AFSCHEID VAN DE KOLONIËN Het Nederlandse Dekolonisatiebeleid
Total Page:16
File Type:pdf, Size:1020Kb
AFSCHEID VAN DE KOLONIËN Het Nederlandse dekolonisatiebeleid 1942-2010 John Jansen van Galen Proefschrift ter verkrijging van de graad van doctor aan de Universiteit van Amsterdam op gezag van de rector-magnificus prof. dr. D.C. van den Boom, in het openbaar te verdedigen ten overstaan van een door het college voor promoties aangewezen commissie in de aula van de universiteit op promotor: dr. M. Fennema INHOUD Hoofdstuk I: EEN VERGELIJKENDE GESCHIEDENIS VAN DE NEDERLANDSE DEKOLONISATIES (Inleiding) Hoofdstuk II: ‘MET MAJESTEITELIJKE GRATIE’ (De aankondiging van het einde van het Nederlandse kolonialisme) Hoofdstuk III: ‘HET GROTE INDONESIË IS VRIJ, VRIJ’ (Naar de overdracht van Nederlands-Indië: 1942-’49) Hoofdstuk IV: ‘NIET MET GEWEREN, MAAR MET ONS INTELLECT’ (Naar een nieuwe verhouding met de West: 1942-’54) Hoofdstuk V: ‘UITGENODIGD OM ZELFSTANDIG TE WORDEN’ (Naar het einde van Nederlands Nieuw-Guinea: 1949-’69) Hoofdstuk VI: ‘SURINAME IS FRI, FRI, FRI!’ (Naar de Surinaamse onafhankelijkheid: 1954-’75) Hoofdstuk VII: EEN DUTCH ISLE IN THE CARIBBEAN (Naar een status aparte voor Aruba: 1954-’94) Hoofdstuk VIII: EEN LANGE WEG VOL STRUIKELBLOKKEN (Naar de opheffing van de Nederlandse Antillen en de intrede van Curaçao en Sint-Maarten als landen in het Koninkrijk: 1954-2010) Hoofdstuk IX: EEN ‘SOORT NEDERLANDSE GEMEENTEN’ IN DE TROPEN (Naar de installatie van Bonaire, Saba en Sint-Eustatius als ‘openbare lichamen’ van Nederland: 2006-2010) Hoofdstuk X: ‘ZO GEK NOG NIET’? (Naar een balans van 70 jaar Nederlandse dekolonisaties) Noten Verantwoording en literatuurlijst Hoofdstuk I EEN VERGELIJKENDE GESCHIEDENIS VAN DE NEDERLANDSE DEKOLONISATIES (Inleiding) Dekolonisatie is het tegenovergestelde van kolonisatie. Kolonisatie is de vestiging van mensen en/of kapitaal op vreemd, buitenlands grondgebied. Wanneer daar uitoefening van macht over dat gebied en zijn bevolking op volgt, is er sprake van kolonialisme. Dit is volgens Rupert Emerson ‘het vestigen en voor langere tijd handhaven van heerschappij over een vreemd volk dat gescheiden is van en ondergeschikt aan de overheersende macht’. (1) Of, in de omschrijving van Maarten Kuitenbrouwer, ‘het doelgerichte en daadwerkelijke streven naar de vestiging van formele of informele heerschappij over een andere samenleving’. (2) Heerschappij, het uitoefenen van macht, over een ander volk maakt in deze definities het wezen van kolonialisme uit. Paul Kennedy beschrijft het begrip aan de hand van een aantal andere kenmerken, maar de meeste daarvan zijn niet onderscheidend omdat ze ook buiten koloniale situaties voorkomen: het bestaan van een kleurbarrière, economische afhankelijkheid, geringe sociale zorg voor het volk, gebrek aan sociaal contact tussen overheersers en overheersten. (3) Een raciaal verschil tussen de betrokken volkeren, dat ook wel als kenmerk genoemd wordt, is evenmin wezenlijk voor kolonialisme: zo waren Canada, Australië en IJsland wel koloniën van respectievelijk Engeland en Denemarken, maar in hoofdzaak door blanken bevolkt. Alleen politieke ondergeschiktheid van een gebied en zijn bevolking aan een buitenlandse, overzeese mogendheid onderscheidt het kolonialisme van andere politieke systemen. Dekolonisatie maakt een einde aan die politieke onderwerping. De term is in 1938 voor het eerst gebruikt door Moritz Julius Bonn in diens The Crumbling of Empire en door Dietmar Rothermund gedefinieerd als ‘de verlossing van een bestaan als kolonie’ of ‘onafhankelijkheid verlenen’. (4) John Darwin geeft als kenmerken van dekolonisatie: 1) de ontmanteling van formele politieke en economische controlemechanismen over niet-Europese staten, 2) de ontmanteling van de ‘open economie’ tussen koloniale mogendheid en kolonie, 3) de veranderende aard van de Europese demografische expansie naar Afrika en Azië en de gedeeltelijke beperking van Europa’s culturele en intellectuele invloed, 4) de open wedijver voor buitenlandse invloed op gebieden die eerst formeel of informeel gereserveerd waren voor een koloniale of grote mogendheid. (5) In The Late Colonial State omschrijft Darwin het begrip dekolonisatie ongeveer zoals Rothermund het doet: ‘toekennen van soevereiniteit aan een koloniaal gebied’, met inbegrip van ‘de directe gebeurtenissen die daartoe leiden’. Maar hij vindt deze omschrijving te beperkt, omdat kolonialisme ook een economisch systeem is met een ‘arbeidsdeling tussen goederen producerende koloniale onderdanen en hun geïndustrialiseerde heersers’ en een ‘culturele hiërarchie’. De vraag of ook aan die aspecten van kolonialisme een einde is gekomen, moet volgens Darwin in het begrip dekolonisatie verdisconteerd worden. (6) Elders noemt hij dekolonisatie de ‘gedeeltelijke terugtrekking, herschikking en herverdeling van