “Anders omgaan met water, het waterbeleid in de 21 e eeuw (2000), de Start overeenkomst waterbeheer 21e eeuw (2001), het Nationaal Bestuursakkoord Water (2003), alsmede de Kaderrichtlijn Water. Wat het provinciaal beleid betreft is een actualisering wenselijk. Verwezen wordt naar Streekplan rijnmond (interim beleidsnota 1996); beter is te verwijzen naar het vastgestelde streekplan RR 2020. De in 2004 vastgestelde Deelstroom Gebied Visies Zuid-Holland, alsmede het Procesconvenant Zuid- Holland-Zuid ontbreken bij de genoemde beleidskaders. Ten aanzien van het gemeentelijk beleid moet het structuurplan van de stadsregio RR 2020 worden aangegeven en het Waterplan Rotterdam 2000-2005 wordt nu geactualiseerd in een nieuw plan 2006- 2010. Het beleid van de waterbeheerders, het Waterstructuurplan IJsselmonde (2004) mag evenmin ontbreken.

91

Commentaar Aan het verzoek om het Waterstructuurplan IJsselmonde (2004) op te nemen wordt geen gehoor gegeven. De overige beleidsteksten zijn opgenomen in toelichting (hoofdstuk 10 “Water”).

4.3 Ten aanzien van de eis van extra wateroppervlak gaat het ambitieniveau van minimaal 5 % uit het Waterstructuurplan IJsselmonde boven de 10 % norm genoemd in het provinciale nota planbeoordeling. Tevens is in het waterstructuurplan bepaald dat gekozen is voor het vasthouden van het water, d.w.z. dat overtollige neerslag in het gebied zelf wordt geborgen. Aan het ambitieniveau van minimaal 5 % oppervlaktewater wordt in dit bestemmingsplan nog niet voldaan; er dient een grotere inspanning te worden gedaan om bedoeld niveau te halen. Het waterschap spreekt de voorkeur uit al het water afzonderlijk te bestemmen en geen onderdeel te laten zijn van een andere bestemming.

Commentaar De intentieverklaring om in Hoogvliet extra oppervlaktewater te realiseren voor 2030 is vastgelegd in het Waterplan Rotterdam 2000-2005. Hierin is aangegeven dat er circa 8,7 ha extra wateroppervlakte aangelegd zal worden. Een en ander is beschreven in de waterparagraaf van de toelichting op het plan. Zie tevens het commentaar op punt 4.1.

4.4 Het rioolstelsel maakt onderdeel uit van het oppervlaktebemalingsdistrict 91. In het peilbesluit is het streefpeil vastgesteld op NAP –2.40 meter.

Commentaar Dit is verwerkt in de toelichting.

4.5 Redenen voor aanleg van extra oppervlaktewater zijn compensatie voor extra verharding en de toekomstige klimaatwijziging. De wateropgave van 7,5 % volgt uit het ambitieniveau van het Waterplan Rotterdam. De genoemde maatregelen met betrekking tot waterstroming en verdeling zijn maatregelen uit het deelgemeentelijk waterplan en hebben geen ruimtelijke kaders; zij zijn voor dit bestemmingsplan niet relevant. Dit geldt ook voor de genoemde financiële uitvoerbaarheid van het afkoppelen van hemelwater. Voorkeur heeft niet het voornemen van aanleg van natuurvriendelijke oevers, doch concreet in het plan aangeven waar deze kunnen worden gerealiseerd.

Commentaar Natuurvriendelijke oevers worden mogelijk gemaakt binnen de bestemming “Water” en “Groen”. Het apart opnemen van natuurvriendelijke oevers is niet planologisch relevant. Bovendien is het opnemen daarvan geen garantie dat deze ook daadwerkelijk worden gerealiseerd (toelatingsplanologie). Zie ook commentaar onder 4.1.

4.6 Verzocht wordt de begripsbepalingen aan te vullen met het begrip oppervlaktewater : water, zoals dat is vastgelegd in de Keur en Leggers van de waterbeheerder.

Commentaar In de Rotterdamse bestemmingsplansystematiek wordt oppervlaktewater bestemd als ‘water’. Het begrip oppervlaktewater wordt dan ook niet opgenomen in artikel 1 ‘begripsbepalingen’. Daar waar in het plangebied zich een hoofdwatergang bevindt zijn de gronden, gelegen naast de bestemming water, nader aangeduid als ‘speciale beschermingszone’. Waar de aanduiding ‘speciale beschermingszone’ is opgenomen, is in de voorschriften als aandachtspunt het volgende opgenomen: “NB Voor zover de gronden op de plankaart nader zijn aangeduid als speciale beschermingszone, is de Keur van het waterschap Hollandse Delta mede van toepassing”.

4.7 In de artikelen 10 t/m 13 wordt nog gesproken van keurstrook, terwijl in de in december 2005 vastgestelde Keur wordt gesproken van beschermingszone.

Commentaar Het woord “keurstrook” is vervangen door “speciale beschermingszone”.

92

4.8 Artikel 17 water : de tekst van lid 1a moet worden aangepast in : primaire en secundaire watergangen zoals vastgelegd in de legger van het waterschap , met de daarbij behorende voorzieningen en kunstwerken. De in de Keur en Leggers bepaalde beschermingszones worden beschouwd als bij de watergang te behoren; zonder vergunning van de waterbeheerder mag hierin niet worden gebouwd of geplant.

Commentaar In de Rotterdamse bestemmingsplansystematiek gaan wij zoveel mogelijk uit van standaard voorschriften. Water is een standaard voorschrift welk in elk bestemmingsplan (zover aanwezig) wordt gebezigd. De bestemming water wordt niet aangepast zoals is voorgesteld. Voor de burger is niet duidelijk wat de primaire en secundaire watergangen zijn. Hiervoor dienen zij eerst de legger van het waterschap er op na te slaan. Daarnaast is de bestemming water voldoende gewaarborgd tegen bebouwing. De gronden aangewezen voor water, zijn namelijk bestemd voor singels en waterlopen ten behoeve van de waterhuishouding van het omliggende gebied, met de daarbij behorende voorzieningen zoals taluds, keerwanden en beschoeiingen. Slechts bouwwerken, geen gebouwen zijnde van waterbouwkundige en/of recreatieve aard zijn toegestaan zoals een brug, een duiker, een steiger en een vlonder. Dit is opgenomen vanwege de flexibiliteit die gewenst is zodat niet voor dergelijke bouwwerken een vrijstellingsprocedure hoeft te worden gevolgd.

Bovendien wordt hier opgemerkt dat daar waar in het plangebied zich een hoofdwatergang bevindt de gronden, gelegen naast de bestemming water, nader zijn aangeduid als ‘speciale beschermingszone’. Waar de aanduiding ‘speciale beschermingszone’ is opgenomen, is in de voorschriften aangegeven dat de Keur van het waterschap Hollandse Delta mede van toepassing is. Het is dan ook niet mogelijk om op deze gronden zonder keurvergunning van het Waterschap Hollandse Delta (bouw)werkzaamheden uit te oefenen.

4.9 Artikel 18 waterkering : de tekst van lid 1a moet worden aangepast in : primaire en secundaire waterkeringen zoals vastgelegd in de legger van het waterschap, met de daarbij behorende voorzieningen en kunstwerken. De in de Keur en Leggers bepaalde beschermingszones worden beschouwd als bij de waterkering te behoren; zonder vergunning van de waterbeheerder mag hierin niet worden gebouwd of geplant.

Commentaar In het betreffende artikel is geregeld dat de gronden aangewezen voor waterkering zijn bestemd voor waterstaatsdoeleinden. Uit de begripsbepaling (artikel 1) blijkt dat hiermee o.a. ook de waterkering is bedoeld. Het type waterkering is verder planologisch niet van belang. De beschermingszones worden – waar nodig – op de plankaart aangegeven. In de voorschriften is vermeld dat op deze gronden voor bouwen of planten vergunning van het waterschap nodig is.

4.10 Op de plankaart dienen de bij de hoofdwatergangen behorende verbindingen (duikers) en de daarbij behorende te worden aangegeven.

Commentaar Op de plankaart worden de speciale beschermingszones aan weerszijden van de primaire watergangen en ter plekke van bijbehorende duikers aangegeven.

5. Rijkswaterstaat, directie Zuid-Holland

Het plan geeft geen aanleiding tot het maken van opmerkingen.

6. Rijksdienst voor het Oudheidkundig Bodemonderzoek

De Rijksdienst voor het Oudheidkundig Bodemonderzoek en Rijksdienst voor de Monumentenzorg zijn samengegaan in de Rijksdienst voor Archeologie, Cultuurlandschap en Monumenten.

Het bestemmingsplan geeft uit oogpunt van cultuurhistorie geen aanleiding tot het maken van opmerkingen.

93

7. Ministerie van Defensie (dienst gebouwen, werken en terreinen)

Geen reactie ontvangen

8. Ministerie van Economische zaken, regio zuid-west

Geen reactie ontvangen

9. PTT Telecommunicatie, kabelnetten regio Rt-centrum

Geen reactie ontvangen

10 Rijksdienst voor de Monumentenzorg

De Rijksdienst voor het Oudheidkundig Bodemonderzoek en Rijksdienst voor de Monumentenzorg zijn samengegaan in de Rijksdienst voor Archeologie, Cultuurlandschap en Monumenten.

Met waardering is kennisgenomen van de aandacht die in de plannen is besteed aan het aspect archeologie. Daar in het bestemmingsplan geen rijksbelangen op het gebied van archeologie aan de orde zijn, zal de beoordeling van dit aspect verder door de provincie uitgevoerd worden.

11. Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit

Geen reactie ontvangen

12. K.P.N. Telecom B.V.

12.1 KPN verzoekt o.a. de straalverbindingspaden vrij te houden van hoge objecten.

Commentaar Er loopt geen straalverbindingspad door het plangebied.

13. Tennet Zuid-Holland

Het plan geeft geen aanleiding tot het maken van opmerkingen.

14. N.V. Nederlandse Gasunie, district west

14.1 Merkt op dat de bestemming “leidingstrook” niet overal op de juiste wijze over de leidingen is geprojecteerd. De Gasunie heeft op de meegezonden kaarten de ligging van de regionale leiding in rood en de hoofdtransportleiding in blauw aangegeven. Verzocht wordt om de bestemming “leidingstrook” zodanig over de leidingen te projecteren dat deze reikt tot 4 meter ter weerszijden van de hartlijn van de regionale leiding en tot 5 meter ter weerszijden van de hartlijn van de hoofdtransportleiding.

Commentaar De leidingstrook is een reservering voor verschillende leidingen. Hiervoor wordt hetzelfde beheerregime aangehouden als bij de Nationale leidingstraat. Als een leiding in de leidingstrook is gelegd dan geldt niet de zakelijke rechtsstrook als hierboven genoemd. De leidingstrook wordt niet aangepast op basis van de individuele leidingen binnen de strook.

94

14.2 Merkt op dat naast de 30 inch ( 67 bar) gasleiding welke op de milieukaart is aangegeven, ook een 12 inch (40 bar) hogedruk gasleiding van de Gasunie voorkomt, welke niet in het bestemmingsplan is genoemd. Verzocht wordt een differentiatie aan te brengen tussen beide leidingen, waarbij de breedte van de medebestemmingsstrook v.w.b. de 40 bar leiding wordt bepaald op 4 meter ter weerszijden van de hartlijn van deze leiding, terwijl de breedte van de medebestemmingsstrook v.w.b. de 67 bar leiding wordt teruggebracht tot 5 meter ter weerszijden van de hartlijn.

Commentaar In het de door de DCMR uitgevoerde externe veiligheidsonderzoek staat vermeld dat bovengenoemde kleinere gasleiding (12 inch en 40 bar) buiten gebruik is. Daarom is deze thans niet opgenomen in het ontwerp bestemmingsplan.

14.3 In zowel de bestemming leidingstrook (art 19) , als de bestemming leiding (art 20) wordt het aanbrengen van diepwortelende beplanting slechts dan aanlegvergunningsplichtig gesteld, indien dit plaatsvindt op een grotere diepte dan 0,5 meter. De Gasunie vindt deze regeling onvoldoende om de veiligheid en bedrijfszekerheid te waarborgen van het gastransport, als ook ter beperking van gevaar voor personen en goederen in de directe omgeving van de leidingen. Ook het hebben van diepwortelende beplanting boven een leiding op een geringere diepte dan 0,5 meter kan risicovol zijn voor de leiding.

Commentaar Ter tegemoetkoming aan de Gasunie zijn de voorschriften zodanig aangepast dat het aanbrengen van diepwortelende beplanting aanlegvergunningplichtig is gesteld. De zinsnede “op een grotere diepte dan 0,5 meter” is geschrapt.

15. Stadsregio Rotterdam

Geen reactie ontvangen.

16. Directeur-Generaal van de Energievoorziening

Geen reactie ontvangen.

17. Zuid-Hollandse Milieufederatie

17.1 Aangenomen wordt dat de waterbeheerder nog om advies wordt gevraagd en dat de uiteindelijke toets van de waterbeheerder nog in het ontwerpplan wordt opgenomen.

Commentaar Zie antwoord onder 3.1.

17.2 Niet duidelijk is welk percentage water na herstructurering in het plangebied aanwezig zal zijn. Met name het oostelijk deel kent weinig of geen water. De vraag is of in de toekomst nog wateroverlast is te verwachten.

Commentaar Water(berging) wordt in diverse bestemmingen mogelijk gemaakt; een bestemmingsplan kan echter nooit ‘verplichten’ tot het aanleggen van water(berging). Het bestemmingsplan is immers gebaseerd op toelatingsplanologie. In overleg met het waterschap kan dan vervolgens worden bepaald waar deze compenserende waterberging gerealiseerd zal worden. Zie tevens de waterparagraaf in de toelichting. De intentie van het (deelgemeentelijk) Waterplan is om toekomstige wateroverlast te voorkomen of te verminderen. Waar mogelijk zijn de projecten uit het Maatregelenplan van het Waterplan vermeld.

17.3 Gepleit wordt ervoor om alle nieuwe watergangen te voorzien van natuurvriendelijke oevers. Het waterzuiverend vermogen kan een gunstig effect hebben op de waterkwaliteit. Aanbevolen wordt de recreatieve potenties van met name de waterpartij in het centrum van het gebied te benutten.

95

Commentaar De aanleg van natuurvriendelijke oevers is een streven. Ook hier geldt dat het bestemmingsplan niet kan verplichten tot het aanleggen van natuurvriendelijke oevers, daar het gaat om toelatingsplanologie.

17.4 De opmerking over de financiering van het afkoppelen baart zorgen. Aangedrongen wordt op meer duidelijkheid daarover in het ontwerp. De betreffende ontwikkelaar zou hierop kunnen worden aangesproken. Wellicht is de waterbeheerder bereid hierin bij te dragen. Voorgesteld wordt ook naar andere waterkwaliteitsmaatregelen te kijken, zoals waterbodems/baggeren, zuiveren inlaatwater, peilbeheer en circulatie.

Commentaar Vanuit de herstructureringsopgave voor Oudeland vindt met de waterbeheerder overleg plaats over waterkwantiteiten. De verantwoordelijkheid voor de kwaliteit wordt nadrukkelijk bij de waterbeheerder neergelegd en kan niet in het bestemmingsplan gereguleerd worden. Vanuit het Deelgemeentelijk Waterplan is onderzoek gepland naar een verbetering van de waterkwaliteit in Oudeland. Waar mogelijk wordt hierbij aangesloten bij de herstructurering. Zie ook commentaar bij 1.4. Binnen de nieuw te bouwen woningen worden voorzieningen getroffen om een gescheiden afvoer mogelijk te maken. Ontwikkelaars voldoen daarmee aan hun verplichtingen.

17.5 Het plan geeft alleen inzicht in NO2 grenswaarden. Het Besluit Luchtkwaliteit geeft echter ook grenswaarden voor fijn stof, waaraan in 2005 moet worden voldaan. Nu zijn alleen gegevens van het lokale wegennet opgenomen, terwijl een grotere bijdrage te verwachten is van de A 15. Deze gegevens zouden ook in het ontwerp-plan moeten worden opgenomen.

Commentaar Zie opmerking bij 1.1.

18. Kamer van Koophandel Rotterdam

18.1 Merkt op dat de beoogde full-service supermarkt aan de Wilhelm Tellplaats zeker 1000 m2 v.v.o. moet omvatten wil zij levensvatbaar zijn. De vraag is of deze maat haalbaar is, nu in het plan een maximum van 1200 m2 b.v.o. is opgenomen, waarbij de expeditieruimte is inbegrepen. Geadviseerd wordt een distributie-planologisch onderzoek te laten uitvoeren en de resultaten hiervan in het ontwerpplan mee te nemen.

Commentaar Voor Hoogvliet en in het bijzonder Hoogvliet-Noord is in het verleden een detailhandelstructuur vastgesteld. Daaraan ligt een DPO onderzoek ten grondslag. Recent zijn de uitgangspunten van de detailhandelstructuur voor geheel Hoogvliet door het bureau RBOI getoetst in een quick scan. In het kort was hun conclusie dat de uitgangspunten nog steeds gelden en dat er sprake is van een levensvatbare detailhandelstructuur, mits deze gerealiseerd wordt conform de voorgenomen plannen en de gehele herstructurering van de woonwijken van Hoogvliet ook conform de voorgenomen plannen wordt gerealiseerd.

De uitbreiding van de Wilhelm Tellplaats met een supermarkt van 1.200 m2 bvo is hierin opgenomen. Bij het uitwerken van de plannen gaan wij uit van een gemiddelde verhouding van ongeveer 20% verschil tussen vvo en bvo. Uitgaande van 1.000 m2 vvo, kom je zo op 1.200 bvo.

Het pve is uitgewerkt samen met de ontwikkelaar en deze heeft daarover ook steeds contact gehad met de toekomstige huurder/supermarkt. Er mag dus van uitgegaan worden dat de plannen aansluiten bij de markt. Inmiddels heeft zich ter plaatse een Jumbo supermarkt gevestigd. Het bouwplan verkeert reeds in een uitvoerend stadium. In het ontwerpbestemmingsplan is er dan ook voor gekozen het bouwblok als gedetailleerde bestemming op te nemen.

18.2 De parkeereis voor woonfuncties is in het plan vastgelegd. De Kamer zou dit ook graag zien voor de andere functies , zoals kantoor-, bedrijfsbestemmingen, detailhandel en horeca.

96

Commentaar Hiervoor geldt de parkeereis uit de bouwverordening.

18.3 In de bestemming winkels is ook de mogelijkheid opgenomen om 5 werkwoningen te realiseren. De Kamer zou de winkel-bestemming graag beperken tot een bestemming die alleen winkels toelaat.

Commentaar Het bouwplan voor de betreffende winkel is reeds in uitvoering (zie ook antwoord bij 18.1). De locatie is inmiddels gedetailleerd bestemd. De woningen zijn daarin dusdanig ingepast dat er een stedenbouwkundig gewenste situatie ontstaat, zonder volledig ‘gesloten’ plinten.

18.4 Op de plankaart is bij de bestemming “horeca waarboven woningen” niet overal aangegeven het maximum aantal toegestane bouwlagen.

