aemngmn ord ewnheen eeuwen de door Watermanagement

Historisch

Jaargang 14

2008

Nummer 1

Watermanagement door de eeuwen heen Met voorbeelden uit West-Nederland en Voorburg Watermanagement door de eeuwen heen

W1 Waterland

Neem Hollands boer zijn guldens af, Zijn centen en vierduiten – Dan houdt hij nog zijn vette klei En staat er bij te fluiten.

Neem Hollands boer zijn landen af – Dan houdt hij nog zijn water; Daar maalt hij toch weer land uit op WWat vroeger of wat later.

Neem Holland al zijn dijken weg En laat het onder lopen – Geen nood: elk kaasboerinneke Gaat vissersnetten knopen.

Neem Holland al zijn bomen weg, Zijn wilgen en zijn peppels – Dan ruist nog Hollands windezang Door ’t riet van sloot en greppels.

Maar neem je Hollands water weg, Zijn plassen en zijn vaarten – Dan is mijn land geen Holland meer, Al staat het op de kaarten.

Dan wordt het duin en woestenij, Dan dorren alle weiden, Dan gaat mijn mooie Holland dood, Omdat het dorst moet lijden.

Johan Hendrik van Meurs (1888 – 1945)

Poldersloot met molen en koeien 2 Watermanagement door de eeuwen heen I Inhoud

Waterland 2

Van de redactie 3

Inleiding 4

De prehistorie 10

De Romeinse tijd 23

De middeleeuwen 37

De Nieuwe Tijd 57

De toekomst 92

Verklarende woordenlijst 98

Geraadpleegde literatuur 108

Auteur en medewerkers 111

Colofon 112 Van de redactie

In de literatuur is de laatste decennia veel verschenen over de invloed en het belang van water voor de samenleving. In deze uitgave zal het water echter centraal staan bij de beschrijving van de historische ontwikkeling van Voorburg. Gezien de lange tijdsperiode, Ontgonnen veenpolder met sloten en voormalige legakkers. de grote omvang van het gebied en de vele van belang zijnde facetten van het onderzoek heeft de auteur in vele gevallen volstaan met een of meerdere eenvoudige voorbeelden. Voorzijde omslag: Naast de strijd tegen het water, die tot op de dag van vandaag doorgaat, is ook de Molen de Vlieger met tochtsloot. Deze molen uit 1621 is in behoefte aan voldoende schoon water onder de aandacht gebracht. 1989 verplaatst naar de huidige locatie in de polder Essesteijn. Voor de periode tot de Late middeleeuwen is het gehele onderzoeksgebied in beschou- Foto R. Zonderop wing genomen, terwijl het onderzoek in de periode daarna vooral betrekking heeft op de Gemaal Veen- en Binckhorstpolder. In 1872 als stoomgemaal gemeente Voorburg. Technische aanpassingen op waterhuishoudkundig gebied, verbete- gebouwd, later uitgerust met een dieselmotor en in 1942 ge- ringen van de vaarwegen en voorzieningen voor een goede drinkwatervoorziening en elektrificeerd en voorzien van een centrifugaalpomp. afvalwaterverwijdering in ons gebied komen daarbij aan de orde. Foto J. Rookmaaker Voor het oplossen van lokale problemen is door de gemeente Leidschendam-Voorburg in Bosmanmolentje, een windwatermolentje voor bemaling van samenwerking met de hoogheemraadschappen een Waterplan opgesteld, dat aangeeft kleine polders. welke maatregelen in de komende jaren moeten worden uitgevoerd. I 3 Van de redactie Inleiding

Tekening van een overstroming in 1809 in Erichem. Bron: Het woelige water, Het belang van water voor de mens is onmiskenbaar en dat geldt zeker voor ons land, waar het water een essentiële watermanagement in rol heeft gespeeld bij de structuur en vormgeving van de ruimte. Maar het is ook bepalend geweest voor het leven in Nederland de verschillende tijdsperioden. I 4 Watermanagement door de eeuwen heen De aanwezigheid van water heeft namelijk een grote invloed op de aanwezigheid van plant- en diersoorten, wat weer een reden is voor de mens om zich ergens te vestigen. Bekende voorbeelden daarvan zijn de oude culturen langs de Ganges, de Eufraat en de Tigris en de Nijl, maar er werden ook nederzettingen gesticht aan zee, aan een rivier(mond), of bij een meer. Een dam in of een brug over een water is in vele gevallen een reden geweest voor de vestiging van een stedelijke nederzet- ting. Het belang van het water voor de bevolking in het westen van ons land (de Lage Landen) komt duidelijk naar voren in de periode na de laatste IJstijd. De reden waarom de mensen hier in dit natte gebied met perio- dieke wateroverlast tijdelijk verblijven, is voor deze vis- sers, jagers en verzamelaars waarschijnlijk de rijkdom aan wild en vis geweest. Er ontstaan veel grotere proble- men, als men overgaat op de landbouw, waarbij vaste nederzettingen nodig zijn. Ondanks de vele overstro- mingen, waarbij hele nederzettingen verloren gaan en mensen en dieren verdrinken, heeft men met grote vin- dingrijkheid en een enorm doorzettingsvermogen steeds weer de moed gehad opnieuw te beginnen.

Omdat de basis voor het huidige landschap gevormd is tijdens het Holoceen, te weten de periode na de laatste IJstijd, die ongeveer 10.000 (geologische) jaren geleden Pleistoceen wel (dicht) aan de oppervlakte aanwezig is. ofwel 9.500 jaar v. Chr. (archeologisch) aanvangt, wordt Bovendien worden regelmatig vondsten gedaan op de hier vooral aan deze periode, beginnende bij het bodem van de Noordzee, die op vele plaatsen nog erg Neolithicum, aandacht besteed. In de periode daarvoor, lijkt op de situatie van destijds. het Pleistoceen ofwel het Mesolithicum, als West-Europa een uitgestrekt laagland is, dat regelmatig door de zee Het onderzoeksgebied wordt overstroomd en waarin grote rivieren uitstromen, Hier zal vooral aandacht worden geschonken aan de worden dikke lagen grind, zand en klei met een totale wijze waarop het kustgebied, gelegen tussen de Oude dikte van meer dan 100 meter afgezet. Op deze Rijn en de Maas en in het oosten grenzend aan het Pleistocene afzettingen ligt in het westen van het land veenweidengebieden en dat hier ons onderzoeksgebied nog een 10 tot 20 meter dikke laag zand, klei en veen, betreft, waarin ook Voorburg is gelegen, is ontstaan die tijdens het Holoceen is gevormd. Hierdoor kunnen onder invloed van het water. Deze invloed is bijzonder archeologische gegevens uit het Pleistoceen daarom groot geweest, gezien de ligging aan zee, waarvan het Nederland een miljoen jaar slechts onder bijzondere omstandigheden verkregen niveau zich regelmatig wijzigt en waarbij tengevolge van geleden. Tijdens het subtropi- worden, bijvoorbeeld bij diepe zandwinningen en door getijdenwerking, stroming en wind het land regelmatig sche klimaat ligt ons land diepe boringen. De situatie in onze regio in die periode aangroeit of afkalft. Maar ook de aanwezigheid van de bijna geheel onder water. kan echter wel gekoppeld worden aan die in gebieden in twee riviermondingen aan weerszijden van het gebied is Bron: Waterschappen in het oosten en het zuiden van ons land, waar het Laat- van grote invloed geweest door de aanvoer en afzetting Nederland

5 Inleiding belicht. Daarnaast worden de activiteiten van de bewo- ners in relatie tot het water beschreven, waarbij onder andere het gebruik van de bodem en het water, de bebouwing, de waterstaatkundige werken en het ver- voer aan de orde komen.

Nieuwe bevindingen Gezien het beperkte aantal archeologische vondsten in Voorburg en directe omgeving is voor de periode voor de middeleeuwen vooral gebruik gemaakt van vondsten in het onderzoeksgebied tussen de Oude Rijn en de Maas, omdat deze vondsten veelal een sterke relatie hebben met de ontwikkelingen in Voorburg. Hierbij heeft vooral de laatste decennia het systematische historische onderzoek een sterke stijging gekend, waardoor steeds meer inzicht is ontstaan in de geschie- denis van ons gebied. De toename van de aanleg van grootschalige infrastructurele werken en omvangrijke van zand en klei. Daarnaast ontstaan tijdens hevige en uitbreidingsplannen is daarbij van grote invloed aanhoudende regenperioden grote gebieden die soms geweest, maar wellicht heeft de totstandkoming van het langdurig onder water staan, waardoor in vele gevallen Verdrag van Malta in 1992 hieraan nog meer bijgedra- veenvorming optreedt. gen. Als uitgangspunt geldt daarin namelijk het duur- Doch het gaat niet alleen om deze natuurlijke proces- zaam behoud van het archeologisch erfgoed en, waar sen, maar eveneens en vanaf de middeleeuwen steeds dat niet mogelijk is, de verplichting van de veroorzaker vaker om het menselijk ingrijpen daarin. Daarbij zijn de van de bodemverstoring zorg te dragen voor de uitvoe- waterstaatkundige werken in aanvang van geringe, maar ring van adequaat archeologisch onderzoek. in de loop der eeuwen van steeds grotere omvang. Daarnaast is de theoretische kennis, zoals de C14-date- ringsmethode, de dendrochronologie, de thermolumi- Bij de beschrijving van de situatie in de prehistorie is nescentie (TL)-methode en het DNA-onderzoek van grote gebruik gemaakt van gegevens van archeologen over invloed geweest op het archeologische onderzoek. verzamelde artefacten, van geologen over de sedimen- In onze gemeente hebben met name de diverse over- ten opgenomen in het bodemarchief, van paleontologen heidsinstellingen en particuliere organisaties, zoals de over de fossielen en van dateringsspecialisten over de Archeologische Werkgroep Leidschendam-Voorburg, elk ouderdomsbepaling. Over de periode daarna is steeds met hun specifieke deskundigheid en grote enthousias- meer informatie verkregen uit historische gegevens in me in hoge mate bijgedragen aan de kennis over de de vorm van kaarten, tekeningen, foto’s en geschriften. geschiedenis van de bodem. Voor een indeling van de tijdsperioden in zowel kalen- Ofschoon er in de afgelopen decennia reeds diverse Overzicht onderzoeksgebied, derjaren als C14-jaren kan worden uitgegaan van de publicaties zijn verschenen over de geschiedenis van gelegen aan de Noordzee tus- geologie, de archeologie, de vegetatie en het klimaat. Voorburg, is dit nog nooit beschreven uit het oogpunt sen de mondingen van de Daarnaast vinden aanduidingen plaats op grond van van de invloed van het water op de ontwikkelingen van Maas en de Oude Rijn en gren- specifieke cultuurelementen. het gebied. Bovendien is, zoals hiervoor reeds is aange- zend aan het Zuidhollands- Voor elke periode komen de natuurlijke omstandighe- geven, de kennis over historische gebeurtenissen de Utrechts veengebied. den in het onderzoeksgebied aan de orde en worden de laatste decennia sterk toegenomen en als gevolg hier- Bron: auteur waterstaatkundige werkzaamheden en voorzieningen van zijn gewijzigde inzichten ontstaan.

6 Watermanagement door de eeuwen heen De invloed van het water waterkeringen regelmatig onder water komt te staan. In Nederland ligt momenteel ongeveer tweederde van Het diepste punt in Nederland ligt momenteel in de het grondoppervlak zo laag, dat het zal overstromen gemeente Nieuwerkerk aan den IJssel op 6,74 m bene- zonder de bescherming van duinen en dijken bij storm- den NAP. vloeden of bij hoge afvoeren door de rivieren. West- De verwachting is, dat de situatie in de nabije toekomst Nederland ligt geheel binnen dit gebied, dat ook wel nog verder zal verslechteren door het verder stijgen van Laag-Nederland of de Lage Landen wordt genoemd. de zeespiegel en veranderen van de maaiveldhoogten Rond het jaar 1000 ligt het merendeel van dit gebied ten gevolge van inklinking, menselijke activiteiten en nog boven het gemiddelde zeeniveau. Door het ingrij- bodembewegingen. pen van de mens daalt het maaiveld in de volgende eeu- wen in ons gebied op diverse plaatsen tot meer dan 2 Neerslag en grondwater meter onder het steeds stijgende zeeniveau. Dit is voor- Naast het probleem van overstromingsgevaar kan ook al het gevolg van de ontwatering van de gronden en van de neerslag tot gevolg hebben dat gronden soms lang- het droogmalen van de meren die door afslag en turf- durig onder water komen te staan. De gemiddelde neer- winning ontstaan zijn. Het resultaat is, dat in de huidige slag in het westen van het land bedraagt ongeveer 800 situatie een groot deel van Nederland (Laag Nederland) mm, maar er komen zeer droge jaren voor van 400 mm beneden NAP ligt en zonder duinen, dijken en andere en zeer natte jaren van 1.100 mm. Daarbij komt nog, dat de neerslag per dag sterk kan wisselen en er in korte tijd heel veel water kan vallen.

Links: Een groot deel van Nederland overstroomt zonder dijken en duinen. Bron: Water-Wijzer 2004- 2005

Rechts: Neerslagoverschot en -tekort Met stortbuien kan wel zo’n 20 mm per kwartier vallen, over een gemiddeld jaar. Het ofwel zo’n 20.000 liter per ha, wat tot ernstige water- verschil tussen neerslag en ver- overlast kan leiden. Over het gehele jaar genomen is er damping. in de periode april tot juli een neerslagtekort, dat in de Bron: Atlas van Nederland, maanden juli tot half september wordt aangevuld. Van Deel 15 Water, 1984

7 Inleiding half september tot april ontstaat een wateroverschot, grens bij plaatsen waar kwel optreedt, dicht bij het dat moet worden afgevoerd. Indien in de zomer water oppervlakte komt te liggen. Om dit probleem tegen te wordt ingelaten in de polder, ontstaat over een veel lan- gaan moet in droge tijden in de polder zoet water wor- gere tijd een wateroverschot, dat dan weer extra moet den ingelaten. worden afgevoerd. Van de overtollige neerslag stroomt slechts een beperkt gedeelte rechtstreeks van het land- De zee en de rivieren oppervlak naar de waterlopen, omdat het merendeel in De invloed van de Noordzee op het ontstaan van ons de bodem wegzakt en wordt toegevoegd aan het grond- gebied en de waterhuishouding is altijd bijzonder groot water. Dit heeft tot gevolg dat de grondwaterspiegel geweest. De getijdenbeweging heeft ervoor gezorgd, dat stijgt. Het duurt veelal een lange tijd voordat dit water er regelmatig sedimentatie maar ook erosie heeft uitstroomt in de waterlopen. Om dit proces te versnellen plaatsgevonden. Van grote invloed zijn de stormvloeden kan gebruik worden gemaakt van een drainagesysteem, vanuit zee geweest, die veroorzaakt worden door harde, zodat het grondwater snel door geperforeerde buizen stormachtige en landinwaarts gerichte winden. De wordt afgevoerd naar nabijgelegen greppels of sloten. In hevigste winden komen op de Noordzee voor tijdens de ons gebied wordt het grondwater reeds binnen 1 meter noordwester stormen, wanneer het zeewater in het onder het maaiveld aangetroffen. Een uitzondering hier- Noordzeebekken wordt opgestuwd tot wel 4 meter op is het duingebied, waar het grondwater op vele hoogte. De ernstigste situaties treden op als zulke stor- plaatsen dieper ligt. Het grondwater is continu in bewe- men samenvallen met hoogwater van het astronomisch ging, soms in horizontale richting van een perceel grond getij, speciaal bij springvloed. naar een aanliggende waterloop of van het ene gebied Stormvloeden hebben vanaf het ontstaan van de naar een ander met een lagere grondwaterspiegel. Noordzee regelmatig in het gebied plaatsgevonden. Overstromingsrampen door Verticale stroming vindt plaats bij infiltratie in de bodem Over de frequentie waarin de stormvloeden zijn voorge- stormvloeden vanaf de 17de of als kwel vanuit de ondergrond naar polders en water- komen in de periode voor de Late middeleeuwen is niets eeuw. lopen. Omdat het grondwater zowel zoet als zout kan bekend. Wel weten we aan de hand van geologische Bron: Atlas van Nederland, zijn, waarbij de grens ligt bij een chloridegehalte van gegevens, dat er perioden zijn geweest, waarin veel deel 15 Water, 1984 150 gram per m3, kan er een probleem optreden als deze overstromingen zijn voorgekomen tijdens de transgres-

8 Watermanagement door de eeuwen heen siefasen. Na het vertrek van de Romeinen wordt het nen vergroten. Dit is in de eerste plaats het ontstaan gebied regelmatig overstroomd, maar ontstaat achter de van ijsdammen door de afvoer van ijsschotsen, die de oeverwallen een gebied waarin diepe geulen het over- afvoer verstoren. In de tweede plaats kan de afvoer tollige water op natuurlijke wijze naar zee kunnen afvoe- belemmerd worden door hoge waterstand op zee, ren. Pas na de ontginning van het gebied ontstaat door waardoor het rivierwater wordt opgestuwd. de inklinking van de bodem een situatie waarin de Tot aan de Late middeleeuwen stromen de rivieren in stormvloeden diep het gebied kunnen binnendringen. In brede beddingen vrij door het landschap, niet gehinderd de loop van de eeuwen treden regelmatig stormvloeden door dammen of dijken. Het wordt dan ook als natuurlijk op. De bewoners verdedigen zich hiertegen door de aan- en onafwendbaar ervaren, dat de langs de rivier gelegen leg van terpen en de aanleg van wallen rond hun woning gebieden regelmatig worden overstroomd. Aanvankelijk en akkers. Door de jaren heen worden deze wallen op worden diverse zijtakken afgedamd, zodat de daaraan elkaar aangesloten en ontstaan doorgaande dijken, grenzende gebieden niet meer worden overstroomd. Pas zoals langs de Maasmond en ’t IJ in de twaalfde en der- aan het eind van de dertiende eeuw worden langs de tiende eeuw. Met name de Oude Maasdijk heeft door rivieren dijken aangelegd. Eerst nog op enkele plaatsen, het ontstaan van breed voorland, dat regelmatig is maar al snel wordt er aan aaneensluitende dijken bedijkt, als een goede verdediging van het gebied gewerkt. Het gevolg hiervan is echter wel, dat de rivier gefunctioneerd. De dijken langs ’t IJ en het Almere zijn het water binnen de dijken moet afvoeren, wat bij extre- nog jaren doorgebroken en hebben het gebied ten noor- me afvoeren snel tot overstromingen leidt. In de afge- den van de Rijndijk onder water gezet. Hetzelfde geldt lopen eeuwen en zelfs tot op heden heeft dit regelmatig voor grote gebieden in het noorden van het land en in tot ernstige overstromingen geleid. Zeeland. Tot in de twintigste eeuw hebben stormvloeden In de volgende hoofdstukken zal worden aangegeven ons lang geteisterd. De stormvloed in 1916, die grote hoe het water van invloed is geweest op het ontstaan gebieden langs de Zuiderzee onder water zette, is de van het landschap en welke maatregelen er in de loop aanleiding geweest om de Afsluitdijk aan te leggen en van de eeuwen door de mens zijn genomen om de leef- na de watersnoodramp van 1953 is het Deltaplan tot omgeving te verbeteren. Hierbij wordt zowel aandacht stand gekomen, waarbij de zeegaten door dijken of geschonken aan de strijd tegen het water als aan het beweegbare waterkeringen zijn afgesloten. verkrijgen van voldoende bruikbaar water.

