Twintig Jaar Beeldende Kunst in Suriname, 1975-1995’
Total Page:16
File Type:pdf, Size:1020Kb
SURINAAMSE KUNST IN NEDERLAND DE BETEKENIS VAN ‘TWINTIG JAAR BEELDENDE KUNST IN SURINAME, 1975-1995’ Ingrid Braam Masterscriptie Kunstgeschiedenis Universiteit van Amsterdam Amsterdam, juni 2013 VOORWOORD Na mij ruim een jaar te hebben verdiept in Surinaamse kunst in relatie tot de Nederlandse kunstwereld, is mijn scriptie voltooid. De kunst van de in dit onderzoek aangehaalde Surinaamse kunstenaars inspireerde mij tot het schrijven van deze scriptie. Behalve dat het onderzoek mij inzicht heeft verschaft in het onderwerp, heeft het mij tevens dichter bij mijn Surinaamse oorsprong gebracht door de vele kunstwerken van de Surinaamse kunstenaars waarmee ik heb kennisgemaakt en door hun visies op hun werk. Veel mensen zijn mij gedurende het onderzoeksproces bijzonder behulpzaam geweest door hun bereidheidwilligheid mij te ontvangen en te woord te staan, van informatie te voorzien en te introduceren bij de diverse kunstenaars en andere deskundigen. Speciale dank gaat uit naar Remy Jungerman, Patricia Kaersenhout, Charl Landvreugd en Kurt Nahar. Ook wil ik grote dank uitspreken aan Corien van Eyck van Heslinga, Paul Faber, Neil Fortune, Rob Perrée, Priscilla Tosari en Erwin de Vries. Bijzondere dank ben ik verschuldigd aan Joan Buitendorp en Myra Winter die mij voortdurend van nuttige informatie hebben voorzien en mij te allen tijde hun hulp aanboden. Veel dank gaat eveneens uit naar mijn scriptiebegeleider Miriam van Rijsingen die mij enerzijds hielp structuur aan te brengen en mij anderzijds alle ruimte gaf een eigen invulling aan het onderzoek te geven. Tot slot spreek ik mijn oprechte dank uit aan mijn ouders, Harry en Martha Braam, en Hildegard Braam die voor mij in Suriname op onderzoek zijn uitgegaan en mij altijd hebben gestimuleerd, Wim Huijben voor zijn onontbeerlijke steun en Harry Braam zonder wie het moeilijk zou zijn geweest dit onderzoek te doen. 1 INHOUDSOPGAVE INLEIDING 4 1 THEORETISCH KADER 10 1.1 Het begrip etniciteit 10 1.2 Said en Bhabha 11 1.3 Enwezor en Documenta 11 16 1.4 Symposia en debatten 19 1.5 Theorie en relevantie 23 2 ANALYSE VAN TWINTIG JAAR BEELDENDE KUNST IN SURINAME 24 2.1 Aanleiding en doelstellingen van de expositie in het Surinaams Museum 25 2.2 De presentatie in het Surinaams Museum 26 2.3 Overnamemotieven en doelstellingen van het Stedelijk Museum 33 2.4 Vergelijking van de expositie: Surinaams Museum – Stedelijk Museum 42 2.5 Ontvangst van de expositie in het Stedelijk Museum 43 3 ZICHTBAARHEID EN ETNICITEIT NA DE STEDELIJKE EXPOSITIE 45 3.1 De deelnemers aan ‘Twintig Jaar Beeldende Kunst in Suriname’ 45 3.2 Surinaamse groepstentoonstellingen 49 3.3 Vergelijking van de Surinaamse groepstentoonstellingen 69 3.4 De Surinaamse kunstenaars anno nu 77 3.4.1 Exposities en werken 78 3.4.2 De rol van etniciteit in het werk 97 3.4.3 De rol van etniciteit in het werk: kunstenaars toen – kunstenaars nu 99 3.4.4 Etniciteitsbeleving en positionering 101 4 DE HUIDIGE POSITIE VAN SURINAAMSE KUNST IN DE KUNSTWERELD 107 5 CONCLUSIE 116 SAMENVATTING 121 2 GERAADPLEEGDE BRONNEN 123 BIJLAGE 1: OVERZICHT SURINAAMSE GROEPSEXPOSITIES 143 BIJLAGE 2: OVERZICHT SURINAAMSE