Commentaar De plankaart is in die zin aangepast dat het maximum aantal toegestane bouwlagen is aangegeven bij de bedoelde bestemming.

18.5 In de toelichting (par. 9.2) is aangegeven dat bij een eventuele aanpassing van de horeca- voorziening, het type horeca niet omgezet mag worden in uitgaanshoreca. De kamer merkt op dat dit geen gebruikelijke term is. In de APV wordt gesproken over dag-, avond- of nachthoreca. Uitgaanshoreca in de vorm van een restaurant verhoogt volgens de Kamer het leefmilieu in een woonwijk en zou dus wenselijk zijn.

Commentaar Met de term uitgaanshoreca werd gedoeld op horeca in de vorm van discotheken, nachtclubs e.d. Tegen restaurants bestaat geen bezwaar, omdat zij inpasbaar zijn in woonwijken, zoals de onderhavige. Aan de horecabestemming (artikel 8C) is een gebruiksbepaling toegevoegd om dit te regelen.

19. Rotterdam-Rijn Pijpleiding Maatschappij

Het plan geeft geen aanleiding tot het maken van opmerkingen.

15.2 Inspraak

Eindverslag inspraakprocedure voorontwerp-bestemmingsplan Oudeland

Op grond van de Inspraakverordening Rotterdam is het genoemde beleidsvoornemen ter inzage gelegd van 28 januari 2005 t/m 24 februari 2005, na voorafgaande publicatie in het weekblad de Maasstad, alsmede in het weekblad Hoogvliet op 26 januari 2005. Op 28 februari 2005 is een inspraakbijeenkomst gehouden in het informatiecentrum Hoogvliet Vernieuwt, waarbij gelegenheid is geboden mondeling opmerkingen te maken over het voorontwerp bestemmingsplan. Het verslag van deze bijeenkomst is ter inzage gelegd van 25 maart t/m 22 april 2005. Dit verslag is als bijlage verderop in het boekje gevoegd. Schriftelijke reacties konden worden ingediend t/m 14 maart 2005.

Schriftelijke opmerkingen zijn ingediend door :

1. A. Ishwardat, Marthalaan 148 – 150 , 3194 EK Hoogvliet

1.1 Inspreker heeft eerder ingesproken op de concept structuurschets Hoogvliet Oudeland. Hoewel hij op zich akkoord is met de beantwoording van zijn inspraakreactie, zou hij een en ander graag in schriftelijke vorm teruggekoppeld zien.

97

Commentaar De beantwoording van de inspraakreacties is indertijd in de structuurschets opgenomen; de individuele insprekers hebben niet afzonderlijk bericht ontvangen. Zulks is evenmin gebruikelijk in het kader van de huidige bestemmingsplan inspraakprocedure.

1.2 Aangrenzend aan de woning van inspreker is de bouw van vrijstaande woningen gepland. Inspreker heeft geen bezwaar tegen de bouw van woningen op de hondenuitlaatplaats, doch wel tegen minimaal 1 woning achter zijn woning. Inspreker vreest voor verlies van privacy, waardedaling van zijn woning, alsmede verlies van groenvoorzieningen (kap van circa 15 bomen) in zijn woonomgeving.

Commentaar Het is de bedoeling in vlek W 1 niet meer dan 6 vrijstaande woningen in ten hoogste 3 bouwlagen zonder kap of 2 lagen met kap mogelijk te maken. In verband met de beoogde laagbouw in geringe dichtheid en de besloten tuin van inspreker zelf, zal het verlies aan privacy ons inziens meevallen. Het perceel van inspreker blijft grenzen aan het Marthapark, zodat voldoende groen in de omgeving aanwezig blijft. Bij de uitwerking van dit deelplan zal bovendien zoveel mogelijk rekening worden gehouden met het reeds aanwezige groen. Ingeval inspreker meent dat zijn woning in waarde zal dalen door de beoogde bouw, kan hij te zijner tijd bij de gemeente een verzoek om planschade vergoeding indienen op grond van artikel 49 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening.

1.3 Inspreker geeft aan dat schuin tegenover zijn woning de bouw is gepland van 2 grote seniorenflats, in 8 bouwlagen. Inspreker heeft op zich geen bezwaar tegen de flats, doch wel tegen de gekozen locatie in verband met verlies van bezonning in de middaguren. Dit zou volgens hem voorkomen kunnen worden door de flats dichter bij de Humanitasflats aan het eind van de Marthalaan te projecteren.

Commentaar In het kader van de uitwerking van dit deelplan zal te zijner tijd een bezonningsstudie worden gemaakt, teneinde tot een zo gunstig mogelijke situering te komen van de geplande nieuwbouw ten opzichte van de bestaande woningen. Het is niet de bedoeling de nieuwbouw direct naast de Humanitasflats te situeren. Vanuit stedenbouwkundig oogpunt wordt het namelijk wenselijk geacht de Troubadourlaan te gebruiken als zichtlijn tussen het Marthapark en het Oudelandsepark.

2. Stichting de Bomenridders, p/a Koweitstraat 45, 3193 EG Rotterdam

2.1 Bezwaar wordt gemaakt tegen de mogelijkheid 3 bouwkavels te realiseren in het huidige Marthapark. In het verleden zijn hier al de nodige concessies gedaan voor de bouw van de Humanitasflats. De bouw zal ten koste gaan van bomen (oude wilgen), terwijl ook de mogelijkheid om water te lozen bij extreme wateroverlast vermindert door groen op te offeren voor steen en beton. Er zijn in Hoogvliet genoeg andere plekken om bouwkavels voor een enkele woning uit te geven. Bijvoorbeeld op de hoek van de Parel Vissersstraat (naast de sportschool) of op de hoek van de Aveling en Groene Kruisweg (voor de A. Einsteinschool) of langs de Groene Kruisweg.

Commentaar Zie commentaar op punt 1.2 Wellicht zijn er in Hoogvliet ook andere locaties denkbaar, doch de gekozen bouwlocaties vloeien voort uit de structuurschets Hoogvliet, waarover eerder besluitvorming heeft plaatsgevonden. Bij de stedenbouwkundige uitwerking van de bedoelde locatie zal zoveel mogelijk rekening worden gehouden met het reeds aanwezige groen. Bovendien zal het groen dat verdwijnt binnen de bouwvlek W 1 gedeeltelijk worden gecompenseerd binnen bouwvlek W 7. De nieuwe bebouwing (2 flats) zal minder ruimte in beslag zal nemen dan de nu bestaande bebouwing. Ten aanzien van de opmerking van inspreker dat de mogelijkheid om water te lozen bij extreme wateroverlast zal verminderen, merken wij op dat er afspraken met het waterschap zijn gemaakt over vergroting van het wateroppervlak in het plangebied. Onder andere wordt de singel ten oosten van de Othelloweg verbreed tot een waterpartij welke aan de oostzijde zal grenzen aan het nieuwe groengebied dat aangelegd zal worden op de huidige (te amoveren) Desdemonastraat.

98

3. Maaswerk architecten, namens Zomerhof Muys Bedrijfsmakelaars

3.1 Insprekers zouden graag het voorontwerp bestemmingsplan in die zin gewijzigd zien dat de bestaande winkelunits aan de Wilhelm Tellplaats 18-32 vergroot kunnen worden ten behoeve van de vestiging van een supermarkt. Het betreft een uitbreiding van circa 355 m2 b.v.o. Inmiddels is bij de gemeente een informatieplan ingediend.

Commentaar Het aan de voorzijde uitbreiden van de bedoelde winkelunits ten behoeve van een supermarkt, wordt stedenbouwkundige niet wenselijk gevonden. Dit zou afbreuk doen aan de ruimtelijke kwaliteit en functioneren van de Wilhelm Tellplaats als geheel. Bovendien vloeit deze ontwikkeling niet voort uit de structuurschets. Naar de wenselijkheid van en de eventuele locatie voor een extra supermarkt vindt nader onderzoek plaats.

Voorgestelde aanpassing van het voorontwerp-bestemmingsplan naar aanleiding van de inspraakprocedure ( de nummering correspondeert met die van bovenstaande inspraakreacties)

1.2 Artikel 3 lid 2.1 in die zin aanpassen dat niet meer 6 vrijstaande laagbouw woningen zijn toegestaan, in niet meer dan 3 bouwlagen (zonder kap) of 2 bouwlagen met kap.

99

100

II VOORSCHRIFTEN

Voorschriften behorende bij het bestemmingsplan Hoogvliet Oudeland, gemeente Rotterdam

Inleidende bepalingen artikel 1 - begripsbepalingen artikel 2 - algemene bepalingen artikel 2A - gebruiksbepaling woningen / werkwoningen globale bestemmingen artikel 3 - woondoeleinden artikel 4 - gemengde doeleinden gedetailleerde bestemmingen artikel 5 - woningen, laagbouw artikel 6 - woningen, gestapeld artikel 7 - winkels artikel 8 - winkels waarboven woningen artikel 8A- bedrijven artikel 8B- gemengde bebouwing artikel 9 - maatschappelijke voorzieningen I / II artikel 10 - recreatieve voorzieningen artikel 11 - voorzieningen van openbaar nut artikel 11A - garages artikel 12 - begraafplaats / crematorium artikel 13 - groen artikel 14 - verblijfsgebied artikel 15 - verkeersweg artikel 16 - tuin artikel 17 - water artikel 18 - waterkering artikel 19 - leidingstrook artikel 20 - leiding artikel 21 - archeologisch waardevol gebied (A / B / C) overige bepalingen artikel 22 - algemene vrijstellingen artikel 23 - vervallen artikel 24 - gebruik artikel 25 - overgangsbepalingen artikel 26 - strafbepaling artikel 27 - naamgeving

Lijst van bedrijfsactiviteiten behorende bij de "voorschriften Hoogvliet Oudeland".

Artikel 1 - begripsbepalingen

Aan huis gebonden beroep/bedrijf Een beroep/bedrijf dat door de bewoner aan huis wordt uitgeoefend.

Aanbouw (uitbouw) Een uitbreiding van het hoofdgebouw (hieronder wordt tevens een uitbouw begrepen).

Achtertuin Tuingedeelte gelegen achter de achtergevel bouwgrens (en de denkbeeldige lijn getrokken in het verlengde hiervan).

Archeologisch deskundige Het Bureau Oudheidkundig Onderzoek Rotterdam (BOOR) of een andere, op archeologisch gebied deskundige adviseur.

Bebouwingsnormen De normen aangegeven in de voorschriften en/of plankaart waaraan bebouwing dient te voldoen (zoals bebouwingsgrens, grens bouwhoogten, maximum hoogte in meters, maximum aantal bouwlagen, maximum bebouwingspercentage, plat afgedekt, e.d.)

Bebouwingspercentage Een percentage dat aangeeft hoeveel van het oppervlak van een bouwperceel door gebouwen mag worden ingenomen.

Belhuis Een inrichting waarvan de bedrijfsvoering onder welke benaming dan ook is gericht op het ter plaatse tegen betaling bieden van gelegenheid tot elektronische berichtenuitwisseling in de vorm van telefonie of door middel van toegang tot het internet. Een op de openbare weg geplaatste telefooncel wordt hier niet onder begrepen.

Bestemmingsgrens Een als zodanig verklaarde lijn op de plankaart die de grens vormt van een bepaalde bestemming.

Bestemmingsvlek Een vlek met eenzelfde bestemming.

Beperkt kwetsbare objecten: a. woningen, kantoorgebouwen, hotels, restaurants, winkels en bedrijfsgebouwen, voor zover deze objecten niet tot de categorie kwetsbare objecten behoren; b. sporthallen, zwembaden, speeltuinen; c. sport- en kampeerterreinen en terreinen bestemd voor recreatieve doeleinden, voor zover zij niet tot de categorie kwetsbare objecten behoren; d. andere objecten die met de onder a en b genoemde gelijkgesteld kunnen worden uit hoofde van de gemiddelde tijd per dag gedurende welke personen daar verblijven, het aantal personen dat daarin doorgaans aanwezig is en de mogelijkheden voor zelfredzaamheid bij een ongeval, voor zover die objecten niet tot de categorie kwetsbare objecten behoren; e. objecten met een hoge infrastructurele waarde, zoals een telefoon- of elektriciteitscentrale of een gebouw met vluchtleidingsapparatuur, voor zover die objecten wegens de aard van de gevaarlijke stoffen die bij een ongeval kunnen vrijkomen, bescherming verdienen tegen de gevolgen van dat ongeval.

Bouwgrens (bebouwingsgrens) Een (als zodanig verklaarde) lijn op de plankaart welke niet door gebouwen mag worden overschreden.

Bouwhoogte/goothoogte - bouwhoogte : de hoogte van een bouwwerk gemeten vanaf peil tot het hoogste punt van het bouwwerk (zie ook artikel 2, wijze van meten); - goothoogte : de hoogte van een bouwwerk gemeten vanaf peil tot de horizontale snijlijn van het gevel- en dakvlak.

Bouwlaag Het tussen twee opeenvolgende vloeren (of tussen een vloer en plat dak) gelegen, voor verblijf geschikt deel van een gebouw. Een kap, vliering, zolder, souterrain, alsmede een dakopbouw binnen het theoretisch profiel van een kap, worden niet als een afzonderlijke bouwlaag beschouwd. Alleen ingeval een dakopbouw breder is dan tweederde van de pandbreedte, wordt dit als een aparte bouwlaag geteld. NB: onder het “theoretisch profiel van een kap” wordt verstaan de ruimte binnen een kap met schuine zijden waarvan de hellingshoek tenminste 20 en maximaal 60 graden bedraagt.

Bouwperceel Een perceel grond waarop krachtens de erop gelegde bestemming bebouwing is toegestaan; water dat tot hetzelfde kadastrale perceel behoort, maakt geen onderdeel uit van het bouwperceel.

Bouwverordening Bouwverordening Rotterdam 1993, zoals deze luidt op het tijdstip van ter inzage legging van het ontwerp van dit bestemmingsplan.

Bouwwerk Elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, welke hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

Bruto vloeroppervlak (b.v.o.) Het vloeroppervlak van een bouwwerk, inclusief de niet direct voor het hoofddoel bruikbare ruimten (bijvoorbeeld bij een productiebedrijf of winkel, de magazijn-, expeditie-, kantoorruimten). Gebouwde parkeervoorzieningen worden niet tot het b.v.o. gerekend.

Bijgebouw Vrijstaand gebouw dat door constructie en/of afmetingen ondergeschikt is aan een hoofdgebouw gelegen op hetzelfde perceel.

Bijzondere objecten a. bejaardentehuizen en verpleeginrichtingen (zoals ziekenhuizen en sanatoria); b. scholen en winkelcentra; c. horecavoorzieningen en kantoorgebouwen, bestemd voor meer dan 50 personen; d. objecten van hoge infrastructurele waarde (zoals gebouwen waarin computer-, telefooncentrales, vluchtleidingsapparatuur); e. objecten die een verhoogd risico met zich brengen, zoals bovengrondse installaties en opslagtanks voor brandbare, explosieve en/of giftige stoffen.

Detailhandel Het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder de uitstalling ter verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen voor gebruik, verbruik of aanwending overwegend anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.

Erf Terrein ten behoeve van de ontsluiting van de aanliggende bebouwing, voor parkeren, groenvoorzieningen en waterlopen.

Gebouw Een bouwwerk dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

Geluidsgevoelige functies (in de zin van de Wet geluidhinder) Hieronder worden verstaan : woningen, onderwijsgebouwen, ziekenhuizen, verpleeghuizen, andere gezondheidszorggebouwen dan de genoemde (t.w. verzorgingstehuizen, psychiatrische inrichtingen, medische centra, poliklinieken en medische kleuterdagverblijven), alsmede de terreinen die behoren bij de andere gezondheidszorggebouwen, voor zover deze bestemd zijn of worden gebruikt voor de in die gebouwen verleende zorg, alsmede woonwagenstandplaatsen

Gestapelde woningen Woningen, gestapeld met woningen (soms ook gestapeld met andere functies, welke dan in de bestemmingsomschrijving vermeld dienen te zijn).

Gevaarlijke stoffen Stoffen of preparaten die krachtens het Besluit verpakking en aanduiding milieugevaarlijke stoffen en preparaten zijn ingedeeld in een categorie als bedoeld in artikel 34, tweede lid van de Wet milieugevaarlijke stoffen, zoals deze luidt op het tijdstip van ter inzage legging van het ontwerp van dit bestemmingsplan.

Hoofdgebouw Gebouw dat door zijn constructie en/of afmeting als dominant is aan te merken ten opzichte van de bijbehorende bijgebouwen gelegen op hetzelfde perceel.

Horeca Inrichtingen welke bedrijfsmatig logies verschaffen, dranken en spijzen voor gebruik ter plaatse verstrekken, incl. afhaalcentra.

Kap De afdekking van een gebouw met schuine vlakken waarvan de hellingshoek tenminste 20 en ten hoogste 60 graden bedraagt.

Kantoren Gebouwen (c.q. deel van gebouwen) ten behoeve van het verrichten van werkzaamheden van administratieve aard.

Kleinschalige speeltoestellen Speeltoestellen niet hoger dan 4 meter

Kwetsbare objecten a. woningen, met uitzondering van: - verspreid liggende woningen van derden met een dichtheid van maximaal twee woningen per hectare; - dienst- en bedrijfswoningen van derden; b. gebouwen bestemd voor het verblijf, al dan niet gedurende een gedeelte van de dag, van minderjarigen, ouderen, zieken of gehandicapten, zoals: - ziekenhuizen, bejaardenhuizen en verpleeghuizen; - scholen; - gebouwen of gedeelten daarvan, bestemd voor dagopvang van minderjarigen; c. gebouwen waarin doorgaans grote aantallen personen gedurende een groot gedeelte van de dag aanwezig zijn, zoals: - kantoorgebouwen en hotels met een b.v.o. van meer dan 1500 m² per object; - complexen waarin meer dan 5 winkels zijn gevestigd en waarvan het gezamenlijk b.v.o. meer dan 1000 m² bedraagt en winkels met een totaal b.v.o. van meer dan 2000 m² per winkel, voor zover in die complexen of in die winkels een supermarkt, hypermarkt of warenhuis is gevestigd; d. kampeer- en andere recreatieterreinen bestemd voor het verblijf van meer dan 50 personen gedurende meerdere aaneengesloten dagen.

Laagbouw woningen Woningen, niet gestapeld met woningen of andere functies. Woonwagens c.q. woonwagenstandplaatsen worden niet hieronder begrepen.

Maatschappelijke voorzieningen Voorzieningen op het gebied van onderwijs, religie, cultuur, gezondheidszorg, kinderopvang, maatschappelijke en publieke dienstverlening.

Milieudeskundige De directeur van de Dienst Centraal Milieubeheer Rijnmond of de daarvoor in de plaats tredende instantie.

Niet-gestapelde woning Een woning welke niet gestapeld is met een andere woning en/of een andere functie dan woning.

Oorspronkelijke zij-/achtergevel resp. achtertuin De zij- /achtergevel resp. achtertuin op het tijdstip van eerste oplevering van het pand.