Maar ook de grote rivieren de Rijn (Oude Rijn, Waal, Lek) en de Maas zijn van grote invloed geweest op de ruimte- lijke ontwikkelingen van ons land. De wisselende afvoe- ren van deze rivieren zijn daarbij van groot belang. Naast de gemiddelde afvoeren van deze rivieren komen extreem hoge afvoeren voor tengevolge van hevige neer- slag in de stroomgebieden. De hoogst bekende afvoer van de Rijn vindt plaats op 3 januari 1926 van 13.000 m3 per seconde (gemiddeld 2.200 m3/sec.), bij Lobith stond de rivier 6 meter hoger dan normaal. Ofschoon de gemiddelde afvoer van de Maas veel geringer is (250 m3/sec.), kan deze rivier in een korte periode sterk was- sen, zelfs met zo’n 4 meter. Het zijn deze extreme afvoeren, die veel overstromingen hebben veroorzaakt. Daarnaast zijn er nog twee omstan- digheden die de problemen bij hoge rivierafvoeren kun-

9 Inleiding De prehistorie

Gedeelte van een tekening van een Mesolitische kampplaats aan het water uit ongeveer 6000 v. Chr. met fuiken en een In Nederland wordt de naam prehistorie toegekend aan de periode waarin nog geen schriftelijke bronnen betreffende boomstamkano. ons land bekend zijn. De Nederlandse archeologie laat deze periode, het Midden-Paleolithicum, die valt binnen de Bron: Fishing for the Oude Steentijd, aanvangen in het jaar 250.000 v. Chr., omdat uit die tijd de eerste sporen van bewoning in Nederland Mesolithic zijn gevonden. P 10 Watermanagement door de eeuwen heen In die tijd heeft men in de Belvedèregroeve, in de nabij- heid van Maastricht, langs de Maas, op 10 m onder het maaiveld resten aangetroffen van een tijdelijke neder- zetting van pre-Neanderthalers. De periode eindigt met de komst van de Romeinen in ons land in het jaar 12 v. Chr., omdat toen Drusus het rivierengebied tussen de Rijn en de Maas als uitvalbasis gebruikte voor de uitbreiding van het Romeinse Rijk in de richting van de Elbe. Sinds die tijd heeft enige geschiedschrijving over ons gebied plaatsgevonden door enkele Romeinse geschiedschrijvers. De beschouwde periode is relatief kort in vergelijking met die van de vorming van de aardkorst ongeveer 4,5 miljard jaar geleden. Het is een onderdeel van het Kwartair, de laatste geologische periode, die ongeveer 2,5 miljoen jaar geleden begint bij het ontstaan van de mensheid en die is onderverdeeld in het Pleistoceen en het Holoceen.

Opgemerkt dient nog te worden, dat hoe ouder de Het Paleolithicum (250.000 – 9600 v. Chr.) beschouwde periode is, de aangegeven tijdsgrenzen des In deze periode, die ongeveer samenvalt met het Links: te globaler zijn, aangezien deze gegevens met de huidige Pleistoceen (300.000 tot 10.000 jaar v. Chr.) en ook wel Indeling Kwartair, ook wel meettechnieken niet exact zijn vast te stellen. In de afge- Oude Steentijd wordt genoemd, vinden regelmatig grote IJstijdvak genoemd, in lopen decennia echter zijn bij vondsten onderzoekstech- klimaatwisselingen (arctisch en subtropisch) en als Pleistoceen en Holoceen. nieken gebruikt die de ouderdom van de vondsten beter gevolg daarvan zeespiegelstijgingen en -dalingen Bron: auteur en nauwkeuriger kunnen vaststellen. Zo is uit onderzoe- plaats. kingen gebleken, dat de C14-metingen niet overeenko- Deze periodiek optredende gemiddelde temperatuurver- Rechts: men met de kalender- of zonnejaren. Op grond van ver- schillen zijn in sterke mate het gevolg van drie astrono- Maximale uitbreiding ijskap in gelijkingen met jaarringen (dendrochronologie) met een mische processen, te weten: de voorlaatste ijstijd tijdens het bekende ouderdom is een calibratiekromme geconstru- - het verschuiven van de hoek van de aardas ten Saalien, ongeveer 130.000 jaar eerd om deze tijdsindelingen op elkaar af te stemmen. opzichte van de zon (41.000 jaar) geleden. Nederland wordt dan De C14-methode is slechts toepasbaar tot ongeveer - de meer of minder elliptische baan van de aarde om tot ongeveer de lijn Haarlem- 50.000 jaar BP (dat wil zeggen Before Present, waarbij de zon (100.000 jaar) Nijmegen met ijs bedekt. Present gelijk is aan 1950). Voor de periode daarvóór - het beschrijven van een cirkel door de aardas aan de Bron: Waterschappen in wordt onder andere gebruik gemaakt van de TL-methode. polen (22.000 jaar) Nederland

11 De prehistorie Wel is het zo, dat tijdens een arctische (glaciaal) of sub- tropische (interglaciaal) periode kleine temperatuur- schommelingen voorkomen, die echter weer van grote invloed kunnen zijn op het leven op aarde. Gedurende het Pleistoceen wordt ons land en een deel van de Noordzee, die deel uitmaken van de zogenaamde Grote Slenk, door de rivieren vanuit het zuiden en het oosten, door het landijs vanuit het noorden en door de wind opgevuld met een vele honderden meters dik pak- ket van sedimentair materiaal: keien, grind, zand, leem en klei. De zeespiegel ligt tijdens een ijstijd (glaciaal) soms meer dan 200 m lager dan nu, waarbij de kustlijn van West-Europa zich tussen Schotland en Scandinavië bevindt, terwijl Nederland in een subtropische periode (interglaciaal) soms geheel onder water staat. Het Paleolithicum wordt ook wel de Oude Steentijd genoemd naar het gebruik van vuursteen als gereed- schap. Men bewerkt in die tijd vuursteenknollen door er stukken vanaf te slaan. De meest voorkomende gereed- schappen die hierbij tot stand komen, zijn vuistbijlen, schrabbers, spitsen, snijwerktuigen en hakmessen.

Rechts: Maximale uitbreiding ijskap in Tijdens het Midden-Paleolithicum, in de voorlaatste de laatste ijstijd tijdens het IJstijd, het Saalien (200.000 tot 130.000 v. Chr.), breidt Weichselien, ongeveer 18.000 zich een kilometers dikke ijskap uit in Nederland, vanuit jaar geleden. De waterspiegel het noorden het verst tot wel de lijn Nijmegen-Haarlem. ligt dan ongeveer 60 meter De Rijn en de Maas, die voordien in noordelijke richting lager dan nu en de Noordzee stromen, worden dan afgebogen in westelijke richting, ligt geheel boven de zeespiegel. hetgeen de verklaring is van de knik in het huidige ver- Bron: De ondergrond van loop van die rivieren. Het gebied aan de zuidelijke rand Nederland van de ijskap bestaat uit een permanent bevroren bodem (permafrost), een kale toendra, waarop alleen de Links: wolharige mammoet en het rendier kunnen overleven. De wolharige mammoet leefde Tijdens het Eemien interglaciaal (130.000 tot 50.000 v. in Nederland op de uitgestrekte Chr.) schuift de ijskap weer naar het noorden en blijven steppetoendra’s tussen de stuwwallen en smeltdalen achter. In ons land komen 115.000 en 12.000 jaar de naaldwouden en later de loofbossen terug en in het geleden. waterrijke gebied leven nijlpaarden, waterbuffels, bos- Bron: Mens en mammoet olifanten en herten.

12 Watermanagement door de eeuwen heen Rond 50.000 jaar v. Chr. begint de laatste IJstijd, het Weichsel-glaciaal. Tijdens het hoogtepunt van deze IJstijd, ongeveer 18.000 jaar v. Chr., is Scandinavië en het noordelijk deel van Engeland met een dikke ijskap bedekt en ligt de zeespiegel ongeveer 130 m onder het huidige niveau. In deze tijd leven in Noordwest-Europa, dan een barre toendra, bijvoorbeeld de wolharige neus- hoorn, de wolharige mammoet, de steppewisent, het wilde paard en het rendier. Met name van de mammoet worden door vissers en duikers nog herhaaldelijk fossie- len op de bodem van de Noordzee aangetroffen. In het Natuurhistorisch Museum Naturalis in Leiden ligt een overvloed aan slagtanden, wervels, kaken en kiezen, die op de zeebodem gevonden zijn. Deze vondsten kunnen overblijfselen zijn van de daar in die periode levende beesten, maar ook van dieren die na hun dood in ijs- schotsen de rivieren afgedreven zijn.

De mens Uit de Oude Steentijd, uit de periode vóór het Midden- Paleolithicum in Noord-Europa, zijn slechts twee vind- plaatsen van menselijke aanwezigheid bekend: omvang- rijke hoeveelheden vuurstenen en bewoningssporen uit ongeveer 500.000 v. Chr., een in Zuid-Engeland en een in Zuid-Duitsland. bij Hilversum en bij Venray, blijkt dat er mensen in In Nederland zijn uit het Midden-Paleolithicum de Nederland aanwezig zijn geweest in het begin van deze Belvedèrevondsten bij Maastricht uit ongeveer 250.000 periode tussen 35.000 en 23.000 jaar geleden. Daarna jaar v. Chr. het bekendst. Hier zijn grote concentraties treedt een daling van de temperatuur op en begint de vuurstenen met een bewerking volgens de Levallois- laatste ijstijd, zodat het voor de mens te koud wordt om techniek gevonden. Op deze plaats zijn ook vondsten er te verblijven. In deze periode bereikt de ijskap van de Neanderthalers (120.000 – 5.000 jaar v. Chr.) uit Nederland niet, maar bedekt bij maximale uitbreiding, 80.000 jaar v. Chr. gedaan. tussen 20.000 en 18.000 jaar geleden, het noorden van In stuwwallen, die gevormd zijn tijdens het Saalien Groot-Brittannië, Scandinavië en Midden-Duitsland. (200.000 – 130.000 v. Chr.), zijn bij Rhenen en Daarna wordt het geleidelijk aan warmer. In Zuid- Veenendaal ook diverse concentraties vuurstenen Nederland zijn uit het Magdalenien bij Sweikhuizen en gevonden. Dit houdt in, dat in de periode daarvóór zich op de Eijserheide bij Heerlen resten van nederzettingen mensen in dit gebied hebben opgehouden. gevonden, in Elspeet en het noorden van het land ook uit de Hamburgtraditie (12.400 – 11.600 v. Chr.). Het Indeling Holoceen. Het Laat-Pleistoceen vangt aan met het uitsterven van betreft hier nederzettingen op de dekzanden, die als Absolute tijdschaal gebaseerd de Neanderthaler en de komst van de moderne mens in kampplaatsen dienen. Zij hebben een hoge ligging en op C-14 dateringen en archeo- Europa, de Cro-Magnon mens (Homo sapiens sapiens), komen vooral dicht bij water voor. Op deze wijze heeft logische tijdschaal gebaseerd en eindigt met het verdwijnen van het landijs uit de laat- men droge voeten, drinkwater en een goed uitzicht op op culturele ontwikkelingen. ste IJstijd, het Weichselien. het rondtrekkende wild en zijn drinkplaatsen. Bron: De ondergrond van Uit een aantal vondsten, onder andere in de Aardjesberg Omdat in het Holoceen afzettingen tot 20 m dikte op de Nederland

13 De prehistorie Pleistocene afzettingen zijn komen te liggen, het dikst Het Mesolithicum (9500/8800 – 5300 v. Chr.) aan de kust en vandaar aflopend naar het huidige maai- Ofschoon men aanneemt dat het hoogtepunt van de veld in het oosten van ons land, zijn overblijfselen van laatste IJstijd omstreeks 18.000 v. Chr. plaatsvindt, met bewoning in het westen van het land uit het Pleistoceen een zeespiegel die ongeveer 130 m lager ligt dan tegen- moeilijk te achterhalen. Het geringe aantal archeologi- woordig, zijn er na dat tijdstip nog afwisselend warme sche vondsten in ons land uit het laatste gedeelte van en koude perioden geweest. Bij de bepaling van het het Laat-Paleolithicum komt dan ook voor op de Zuid- einde van de IJstijd en het begin van het Mesolithicum Nederlandse zandgronden, waar overblijfselen zijn gaat men uit van de aanvang van het Holoceen in 10.000 gevonden van de Tjonger- en de Ahrendsburgcultuur C14-jaren BP (vóór heden, namelijk voor 1950). Deze (10.700 – 9000 v. Chr.). Deze culturen behoren tot de geologische indeling is het betrouwbaarst, omdat ze jagers-vissers-verzamelaars (j-v-v) en maken daarbij gebaseerd is op meer dan een miljoen boringen. Dit tijd- reeds gebruik van pijlen en pijl en boog. stip komt overeen met ongeveer 11.500 kalenderjaren In het westen van het land is men in het Paleolithicum voor het jaar 1950 en vervolgens met 9500 v. Chr. in de volledig afhankelijk van de hoogte van de waterspiegel archeologische tijdsindeling. In diverse publicaties wor- en de klimatologische omstandigheden. Tijdens de ijstij- den verschillende tijdseenheden aangehouden voor de den is Nederland een droge steppe of toendra met wei- archeologische tijdsindeling en de relatie met de geolo- nig levensmogelijkheden door een gebrek aan voedsel. gische tijdsindeling. Tijdens de interglacialen wordt het gebied geheel of gedeeltelijk overstroomd. Op de hoger gelegen gronden Tijdens deze Midden-Steentijd vindt een snelle tempera- kunnen de mensen tijdelijk in kleine kampplaatsen, bij- tuurstijging plaats. Het zeeniveau in West-Nederland voorbeeld op rivierduinen verblijven voor de jacht op stijgt ten gevolge van de enorme hoeveelheden smelt- waterwild, om te vissen en plantaardige producten te water tussen 10.000 en 8.000 BP met 40 m van 65 tot verzamelen. 25 m beneden NAP. De kustlijn wijzigt zich in deze peri- ode in een snel tempo met ongeveer 100 m per jaar van een lijn tussen Schotland en de noordkant van Denemarken ten noordwesten van de Doggersbank tot ongeveer onze huidige kustlijn. Vanuit het zuiden ont- wikkelt zich een smalle zeearm, die vanuit het Nauw van Calais het Noordzeegebied binnendringt. Hierdoor komt de Noordzee voor een groot deel onder water te staan en raakt Engeland 8.300 jaar geleden gedeeltelijk los van het vasteland. Dit heeft tot gevolg, dat de dieren en ook mensen uit het Noordzeegebied worden verdreven naar de hoger gelegen gebieden in Engeland en het vasteland. De uitbreiding van de zee gaat zo vlug, dat de huidige Het vollopen van het structuur van de zeebodem, ondanks de bij de overstro- Noordzeebekken rond 8000 tot ming plaatshebbende zeestromingen en golfslag, over 6000 v. Chr. vanuit het zuiden grote delen van de Noordzee gelijk is gebleven aan die via het Nauw van Calais en van destijds. Regelmatig worden dan ook botten van vanuit het noorden vanaf de dieren en werktuigen van mensen van de zeebodem Doggersbank. opgedoken en opgevist. Bron: De ondergrond van Door het stijgen van de temperatuur ontdooit de bodem Nederland en neemt op de open toendra de begroeiing toe en zo

14 Watermanagement door de eeuwen heen ontstaan bossen met berk en den op de hogere gron- den. De grote kudden rendieren verdwijnen en er komen dieren voor in de plaats die we nu nog kennen, zoals ree, edelhert, wild zwijn, bever en marter en ook soor- ten die nu niet meer voorkomen, zoals eland, wolf, oeros en bruine beer.

Tijdens het Vroeg-Holoceen meanderen de Rijn en de Maas met de Schelde als zijrivier via enkele grote geu- len in een breed rivierdal, dat is ontstaan door het smeltwater dat aan het einde van de IJstijd van de grote gletsjers en massa’s landijs afstroomt en door het lage deel van West-Nederland westwaarts voert. Tussen 6000 en 5300 v. Chr. gaat de zeespiegelrijzing minder snel, met ongeveer 10 m, waardoor de zeespie- gel 15 m beneden NAP komt te liggen. De Doggersbank wordt overspoeld en Engeland wordt een eiland. In deze periode worden de gebieden waar nu de kustprovincies liggen, overstroomd en ontstaat een groot waddenge- kano in de vorm van een uitgeholde dennenstam met bied met kwelders. een lengte van 3 m en een grootste breedte van 44 cm. Ofschoon in het westen van het land geen vondsten van Sporen van de mens boten uit dit tijdvak zijn gedaan, lijkt het aannemelijk, Over deze archeologische periode, de Midden-Steentijd, dat een boot of vlot ook hier onmisbaar is geweest als zijn bijna geen gegevens over bewoning van West- vervoermiddel bij het zoeken naar voedsel. Nederland bekend. Tijdens het opspuiten van zand uit zee voor de aanleg van de Maasvlakte zijn benen har- Het Neolithicum (5300-2100 v. Chr.) poenpunten en vuurstenen materialen te voorschijn Bij de aanvang van het Neolithicum, de Nieuwe gekomen, die op nederzettingen op plaatsen die nu op Steentijd, ligt de zeespiegel nog ongeveer 8 m lager dan de zeebodem liggen, kunnen wijzen. Verder zijn er vuur- nu. stenen werktuigen gevonden op de Bruine Bank ten Tijdens het Atlanticum (6000 tot 3800 v. Chr.) stijgt de westen van Petten. Er kan dan ook aangenomen wor- zeespiegel, zij het in een wat lager tempo dan daarvoor. den, dat evenals in het midden en oosten van ons land De zee dringt verder het land binnen, onder andere bij jagers, vissers en verzamelaars als nomaden op de dek- de mondingen van Rijn, Maas en Schelde. Deze rivieren zanden hebben rondgetrokken of vanuit vaste nederzet- kunnen de ruimte die ontstaat, nog opvullen. Achter de tingen op de hoge zandgronden in het voor- en najaar meest oostelijke uitbreiding van de Noordzee, dat wil tochten naar het waterrijke gebied hebben gemaakt om zeggen op ongeveer 5 km oostelijk van de huidige kust- voedsel te verzamelen. In het relatief warme klimaat in lijn, ontstaat door de zeespiegelrijzing een stijging van die perioden is er in de kuststrook een groot aanbod het grondwaterpeil. Er ontwikkelen zich omvangrijke aan zee- en zoetwatervis, schaaldieren, gevogelte, groot kustmoerassen, die later het Basisveen worden en klein wild en een overvloed aan eetbare planten, genoemd. Meest oostelijke uitbreiding vruchten en noten aanwezig. van de zee in 4300 v. Chr. met In Drenthe wordt bij Pesse de oudst bekende kano in Tussen de lage zandbanken snijden zich veel getijden- een getijdegeul en strandwal Europa uit 6500 v. Chr. gevonden in een veenlaag van geulen in. Er ontstaan getijdenbekkens, een soort wad- tot Ypenburg/Zoetermeer. een dichtgegroeid meertje. Het is een bijna volledige dengebied, waarin door geulen onder invloed van de Bron: Forum Hadriani

15 De prehistorie zee tweemaal per dag met de vloed grote hoeveelheden er op de zandbanken een aaneengesloten strandwal. Dit zand en slib met het zeewater het gebied binnenstro- komt doordat de energie van de branding en de stroom men. Deze regelmatige getijdenafzettingen behoren tot langs de kust het winnen van de zwakker wordende de mariene afzettingen (Calais II t/m IV). Een van deze getijdenstromen. Grote hoeveelheden zand worden geulen ligt op de plaats van het huidige Rijswijk tot aan vanaf het Nauw van Calais verplaatst in noordoostelijke Zoetermeer, waarlangs op een lage strandwal het huidi- richting. Hierbij worden de getijdenbekkens geheel of ge Ypenburg is gelegen. Tussen ongeveer 3800 en 3200 gedeeltelijk opgevuld. Alleen het centrale deel van het v. Chr. hebben hier volgens opgravingen verscheidene Noord-Hollands getijdenbekken wordt niet geheel opge- bewoningsfases plaats gevonden. vuld en er resteert daar een groot meer, Almere, de late- Door de afname van de zeespiegelrijzing ontstaan in de re Zuiderzee. rivierbedding van de Rijn, Maas en Schelde stroomgor- Op de strandvlakten en zandplaten vindt in korte tijd dels met stroomruggen en oeverwallen en daarnaast een verdere kustuitbouw plaats in westelijke richting, komgebieden met klei en veen. De ligging van de Maas wat leidt tot een aantal evenwijdig aan de kustlijn verandert weinig, maar binnen de stroomgordel ver- lopende strandwallen op de strandvlakte. Door de ster- plaatst de Rijn zich vanaf Wijk bij Duurstede in noorde- ke uitbreiding van de delta’s van de Maas en de Rijn in lijke richting, op de plaats van de huidige Oude Rijn. zee krijgen deze strandwallen tussen de riviermondin- Zeespiegelrijzing en de opbouw gen een boogvorm. van de kust in ons gebied, met De strandwal van Voorburg Op de zogenaamde eerste strandwal, welke ligt tussen situaties in 5500, 3500 en Na 3800 v. Chr. ontstaat er tijdens het Subboreaal een de mondingen van de Rijn en de Maas en die is ontstaan 1700 v. Chr. geheel andere situatie. Door de geringere toename van in de periode 3800 – 3000 v. Chr., zijn nu Voorschoten, Bron: Nederland in het de zeespiegel en een vermindering van het getij ver- Leidschendam, Voorburg, Rijswijk en Naaldwijk gelegen. Holoceen plaatst de kustlijn zich weer naar het westen en ontstaat Het zuidwestelijke gedeelte vanaf Wateringen is later