KUNSTENAARS 146 AFBEELDINGEN 154 AFBEELDINGENLIJST 169 3 INLEIDING In het kader van het actuele postkoloniale kunstdiscours over etniciteit en identiteit in het huidige tijdperk van globalisering en het daarmee samenhangende zich open stellen voor de Ander is er in Nederlandse moderne en hedendaagse kunstmusea de laatste jaren een groeiende aandacht voor het verzamelen en presenteren van contemporaine niet-westerse kunst. Talloze symposia en debatten getuigen eveneens van een toenemende belangstelling voor dit onderwerp. Aansluitend op deze veranderende perceptie van kunst uit niet-westerse landen, is het interessant om te onderzoeken hoe binnen de Nederlandse kunstwereld de afgelopen decennia is omgegaan met eigentijdse kunst uit landen die deel uitmaken van de eigen koloniale geschiedenis. Vanwege mijn Surinaamse afkomst boeit mij vooral hoe het is gesteld met de Surinaamse kunst binnen de Nederlandse kunstwereld. Dit is dan ook de aanleiding voor het onderzoek. De laatste tijd is er behoorlijk wat landelijke aandacht voor Surinaamse/Caribische kunstenaars, getuige onder meer de solo-expositie SNAKE van de Surinaamse kunstenaar Michael Tedja (februari – mei 2013, Cobra Museum voor Moderne Kunst in Amstelveen), de groepstentoonstelling over Caribische kunst Who More Sci-Fi Than Us (mei – augustus 2012, KAdE in Amersfoort) met onder andere drie Surinaamse kunstenaars, artikelen naar aanleiding van deze expositie in bekende kunsttijdschriften als Kunstbeeld.NL en Metropolis M, een stuk in NRC Handelsblad van 28 juni 2012 over de in opmars zijnde Surinaamse kunst, en aandacht in het eveneens bekende kunsttijdschrift Mister Motley voor verschillende Surinaamse kunstenaars in het kader van de tentoonstelling De Nederlandse identiteit? Half suiker, half zand (juni – september 2012, Museum De Paviljoens in Almere). Ook is er het één en ander aan publicaties over Surinaamse kunst verschenen naar aanleiding van exposities en zijn er debatten gevoerd rondom deze tentoonstellingen. Over het algemeen gaat het om gelegenheidspublicaties, losse artikelen en internetsites over Surinaamse kunst(enaars) in Nederland. Er bestaat wel uitgebreidere literatuur maar deze betreft voornamelijk monografieën van Surinaamse kunstenaars en publicaties over de korte geschiedenis van de beeldende kunst in Suriname, Surinaamse kunstenaarsinitiatieven en kunstprojecten met Surinaamse kunstenaars, in de meeste gevallen in Suriname zelf (Sranan. Cultuur in Suriname (1992); Beeldende kunst in Suriname. De twintigste eeuw (2000); Twintig Jaar Beeldende Kunst in Suriname, 1975-1995 (1995); Wakama: drawing lines – connecting dots. Contemporary art. Suriname (2009); Paramaribo SPAN. Hedendaagse beeldende kunst in Suriname (2010); 4 Verzamelaars en volksopvoeders. Geschiedenis van de Surinaamse musea (2012). Een overzichtswerk van Surinaamse kunst(enaars) binnen de Nederlandse kunstwereld ontbreekt nagenoeg, terwijl Suriname nota bene deel uitmaakt van de Nederlandse geschiedenis. Naast het trachten inzicht te verkrijgen in Surinaamse kunst in relatie tot de Nederlandse kunstwereld is een tweede doel van het onderzoek daarom een aanvulling leveren op de schaarse documentatie hierover. Hierin ligt dan ook de