De Kroniek Van Abel Eppens Tho Equart
Total Page:16
File Type:pdf, Size:1020Kb
De kroniek van Abel Eppens tho Equart Abel Eppens tho Equart Editie Hajo Brugmans en Johan Adriaan Feith bron Abel Eppens tho Equart, De kroniek van Abel Eppens tho Equart (eds. Hajo Brugmans en Johan Adriaan Feith). J. Müller, Amsterdam 1911 Zie voor verantwoording: https://www.dbnl.org/tekst/eppe004kron01_01/colofon.php Let op: werken die korter dan 140 jaar geleden verschenen zijn, kunnen auteursrechtelijk beschermd zijn. i.s.m. en V Inleiding. Wie was Abel Eppens tho Equart, de schrijver van de omvangrijke Kroniek, welke ruim 300 jaren na hare totstandkoming thans in druk zal worden uitgegeven? Het antwoord zoude enkel kunnen luiden: een rusticus eruditus, een geletterde ‘huisman’ of eigenerfde boer, die de gebeurtenissen van zijn tijd, de tweede helft der zestiende eeuw, en van zijne omgeving onbevangen en getrouw heeft te boek gesteld. Voor hen echter, die meer van dien voor zijn tijd zeker merkwaardigen man, vrij wel eene uitzondering te midden zijner standgenooten, willen weten, diene het volgende. Abel Eppens werd omtrent Palmzondag1) van het jaar 1534 op Bolhuis te Eekwerd geboren. Eekwerd is de naam van een terp of wierde, eenige jaren geleden afgegraven, gelegen in het kerspel Wirdum (thans gemeente Loppersum) op korten afstand ten noorden van het Damsterdiep, tusschen het dorp Wirdum en het latere landgoed Ekenstein gelegen. Op die wierde stonden slechts enkele huizen, waaronder eene groote, deftige boerenhofstede, Bolhuis geheeten. Dien naam, waarschijnlijk samengesteld uit bôl, praedium, landgoed2), en huis, dus het huis bij het landgoed behoorende, droeg de hofstede reeds in de zestiende eeuw3). Eppens' vader heette Eppo Aepkens (Aepke = Abel) en overleed op vroegen leeftijd den 1) 29 Maart. Vgl. Kroniek, dl. I, blz. 172 vlg. 2) Schiller und Lübben, Niederdeutsches Wörterbuch, in voce. 3) In het h.s. Klauwboek der redgerrechten wordt op de jaren 1556 en 1588 Abel Eppens toe Equert als de eigenaar van Bolhuis vermeld. Abel Eppens tho Equart, De kroniek van Abel Eppens tho Equart VI 12den October 1545 aan de pest1); zijne moeder mocht Eppens langer behouden. Zij is hem gevolgd in de ballingschap en overleed in 1582 te Emden, eveneens aan de pest. Zij heette Etgijn Ellema of Elema en was geboortig van de oude Elemaheerd bij Uithuizen. Met eenigen trots wijst onze kroniekschrijver op de oude afkomst van het geslacht zijner moeder en op de ontwikkelde mannen daaruit geboren2). Met hoeveel te meer recht zoude hij dat thans ruim 300 jaren later hebben kunnen doen, nu de Elema's gedurende al dien tijd hun rang van een der aanzienlijkste en meest ontwikkelde landbouwersgeslachten in de Groninger Ommelanden hebben weten te handhaven. Abel Eppens was een eenige zoon; hij had enkel eene zuster en twee halfzusters3). Na zijns vaders dood bemoeiden zich zijne voogden Popco Sickens en Ballo Froma met zijne opvoeding en werd hij naar Farmsum gebracht, waar hij twee jaren vertoefde. Zijn grootvader Sicco Tammens te Zeerijp oordeelde den kleinzoon meer geschikt voor de school dan ‘ter copenschap’, hoewel Eppens zelf getuigt, dat hij destijds een tegenzin in de school had gekregen ‘um mijnes vorigen mesters hardicheyt’. Hij werd