16 Watermanagement door de eeuwen heen bijna geheel weggeslagen en bedekt met jongere afzet- de verdere kustuitbouw op de strandvlakten de derde tingen. strandwal tot stand, welke het meest westelijke stran- Doordat de kustlijn een tijdlang op dezelfde plaats blijft dwallencomplex is geworden. Dit gebied strekt zich uit liggen, kunnen zich op deze ruim 500 m brede strand- van Monster tot Bergen in Noord-Holland, onderbroken wal door het vanuit de zee aangevoerde zand duinen door de mondingen van de Oude Rijn en het Oer-IJ. van wel 5 m hoog ontwikkelen met bijbehorende vegeta- tie die bestand is tegen zand, zout en wind, zoals De mens in West-Nederland in de Steentijd biestarwegras en later helm en zandhaver. Tot enkele tientallen jaren geleden is men ervan over- Achter deze strandwal ontstaat een waddenlandschap, tuigd, dat er in de Steentijd, dus tot 2100 v. Chr., nog waarin, na afzetting van een dikke kleilaag (Calais III), geen permanente bewoning in het westen van het land verzoeting van het grondwater plaatsvindt door neerslag mogelijk is. Aanvankelijk zijn er slechts toevallige, ‘los- en rivierwater. Er ontstaat een veengebied, dat doorsne- se’ vondsten gedaan, dat wil zeggen objecten zonder den wordt door een fijn stelsel van stroompjes en waar- samenhang met andere voorwerpen of sporen. De laat- in zich talrijke meertjes, plassen en poelen bevinden, ste decennia zijn er echter steeds meer vondsten die nog gedeeltelijk onder invloed van het getij staan. gedaan die een duidelijker beeld vormen van de wijze De kust bouwt zich steeds verder in westelijke richting waarop de mensen in die tijd hebben geleefd. Met name uit, waarbij de zeespiegelstijging slechts gering is. Na de toen aan zee gelegen licht geaccidenteerde strand- de totstandkoming van de eerste strandwal vormen zich wallen, oeverwallen langs getijdenstromen en rivieren, op de ten westen gelegen strandvlakte over enkele kilo- rivierduinen, donken en hoogveenafzettingen zijn bij- meters meerdere strandwallen evenwijdig aan de kust. zonder geschikt voor bewoning, omdat men er gevrij- Op enkele honderden meters voor de eerste strandwal waard is van de regelmatig optredende overstromingen komen er eerst twee wat smallere strandwallen bij, van West-Nederland vanuit zee en door de rivieren. Daar waarop later de voormalige hofsteden De Loo, De Werve worden dan ook de meeste vondsten gedaan. In het en De Binckhorst zijn gebouwd. begin van het Neolithicum zijn het meestal onderko- Een tweede breed strandwallencomplex, waarop mens van jagers-vissers-verzamelaars, die uit eenvoudi- Monster, Loosduinen, Den Haag, het Haagse Bos en ge hutten bestaan. Zo wordt op een rivierduin in een Wassenaar zijn gelegen, ontstaat in de periode 3150 tot moerasachtig gebied bij Vlaardingen een tentenkamp 2750 v. Chr. Tussen de eerste en tweede strandwal uit 3900 v. Chr. gevonden, waar men, waarschijnlijk begint zich op de wadklei (Calais IV), gevormd bij een komende van de strandwallen of van de hoge zandgron- nieuwe doorbreking van de zee vanuit de Maasmond, den uit het zuiden, enkele maanden verblijft om te vis- een uitgestrekt veenmoeras te ontwikkelen. Dit is een sen, te jagen en voedsel te verzamelen. gevolg van het feit, dat het land achter en tussen de dui- In de loop van de eeuwen komt het agrarisch grondge- nenrijen steeds meer van de invloed van de zee en de bruik vanuit Zuidoost-Europa naar Nederland, waar in rivierarmen wordt afgesneden. De afvoer van het regen- 5400 v. Chr. de eerste boerennederzettingen verschij- water stagneert en de grondwaterstand stijgt, waardoor nen op het lössgebied in Zuid-Limburg. In het westen er moerassen ontstaan, waarin onafzienbare rietvelden van het land ligt nog lange tijd de nadruk op jagen, vis- en elzenbroekbossen kunnen groeien en in het zoete sen en verzamelen van plantaardige producten, omdat binnenwater veenvorming plaatsvindt, het ‘Holland- in dit natte landschap geen gebrek is aan voedsel, ter- veen’. De oudste strandwal is nu minder blootgesteld wijl er voor akkerbouw niet voldoende ruimte is. Wel aan de zeewind en zandverstuivingen met als gevolg wordt er veel vee gehouden op de kwelders en schorren een begroeiing met loofbos, dat bestaat uit iepen, lin- rond de nederzettingen. Pas aan het eind van het den en hazelaars. Langs de randen van de strandwallen Neolithicum rond 2300 v. Chr. is men in Nederland groeit het elzenbroekbos. geheel overgegaan op akkerbouw en veeteelt als In de periode 2500 tot 2100 v. Chr. komt tengevolge van belangrijkste bron van bestaan. Het gevolg van deze

17 De prehistorie wijziging in de voedselvoorziening is, dat men vaste Midden-Neolithicum in het westen van het land. nederzettingen krijgt en de woningen van betere kwa- We zien in de loop van de tijd een duidelijke verschui- liteit worden. ving van het jager-visser-verzamelaar-type naar de over- Dat er tijdens het Neolithicum al mensen hebben wegend agrarische gemeenschappen met de nadruk op gewoond in het westen van het land, is af te leiden uit de veeteelt. Dit op grond van vondsten van beenderen de tientallen vondsten in opgravingen van diverse van rund, varken, schaap en geit, welke men houdt op nederzettingen. Zo is bij de aanleg van een nieuwe de meestal drassige en zilte weilanden op slikken en woonwijk in Vlaardingen een complete neolithische schorren rond de nederzettingen. nederzetting uit de periode 2900 tot 2600 v. Chr. gevon- Men leeft echter ook van zoetwatervis, zoals snoek, den. Deze opgraving is zo uniek, dat die een eigen naam baars, brasem, voorn, zeelt, meerval en aal en van zalm heeft gekregen: de Vlaardingercultuur of -groep (3500 – en steur als die de rivieren opzwemmen om te paaien. 2500 v. Chr. Naast de vuurstenen bijlen is het typische Bij de nederzetting in Vlaardingen is in een kreek tussen dikke aardewerk van emmervormige potten met gaatjes palen, die dwars op de stroomrichting in de bodem zijn onder de rand kenmerkend voor deze cultuur. geslagen en de kreek afsluiten, een visval of visweer Veel van de opgegraven nederzettingen in ons gebied gevonden met op de bodem grote aantallen platen van behoren tot deze Vlaardingercultuur en zijn qua ligging de steur, die in die tijd veel is gegeten. Uit een vondst in onder te verdelen in: de kreek van een fuik blijkt, dat men die gebruikt voor - de oude duinen: Voorburg, Haamstede-de Brabers, de vangst van vooral aal. In zee vangt men schelp- en Leidschendam, Voorschoten-Boschgeest, schaaldieren en zeezoogdieren als walvis, tuimelaar en Voorschoten-De Donk, Den Haag-Madestein, zeehond. Men maakt jacht op edelhert, wild zwijn en ree Loosduinen en Westbroek en Schipluiden- en pelsdieren als otter en bever. Van de watervogels Harnaschpolder; wordt vooral gejaagd op de wilde eend. Verder gebruikt - de kreekoevers in het zoetwatergetijdengebied: men allerlei plantaardige producten. Spijkenisse-Hekelingen en Vlaardingen; - de rivierduinen of donken in het veengebied Bij diverse sporen van paalgaten kan de plattegrond van Molenaarsgraaf-Hazendonk en Hardinxveld- huizen worden afgeleid, die op vele sites al of niet per- Giessendam. manente bewoning aantoont. Permanente bewoning vindt vooral plaats op de strandwallen, seizoensbewo- De vondsten geven een goed beeld van de wijze, waarop ning vooral in de zoetwatergetijden- en veengebieden. de mensen daar hebben geleefd in het Vroeg- en Dat men in sterke mate afhankelijk was van het water blijkt uit vele vondsten. Binnen de nederzetting worden regelmatig waterkuilen gevonden, waarin men het regenwater heeft opgevan- gen, of zeer eenvoudige van een beschoeiing voorziene waterputten waarmee men gebruik heeft gemaakt van de zoetwaterbel in de ondergrond. Op diverse plaatsen zijn eikenhouten boomstamkano’s en peddels gevonden, waaruit blijkt, dat vervoer over water in het natte gebied onontbeerlijk is. Veel voorkomende vissen in Uit vondsten blijkt ook, dat er al contacten zijn geweest Nederland tijdens de prehis- met gebieden zowel aan de bovenloop van de Rijn als torie. de Maas. Dat men zich hier ook al de zee op waagt, Bron: Fishing for the blijkt uit vondsten van producten die uit Bretagne, Mesolithic Engeland en Scandinavië afkomstig zijn.

18 Watermanagement door de eeuwen heen Weinig archeologische vondsten op de oudste stran- uitbouw van de kust doorgaan. De kustlijn is nu geheel dwal door strandwallen afgesloten en wordt alleen onderbro- De oudste strandwal wordt steeds aantrekkelijker voor ken bij de mondingen van de Schelde, de Maas, de bewoning, omdat door de ervoor liggende strandwal de Oude Rijn, het Oer-IJ en bij Bergen. Tengevolge van de invloed van de zee afgeschermd wordt en het overstro- Holocene transgressiefase ontstaat een aantal getijden- mingsgevaar kleiner wordt. Het loofbos bestaat nu voor- geulen vanuit de Maas- en Oude Rijnmond, waarbij een al uit eiken, waarin de varkens rondscharrelen. In het groot deel van het veenpakket in het zuiden en westen bos worden op diverse plaatsen open ruimten gehakt van ons gebied wordt weggeslagen. Vanuit deze geulen met vuurstenen bijlen, waarvan diverse exemplaren in vinden klei- en zandafzettingen (Duinkerke 0) plaats en de regio zijn gevonden. Hier verbouwt men de eerste geleidelijk verlanden de geulen geheel. In de strand- graangewassen, zoals emmertarwe, eenkoorn en naakte vlakten achter de strandwallen stijgt het grondwaterni- gerst. Men ploegt de akkers door gebruik te maken van veau tengevolge van de neerslag en de afvoer uit de het eergetouw, getrokken door ossen. Tengevolge van hoger gelegen gebieden en treedt verzoeting van het de ontbossing van de strandwal vinden echter zandver- oppervlaktewater op, waardoor het veen verder groeit in stuivingen plaats. De laaggelegen vlakten tussen de omvang en dikte. Eerst groeit er in het voedselrijke strandwallen, bestaande uit graslanden, drassige plek- milieu rietveen en broekveen, maar als deze planten het ken en plassen, worden ook benut. Men gebruikt ze om grondwater niet meer kunnen bereiken, ontstaat hoog- het vee, te weten runderen, schapen en geiten, te laten veen bestaande uit veenmos. grazen. Dat ondanks de langdurige en permanente In ons land zijn geen vindplaatsen van tin en koper als bewoning op de oude strandwallen slechts weinig grondstoffen voor het brons aanwezig. De aangetroffen archeologische vondsten uit deze periode zijn gedaan, bronzen voorwerpen uit de periode na 2100 v. Chr. moe- is vooral een gevolg van het afgraven van het duinzand ten dus op kleine schaal zijn ingevoerd. Het aantal bron- vanaf de Romeinse tijd tot in de vorige eeuw en ook van zen vondsten in het westen van het land is dan ook het intensieve gebruik van de grond in perioden, dat gering en dan gaat het meestal nog om ‘losse’ vond- men nog geen oog had voor de waarde van vondsten uit sten, bijvoorbeeld sieraden en bijlen, uit de Midden- en het verre verleden. Alleen aan de randen van de strand- Late Bronstijd op de flanken van de strandwallen. wal, waar veengroei en kleiafzetting hebben plaatsge- Omdat de grondstoffen of de eindproducten moeten vonden, liggen mogelijkerwijs nog meer vindplaatsen worden ingevoerd, ontstaat een levendige ruilhandel onder deze afzettingen. Het derde millennium v. Chr. is met de omliggende gebieden en landen, zoals een tijd van vele technische ontwikkelingen. Tengevolge Engeland, Frankrijk en zelfs de Balkan. De vondsten van van de toename van de bevolking neemt de vraag naar bronzen voorwerpen in onze regio bestaan vooral uit landbouwgrond toe. Het gebruik van een technisch hulp- sieraden en werktuigen zoals speer- en pijlpunten, middel als de ploeg is hierbij van belang. Het is in deze zwaarden en bijlen. De objecten zijn voor het merendeel periode, dat de bewoners zich tegen het water gaan geïmporteerd vanuit Oost-Nederland en Engeland, waar- weren om het landbouwareaal te beschermen. Uit arche- schijnlijk zijn er geen in ons gebied vervaardigd. ologische vondsten is gebleken, dat in het gebied gele- Tegelijkertijd komt er aardewerk uit Engeland van de gen langs de riviermondingen reeds afwateringsstelsels Wessex-cultuur, welke na een vondst in Hilversum van zijn aangelegd door kaden te maken, waarbinnen men een hierop gelijkende pot uit de Midden-Bronstijd wordt greppels en sloten graaft, die het water naar een kreek aangeduid als de Hilversum-cultuur. Diverse vindplaat- of rivier afvoeren. sen van aardewerkscherven en vuurstenen pijlpunten en sikkels, met name op de westelijk gelegen strandwallen, De Bronstijd (2100-800 v. Chr.) tonen aan, dat deze cultuur ook daar is voorgekomen. Tijdens deze periode, welke behoort tot het Midden- en Door de aanwezigheid van vuurstenen voorwerpen bij Laat-Holoceen (Subboreaal en Subatlanticum) blijft de de vondsten uit deze periode, blijkt dat op de strand-

19 De prehistorie wallen dan nog veel gebruik wordt gemaakt van vuur- tot dan toe uit brons en vuursteen vervaardigd worden, steen, met name voor strijdhamers, hamerbijlen, maal- voor het eerst vervangen door ijzeren producten. en slijpstenen en sikkels. Aangezien er in ons land slechts op beperkte schaal Uit de levendige handel in bronzen en aardewerk pro- bepaalde vormen van ijzererts aanwezig zijn, is de ijzer- ducten met de landen aan de overkant van de Noordzee productie erg gering gebleven. In onze regio zijn er voor blijkt, dat er in deze periode al “zeewaardige” boten zover bekend geen ijzeren voorwerpen aangetroffen, die hebben bestaan. Uit diverse vondsten in North Ferriby in uit deze tijd stammen. Dit is waarschijnlijk mede het Engeland wordt dit ook bevestigd. Het gaat hier om gevolg van het snel roesten van het materiaal in de zogenaamde extended logboats bestaande uit een natte bodem. zware uitgeholde boomstam en opgeboeid met extra De bewoning in de kuststreek wordt sterk beïnvloed planken door middel van twijgen. door de wisselende invloed van de zee, die door regel- Aan het einde van de Late Steentijd worden de bewo- matig afwisselende transgressiefasen tijdens het Laat- ners van ons gebied door wateroverlast en de groei van Holoceen (Subatlanticum) voor een dynamiek in het het hoogveenpakket van hun nederzettingen verdreven kustmilieu zorgt, die bewoning in het gebied het ene naar de westelijk gelegen strandwallen. Door het ver- moment mogelijk en andere moment onmogelijk maakt. stuiven van de intensief gebruikte duinen worden grote Men is eraan gewend geraakt, dat via de monding van gebieden langs de binnenduinrand met een laag stuif- de Maas twee maal per dag onder invloed van de getij- zand bedekt. denwerking het water in de kreken wordt opgestuwd. Uit de Bronstijd zijn mede als gevolg hiervan weinig Bovendien stroomt het water tijdens een stormvloed vondsten in ons gebied gedaan. De boerenhoeven, die over de oeverwallen heen en zet het achterliggende bestaan uit een woon- en stalgedeelte, liggen nog ver- gebied onder water. Om het binnentreden van het water spreid: er is geen sprake van een dorpsgemeenschap. via de kreken te voorkomen, zien we dat in Vlaardingen De bewoning is nog sterk afhankelijk van de hoogtelig- de oudst bekende dag wordt aangelegd. Dit heeft echter ging van de strandwallen, de restanten daarvan, hoog tot gevolg, dat het regenwater en het water uit hogere opgeslibde kreekoevers en oeverwallen. Van groot delen niet meer weg kan en er toch veel wateroverlast belang hierbij is de aanwezigheid van een zoetwaterbel optreedt. Tijdens ontgrondingswerkzaamheden bij het in de ondergrond bij nederzettingen, die onder invloed Hartelkanaal in Voorne wordt in een dam een elzenhou- staan van zeewater in de omgeving. In andere gevallen ten duiker uit ongeveer 100 v. Chr. gevonden, waaruit zoekt men vooral de flanken van deze hoogten op in ver- blijkt dat voordat de Romeinen in ons land komen, er al band met de behoefte aan (drink)water en transport een vorm van waterbeheersing plaatsvindt door middel over het water. van dammen en duikers. Op diverse plaatsen onder en aan de randen van de Op enkele plaatsen worden net als op de kwelders in strandwallen zijn sporen van bewoning en akkerbouw het noorden van het land door de bewoners huisterpen gevonden, onder andere in Den Haag bij Meer en Bos, in (wierden) opgeworpen om de nederzetting tegen over- Monster en op de oude strandwal bij Voorschoten, stroming te beschermen. Leidschendam en Voorburg in Park Leeuwensteijn uit In het gebied tussen de Schelde, de Maas, de Oude Rijn 1400 v. Chr. en in het Westeinde ter hoogte van het hui- en het Oer-IJ zijn in de IJzertijd de volgende landschap- dige Nieuw-Bleijenburg uit 1000-800 v. Chr. Bij opgra- pen te onderscheiden: vingen onder andere bij Monster en de Velzerbroek- - een smalle hooggelegen zandige kuststrook met polder zijn ploegsporen van het eergetouw gevonden en strandwallen en oude duinen; greppeltjes voor de afwatering van kleine terreintjes. - een drassig veengebied met daarin kleiige en zandige geulafzettingen en ontwaterde hoogveenkussens; De IJzertijd (800 – 12 v. Chr.) - de riviermonden met oeverwallen en wad- en kwelder- In deze periode worden de werktuigen en wapens, die afzettingen.

