76-1927 De Navorscher
Total Page:16
File Type:pdf, Size:1020Kb
L DE NAVORSCHER. EEN MIDDEL TOT GEDACHTENWISSELING EN LETTERKUNDIGVERKEER TUSSCHEN ALLEN DIE IETS WETEN, IETS TE VRAGEN HEBBEN OF IETS KUNNEN OPLOSSEN ONDER REDACTIE VAN G. FULDAUER. Zes en Zeventigste jaargang. AMSTERDAM ENGELHARD, VAN EMBDEN & Co. 1927. DE NAVORSCHER ONZE ,,NAVORSCHER” - VIJF EN ZEVENTIG JAAR. aThe steady habit of correcting and completing his own opinion by collating it with those of others, so far from causing doubt and hesitation in carrying it into practice, is the only stable foundation for a just reliance on it.< (Mill, On Liberty.) Er zijn van die rustpunten in het menschelijk leven zoowel als in het leven van boeken en tijdschriften, waarop men even terugblikt - zoogenaamde jubilea zijn er de uitingen van -, en overziet, wat tot nog toe gewrocht is, welke veranderingen hebben plaats gegrepen, welke invloeden hebben gewerkt om het leven en streven in bepaalde gewenschte of ongewensche richting te sturen en tenslotte het resultaat. Vijf en zeventig jaar heeft onze 2Navorscherb: geleefd, en gepoogd zijn devies : rGedachtenwisseling om te komen tot de waarheid< hoog te houden. Vele tijdschriften heeft hij zien bezwijken om zich heen onder den last van hetzelfde pogen, maar h2j heeft stand gehouden : . saevis tranquillus in undis . , . geschraagd door zijn staf .van beproefde medewerkers, mannen van weten- schap en de wetenschap beoefenend louter om haar zelve en zonder eenige gedachte aan zichzelven. Het is dan ook aan deze mede- werkers, die ik gedurende de circa twintig jaren, dat ik de leiding van dit tijdschrift heb mogen voeren, gadesloeg en bewonderde, het leeuwenaandeel van dit herdenkingsnummer wil laten, om hun meening te uiten en wederzijds van gedachte te wisselen. Het was oorspronkelijk mijn bedoeling, dat ieder circa. één . pagina te zijner beschikking zou krijgen 2 maar dat bleek in de praktijk niet uitvoerbaar. Ik hoop nu maar, dat zij, die zich wel aan den oorspronkelijken opzet gehouden hebben, mij deze vrijgevigheid zullen vergeven - in een feestnummer mag men nu eenmaal niets weigeren - dat bederft de stemming. En thans - gezamenlijk viribus unitis gaan wij voort - het hoofd rechtop, den blik vooruit naar. 1. ons volgende rustpunt. De SNavorscherc semper crescat. GUSTAAF FULDAUER. 1927 1 Yiremque aoquirit eundo. V IRGILIUS. Al gaande windt hij krachten. Vruchtbaarder bron kennen Ne&rland’s vorsehers niet Dan d’ halfeeuwsche vraagal voortdurend ons biedt: Amstel’s Muller, die om aller zoekers vree, Met bart en ziel steeds op z’n dapperst stree. Zijn rustlooze arbeid wekt nog elken dag Veel weters dank, ons a!ler diep ontzag, En wint, zelfs n& zijn dood, nog nieuwe krachten. Geen onderdeel van het heelal, geen kunst of wetenschap, geen kroon, schepter, staatsman otveldheer, geen spreekwijZe, geen dier, plant of bloem - geen enkel onderwerp liet $De Navorschera sinds 185 I onbésproken. Zijne beloften strekten steeds wijder - op elk, ook op godsdienstig en wijsgeerig gebied ! Reeds in de eerste jaargangen van den BNavorscherc be- schaamden meerdere geleerden de huidige twijfelaars aan Gods heilig Woord omtrent de Paradijs-geschiedenis en de oorzaak van de zonde, met herinnering aan de geestvolle, soms mystieke behandeling van dezelfde onderwerpen bij den strijd tusschen Arminius, leider der Remonstranten naar het gevoelen van Zwingli, en Gomarus, volger