relevantie van dit onderzoek. Uitgangspunt voor het onderzoek is de in 1996/97 in het Stedelijk Museum Amsterdam gehouden tentoonstelling Twintig Jaar Beeldende Kunst in Suriname, 1975-1995, die een jaar eerder in het Surinaams Museum in Paramaribo plaatsvond. Ondanks de langdurige culturele banden tussen Nederland en zijn voormalige kolonie Suriname is de groepstentoonstelling in het Stedelijk Museum zonder precedent.1 Een overzichtstentoonstelling van Surinaamse beeldende kunst in een museum voor moderne en hedendaagse kunst heeft nog niet eerder plaatsgevonden in Nederland (en waar ook ter wereld). Bovendien gold het Stedelijk Museum Amsterdam destijds als een museum van internationale naam. De groepspresentatie markeert dan ook een belangrijke doorbraak van Surinaamse kunst in Nederland. Vandaar dat deze expositie als vertrekpunt voor dit onderzoek wordt genomen. Dit heeft geleid tot de volgende centrale vraag: Wat is de betekenis van de tentoonstelling Twintig Jaar Beeldende Kunst in Suriname, 1975- 1995 (Stedelijk Museum Amsterdam, 16 december 1996 – 16 februari 1997) voor de Surinaamse kunst in de Nederlandse kunstwereld? 1 De Stichting voor Culturele Samenwerking (Sticusa) maakte de presentatie van Surinaamse beeldende kunst in Nederland mogelijk. Zo kon Suriname in 1957 deelnemen aan een expositie van de Start-groep met werken van Erwin de Vries, Rudi Getrouw, Stuart Robles de Medina, Soekimin Sastro en Nic Loning. In 1963 vond een groepsexpositie van Surinaamse kunst, geïnitieerd door de Surinaamse Studenten Vereniging Nederland, in het Prinsenhof in Delft plaats. De grootste manifestatie was de in 1967 en 1968 uitgebrachte tentoonstelling Hedendaagse kunst uit Suriname, die 117 werken van 11 kunstenaars omvatte. Deze, voor twee jaren door Nederland reizende expositie, was te zien in Amsterdam (Arti en Amicitia), Groningen, Venraij, Scheveningen, Oostvoorne, Sittard en Harderwijk en werd georganiseerd door de kunstenaars in Suriname in samenwerking met Sticusa. Zie: ANDA Suriname <http://www.suriname.nu/701vips/kunstenaar01.html> 8 augustus 2012. In 1986 werd in de Nieuwe Kerk in Amsterdam de groepsexpositie Farawe met acht kunstenaars van Surinaamse oorsprong gehouden. Zie: Meijer 1985: 77. In 1989 stelde de Vereniging Ons Suriname (VOS) ter ere van haar zeventigjarig bestaan in haar gebouw een tentoonstelling samen van 10 Surinaamse kunstenaars die woonden en werkten in Amsterdam. Zie: Winter: 271 <http://www.dbnl.org/tekst/meij017cult01_01/meij017cult01_01_0017.php> 6 augustus 2012. 5 ‘Betekenis’ omvat in dit verband verschillende aspecten waarbij de focus op de Nederlandse kunstwereld ligt: de aard en de mate van zichtbaarheid van Surinaamse kunst binnen de kunstinstellingen (welke kunstenaars exposeren er, hoe vaak, om wat voor soort exposities gaat het (groeps- en solotentoonstellingen), in welk type locaties, wat is de status van deze locaties en in welk deel van Nederland bevinden deze zich?); de rol van etniciteit in Surinaamse groepstentoonstellingen (in de uitgangspunten en contexten) en voor Surinaamse kunstenaars (in het werk, bij de positionering van zichzelf als kunstenaar en met betrekking tot de persoonlijke identiteitsbeleving); de huidige positie