20 Watermanagement door de eeuwen heen Omstreeks 600 v. Chr. vertakt de Rijn zich bij Utrecht in die zowel voor het vervoer van mensen als goederen de vorm van de Vecht en de Amstel naar het Oer-IJ bij dienst doet en een belangrijke rol in de handel vervult. het huidige Castricum. De Maas blijft door het zuidelijke gedeelte van het rivierengebied stromen. Intensieve bewoning In onze regio ontstaat in het begin van de Midden- In de Vroege IJzertijd (800 – 500 v. Chr.) wijkt de bewo- IJzertijd weer een versterkte invloed van de zee vanuit ning niet veel af van die in de Bronstijd, namelijk een de riviermondingen, de transgressiefase Duinkerke I. aantal kleine boerennederzettingen. In de Herenstraat in Aan de uitbouw van de Hollandse kust komt een einde Rijswijk is een nederzetting uit deze periode gevonden, en de riviermonden worden breder. Het zeewater dringt wat erop duidt dat men zich door de hoge waterstanden verder landinwaarts het veengebied binnen via de rivier- teruggetrokken heeft op de strandwallen. mondingen en vanuit de Maas en de Oude Rijn ontstaan Het aantal vindplaatsen uit de Midden-IJzertijd (500 – getijdengeulen en -kreken, die het veengebied ontwate- 250 v. Chr.) van bewoning op de oeverwallen van onder ren. Tengevolge hiervan klinkt het veen, dat voor 90 pro- andere de Oude Rijn en de Maasmond maar ook langs cent uit water bestaat, in en daalt het veenoppervlak, kleinere waterlopen is vrij groot. Bovendien wordt door waardoor de zee nog verder het gebied binnendringt. de ontstane geulen het moerasachtige gebied snel ont- Maar aan de andere kant zorgen deze overstromingen waterd en geschikt voor de akkerbouw. Het gevolg is, voor kleiafzettingen, die het gebied weer gemakkelijker dat ook het gebied tussen de strandwallen voor het toegankelijk maken en bovendien verlanden een aantal eerst intensief wordt bewoond. Ofschoon er weinig geulen gedeeltelijk. vondsten op de strandwallen zijn gedaan, mag worden De voornaamste getijdengeul vanuit het zuiden, de aangenomen, dat daar diverse nederzettingen hebben Gantel, breekt in deze tijd de kust binnen tussen gelegen, waarvan de overblijfselen in latere perioden ’s-Gravenzande en Naaldwijk en zorgt voor een dikke zijn verdwenen. kleiafzetting langs de geulen, waarop bewoning moge- In de Late IJzertijd (250 – 12 v. Chr.) komen de veenge- lijk wordt. De geulen en kreken vormen de belangrijkste bieden ten gevolge van een nieuwe transgressie verbindingswegen in dit gebied, ofschoon er bij opgra- Duinkerke III door grote overstromingen weer onder vingen slechts weinig boten zijn gevonden. In Vlaar- water te staan, waarbij een dikke kleilaag wordt afgezet dingen wordt een 10,60 m lange boomstamkano uit en de oeverwallen en veengebieden in het Maasmond- ongeveer 600 v. Chr. gevonden met een binnenbetim- gebied bijna geheel onder deze afzetting verdwijnen. De mering, de langste kano, die in Nederland is gevonden. bewoners trekken zich opnieuw terug op de strandwal- Een dergelijke kano wordt tot de vrachtkano’s gerekend, len. In de regio zijn uit deze periode tot 100 v. Chr. diverse vindplaatsen bekend, voornamelijk op de weste- lijke strandwallen. Op de vindplaatsen komt men regelmatig kuilen tegen, die men aanvankelijk als afvalkuilen heeft beschouwd. In feite gaat het echter om water- of opslagkuilen die, als zij niet meer goed functioneren, als afvalkuil worden gebruikt. In de Late IJzertijd worden de waterputten dik- wijls beschoeid door middel van een holle boomstam of paaltjes met een vlechtwerk of planken. Opgravingen in lager gelegen delen in de duinen onder het jonge duinzand laten zien, dat het land destijds in cultuur wordt gebracht door het te ploegen met de keer- ploeg en smalle greppeltjes te graven voor de afwate- Welput met holle boomstam. ring van het regenwater. Bron: Verleden aan het licht

21 De prehistorie In het Wateringse Veld wordt bij een vondst uit ongeveer aardewerken gootjes verhandeld naar gebieden ver in 500 v. Chr. een oversteek tussen twee kreekoevers het achterland, waar het wordt gebruikt als voedings- en opgegraven. De bewoners van de strandwallen, die door smaakstof maar ook als conserveringsmiddel van bij- de kreken worden afgesneden van de weidegronden voorbeeld vlees. Later neemt deze vorm van zoutwin- voor hun vee, kunnen door middel daarvan de overzijde ning af, omdat elders in Europa zoutwinning in de vorm bereiken. De constructie bestaat uit plaggen afgedekt van brokken steenzout uit groeven tot stand komt. met rieten matten en vastgezet met aangepunte houten In de eerste eeuw v. Chr. vindt door zware overstromin- palen. gen een grote ontvolking van onze regio plaats. De Boerenerf in Voorne-Putten in Van belang is in deze tijd de zoutwinning aan zee. In bevolking trekt waarschijnlijk weg naar gebieden ten de Late IJzertijd, gelegen aan het begin wordt op eenvoudige wijze het zeewater in noorden van het Oer-IJ, waar men zich vestigt op de het water met akkers en wei- bassins verzameld en laat men het verdampen. Duinkerke I-afzettingen. Tegen het begin van de jaartel- landen met vee en een boom- Omdat men te veel afhankelijk is van de kracht van de ling komen uit het noorden nieuwe bewoners, die stamkano. zon gaat men vanaf de 7de eeuw v. Chr. over tot het ver- gezien het door hen gebruikte aardewerk uit de Bron: Waterschappen in hitten van zeewater in aardewerkschalen, het zoge- invloedssfeer van het Friese Kustgebied komen (de Nederland naamde briqueta vaatwerk. Het zout wordt in kleine Cananefaten). 22 Watermanagement door de eeuwen heen R De Romeinse Tijd

Foto van een maquette van Is in de prehistorie de tijdsbepaling van de ontwikkelingen in ons land nog erg globaal, omdat er geen geschreven een Romeinse boot in de informatie is, bij de komst van de Romeinen in ons land verandert dat. Naast de archeologische gegevens krijgen we Corbulogracht. nu de beschikking over schriftelijke bronnen, waarbij de aanwezige volkeren of stammen namen krijgen, omdat de Collectie Gemeentearchief Romeinen een geletterd volk zijn. Leidschendam-Voorburg R 23 De Romeinse Tijd De informatie is echter zeer gering en onvolledig, zodat men wel spreekt van een protohistorie. Er zijn nog wei- nig schriftelijke bronnen aanwezig, wat een betrouwba- re geschiedkundige weergave onmogelijk maakt. Zo weten we uit het door Gaius Julius Caesar geschreven De Bello Gallico (‘Over de Gallische oorlogen’) dat hij, als hij in 60 v. Chr. het gezag krijgt over Gallië Narbonensis (de Provence), besluit het gehele vrije Gallië in zijn bezit te krijgen. Tussen 58 en 49 v. Chr. ver- overt hij dit gebied door de diverse stammen handig tegen elkaar uit te spelen. Het betreft een aantal Keltische stammen onder andere de Menapiërs en de Nerviërs in Belgica, het Zuid-Nederlandse en Noord- Belgische gebied ten zuiden van de Maas, en Germaanse stammen, onder andere de Eburonen ten oosten van de Schelde. Dit alles vindt niet op een erg vredelievende wijze plaats, want als men zich niet op een vrijwillige manier onderwerpt, wordt tegenstand bloedig neergeslagen en worden hele stammen uitgemoord. De onderworpen stammen worden belastingplichtig en worden veelal gedwongen onder leiding van de Romeinen in een hulp- leger dienst te nemen. Het is onbekend of de Romeinen in die tijd al het gebied tussen de Maas en de Oude Rijn, waar de Frisii (Friezen) splitst hij zich in verschillende delen, wat vele, enorm wonen, zijn binnengedrongen. Wellicht hebben verken- grote eilanden oplevert, die grotendeels bewoond wor- ners het gebied wel bezocht. Tengevolge van de relatief den door woeste barbarenstammen. Daaronder zijn er snelle stijging van het zeeniveau in de eerste eeuw voor die, naar verluidt, van vis en vogeleieren leven. Via vele de jaartelling, met als gevolg de overstroming van het armen monden de Rijn [bij Katwijk] en de Waal en de gebied rond de monding van de Maas en de Oude Rijn, Maas, die [na Rotterdam] gezamenlijk een grote delta kan men het gebied niet goed bereiken. Bovendien (Helinium) vormen, dan uit in de Oceaan.’ staan grote stroken land tussen de strandwallen (strandvlakten) in het gebied gelegen tussen de Rijn en Cananefaten en Romeinen de Maas regelmatig onder water en bestaat het gebied In 49 v. Chr. trekt Caesar zich terug uit Gallië om orde op ten oosten van de strandwallen uit een moeilijk toegan- zaken te stellen in Rome, zonder dat er een Romeins kelijk veenmoeras. gezag in de Nederlanden is gevestigd. Na zijn vertrek In zijn De Bello Gallico beschrijft Caesar de rivieren als komen bevriende Germaanse stammen zich in de ont- volgt: volkte gebieden vestigen, nadat de zeespiegelrijzing is Nederland bij het begin van de ‘De Maas (Mosa) ontspringt in de Vogezen, in het gebied afgenomen en de grondwaterstand is verbeterd. In het jaartelling. De kust is tussen van de Lingones. Hij vangt ongeveer 120 km voor de rivierengebied vestigen zich in de tweede helft van de de Maasmond en de Wadden Oceaan een deel van de Rijn (de Rhenus) op, dat Waal eerste eeuw voor de jaartelling de Bataven in het ooste- nog vrijwel gesloten. (Vahalis) heet, en vormt zo het Bataveneiland (Insula lijk gedeelte van het rivierengebied gelegen tussen de Bron: Waterschappen in Batavorum). De bron van de Rijn ligt bij de Lepontii, Rijn en de Maas (de huidige Betuwe). Zij hebben voor- Nederland bewoners van de Alpen. In de buurt van de Oceaan heen waarschijnlijk deel uitgemaakt van de Chatten, een

24 Watermanagement door de eeuwen heen volk dat leefde direct ten oosten van de Rijn, in het hui- Romeinse waterbouwkundige werken dige Hessen. In het westen van het rivierengebied langs Drusus heeft van keizer Augustus het commando over de kust vestigen zich de Cananefaten. Tijdens het Gallië gekregen en stelt zich ten doel vanuit het grens- bewind van Augustus (27 v. Chr. – 14 na Chr.) is er blij- gebied tussen Keulen en Nijmegen het gebied ten noor- kens het gevonden aardewerk, de vorm van de boerde- den van de Rijn tot aan de Elbe (Germanië) te veroveren rijen en de begrafenisrituelen in ons gebied sprake van en op die wijze dit gehele gebied onder het Romeinse ‘Cananefaatse’ bewoning, die te vergelijken is met die gezag te brengen. Omdat hiervoor een sterke militaire van de Germaanse stammen, onder andere de Friezen macht noodzakelijk is, sticht hij grote legerkampen in ten noorden van de Oude Rijn en het Keltischtalige Xanten en Nijmegen voor twee volledige legioenen, als Menapische gebied ten zuiden van de Maas. Ofschoon uitvalbases voor de aanvallen op de ten noorden ervan er nog veel onbekend en in discussie is over de her- gelegen gebieden. Hij verovert snel het noordelijk deel komst van de Cananefaten kan op grond van deze vond- van Nederland en legt daarvoor belangrijke infrastructu- sten en het gebruik van de Keltische taal kan worden rele werken aan, zoals een kanaal tussen de Gelderse aangenomen, dat de Cananefaten een vermenging zijn IJssel bij Doesburg en de Rijn bij Arnhem (de Drusus- van beide culturen. gracht) en een strekdam bij de splitsing van de Rijn en Tot ongeveer 12 v. Chr. is het rustig in het gebied, al val- de Waal om voldoende water naar de Rijn en de len de Friezen vanuit het gebied ten noorden van de Rijn Drususgracht te sturen. regelmatig al plunderend het Romeins-Gallische gebied binnen. Wel worden zij daarna snel weer teruggedron- gen, maar de Romeinen willen definitief een eind maken aan deze invallen. Onder het bewind van keizer Augustus trekt, volgens Tacitus, de Romeinse veldheer Drusus, een stiefzoon van Augustus en broer van de latere keizer Tiberius tus- sen 16 en 12 v. Chr. onze regio binnen. De Bataven en Cananefaten worden al snel onderworpen aan het Romeinse gezag en worden gedwongen een verbond te sluiten, waarbij zich verplichten zorg te dragen voor een deel van de voedselvoorziening van de Romeinen en sol- daten te leveren voor de hulptroepen van de Romeinse krijgsmacht. In ruil hiervoor hoeven zij geen belasting te betalen. De komst van de Romeinen maakt een eind aan de bestaande samenleving. Er ontstaat een meer complexe maatschappij met een hoge organisatorische en techno- logische ontwikkeling, die resulteert in andere voe- dingsgewoonten, religie, communicatie, bewoning, bouwtechnieken, infrastructuur, handel, bestuur en Later kanaliseert hij ook de Vecht, zodat er een goede administratie. Dit houdt in, dat de Romeinse bezetting verbinding ontstaat tussen de Oude Rijn en het Oer-IJ. niet alleen bestaat uit een gevechtsleger, maar dat men Na zijn dood in 9 v. Chr. zet zijn broer Tiberius de strijd Versterkingen en waterwerken ook allerlei specialisten op de betreffende gebieden voort en legt in 15 na Chr. een grote vlootbasis aan bij tijdens de veroveringen van binnen dit leger naar de veroverde landen meebrengt. de huidige plaats Velsen. Hij kan nu schepen via het Drusus van 12 v. Chr. tot 16 Oer-IJ, het Flevomeer en de Waddenkust naar de mon- na Chr. ding van de Eems en de Wezer sturen om vandaar uit de Bron: Archeologie in Nederland

25 De Romeinse Tijd Germaanse stammen, de Friezen en de Chauken in het voor handels- en militair transport te beschermen sticht noorden van ons land en Duitsland aan te vallen. hij daarna het Romeinse fort Fectio bij Vechten. Tijdens Met welke schepen de Romeinen over de zee naar het opgravingen wordt in een oude bedding van de Kromme noorden voeren is niet exact bekend. Uit geschreven Rijn een schip gevonden, dat goed overeenkomt met de bronnen en de aanwezigheid van vele fresco’s en moza- zeewaardige boten die in de Middellandse Zee zijn ïeken hebben we een aardig inzicht gekregen in de onderzocht. Het is een roeivaartuig van ongeveer 12 m schepen, waarmee zij op de Middellandse Zee hebben lang, dat geheel overeenkomt met de in de gevaren. Bovendien is een groot aantal wrakken van Middellandse Zee gevonden schepen. Klaarblijkelijk deze schepen uit de Middellandse Zee in de laatste hebben de scheepsbouwers de kennis die zij hebben jaren onderzocht. meegenomen uit het zuiden, gebruikt om deze schepen De vlootbasis Flevum bij Om de vaarroute van de Kromme, Leidsche en Oude hier te bouwen. Aangezien deze schepen echter niet zijn Velsen aan het Oer-IJ. Rijn, een brede, trage en onbedijkte stroom, naar Velsen gebouwd om te voldoen aan de veel gevaarlijker

26 Watermanagement door de eeuwen heen omstandigheden op de Noordzee, mag worden aange- loopt, onder andere doordat de Romeinen gebruik nomen dat de schepen hier sterker en zwaarder zijn maken van de Fossa Drusiana en het Flevomeer, worden gebouwd. ze bij opstanden van de Germaanse stammen ook regel- matig verslagen. Bij de slag in het Teutenburgerwoud Ons land volgens Romeinse geschiedschrijvers worden in 9 na Chr. twee Romeinse legioenen onder Doordat verschillende geschiedschrijvers over allerlei Varus volledig in de pan gehakt. In 14 na Chr. neemt onderwerpen, die zich in ons land afspelen, verhalen Drusus’ zoon Germanicus de leiding over het Romeinse hebben geschreven, is de geschiedenis van de leger in Germanië over. Ondanks een groot aantal veld- Romeinse tijd enigszins duidelijk geworden. tochten vanuit de vlootbasis nabij het huidige Velsen Plinius (23 – 79), een Romeinse officier onder Corbulo, wordt het gebied tussen de Rijn en de Elbe nooit geheel die enige tijd in ons land verblijft, beschrijft in zijn onderworpen. Bij een opstand van de Friezen, wegens Historia Naturalis het gebied als volgt: het afpersen bij het innen van de belastingen, in 28 na ‘In het stroomgebied van de Rijn ligt over een lengte van Chr. wordt de vlootbasis bij Velsen vernietigd en wordt honderd mijl het zeer befaamde eiland van de Bataven het gebied ten noorden van de Rijn opgegeven en deze en de Cananefaten. De woongebieden van de Friezen, rivier verder als verdedigingslinie gekozen. Chauken, Frisiavonen, Sturii en Marsaci liggen verspreid Onder keizer Caligula (37 – 41) wordt dan ook besloten tussen het Helinium [de monding van de Maas en de de expansie in Noordwest-Europa te stoppen en zich Waal] en het Flevum [het Oer-IJ]. Zo heten de zijarmen, meer te richten op de verovering van Brittania. Daarvoor waarlangs de benedenloop van de Rijn in het noorden laat hij langs de mondingen van de rivieren versterkin- Limeskaart. uitstroomt in de zee en de meren en in het zuiden in de Maas. Tussen deze twee zeearmen houdt hij in de middelste uitloop een niet al te grote rivierbedding in stand onder zijn eigen naam [de Oude Rijn].’ Tacitus (55 – 120) schrijft tussen 104 en 109 zijn Historiën aan de hand van brieven en verhalen uit het staatsarchief in Rome, die afkomstig zijn van Romeinen die ons land hebben bezocht. Enkele fragmenten hierin over de veldtochten in Germanië en zijn cultuurhistori- sche werk Germania handelen over de zeden en gewoonten van de Germaanse stammen. Hij beschrijft het gebied met de woorden: ‘Het terrein is er woest, het klimaat ruw, het leven en het landschap somber. Hier kom je alleen indien het je vaderland is.’ Hij noemt het Helinium, de monding van de Waal en Maas, ‘een water met een afgrijselijk grote mond.’ De Germanen zijn vol- gens hem woestelingen, die rondlopen in schapenvellen en als zij niet op strooptocht zijn, liggen ze te lummelen en te zingen rond een kampvuur, waarbij ze onder invloed van een vreemd soort sap [gerstenat?] al hun bezittingen verdobbelen.

Romeinse versterkingen in ons land Ofschoon de verovering van de Lage Landen ten noor- den van de Oude Rijn aanvankelijk voorspoedig ver-

27 De Romeinse Tijd gen aanleggen en laat Corbulo een nieuw fort Flevum een dikke laag grind of schelpen. Uit opgravingen langs bouwen en bij de Oude Rijn het Castellum van de Limes van enkele kilometers lengte bij het fort Valkenburg, Praetorium Agrippinae. In 47 probeert de Valkenburg en in de Leidsche Rijn in Utrecht blijkt, dat Romeinse veldheer Gnaeus Domitius Corbulo eerst het de Romeinen meesters zijn in het aanleggen van wegen verloren gegane gebied ten noorden van de Rijn te hero- door moerassen en geulen, waarbij waterlopen worden veren, waarbij de vlootbasis bij Velsen opnieuw wordt overbrugd en dammen met duikers worden toegepast. ingericht. Hij wordt echter teruggeroepen door keizer In 47 na Chr. krijgt de Romeinse veldheer Corbulo van Claudius (41 – 54), die besluit de Rijn voortaan als keizer Claudius de opdracht aan de zuidkant langs de noordgrens van het Romeinse rijk te beschouwen. Rijn vanaf de legioenlegerplaats Xanten (castrum Colo De Rijn wordt nu een onderdeel van de Limes, de ver- Traiana) tot aan de zee, op diverse plaatsen nabij op de sterkte verdedigingsgrens van het Romeinse rijk, die rivier uitkomende mondingen van waterlopen of waar vanaf de Noordzee in het westen langs de Donau tot aan men die gemakkelijk kan oversteken, een twintigtal mili- de Zwarte Zee in het oosten loopt. Eigenlijk begint de taire forten (castella) te bouwen. In onze regio komen in grens reeds in Engeland, waar de muur van Hadrianus enkele tientallen jaren castella tot stand bij Katwijk aan op de grens met Schotland is gelegen. De ontwikkeling Zee- (Lugdunum), Valkenburg (Praetorium van de rijksgrens vindt in de loop van eeuwen plaats en Agrippinae), Leiden-Roomburg (Matilone), Alphen aan wordt bepaald door de zich wijzigende functie van de den Rijn (Albanianae), Zwammerdam (Nigrum Pullum), Limes. Aanvankelijk liggen er, om de noordelijke barba- Bodegraven-Woerden (Laurum), Utrecht (Traiectum) en Uitsnede uit de Tabula ren, de Germanen, in de gaten te houden, nog slechts Bunnik-Vechten (Fectione). De afstanden tussen deze Peutingeriana, de Peutinger- een gering aantal wachtposten en legerkampen langs, castella die vlak langs de rivier worden aangelegd, kaart. Een middeleeuwse kopie die slechts verbonden zijn door een verhard pad op de bedragen ongeveer 3 tot 5 leugae, een door de van een Romeinse wegenkaart zuidoever van de Oude Rijn. Later wordt dit echter een Romeinen gehanteerde afstandsmaat van 1.500 passen. uit de 4de eeuw. echte militaire weg met een verharding bestaande uit De Latijnse namen zijn te vinden op de Tabula

28 Watermanagement door de eeuwen heen Peutingeriana (de Peutingerkaart), genoemd naar de sterkingen aangebracht om het te beschermen tegen koopman Conrad Peutinger uit Augsburg, die de kopie in invallen vanuit zee. Zowel bij Ockenburgh als aan de de 16de eeuw in zijn bezit kreeg. Het is een reiskaart in Scheveningseweg in Den Haag zijn sporen gevonden kleur, die in de 13de eeuw door een monnik is overgete- van kleine nederzettingen. kend van een later verloren gegaan origineel uit de Romeinse tijd. De kaart is een smalle rol van bijna 7 Het kanaal van Corbulo meter lang en 34 cm hoog. Om in onze regio een veilige route vanaf de Rijn naar de Tussen deze castella worden wachttorens opgericht, die Maas te verkrijgen, laat Corbulo in 47 na Chr. de Oude ervoor zorgen, dat de gehele rivier te overzien is. De Rijn Rijn bij castellum Matilo (bij Leiden) verbinden met de is voor de Romeinen namelijk niet alleen een verdedi- Maasmond, door de Romeinen het Helinium genoemd, gingslijn, maar ook een belangrijke vaarroute die bevei- nabij de huidige plaats Naaldwijk. Een bestaande kreek ligd moet worden. De gecombineerde functie van het vanuit de Oude Rijn tot ongeveer Voorschoten en de water als transport- en als verdedigingsmiddel komt restanten van de Gantel vanuit de Maasmonding tot hierbij duidelijk naar voren. Rijswijk worden over enkele kilometers door een kanaal Ook in het gebied langs de kust worden Romeinse ver- met elkaar verbonden. Tot nu toe is aangenomen, dat dit