dus ter verdere ontwikkeling in 1547 naar Groningen4) gezonden en kreeg aldaar zijne huisvesting in het gezin van den organist der Akerk, ‘vrome erbare luyden’, de ouders van den rector der bij de ‘Onze Lieve Vrouwen kerke ter Ae’ behoorende Aschool. Bedoelde rector heette Gerlacus Verrutius. Eenigen tijd later ging hij naar de 1) Hoe het te verklaren, dat Eppens' vader ‘myt sijn darde huysfrouwe up enen dach’ is gestorven? Vgl. dl. I, blz. 105. Dit kan, indien Eppens' eigen moeder, die in 1582 stierf, de derde vrouw van zijn vader is geweest en indien men ‘up enen dach’ verklaart als: op denzelfden kalenderdag. 2) Dl. I, blz. 394, 443. 3) Sebastiaen Wabbens, burgemeester van Appingedam, was een zwager van Eppens. Dl. I, blz. 208. 4) In Groningen was Eppens in den zomer van 1545 getuige van een ongeluk in de Martinikerk. Dl. I, blz. 105. Daar ook de andere berichten over Eppens' jeugd. Abel Eppens tho Equart, De kroniek van Abel Eppens tho Equart VII St. Maartenschool, destijds door haren beroemden rector Regnerus Praedinius wijd vermaard. Aan de mededeelingen van Eppens omtrent zijn leermeester danken wij de kennis van menige bijzonderheid uit het leven van dien grooten geleerde en humanist. Ter verdere voltooiing zijner studiën bezocht Eppens in 1555 de hoogeschool te Leuven. Eppens' indrukken van Leuven zijn zeer sterk en van grooten invloed geweest op zijn denkwijze; wanneer hij nog na jaren aan de Leuvensche theologen denkt, komt hij in vuur van woede en toorn1). Van Leuven ging hij naar Keulen, waar hij zich in 1557 moet hebben bevonden2). In 1558 moet hij weer in Groningen zijn geweest3). Daarna begaf hij zich naar Wittenberg om zich onder het gehoor van Philippus Melanchthon te scharen4). Van zijn verblijf in het buitenland heeft Eppens betrekkelijk weinig opgeteekend; het behoorde niet in het kader van zijn werk veel over zich zelf uit te weiden; hij heeft de geschiedenis der Ommelanden uit zijne dagen willen te boek stellen; ook is hij blijkbaar eerst veel later met zijn opteekeningen begonnen. Nadat hij Melanchthon ‘mede to grave gevolget’ was5), aanvaardde hij in Mei 1560 de terugreis naar het vaderland. Twee jaren later, in Mei 1562, begaf de nu 28-jarige Abel Eppens zich in den echt. De naam van zijn vrouw was Frouke Louwens. Hij vestigde zich op eene van zijn vader afkomstige boerenplaats op de wierde Enselens ten zuid-oosten van Loppersum, dus op korten afstand van zijn ouderlijk huis. Eenige jaren later verhuisde hij 1) Vgl. beneden, blz. XIV. Een Leuvensche herinnering is nog het verhaal van de verdediging van Leuven door de studenten in 1542. Dl. I, blz. 80. 2) Dl. I, blz. 43. 3) Dl. I, blz. 38. 4) Eppens vertelt dit in zijn kroniek. Opmerkelijk is het echter, dat zijn naam niet voorkomt op de lijst der Friesche en Groningsche studenten, die in het Album studiosorum te Wittenberg in de zestiende eeuw zijn ingeschreven, gegeven door Dr. J. Winkler in De Navorscher van 1875. 