Openbaar nut voorzieningen Op het openbaar leidingen net aangesloten voorzieningen op het gebied van gas-, water-, electriciteitsdistributie, blokverwarming , (riool)gemalen.

Peil (straat-) - voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van de kruin van de weg; indien een bouwwerk aan meer dan één weg wordt gebouwd, is het peil van de hoogstgelegen weg maatgevend. - voor een bouwwerk waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst : de hoogte van het terrein ter plaatse van de hoofdtoegang tot het bouwwerk, zoals dat door of namens burgemeester en wethouders wordt vastgesteld.

Publieke dienstverlening Bestuursorganen van de overheid en de daaraan gekoppelde ambtelijke diensten ten behoeve van de beleidsvoorbereiding en -uitvoering, alsmede politie, brandweer, reinigingsdiensten, gezondheidsdiensten.

Rijbaan Elk voor rijdende voertuigen bestemd weggedeelte, met uitzondering van (brom)fietspaden.

Rijstrook Gedeelte van de rijbaan van een weg (welke door middel van doorgetrokken of onderbroken strepen gemarkeerd is, ) van zodanig breedte dat bestuurders van motorvoertuigen op meer dan twee wielen daarvan gebruik kunnen maken.

Souterrain Een gebruiksruimte in een gebouw, welke zich gedeeltelijk ondergronds bevindt.

Straatmeubilair Voorzieningen ten behoeve van de weggebruiker, zoals verkeersborden, straatverlichting, zitbanken, plantenbakken e.d.

Tuin Terrein ten behoeve van de aanleg van groenvoorzieningen, met de daarbij behorende verharding (paden, terrassen) en vijvers en dat in overwegende mate niet voor bebouwing in aanmerking komt.

Uitstekende delen aan gebouwen Erkers, luifels, balkons, galerijen, overkragende verdiepingen e.d.

Vrije vloeroppervlakte Vloeroppervlakte waarboven zich een vrije hoogte bevindt van tenminste 2,1 meter.

Waterstaatsdoeleinden Voorzieningen ten behoeve van de waterkering, alsmede de aan- en afvoer van oppervlaktewater, zoals dijken, dammen, beschoeiingen, kademuren, taluds, onderhoudswegen, duikers e.d.

Werkwoning Een woning gecombineerd met een werkfunctie (zie artikel 2A).

Wet geluidhinder De Wet geluidhinder zoals deze luidt op het tijdstip van ter inzage legging van het ontwerp voor dit bestemmingsplan.

Wet op de Ruimtelijke Ordening De Wet op de Ruimtelijke Ordening zoals deze luidt op het tijdstip van ter inzage legging van het ontwerp voor dit bestemmingsplan.

Winkel Detailhandelsvestiging en/of daarmee vergelijkbare vestiging voor de verrichting van diensten aan of ten behoeve van particulier c.q. eindconsument. Een belhuis wordt hier niet onder begrepen.

Woningwet De Woningwet zoals deze luidt op het tijdstip van ter inzage legging van het ontwerp voor dit bestemmingsplan.

Zijtuin Tuingedeelte gelegen tussen de denkbeeldige lijnen getrokken in het verlengde van de voor- en achtergevel bouwgrenzen.

Artikel 2 - algemene bepalingen

1. Wijze van meten a. De bouwhoogte van een bouwwerk wordt gemeten vanaf peil (tenzij elders in deze voorschriften anders is bepaald) tot het hoogste punt van het bouwwerk. Technische voorzieningen voor het doelmatig functioneren van een bouwwerk, zoals liftopbouwen, lichtkoepels, schoorstenen, antennemasten, luchtverversingsinstallaties, ramenwas installaties e.d., mits niet hoger dan 4 meter, worden niet meegerekend. De goothoogte wordt gemeten vanaf peil tot de horizontale snijlijn van het gevel- en dakvlak. b. Het grondoppervlak van een gebouw of ander bouwwerk wordt gemeten tussen de verticale projecties van de buitenzijde van de gevels, dan wel het hart van de gemeenschappelijke scheidingsmuren en 1 meter boven peil. Dakoverstekken, luifels, niet aaneengesloten balkons en dergelijke worden hierbij niet meegeteld, mits zij niet verder uitsteken dan 0,5 meter; c. De inhoud van een gebouw of ander bouwwerk wordt gemeten buitenwerks, dan wel uit het hart van de gemeenschappelijke scheidingsmuren en 1 meter boven peil; d. De breedte van een gebouw wordt gemeten van de buitenkant van de ene zijgevel tot de buitenkant van de andere zijgevel, dan wel van hart tot hart van de gemeenschappelijke scheidingsmuren. Indien de zijgevels niet evenwijdig aan elkaar lopen, dient het gemiddelde van de grootste en kleinste breedte te worden aangehouden. e. Het meten van de afstand tussen twee gebouwen geschiedt van gevel tot gevel op 1 meter boven peil, op het punt waar beide gebouwen het dichtst bij elkaar zijn gelegen. f Het meten van de afstand van een bouwwerk tot een bepaalde grenslijn dient te geschieden op het punt waar het bouwwerk en bedoelde grenslijn het dichtst bij elkaar liggen. g. Voor het bepalen van het maximum aantal bouwlagen, wordt een souterrain, een zolder, een vliering, een kap resp. een dakopbouw binnen het theoretisch profiel van een kap, niet als een bouwlaag aangemerkt.

2. Bebouwingsnormen a. Ten aanzien van de toegestane bebouwing op een bepaalde bestemmingsvlek, gelden de bebouwingsnormen vermeld op de plankaart, tenzij in deze voorschriften anders is bepaald (t.w. : bebouwingsgrens, grens bouwhoogten, maximum hoogte in meters, maximum aantal bouwlagen, maximum bebouwingspercentage, plat afgedekt). b. Ingeval voor gronden met een gedetailleerde bouwbestemming geen maximum bebouwingspercentage op de plankaart is ingeschreven, mogen bedoelde gronden geheel worden bebouwd, uiteraard met inachtneming van eventuele andere bebouwingsnormen voor de gronden in kwestie. c. Ingeval op de plankaart of in deze voorschriften een maximum aantal bouwlagen is vermeld, mag - voor het berekenen van de maximum toegestane goothoogte – de maximum hoogte van een bouwlaag voor een woonfunctie niet meer dan 3,5 meter bedragen, terwijl een bouwlaag voor een niet-woonfunctie niet meer dan 4,5 meter mag bedragen. d. Een souterrain mag niet hoger reiken dan 2 meter boven peil, tenzij elders in deze voorschriften anders is bepaald. e. Laagbouw woningen mogen worden afgedekt met een kap/schuin dakvlak, hetzij met een dakopbouw binnen het theoretisch profiel van een kap met schuine zijden van niet meer dan 60 graden, tenzij elders in deze voorschriften anders is bepaald. Een en ander met dien verstande dat het verschil tussen goot- en nokhoogte niet meer mag bedragen dan 7 meter. Per bouwblok mogen gebouwen slechts op dezelfde wijze worden afgedekt. f. Dakkapellen op schuine dakvlakken zijn toegestaan, onder de volgende voorwaarden : - zowel op het voordakvlak als op het achterdakvlak is één dakkapel toegestaan, niet breder dan 2/3 van de pandbreedte; - een dakkapel dient tenminste 0,75 meter afstand aan te houden tot de rand van het dak, dan wel tot de grens van een aangrenzende woning. g. Een overbouwde doorgang mag niet minder breed en hoog zijn dan 2,5 meter, met dien verstande dat ingeval de doorgang tevens voor autoverkeer bestemd is deze niet minder dan 3,5 meter breed resp. 4,2 meter hoog mag zijn. h. De bebouwingsnormen zoals aangegeven op de plankaart en/of in de voorschriften hebben betrekking op bovengrondse bouw, tenzij elders in deze voorschriften anders is vermeld. i. Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van bouwplannen waaraan uitvoering is gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

3. Bouwverordening; uitsluiting aanvullende werking Bij globale bestemmingen heeft de bouwverordening geen aanvullende werking voor wat betreft de rooilijnbepalingen.

4. Geluidhinder 4.1 Bij nieuwe situaties in de zin van de Wet geluidhinder is de realisatie van geluidsgevoelige functies alleen mogelijk indien voldaan wordt aan de voorkeursgrenswaarden, dan wel aan het besluit (de besluiten) hogere grenswaarden dat (die) aan dit bestemmingsplan is (zijn) toegevoegd. 4.2 Wegen mogen niet meer dan 2 rijstroken tellen.

5. Externe veiligheid 5.1 Binnen de 10-6 plaatsgebonden risicocontour van rijksweg A 15 zoals aangegeven op de plankaart-milieu behorende bij de plankaart, mogen geen (beperkt) kwetsbare objecten worden gerealiseerd. Binnen de 10-6 plaatsgebonden risicocontour van de Akzo chloorleiding zoals aangegeven op de plankaart-milieu behorende bij de plankaart, mogen geen (beperkt) kwetsbare objecten worden gerealiseerd. Binnen de 10-6 plaatsgebonden risicocontour van de propyleen leiding zoals aangegeven op de plankaart-milieu behorende bij de plankaart, mogen geen (beperkt) kwetsbare objecten worden gerealiseerd. Dit bouwverbod geldt niet voor vervangende nieuwbouw van bebouwing welke aanwezig is op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp van dit bestemmingsplan.

6. Vuurwerk verkooppunten 6.1. Op gronden welke bestemd zijn voor de functie winkels en/of bedrijven is in totaal slechts één vuurwerk verkooppunt toegestaan voor de verkoop van minder dan 10.000 kg. consumentenvuurwerk. Ingeval op het tijdstip van inwerkingtreding van dit bestemmingsplan in het plangebied meer dan één verkooppunten voor consumentenvuurwerk aanwezig zijn, is gebruik van deze verkooppunten voor dit doel slechts toegestaan totdat gebruikswijziging heeft plaatsgevonden naar ander gebruik dan verkoop van consumentenvuurwerk, dan wel één verkooppunt voor de verkoop van vuurwerk resteert.

7. Parkeernormen 7.1 In afwijking van het bepaalde terzake van de parkeernormen in de Bouwverordening Rotterdam 1993, geldt voor woningen van 100 m2 en groter een parkeernorm van 1,8 parkeerplaats per woning.

Artikel 2A gebruiksbepaling woningen / werkwoningen

1. Woningen mogen mede worden gebruikt voor de uitoefening van een aan huis gebonden beroep/bedrijf, mits: a. de woonfunctie in overwegende mate gehandhaafd blijft, waarbij het bruto vloeroppervlak van de woning voor ten hoogste 30% wordt gebruikt voor werkactiviteiten; b. de woning niet wordt gebruikt ten behoeve van reclame-uitingen; c. er geen bedrijfsmatige activiteiten plaatsvinden die betrekking hebben op het onderhouden en repareren van motorvoertuigen; d. er geen detailhandel plaatsvindt, tenzij als ondergeschikt onderdeel van de werkactiviteiten.

2. In afwijking van het bepaalde in het eerste lid mogen werkwoningen voor ten hoogste 200 m2 worden gebruikt voor de uitoefening van administratieve -, medische-, paramedische werkzaamheden, kinderopvang en kunstatelier, alsmede voor bedrijven t/m categorie 1 van de

lijst van bedrijfsactiviteiten behorende bij deze voorschriften, mits de woonfunctie blijft gehandhaafd. Detailhandel is niet toegestaan, tenzij als ondergeschikt onderdeel van de werk- /bedrijfsactiviteiten.

3. Burgemeester en wethouders kunnen vrijstelling verlenen van het bepaalde in lid 2 ten aanzien van de aldaar genoemde maat van 200 m2 tot een maximum van 500 m2, mits de voor wonen bestemde ruimte tenminste 100 m2 bruto vloeroppervlak meet.

3.1. Burgemeester en wethouders kunnen vrijstelling verlenen van het bepaalde in lid 2 terzake van de toegestane bedrijfsactiviteiten ten behoeve van andere bedrijfsactiviteiten dan die primair zijn toegelaten, welke – gehoord de milieudeskundige – daarmede naar aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn.

3.2. Alvorens vrijstelling te verlenen stellen burgemeester en wethouders belanghebbenden in de gelegenheid hun zienswijzen schriftelijk kenbaar te maken. De stukken welke betrekking hebben op het voornemen om vrijstelling te verlenen, worden gedurende 2 weken ter inzage gelegd, na voorafgaande bekendmaking.

Artikel 3 - woondoeleinden

Bestemmingsregeling 1. De gronden aangewezen voor "woondoeleinden" zijn bestemd voor : a. woningen; b. werkwoningen; c. gebouwde parkeervoorzieningen, al dan niet ondergronds (geheel of ten dele); d. voorzieningen van openbaar nut; e. een speeltuin, uitsluitend in vlek WD 18 f. leiding (als bedoeld in artikel 20), voor zover de gronden mede als zodanig zijn bestemd; g. archeologisch waardevol gebied (als bedoeld in artikel 21); met de bij onder a t/m f genoemde functies behorende tuinen, (openbaar) groenaanleg, ontsluitingswegen en –paden en water.

Bouwregeling 2. Op de in het eerste lid bedoelde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten behoeve van de aldaar genoemde functies. Laagbouw woningen mogen niet dieper dan 14 meter worden.

2.1 Op de voor woondoeleinden bestemde gronden, nader aangeduid als WD 1, mogen ten hoogste 6 vrijstaande laagbouw woningen worden gebouwd. Niet meer dan 3 bouwlagen (plat afgedekt) zijn toegestaan, hetzij 2 bouwlagen met kap.

2.2 Op de voor woondoeleinden bestemde gronden, nader aangeduid als WD 2, mogen ten hoogste 20 laagbouw woningen worden gebouwd. Niet meer dan 3 bouwlagen zijn toegestaan

2.3 Op de voor woondoeleinden bestemde gronden, nader aangeduid als WD 3, mogen ten hoogste 17 laagbouw woningen worden gebouwd. Niet meer dan 3 bouwlagen zijn toegestaan

2.4 Op de voor woondoeleinden bestemde gronden, nader aangeduid als WD 4, mogen ten hoogste 22 laagbouw woningen worden gebouwd. Niet meer dan 3 bouwlagen zijn toegestaan

2.5 Op de voor woondoeleinden bestemde gronden, nader aangeduid als WD 5, mogen ten hoogste 22 laagbouw woningen worden gebouwd. Niet meer dan 3 bouwlagen zijn toegestaan

2.6 Op de voor woondoeleinden bestemde gronden, nader aangeduid als WD 6, mogen ten hoogste 40 laagbouw woningen worden gebouwd. Niet meer dan 3 bouwlagen zijn toegestaan

2.7 Op de voor woondoeleinden bestemde gronden, nader aangeduid als WD 7, mogen ten hoogste 90 gestapelde woningen worden gebouwd. Niet meer dan 8 bouwlagen zijn toegestaan

2.8 Op de voor woondoeleinden bestemde gronden, nader aangeduid als WD 8, mogen ten hoogste 20 werkwoningen worden gebouwd. Niet meer dan 3 bouwlagen zijn toegestaan

2.9 Op de voor woondoeleinden bestemde gronden, nader aangeduid als WD 9, mogen ten hoogste 30 werkwoningen (in niet meer dan 3 bouwlagen) worden gebouwd, alsmede 60 laagbouw woningen (in niet meer dan 3 bouwlagen) en 30 gestapelde woningen (in niet meer dan 5 bouwlagen). Niet meer dan 3 bouwlagen zijn toegestaan langs de Troubadourlaan en maximaal 5 lagen langs de Othelloweg.

2.10 Op de voor woondoeleinden bestemde gronden, nader aangeduid als WD 10, mogen ten hoogste 45 laagbouw woningen worden gebouwd. Niet meer dan 3 bouwlagen zijn toegestaan.

2.11 Op de voor woondoeleinden bestemde gronden, nader aangeduid als WD 11, mogen ten hoogste 10 laagbouw woningen worden gebouwd. Niet meer dan 3 bouwlagen zijn toegestaan.

2.12 Op de voor woondoeleinden bestemde gronden, nader aangeduid als WD 12, mogen ten hoogste 10 laagbouw woningen worden gebouwd. Niet meer dan 3 bouwlagen zijn toegestaan.

2.13 Op de voor woondoeleinden bestemde gronden, nader aangeduid als WD 13, mogen ten hoogste 10 laagbouw woningen worden gebouwd. Niet meer dan 3 bouwlagen zijn toegestaan.

2.14 Op de voor woondoeleinden bestemde gronden, nader aangeduid als WD 14, mogen ten hoogste 20 laagbouw woningen worden gebouwd (in niet meer dan 3 bouwlagen), alsmede 10 gestapelde woningen (in niet meer dan 5 bouwlagen).

2.15 Op de voor woondoeleinden bestemde gronden, nader aangeduid als WD 15, mogen ten hoogste 20 laagbouw woningen worden gebouwd (in niet meer dan 3 bouwlagen), alsmede 10 gestapelde woningen (in niet meer dan 5 bouwlagen).

2.16 Op de voor woondoeleinden bestemde gronden, nader aangeduid als WD 16, mogen ten hoogste 20 laagbouw woningen worden gebouwd (in niet meer dan 3 bouwlagen), alsmede 10 gestapelde woningen (in niet meer dan 5 bouwlagen).

2.17 Op de voor woondoeleinden bestemde gronden, nader aangeduid als WD 17, mogen ten hoogste 12 (half)vrijstaande laagbouw woningen worden gebouwd (in niet meer dan 3 bouwlagen).

2.18 Op de voor woondoeleinden bestemde gronden, nader aangeduid als WD 18, mogen ten hoogste 10 vrijstaande laagbouw woningen (in niet meer dan 2 bouwlagen), 30 aaneengebouwde laagbouw woningen (in niet meer dan 3 bouwlagen), 30 gestapelde woningen (in niet meer dan 8 bouwlagen) worden gebouwd. Niet meer dan 2 bouwlagen zijn toegestaan langs de Vliet en maximaal 8 lagen langs de Toscalaan. Tevens is een speeltuin toegestaan, niet groter dan 3500 m2.

2.19 Op de voor woondoeleinden bestemde gronden, nader aangeduid als WD 19, mogen ten hoogste 10 vrijstaande laagbouw woningen (in niet meer dan 2 bouwlagen), 25 aaneengebouwde laagbouw woningen (in niet meer dan 3 bouwlagen), 30 gestapelde woningen (in niet meer dan 8 bouwlagen) worden gebouwd. Niet meer dan 2 bouwlagen zijn toegestaan langs de Vliet en maximaal 8 lagen langs de Toscalaan.

2.20 Voor gronden welke als tuin zullen fungeren behorende bij grondgebonden woningen, is ten aanzien van de toegestane bebouwing het bepaalde in artikel 16 lid 2 van overeenkomstige toepassing;

2.21 Voor gronden welke als ontsluitingswegen en –paden, groenvoorziening of watergang zullen fungeren, is ten aanzien van de toegestane bebouwing het bepaalde in resp. de artikelen 14 lid 2, 13 lid 2, 17 lid 2 van overeenkomstige toepassing.