Foto van een maquette van de aanleg van de Fossa Corbulonis of Corbulogracht. Collectie Gemeentearchief Leidschendam-Voorburg

29 De Romeinse Tijd schrijft in zijn Historiën dat dit kanaal gegraven wordt, opdat Corbulo’s krijgsmacht niet zou ‘roesten in ruste’ nu men alleen nog de grens behoeft te bewaken. Gezien het belang van deze verbinding voor de vaart tussen de Oude Rijn en de Maas lijkt deze verklaring wat ver gezocht. Het transport van troepen en goederen hoeft nu immers niet meer over zee te gebeuren, waar regel- matig aanvallen van Chaukische zeerovers plaatsvinden. Uit andere verhalen van Tacitus blijkt al, dat hij wel meer ongenuanceerde uitspraken doet, die gebaseerd zijn op verhalen van personen die in de diverse Romeinse pro- vincies zijn geweest. Bovendien is het transport over water veel praktischer en minder kostbaar dan over land. Dit geldt bij de aan- leg van een nederzetting, omdat alle bouwmaterialen, zoals tufsteen, leisteen, kalksteen en hout met vracht- schepen eenvoudig kunnen worden aangevoerd, maar ook bij het functioneren van de nederzettingen, omdat alle bevoorradings- en handelsproducten op dezelfde wijze via de Oude Rijn en de Maas kunnen worden aan- en afgevoerd. Uit diverse archeologische onderzoekingen in Leidschendam en Voorburg blijkt, dat het tracé van het kanaal bij Leidschendam aan de westzijde en in Voorburg aan de oostzijde van de Vliet is gelegen, gezien de plattegrond van Forum Hadriani, waarvan een hoek door de Vliet wordt afgesneden. De Fossa Corbulonis heeft een breedte van 14 tot 17 m gehad en is tot een diepte van 2 tot 3 m in het onderliggende veen uitgegraven. kanaal in 47 of vlak daarna is gegraven. Bij recent Omdat ter hoogte van Leidschendam-Voorburg de water- onderzoek nabij Leidschendam is gebleken, dat de scheiding tussen de stroomgebieden van de Rijn en de eikenhouten beschoeiingspalen in het jaar 50 zijn Maas wordt doorgestoken, is het niet eenvoudig het gekapt, zodat dat gedeelte van het kanaal pas na het waterpeil in het kanaal voldoende te beheersen ten jaar 50 kan zijn aangelegd. Voor een gedeelte van het gevolge van de getijdenwerking in beide riviermonden. tracé is geconstateerd, dat er onder dit tracé reeds een Uit archeologisch onderzoek in Leidschendam blijkt, dat oudere beschoeiing aanwezig is. Dit kan betekenen, dat men door middel van compartimentering in de vorm van de langs de strandwal gelegen kreek reeds eerder voor een overlaat dit probleem heeft opgelost. In deze dam de scheepvaart is benut. moet een duiker hebben gezeten om het waterpeil te Aansluiting Corbulogracht met De Fossa Corbulonis, ook wel Corbulogracht genoemd, beheersen. de Oude Rijn bij Matilo, met is volgens Tacitus in totaal 23 mijlen of zo’n 30 à 35 km Uit de egale opvulling van de bedding tussen castella en inheemse nederzet- lang en ligt vlak achter de oudste strandwal, maar niet Leidschendam en Voorburg kan worden afgeleid, dat het tingen. precies op de plaats van de huidige Vliet, zoals men wel kanaal niet erg lang als doorgaande route voor grotere Bron: Romeinen in Valkenburg heeft aangenomen. De Romeinse schrijver Tacitus schepen heeft kunnen functioneren.

30 Watermanagement door de eeuwen heen De periode tot de opstand van de Bataven en de Cananefaten Ondertussen wordt onder keizer Claudius (41 – 54) een nieuwe bestuurlijke structuur tot stand gebracht. De Bataven en Cananefaten krijgen een centraal bestuur met een eigen bestuurscentrum voor een provincie binnen het Romeinse rijk (civitas). Voor de Bataven is dat Nijmegen en voor de Cananefaten waarschijnlijk het bij Katwijk gelegen Lugdunum (Brittenburg). Dit Cananefaatse bestuursgebied is gelegen tussen de Oude Rijn in het noorden, de Maasmond in het zuiden, de Noordzee in het westen en de veenmoerassen in het ken en verwoest. Maar al binnen een jaar moeten de oosten. opstandelingen de strijd opgeven en vrede sluiten met In Voorburg ligt in deze tijd een inheemse nederzetting de Romeinen. Als maatregel om een nieuwe opstand te (kampdorp) in de vorm van een lintbebouwing langs een voorkomen worden in de weer opgebouwde versterkin- weg over de strandwal. Bij de opgravingen zijn een gen alleen huurlingen uit verre landen geplaatst, zoals greppel in de berm van de weg en een aantal waterput- uit Bulgarije en Spanje, en worden leden van de inheem- ten gevonden, waarvan een met een wand van houten se stammen, zoals de Cananefaten, naar verre gebie- duigen. Deze lintbebouwing heeft reeds nabij het latere den, onder andere Brittania en Oost-Europa, gezonden tracé van het kanaal van Corbulo gelegen. Het is dan om daar in het Romeinse leger dienst te nemen. ook aannemelijk dat er vanaf de lintbebouwing verbin- Er treedt nu een rustige regeringsperiode in (Pax dingen zijn geweest naar een beschoeide kreek (kade), Romana), waarin de bestuurlijke en ruimtelijke inrichting die daar zoals hiervoor is vermeld, reeds voor de aanleg van de provincie met de hoofdstad van het kanaal van Corbulo heeft gelegen. Colonia Claudia Ara Agrippensium (Keulen) plaatsvindt.

Het Romeinse Voorburg Tussen de diverse legeraanvoerders ontstaat een onder- linge machtsstrijd om de opvolging van Nero in 68 – 69, die het Romeinse gezag in de verschillende gewesten ondermijnt. Julius Civilis, de aanvoerder van de Bataafse hulptroepen, komt dan in opstand samen met de Cananefaatse leider Brinno. De aanleiding is gelegen in de strenge Romeinse bestuurlijke maatregelen, zoals de hoge belastingen (meestal in de vorm van agrarische Boven: producten) en de verplaatsing van Cananefaatse en Aanleg grachten rond Bataafse huurlingen naar Brittania om daar te vechten Romeinse legerkampen en in het Romeinse leger. De opstand kan gemakkelijk castella. plaatsvinden, omdat een groot aantal Cananefaten en Bron: Romeinen in Valkenburg Bataven in het bestuur en het huurleger van de Romeinen is opgenomen. De opstandige stammen krij- Onder: gen al snel hulp van de Friezen, die het eerder al regel- Schematische indeling van matig aan de stok hebben gehad met de Romeinen. de plattegrond van Forum Tijdens de opstand worden vrijwel alle versterkingen Hadriani. langs de Rijn tussen Katwijk en Xanten in brand gesto- Bron: Forum Hadriani

31 De Romeinse Tijd In dit kader wordt waarschijnlijk direct na 69 op de plaats van een inheemse nederzetting op de oude strandwal het definitieve bestuurscentrum van de Civitas Cananefatium bij het huidige Voorburg gesticht met een duidelijke economische en bestuurlijke functie. Dat deze plaats is gekozen, is waarschijnlijk gebaseerd Rechts: op het feit dat de locatie is gelegen op de waterschei- Openbaar toilet in de ding van de Oude Rijn en de Maas en aan de Romeinse Romeinse tijd. weg op een relatief hoog punt van de strandwal, direct Bron: Forum Hadriani voor het grote veengebied en op een ‘veilige’ afstand van de kust, die regelmatig wordt aangevallen door zee- Hieronder: rovers vanuit zee. Deze nederzetting wordt tussen 85 en Bewoning van het gebied 120 gebouwd naar het model van de bestaande steden tussen de mondingen van de in het Romeinse rijk. De plattegrond van ongeveer 12 Maas en de Oude Rijn in de hectare bestaat uit een rechthoekige structuur met (spitsgrachten), waarvan de binnenste gracht 1,60 m en Romeinse Tijd. Vooral op de twee loodrecht op elkaar staande hoofdstraten in aan- de buitenste 1,80 m diep is, als verdediging. De eerste oeverwallen langs de Oude vang omgeven door een palissade van gedeeltelijk in de gebouwen worden nog in hout uitgevoerd, maar in de Rijn, de strandwallen en in grond geslagen palen omgeven door een eenvoudige loop der tijd worden zij vervangen door stenen gebou- het Westland liggen de meeste greppel en later vervangen door een aarden wal en ten wen en vervolgens wordt er vooral in steen gebouwd. nederzettingen. slotte een stenen omheining met daaromheen een Dat het water een belangrijke factor is in de nederzet- Bron: Verleden Land gracht in de vorm van twee diepe V-vormige ingravingen ting, blijkt uit het grote aantal waterputten dat er gevon- den is. Verder is de aanwezigheid van een badhuis, dat een centrale plaats inneemt in het dagelijks leven, een voorbeeld van het grote belang van schoon water voor de inwoners. Maar ook de afvoer van het regenwater en afvalwater via een riool in het midden van de brede stra- ten geeft de technische mogelijkheden aan om met water om te gaan. Een ander voorbeeld hiervan is de vondst van een openbaar toilet naast het badhuis. Naast een bestuurlijk centrum krijgt de nederzetting door de vele handelscontacten, welke het gevolg zijn van de ligging aan een belangrijke Romeinse weg en het kanaal van Corbulo, steeds meer een economische bete- kenis voor de regio. Dit komt tot uitdrukking in de toe- kenning van het marktrecht in 121, als keizer Hadrianus een bezoek brengt aan het gebied langs de Rijn en de naam Forum Hadriani tot stand komt. In 151 ten slotte krijgt de stad tevens stadsrechten en de naam Munipicium Aelium Cananefatum.

Vondsten in de nabijheid van dergelijke centra en castella, onder andere bij Nijmegen, Matilo en Katwijk, tonen aan, dat daar veelal een nederzetting van de oor- spronkelijke bewoners is geweest, de zogenaamde

32 Watermanagement door de eeuwen heen vicus. Behalve de families van de soldaten wonen daar De eerste ontginningen met sloten en dijkjes met dui- ook kooplui en ambachtslieden, die diensten leveren kers aan de bewoners van de steden. De bewoningsmogelijkheden in onze regio zijn in deze Uit archeologische vondsten blijkt, dat de regio nu vrij periode sterk verbeterd, omdat kort voor de jaartelling dicht bevolkt is. Op de strandwallen ligt een gemengd de tijd van de overstromingen voorbij is en de drassige loofbos, bestaande uit eiken, beuken, haagbeuken en grond, waaro zich een dikke kleilaag heeft afgezet, flink wilgen, wat voor bewoning uitstekend geschikt is, maar ontwaterd wordt door de verschillende geulen, die in voor het verbouwen van gewassen minder bruikbaar, zuidwestelijke richting naar de Maasmond en in noorde- omdat de bodem niet erg vruchtbaar is. De bevolking lijke richting naar de Oude Rijn lopen. Naast de strand- zoekt daarom de randen van de strandwallen op, even- wallen en de rivierduinen zijn de oeverwallen langs de als de oeverwallen langs de Oude Rijn en de kreken Oude Rijn en de Maas en de op natuurlijke wijze ontwa- zoals de Gantel om gebruik te maken van de vruchtbare terde kwelder- en veengebieden langs de geulen vanuit kleigronden en het aanwezige water. Op deze gronden deze rivieren bijzonder geschikt voor agrarisch gebruik worden niet alleen gewassen zoals emmertarwe, spelt en bewoning. Bij diverse opgravingen in onze regio, en soms gerst, haver en gierst geteeld, maar wordt ook zoals in Voorburg, Leidschendam, Rijswijk, Den Haag, vee gehouden voor vlees, huiden, wol, melk, boter en het Westland en langs de Oude Rijn nabij de castella en kaas. Deze producten worden aan de bewoners van de langs de Maas zijn uit de periode van de Romeinse tijd stedelijke nederzettingen geleverd, naast overige dan ook veelvuldig vondsten van boerderijen, ploegspo- dienstverlening. ren en botresten van vee gedaan, waaruit blijkt dat de bewoners hier boerenbedrijven hebben gehad. In vele Een goed voorbeeld van de ontwikkeling van een een- gevallen zijn de nederzettingen gelegen aan grote of voudige inheemse hut van de Cananefaten naar een kleine watergangen, waarbij soms eenvoudige oeverver- luxe Romeinse woning met vloerverwarming is naar dedigingen worden gevonden. Deze zijn noodzakelijk voren gekomen uit een archeologisch onderzoek in om de dagelijks terugkerende hoogwaterstanden te Rijswijk, dus in de nabijheid van Forum Hadriani. In en weerstaan. Plinius schrijft in zijn Historia Naturalis in dit bij de vici worden archeologische vondsten gedaan van verband over de lage landen, die tweemaal per dag allerlei Romeins en inheems-Romeins aardewerk en onder water lopen en over de armzalige bewoners, die glas, maar ook van munten en ijzeren en gouden voor- hun hutjes bouwen op soms zelfgebouwde heuvels in werpen. Dit is het gevolg van de handel tussen de het noorden van het land. inheemse boeren, die de Romeinen van vlees en graan In de jaren negentig van de vorige eeuw heeft een groot- voorzien. schalig archeologisch veldonderzoek in het reconstruc- De boeren kunnen echter niet voldoende voedsel voor tiegebied Midden-Delfland plaatsgevonden. Uit dit de stedelingen produceren en in de loop van de tweede onderzoek blijkt, dat in de Romeinse tijd vanaf het eind eeuw laat men diverse landbouwproducten per schip uit van de eerste eeuw na Chr. door of onder leiding van de het buitenland aanvoeren. In Forum Hadriani worden de Romeinen niet alleen de kreekruggronden maar ook volgende uitheemse producten gelost: graan afkomstig grote veen- en kleigebieden systematisch en grootscha- van grote gespecialiseerde landbouwbedrijven in Gallië, lig zijn verkaveld door middel van sloten. Deze ontgin- wijn en olijven uit Gallië en Hispania en verder bonen, ningen volgen het verloop van de kreken, waarbij voor linzen, kruiden en vijgen. Er bestaat ook een handelsbe- de kavelindeling de Gulden Snede zou zijn toegepast. weging de andere kant op. Producten zoals zout en Aangenomen wordt, dat deze landinrichtingswerken, garum (een vissaus, door de Cananefaten bereid naar evenals de uitvoering van het Romeinse wegenstelsel in Romeins recept) worden door de inheemse bevolking ons gebied en de herstelwerkzaamheden aan de gracht gewonnen of geproduceerd en verhandeld naar onder van Corbulo samenhangen met het bezoek van keizer andere Keulen, Trier en Xanten. Hadrianus aan de civitas van de Cananefaten. Deze

33 De Romeinse Tijd Het overwegend zoete oppervlaktewater in de sloten dient voor de watervoorziening van mens, dier en de gewassen. Om ook ’s zomers over voldoende drinkwater te kunnen beschikken, worden er diepe kuilen in de slootbodem gegraven om het resterende water te verza- melen. Wel geven de stormvloeden problemen door het zeewater over de dijkjes, die niet voldoende hoog zijn, te slaan en het achtergelegen gebied onder water te zet- ten.

Romeinse schepen Op grond van vondsten van grote vrachtschepen langs de Rijn, onder andere bij Zwammerdam, Woerden en de Leidsche Rijn, is veel bekend geworden over de sche- pen, die in de Romeinse tijd gebruikt zijn. Aannemelijk is, dat deze schepen tot bij Forum Hadriani zijn gevaren, want er zijn daar putten gevonden die gemaakt zijn van houten tonnen met een inhoud van circa 1.000 liter. werkzaamheden zouden vanuit het bestuurscentrum Hierin is wijn vervoerd. Hierin is wijn vervoerd vanaf de Forum Hadriani worden uitgevoerd. Elke boerenneder- Moezel en het is niet aannemelijk dat dit over land is zetting wordt omringd door brede sloten, waarbinnen gebeurd. Het natuursteen, waarmee de stenen gebou- smalle greppels zijn aangelegd om het hemelwater bij wen en de muur van Forum Hadriani is gebouwd, is hevige regenval af te voeren en de percelen in kleine waarschijnlijk ook met deze schepen aangevoerd. Deze eenheden op te splitsen. De verschillende sloten wor- schepen zijn ruim 30 m lang, 4,50 breed en 1,20 hoog den met elkaar verbonden, zodat het overtollige water met een laadvermogen van 20 tot 40 ton. Het eikenhout, over grote afstanden kan worden afgevoerd. Langs de dat voor de bouw van een der boten is gebruikt, is Boven: riviertjes en kreken worden lage dijkjes opgeworpen, afkomstig uit Duitsland en Nederland en waarschijnlijk Zuidhollands kustgebied aan waarin een duiker is aangebracht om het water af te is de boot in Nederland gebouwd. Het zijn typisch boten het begin van de jaartelling. voeren naar een riviertje of een kreek. Een groot aantal voor de binnenvaart, die dankzij de geringe diepgang en Geulenstelsel (Gantel) en van deze duikers is bij opgravingen blootgelegd, onder platte bodem gemakkelijk in de ondiepe wateren kun- archeologische vindplaatsen in andere in het Oude Rijngebied bij Valkenburg en een nen varen, echte Rijnaken dus. De schepen zijn voorzien de Romeinse Tijd. groot aantal in het Maasmondgebied, onder andere bij van een mast, maar hebben slechts een klein zeil om Bron: Rijksuniversiteit Vlaardingen, Schiedam en Poortugaal. De duikers mee te sturen en de snelheid iets te vergroten als men Groningen bestaan veelal uit uitgeholde elzenhouten boomstam- men, die soms eerst in de lengte zijn doorgezaagd en Rechts: uitgehold, waarna ze weer aan elkaar zijn bevestigd. Bij Een dam met een duiker een twaalftal duikers is een klep aangebracht om het bestaande uit een holle boom- terugstromen van het water tegen te gaan. Bij een stam en een scharnierende klep opgraving is bij de uitmonding van een duiker een ver- uit de Romeinse tijd. Gevonden steviging van de kreekbodem gevonden door middel van bij een dam in een kreek bij duizenden scherven, zodat de bodem niet weg kan Vlaardingen. spoelen. In Valkenburg is tevens een beweegbare hou- Bron: Buro Archeologie en ten waterkering gevonden, die bestaat uit vijf verticale Monumentenzorg, Vlaardingen planken met aan beide zijden een horizontale plank.

34 Watermanagement door de eeuwen heen wind mee heeft. Omdat de schepen waarschijnlijk niet door middel van roeiriemen kunnen worden voortbewo- gen, moeten ze bij afwezigheid van voldoende wind stroomopwaarts zijn voortgetrokken door paarden of mensen over een jaagpad. In veel gevallen worden de schepen echter alleen gebruikt voor transport stroomaf- waarts. Het hout van de schepen wordt dan langs de Oude Rijn gebruikt voor allerlei doeleinden, bijvoor- beeld voor de bouw en het onderhout van de castella, wachttorens en andere nederzettingen. Ook worden de schepen wel afgezonken als een vorm van oeverbe- scherming. Dat er ook in deze tijd nog veel gebruik is gemaakt van uitgeholde boomstammen blijkt uit de vondsten van gedeelten hiervan als zijwand van waterputten.