Britse en Europese invloeden uit die gebieden van de buiten-Europese wereld waarvan het economische, politieke en culturele leven tot dan voorbestemd leek zich naar Westerse behoeften te voegen’. (7) Rudolf von Albertini vat het begrip dekolonisatie eveneens ruim op: het is ‘niet slechts het zich terugtrekken van de koloniale mogendheid maar ook het vestigen van nieuwe relaties tussen deze en de vroegere kolonie op basis van gelijke status en zelfbeschikking’. (8) Jacques van Doorn en zijn co-auteur W.J. Hendrix vinden ook dat we verder moeten kijken dan naar de overdracht van soevereiniteit alleen: “Dekoloniseren is het verbreken van de band tussen moederland en kolonie.” (9) Als we deze omschrijving volgen, zou Nederlands-Indië pas werkelijk gedekoloniseerd zijn toen Indonesië in 1957 alle formele banden met Nederland verbrak; of misschien zelfs eerst een kwart eeuw later, toen het in 1992 de ontwikkelingssamenwerking met het vroegere moederland beëindigde. De dekolonisatie van Suriname is op grond van de definitie van Van Doorn en Hendrix nu nog niet voltooid: er bestaat nog een nauwe band tussen dit land en Nederland, dat er alleen al via de taal een grote culturele invloed heeft. Een keuze van de Papoea’s op Nieuw-Guinea voor staatkundige onafhankelijkheid of voor aansluiting bij Indonesië zou volgens hen wél gegolden hebben als dekolonisatie, maar een eventuele keuze voor behoud van hun relatie met Nederland niet. De logica hiervan valt moeilijk in te zien en hun definitie is dan ook onbevredigend. Een bezwaar tegen de ruime opvatting van dekolonisatie die Darwin, Albertini en Van Doorn & Hendrix voorstaan, is dat daardoor een eindpunt in het proces moeilijk vast te stellen is. Economische overheersing van westerse mogendheden over gedekoloniseerde naties bestaat nog en volgens de aanhangers van de dependencia-theorie is het juist het doel van de koloniale mogendheden geweest deze via dekolonisatie voort te zetten. Nog moeilijker is te bepalen of en wanneer een land cultureel gedekoloniseerd is. Zijn Franssprekende onafhankelijke landen in Afrika culturele koloniën van Frankrijk? Het gaat dan niet alleen om de taal van de kolonisator, maar ook om sporen van kolonialisme in de geest van gekoloniseerde volken. Een school van denkers, vooral uit voormalige koloniën, houdt zich tegenwoordig bezig met het thema van decolonizing the mind. (10) Maar als aan alle vereisten voor dekolonisatie pas voldaan is wanneer deze ook in dat opzicht voltooid is, is het einde van koloniale overheersing nog lang niet in zicht. Ik neem daarom toch de overdracht van soevereiniteit door een kolonisator aan een kolonie als het ijkpunt voor dekolonisatie, omdat die gebeurtenis er in ieder geval een toetssteen voor is, of om met Darwin te spreken, het eerste ‘kenmerk’. (11) Ze markeert minstens een definitieve ommekeer in de koloniale verhouding, waarbij het staatkundig overwicht over de kolonie verlegd wordt van het moederland naar het gedekoloniseerde land. Er bestaat geen algemene theorie van dekolonisatie of een verklaringsmodel waaraan het verloop van de Nederlandse dekolonisatieprocessen getoetst zou kunnen worden. Wel somt Albertini een reeks factoren op die zich kunnen doen gelden bij dekolonisaties; ook geeft hij een aantal verklaringen voor de verschillen in de Franse en Engelse dekolonisaties: de sterk uiteenlopende rol die de socialisten in beide landen in het proces speelden, de relatieve kracht van de nationalistische bewegingen waarmee ze als koloniale mogendheid te maken kregen, hun verschillende verhouding tot de Verenigde Staten, en de tegenstelling tussen de Franse traditie van assimilatie van de onderdanen overzee versus het Britse beleid van associatie. (12) Die factoren spelen ook een rol in een vergelijking van de Nederlandse dekolonisaties, maar een theoretisch model dat daarbij behulpzaam kan zijn levert Albertini’s opsomming niet op. * * * De Nederlandse dekolonisaties zijn niet in vergelijkend perspectief beschreven. Weliswaar beschreven historici de Nederlandse koloniale geschiedenis in de Oost en de West als één geheel, althans in één band, maar niet vergelijkenderwijs tegenover elkaar. (13) Dat laatste doet Wim van den Doel voor het eerst in zijn Zo ver de wereld strekt uit 2011. Het ‘vergelijkend perspectief’ uit de ondertitel van Inge Klinkers’ De weg naar het Statuut betreft een vergelijking van het beleid van verschillende koloniale mogendheden in het Caraïbisch gebied. (14) Buitenlandse historici hebben de Nederlandse dekolonisaties vergeleken met die van andere koloniale mogendheden (15) en Van Doorn en Hendrix deden dit voor het militaire aspect van de gebeurtenissen. (16) Maar in hun onderlinge samenhang zijn de Nederlandse dekolonisaties niet beschreven. Dat komt waarschijnlijk doordat het Nederlandse imperium nooit als een levende eenheid ervaren