PDF Hosted at the Radboud Repository of the Radboud University Nijmegen
Total Page:16
File Type:pdf, Size:1020Kb
PDF hosted at the Radboud Repository of the Radboud University Nijmegen The following full text is a publisher's version. For additional information about this publication click this link. http://hdl.handle.net/2066/147895 Please be advised that this information was generated on 2021-10-03 and may be subject to change. SEPARATUM SOURCES AND DOCUMENTS RELATING TO THE EARLY MODERN HISTORY OF IDEAS © Holland University Press bv, Amsterdam No part may be translated or reproduced in any form by print, photoprint, microfilm, or any other means, without written permission from the publishers. @ І HOLLAND UNIVERSITY PRESS BV / POSTBUS 1850 HOLLAND UNIVERSITY PRESS NL-1000 AMSTERDAM AMSTERDAM ISSN 0304-0003 LIAS VI (1979) 1 A.E.M. JANSSEN ELBERTUS LEONINUS, NEUTRALIST EN LIBERTIJN TUDENS DE NEDERLANDSE OPSTAND 'Waar nu eenmaal over degenen, die in de staat zekere reputatie genieten en wel omdat zij een nogal opvallende rol hebben gespeeld, later wanneer zij zijn gestorven allerlei praatjes en uiteenlopende oordelen de ronde gaan doen, heb ik me de moeite getroost in het kort rekenschap te geven van mijn leven, opdat ik na mijn dood niet met overdreven loftuitingen van weigezinden word ge prezen dan wel word overstelpt met laster en verwijten van kwaadaardige en dwalende lieden1 - aldus luidt de hier vrij vertaalde eerste zinsnede van de tussen 1596 en 1598 aan het papier toevertrouwde autobiografie van Elbertus Leoninus. Uit een dergelijke aanhef mag worden afgeleid, dat Leoninus zich op het einde van zijn leven terdege ervan bewust was, dat hij werd beschouwd als een controversiële figuur. Kan dit gegeven het apologetisch karakter van de hieronder uitgegeven autobiografische aantekeningen verklaren, als genre is de Vita Elberti Leonini volstrekt geen uniek fenomeen; menig geletterd en zichzelf respecterend man heeft gemeend het nageslacht te kunnen dienen met een beschrijving van de eigen, memorabel geachte levensgang, welke aan winst dan als zodanig evenzeer geschiedkundige erkentelijkheid als gerede kritiek (in de vorm van interpretatie en annotering) verdient. Deze autobiografische aantekeningen, die hier voor het eerst integraal worden uitgegeven, vormen aanleiding zich opnieuw te verdiepen in de vraag in hoeverre de Geldersman Elbertus Leoninus, wiens irenische persoon "een eigenaardige rechtvaardiging van onze Opstand" beUchaamt (1)*, past in de grote, nogal anonieme middengroep, die zeker tot 1579/1580 behoedzaam en actief tussen twee uitersten heeft trachten te manoeuvreren. Voor dit doel zij het geoorloofd hier allereerst nog eens te wijzen op het belang en de invloed van dit 'centrum' van zogeheten 'neutralisten' (2) of 'on- beslisten' tijdens de Opstand in de Nederlanden en vervolgens een aantal mar kante gebeurtenissen uit Leoninus' leven in herinnering te roepen ten einde de hier uitgegeven autobiografische aantekeningen in een passend kader te plaatsen. * Noten zie p. 50 Standbeeld van prins Willem van Oranje tegen de 'Mur des Réformateurs" te Genève 40 A.E.M. JANSSEN Qua terminologie, fasering, aard, omvang en karakter blijft de zestiende-eeuwse Opstand in de Nederlanden voor een inmiddels nogal select aantal geschied- beoefenaars een voorwerp van niet aflatende ijver. Menig welwillend en gezag hebbend buitenstaander zal vanaf de zijlijn van dit geschiedkundig exercitie- terrein meewarig het hoofd schudden en zichzelf zonder meer bevoegd achten tot de ogenschijnlijk relevante vraag of wij nu inmiddels niet voldoende bezig zijn gehouden met gebeurtenissen en ontwikkelingen uit een tijdsgewricht, aan de hand waarvan met name in de schoolbanken ons aller jeugd heet te zijn verblijd; er is immers al zo'n immense hoeveelheid geschreven en gedebi teerd over dat historisch fenomeen, dat beurtelings temidden van al evenzeer incorrecte benamingen, zoals de Nederlandse Onafhankelijkheidsstrijd of zelfs nationale vrijheidsoorlog, nog steeds - ten onrechte - staat geboekstaafd als 'onze' Tachtigjarige Oorlog. Dat hier nochtans opnieuw aandacht wordt gevraagd voor die veelbewogen en dito beschreven periode uit de tweede helft van de zestiende eeuw, mag niet worden toegeschreven aan zekere zelfgenoegzaamheid. Al biedt de Neder landse Opstand de volksmond nog steeds de nodige praatstof, er valt geen zinnig laatste woord over te zeggen. Over de wijze waarop in verleden en heden met name over het karakter van deze Opstand in de geschiedschrijving is ge oordeeld en gepolemiseerd, zijn thans doorgaans kundige en verhelderende historiografische studies voorhanden (3), reden waarom hier gevoeglijk kan worden afgezien van het releveren van menige eeuwenoude pennestrijd van soms ongemeen grimmige signatuur (4). Kwesties als zou het verzet in de Neder landen