5) Melanchthon stierf 19 April 1560. Abel Eppens tho Equart, De kroniek van Abel Eppens tho Equart VIII naar Bolhuis1). Vermoedelijk ter herinnering aan eene verbouwing getuigde nog in het begin der negentiende eeuw een gevelsteen aan de noordzijde van het huis met het opschrift: Abel Eppens anno 1572 2 Junij, van zijn wonen ter plaatse. In 1569 treft men hem als wedman te Wirdum, in 1580 als proviandmeester aan de zijde der Staten. Eppens, de overtuigde aanhanger der hervorming, heeft in 1568 niet als zoovelen zijner landgenooten bij de nadering van den hertog van Alva het land verlaten, wellicht omdat hij zich nog weinig als zoodanig had bloot gegeven. Maar in 1580, na den afval van Rennenberg, werd het anders. Eppens achtte zich niet langer veilig in de Ommelanden en nam de wijk naar Emden, later door zijne vrouw en kinderen en zijne moeder gevolgd2). Hier heeft hij een aantal jaren in ballingschap gewoond; geen wonder, dat in zijne beschrijving der geschiedenis van de Ommelanden hoe langer hoe meer tal van feiten en merkwaardigheden werden opgenomen, welke in het bizonder Emden en Oostfriesland betreffen. Hoe lang Eppens te Emden heeft gewoond en wanneer en waar hij is gestorven, is tot dusverre onbekend3). In de jaren 1582 en eerstvolgende komt hij herhaaldelijk in archiefstukken voor als gedeputeerde der Ommelanders4), naar Oostfriesland uitgeweken. Zoo o.a. in eene door hem samen met Johan Rengers van ten Post, Mello Broersema, Emo Tammen en Renko Ellema afgegeven verklaring van 8 Augustus 15825), dat zij het landszegel der Ommelanden hebben in ontvangst genomen en zullen bewaren. Ook staat zijne handteekening onder de goedkeuring der Ommelander rekeningen van die jaren. In 1588 staat hij 1) Bolhuis bezat hij natuurlijk sedert den dood van zijn vader. Vgl. boven, blz. V, noot 3. 2) Deze kwamen 2 Mei 1581 te Emden. Dl. I, blz. 294. 3) In 1580 had hij plan zich te Weener te vestigen. Dl. I, blz. 283. 4) Hij werd dat reeds in 1580, toen er een college van Gedeputeerden werd opgericht. Dl. I, blz. 275. Ook komt hij als proviandmeester voor. Dl. I, blz. 278. 5) Reg. Archief Groningen, 1582, nr. 105. Abel Eppens tho Equart, De kroniek van Abel Eppens tho Equart IX nog als eigenaar van Bolhuis te boek, maar reeds vroeger waren zijn goederen als van een landsvijand ten verkoop aangeslagen1). In 1589 neemt zijn kroniek vrij abrupt een einde; een slottirade ontbreekt; of is deze met eenige bladen afgevallen en zoek geraakt? Ook zijn er bijlagen van Eppens kroniek verloren gegaan2). In ieder geval is ook zijn dertiende of laatste boek opvallend kort. In archiefstukken komt Eppens' naam na 1589 niet meer voor. Den 6den September 1589 bracht hij een bezoek aan den Upstalboom, zooals hij zelf vertelt3). Hij leefde blijkens een brief van Doede van Amsweer aan Rengers nog in April 15904). Maar na den terugkeer der ballingen in 1594, toen aan velen van hen posten in het Stads- en Ommelander bestuur werden toevertrouwd, zoekt men te vergeefs naar den naam van Abel Eppens. Alleen blijkt uit een brief van Doede van Amsweer aan een zijner zonen, Leo Abeli, uit het jaar 15965), dat de vader toen reeds eenigen tijd geleden was gestorven. Wij zullen dus mogen aannemen, dat Eppens in 1590 of kort daarna is overleden. Eppens heeft bij zijne vrouw, de genoemde Frouke Louwens, acht kinderen gehad. Van deze zijn met zekerheid alleen bekend twee zonen, Eppo en Louwe Abels6). Laatstgenoemde, meer bekend als Leo Abeli ab Equart, werd in 1595 de eerste hervormde predikant van Loppersum en komt als zoodanig in Mei 16047) het laatst voor.