Land- en waterwegen Uit bestuurlijke en handelsoverwegingen wordt de infra- structuur verder uitgebreid, waarbij een wegennet met pleisterplaatsen en waterwegen met aanlegplaatsen en havens tot stand komen. Van de rivieren in Noordwest-Europa is de Rijn de en waarmee de gelijkstelling van Forum Hadriani met belangrijkste verkeersader. Uit de vondsten van diverse het bestuurscentrum van de Cananefaten aangetoond is. schepen blijkt dat allerlei goederen, zoals bouwmateria- Aangezien er nog maar weinig vondsten zijn gedaan len en agrarische producten, in grote hoeveelheden over over de exacte ligging van de Romeinse wegen, is met het water worden vervoerd. Bij een aantal plaatsen zijn behulp van de gegevens op de mijlpalen en enkele havens met grote opslagplaatsen aangelegd en kaden opgegraven wegprofielen een overzicht gemaakt van de en beschoeiingen aangebracht. mogelijke ligging van deze infrastructuur. Hieruit blijkt, Een officieel wegenbouwprogramma, dat onder keizer dat de wegen vooral worden aangelegd op hoge gedeel- Claudius (41 – 54) wordt gestart, komt in onze regio tot ten, zoals strandwallen en kreekruggen langs het water, stand in de vorm van heerbanen. Op diverse plaatsen waarbij rekening moet worden gehouden met het dik- worden belangrijke nederzettingen met elkaar verbon- wijls buiten de oever treden van de rivieren of kreken. In den. Omtrent de verbindingen over land is de laatste drassige gebieden wordt de weg opgehoogd en voorzien decennia wat meer duidelijk geworden. Ofschoon er al van een wegdek van zand, grind en puin en wegbermen lange tijd van wordt uitgegaan dat de naam Foro Adriani aan weerszijden om het regenwater af te voeren. op de Tabula Peutingeriana (de Peutingerkaart) betrek- king heeft op de Romeinse nederzetting in Voorburg, De Laat-Romeinse transgressie wordt met de vondst van een mijlpaal in Monster en een Bijna een eeuw lang, tot 161, blijft het vrij rustig in de viertal mijlpalen in het Wateringseveld iets meer duide- Lage Landen, er is een periode van vreedzame lijk over de Romeinse wegen in onze regio. Op deze mijl- coëxistentie (Pax Romana), waarin Forum Hadriani en de palen wordt de afkorting MAC aangetroffen, die kleine nederzettingen (vici) in de regio zich rustig verder Municipium Aelium Cananefat(i)um betekent. De vind- kunnen ontwikkelen. Land- en waterwegen in ons plaats van deze mijlpalen komt overeen met de afstand In de periode tot 235 is het wel onrustiger aan de gren- gebied in de Romeinse tijd. tot Forum Hadriani die op deze mijlpalen vermeld staat zen van het rijk, maar men weet de stammen aan de Bron: Forum Hadriani

35 De Romeinse Tijd overzijde van de Rijn, zoals de Friezen, met overeenkom- Romeinen Barbaren genoemd, en tengevolge van hon- sten aan zich te binden. Veel meer last heeft men van de gersnood hun stamgebied voor het merendeel hebben invallen vanuit zee door de Chauken, een Germaanse verlaten. stam uit het Noord-Duitse kustgebied. Officieel wordt het noordwestelijk deel van het Omstreeks het midden van de 3de eeuw treedt dan de Romeinse rijk aan de monding van de Maas en de Rijn Laat-Romeinse transgressie op. Ondanks de technische eerst in 406, als de Germanen de verdedigingslinie maatregelen van de Romeinen om het land plaatselijk langs de Rijn volledig onder de voet lopen, opgeheven. met dijkjes te beschermen tegen overstromingen, is het In feite is het centrale gezag er al lange tijd aan het water weer heer en meester en wordt het westen van het afnemen en wijkt de (Romeinse) bevolking uit naar het land bijna volledig overstroomd, waardoor de laaggele- zuiden, wordt vermoord of vermengt zich met andere gen gebieden, de overgangen van de klei- en veengron- daar aanwezige of nieuwe bewoners. Van de den naar de zandgronden en op diverse plaatsen ook de Cananefaten of Bataven is nadien nooit meer iets verno- randen van de strandwallen onder een meer of minder men. dikke kleilaag verdwijnen. De bestaansmogelijkheden In 459 is met de val van Keulen het definitieve einde van van de bevolking in onze relatief dichtbewoonde regio de Romeinse invloed in Germania Inferior gekomen. Met nemen hierdoor sterk af, reden waarom men wegtrekt de afzetting van de laatste keizer van het West- naar het zuiden of naar het oosten. Ook de strandwallen Romeinse rijk in 476 vindt het officiële einde ofwel de met hun geringe oppervlakte en een weinig vruchtbare val van dit rijk plaats. bodem zijn niet voldoende om de bewoners vast te hou- den. Wat dat betreft is men altijd sterk afhankelijk gebleven van de nog goed bewerkbare lagere klei- en veengronden.

Het Romeinse rijk valt tengevolge van onderlinge twisten ten prooi aan invallen vanuit de gebieden ten noorden en ten oosten van de grote rivieren, waarbij de Romeinse troepen langs de rijksgrens naar Rome wor- den teruggestuurd en vervangen door huurtroepen van de inheemse stammen. In 375 wordt het Romeinse rijk verdeeld in een oostelijk en een westelijk deel. Het westelijk deel raakt geleidelijk aan steeds verder ver- brokkeld en ontvalt steeds meer aan het centrale gezag in Rome. Tot 406 is de toestand in de Lage Landen sterk wisse- lend. Soms dringen de stammen over de Rijn het gebied binnen, waarna de Romeinen de zaak weer op orde brengen door het gebied te heroveren en de fortificaties te herbouwen en de Rijn als noordgrens alsnog weten te behouden. In feite zijn er in onze regio geen vondsten gedaan die afkomstig zijn van bewoning na 275, zodat mag worden aangenomen, dat de Cananefaten tengevolge van de overstromingen, de plunderingen van de Germaanse stammen, zoals de Franken en Saksen, door de 36 Watermanagement door de eeuwen heen M De middeleeuwen

Het slagturven met de bagger- beugel, het uitspreiden van het veen op een legakker, het aan- De periode tussen de Romeinse tijd en de Nieuwe tijd wordt de middeleeuwen genoemd en wordt meestal geplaatst stampen en na droging het tussen 500 en 1500 of ook wel vanaf de 5de tot de 15de eeuw. De tijdstippen van het begin en het einde van de perio- snijden en stapelen van de de worden gekozen in aansluiting bij bepaalde belangrijke gebeurtenissen. turfjes en ten slotte de afvoer. M37 De middeleeuwen Zo kan het einde van de Romeinse tijd worden gekop- op dat de eerder ontgonnen en omkade gebieden het peld aan het vertrek in 270 van de Romeinen en met hen water vanaf het midden van de 15de eeuw niet meer op bijna alle bewoners, die voor hen diensten verrichten of een natuurlijke manier kwijt kunnen. Bemaling door in ieder geval afhankelijk van hen zijn. Maar ook het middel van poldermolens wordt dan noodzakelijk. moment waarop het Romeinse bestuur over het noord- westelijk deel van het Romeinse rijk op het vasteland Dikwijls worden de middeleeuwen nog onderverdeeld in tussen de mondingen van de Oude Rijn en de Maas in de Vroege en Late middeleeuwen, waarbij de scheiding 406 wordt opgeheven, kan als het begin van de middel- wordt gelegd bij het jaar 1000 of vanaf de 10de eeuw. eeuwen worden aangenomen. Tussen 275 en 406 heb- Het is rond dit tijdstip, dat de Vikingen ons gebied verla- ben diverse Romeinse keizers nog regelmatig gepro- ten en het einde van het Karolingische rijk plaatsvindt. beerd het gebied onder controle te krijgen. Na deze De gewesten worden door de afname van het centrale periode ontbreken alle schriftelijke bronnen over het gezag zelfstandiger en het Hollandse huis ontstaat. gebied en zijn we afhankelijk van archeologische en Uit waterstaatkundig oogpunt is het vanaf de tiende bodemkundige gegevens. eeuw optreden van een wat droger klimaat van groot Na de verdeling van het Romeinse rijk aan het einde van belang voor het meer geschikt worden van ons gebied de 4de eeuw in een Oost- en een West-Romeins rijk, voor bewoning. De hevige stormvloed in 1014 is even- komt er in 476 officieel een einde aan het West- eens van grote invloed, omdat voor de eerste keer de Romeinse rijk. Ook dit tijdstip kan worden beschouwd zee op grote schaal de tot dan toe vrijwel gesloten kust als het begin van de middeleeuwen. van de Lage Landen doorbreekt en het erachter gelegen gebied binnendringt. Vanuit waterstaatkundige invalshoek kan worden uitge- gaan van het beëindigen van enige waterbeheersing na De Vroege middeleeuwen het vertrek van de Romeinen in 275. Zoals in het vorige De eerste eeuwen van dit tijdvak worden ook wel de hoofdstuk is beschreven hebben de bewoners van West- duistere of donkere middeleeuwen genoemd, omdat er Nederland onder leiding van de Romeinen in de tweede bijzonder weinig geschreven bronnen en archeologische en derde eeuw hun akkers en weiden op diverse plaat- vondsten uit deze periode bekend zijn. Aanvankelijk sen ontwaterd door het graven van sloten en greppels. gaat men ervan uit, dat na het vertrek van het Romeinse Tengevolge van de daardoor ontstane bodemverlaging leger, dat naar Rome moet vertrekken om ingezet te en de optredende zeespiegelrijzing krijgt de zee weer worden voor de strijd om de keizerstroon en strijd te vrij spel in het gebied gelegen tussen de strandwallen. leveren tegen de invallen van de barbaren, geen bewo- De afwatering van het gebied stagneert, omdat de geu- ners meer achter zijn gebleven. Als reden wordt aange- len zich door eb- en vloedwerking langzaam vullen met geven, dat de inheemse bevolking geheel afhankelijk is zandige klei, waardoor het drassiger wordt en opnieuw geweest van de Romeinse bestuurlijke en economische veengroei plaatsvindt. structuur en met de Romeinen is meegetrokken. Maar ook de vernatting van het laaggelegen gebied mag als Het einde van de middeleeuwen kan worden gekoppeld een verklaring worden gegeven. Onder de Romeinen is aan het einde van het Bourgondische huis in 1477, waar- het in cultuur gebracht door ontwatering, waardoor na de gewesten onder het bewind van de Habsburgers bodemverlaging is opgetreden. Bovendien is er sprake komen, waarbij een zekere centralisatie plaatsvindt. van een relatief snelle stijging van de zeespiegel, een Maar ook het ontstaan aan het einde van de 16de eeuw daardoor optredende kwel en overstromingen en een van de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden kan extreme neerslag. Het zijn vooral de gebieden tussen de als het begin van de Nieuwe tijd worden beschouwd. strandwallen en achter de oeverwallen, die door de zee Omdat de bodemdaling zich in de middeleeuwen voort- bij zware stormvloeden overstroomd worden, omdat de zet en de zeespiegel blijft stijgen, treedt er een moment boeren hun akkers slechts met eenvoudige en lage

38 Watermanagement door de eeuwen heen kaden hebben beschermd. De laagst gelegen delen van Dat hiervan zo weinig is teruggevonden, is mede een het Westland, die relatief dicht bevolkt zijn, hebben er gevolg van het feit dat in die tijd de kustlijn in deze het meest van te lijden. Er ontstaat een gorzengebied regio ongeveer anderhalve kilometer meer naar het dat afwatert via een aantal getijdengeulen, zoals de westen heeft gelegen, zodat mogelijke nederzettingen Grote en Kleine Gantel, de Boomwatering en de Lier daar later in zee zijn verdwenen. Verder zijn de weste- (Liora), in het zuiden naar de Maas en via de Vliet in het lijkste oude duinen later ten gevolge van overstuiving noorden naar de Oude Rijn. De Gantel is hierbij verre- onder de jonge duinafzettingen komen te liggen, zodat weg de grootste geul, die ligt op de plaats tussen het overblijfselen van bewoning uit die tijd slechts door huidige Poeldijk en Honselersdijk met een vertakking afgravingen tot enkele meters onder het huidige maai- ten oosten van Naaldwijk, vanwaar hij naar Delft, veld te vinden zijn. Bovendien geldt voor alle strandwal- Nootdorp en Pijnacker voert. len, dat zandafgraving in later eeuwen veel bewonings- resten zal hebben opgeruimd. Op grond van het voorkomen van een aantal topony- men, zoals Gantel en Lier, die zijn ontstaan in de Romeinse tijd en in de middeleeuwen nog voortbestaan, kan wel aangenomen worden, dat deze van generatie op generatie zijn doorgegeven, wat op voortgezette bewo- ning wijst. Uit de hiervóór genoemde overstromingen van de veen- gebieden, de hierop afgezette kleilagen en de toename van de bebossing van de hogere gronden, vooral van de strandwallen, blijkt dat het water in deze periode weer bepalend is voor de vorming van het landschap in het gebied en dat de menselijke invloed op de ruimtelijke ontwikkelingen, zoals die plaatsvindt in de Romeinse tijd, in sterke mate afneemt.

Het Merovingische rijk Ten noorden van de Rijn zijn de Friezen nog heer en meester en zij beheersen de handel op zee, in binnen- wateren en op de rivieren de Maas en de Rijn. Tussen de Schelde en de Maas zijn het de Franken, ‘de onstuimi- gen of dapperen’, die na het vertrek van de Romeinen en de Germaanse volksverhuizing al in de 3de eeuw gedeeltelijk de heerschappij over diverse Germaanse stammen in gebieden in de Lage Landen en Gallië over- Uit de 4de en 5de eeuw zijn er op enkele incidentele nemen. vondsten van munten en scherven na geen gegevens Tussen 480 en 530 verenigt Clovis, een van de aanwezig die erop wijzen dat er in die eeuwen bewoning Frankische vorsten, gewapenderhand de verschillende Geulenstelsel langs de Maas in West-Nederland van enige betekenis is geweest. Frankische rijkjes tot het Merovingische Rijk, genoemd in 800, waarbij een groot deel Vooral op de hoger gelegen strandwallen en oeverwal- naar zijn grootvader Merovech. Nadat Clovis in 496 tot van het veenpakket achter de len moet echter enige bewoning mogelijk zijn gebleven, het christendom is bekeerd, worden in naam van het duinen verloren is gegaan. bijvoorbeeld in de nabijheid van de oude Romeinse en evangelie andere volkeren onderworpen. Bron: De hand in eigen boe- inheemse nederzettingen. Rond 630 is het Merovingische Rijk uitgebreid tot de zem

39 De middeleeuwen Maas. Het gebied tussen de Maas en de Rijn zal tijdens wikkeling bij de bevolking is waar te nemen, zijn er geen deze periode regelmatig te lijden hebben gehad van de beschoeiingen of kaden gevonden om het land tegen strijd tussen de Friezen en de Franken. Pas in 690 komt het water te beschermen. het gebied tussen de Maas en de Rijn definitief in han- den van de Franken, als Radboud I bij Dorestad door Het Karolingische rijk Pippijn II wordt verslagen. Aan de noordzijde van de Rijn In 719 weten de Franken onder Karel (Carolus) Martel blijven de Friezen ondanks enkele nederlagen nog tot (714 – 741) de Friezen geheel te onderwerpen en het rijk 775 heer en meester. Ook de Saksen hebben zich nog uit te breiden tot aan Zuid-Jutland. Dit rijk wordt onder lange tijd tegen kerstening door de Franken verzet. zijn leiding het Karolingische rijk genoemd. Onder Karel de Grote, die regeert van 768 tot 814, wordt het rijk ver- Sporen van bewoning der uitgebreid. Zo weet hij in 775 en 785 achtereenvol- Op grond van archeologische vondsten kan worden vast- gens het grondgebied van de Friezen en van de Saksen gesteld, dat tijdens de Merovingische tijd de bewoning definitief in te lijven. Hij wordt in 800 door paus Leo III in het gebied is toegenomen. De vondsten komen vooral tot keizer gekroond, waarbij het Heilige Roomse rijk ont- voor op de oeverwallen en stroomruggen langs de mon- staat en het christendom de bindende ideologie wordt. ding van de Maas en Oude Rijn. Op de strandwallen zul- len evenals in de voorgaande periode verspreide neder- Het instand houden van dit grote rijk is echter niet een- zettingen hebben gelegen. De tussenliggende veenge- voudig, zodat binnen het Karolingische rijk in het begin bieden zijn echter nog te nat om bewoning mogelijk te van de 9de eeuw het totale gebied door Karel de Grote maken. onder een aantal Frankische vertrouwelingen wordt ver- Naast de vele incidentele vondsten van Merovingisch deeld in gouwen of graafschappen, welke dikwijls over- aardewerk bestaan de belangrijkste opgravingen uit eenkomen met de Romeinse civitates. Graaf is daarbij grafvelden met soms de erbij behorende nederzettingen een titel van een hoge Karolingische ambtenaar, die bij de Oude Rijn, Naaldwijk, Ockenburgh bij Monster en later wordt omgezet in een erfelijke titel voor een adel- aan de van Oldenbarneveltlaan in Den Haag. Bij laatst- lijk landsheer. genoemde opgraving zijn onder een 2,50 m dikke laag Vervolgens wordt ook het leenstelsel ingevoerd, waarbij jong duinzand drie boerderijen en twee hutkommen de grond wordt uitgeleend door de keizer of koning van gevonden met bijbehorende akkers met ploegsporen. het Karolingische rijk. Deze staat als leenheer aan het Uit de aanwezige visresten in de nederzetting blijkt dat hoofd, met daaronder een aantal zeer machtige leen- op zowel zout als zoet water is gevist. Vondsten van mannen, zoals de graven, die op hun beurt weer land in diverse voorwerpen duiden erop, dat in deze nederzet- leen geven aan achterleenmannen enz. Door vorstelijke ting ambachtelijke activiteiten plaatsvinden, zoals wetten en verordeningen (capitularia) wordt het beleid metaalbewerking en vervaardiging van stoffen voor kle- en de macht van de koning op alle terreinen van het ding. Op enkele plaatsen langs de monding van de maatschappelijk leven vastgelegd. Hieruit volgen een Maas bij Vlaardingen en Kethel hebben de bewoners al aantal regalia, zoals het recht op het heffen van terpen opgeworpen van 1 tot 2 m hoog en met een dia- belasting, op het vorderen van krijgsdienst, op het aan- meter van 5 tot 15 m. stellen van ambtenaren en op het slaan van munten. Het recht op de bevaarbare wateren, het stroomregaal, Uit bodemonderzoek blijkt, dat in deze periode het houdt onder andere het recht op aanwas (inpoldering) water nog steeds bepalend is voor de vorming van het in, het visrecht, en het veer- en tolrecht. gebied langs de kust door erosie, door kleiafzetting uit Er ontstaat een groep edelen met een aantal voorrech- de rivieren en de zee en door veenvorming in de laagge- ten, die hun veel macht en aanzien geven. De edelen legen gebieden, langs de randen van de strandwallen en hebben grote agrarische bezittingen, waarop boeren in de oeverwallen. Ofschoon er een zekere technische ont- kleine, vrij geïsoleerde dorpsgemeenschappen samen-

40 Watermanagement door de eeuwen heen wonen. De bezittingen bestaan uit vroonlanden, die In 843 wordt bij het verdelingsverdrag van Verdun een worden bewerkt door slaven of waarop onvrijen ver- eind gemaakt aan de Frankische eenheid door de verde- plichte diensten verrichten en uit hoeven, die door vrije ling van het rijk in drie delen, het West- en het Oost- en onvrije boeren worden beheerd. Frankische rijk met daartussen het Middenrijk, onder De graafschappen worden in de loop der tijd steeds gro- Lotharius, waarbinnen onze regio is gelegen. ter en machtiger, doordat men gronden in bezit krijgt Laatstgenoemd Middenrijk valt al snel uiteen, waarbij in door erfenissen, huwelijken, schenkingen en veroverin- 870 het noordelijke deel bij het Oost-Frankische, het gen. In het kustgebied tussen de Vlie en de Maas moet latere Duitse, rijk wordt gevoegd. Het gebied van het een aantal graafschappen hebben gelegen, maar het latere Hollandse graafschap wordt in 925 door de Duitse juiste aantal en de grenzen hiervan zijn niet bekend. koning Hendrik I ingelijfd en wordt een onderdeel van Naast dit zogenaamde hofstelsel krijgt ook de kerk grote het Duitse rijk. stukken land in bezit van de keizer of koning, die door Binnen dit rijk ontstaat een aantal territoriale vorsten- kloosters worden beheerd en waarop vrije en onvrije dommen, zoals de bezittingen van de Utrechtse bis- boeren werken. Uit de aanwezigheid van een van de eer- schop, te weten het Nedersticht rond Utrecht, het ste kerken in de Lage Landen in Utrecht, in 635, kan Oversticht in het noordoosten, de Friese Landen in het worden afgeleid, dat het christendom daar al een vaste noorden en het westen met als centrum Kennemerland plaats (een bisschopszetel?) heeft verworven. en met de abdij van Egmond, Gelre, Brabant en Vlaanderen. Na het afvallen van West-Friesland door het ontstaan van kleine boerenrepubliekjes verschuift het machtscentrum naar het zuiden en ontstaat het graaf- schap Holland.