2.22 Op de voor woondoeleinden bestemde gronden welke nader aangeduid zijn als WD 1 t/m WD 19 is totaal 40 m2 toegestaan aan voorzieningen van openbaar nut. Een gebouw ten behoeve van een voorziening van openbaar nut mag niet groter zijn dan 60 m3.

2.23 Gebouwde parkeervoorzieningen zijn in één bouwlaag toegestaan (dit geldt ook voor geheel of ten dele ondergrondse voorzieningen), uitsluitend ter voldoening aan de parkeereis voor de functies genoemd in het eerste lid.

Artikel 4 - gemengde doeleinden

Bestemmingsregeling 1. De gronden aangewezen voor "gemengde doeleinden" zijn bestemd voor : a. woningen; b. werkwoningen; c. kantoren; d. bedrijven; e. gebouwde parkeervoorzieningen, al dan niet ondergronds (geheel of ten dele); f. voorzieningen van openbaar nut; g. archeologisch waardevol gebied (als bedoeld in artikel 21); met de bij bovengenoemde functies behorende tuinen, (openbaar) groenaanleg, ontsluitingswegen en –paden en water.

1.1 Onder bedrijven als bedoeld in het eerste lid worden verstaan bedrijven t/m categorie 2 van de lijst van bedrijfsactiviteiten behorende bij deze voorschriften.

Bouwregeling 2. Op de in het eerste lid bedoelde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten behoeve van de aldaar genoemde functies. Laagbouw woningen mogen niet dieper dan 14 meter worden.

2.1 Niet meer dan 55 woningen zijn toegestaan, waarvan niet meer dan 25 werkwoningen. 2.2 Niet meer dan 8000 m2 b.v.o. is toegestaan voor de functies bedrijven en kantoren tezamen; elke kantoorvestiging mag niet groter zijn dan 750 m2 b.v.o. 2.3 Bedrijfsgebonden kantoren mogen per bedrijf niet meer dan 50 % van het bruto vloeroppervlak innemen, met een maximum oppervlak van 3000 m2. 2.4 Niet meer dan 20 m2 is toegestaan voor de functie voorzieningen van openbaar nut; een gebouw ten behoeve van genoemde functie mag niet groter zijn dan 60 m3.

2.5 Gebouwde parkeervoorzieningen zijn in één bouwlaag toegestaan (dit geldt ook voor geheel of ten dele ondergrondse voorzieningen) , uitsluitend ter voldoening aan de parkeereis voor de functies genoemd in het eerste lid. 2.6 Niet meer dan 8 bouwlagen zijn toegestaan. 2.7 Voor gronden welke als tuin zullen fungeren behorende bij grondgebonden woningen, is ten aanzien van de toegestane bebouwing het bepaalde in artikel 16 lid 2 van overeenkomstige toepassing. 2.8 Voor gronden welke als ontsluitingswegen en –paden, groenaanleg of water zullen fungeren, is ten aanzien van de toegestane bebouwing het bepaalde in resp. de artikelen 14 lid 2, 13 lid 2, 17 lid 2 van overeenkomstige toepassing. 2.9 Functieverandering van een bepaald bouwperceel is niet toegestaan (anders dan na verlening van vrijstelling door burgemeester en wethouders ; zie lid 3.1).

Vrijstelling 3. Burgemeester en wethouders kunnen vrijstelling verlenen van het bepaalde in lid 1.1 ten behoeve van het toelaten van andere dan de aldaar genoemde bedrijven die, gehoord de milieudeskundige, daarmede naar aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn. 3.1 Burgemeester en wethouders kunnen slechts vrijstelling verlenen van het bepaalde in lid 2.9 ingeval de toegestane maxima per functie niet worden overschreden. 3.2 Alvorens vrijstelling te verlenen stellen burgemeester en wethouders belanghebbenden in de gelegenheid hun zienswijzen schriftelijk kenbaar te maken. De stukken welke betrekking hebben op het voornemen om vrijstelling te verlenen, worden gedurende 2 weken ter inzage gelegd, na voorafgaande bekendmaking.

Artikel 5 - woningen, laagbouw

Bestemmingsregeling 1. De gronden aangewezen voor "woningen, laagbouw" zijn bestemd voor : a. laagbouw woningen; b. gebouwde parkeervoorzieningen (geheel of ten dele ondergronds), ter plaatse van een zodanige aanduiding op de plankaart; c. archeologisch waardevol gebied (als bedoeld in artikel 21).

Bouwregeling 2. Op de in het eerste lid bedoelde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten behoeve van de aldaar genoemde functies. 2.1 Niet meer dan 3 bouwlagen (plat afgedekt) zijn toegestaan, met uitzondering van de laagbouw woningen ten zuiden van het Fledermauspad en die ten noorden van het Tannhauserpad, welke ten hoogste 2 bouwlagen (inclusief kap) mogen tellen. Bij toepassing van een derde bouwlaag mag de maximum bouwhoogte niet meer dan 9 meter bedragen.

Artikel 6 - woningen, gestapeld

Bestemmingsregeling 1. De gronden aangewezen voor "woningen, gestapeld " zijn bestemd voor : a. gestapelde woningen (incl. inpandige bergingen/garageboxen), alsmede aan de Fideliolaan woonruimten voor woongroepen, met de daarbij behorende administratieve en gemeenschappelijke ruimten; b. archeologisch waardevol gebied (als bedoeld in artikel 21).

Bouwregeling 2. Op de in het eerste lid bedoelde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten behoeve van de aldaar genoemde functies.

Artikel 7- winkels

Bestemmingsregeling 1. De gronden aangewezen voor “winkels” zijn bestemd voor : a. winkels (met de daarbij behorende opslag- , administratieruimten en expeditiestraten); b. een parkeerdek (met oprit en andere bijbehorende voorzieningen) op het dak van de winkel (supermarkt) aan de Wilhelm Tellhof 220-240; c. werkwoningen; d. archeologisch waardevol gebied (als bedoeld in artikel 21).

Bouwregeling 2. Op de in het eerste lid bedoelde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten behoeve van de aldaar genoemde functies.

2.1 Winkels mogen niet hoger zijn dan 1 bouwlaag en niet meer dan 1200 m2 bruto vloeroppervlak omvatten. 2.2 Niet meer dan 5 werkwoningen zijn toegestaan, uitsluitend aan de zijde van de Troubadourlaan, alwaar op de plankaart de hoogteaanduiding van ten hoogste 3 bouwlagen is aangegeven.

Artikel 8- winkels waarboven woningen

Bestemmingsregeling 1. De gronden aangewezen voor “winkels waarboven woningen” zijn bestemd voor : a. winkels (met de daarbij behorende opslag- en administratieruimten) en praktijkruimten op de begane grond, alsmede woningen op de verdiepingen; b. gebouwde parkeervoorzieningen, op de begane grond, hetzij geheel of gedeeltelijk ondergronds, hetzij in de vorm van een parkeerdek; c. een belhuis, uitsluitend op de Wilhelm Tellplaats 11, met dien verstande dat nadat de functie belhuis vervangen is door een functie als bedoeld onder a., geen belhuis meer is toegestaan; d. horeca, uitsluitend waar zulks door middel van een aanduiding op de plankaart is aangegeven; e. archeologisch waardevol gebied (als bedoeld in artikel 21).

Bouwregeling 2. Op de in het eerste lid bedoelde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten behoeve van de aldaar genoemde functies. 2.1 Afdekking van gebouwen met een kap is niet toegestaan.

Gebruiksregeling 3. Het bestaande gebruik van horeca-vestigingen op het tijdstip van inwerkingtreding van dit bestemmingsplan mag uitsluitend worden veranderd in gebruik ten behoeve van een restaurant.

Artikel 8A - bedrijven

Bestemmingsregeling 1. De gronden aangewezen voor "bedrijven" zijn bestemd voor : a. bedrijven; b. archeologisch waardevol gebied (als bedoeld in artikel 21).

1.1 Onder bedrijven als bedoeld in het eerste lid worden verstaan bedrijven t/m categorie 2 van de lijst van bedrijfsactiviteiten behorende bij deze voorschriften.

Bouwregeling 2. Op de in het eerste lid bedoelde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten behoeve van de aldaar genoemde functie. 2.1 Bedrijfsgebonden kantoren mogen per bedrijf niet meer dan 50 % van het bruto vloeroppervlak innemen, met een maximum van 3000 m2.

Vrijstelling 3. Burgemeester en wethouders kunnen vrijstelling verlenen van het bepaalde in lid 1.1 ten behoeve van het toelaten van andere dan de aldaar genoemde bedrijven die, gehoord de milieudeskundige, daarmede naar aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn. 3.1 Alvorens vrijstelling te verlenen stellen burgemeester en wethouders belanghebbenden in de gelegenheid hun zienswijzen schriftelijk kenbaar te maken. De stukken welke betrekking hebben op het voornemen om vrijstelling te verlenen, worden gedurende 2 weken ter inzage gelegd, na voorafgaande bekendmaking.

Artikel 8B- gemengde bebouwing

Bestemmingsregeling 1. De gronden aangewezen voor "gemende bebouwing” zijn bestemd voor : a. maatschappelijke voorzieningen op de begane grond en woningen op de verdiepingen; b. leiding (als bedoeld in artikel 20), voor zover de gronden mede als zodanig zijn aangewezen. c. archeologisch waardevol gebied (als bedoeld in artikel 21). d. overbouwing, ter plaatse van een zodanige aanduiding op de plankaart.

Bouwregeling 2. Op de in het eerste lid bedoelde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten behoeve van de aldaar genoemde functies.

Artikel 9 - maatschappelijke voorzieningen I / II

Bestemmingsregeling 1. De gronden aangewezen voor "maatschappelijke voorzieningen I / II" zijn bestemd voor : a. maatschappelijke voorzieningen, met de daarbij behorende groenvoorzieningen, paden en erf; b. archeologisch waardevol gebied (als bedoeld in artikel 21). c. water (als bedoeld in artikel 17), ter plaatse van de aanduiding “overbouwing” .

Bouwregeling 2. Op de in het eerste lid bedoelde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten behoeve van de aldaar genoemde functies. 2.1 Ter plaatse van de aanduiding “hoogteaccent”, is in afwijking van de maximum bouwhoogte zoals aangegeven op de plankaart, een maximum bouwhoogte van 12 meter toegestaan.

Gebruiksregeling 3. De gronden bestemd voor “maatschappelijke voorzieningen II” mogen niet worden gebruikt ten behoeve van geluidsgevoelige functies in de zin van de wet geluidhinder.

NB Voor zover de gronden op de plankaart nader zijn aangeduid als speciale beschermingszone, is het bepaalde in de Keur van het waterschap Hollandse Delta mede van toepassing.

Artikel 10 - recreatieve voorzieningen

Bestemmingsregeling 1. De gronden aangewezen voor "recreatieve voorzieningen" zijn bestemd voor : a. een kinderboerderij, schoolwerktuinen, milieueducatie centrum, uitsluitend aan de Marthalaan; b. speelterreinen (speeltuin), uitsluitend langs de Vliet; c. archeologisch waardevol gebied (als bedoeld in artikel 21). d. leiding (als bedoeld in artikel 20), voor zover de gronden mede als zodanig zijn bestemd.

Bouwregeling 2. Op de in het eerste lid bedoelde gronden mogen uitsluitend in de bestemming passende bouwwerken worden gebouwd, alsmede lichtmasten. 2.1 Het maximum bebouwingspercentage voor gronden als bedoeld in het eerste lid bedraagt 10. 2.2 De maximum bouwhoogte voor gebouwen bedraagt 4 meter. Lichtmasten mogen niet hoger zijn dan 15 meter.

NB Voor zover de gronden op de plankaart nader zijn aangeduid als speciale beschermingszone, is het bepaalde in de Keur van het waterschap Hollandse Delta mede van toepassing.

Artikel 11 - voorzieningen van openbaar nut

Bestemmingsregeling 1. De gronden aangewezen voor "voorzieningen van openbaar nut" zijn bestemd voor : a. voorzieningen van openbaar nut; b. waterkering (als bedoeld in artikel 18) voor zover de gronden mede als zodanig zijn bestemd. c. leiding (als bedoeld in artikel 20), voor zover de gronden mede als zodanig zijn bestemd. d. archeologisch waardevol gebied (als bedoeld in artikel 21), voor zover de gronden mede als zodanig zijn aangewezen.

Bouwregeling 2. Op de in het eerste lid bedoelde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten behoeve van de aldaar genoemde functies.

NB Voor zover de gronden op de plankaart nader zijn aangeduid als speciale beschermingszone, is het bepaalde in de Keur van het waterschap Hollandse Delta mede van toepassing.

Artikel 11A - garages

Bestemmingsregeling 1. De gronden, aangewezen voor “garages”, zijn bestemd voor : a. gebouwen, dienend voor de stalling van (motor)voertuigen, alsmede voor huishoudelijke berging; b. archeologisch waardevol gebied (als bedoeld in artikel 24).

Bouwregeling 2. Op de in het eerste lid bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken worden gebouwd ten dienste van de aldaar genoemde functie. 2.1 De goothoogte van garages mag niet meer bedragen dan 3 meter.

Artikel 12 – begraafplaats/crematorium

Bestemmingsregeling 1. De gronden aangewezen voor “begraafplaats/crematorium” zijn bestemd voor: a. begraafplaats ; met bijbehorende voorzieningen zoals, ontsluitingswegen en paden, parkeerplaatsen en watergangen; b. archeologisch waardevol gebied (als bedoeld in artikel 21).

Bouwregeling 2. Op de in het eerste lid bedoelde gronden mag slechts worden gebouwd ten behoeve van de in het eerste lid genoemde functies. 2.1 Voor gebouwen geldt een maximum bouwhoogte van 4 meter boven maaiveld.

NB Voor zover de gronden op de plankaart nader zijn aangeduid als speciale beschermingszone, is het bepaalde in de Keur van het waterschap Hollandse Delta mede van toepassing.

Artikel 13 - groen

Bestemmingsregeling 1. De gronden aangewezen voor "groen" zijn bestemd voor : a. groenaanleg; met bijbehorende voet- en fietspaden en watergangen. b. uitstekende delen aan gebouwen die toegelaten zijn krachtens een aangrenzende bouwbestemming. c. waterkering (als bedoeld in artikel 18), waar zulks op de plankaart is aangegeven. d. leidingstrook (als bedoeld in artikel 19), voor zover de gronden mede als zodanig zijn bestemd. e. leiding (als bedoeld in artikel 20), voor zover de gronden mede als zodanig zijn bestemd. f. archeologisch waardevol gebied (als bedoeld in artikel 21).

Bouwregeling 2. Op de in het eerste lid bedoelde gronden mag niet worden gebouwd, behoudens : a. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, welke passen in de functie als bedoeld in het eerste lid onder a., zoals straatmeubilair, huisvuilcontainers (al dan niet ondergronds), kleinschalige speeltoestellen, geluidsschermen, bruggen, duikers, gemalen e.d., alsmede niet voor bewoning bestemde kleine gebouwen voor openbaar nut, verkeer en vervoer, welke gebouwen niet groter mogen zijn 60 m3, een en ander met dien verstande dat in de zogenaamde groene voeg, welke op de plankaart nader is aangegeven, niet gebouwd mag worden. b. uitstekende delen aan gebouwen als bedoeld in het eerste lid onder b., niet dieper dan 2 meter uit de gevel en tenminste 2,2 meter boven maaiveld; c. bouwwerken welke toegelaten zijn op grond van de bestemmingen waterkering, leidingstrook en leiding.

2.1 Gebouwen als bedoeld onder a. mogen niet hoger zijn dan 4 meter; bouwwerken, geen gebouwen zijnde niet hoger dan 15 meter.

Gebruiksregeling 3. De in het eerste lid bedoelde gronden grenzend aan de singel langs de Laning mogen voor ten hoogste 3,2 ha worden gebruikt ten behoeve van de aanleg van extra water, terwijl de gronden grenzend aan de singel langs Oudelandselaan voor ten hoogste 3,4 ha mogen worden gebruikt ten behoeve van aanleg van extra water.

NB Voor zover de gronden op de plankaart nader zijn aangeduid als speciale beschermingszone, is het bepaalde in de Keur van het waterschap Hollandse Delta mede van toepassing.

Artikel 14 - verblijfsgebied

Bestemmingsregeling 1. De gronden aangewezen voor "verblijfsgebied" zijn bestemd voor : a. voorzieningen ten behoeve van wandelen, verblijven en spelen, zoals trottoirs, voetpaden, trappen en kleinschalige speeltoestellen; alsmede voor : - voorzieningen voor rijdende en stilstaande voertuigen, zoals rijstroken, trambanen, fietspaden, parkeerplaatsen; - groenvoorzieningen, waterpartijen, waterlopen en overige in het kader van de waterhuishouding nodige voorzieningen, zoals taluds, keerwanden en beschoeiingen; - bouwwerken voor openbaar nutsvoorzieningen, verkeer en vervoer; - geluidswerende voorzieningen; b. uitstekende delen aan gebouwen die toegelaten zijn krachtens een aangrenzende bouwbestemming. c. leidingstrook (als bedoeld in artikel 19), voor zover de gronden mede als zodanig zijn bestemd. d. leiding (als bedoeld in artikel 20), voor zover de gronden mede als zodanig zijn bestemd. e. archeologisch waardevol gebied (als bedoeld in artikel 21).

Bouwregeling 2. Op de in het eerste lid bedoelde gronden mag niet worden gebouwd, behoudens : a. in de bestemming passende bouwwerken (geen gebouwen zijnde), zoals straatmeubilair, huisvuilcontainers (al dan niet ondergronds), abri’s, bovenleidingmasten c.q. portalen ten behoeve van trambanen, alsmede niet voor bewoning bestemde kleine gebouwen voor openbaar nut, verkeer en vervoer, welke gebouwen niet groter mogen zijn 60 m3, een en ander met dien verstande dat in de zogenaamde groene voeg, welke op de plankaart nader is aangegeven, niet gebouwd mag worden; b. uitstekende delen aan gebouwen als bedoeld in het eerste lid onder b., niet dieper dan 2 meter uit de gevel en tenminste 2,2 meter boven maaiveld. c. bouwwerken welke toegelaten zijn op grond van de bestemmingen leidingstrook en leiding.

2.1 Gebouwen als bedoeld onder a. mogen niet hoger zijn dan 4 meter; bouwwerken, geen gebouwen zijnde niet hoger dan 15 meter.

NB Voor zover de gronden op de plankaart nader zijn aangeduid als speciale beschermingszone, is het bepaalde in de Keur van het waterschap Hollandse Delta mede van toepassing.

Artikel 15 - verkeersweg

Bestemmingsregeling 1. De gronden aangewezen voor "verkeersweg" zijn bestemd voor : a. voorzieningen voor rijdende en stilstaande voertuigen, zoals rijstroken, trambanen, fietspaden, parkeerplaatsen, met de daarbij behorende kunstwerken zoals viaducten, bruggen, duikers; alsmede voor : - voorzieningen ten behoeve van wandelen en verblijven, zoals trottoirs, paden en trappen; - groenvoorzieningen, waterlopen en overige in het kader van de waterhuishouding nodige voorzieningen, zoals taluds, keerwanden en beschoeiingen; - bouwwerken ten behoeve van openbaar nutsvoorzieningen, verkeer en vervoer; - geluidswerende voorzieningen; b. uitstekende delen aan gebouwen die toegelaten zijn krachtens een aangrenzende bouwbestemming. c. leiding (als bedoeld in artikel 20), voor zover de gronden mede als zodanig zijn bestemd. d. archeologisch waardevol gebied (als bedoeld in artikel 21).