van Calvijn, omtrent de leer der Goddelijke voorbeschikking en genade. Aan die geschi’len paarde zich een ander : of men met Calvijn moest stellen, dat kerkelijke zaken uitsluitend door geestelijken worden behandeld en beslist, dan wel of men volgens Zwingli daaromtrent ook gezag aan de burgerlijke overheid moge toekennen. Oldenbarneveld handhaafde het laatste gevoelen, dat hij, tot onuitwischbare schande van zijne rechters, met den dood zou bekoopen! De Staten van Holland gelastten, doch te vergeefs, aan voormelde hoogleeraren om den vrede te bewaren, niets te verkondigen in strijd met de Heilige Schrift, met de Nederlandsche geloofsbelijdenis én den Heidelbergschen catechismus. Maar ook omtrent het verbindende gezag van beide laatste onderwerpen was men ‘t niet ééns: .de volgers van Gomarus achtten ze overéénkomstig met den Bijbel, de Arminianen beschouwden ze als menschenwerk en <oor herziening vatbaar. Tot de schrijvers van dien tijd over godsdienstige onderwerpen behoorde ook zekere Robbert Robbertszoon, leeraar in de zee- vaartkunde te Hoorn, woonachtig te Amsterdam - volgens Brandt . 3 aeen vreemde, losse en holle6olge geest. een schimper op allerlei gezindheden ; met name op het mengelmoes van verdeelde Doopsgezinden en Gereformeerden, die de Remonstranten ver- oordeelden . , . , . c Hij behoorde aanvankelijk tot de Doops- gezinden, later tot de Remonstranten, en heette een toonbeeld van mysticisme. Met dat al was Robber&. een zeer geestige man, uiterst omzichtig, bij besprekingen en geschillen nooit op zijn woorden te vangen. Dit bleek o a. bij een .onderhoud met twee hoogleeraren, één Protestant en één Arminiaan, die arglistig .z@ze meening kwamen vragen omtrent de oorzaak van de zonde. .nWél - antwoordde Robbertsz. zonder te aarzelen - toen God aan Adam. vroeg: BHebt gij van den boom gegeten, van welken Ik u gebood, dat gij daarvan niet eten zoudt!c - ant- woordde Adam beschaamd : Pde vrouw, die Gij mij gegeven hebt, heeft mij ‘van dien boom gegeven . *En God zeide tot de vrouw: B Wat hebt gij gedaan ?a >Zij antwoordde uiterst bedeesd: rDe slang heeft mij bedrogen en ik heb gegeten . .-. .c God vervloekte de slang. , . , . Deze, straks nog zoo wèlbe- ,’ spraakt tegenover Eva, behield thans een angstig zwijgen . Listiger dan al het gedierte des velds, heeft de slang sinds de verjaging van Adam en Eva uit het Paradijs den tong niet geroerd, tót hij dezen bij de synode te Dordrecht weêr deed hóoren . .Q Robbertsz’s bezoekers dropen af. Die zelfde slang oefent, na drie honderd jaar, opnieuw zijn invloed uit in de Protestantsche kerk, met verzaking van Gods eerste en heiligste gebod tot Lz’efdee: menschelijke opvattingen stellende tegenover Zijn Woord. Al kennen wij de vadio pas sinds’ kort, toch hooren wij in de huidige weerzinwekkende kerkelijke twisten op nieuw de klanken van de Dordtsche synode in den aanvang van de 17de eeuw. Ook die herinnering danken wij aan den BNavurscherc ! F. DE BAS, ‘s-Gravenhage, Oct. 1926. ’ gep. Luit.-Generaal. 