Download PDF Van Tekst
Total Page:16
File Type:pdf, Size:1020Kb
Bijdragen en Mededeelingen van het Historisch Genootschap. Deel 60 bron Bijdragen en Mededeelingen van het Historisch Genootschap. Deel 60. Kemink en Zoon, Utrecht 1939 Zie voor verantwoording: http://www.dbnl.org/tekst/_bij005193901_01/colofon.php © 2012 dbnl i.s.m. V Verslag van het bestuur over het jaar 1938. In het begin van het jaar deelde Dr. K. Heeringa ons mede, dat het hem om door ons te billijken redenen niet langer mogelijk was deel te blijven uitmaken van ons Utrechtsche bestuur. Eenzelfde bericht ontvingen wij van ons medelid, Prof. Dr. S. van Brakel. Waar wij de altijd zeer gewaardeerde adviezen en den steun van beide heeren niet gaarne wilden missen, hebben wij hen uitgenoodigd, om als ambteloos lid tot den kring van ons bestuur te blijven behooren. Zoowel Dr. Heeringa als Prof. van Brakel hebben zich hiertoe tot onze groote vreugde bereid verklaard. In één van de vacatures, die hierdoor in het Utrechtsche bestuur ontstonden, werd voorzien door de benoeming van Prof. Dr. P.C.A. Geyl, hoogleeraar in de Nieuwe Geschiedenis aan de Rijksuniversiteit te Utrecht. Aan Prof. Dr. H. van Werveke te Gent werd door ons het eerelidmaatschap van het Genootschap aangeboden, dat door hem volgaarne werd aanvaard. Aan het eind van het jaar hadden wij in totaal een ledenverlies te boeken van 37, een getal, dat minder is dan dat van de laatste jaren. Wij vleien ons met de hoop, dat de contributieverlaging, waartoe in het vorig jaar werd besloten, niet zonder invloed is gebleven op onze leden, en dat wij daardoor ook in de naaste toekomst mogen verwachten, dat aan den sterken teruggang van ons ledental een einde zal zijn gekomen. Te eerder durven wij in deze optimist zijn, omdat tegenover het ledenverlies over het afgeloopen jaar de toetreding van 48 nieuwe leden staat. Voor het eerst sinds jaren kunnen wij dus een kleinen vooruitgang constateeren. Bij het ter perse gaan van dit verslag telde het Genootschap 15 eereleden en 584 gewone leden (zie bijlage A). Van de leden, die ons in het afgeloopen jaar door den dood ontvielen, noemen wij met name Mej. M.I. van Bijdragen en Mededeelingen van het Historisch Genootschap. Deel 60 VI Soest te Utrecht, die wij niet slechts als lid maar ook als trouwe amanuensis zullen blijven gedenken. Van de groote belangstelling, die wijlen Mej. Van Soest steeds voor ons Genootschap heeft getoond, waren wij overtuigd; het legaat van f 5000, dat zij aan het Genootschap heeft vermaakt, hebben wij dan ook met groote dankbaarheid aanvaard. Voor den staat der financiën van het Genootschap en van het Leesgezelschap verwijzen wij naar de achter dit verslag afgedrukte bijlage B. Ten aanzien van het ruilverkeer, dat het Genootschap met zijn binnen- en buitenlandsche betrekkingen onderhoudt, valt ditmaal te vermelden, dat ruiling werd aangegaan met het Provinzial Institut für Westfälische Landes- und Volkskunde te Münster, met het Historisch Instituut van Letland te Riga en met de Vereeniging voor Wetenschap te Gent. Daartegenover ontvingen wij de mededeeling van de uitgeefster van het Virginia Magazine te Richmond, dat zij het ruilverkeer met ons wenschte te doen eindigen. Ook in het afgeloopen jaar hebben wij getracht lacunes in onze serieën zooveel mogelijk aan te vullen, welke pogingen nu eens wel dan weer niet met gunstigen uitslag werden bekroond. De verzameling handschriften onderging in dit jaar geen vermeerdering. De boekerij daarentegen groeide weer als ieder jaar aan door aankoop zoowel als door schenking. Het verheugt ons te kunnen vaststellen, dat onze opwekking aan de leden, om van de door hen gepubliceerde werken of artikelen steeds een exemplaar of een overdruk voor onze boekerij beschikbaar te stellen, niet geheel zonder resultaat gebleven is. Toch meenen wij goed te doen deze opwekking ook in dit jaarverslag nog eens te herhalen. De Algemeene Vergadering van de leden van het Genootschap werd ditmaal op 20 April te Utrecht gehouden. Een afzonderlijk verslag van deze vergadering, die in alle opzichten geslaagd genoemd mag worden, hebben wij onzen leden reeds doen toekomen. Te dezer plaatse kunnen wij dus volstaan met een woord van hartelijken dank aan de beide sprekers: ons eerelid Prof. Dr. H. Wätjen, die de economische ontwikkeling van Zuid-Amerika in de 19de eeuw voor ons behandelde en Jhr. Dr. P.J. van Winter, die in de middagvergadering sprak over de Nederlandsch-Zuid-Afrikaansche Spoorwegmaatschappij, de Zuid-Afrikaansche Republiek en de Unie van Zuid-Afrika. Bijdragen en Mededeelingen van het Historisch Genootschap. Deel 60 VII Der gewoonte getrouw is de laatste bijlage (C) die der Atlascommissie. In het feit, dat de Geschiedkundige Atlas van Nederland thans geheel voltooid is, heeft ons bestuur aanleiding gevonden, om aan Dr. A.A. Beekman een hartelijken gelukwensch te zenden. In een toevoeging tot deze bijlage C komt onze voorzitter nog nader op deze voor de historische wetenschap zoo belangrijke uitgave