Bouwregeling 2. Op de in het eerste lid bedoelde gronden mag niet worden gebouwd, behoudens : a. voorzieningen voor rijdende en stilstaande voertuigen, zoals rijstroken, trambanen, fietspaden, parkeerplaatsen, met de daarbij behorende kunstwerken zoals viaducten, bruggen, duikers; alsmede secundair voor : - voorzieningen ten behoeve van wandelen en verblijven, zoals trottoirs, paden en trappen; - groenvoorzieningen, waterlopen en overige in het kader van de waterhuishouding nodige voorzieningen, zoals taluds, keerwanden en beschoeiingen; - bouwwerken ten behoeve van openbaar nutsvoorzieningen, verkeer en vervoer; - geluidswerende voorzieningen; b. uitstekende delen aan gebouwen als bedoeld in het eerste lid onder b., niet dieper dan 2 meter uit de gevel en tenminste 2,2 meter boven maaiveld. c. bouwwerken welke toegelaten zijn krachtens de bestemming leiding.

2.1. Gebouwen als bedoeld onder a. mogen niet hoger zijn dan 4 meter; bouwwerken, geen gebouwen zijnde niet hoger dan 15 meter.

Artikel 16 - tuin

Bestemmingsregeling 1. De gronden aangewezen voor "tuin" zijn bestemd voor : a. tuin; b. uitstekende delen aan gebouwen die toegelaten zijn krachtens een aangrenzende bouwbestemming. c. gebouwde parkeervoorzieningen (geheel of ten dele ondergronds), ter plaatse van een zodanige aanduiding op de plankaart; d. archeologisch waardevol gebied (als bedoeld in artikel 21).

Bouwregeling 2. Op de in het eerste lid bedoelde gronden mag niet worden gebouwd, behoudens : a. in de functie tuin passende bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zoals pergola’s, keermuren en gebouwde terrassen, alsmede hellingbanen en brandtrappen, waarbij gebouwde terrassen niet hoger mogen zijn dan 0,2 meter boven maaiveld; b. uitstekende delen aan gebouwen, mits niet dieper dan 2 meter uit de gevel en tenminste 2,2 meter boven maaiveld. c. erfafscheidingen, niet hoger dan 2 meter, op een erfgrens welke grenst aan openbaar groen; d. aanbouwen en bijgebouwen, in de achter- en zijtuin van grondgebonden woningen, met dien verstande dat :

1 niet meer dan 50 % van het oppervlak van de achtertuin bebouwd mag worden; 2 een aanbouw aan de zijgevel niet breder mag zijn dan 3 meter, gemeten vanaf de oorspronkelijke zijgevel; 3 een aanbouw aan de achtergevel niet dieper mag zijn dan 3 meter, gemeten vanaf de oorspronkelijke achtergevel; 4 de goothoogte van een aanbouw niet hoger mag zijn dan het vloerniveau (+ 25 cm) van het eerste verdieping van het hoofdgebouw; 5 van een bijgebouw de goot- resp. nokhoogte niet meer dan 3 resp. 4 meter mag bedragen, gemeten vanaf maaiveld; 6 een bijgebouw mag niet groter zijn dan 20 m2; 7 aanbouwen/bijgebouwen een afstand van tenminste 1 meter tot de denkbeeldige lijn getrokken in het verlengde van de voorgevel van het hoofdgebouw dienen aan te houden; 8 aanbouwen/bijgebouwen tenminste 1 meter afstand dienen aan te houden tot de erfgrens ingeval de tuin grenst aan openbaar gebied.

Gebruiksregeling 3. Het (platte) dak van een aanbouw mag niet worden gebruikt als dakterras. 3.1 Gebruik van voor “tuin” bestemde gronden ten behoeve van het parkeren/stallen van een personenauto is slechts toegestaan, indien de parkeerplaats wordt ingericht achter de denkbeeldige lijn getrokken in het verlengde van de voorgevel van het hoofdgebouw en de zijtuin wordt ontsloten aan de zijde van de voorgevel van het hoofdgebouw. In afwijking hiervan is parkeren/stallen voor de denkbeeldige lijn getrokken in het verlengde van de voorgevel van het hoofdgebouw toegestaan onder de volgende voorwaarden : a. de voortuin dient tenminste 6 meter diep te zijn (gemeten vanuit de denkbeeldige lijn getrokken in het verlengde van de voorgevel van het hoofdgebouw) en tenminste 8 meter breed; b. niet meer dan 50 % van de perceelsbreedte mag voor parkeren worden gebruikt.

Vrijstelling 4. Burgemeester en wethouders kunnen vrijstelling verlenen van het bepaalde in lid 2.d onder 2 in die zin dat een aanbouw aan de zijgevel breder mag zijn dan 3 meter, ingeval hiermee voorkomen kan worden dat er een onbruikbare ruimte resteert tot de erfgrens. 4.1 Alvorens vrijstelling te verlenen stellen burgemeester en wethouders belanghebbenden in de gelegenheid hun zienswijzen schriftelijk kenbaar te maken. De stukken welke betrekking hebben op het voornemen om vrijstelling te verlenen, worden gedurende 2 weken ter inzage gelegd, na voorafgaande bekendmaking.

Artikel 17 - water

Bestemmingsregeling 1. De gronden aangewezen voor "water" zijn bestemd voor : a. waterberging c.q. de aan- en afvoer van oppervlaktewater, met bijbehorende voorzieningen; b. leiding (als bedoeld in artikel 20), voor zover de gronden mede als zodanig zijn bestemd. c. archeologisch waardevol gebied (als bedoeld in artikel 21).

Bouwregeling 2. Op de in het eerste lid bedoelde gronden mag niet worden gebouwd, behoudens : a. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, van waterbouwkundige aard, zoals keerwanden, beschoeiingen, duikers, bruggen, gemalen. b. uitstekende delen aan gebouwen, niet dieper dan 1,5 meter uit de gevel en tenminste 2,2 meter boven maaiveld. c. bouwwerken welke toegelaten zijn op grond van de bestemming leiding.

Artikel 18 - waterkering

Bestemmingsregeling 1. de gronden aangewezen voor “waterkering” zijn primair bestemd voor : a. waterstaatsdoeleinden; alsmede secundair voor : b. groen, voorzieningen van openbaar nut, leidingstrook, archeologisch waardevol gebied (resp. de artikelen 13, 11, 19 en 21), waar zulks op de plankaart is aangegeven.

Bouwregeling 2. In afwijking van de bouwregeling voor de bestemmingen genoemd in het eerste lid onder b., mag op de betreffende gronden voor zover zij mede voor waterkering zijn bestemd niet worden gebouwd, anders dan ten behoeve van de functie waterstaatsdoeleinden. 2.1 Ten behoeve van de functie waterstaatsdoeleinden als genoemd in het eerste lid onder a. mogen worden gebouwd bouwwerken, geen gebouwen zijnde, van waterbouwkundige aard, zoals kademuren, duikers, keerwanden, beschoeiingen e.d. 2.2 Burgemeester en wethouders kunnen vrijstelling verlenen van het bepaalde in lid 2 ten behoeve van bouwwerken welke toegelaten zijn krachtens de in het eerste lid onder b. genoemde bestemmingen, mits het waterstaatsbelang hierdoor niet wordt geschaad. Hiertoe winnen zij het schriftelijk advies in de van de dijkbeheerder, aan de hand waarvan zij desgewenst voorwaarden kunnen verbinden aan het vrijstellingsbesluit, ter bescherming van genoemd belang.

Artikel 19 - leidingstrook

Bestemmingsregeling 1. De gronden aangewezen voor "leidingstrook" zijn bestemd voor : a. ondergrondse leidingen (met bijbehorende bovengrondse voorzieningen), te weten : - een ondergrondse propyleen/ethyleenleiding met een diameter van 6 inch en 40 bar maximum druk, ter plaatse van de aanduiding 4 op de plankaart, alsmede een hogedruk aardgastransportleiding met een diameter van 12 inch en 40 bar maximum druk, ter plaatse van de aanduiding 5 op de plankaart; - een ondergrondse hogedruk gasleiding van 30 inch met een maximum druk van 66 bar , ter plaatse van de aanduiding 2 op de plankaart; - 6 X 150 KV ondergrondse hoogspanningsverbindingen, ter plaatse van de aanduiding 3 op de plankaart

bovendien zijn de gronden bestemd voor : b. groen, verblijfsgebied, waterkering, en archeologisch waardevol gebied (als bedoeld in resp. de artikelen 13, 14, 18, 21), waar zulks op de plankaart is aangegeven.

Bouwregeling 2. In afwijking van de bouwregeling voor de gronden met de bestemmingen genoemd in het eerste lid onder b., mag op de betreffende gronden voor zover zij samenvallen met de bestemming leidingstrook niet worden gebouwd, anders dan ten behoeve van de functie leidingstrook.

2.1 In aanvulling op het bepaalde in het vorige lid, geldt meer specifiek voor de : a. propyleenleiding dat binnen de op de plankaart-milieu aangegeven 10-6 plaatsgebonden risicocontour propyleen/ethyleenleiding geen (beperkt) kwetsbare objecten zijn toegestaan; b. hogedruk aardgastransportleiding van 30 inch dat binnen de op de plankaart-milieu aangegeven zone “toetsingsafstand transportleidingen gevaarlijke stoffen” (95 meter gemeten aan weerszijden vanuit het hart van de leiding) geen bebouwing is toegestaan; c. hogedruk aardgastransportleiding van 12 inch dat binnen de op de plankaart-milieu aangegeven zone “toetsingsafstand transportleidingen gevaarlijke stoffen” (30 meter gemeten aan weerszijden vanuit het hart van de leiding) geen bebouwing is toegestaan;

Dit bouwverbod geldt niet voor bebouwing welke is toegestaan ingevolge en ter plaatse van de bestemming “leidingstrook” en (vervangende nieuwbouw van) bebouwing welke aanwezig is op het tijdstip van ter inzage legging van het ontwerp van dit bestemmingsplan.

2.2 Ten behoeve van de functie leidingstrook als genoemd in het eerste lid onder a. mogen worden gebouwd in de bestemming passende bouwwerken zoals pomp-, regel-, meetstations e.d., elk niet groter dan 60 m3.

Vrijstelling 3. Burgemeester en wethouders kunnen vrijstelling verlenen van het bepaalde onder lid 2 en 2.1 ten behoeve van bouwwerken welke toegelaten zijn krachtens de in het eerste lid onder b. genoemde bestemmingen, met dien verstande dat de bebouwingsvrije zone gemeten (aan weerszijden) : - uit het hart van de 30 inch hogedruk aardgastransportleiding tot woningen (met uitzondering van vrijstaande woningen verspreid over een groot gebied en lintbebouwing loodrecht op de leiding) en bijzondere objecten tenminste 30 meter bedraagt (bebouwingsafstand); - uit het hart van de 12 inch hogedruk aardgastransportleiding tot woningen (met uitzondering van vrijstaande woningen verspreid over een groot gebied en lintbebouwing loodrecht op de leiding) en bijzondere objecten tenminste 14 meter bedraagt (bebouwingsafstand); - tot overige bebouwing (anders dan woningen, doch met inbegrip van vrijstaande woningen verspreid over een groot gebied en lintbebouwing loodrecht op de leiding), tenminste 5 meter bedraagt voor de 30 inch gasleiding resp. 4 meter voor de 12 inch gasleiding. Alvorens vrijstelling te verlenen winnen zij het schriftelijk advies in van de beheerder van de leiding aan de hand waarvan zij desgewenst voorwaarden kunnen verbinden aan het vrijstellingsbesluit, ter bescherming van het leidingbelang.

3.1 Voor andere leidingen c.q. hoogspanningsverbindingen dan de hogedruk aardgastransportleidingen en de propyleenleiding geldt dat burgemeester en wethouders vrijstelling kunnen verlenen van het bepaalde in lid 2 ten behoeve van bouwwerken welke toegelaten zijn krachtens de in het eerste lid onder b. genoemde bestemmingen, mits het belang van de leiding / hoogspanningsverbinding hierdoor niet wordt geschaad. Geen vrijstelling kan worden verleend voor bebouwing binnen 4 meter gemeten aan weerszijden uit de hartlijn van de leiding c.q. hoogspanningsverbinding. Alvorens vrijstelling te verlenen winnen zij het schriftelijk advies in van de beheerder van de leiding c.q. de hoogspanningsverbinding aan de hand waarvan zij desgewenst voorwaarden kunnen verbinden aan het vrijstellingsbesluit, ter bescherming van het leidingbelang.

3.2 Alvorens vrijstelling te verlenen stellen burgemeester en wethouders belanghebbenden in de gelegenheid hun zienswijzen schriftelijk kenbaar te maken. De stukken welke betrekking

hebben op het voornemen om vrijstelling te verlenen, worden gedurende 2 weken ter inzage gelegd, na voorafgaande bekendmaking.

Aanlegvergunning voor werken en/of werkzaamheden 4. Op de in het eerste lid bedoelde gronden is het verboden zonder schriftelijke vergunning (aanlegvergunning) van burgemeester en wethouders de onderstaande werken (geen bouwwerken zijnde) en/of werkzaamheden uit te voeren : a. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en/of bomen; b. Het indrijven van voorwerpen in de bodem (incl. heiwerkzaamheden); c. het wijzigen van het maaiveldniveau door ontginnen, bodemverlagen ,afgraven alsmede door ophogen; d. het aanbrengen van gesloten verhardingen; e. het verrichten van grondroer werkzaamheden, anders dan ten behoeve van leidingen en hoogspanningsverbindingen; f. het aanleggen van waterlopen of het vergraven, verruimen of dempen van bestaande waterlopen; g. het plaatsen van objecten zoals lichtmasten, wegwijzers en ander straatmeubilair. Zulks geldt niet voor werken en werkzaamheden gericht op het normale onderhoud en beheer van de betreffende gronden en evenmin voor werken en werkzaamheden welke ten tijde van inwerkingtreding van het plan in uitvoering waren.

4.1 Burgemeester en wethouders kunnen een aanlegvergunning verlenen, ingeval het doelmatig functioneren van de leiding / hoogspanningsverbinding niet onevenredig wordt of kan worden belemmerd. Alvorens hierover een besluit te nemen, dient de aanvrager van de aanlegvergunning aan burgemeester en wethouders een schriftelijk advies van de leidingbeheerder te overleggen.

Artikel 20 - leiding

Bestemmingsregeling 1. De gronden aangewezen voor "leiding" zijn bestemd voor : a. ondergrondse leidingen, alsmede voor de hierbij behorende bovengrondse voorzieningen, te weten : - een ondergrondse afvalwaterpersleiding, met een diameter van maximaal 960 mm, ter plaatse van de aanduiding 1 op de plankaart; - een ondergrondse hogedruk gasleiding met een diameter van 30 inch met een maximum druk van 66 bar, ter plaatse van de aanduiding 2 op de plankaart;

bovendien zijn de gronden bestemd voor : b woondoeleinden, gemengde bebouwing, recreatieve voorzieningen, voorzieningen van openbaar nut, groen, verblijfsgebied, verkeersweg, water, archeologisch waardevol gebied (als bedoeld in resp. de artikelen 3, 8B, 10, 11, 13, 14, 15, 17, 21), waar zulks op de plankaart is aangegeven. bouwregeling 2. In afwijking van de bouwregeling voor de gronden met de bestemmingen genoemd in het eerste lid onder b., mag op de betreffende gronden voor zover zij samenvallen met de bestemming leiding niet worden gebouwd, anders dan ten behoeve van de functie leiding. 2.1 In aanvulling op het bepaalde in het vorige lid, geldt meer specifiek voor de hogedruk aardgastransportleiding dat binnen de op de plankaart-milieu aangegeven zone ‘toetsingsafstand transportleidingen gevaarlijke stoffen (95 meter gemeten vanuit het hart van de leiding) geen bebouwing is toegestaan. Dit bouwverbod geldt niet voor bebouwing welke is toegestaan ingevolge en ter plaatse van de bestemming “leiding” en (vervangende nieuwbouw van) bebouwing welke aanwezig is op het tijdstip van ter inzage legging van het ontwerp van dit bestemmingsplan.

2.2 Ten behoeve van de functie ondergrondse leidingen als genoemd in het eerste lid onder a. mogen worden gebouwd in de bestemming passende bouwwerken zoals pomp-, regel-, meetstations e.d., elk niet groter dan 60 m3.

Vrijstelling 3. Burgemeester en wethouders kunnen vrijstelling verlenen van het bepaalde onder lid 2 en 2.1 ten behoeve van bouwwerken welke toegelaten zijn krachtens de in het eerste lid onder b. genoemde bestemmingen, met dien verstande dat de bebouwingsvrije zone gemeten aan weerszijden vanuit het hart van de hogedruk aardgastransportleiding: - tot woningen (met uitzondering van vrijstaande woningen verspreid over een groot gebied en lintbebouwing loodrecht op de leiding) en bijzondere objecten tenminste 30 meter (bebouwingsafstand) bedraagt; - tot overige bebouwing (schuur, kas, dierenverblijf e.d.) tenminste 5 meter (zakelijke rechtstrook) bedraagt. Alvorens vrijstelling te verlenen winnen zij het schriftelijk advies in van de beheerder van de leiding aan de hand waarvan zij desgewenst voorwaarden kunnen verbinden aan het vrijstellingsbesluit, ter bescherming van het leidingbelang.

3.1 Voor andere leidingen c.q. hoogspanningsverbindingen dan de hogedruk aardgastransportleiding geldt dat burgemeester en wethouders vrijstelling kunnen verlenen van het bepaalde in lid 2 ten behoeve van bouwwerken welke toegelaten zijn krachtens de in het eerste lid onder b. genoemde bestemmingen, mits het belang van de leiding / hoogspanningsverbinding hierdoor niet wordt geschaad. Geen vrijstelling kan worden verleend voor bebouwing binnen 5 meter gemeten aan weerszijden uit de hartlijn van de leiding c.q. hoogspanningsverbinding. Alvorens vrijstelling te verlenen winnen zij het schriftelijk advies in van de beheerder van de leiding c.q.hoogspanningsverbinding aan de hand waarvan zij desgewenst voorwaarden kunnen verbinden aan het vrijstellingsbesluit, ter bescherming van het leidingbelang.

3.2 Alvorens vrijstelling te verlenen stellen burgemeester en wethouders belanghebbenden in de gelegenheid hun zienswijzen schriftelijk kenbaar te maken. De stukken welke betrekking hebben op het voornemen om vrijstelling te verlenen, worden gedurende 2 weken ter inzage gelegd, na voorafgaande bekendmaking.