Uit de vondsten van incidentele voorwerpen, zoals mun- ten en aardewerk en resten van nederzettingen, uit de Karolingische tijd kan geconcludeerd worden dat de bewoning in onze regio ten opzichte van die in de Merovingische tijd slechts in beperkte mate is toegeno- men. Uit deze periode zijn diverse schriftelijke bronnen bekend, omdat bij de snelle verspreiding van het christendom veel annalen, kronieken en memoranda van geestelijken uit kloosters en abdijen, aanvankelijk nog in het Latijn, zijn geschreven. Volgens deze bronnen zijn in een aantal nederzettingen kerken en kapellen gebouwd. De oudst bekende kerk in onze regio is die in Vlaardingen, welke al in de eerste helft van de 8ste eeuw door Willibrord is gesticht. Vóór het jaar 1000 heeft voor zover nu bekend in veel nederzettingen in onze regio al een kerk of kapel gestaan, bijvoorbeeld in Monster, Maasland, Oegstgeest en Valkenburg. Omdat deze gebouwen eenvoudig en klein zijn en vaak nog uit Holland onderdeel van het hout bestaan en omdat ze later meestal op dezelfde Duitse Rijk in de Karolingische plaats zijn vervangen door nieuwe stenen kerkgebou- tijd. wen, is er weinig van bewaard gebleven. Bron: Geschiedenis van de Dat er in deze periode zowel op de strandwallen als Lage Landen

41 De middeleeuwen langs de rivieren nederzettingen liggen, blijkt uit de Nijmegen uit te voeren. De Karolingen zien geen kans de goederenlijst van de St.-Maartenskerk in Utrecht, die in vestiging van de Vikingen in het kustgebied te verhinde- 920 is opgemaakt. Deze vermeldt de kerkelijke bezittin- ren. Ze vermengen zich al snel met de oorspronkelijke gen die vóór 860 verworven zijn. Op deze lijst wordt bevolking. Voorburg voor het eerst genoemd. In de tweede helft van de 9de eeuw wordt de Noorman Rorik, neef van Godfried de Noorman, aangesteld als De Vikingen hertog in het gehele Friese kustgebied inclusief de Rijn- Deze inventarisatie van de Utrechtse St.-Maartenskerk is en Maasdelta. Hij voert het bewind over diverse graaf- nodig, omdat in de tussenliggende periode de Vikingen, schappen en wordt opgevolgd door zijn neef Godfried ook wel Noormannen genoemd, bij invallen met snelle de Zeekoning. In 885, wanneer keizer Karel de Dikke kielschepen vanuit zee in het westen van het land veel met medewerking van de West-Friese graaf Gerulf hebben geplunderd en verwoest. Deze invallen vinden Godfried de Zeekoning heeft verslagen, komt er een plaats in de 9de eeuw, waarbij vooral de kuststreken en einde aan de overheersing en de invallen van de de gebieden langs de rivieren het moeten ontgelden. Vikingen in dit gebied. Ofschoon Karel de Grote deze invallen aanvankelijk Over de aanwezigheid van de Vikingen in onze regio is heeft kunnen voorkomen door de kust met wachttorens behalve de plunderingen langs de mondingen van de en garnizoenen te versterken, vindt in 810 een aanval Maas en de Oude Rijn weinig bekend. Het ontbreekt aan met 200 schepen op de Friese kust plaats en worden in archeologische vondsten, ook van hun schepen, en aan 834 en 857 via het Vlie en de Vecht Utrecht en Dorestad geschreven bronnen over hun aanwezigheid. geplunderd. De grote rivieren maken het de Vikingen Aangenomen mag worden, dat het gebied achter de dui- mogelijk met hun schepen ons land, Vlaanderen, nen tamelijk dun bevolkt is geweest en er slechts enkele Duitsland en Frankrijk over grote afstanden binnen te kleine nederzettingen tussen de natte veengebieden dringen en plunderingen en verwoestingen van, in ons hebben gelegen, die voor de Vikingen weinig interes- gebied, bijvoorbeeld Vlaardingen, Dorestad, Utrecht en sant zullen zijn geweest.

Een drakkar, een schip van de Vikingen, dat zowel gezeild als geroeid kan worden, hier lan- dend op de kust en vooral gebruikt als troepentransport- schip. Bron: Geschiedenis van de Lage Landen

42 Watermanagement door de eeuwen heen Waterstaatkundige situatie In diverse publicaties is gebruik gemaakt van de anna- len en kronieken van kloosters en abdijen om de water- staatkundige gebeurtenissen in het westen van het land weer te geven. Hieruit blijkt dat er in de Karolingische tijd veel stormvloeden plaatsvinden, onder meer in 792, 796, 806 (de St. Thomasvloed), 833, 838 en 857. Tengevolge hiervan verzandt de monding van de Oude Rijn steeds verder, zodat deze geheel onbevaarbaar wordt. Bovendien vinden er regelmatig overstromingen plaats langs de rivieren de Rijn, de IJssel en de Maas. Aangezien er in deze tijd nog geen dijken zijn om het land tegen de overstromingen te beschermen, moet de bewoning en het gebruik van de lager gelegen gronden niet bijzonder aantrekkelijk zijn geweest.

De Late middeleeuwen Op bijgaande kaart is te zien hoe het westen van ons land er uitziet aan het begin van de Late middeleeuwen, in de 10de eeuw. De kust tussen Vlaanderen en Vlieland wordt alleen bij de zeearmen en riviermondingen onder- broken. West-Nederland ligt nog tamelijk veilig achter de tweede tot en met de vierde strandwal. De afwatering van ons gebied vindt voor het merendeel West-Europa, voor het merendeel uit woeste gronden. In plaats via kreken en geulen in zuidelijke richting naar de het westen en het noorden van het land zijn dit vooral Maas en in noordelijke richting naar de Oude Rijn, hoe- de veengebieden, de moerasgebieden, de gorzen en de wel laatstgenoemde rivier de voorgaande eeuwen wadden en in het oosten en zuiden de zandgronden met steeds verder in betekenis afneemt, doordat de rivier- heide en wouden. bedding verlandt en de monding steeds verder verzandt. In het westen liggen kleine nederzettingen op de oudste De Lek neemt vanaf de 8ste eeuw voor een groot deel de strandwal, zoals bij Rijswijk. Andere nederzettingen in afvoer van de Rijn over. De Nederrijn stroomt via de de omgeving liggen op de tweede en derde strandwal, Vecht en de (Gelderse) IJssel in het Almere uit en via de onder andere bij Monster, Loosduinen en Wassenaar, Lek en de Hollandse IJssel in de Merwede. De hoofdtak terwijl langs de rivieren en riviermondingen nederzet- van de Waal stroomt vanaf Gorinchem met de Maas via tingen liggen bij Vlaardingen, Valkenburg en Leiden. de Merwede naar zee. Een aantal kleinere riviertakken De nederzettingen op de strandwallen zijn gelegen op stroomt met de Oude Maas naar zee. de geestgronden. De naam ‘geest’ vinden we nog terug In het noorden van ons land liggen ten oosten van in de Geestbrug, de brug over de Trekvliet die door de Vlieland uitgestrekte, met gras begroeide kwelders en in geest loopt. Het zijn zandige landbouwgronden op de Nederland rond het jaar 1000. het zuidwesten schorren, die bij vloed regelmatig onder- strandwallen, die aan beide zijden begrensd worden Het gebied ten zuiden van de lopen. In het zuidwesten ligt ten noorden van de door wegen en/of watergangen. Deze gronden zijn Maasmond en in het noorden Schelde een aantal zeearmen, te weten de Wielingen, de merendeels in cultuur gebracht; er is nog maar weinig het Waddengebied is in de Zwake, de Grevelingen en het Haringvliet. Het zeeniveau loofbos aanwezig. afgelopen eeuwen overstroomd. is in deze tijd ongeveer 1 m lager dan nu. Vanuit waterstaatkundig oogpunt zijn deze gronden bij- Bron: Waterschappen in In ons land bestaat het grondoppervlak, zoals in geheel zonder geschikt voor bewoning, omdat zij hoog genoeg Nederland

43 De middeleeuwen liggen om regelmatige overstroming bij hoog water te maar er zijn ook al een groot aantal kleine en middelgro- voorkomen. Daarnaast is de bodem zo doorlatend, dat te steden ontstaan. De gronden worden bewerkt door bij langdurige en hevige regenval het water snel in de vrije boeren. bodem wegzakt. Bovendien is zoet water op geringe Uit waterstaatkundig oogpunt bekeken zijn er zowel op diepte bereikbaar door waterputten aan te leggen en er lokaal, regionaal als landelijk niveau duidelijke bestuur- is ook zoet water op plaatsen langs de strandwal, waar lijke structuren ontstaan, bijvoorbeeld in de vorm van de afvoer van hemelwater gedurende korte of lange tijd polderbesturen, (streek)waterschappen en hoogheem- stagneert. Voor het vee en de akkerbouw is de aanwe- raadschappen, waarin de graven, de edelen en vooraan- zigheid van voldoende zoet water van groot belang. De staande stedelingen een duidelijke positie innemen. kreken langs de strandwallen worden verder gebruikt Achtereenvolgens zullen nu de ontwikkelingen in de voor huishoudelijk gebruik en voor de afvoer van afval- Late middeleeuwen worden behandeld voor enkele stoffen. afzonderlijke facetten. Ofschoon er in onze regio geen vindplaatsen van boten zijn, mag op grond van het gebruik van boten in de voor- Bestuurlijke ontwikkelingen op landelijk niveau afgaande eeuwen worden aangenomen, dat voor het Tijdens de aanwezigheid van de Vikingen is de centrale transport van mensen, dieren en producten ook nu op macht van het Karolingische rijk snel achteruit gegaan. de binnenwateren boten zijn gebruikt. De graven, hertogen en bisschoppen worden steeds De boerderijen liggen wegens de hiervóór genoemde zelfstandiger en minder afhankelijk van het centrale voordelen naast elkaar aan de randen van de geestgron- gezag. den met aan de overkant van de wegen of watergangen In 911 sterft het Karolingische geslacht uit en wordt het de strandvlakten, welke met veen of klei bedekt zijn en opgevolgd door het Saksische hertogelijk geslacht. slechts op geringe hoogte boven het zeeniveau liggen. Binnen de Lage Landen ontstaan de gewesten Friesland, Deze gebieden worden gebruikt als wei- of hooiland, Groningen, Gelre, het Sticht en Oversticht, Brabant en maar ook als jacht- en visgronden. Bij hevige regenval, Vlaanderen. bij springtij en stormvloeden komen zij regelmatig onder water te staan. Waarschijnlijk is het aantal boer- derijen nog erg beperkt en zijn er nog slechts weinig kapellen of kerken aanwezig, ofschoon eenieder onder- tussen wel tot het christendom bekeerd is. Het gebied wordt in deze tijd bestuurd door de Hollandse graven, die als leenman diverse gronden van de keizer van het Duitse rijk in leen hebben ontvangen.

Diverse ontwikkelingen Tijdens de Late middeleeuwen hebben in de Lage Overzicht vorstendommen/ Landen veel veranderingen plaatsgevonden, op bestuur- gewesten in de Late middel- lijk, landschappelijk, bewonings-, maatschappelijk en eeuwen. waterstaatkundig gebied. 1. Friese landen; 2. Holland en Het land is zo goed als geheel in cultuur gebracht en Zeeland; 3. Sticht en Oversticht; rivieren hebben hun uiteindelijke ligging gekregen, 4. Gelre; 5. Brabant; 6. Vlaan- waarbij de basis is gelegd voor het huidige landschap deren; 7. Limburg. en de daarbinnen gelegen bewoningspatronen. Bron: Op pad in de middeleeu- Het gehele platteland wordt bewoond door boerenleef- wen gemeenschappen, ook wel buurtschappen genoemd,

44 Watermanagement door de eeuwen heen Het gewest Friesland wordt na de Westfriese graaf Gerulf gehuchten of kleine dorpen met een eenvoudig voorzie- achtereenvolgens geregeerd door Dirk I, Dirk II, Dirk III, ningenniveau bestaande uit een herberg, een smidse en Dirk IV, Floris I en Dirk V. Na afscheiding van de dergelijke. De gemeenschap van vrije boeren met een Westfriese gebieden wordt Floris II in 1091 de eerste eigen bestuur wordt een buurtschap en later een graaf van Holland. Na de regeerperiode van Floris V in (schout)ambacht of ambachtsheerlijkheid genoemd. In 1296 komen de graven van Holland uit buitenlandse dit bestuur wordt de schout door de landsheer benoemd dynastieën, aangezien de graafschappen en hertogdom- en de heemraden door de grondgerechtigden/grond- men steeds meer tot een specifieke dynastie gaan beho- bezitters ofwel de ingelanden of buren. ren. In 1433 komt Filips de Goede, een Bourgondische In de loop van de Late middeleeuwen neemt het aantal hertog, aan de macht en wordt graaf van Holland. Rond steden snel toe. Deze worden bestuurd door vertegen- 1500 vererven de Bourgondische landen in het Habs- woordigers van de graaf en een bestuurscollege burgse huis. Tussen 1520 en 1550 worden alle gewesten bestaande uit rijke en vooraanstaande stadsbewoners. opgenomen in de Nederlanden en nadien ontstaat de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden. Waterstaatsbestuur De graven van Holland zijn de grootste grondbezitters Het dagelijks onderhoud voor sloten, dijken, dammen, en bezitten door schenkingen, huwelijken en erfenissen kanalen en sluizen wordt aanvankelijk uitgevoerd door in een groot deel van de koningsgoederen in de kust- de lokale gemeenschap, de buurtschappen of ambach- streek. Deze goederen bestaan voornamelijk uit grote ten. landbouwbedrijven en liggen in de vorm van hoven De rechtsmacht ligt bij de graaf, die wetten kan uit- binnen het graafschap, bijvoorbeeld in Haarlem, vaardigen over alle waterstaatkundige onderwerpen. Rijnsburg, Vlaardingen, Pijnacker en Delft. Op deze Daarnaast ontstaan regionale bestuurslichamen voor de bedrijven wordt de grond in de meeste gevallen bewerkt waterstaatszorg; de (streek)waterschappen zijn van door horigen, die ook allerlei andere diensten verrich- groot belang voor de waterstaatkundige werken voor ten. De graven trachten in de loop der tijd hun gebied een gebied dat meerdere ambachten omvat. Later verder uit te breiden in de richting van Zeeland, ten nemen zij ook het beheer van de sluizen, de dijken en koste van het graafschap Vlaanderen en in oostelijke het algemene afwateringsstelsel over van de ambach- richting, ten koste van het Sticht van de bisschop van ten, die zich daarna alleen bezig mogen houden met de Utrecht. Floris V weet in de tweede helft van de 13de binnen hun ambacht gelegen waterstaatswerken op eeuw West-Friesland weer te onderwerpen. detailniveau, zoals het onderhoud van de watergangen, De graven hebben zich sterk ingezet bij de strijd tegen de kaden en dergelijke (de binnenlandse werken). het water en worden ook wel de Watergraven genoemd. In elk ambacht functioneert daarbij een ambachtsbe- Bestuurlijke ontwikkelingen op regionaal niveau waarder, die zich bezighoudt met de zorg voor de uit- Binnen de zich uitbreidende graafschappen wordt het voering van de noodzakelijke werkzaamheden. De colle- bestuur door de landsheren verdeeld in een aantal grote ges van heemraden zijn daarbij verantwoordelijk voor districten onder leiding van een adellijke beambte, de het schouwen van de werken. ‘baljuw’. Deze houdt zich met name bezig met de recht- Aan het eind van de 13de eeuw ontstaan binnen de spraak in het gebied. Er ontstaat dan een centrale grafe- districten van het graafschap gebieden met verschillen- lijke regering met een grafelijke raad, bestaande uit de waterpeilen. Deze gebieden worden door middel van hoge edelen (baljuws), geestelijken (abten), stedelijke kaden afgesloten van het omliggende gebied en kunnen vertegenwoordigers en klerken. zelf hun waterpeil beheersen. Zij worden polders genoemd en strekken zich in vele gevallen buiten de Bestuurlijke ontwikkelingen op lokaal niveau bestaande ambachten uit. Daarvoor worden dan aparte Diverse boerengemeenschappen ontwikkelen zich tot polderbesturen gevormd, die belast zijn met de water-

45 De middeleeuwen staatstaken in de polder. Het waterschapsbestuur blijft De techniek autonoom en bestaat uit een grafelijke ambtenaar, de De ontginningen bestaan technisch gesproken uit het ‘dijkgraaf’, en de heemraden. ontwateren van de bovenste laag van het veen, dat voor ongeveer 80 procent uit water bestaat, om daardoor het De ontginningen verbouwen van gewassen mogelijk te maken. Indien het Onder een ontginning wordt verstaan het geschikt veen voldoende ontwaterd is, is het namelijk zeer maken van woeste grond of wildernis voor in hoofdzaak vruchtbaar. agrarisch gebruik. Vanaf de prehistorie zijn op de De werkzaamheden voor de ontwatering van het veen- strandwallen bossen opgeruimd om deze terreinen moeras zijn zeer eenvoudig en bestaan uit de verwijde- voor agrarisch gebruik geschikt te maken. Ook op de ring van de begroeiing, veelal door verbranding, en de wat hoger gelegen klei- en veengronden wordt het land aanleg van een afvoersysteem voor het water dat droog gehouden door greppels of sloten te graven om bestaat uit evenwijdig aan elkaar lopende sloten en overtollig hemelwater of wateroverlast door overstro- greppels, het liefst loodrecht op de hoogtelijnen van mingen af te voeren naar bestaande riviertjes en kreken, een gebied, zodat de waterafvoer gemakkelijk kan deze worden waar nodig verbreed, verdiept en rechtge- plaatsvinden. Meestal wateren deze sloten af op een trokken en landinwaarts verlengd om meer gebieden te kanaal of wetering en indien noodzakelijk worden zij ontwateren. De Romeinen hebben in het westen van het afgesloten met een kade, de ‘zijtwinde’. land reeds op grote schaal ontginningen uitgevoerd, We moeten echter wel bedenken, dat de gereedschap- zoals hiervoor is beschreven. In principe is er dus al pen en materialen in deze tijd nog zeer eenvoudig zijn. eeuwen sprake van ontginning, maar dan vooral in De werkzaamheden worden uitgevoerd met houten spa- plaatselijke en incidentele situaties en op kleine schaal. den, soms versterkt met een ijzeren uiteinde en met Vanaf het begin van de Late middeleeuwen vinden in kruiwagens en luiwagens, een soort draagbaren voor onze regio systematisch ontginningen plaats van de grond en materialen. Bovendien vinden zij plaats onder veenmoerassen gelegen op de oude strandvlakten tus- vaak slechte weersomstandigheden met kou en veel sen de duinen van de strandwallen en van het grote neerslag. Hollands-Utrechtse veengebied achter de laatste strand- In ons gebied vindt de ontginning voornamelijk plaats wal. Deze veenkussens, waarvan het maaiveld in die tijd vanaf de natuurlijke waterlopen langs de strandwallen tot enkele meters hoger ligt dan tegenwoordig, worden en oeverwallen. Het water uit de gegraven sloten en tot dan toe alleen door natuurlijke waterlopen ontwa- greppels wordt afgevoerd via rechtgetrokken en/of ver- terd. brede waterlopen in de vorm van kanalen of weteringen Het ontginnen van het veengebied is mogelijk gemaakt langs de strand- en oeverwallen. De ontgonnen grond door het droger worden van het klimaat vanaf de 9de wordt daarna gebruikt voor akkerbouw, welke voorna- eeuw. Maar het is eveneens een harde noodzaak, omdat melijk bestaat uit het verbouwen van diverse graansoor- de bevolkingsaantallen aan het eind van de 10de eeuw ten, zoals tarwe, haver, gerst en hop. Later, als het snel beginnen te stijgen en de oppervlakte voor agra- gebied door inklinking en de afgraving van het veen nat- risch gebruik door duinafslag endoor overstuiving met ter wordt, is het alleen nog geschikt als weidegrond of jong duinzand afneemt. hooiland. Ofschoon nog weinig bekend is over het precieze waar en wanneer van de eerste ontginningen, kan wel aange- Het uitgeven van de gronden nomen worden dat ze vanuit de bestaande boerenneder- Aangezien in deze tijd de Duitse koning nog in het bezit zettingen of buurtschappen op de strandwallen en is van alle woeste gronden, kan hij deze gronden in leen oeverwallen zijn begonnen. Daarbij moet gedacht wor- geven aan de graven of schenken aan de bisschop. Dit den aan kleinschalige ontwikkelingen om het bestaande betekent voor het Hollands-Utrechtse veengebied, dat bouwland uit te breiden. het oostelijk gedeelte voornamelijk toegedeeld wordt