voornamelijk geënt zijn geweest op godsdienstige dan wel vrijheids lievende (of zo men wil: conservatieve) motieven en denkbeelden, blijven hier goeddeels rusten, evenals de vraag in hoeverre sociaal-economische verhoudingen en verschuivingen in die tijd al dan niet een determinerende invloed op de feitelijke toedracht hebben gehad. Ook aan een min of meer 'nationaal' element in de Opstand wordt hier stilzwijgend voorbijgegaan. De historicus, die de waarde van de twijfel gewetensvol wenst te respecteren, kan mede op grond van een gezaghebbende, recente uiteenzetting gevoeglijk afzien van het noemen van dé oorzaken en motieven, die zich voor en tijdens de Opstand hebben gemanifesteerd; in plaats van zich te wagen aan gemakzuchtig etiketteren mag het veeleer zinvol heten dat hij de voortdurend wisselende belangengroepen, hun individuele leden en motieven tracht te onderkennen, de verschillende fases in het verzet weet te onderscheiden en alert blijft voor grove generali seringen (5). De zogeheten neutralisten of onbeslisten vormden een heterogeen gezelschap, dat vanaf het begin van het uitbrekend verzet omzichtig heeft trachten te ma noeuvreren tussen twee, aanvankelijk relatief kleine groepen, die op grond van politieke tegenstellingen en religieuze onverdraagzaamheid over en weer steeds onverzoenlijker tegenover elkaar kwamen te staan, totdat uiteindelijk rond 1579/1580 de kloof tussen hen onoverbrugbaar zou blijken. In de gang- ELBERTUS LEONINUS, NEUTRALIST EN LIBERTIJN 41 bare historiografie overheerste tot voor kort - grosso modo - de opvatting dat er tijdens de Opstand in de Nederlanden maar twee 'partijen' zouden zijn ge weest met diametraal tegengestelde programma's: enerzijds de rebellen, voor wie dan het monopolie van verzet moest worden geclaimd, daar zij behalve in de privileges en vrijheden van weleer (waarnaar door hen te pas en te onpas werd verwezen) vooral ook in de nieuwe of gereformeerde religie haar voor naamste motivering zouden hebben gevonden; anderzijds de groep van zogeheten konings- of Spaansgezinden, die zich hoe langer hoe meer 'malcontent' gingen opstellen naar aanleiding van de troebelen en ten slotte onverkort wensten vast te houden aan het oude geloof en aan de verschuldigde obediëntie jegens de legitieme, als de 'natuurlijke' landsheer bestempelde souverein. Recente studies hebben evenwel aangetoond, dat een dergelijke zwart-wit-tekening van slechts twee belangengroepen binnen de Opstand geen juist beeld meer oplevert. Mo menteel zijn een aantal contouren van de middengroep tussen beide extreme richtingen blootgelegd, aan de hand waarvan dit 'centrum' een beter herkenbaar profiel heeft gekregen. Met betrekking tot deze middengroepen valt in politicis een voortdurend streven naar matiging, compromissen en verzoening waar te nemen: hun staatkundig-constitutioneel program werd in hoofdzaak bepaald door tradities, zoals die in de Bourgondisch-Habsburgse Nederlanden golden en omwille van pragmatische motieven als zodanig moesten worden gehand haafd. Zij waren in wezen beslist niet anti-monarchaal en ook niet zonder meer anti-centralistisch, maar wensten zoveel mogelijk de eigen identiteit van de onderscheiden 'zeventien' gewesten, inclusief de daar vigerende institutionele verhoudingen, binnen het door Karel van Habsburg afgerond conglomeraat van de Nederlanden erkend en gehandhaafd te zien. In kerkelijk opzicht weigerden deze 'neutralisten' zolang mogelijk kleur te bekennen tussen Genève en Trente, in de hoop op een soort tussenoplossing in de trant van het Anglicanisme in Engeland ten tijde van koningin Elizabeth (6). In hoeverre nu mag Elbertus Leoninus als mondig representant van deze ano nieme middengroep tijdens de Opstand in de Nederlanden worden beschouwd? * * * De in 1519 of 1520 in de Gelderse stad Zaltbommel uit nogal gegoede ouders geboren Albert of Elbert de Leeuw genoot een gedegen humanistische opleiding. Na humaniora te Utrecht en te Emmerik, bekwaamde hij zich verder in de letteren aan het vermaarde Collegium Trilingue van de dan nog enige Neder landse universiteit te Leuven en vervolgens studeerde hij aldaar rechtsgeleerd heid (7). In 1547 verwierf hij hierin een licentiaat. Wellicht moge tot zijn aca demische vorming, die in 1550 werd afgesloten met een doctoraat in de beide rechten,óók het huwelijk worden gerekend, dat hij op 7 juni 1548 sloot met Barbara de Haze, dochter van de Leuvense hoogleraar-jurist Johannes Hasius. Reeds twee dagen na die gelukkige echtverbintenis werd hij te Leuven benoemd 42 A.E.M. JANSSEN tot hoogleraar in het canoniek recht en in 1560 volgde hij zijn promotor Gabriel Mudaeus op als professor primarius legum, welk ordinariaat hij tot 15 80 officieel vervulde. Plichtsgetrouw en vaak zo diep in zijn wetenschappelijke lectuur verzonken dat hij een verstrooide indruk achterliet, bewees de Leuvense