Aanlegvergunning voor werken en/of werkzaamheden 4. Op de in het eerste lid bedoelde gronden is het verboden zonder schriftelijke vergunning (aanlegvergunning) van burgemeester en wethouders de onderstaande werken (geen bouwwerken zijnde) en/of werkzaamheden uit te voeren : a. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en/of bomen; b. Het indrijven van voorwerpen in de bodem (incl. heiwerkzaamheden); c. het wijzigen van het maaiveldniveau door ontginnen, bodemverlagen, afgraven alsmede door ophogen; d. het aanbrengen van gesloten verhardingen; e. het verrichten van grondroer werkzaamheden, anders dan ten behoeve van leidingen; f. het aanleggen van waterlopen of het vergraven, verruimen of dempen van bestaande waterlopen; g. het plaatsen van objecten zoals lichtmasten, wegwijzers en ander straatmeubilair. Zulks geldt niet voor werken en werkzaamheden gericht op het normale onderhoud en beheer van de betreffende gronden en evenmin voor werken en werkzaamheden welke ten tijde van het van inwerkingtreding van het plan in uitvoering waren.

4.1 Burgemeester en wethouders kunnen een aanlegvergunning verlenen, ingeval het doelmatig functioneren van de leiding niet onevenredig wordt of kan worden belemmerd. Alvorens hierover een besluit te nemen, dient de aanvrager van de aanlegvergunning aan burgemeester en wethouders een schriftelijk advies van de leidingbeheerder te overleggen.

NB

Voor zover de gronden op de plankaart nader zijn aangeduid als beschermingsstrook, is het bepaalde in de Keur van het waterschap Hollandse Delta mede van toepassing.

Artikel 21 - archeologisch waardevol gebied (A / B / C)

Bestemmingsregeling 1. De gronden aangewezen voor “archeologisch waardevol gebied (A / B / C)” zijn bestemd voor : a. behoud van de aan de gronden eigen zijnde archeologische waarden; b. de bestemming welke vermeld is op de plankaart.

Bouwregeling 2. In het belang van de archeologische monumentenzorg dient de aanvrager om een reguliere bouwvergunning als bedoeld in de Woningwet een rapport aan burgemeester en wethouders te overleggen van een archeologisch deskundige (Bureau Oudheidkundig Onderzoek Rotterdam) waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld. Deze bepaling heeft uitsluitend betrekking op aanvragen om bouwvergunning voor bouwwerken (waaronder begrepen het heien van heipalen en het slaan van damwanden) welke voldoen aan de oppervlakte- en/of dieptematen welke genoemd zijn in lid 3.

2.1 Burgemeester en wethouders kunnen in het belang van de archeologische monumentenzorg aan een reguliere bouwvergunning als bedoeld in de Woningwet de volgende voorschriften verbinden : a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor archeologische monumenten in de bodem kunnen worden behouden; b. de verplichting tot het doen van archeologisch onderzoek; c. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een archeologisch deskundige.

Aanlegvergunning 3. In het belang van de archeologische monumentenzorg is het verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning (aanlegvergunning) van burgemeester en wethouders de hierna onder a t/m f genoemde werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren of te doen c.q. te laten uitvoeren die : - dieper reiken dan 0 meter NAP (gebied A) en die tevens een terreinoppervlak vanaf 100m² beslaan; - dieper reiken dan 1,5 meter beneden NAP (gebied B) en die tevens een terreinoppervlak vanaf 100 m² beslaan; - dieper reiken dan 0,5 meter beneden maaiveld (gebied C) en die tevens een terreinoppervlak groter dan 200 m² beslaan. Het betreft: a. grondbewerkingen (van welke aard dan ook); b. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en/of bomen; c. Het indrijven van voorwerpen in de bodem; d. het wijzigen van het maaiveldniveau door ontginnen, bodemverlagen, afgraven; e. het ingraven van ondergrondse kabels en leidingen en daarmee verband houdende constructies e.d.; f. het aanleggen van waterlopen of het vergraven van bestaande waterlopen.

Het aanlegvergunningvereiste geldt niet voor bedoelde activiteiten gericht op het normale onderhoud en beheer van de betreffende gronden en welke in uitvoering waren ten tijde van inwerkingtreding van dit bestemmingsplan en evenmin voor bestaande weg- en leidingcunetten.

3.1 Aanlegvergunning wordt verleend, indien daardoor de aanwezige archeologische waarden van de gronden niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast. Alvorens de aanlegvergunning te kunnen verlenen, dient de aanvrager van de aanlegvergunning aan

burgemeester en wethouders hieromtrent een rapport van een archeologisch deskundige te overleggen.

3.2 Aan een aanlegvergunning kunnen de volgende voorschriften worden verbonden: - de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor archeologische monumenten in de bodem kunnen worden behouden; - de verplichting tot het doen van archeologisch onderzoek; - de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een archeologisch deskundige.

Artikel 22 - algemene vrijstellingen

1. Burgemeester en wethouders kunnen vrijstelling verlenen van de bepalingen van dit bestemmingsplan ten aanzien van de maximum toegestane bouwhoogte van een gebouw, uitsluitend ten behoeve van de bouw van technische voorzieningen op het dak van een gebouw, welke voorzieningen noodzakelijk zijn voor het doelmatig functioneren van een bouwwerk, zoals liftopbouwen, lichtkoepels, schoorstenen, antennemasten, luchtverversingsapparatuur, glazenwas installatie e.d., mits de overschrijding van de maximum bouwhoogte meer dan 4 meter, doch niet meer dan 7 meter bedraagt (zie artikel 2 lid 1a).

2. Alvorens vrijstelling te verlenen stellen burgemeester en wethouders belanghebbenden in de gelegenheid hun zienswijzen kenbaar te maken. Hiertoe leggen zij de stukken welke betrekking hebben op het voornemen om vrijstelling te verlenen gedurende twee weken ter inzage, na voorafgaande bekendmaking.

Artikel 23 – vervallen

Artikel 24 - gebruik

1 Het is verboden de in dit bestemmingsplan gelegen onbebouwde gronden en de in het plan gelegen bouwwerken geheel of gedeeltelijk te gebruiken, in gebruik te geven of te doen of laten gebruiken op een wijze of tot een doel, strijdig met de daaraan in het plan gegeven bestemming(en) en/of het volgens de voorschriften uitsluitend toegestane gebruik, dan wel met de uit deze voorschriften voortvloeiende aard van de bebouwing.

2. Burgemeester en wethouders verlenen vrijstelling van het bepaalde in het eerste lid, indien strikte toepassing van dit voorschrift leidt tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, die niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.

Artikel 25 - overgangsbepalingen

Overgangsbepalingen ten aanzien van bouwwerken 1. Bouwwerken, welke bestaan op het tijdstip van de ter inzage legging van het ontwerp van dit bestemmingsplan, dan wel daarna gebouwd worden of kunnen worden gebouwd met inachtneming van het bepaalde in de Woningwet en die afwijken of zouden afwijken van dit plan, mogen op voorwaarde dat de bestaande afwijkingen van dit plan niet worden vergroot en behoudens onteigening overeenkomstig de wet: a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd; b. na verwoesting door een calamiteit worden herbouwd, mits de bouwvergunning wordt aangevraagd binnen twee jaar nadat deze calamiteit heeft plaatsgevonden.

Overgangsbepaling ten aanzien van het gebruik 2. Het ten tijde van het van kracht worden van dit bestemmingsplan bestaande gebruik van onbebouwde gronden en van bouwwerken dat in strijd is met dit bestemmingsplan mag worden

voortgezet en zodanig worden gewijzigd dat het in dezelfde, als wel in mindere mate strijdigheid met dit bestemmingsplan oplevert.

Uitzonderingen op de overgangsbepaling 3. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken, die weliswaar bestaan op het tijdstip van ter inzage legging van het ontwerp van dit bestemmingsplan, doch zijn gebouwd in strijd met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat bestemmingsplan. 4. Het tweede lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat bestemmingsplan.

Artikel 26 .- strafbepaling Overtreding van het bepaalde in artikel 19 lid 4 of 20 lid 4 of 21 lid 3 of het eerste lid van het artikel “gebruik” , wordt aangemerkt als een strafbaar feit in de zin van artikel 1a. onder 2 van de Wet op de economische delicten.

Artikel 27 - naamgeving Deze voorschriften kunnen worden aangehaald onder de naam "voorschriften Hoogvliet Oudeland".

Lijst van bedrijfsactiviteiten

Toelichting De Lijst van Bedrijfsactiviteiten geeft aan welke bedrijven binnen het plangebied in beginsel zijn toegestaan. Alle bedrijfsactiviteiten zijn ingedeeld in milieucategorieën, waarbij milieucategorie 1 betekent dat een bedrijfstype weinig potentiële milieuhinder veroorzaakt en milieucategorie 5 of 6 veel milieuhinder veroorzaakt. De Vereniging Nederlandse Gemeenten (VNG) heeft de lijst van bedrijfstypen ingedeeld aan de hand van de Standaard Bedrijfsindeling uit 1993 (SBI’93) van het CBS. Voor de zonering en de bij de zones behorende bedrijfscategorieën is uitgegaan van de VNG-publicatie “Bedrijven en milieuzonering – 2007”. Per type bedrijf zijn afstanden gegeven met betrekking tot de milieuhinderaspecten geur, stof, geluid en gevaar. De lijst van bedrijfsactiviteiten volgt de publicatie van de VNG, maar met een algemeen verschil. De lijst gaat alleen over activiteiten die in een bedrijfsbestemming zijn toegestaan. Zo zijn bijvoorbeeld sport- en recreatieve voorzieningen niet opgenomen, omdat die in Rotterdam een aparte bestemming zijn.

Indicatie milieuhinder Om inzicht te krijgen in de toekomstige invloed die elk bedrijfstype op de woonomgeving heeft, is per type bedrijf de potentiële milieubelasting bepaald. Deze potentiële milieubelasting is een indicatie voor de hinder afkomstig van een bedrijf, wat wil zeggen dat de afstanden niet de feitelijke milieuhinder geven, maar gebaseerd zijn op indicatieve gegevens uitgaande van een gemiddeld modern bedrijf, representatief voor die specifieke bedrijfsvoering. De afstanden hebben derhalve een indicatief karakter. De potentiële milieubelasting wordt bepaald door de activiteiten van een bedrijf. De afstanden zijn onder andere vastgesteld aan de hand van ervaringen in de praktijk. Hierbij is rekening gehouden met het karakter van het plangebied en de omgeving.

Continu en zonering In de tabel is achter de afstand voor geluid – waar van toepassing – de letter C voor continu opgenomen. Hiermee is dan aangegeven dat de meeste bedrijven binnen het betreffende type continu in bedrijf zijn met die activiteiten die bepalend zijn voor het geluidniveau. Voorts is achter de afstand voor geluid – waar van toepassing – de letter Z van zonering opgenomen. Het gaat hier om bedrijven die zeer veel geluid produceren en als zodanig in het Inrichtingen- en Vergunningenbesluit bij de Wet milieubeheer zijn aangewezen. Als deze bedrijven in een bestemmingsplan mogelijk worden gemaakt, dan moet door de Provincie rondom het betreffende bedrijventerrein een toetsingszone worden vastgesteld.

Indices In de tabel zijn indices opgenomen voor verkeer en visuele hinder. De verkeersaantrekkende werking en visuele hinder zijn kwalitatief beoordeeld en weergegeven met een index. De index loopt van 1 tot 3, waarbij 1 staat voor geen of een geringe emissie of hinder, 2 voor aanzienlijke en 3 voor zeer ernstige emissie of hinder. De verkeersaantrekkende werking heeft betrekking op al het autovervoer van en naar de inrichting. De index voor visuele hinder is een zeer grove indicator voor de visuele inpasbaarheid van bedrijven.

Opmerkingen In de laatste kolommen van de tabel zijn B, D of L geplaatst voor opmerkingen over Bodem, Divers en Lucht. De letter B is gegeven indien een gemiddeld bedrijf binnen dat type een verhoogde kans op bodemverontreiniging geeft. Daarmee is de index een hulpmiddel bij de selectie van toelaatbare bedrijven op gevoelige gronden. De letter D geeft aan dat het betreffende bedrijfstype zeer divers is en tot een grotere diversiteit in afstanden kan leiden. Dit geldt vaak voor chemische bedrijven. De uitstoot van schadelijke stoffen naar de lucht is vaak niet te vertalen in een standaardafstand tot mensen of gevoelige bestemmingen. Als de letter L in de tabel is vermeld kunnen er overwegingen zijn om de genoemde grootste afstand te verhogen.

De aanbevolen indicatieve afstand tussen een bedrijf en woningen: categorie 1: afstand tot woningen 0 of 10 meter categorie 2: afstand tot woningen 30 meter categorie 3: afstand tot woningen 50 of 100 meter categorie 4: afstand tot woningen 200 of 300 meter categorie 5: afstand tot woningen 500, 700 of 1000 meter categorie 6: afstand tot woningen 1500 meter

Plangebied In dit plangebied zijn geen bedrijven toegelaten uit een categorie hoger dan categorie 2. Bedrijven in hogere milieucategorieën zijn dan ook niet in deze lijst opgenomen.

Strategische milieubeoordeling Wanneer de bedrijvenlijst behorend bij het bestemmingsplan mogelijkheden biedt om mer- (beoordelings)plichtige bedrijven te vestigen geeft het bestemmingsplan daarmee het kader, zoals bedoeld in de Europese richtlijn (2001/42EG) en zal in dat geval voor het bestemmingsplan een planmer gevoerd moeten worden. De richtlijn voor de planmer is bedoeld om milieueffecten van plannen en programma’s tijdens de voorbereiding daarvan in beeld te brengen in een milieurapport (een planMER). Voor de zwaardere milieucategorieën is in de meeste gevallen een planmer nodig.

Door het toestaan van enkele activiteiten uit de oorspronkelijke VNG-lijst categorie 2 is in die gevallen voor het plan een planmer nodig. De bedrijvenlijst is geschoond van activiteiten die mer- (beoordelings)plichtig zijn. Het gebruik van een aangepaste lijst voorkomt dat dit plan onbedoeld toch het kader biedt en een planmer noodzakelijk is om de milieu-effecten in beeld te brengen.

Lijst bedrijfsactiviteiten 2008 categorie 1 t/m 2 1 / 4 SBI-CODE OMSCHRIJVING AFSTANDEN IN METERS INDICES CATEGORIE GROOTSTE GROOTSTE VERKEER AFSTAN VISUEEL GEVAAR nummer GELUID BODEM LUCHT GEUR GEUR STOF

- D 15 - VERVAARDIGING VAN VOEDINGSMIDDELEN EN DRANKEN 1552 2 - consumptie-ijsfabrieken, productieoppervlak <= 200 m² 10 0 30 0 30 2 1 G 1 1581 0 Broodfabrieken, brood- en banketbakkerijen: 1581 1 - verwerkingscapaciteit < 2.500 kg meel/week 30 10 30 C 10 30 2 1 G 1 1584 0 Verwerking cacaobonen en vervaardiging chocolade- en suikerwerk: 1584 3 - cacao- en chocoladefabrieken vervaardigen van chocoladewerken, productieoppervlak <= 200 m² 30 10 30 10 30 2 1 G 1 1584 6 - suikerwerkfabrieken zonder suiker branden, productieoppervlak <= 200 m² 30 10 30 10 30 2 1 G 1 1593 t/m 1595 Vervaardiging van wijn, cider e.d. 10 0 30 C 0 30 2 1 G 1 18 - VERVAARDIGING VAN KLEDING; BEREIDEN EN VERVEN VAN BONT 182 Vervaardiging van kleding en -toebehoren (excl. van leer) 10 10 30 10 30 2 2 G 2 20 - HOUTINDUSTRIE EN VERVAARDIGING ARTIKELEN VAN HOUT, RIET, KURK E.D. 205 Kurkwaren-, riet- en vlechtwerkfabrieken 10 10 30 0 30 2 1 G 1 22 - UITGEVERIJEN, DRUKKERIJEN EN REPRODUCTIE VAN OPGENOMEN MEDIA 2222.6 Kleine drukkerijen en kopieerinrichtingen 10 0 30 0 30 2 1 P 1 B 2223 A Grafische afwerking 0 0 10 0 10 1 1 G 1 2223 B Binderijen 30 0 30 0 30 2 2 G 1 2224 Grafische reproductie en zetten 30 0 10 10 30 2 2 G 1 B 2225 Overige grafische activiteiten 30 0 30 10 30 D 2 2 G 1 B 223 Reproductiebedrijven opgenomen media 0 0 10 0 10 1 1 G 1 24 - VERVAARDIGING VAN CHEMISCHE PRODUCTEN 2442 0 Farmaceutische productenfabrieken: 2442 2 - verbandmiddelenfabrieken 10 10 30 10 30 2 2 G 1 26 - VERVAARDIGING VAN GLAS, AARDEWERK, CEMENT-, KALK- EN GIPSPRODUCTEN 262, 263 0 Aardewerkfabrieken: 262, 263 1 - vermogen elektrische ovens totaal < 40 kW 10 10 30 10 30 2 1 G 1 L 30 - VERVAARDIGING VAN KANTOORMACHINES EN COMPUTERS 30 A Kantoormachines- en computerfabrieken 30 10 30 10 30 2 1 G 1 31 - VERVAARDIGING VAN OVER. ELEKTRISCHE MACHINES, APPARATEN EN BENODIGDHEDEN 316 Elektrotechnische industrie niet elders genoemd 30 10 30 10 30 2 1 G 1 33 - VERVAARDIGING VAN MEDISCHE EN OPTISCHE APPARATEN EN INSTRUMENTEN 33 A Fabrieken voor medische en optische apparaten en instrumenten e.d. 30 0 30 0 30 2 1 G 1 36 - VERVAARDIGING VAN MEUBELS EN OVERIGE GOEDEREN NIET ELDERS GENOEMD 361 2 Meubelstoffeerderijen bedrijfsoppervlak < 200 m² 01010 0 101 1P1 362 Fabricage van munten, sieraden e.d. 30 10 10 10 30 2 1 G 1 B 363 Muziekinstrumentenfabrieken 30 10 30 10 30 2 2 G 2 3661.1 Sociale werkvoorziening 03030 0 302 1P1 40 - PRODUCTIE EN DISTRIBUTIE VAN STROOM, AARDGAS, STOOM EN WARM WATER 40 C0 Elektriciteitsdistributiebedrijven, met transformatorvermogen: Lijst bedrijfsactiviteiten 2008 categorie 1 t/m 2 2 / 4 SBI-CODE OMSCHRIJVING AFSTANDEN IN METERS INDICES CATEGORIE GROOTSTE GROOTSTE VERKEER AFSTAN VISUEEL GEVAAR nummer GELUID BODEM LUCHT GEUR GEUR STOF