4 Wilde Bondgenooten door Dr. P. H. DAMSTIL Vijf-en-zeventig jaren heeft > De Nnvovsc/ïera reeds beleefd ! Vele tijdschriften heeft men in dien tijd zien aopgaan, blinken en verzinken<. Dat dit maandblad zich nog steeds staande houdt mag als een bewijs worden beschouwd, dat de medewerkers geen nutteloos werk verrichten. Aan mijne welgemeende gelukwenschen aan- de’ Redactie waag ik het daarom ook in deze Jubileum- aflevering een verzoek aan de lezers toe te voegen, die in staat zijn om een bevredigend antwoord te geven op de vraag, die ik aan hun aandacht wil onderwerpen. Hieronymus verzekert, dat de dichter Lucretius door het drinken van een liefdedrank krankzinnig is geworden en, na in zijne heldere oogenblikken verscheidene boeken van zijn beroemd werk De. &2erg?ti Natura te hebben geschreven, zelfmoord heeft gepleegd. Eeuwenlang hebben de geleerden over de geloofwaardigheid van dat bericht gestreden, totdat Prof. 1. P. Postgate, die in dezen zomer, helaas! aan de wetenschap is ontvallen, in eene lezing New Lig/zt upon Lucretius, uitgegeven bij Longmans, Green F Co. 39 Paternoster Row, London E. C ~1 op interne, d.i. aan het ge- dicht zelf ontleende bewijzen heeft trachten aan te toonen, dat het bericht alleszins geloofwaardig is. Hij ontleent een eerste argument aan een passage in het 5de boek (vs. 1308 vlgg.), waar de dichter’ uitvoerig beschrijft, hoe de menschen behalve olifanten ook leeuwen, stieren en wilde zwijnen ten gebruike in den oorlog hebben afgericht en gebezigd. Postgate nu acht het bij een ernstig navorscher als Lucretius j onwaarschijnlijk, dat dit, een louter verzinsel zou zijn, maar zeer mogelijk, dat het te beschouwen is als het voortbrengsel eener kranke verbeelding of van verkeerde gevolgtrekkingen uit andere bronnen. Intusschen heeft hij dergelijke berichten bij anderen gezocht en slechts deze gevonden: In dé Naukeurz~e Besehryvinge der Afrikaensche Gewesten . door Dr. 0. Dapper. Amsterdam. Jacob van Meurs, 1668, staat op bladz. 635 : ,De Hottentots, genaemt Heusaquesu, en vervol- gens blz. 636a: *De Heusaques zijn bpzonder vaerdig met jonge . :. ,_ 5 en oude leeuwen om te gaen, die zy in strikken weten te vangen en te temmen, met een bant aen den hals, als een hont. Zy trekken ook wel met leeuwen, die zy lang gehad en heel tam gemaekt hebben ten oorloge, en kunnen daer mee den vyant, zonder moet van eenig tègenstant te bieden, in\ de ronte op de vlucht drijven ; ‘t geen velen vremt wil voorkomen, en echter in’ er daet onder hen gepleeght w0rt.e Verder worden in het Duitsche werk M. Peter Koibens Reise nn das Cap du bonne Espèrance, Nürnberg 1719, en in de ver- taling daarvan Naaukeurìge en Uìtvoerige Beschr~vìng van de Kaap de Goede Hoop. na waarheìt beschreven door Peter Kolbe, Amsterdam 1727, vermeld : PBackelev- oder Fecht-Ochsena. en SElakkeley Ossenu maar de vechtleeuwen, die Dapper vermeldt, komen er niet in v,oor, evenmin als in de Fransche Descrz$ìon du Cap de Botte-Esperance . Tìrée des Mémoires de Mr. Pierre Kolbe, Amsterdam 1741. I Zijn aan lezers van de, Navorscher andere berichten omtrent het africhten van wilde dieren voor oorlogsgebruik bekend? Utrecht. De etymoiogische beteekenis van Zeeland. Het schijnt me dat Zeeland algemeen opgevat wordt als Baan zee gelegen 1and.a Zoo toch bij Verdam; Mnl. Wdbk., i. v. SPelander en Seelant (In het, Handwdbk., i. v. Seelaat aaan of in zee gelegen landa). Zoo ook bij Piantijn, i. v. Zeelandt insularis seu maritima terra, quod Oceano apposita sits loidat’ het tegenover, den Oceaan ligt). Het Dterra maritimac van Kiliaan, i. v. sec-Zand, zal dan wel hetzelfde beteekenen. Die uitlegging is te eenvoudig. Immers alle land of ten minste _ alle kustiand is op die wijze Zeeland, en toch komt de benaming alleen bij ‘ons voor (het Deensche Seeland blijkt met Zand niets te maken te hebben).