terug. De gebruikelijke verzoeken om inlichtingen werden door het bestuur zoo mogelijk beantwoord en de niet minder gebruikelijke aanvragen om subsidie of steun voor het een of ander doel moesten met een betuiging van spijt worden afgewezen. Ook in het afgeloopen jaar heeft het bestuur meer dan eenmaal officieel het Genootschap vertegenwoordigd. Onder meer was een zijner leden aanwezig bij de plechtige herdenking van wijlen Prof. Pirenne, die op 18 Mei te Brussel gehouden werd. Ook had ons bestuur een werkzaam aandeel aan de hulde, die aan Dr. Bannier gebracht werd, ter gelegenheid van zijn zevenstigsten verjaardag. In het jaar 1938 verschenen behalve het reeds vermelde Verslag van de Algemeene Vergadering het 59e deel van de Bijdragen en Mededeelingen en het tweede deel van de Acta et Decreta Senatus, uitgegeven door Prof. Dr. G.W. Kernkamp. Het derde, tevens laatste deel van deze uitgave is in bewerking. Nog altijd zijn wij er niet in geslaagd, om het tweede deel van de Correspondance de Marguerite de Parme voor verzending gereed te krijgen. Ook dit jaar weer hebben allerlei omstandigheden gemaakt, dat de druk van deze bewerkelijke uitgave niet zoover gevorderd is, als wij gewenscht en gehoopt hadden. Door de ervaring geleerd durven wij zelfs niet eens de verwachting uit te spreken, dat dit deel in het volgend jaar gereed zal komen. Daar de druk van de indices op de Grafelijkheidsrekeningen nog eenigen tijd op zich zal laten wachten, hebben wij thans definitief besloten, om de inleiding van Dr. H.J. Smit, die reeds geruimen tijd geheel afgedrukt is, als een afzonderlijk deel van de werken tegen den zomer van 1939 te distribueeren. Eveneens hopen wij in 1939 aan onze leden te kunnen doen toekomen de uitgave der Notac Quotidianac van Van Buchel, Bijdragen en Mededeelingen van het Historisch Genootschap. Deel 60 VIII verzorgd door ons medelid, Mr. J.W.C. van Campen, die wij reeds in ons vorig verslag hebben aangekondigd. Over de eventueele uitgave der Journalen en brieven van den admiraal Witte Cornelisz. de With hebben wij ook ditmaal geen nieuws mede te deelen, evenmin als over die van de Observationes van Jan den Middelste van Nassau, waarvan wij de bewerking aan Dr. J.W. Wijn hebben toevertrouwd. Over de kroniek van den Goudschen geestelijke uit de jaren 1572-1578 kunnen wij slechts vermelden, dat de bewerker, Prof. J.J. Henneman, met zijn voorbereidenden arbeid nog steeds niet gereed is gekomen. Prof. Geyl heeft ons medegedeeld, dat hij en Prof. Gerretson de bewerking van het tweede deel der Briefwisseling van Bentinck ter hand willen nemen, zoodra hij den daarvoor geschikten medewerker gevonden zal hebben. Dr. Hulshof, die reeds jaren geleden de bewerking van een herdruk der Kroniekenlijst op zich heeft genomen, moest ons tot dusverre teleurstellen; hij heeft ons echter verzekerd in dezen diligent te willen blijven. Wat het archief van den koopman Daniël van der Meulen betreft, ook de mogelijke uitgave hiervan verkeert nog steeds in het stadium van eerste voorbereiding, waarvan wij reeds in ons vorig verslag gewag maakten. Als nieuwe uitgave voor de toekomst hebben wij besloten over te gaan tot een herdruk van de Rijmkroniek van Melis Stoke, waarvan beide deelen zoo goed als uitverkocht zijn. De bewerking hiervan hebben wij, voor zoover deze het filologische gedeelte betreft, opgedragen aan Dr. G. Stuiveling, en, voor zoover zij het historische gedeelte aangaat, aan Dr. C.D.J. Brandt. In principe hebben wij ook tot een herdruk van de reeds sinds eenige jaren uitverkochte Narracio de Groninghe besloten. Hierover worden reeds besprekingen met een eventueelen bewerker, die zich heeft aangeboden, gevoerd. In den loop van dit jaar werd ons verder nog de mogelijkheid voor twee nieuwe uitgaven onder het oog gebracht. Waar de besprekingen hierover zich echter nog pas in een voorloopig stadium bevinden, zullen wij met het doen van nadere mededeelingen liever wachten tot ons volgende verslag. De in dit deel der Bijdragen en Mededeelingen opgenomen bijdragen zijn allen in den loop van het verslagjaar bij ons ingekomen en door ons aanvaard. Eén bijdrage kon door ons Bijdragen en Mededeelingen van het Historisch Genootschap. Deel 60 IX tot onzen spijt niet worden aanvaard. In tegenstelling tot vorige jaren, toen wij eerder over een te veel aan bijdragen te roemen dan over een te weinig te klagen hadden, willen wij ditmaal onze leden toch weer eens opwekken, om ons bijdragen in te zenden, daar het er wel naar uitziet, dat wij deze best kunnen gebruiken. Het bestuur van het Historisch Genootschap, W.A.F. BANNIER, Voorzitter. C.D.J. BRANDT, 1e Secretaris. Bijdragen en Mededeelingen van het Historisch Genootschap. Deel 60 XXXII Bijlage B. Kasoverzicht van het genootschap 1938. ONTVANGSTEN. UITGAVEN. Saldo in kas 1 Jan. f 1665.28 Contributiën f 109.80 1938 genootschappen Kapitaalsontvangsten f 1322.70 Administratiekosten f 344.13 Rente Spaarbank f 205.33 Reiskosten f 37.80 Rente effecten f 1676.35 Salarissen f 850.