- D 40 C1 - < 10 MVA 0030C103021P1B 40 D0 Gasdistributiebedrijven: 40 D3 - gas: reduceer-, compressor-, meet- en regelinstallaties cat. A 0 0 10 C 10 10 1 1 P 1 40 D4 - gasdrukregel- en meetruimten (kasten en gebouwen), cat. B en C 0 0 30 C 10 30 2 1 P 1 40 E0 Warmtevoorzieningsinstallaties, gasgestookt: 40 E2 - blokverwarming 10 0 30 C 10 30 2 1 P 1 41 - 41 - WINNING EN DITRIBUTIE VAN WATER 41 B0 Waterdistributiebedrijven met pompvermogen: 41 B1 - < 1 MW 0 0 30 C 10 30 2 1 P 1 45 - BOUWNIJVERHEID 45 3 - aannemersbedrijven met werkplaats: bedrijfsoppervlak < 1.000 m² 01030 10302 1G1B 50 - HANDEL/REPARATIE VAN AUTO'S, MOTORFIETSEN; BENZINESERVICESTATIONS 501, 502, 504 Handel in auto's en motorfietsen, reparatie- en servicebedrijven 10 0 30 10 30 2 2 P 1 B 5020.4 B Autobeklederijen 0 0 10 10 10 1 1 G 1 5020.5 Autowasserijen 10 0 30 0 30 2 3 P 1 503, 504 Handel in auto- en motorfietsonderdelen en -accessoires 0 0 30 10 30 2 1 P 1 505 0 Benzineservisestations: 505 3 - zonder LPG 30 0 30 10 30 2 3 P 1 B 51 - GROOTHANDEL EN HANDELSBEMIDDELING 5122 Groothandel in bloemen en planten 10 10 30 0 30 2 2 G 1 5134 Groothandel in dranken 0 0 30 0 30 2 2 G 1 5135 Groothandel in tabaksproducten 10 0 30 0 30 2 2 G 1 5136 Groothandel in suiker, chocolade en suikerwerk 10 10 30 0 30 2 2 G 1 5137 Groothandel in koffie, thee, cacao en specerijen 30 10 30 0 30 2 2 G 1 5138, 5139 Groothandel in overige voedings- en genotmiddelen 10 10 30 10 30 2 2 G 1 514 Groothandel in overige consumentenartikelen 10 10 30 10 30 2 2 G 1 5153 0 Groothandel in hout en bouwmaterialen: 5153 2 - algemeen, bedrijfsoppervlak <= 2.000 m² 01030 10302 1G1 5153.4 4 zand en grind: 5153.4 6 - algemeen, bedrijfsoppervlak <= 200 m² 01030 0 302 1G1 5154 0 Groothandel in ijzer- en metaalwaren en verwarmingsapparatuur: 5154 2 - algemeen: bedrijfsoppervlak < = 2.000 m² 0 0 30 0 30 2 1 G 1 5155.2 Groothandel in kunstmeststoffen 30 30 30 30 R 30 2 1 G 1 5156 Groothandel in overige intermediaire goederen 10 10 30 10 30 2 2 G 2 517 Overige Groothandel (bedrijfsmeubels, emballage, vakbenodigdheden e.d. 0 0 30 0 30 2 2 G 1 52 - DETAILHANDEL EN REPARATIE T.B.V. PARTICULIEREN 527 Reparatie t.b.v. particulieren (excl. auto's en motorfietsen) 0 0 10 10 10 1 1 P 1 Lijst bedrijfsactiviteiten 2008 categorie 1 t/m 2 3 / 4 SBI-CODE OMSCHRIJVING AFSTANDEN IN METERS INDICES CATEGORIE GROOTSTE GROOTSTE VERKEER AFSTAN VISUEEL GEVAAR nummer GELUID BODEM LUCHT GEUR GEUR STOF

- D 55 - LOGIES-, MAALTIJDEN- EN DRANKENVERSTREKKING 5551 Kantines 10 0 10 C 10 10 D 1 1 P 1 5552 Cateringbedrijven 10 0 30 C 10 30 2 1 G/P 1 60 - VERVOER OVER LAND 6022 Taxibedrijven 0 0 30 C 0 30 2 2 P 1 603 Pomp- en compressorstations van pijpleidingen 0030C1030D21P1B 63 - DIENSTVERLENING T.B.V. HET VERVOER 6321 1 Autoparkeerterreinen, parkeergarages 10 0 30 C 0 30 2 3 P 1 L 64 - POST EN TELECOMMUNICATIE 641 Post- en koeriersdiensten 0 0 30 C 0 30 2 2 P 1 642 A Telecommunicatiebedrijven 0 0 10 C 0 10 1 1 P 1 642 B0 zendinstallaties: 642 B2 - FM en TV 000C101011P2 642 B3 - GSM- en UMTS-steunzenders 000C101011P2 70 - VERHUUR VAN EN HANDEL IN ONROEREND GOED 70 A Verhuur van en handel in onroerend goed 0 0 10 0 10 1 1 P 1 71 - VERHUUR VAN TRANSPORTMIDDELEN, MACHINES, ANDERE ROERENDE GOEDEREN 711 Personenautoverhuurbedrijven 10 0 30 10 30 2 2 P 1 714 Verhuurbedrijven voor roerende goederen niet elders genoemd 10 10 30 10 30 D 2 2 G 2 72 - COMPUTERSERVICE- EN INFORMATIETECHNOLOGIE 72 A Computerservice- en informatietechnologie-bureaus e.d. 0 0 10 0 10 1 1 P 1 72 B Switchhouses 0 0 30 C 0 30 2 1 P 1 73 - SPEUR- EN ONTWIKKELINGSWERK 731 Natuurwetenschappelijk speur- en ontwikkelingswerk 30 10 30 30 R 30 2 1 P 1 74 - OVERIGE ZAKELIJKE DIENSTVERLENING 7481.3 Foto- en filmontwikkelcentrales 10 0 30 C 10 30 2 2 G 1 B 7484.4 Veilingen voor huisraad, kunst e.d. 0 0 10 0 10 1 2 P 1 90 - MILIEUDIENSTVERLENING 9001 A0 RWZI's en gierverwerkingsinrichtingen, met afdekking voorbezinktanks: 9001 B rioolgemalen 30 0 10 C 0 30 2 1 P 1 9002.2 A0 Afvalverwerkingsbedrijven: 9002.2 A7 - verwerking fotochemisch en galvano-afval 10 10 30 30 R 30 2 1 G 1 B L 93 - OVERIGE DIENSTVERLENING 9301.2 Chemische wasserijen en ververijen 30 0 30 30 R 30 2 2 G 1 B L 9301.3 A Wasverzendinrichtingen 0 0 30 0 30 2 1 G 1 9301.3 B Wasserettes, wassalons 0 0 10 0 10 1 1 P 1 9302 Kappersbedrijven en schoonheidsinstituten 0 0 10 0 10 1 1 P 1 9303 0 Begrafenisondernemingen: Lijst bedrijfsactiviteiten 2008 categorie 1 t/m 2 4 / 4 SBI-CODE OMSCHRIJVING AFSTANDEN IN METERS INDICES CATEGORIE GROOTSTE GROOTSTE VERKEER AFSTAN VISUEEL GEVAAR nummer GELUID BODEM LUCHT GEUR GEUR STOF

- D 9303 1 - uitvaartcentra 0 0 10 0 10 1 2 P 1 9304 Fitnesscentra, badhuizen en sauna-baden 10 0 30 C 0 30 2 1 P 1 9305 B Persoonlijke dienstverlening niet elders genoemd 0 0 10 C 0 10 D 1 1 P 1

III BIJLAGEN

INHOUDSOPGAVE BIJLAGEN

- Besluiten Hogere Waarden d.d. 12 oktober 2004 - Verslag van de inspraakbijeenkomst d.d. 28 februari 2005 - Specifieke verklaring van geen bezwaar d.d. 9 november 2004 - Aanvullende risicoberekening DOW-propeenleiding 27 april 2004 - Advies Veiligheidsregio Rotterdam-Rijnmond

Inspraakavond Voorontwerp bestemmingsplan Oudeland 28 februari 2005

Aanwezigen: Jacqueline Cornelissen (portefeuillehouder ruimte), Anna Papavoine (deelgemeente Hoogvliet), Ruud Meijer (jurist), Raymond van Praag (deelgemeente Hoogvliet), Jochem Bus (dS+V), Peter van Druten (deelgemeente Hoogvliet), Arne Smit (verslag) en circa 50 belangstellenden.

Welkom, Anna Papavoine, deelgemeente Hoogvliet Tot 14 maart 2005 kunnen schriftelijke reacties op het plan ingediend worden.

Presentatie, Jochem Bus, dS+V Wat is een bestemmingsplan? Een bestemmingsplan is het plan waarin wordt aangegeven waarvoor de gronden binnen een plangebied gebruikt mogen worden. Daarnaast wordt er aangegeven wat er precies gebouwd mag worden (inhoud en hoogte van de bebouwing). Het is een document waaraan bouwplannen getoetst worden.

Onderdelen van een bestemmingsplan: - Plankaart - Voorschriften - Toelichting De plankaart en voorschriften zijn juridisch bindend. De toelichting is slechts een weergave van de ideeën en niet bindend

Momenteel is de gemeente Rotterdam doende alle bestemmingsplannen te actualiseren, omdat binnenkort de nieuwe woningwet van kracht wordt die voorschrijft dat een bestemmingsplan niet ouder mag zijn dan tien jaar. Voor Gadering-Tussenwater is geen masterplan opgesteld aangezien er geen grote wijzigingen zullen plaatsvinden.

Procedure Voorontwerp bestemmingsplan inspraak en overleg

Verwerken resultaten inspraak en overleg

Terinzagelegging aangepast bestemmingsplan ontwerpbestemmingsplan Zienswijzenrapportage en eventuele hoorzitting

Vaststelling van het plan vastgesteld bestemmingsplan

Terinzagelegging bedenkingen naar Gedeputeerde Staten

Goedkeuring door Gedeputeerde Staten goedgekeurd bestemmingsplan

Terinzagelegging beroep mogelijk bij De Raad van State Definitief bestemmingsplan

De oude bestemmingsplannen voor Oudeland voldoen niet om de plannen die men heeft met de wijk te kunnen realiseren. Het bestemmingsplan voor Oudeland is vrij ingrijpend gewijzigd om de sloop en het vervolgens realiseren van nieuwe woningen mogelijk te maken. Er is geen verschil tussen de structuurschets (waarover reeds uitgebreid gesproken is) en het voorliggende voorontwerp bestemmingsplan.

Pauze, inventariseren van vragen, Arne Smit, Deelgemeente Hoogvliet

1. Zijn er onderdelen in het bestemmingsplan die van functie veranderen en hoe wordt er omgesprongen met het groen? Er zijn onderdelen in het bestemmingsplan Oudeland die een geheel andere functie zullen krijgen. Het groen is één van de dragers van Hoogvliet, hier zal dan ook zorgvuldig mee worden omgesprongen.

2. Momenteel wordt er in Oudeland gebouwd aan de Troubadourlaan. Hoe is dit mogelijk? Met behulp van een artikel 19-procedure is het huidige (oude) bestemmingsplan aangepast om dit deelplan te kunnen ontwikkelen. Op een artikel 19-procedure kan uiteraard ook bezwaar worden gemaakt.

3. Waarom was het zo urgent dat men aan de Troubadourlaan alvast ging bouwen? Aangezien er reeds een groot aantal woningen gesloopt was, voelde men zich genoodzaakt nieuwe woningen te bouwen om de belofte ‘iedereen die in Hoogvliet wil blijven wonen, krijgt die mogelijkheid’, na te kunnen komen en daarnaast te zorgen voor draagvlak voor de winkels.

4. Op het bestemmingsplan staat in de legenda op de plaats van de begraafplaats Oudeland, ‘B/C’, dit betekent begraafplaats/crematorium. Is dit slechts een benaming of wordt hier ook een crematorium gerealiseerd? Dit is een benaming. Het is een standaard begrip dat op deze manier in de voorschriften is opgenomen. Er is geen sprake van de realisatie van een crematorium op deze plaats.

5. In het welkomstwoord is gezegd dat de notulen worden opgestuurd, de bewoners van Normahof 12 hebben de notulen van de structuurschets over de realisatie van de supermarkt echter niet opgestuurd gekregen. Het verslag over de realisatie van de supermarkt is beschikbaar en naar alle aanwezigen (die getekend hebben) verstuurd. Daarnaast is naar aanleiding van de zienswijzen die deze avond naar voren zijn gebracht, een zeer uitgebreid verslag opgesteld, dit ligt ter inzage bij de deelgemeente. Dit laatste verslag maakt onderdeel uit van de structuurschets.

6. Wat is de verborgen agenda voor de Wilhelm Tellplaats? Hier komt steeds meer leegstand. De Edah zal waarschijnlijk te laat komen. Er is geen verborgen agenda voor de Wilhelm Tellplaats. Op het moment wonen er minder mensen in de wijk Oudeland waardoor sommige winkeliers het moeilijk hebben of zelfs failliet gaan. De supermarkt die er gevestigd is geweest, is failliet gegaan. Later is het Laurus-concern (Edah, Edah lekker en laag, Konmar, Super de Boer) bereid gevonden hier een supermarkt te vestigen. Dit concern is de laatste jaren echter in zwaar weer terechtgekomen waardoor de plannen vertraagd zijn. De deelgemeente heeft niet de mogelijkheden zelf een supermarkt te beginnen of subsidies te verstrekken. Tevens kan de deelgemeente geen dwangmaatregelen nemen om concerns te dwingen een supermarkt te vestigen.

7. Wordt het winkelcentrum in de nieuwe plannen toegankelijker/vriendelijker gemaakt door het plein te verkleinen? Het plein blijft in de nieuwe plannen even groot. Het wordt wel opnieuw ingericht, onder andere door de aanleg van nieuwe bestrating.

8. Er zijn geruchten vernomen dat de deelgemeente een huurder dwingt in het pand van F&S te blijven. De deelgemeente is juridisch gezien geen partij in deze kwestie. Alleen de huurder en de verhuurder hebben hier een stem in. De deelgemeente onderzoekt wel of er iemand of iets anders in dit pand gevestigd kan worden.

9. Wat is de globale tijdlijn waarbinnen een bestemmingsplan van voorontwerp uiteindelijk definitief wordt? De periode duurt, afhankelijk van de ingediende bezwaren, circa drie jaren.

10. Tijdens de bespreking van de structuurschets is er door een bewoner bezwaar aangetekend, hiermee is echter niets gedaan. Hoeveel keren moet er bezwaar aangetekend worden voordat hierop een concreet antwoord volgt? Er zijn enkele bezwaren ingediend. Op deze bezwaren kan echter pas geantwoord worden op het moment dat men de buitenruimte daadwerkelijk gaat invullen. Bezwaren op microniveau

(op bijvoorbeeld een (onderdeel van een) bouwplan), kunnen daarom pas op het moment dat deze aan de orde komen, behandeld worden.

11. Is het bestemmingsplan in te zien via het internet? Indien dit niet het geval is, kan dit dan binnen 14 dagen gerealiseerd worden? Technisch is dit nog niet mogelijk. Het huidige bestemmingsplan staat wel op het internet.

12. Aan de achterzijde van de Desdemonastraat heeft men een rij huizen gepland. Is het niet logischer wanneer deze huizen aan de voorzijde van de woningen aan de Desdemonastraat gebouwd worden? In de structuurschets zijn hier reeds uitspraken over gedaan. Men tracht de achterzijde van de woningen tegen elkaar aan te bouwen, de reden hiervoor is dat de tuinen dan aan elkaar grenzen waardoor men minder het gevoel heeft ‘bij elkaar in de woonkamer te kijken’.

13. De ruimtes onder de Humanitasflats staan al jaren leeg, zijn hier nog plannen mee? Deze ruimtes zijn onlangs verkocht aan PWS, de deelgemeente heeft hier geen zeggenschap over.

14. In het bestemmingsplan staat de term ‘gemengde doeleinden’. Wat wordt hiermee bedoeld? Dit is een globale term/bestemming, opgesomd in artikel 4. Onder deze term vallen: woningen, werkwoningen, kantoren, bedrijven categorie 2, voorzieningen van openbaar nut en gebouwde parkeervoorzieningen. Met andere woorden: functies die goed inpasbaar zijn in de bestaande woonomgeving. Deze categorie kan hoogbouw bevatten, dit betekent acht bouwlagen (zeven verdiepingen).

Mevrouw Papavoine dankt de aanwezigen voor hun komst en sluit de bijeenkomst.

Veiligheidsadvies Voorontwerp bestemmingsplan Hoogvliet-Oudeland. Nummer: 3807/007B

17 juli 2008

De bewustwording met betrekking tot externe veiligheidsaspecten is de laatste jaren versterkt door rampen en ongevallen die ons land en onze buurlanden hebben getroffen. De wetgeving hieromtrent heeft zich in een snel tempo ontwikkeld, en is nog steeds sterk in ontwikkeling. Zo bepaalt het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) dat in geval van (bij AMvB bepaalde) inrichtingen het groepsrisico moet worden verantwoord. De Circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen (cRNGVS) bepaalt hetzelfde met betrekking tot vervoersbesluiten dan wel omgevingsbesluiten waarbij het vervoer van gevaarlijke stoffen een risico vormt. Naast de milieuwetgeving met betrekking tot externe veiligheid, heeft de hulpverleningsorganisatie te maken met sectorale wetgeving. Wrzo, Brandweerwet, Wghr en de Politiewet. De Wrzo bepaalt onder andere dat B&W zorg moeten dragen voor het voorkomen, beperken en bestrijden van rampen en zware ongevallen. De Brandweerwet 1985 bepaalt dat het bestuur van de Regionale Brandweer het gemeentebestuur hierover adviseert. Zo beschikt het gemeentebestuur bij de voorbereiding van een besluit over de noodzakelijke kennis en relevante feiten met betrekking tot de risico’s en de benodigde hulpverleningsbehoefte in het geval van calamiteiten, ten einde een zorgvuldige belangenafweging te kunnen maken als bedoeld in afdeling 3:2 Awb.

Voor u ligt het advies met betrekking tot de vaststelling van het voorontwerp bestemmingsplan “Hoogvliet Oudeland” in de gemeente Rotterdam. Het plan omvat een grote herstructureringsopgave, ongeveer de helft van de woningen worden gesloopt en plaats maken voor een gevarieerd en groen woonmilieu. De analyse heeft geleid tot de volgende constateringen:

Risicobronnen

In en rond het plangebied zijn elf relevante risicobronnen aanwezig: • Vuurwerkverkooppunt • LPG-tankstation • Shell Nederland Raffinaderij. • Shell Nederland Chemie. • Wegtransport over de A15. • Wegtransport over de Groene Kruisweg. • Spoortraject Botlek – Waalhaven. • Hogedruk aardgastransportleiding A-517 (30 inch, 66 bar), leidingbeheerder Gasunie. • Hogedruk aardgastransportleiding (12 inch, 40 bar), leidingbeheerder Gasunie. • Chloorleiding (4 inch, 23 bar), leidingbeheerder AKZO. • Etheen/Propeenleiding (6 inch, 40 bar), leidingbeheerder DOW Benelux.

Vuurwerkverkooppunt Wilhelm Tellplaats 29 en 44: Het vuurwerkbesluit15 bepaalt de veiligheidsafstanden die tussen vuurwerkbedrijven en de bebouwde omgeving moeten worden aangehouden. Bij een inrichting waarin totaal niet meer dan 10.000 kg consumentenvuurwerk aanwezig mag zijn, dient, gemeten vanaf de bewaarplaats en de bufferbewaarplaats in voorwaartse richting, tot een kwetsbaar object en een geprojecteerd kwetsbaar object een veiligheidsafstand van ten minste 8 meter in acht te worden genomen. Voor het vuurwerkverkooppunt wordt het plaatsgebonden risico, groepsrisico en de scenario-analyse in het externe veiligheidsadvies van de Veiligheidsregio Rotterdam-Rijnmond niet beschouwd.

Plaatsgebonden risico (PR) en Groepsrisico (GR)

LPG-tankstation Vondelingenweg: Het LPG-tankstation is gelegen op 115 meter vanaf de grens van het plangebied. In de milieuvergunning is vastgesteld dat de doorzet van het LPG-tankstation minder dan 1.000 m3/jaar is. Conform het BEVI16 geldt voor dit tankstation een PR10-6 contour met een afstand van 45 meter en een invloedsgebied van 150 meter. Binnen de PR 10-6 contour bevinden zich geen (beperkt) kwetsbare objecten. Binnen het invloedsgebied van 230 meter, waar de Veiligheidsregio Rotterdam-Rijnmond op adviseert bevindt zich een beperkt kwetsbaar object, namelijk een 150 kV transformatorstation van Eneco, welke een hoge infrastructurele waarde heeft.

15 Vuurwerkbesluit 22 januari 2002. 16 Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen.

Binnen het invloedsgebied van het tankstation (230 meter) verblijven in de huidige en toekomstige situatie geen mensen, hierdoor is er geen groepsrisico aanwezig. Voor het plaatsgebonden risico en groepsrisico zijn er geen knelpunten voor het bestemmingsplan.

Shell Nederland Raffinaderij (SNR): SNR is gelegen op 200 meter vanaf de grens van het plangebied. De PR 10-6 contour ligt binnen het terrein van SNR. Door verdunning in het noordelijke deel van Hoogvliet neemt het groepsrisico van SNR niet toe en blijft het groepsrisico onder de oriënterende waarde liggen. Voor het plaatsgebonden risico en groepsrisico zijn er geen knelpunten voor het bestemmingsplan.

Shell Nederland Chemie (SNC): SNC is gelegen op 200 meter vanaf de grens van het plangebied. De PR 10-6 contour ligt binnen het terrein van SNC. Door verdunning in het noordelijke deel van Hoogvliet neemt het groepsrisico van SNC niet toe en blijft het groepsrisico onder de oriënterende waarde liggen. Voor het plaatsgebonden risico en groepsrisico zijn er geen knelpunten voor het bestemmingsplan.

Wegtransport A15: De Rijksweg A15 grenst ten noorden aan het plangebied. Voor wegvak 11 geldt in de huidige situatie een PR 10-6 contour van 84 meter en in de toekomstige situatie (2020) zal deze 82 meter bedragen. De berekende waarde17 van het groepsrisico ligt in de huidige en toekomstige situatie onder de oriënterende waarde. Voor het plaatsgebonden risico en groepsrisico zijn er geen knelpunten voor het bestemmingsplan.

Wegtransport Groene Kruisweg: De Groene Kruisweg is gelegen op 35 meter vanaf de grens van het plangebied. De PR 10-6 contour in de huidige en toekomstige situatie (2010) is 0 meter. Voor het plaatsgebonden risico zijn er geen knelpunten voor het bestemmingsplan. Uit nieuwe berekeningen18 is naar voren gekomen dat het totale groepsrisico van het transport van gevaarlijke stoffen over de Groene Kruisweg niet is toegenomen door de sloop en nieuwbouwplannen in de buurt van de Nederhage in Hoogvliet. Ter hoogte van de Nederhage blijft het groepsrisico onder de oriënterende waarde. De sloop en nieuwbouw plannen in de buurt van de Nederhage hebben geen invloed op de factor 1,54 van het weggedeelte met hoogste groepsrisico.

Daarnaast is berekend dat door nieuwe telgegevens van de transporten met gevaarlijke stoffen de hoogte van het groepsrisico van de Groene Kruisweg is afgenomen van een factor 1,54 tot een factor 0,86. Het groepsrisico is van boven de oriënterende waarde tot onder de oriënterende waarde gedaald.

Aanbevolen wordt om nader onderzoek te doen naar de mogelijkheden om het transport van gevaarlijke stoffen (met name het LPG transport omdat die de grootste risico’s veroorzaken) over de Groene Kruisweg in Hoogvliet te verlagen. Momenteel is veel van het transport met gevaarlijke stoffen over de Groene kruisweg sluipverkeer om de drukke A15 te ontlopen.

Spoortraject: Het spoortraject (Botlek – Waalhaven) is gelegen op 160 meter vanaf de grens van het plangebied. Voor de huidige en toekomstige situatie (2010) is er geen PR 10-6 contour aanwezig. De berekende waarde17 van het groepsrisico ligt in de huidige en toekomstige situatie onder de oriënterende waarde. Voor het plaatsgebonden risico en groepsrisico zijn er geen knelpunten voor het bestemmingsplan.

Hogedruk aardgastransportleiding A-517 (30 inch, 66 bar): De aardgastransportleiding ligt in het plangebied. Voor deze leiding geldt een bebouwingsafstand van 30 meter en een toetsingsafstand van 90 meter. Binnen de bebouwingsafstand liggen enkele woningen aan de Oudelandseweg. Binnen de bebouwingsafstand zijn geen nieuwe ontwikkelingen voorzien. De bestaande woningen worden beschouwd als bestaand knelpunt. In de brief 19 van staatssecretaris van VROM staat dat bestaande knelpunten opgelost moeten worden door de leidingeigenaar, tevens is er een nieuw rekenmodel ontwikkeld door de Gasunie en het RIVM. De gemeente Rotterdam is in afwachting van deze nieuwe risicoafstanden, de verwachting is dat er met het nieuwe rekenmodel geen knelpunten meer zullen zijn. Door verdunning in het noordelijke deel van Hoogvliet neemt het groepsrisico niet toe, voor het groepsrisico zijn er geen knelpunten voor het bestemmingsplan.

17 Rapport DCMR, Externe veiligheids onderzoek Hoogvliet, 31 juli 2007. 18 Onderzoek naar het groepsrisico van de Groene Kruisweg in Hoogvliet, DCMR, 14 januari 2008. 19 “Ondergronds transport en buisleidingen”, februari 2007.

Hogedruk aardgastransportleiding (12 inch, 40 bar): De aardgastransportleiding ligt in het plangebied. Voor deze leiding geldt een bebouwingsafstand van 14 meter en een toetsingsafstand van 30 meter. Binnen de bebouwingsafstand liggen geen (beperkt) kwetsbare objecten, tevens zijn geen nieuwe ontwikkelingen voorzien. In de brief 19 van staatssecretaris van VROM staat dat er een nieuw rekenmodel ontwikkeld is door de Gasunie en het RIVM. De gemeente Rotterdam is in afwachting van deze nieuwe risicoafstanden, de verwachting is dat er met het nieuwe rekenmodel geen knelpunten ontstaan. Door verdunning in het noordelijke deel van Hoogvliet neemt het groepsrisico niet toe, voor het groepsrisico zijn er geen knelpunten voor het bestemmingsplan.

Chloorleiding AKZO: De chloorleiding ligt ten noorden van de A15 op 200 meter vanaf de grens van het plangebied. Binnen de PR 10-6 contour van 235 meter bevinden zich geen (beperkt) kwetsbare objecten in het plangebied. Voor het plaatsgebonden risico zijn er geen knelpunten voor het bestemmingsplan. Het invloedsgebied van de chloorleiding is bepaald op 1500 meter. Dicht bij de chloorleiding is er sprake van verdunning van het aantal woningen, hierdoor neemt het groepsrisico af. De oriënterende waarde voor het groepsrisico wordt hierna nog steeds overschreden, het groepsrisico zal in het bestemmingsplan verantwoord moeten worden.

Etheen/Propeenleiding DOW Benelux: De etheen/propeenleiding ligt in het oostelijk deel van het plangebied. Binnen de PR 10-6 contour van 70 meter liggen geen (beperkt) kwetsbare objecten. Binnen het invloedsgebied van de etheen/propeenleiding (345 meter) neemt het aantal personen niet toe, het groepsrisico zal hierdoor niet toenemen. De oriënterende waarde voor het groepsrisico wordt niet overschreden. Voor het plaatsgebonden risico zijn er geen knelpunten voor het bestemmingsplan.

Scenario analyse

Met betrekking tot de beschouwde risicobronnen worden zes incidentscenario’s beschouwd, namelijk;

1. Toxisch scenario. 2. Gaswolkexplosie scenario. 3. BLEVE-scenario20. 4. Fakkelbrandscenario. 5. Flash-fire scenario. 6. Plasbrandscenario.

Voor het toxische scenario is Shell Nederland Raffinaderij als maatgevende risicobron gekozen ten opzichten van de overige risicobronnen met een toxisch scenario, namelijk: - Wegtransport A15. - Spoortraject Botlek – Waalhaven. - Chloorleiding AKZO.

Voor het fakkelbrandscenario is de hogedruk aardgastransportleiding A-517 als maatgevende aardgastransportleiding gekozen.

Zelfredzaamheid

1) Toxisch scenario: Voor het beschouwde scenario als gevolg van het instantaan falen van een opslagtank met fluorwaterstof geldt dat een toxische wolk zich snel kan ontwikkelen en verplaatsen. Dit effect is vaak niet zichtbaar voor omwonenden. Zelfredzaamheid in dit scenario is alleen mogelijk als er tijdig alarmering plaatsvindt en de gebouwen op een juiste manier zijn ingedeeld. Instructie met betrekking tot de juiste handelswijze in geval van een incident is noodzakelijk voor een effectieve zelfredzaamheid.

2) Gaswolkexplosie scenario: Voor het beschouwde scenario gaswolkexplosie geldt dat de brand zich snel (binnen enkele minuten) ontwikkelt. Het effect is (mogelijk te laat) zichtbaar voor omwonenden. De beschouwde explosie leidt tot glasbreuk en scherfwerking op grote afstand (vele honderden meters) waarbij slachtoffers kunnen vallen.

20 Een explosiescenario doordat de druk in een opslagtank (LPG-tankwagen) zo toeneemt dat de tank openbarst en de vloeistof er als een brandende wolk uitkomt. BLEVE: boiling liquid expanding vapour explosion.

3) BLEVE-scenario: Voor het beschouwde scenario als gevolg van een BLEVE-incident met een LPG-tankauto geldt dat een potentieel incident zich opbouwt in de tijd en zich voor aanwezigen onverwacht kan voltrekken. De BLEVE kan zich binnen 20 tot 30 minuten voltrekken. Mogelijkheden tot zelfredzaamheid zijn aanwezig, mits er geen beperkingen zijn ten aanzien van de zelfredzaamheid van aanwezigen en de infrastructuur in de omgeving op een juiste manier is ingericht en er tijdig begonnen wordt met ontruimen.

4) Fakkelbrandscenario: Voor het beschouwde scenario als gevolg van een fakkelbrandincident met een hogedruk aardgastransportleiding geldt dat het uitstromende aardgas direct ontsteekt. Dit effect is zichtbaar voor de aanwezigen in het plangebied. Ontvluchting is mogelijk, mits er geen bijzondere beperkingen zijn ten aanzien van de zelfredzaamheid van aanwezigen en de infrastructuur in de omgeving op een juiste manier is ingericht. Ontvluchtingroutes uit het invloedsgebied van 325 meter van een fakkelbrandscenario, dienen (in voldoende mate) van de bron af te zijn gericht.

5) Flash-fire scenario: Voor het beschouwde scenario als gevolg van een incident met een etheen/propeenleiding geldt dat het uitstromende (tot vloeistofverdichte) gas zich snel kan ontwikkelen en verplaatsen en na contact met een ontstekingsbron ontsteekt. Dit effect is (mogelijk te laat) zichtbaar voor de aanwezigen in het plangebied.

6) Plasbrandscenario: Voor het beschouwde scenario als gevolg van een plasbrand geldt dat de brand zich snel kan ontwikkelen. Dit effect is zichtbaar voor de aanwezigen in het plangebied.

Mogelijkheden tot zelfredzaamheid zijn aanwezig, mits er geen beperkingen zijn ten aanzien van de zelfredzaamheid van aanwezigen en de infrastructuur in de omgeving op een juiste manier is ingericht.

Hulpverlening

In overleg met de afdeling preventie van de Regionale Brandweer Rotterdam-Rijnmond district Haven en de afdeling preparatie van de Gezamenlijke Brandweer zijn de mogelijkheden tot optreden van de hulpverleningsdiensten bepaald. • De bluswatervoorziening rondom de recreatieve voorziening aan de Marthalaan is onvoldoende. • De bereikbaarheid en secundaire bluswatervoorziening van het park Oudeland tussen de Oudelandseweg en Rijksweg A15 is onvoldoende.

De afdeling preparatie van de Gezamenlijke Brandweer dient een ongevraagd advies op te stellen in het kader van het bestemmingsplan (art.10 Bro) aangaande de bereikbaarheid en bluswatervoorziening.

Artikel 9 van de Verordening Gemeentelijke Brandweer 1990 van de gemeente Rotterdam geeft aan, dat burgemeester en wethouders zorgdragen voor zodanige bluswatervoorzieningen en de bereikbaarheid daarvan, dat de brandbestrijding te allen tijde zoveel mogelijk gewaarborgd is.

Advies

De Veiligheidsregio Rotterdam-Rijnmond adviseert uw College om de volgende voorzieningen te realiseren, teneinde de zelfredzaamheid en de mogelijkheden voor de hulpverlening te vergroten:

1. Met betrekking tot een toxische wolk geldt dat de mogelijkheden tot zelfredzaamheid van personen in nieuwe gebouwen dient te worden verbeterd door de gebouwen geschikt te maken om enkele uren in te schuilen (“safe haven” principe). Hiervoor dienen deuren en ramen (luchtdicht) afsluitbaar te zijn. In nieuwe gebouwen die conform de bouwregelgeving voorzien moeten zijn van een brandbeveiligingsinstallatie, dient het luchtverversingssysteem uitgeschakeld te kunnen worden. 2. Met betrekking tot een gaswolkexplosie geldt dat de mogelijkheden tot zelfredzaamheid van personen in voorziene objecten dient te worden geoptimaliseerd door deze gebouwen niet te bouwen met kwetsbare gevels te richten op de butadieenopslag van Shell Nederland Chemie. 3. Met betrekking tot de beperking van de gevolgen van een BLEVE-scenario wordt aanbevolen het aantal aanwezige personen binnen de 100% letaliteitcontour van 90 meter, vanuit het hart van de Rijksweg A15 zo laag mogelijk te houden door verdichtingen zo veel mogelijk te voorkomen.

4. Voorziene objecten binnen het invloedsgebied (230 meter vanuit het hart van de Groene Kruisweg en rijksweg A15) dienen zodanig te worden geconstrueerd dat aanwezigen bij een dreigende BLEVE meer tijd en gelegenheid hebben om te vluchten. Hierbij dient minimaal één (nood-) uitgang van de bron af gericht te zijn. Alle (nood-) uitgangen dienen in voldoende mate aan te sluiten op de infrastructuur van de omgeving. 5. Voorziene objecten binnen het invloedsgebied van 275 meter van de aardgastransportleiding dienen te beschikken over voldoende gedimensioneerde ontvluchtingroutes, waarvan er minimaal één van de risicobron af is gericht, die zijn aangesloten op de bestaande infrastructuur binnen en buiten het plangebied. 6. Voorziene objecten binnen het invloedsgebied van 345 meter van de etheen/propeentransportleiding dienen te beschikken over voldoende gedimensioneerde ontvluchtingroutes, waarvan er minimaal één van de risicobron af is gericht, die zijn aangesloten op de bestaande infrastructuur binnen en buiten het plangebied. 7. Met betrekking tot een plasbrandscenario dienen gebouwen binnen het invloedsgebied (60 meter vanuit het hart van de Groene Kruisweg en Rijksweg A15) tweezijdig te kunnen worden ontvlucht, waarvan er minimaal één (nood)uitgang van de bron afgericht is en in voldoende mate aansluit op de infrastructuur van de omgeving. 8. De deelgemeente Hoogvliet dient voor het bestemmingsplan Oudeland te voldoen aan de bereikbaarheid, ontsluiting en bluswatervoorziening zoals gesteld conform de richtlijnen van de Nederlandse Vereniging voor Brandweerzorg en Rampenbestrijding (NVBR). Dit dient ter goedkeuring worden voorgelegd aan de planbeoordelaars van de Gezamenlijke Brandweer en Regionale Brandweer Rotterdam-Rijnmond district Haven. 9. Draag zorg voor een goede voorlichting en instructie van de aanwezige personen zodat men weet hoe te handelen tijdens een calamiteit door middel van de campagne Denk vooruit (“Rampen vallen niet te plannen. Voorbereidingen wel”).

Resteffect

De beschouwde risicobronnen kunnen in de voorziene plannen tot een incident leiden die vallen in maatrampklasse II, III en V. De maatrampklasseschaal loopt op van I tot en met V, waarbij I t/m III beheersbaar worden geacht door de hulpverleningsdiensten. De genoemde maatregelen hebben nauwelijks tot geen kwantificeerbaar effect op het berekende aantal slachtoffers. Echter, de kans op het zich catastrofaal ontwikkelen van een incident neemt af en de effecten kunnen verder teruggedrongen worden.

Bestuurlijke overweging

Voor het beoordelen van het ruimtelijk plan dient het bevoegd gezag een gemotiveerde afweging te maken tussen de overwegingen met betrekking tot externe veiligheid en de toegevoegde waarde van het ruimtelijk plan. Onderstaand zijn de aandachtspunten met betrekking tot externe veiligheid en risicoaspecten van het plangebied weergegeven, mits de genoemde maatregelen worden getroffen:

Huidige Toekomstige situatie situatie na maatregelen Overwegingen vanuit externe veiligheid: • Berekend plaatsgebonden risico. - - • Berekend groepsrisico. - - - • Hulpverleningscapaciteit. - - - • Zelfredzaamheid. - - • Resteffecten. - -

+++ Grote positieve bijdrage - - - Grote negatieve bijdrage ++ Gemiddelde positieve bijdrage - - Gemiddelde negatieve bijdrage + Kleine positieve bijdrage - Kleine negatieve bijdrage 0 Geen bijdrage * Nog onbekend

Tabel 1: aandachtspunten externe veiligheid voor bestuurlijke afweging.

De beschouwde risicobronnen zijn een beperking voor de ruimtelijke ordening. De genoemde maatregelen leiden tot een verbetering van de veiligheidssituatie.

De Veiligheidsregio Rotterdam-Rijnmond biedt uw College aan dit advies toe te lichten alvorens een besluit wordt genomen. Graag verneemt de Veiligheidsregio Rotterdam-Rijnmond het besluit van uw College met betrekking tot de geadviseerde voorzieningen uit dit advies

IV KAARTEN

INHOUDSOPGAVE KAARTEN

- Bestemmingsplankaart d.d. 08-10-2008 - Plankaart - Archeologie d.d. 15-09-2008 - Plankaart - Milieu d.d. 08-10-2008 - Huisnummerkaart d.d. 15-09-2008