46 Watermanagement door de eeuwen heen aan de bisschop van Utrecht en het westelijk gedeelte grondwaterspiegel heeft namelijk een zekere bolling aan de graven van Friesland, later aan die van Holland. vanaf het midden tussen de twee sloten. Bovendien Daarbij is de gebiedsaanduiding niet altijd even duide- moeten de sloten voldoende capaciteit hebben om het lijk. Zo schenkt de Duitse koning in 985 zowel aan de water af te voeren, waarbij de hoogteligging van het bisschop van Utrecht als de graaf van Holland bepaalde gebied ten opzichte van het waterpeil in de aanliggende rechten op de venen in het gebied tussen de mondingen kreken en watergangen weer een grote rol speelt. van de Merwede en de Maas, maar de plaatsaanduiding Het verlengen van de sloten dieper de ontginning in daarbij is zo vaag, dat daarover zelfs een oorlog ont- wordt ‘opstrekken’ genoemd. Naarmate de ontginning staat tussen beide gezagsdragers. verder vordert, kan de boer van ‘het recht van opstrek’ In 992 schenkt koning Karel III aan graaf Dirk I de abdij gebruik maken, zolang het perceel niet wordt gehinderd van Egmond en al haar bezittingen, te weten het graaf- door een achterliggende ontginning of natuurlijke schap Tesselgouw, Kennemerland, Rijnland en de gouw belemmering. De lengte-eenheid, die in ons gebied Maasland. Dit gebeurt waarschijnlijk om een centrale wordt gebruikt, is de ‘voorling’ met een lengte van 55 organisatie van de kustverdediging te verkrijgen. roeden ofwel ruim 207 m. Dit is de lengte die de boer De opvolgers van Gerulf hebben de landgoederen, ook zonder zijn span te wenden in een keer kan ploegen. wel hoven of domeinen genoemd, waarop de nederzet- Veelal gaat men bij het uitzetten van een kavel uit van tingen van horige of vrije boeren liggen en waarover zij een lengte van 6 voorling, ongeveer 1.250 m. De opper- de grafelijke heerschappij voeren, gebruikt om van daar- vlakte van een hoeve bedraagt dan ongeveer 14 ha. uit de woeste gronden verder te ontginnen. Zo zijn de graven van Holland in staat om stukken land gelegen Hont en morgen tussen de strandwallen vanuit bijvoorbeeld de hoven te Als oppervlakte-eenheid wordt uitgegaan van de ‘hont’. Delft, Vlaardingen en Maasland uit te breiden. Later krij- Dit is een stuk grond van 10 bij 10 roeden en bedraagt gen de plaatselijke boerensamenlevingen of -gemeen- 0,1419 ha. Bij het aangeven van de oppervlakte van schappen, ook wel kolonisten genoemd, de ontgonnen gronden wordt in vele gevallen de eenheid ‘morgen’ gebieden in erfpacht en zijn verplicht de graaf een gebruikt. Dit is de hoeveelheid land, die een boer in een ‘tiend’ (tiende deel) van de opbrengst van de gewassen dagdeel (een ochtend) kan ploegen en bedraagt 6 hont en de pasgeboren dieren af te dragen. Bovendien heb- of ruim 0,85 ha. ben deze ontginningsnederzettingen de verplichting een Op de kaart van Kruikius uit 1712 is de structuur van de aantal mensen te leveren voor de landweer in tijden van diverse ontginningen in Delfland duidelijk te zien. In het oorlog, maar ook voor werkzaamheden voor de verdedi- gebied tussen Voorburg en Den Haag ligt de basis van ging van het grondgebied tegen het water. de ontginningen, die waarschijnlijk al in de 10de eeuw zijn uitgevoerd, langs de strandwallen en ligt de schei- Breedte en lengte van de kavels ding op een watergang, de huidige Schenk. Ten zuid- In het westen van het land zijn de landmeters van de oosten van Voorburg ligt de basis van de ontginning ook graaf bij het uitvoeren van een ontginning en bij het gra- langs de strandwal en is de huidige Vliet gebruikt om ven van de sloten uitgegaan van de verdeling van een het water van de sloten op te vangen en af te voeren basis, bestaande uit een weg, een watergang of een naar de Oude Rijn. Wanneer en door wie deze ontgin- dijk, in stukken met een breedte van 30 roeden ofwel ning is uitgevoerd is niet bekend. Aangezien het weste- 113 m. Hierbij is een ‘roede’ 12 ‘voet’ (3,77 m) en een lijk deel van het Hollands-Utrechtse deel aan de graven ‘voet’ 0,313947 m. De voor de ontginning benodigde slo- van Holland is toegedeeld, kan worden aangenomen dat ten vormen zo eveneens de scheiding tussen de hoeven. zij dit gebied ontgonnen hebben. Uit de structuur van de In hoeverre de maat van 30 roeden berust op ervaring is omliggende gebieden en het tijdstip van de aanleg van onbekend. De geschikte afstand is namelijk afhankelijk de Delftsche Vliet vóór 1290 kan worden aangenomen, van de grondsoort en de aard van het gebruik. De dat het gebied in de 11de eeuw is ontgonnen.

47 De middeleeuwen Cope en tijns gen oude duinen en over de daarachter gelegen strand- In de 11de eeuw worden in het Hollands-Utrechtse veen- vlakte. Deze ontwikkeling heeft als hoogtepunt de 12de gebied door de graaf aan edelen of andere invloedrijke eeuw, maar heeft wel geduurd tot in de 17de eeuw. en welgestelde ondernemers woeste gronden in leen Bovendien wordt een grote hoeveelheid zand door de gegeven op grond van een koopovereenkomst, de zoge- harde winden vanuit de kustrand over de erachter lig- naamde cope, waarbij naast de omvang van het gebied gende reeds ontgonnen vlakten geblazen. Door de niet alleen de breedte van een hoeve, maar ook de steeds weer op het bouwland afgezette laag zand wordt achtergrens wordt vastgelegd. Zij kunnen dan zelf kolo- het voor de boeren onmogelijk hun bedrijf te blijven uit- nies vestigen en tiendrechten innen. De kolonisten krij- oefenen. gen tegen betaling van een symbolisch bedrag aan de Door de vorming van de jonge duinen langs de kust graaf, de ‘tijns’, en door te voldoen aan enkele aanvul- raakt bovendien de monding van de Oude Rijn steeds lende verplichtingen het recht het ontgonnen gebied als verder afgesloten, wat tot gevolg heeft dat de waterhuis- vrije boeren te gebruiken. houding van West-Nederland ingrijpend verandert. De Naast de graven van Holland is het de bisschop van afvoer van de Rijn moet nu plaatsvinden via de Lek naar Utrecht, die eveneens woeste gronden van de Duitse de monding van de Maas. Hierdoor en tengevolge van keizer of koning in eigendom krijgt en deze aan de stormvloeden worden grote gedeelten van de gron- kloosters geeft om ze te ontginnen. Het zijn met name den langs de Maasmonding weggeslagen en ontstaan de kloosterlingen van de in de 12de eeuw gestichte diepe geulen achter de strandwallen tot ver in het cisterciënzer- en premonstratenzerorden, die veel ont- Westland. Door het regelmatig overstromen van dit ginningen uitvoeren. gebied wordt een dikke kleilaag afgezet (Duinkerken II). Aan het eind van de 13de eeuw zijn de ontginningen van Tengevolge van deze ontwikkelingen zijn veel nederzet- de veengebieden in ons land vrijwel beëindigd, maar tingen verdwenen, maar nog meer zijn er onder dikke worden in de loop der tijd nog wel vele gebieden die zijn lagen zand en klei terechtgekomen en daardoor goed ingepolderd, ontgonnen. bewaard. In de vorige eeuw zijn bij afgravingen voor de aanleg van wegen, woon- en industriegebieden of grote Ontwikkeling van de jonge duinen gebouwen belangrijke vondsten uit de periode vóór en De eerste twee tot drie eeuwen van de Late middel- ten tijde van deze afzettingen gedaan. eeuwen verandert het landschap in onze regio sterk. De kust wordt over 100 tot ruim 1.000 m teruggeslagen De strijd tegen het water door de hevige golfslag ten gevolge van zware stormen. In de Late middeleeuwen gaat de strijd tegen het water Het vrijkomende zand wordt door de wind meegenomen onverminderd voort. Het land wordt vanuit drie richtin- en zet zich als jonge duinen af op de direct aan zee gele- gen door het water bedreigd. Ten eerste vanuit de zee, omdat door springvloeden maar vooral stormvloeden, waarbij het rivierwater hoog wordt opgestuwd, het zee- water het land binnendringt via de riviermondingen, Wijziging onderzeese profiel maar ook via de Zuiderzee die na de stormvloed in 1171 voor de kust en vorming uit het Almere is ontstaan. Ten tweede vanaf de landzij- jonge duinen vanaf de middel- de door het rivierwater, dat bij hoge afvoeren en kruiend eeuwen. Door de steilere hel- ijs buiten de oevers treedt en het omliggende land ling van de zeebodem komt er onder water zet. In de derde plaats door de hevige zand vrij voor de vorming van regens, die vooral de laaggelegen gebieden langdurig de jonge duinen. onder water kunnen zetten. Bron: Nederland in het Tot dan toe gaat men uit van het credo ‘Laat Gods water Holoceen maar over Gods akker stromen’. Slechts in beperkte

48 Watermanagement door de eeuwen heen mate beschermen de bewoners hun woningen of hun landerijen met eenvoudige maatregelen tegen deze over- stromingen. Het aanleggen van kaden rondom de bezit- tingen, zoals dat in de Romeinse tijd gebeurt, is voor zover bekend in onze regio in de Vroege middeleeuwen nog niet voorgekomen. Men trekt zich vooral terug op de hoger gelegen gronden, de strandwallen en oeverwallen. Voor de afvoer van regenwater graaft men op sommige plaatsen greppels. Vooral in het noorden van ons land, maar ook op de gronden langs de Maas, werpen de boe- ren terpen op om zich er bij hoog water veilig op te kun- nen terugtrekken. Door de regelmatige stijging van de zeespiegel moeten die regelmatig verhoogd worden. Het aanleggen van kaden en dijkjes in de Late middel- eeuwen wordt in het begin slechts toegepast op lokaal niveau. Men verdedigt alleen het eigen stukje grond tegen de aanvallen van het water en laat het aanliggen- de moerassige gebied rustig overstromen. Van grote invloed op de ruimtelijke ontwikkeling en de waterhuishouding van het gebied tussen en achter de strandwallen zijn de ontginningen geweest. Hierbij is de grondwaterstand onder de percelen enkele decimeters verlaagd door vanuit de strandwallen parallel lopende greppels te graven, die het water naar de aanwezige kreken en geulen afvoeren.

Bij het realiseren van de ontginningen heeft men er Het gevolg van deze maatregelen is echter, dat de afvoer geen idee van gehad, dat dit kan leiden tot bodemda- van het water uit de ene polder soms terechtkomt in een ling. Door het verdrogen van de bovenste laag van het andere polder, wat grote conflicten met zich meebrengt. veen kan het plantenmateriaal, waaruit het veen bestaat, oxideren, doordat er zuurstof bij kan komen. Gevolgen van de bodemdaling Het proces wordt nog versneld, doordat de bovenlaag Onder leiding van de graven en de kloosters wordt in de door het regelmatig omploegen nog beter voor de zuur- 11de en 12de eeuw de aanleg van kleine kaden en stof bereikbaar is. Op deze wijze ontstaan er gebieden binnendijkjes in regionaal verband aangepakt. Langs de met verschillende maaiveldhoogten en bijbehorende riviertjes, zoals de Schie, de Gantel en de Lier worden grondwaterstand. dijken aangelegd om overstroming van het aanliggende land tegen te gaan. Door middel van vaarten en weterin- Voor de afvoer van het water tengevolge van de soms gen wordt getracht het oppervlaktewater via deze rivier- aanhoudende regenval en kwel wordt een gebied met tjes naar de Maas af te voeren. kaden omringd, waarbij de afvoer van het water naar de Hoe groot de gevolgen van de bodemdaling zijn, komt Verband tussen zeespiegel- boezem wordt geregeld door middel van sluisjes, maar tot uitdrukking bij de grote overstromingen, die in de rijzing, bodemdaling en aanvankelijk veelal door duikers in de vorm van houten loop van de 12de eeuw optreden. In 1134 en 1163 wordt ontwatering. kokers met aan het einde houten schotdeurtjes of klep- ons gebied vanuit de monding van de Maas en de door- Bron: Atlas van Nederland, pen. braak van de duinen tussen Monster en Naaldwijk over deel 15

49 De middeleeuwen loopt vanaf de duinenrij langs de noordkant van Monster en ’s-Gravenzande naar Honderdland bij de Lier, waarbij de Gantel wordt afgesloten. Het oostelijke deel loopt vanaf de oostelijke dijk van het geulenstelsel van de Lier via Vlaardingen naar de Schie en vermoede- lijk door naar de Rotte. Het achterliggende gebied watert dan af via het geulstelsel van de Lier en de Schie. Deze geulen zijn zo groot, dat het niet mogelijk is ze in één keer af te dammen en binnen het bedijkte gebied te brengen. Tijdens de stormvloed van 1163 breken de dijken echter op diverse plaatsen door. Bij het herstel van de dijken worden de geulen van de Lier, de Schie en de Rotte aan het einde van de twaalfde eeuw afgedamd. Hiermee is Boven: een grote oppervlakte overstroomd, waarbij de afwate- het achterliggende gebied nog vóór 1260 van het bui- De ontwikkeling van de aanleg ringsriviertjes de Gantel, de Lier, de Vlaarding en de tenwater afgesloten, wat tot gevolg heeft dat afwatering van de Maasdijk langs de Schie een omvangrijk geulenstelsel gaan vormen. via uitwateringssluizen noodzakelijk wordt. Maas en de Merwede tussen Nederzettingen langs de strand- en oeverwallen van de Nadat de niet weggeslagen stukken land voor de Oude 1160 en 1260. Na de storm- Maas worden weggespoeld en overdekt met een klei- Maasdijk weer zijn bedijkt, wordt in de loop der jaren vloed van 1163 ontstaat in de laag. De sloten, die voor de afwatering zijn aangelegd een nieuwe doorlopende Maasdijk aangelegd, welke volgende eeuwen een doorgaan- en afwateringssloten van het veengebied raken vol klei, kort na 1300 gereed komt. de dijk door de bestaande geu- waardoor ze hun functie verliezen en gebieden perma- len af te dammen. nent onder water komen te staan. In het noorden wordt ons gebied bedreigd door het ont- Bron: Leefbaar laagland Men komt nu tot het besef, dat het hard nodig is maat- staan van de Zuiderzee en het IJ in de periode tussen regelen te treffen om het land tegen overstroming te 1165 en 1248. Langs de zuidoevers zijn vóór 1250 door Rechts: beschermen door dijken langs de geulen en de Maas de buurtschappen aangelegde dijken samengevoegd tot Dijk langs ’t IJ en de Zuiderzee aan te leggen, zodat een doorlopende afsluiting van het een aaneensluitende dijk. De riviertjes de Vecht (1200), omstreeks 1300. achter de duinen gelegen gebied ontstaat en er van de Amstel (1275) en het Spaarne (1248) worden afge- Bron: Amsterdam gebouwd op hieruit geen overstromingen meer kunnen plaatsvinden. damd en voorzien van uitwateringssluizen. palen De bedijking bestaat uit een westelijke ringdijk, die

50 Watermanagement door de eeuwen heen Het Hoogheemraadschap van Delfland West-Ambachten bestaande uit Maasland, Monster, Het dagelijks onderhoud van de dammen, dijken, slui- Naaldwijk, Rijswijk, Schipluiden, Vlaardinger-Ambacht, zen en afwateringen wordt uitgevoerd door de lokale Voorburg en Wateringen wateren af via de bestuurslichamen, de buurtschappen of ambachten. Vlaardingervaart en spuien het water via de Rijswijkse-, Omdat de afwatering van de diverse polders steeds Vlaardinger- en Schipluider sluis op de Maasmond. Na problematischer wordt, aangezien het maaiveld steeds het graven van de Noordvliet met de Monsterse sluis, de verder zakt en het oppervlaktewater niet meer op Middelsloot met de Wateringse sluis en de Boonervliet natuurlijke wijze kan afvloeien, wordt de behoefte aan met de Voorburgse-, Naaldwijkse- en Maaslandse sluis samenwerking door middel van een coördinerende ontstaan er dan vijf sluizen. Later komen er daar nog regionale organisatie groot. Ook het onderhoud van de twee sluizen bij, te weten de Oranjesluis en de grote waterstaatkundige werken geeft problemen omdat Rijckevorselse sluis. de belanghebbenden zoals aangelanden en/of ingelan- Aan de ambachten worden meestal een aantal lidmaat- den hieraan moeten bijdragen. ambachten toegevoegd om gelijke oppervlakken grond Zo wordt in 1255 door de problematiek van de afwate- te verkrijgen, respectievelijk 2.000 en 2.600 morgen. Bij ring van de ambachten op de Oude Rijn door graaf Floris Voorburg zijn dit Tedingerbroek en ’s-Gravenzande. V het streekwaterschap Rijnland opgericht. Het grondoppervlak van de ambachten vormt de grond- slag voor de omslagheffing van Delfland ten behoeve De oorsprong van het Hoogheemraadschap van Delfland van het onderhoud van de waterstaatswerken. De is vaag. In 1273 wordt al gesproken van een baljuw tus- onderhoudskosten voor de vijf sluizen die aan de oost- schen Schie en Gouwe en in 1276 noemt Floris V een zijde uitwateren op de Maas, worden betaald door de zekere Th. van Wassenaar ‘zijnen Bailliu van Delflandt’. Oost-Ambachten en de acht aan de westzijde door de In een brief die wordt toegeschreven aan Floris V uit West-Ambachten. In feite gaat het hier om de omslag- Links: waarschijnlijk 1285 of 1289, worden de ‘Heemraeden heffing van de zogenaamde sluisambachten, die meest- Ontwatering door middel van van Delflandt’ vermeld. In 1319 geeft graaf Willem van een paarden- of rosmolen. Henegouwen bij handvest aan de Heemraden van Bron: Molens, gemalen en Delfland dezelfde rechten als de Heemraden van andere waterstaatkundige ele- Spaarndam (Rijnland) reeds bezitten. In de tweede helft menten in Midden-Delfland van de 16de eeuw worden de Heemraden betiteld als ‘Hooge Heemraden’. Onder: Eenvoudige waterverplaatsing Haagambacht, Rijswijk en Voorburg behoren aanvanke- met een hoosschep of hoosvat lijk organisatorisch tot het streekwaterschap Rijnland, voor kleine polders. maar wateren vóór het gereedkomen van de Maasdijk Bron: Molens, gemalen en reeds via de Gantel en de Lier af op de Maasmond. andere waterstaatkundige ele- Reeds in het begin van het bestaan van Delfland hebben menten in Midden-Delfland een aantal ambachtsheerlijkheden rond Delft zich geza- menlijk ingezet voor de aanleg van een kade of waterke- ring om zich tegen de afvloeiing van het oppervlaktewa- ter uit het hoger gelegen westelijk deel van Delfland te verzetten. Deze kade is in 1316 aangelegd. Delfland wordt dan verdeeld in dertien ambachten, waarvan vijf aan de oostkant van de kade, de Oost- Ambachten, bestaande uit Berkel, Hof van Delft, Kethel, Pijnacker en Vrijenban. De acht aan de westkant gelegen

51 De middeleeuwen rechtstreeks uitmonden in het buitenwater. Na afsluiting van het gebied tussen de Oude Rijn en de Maas moeten deze terreinen het overtollige water kwijt op de water- gangen, die via uitwateringssluizen op deze rivieren lozen. Dit afwateringsstelsel vormt de zogenaamde boezem, waarvan het peil alleen kan worden geregeld door het lozen van het boezemwater bij een voldoende laag peil van het buitenwater. De verdergaande inklinking van de bodem is er de oorzaak van, dat alle terreinen rondom van een (boezem)kade moeten worden voorzien (omkaad) om het waterpeil binnen het terrein op een aanvaardbare hoogte te houden door het boezemwater buiten te sluiten en zelf op de boezem te kunnen lozen. In de loop van de 14de en 15de eeuw wordt het steeds moeilijker het overtollige water in de polder op een natuurlijke wijze via een duiker of een sluisje op de boe- zem te lozen. Dit is het gevolg van het verder dalen van het maaiveld door inklinking, maar ook door de toene- mende veenwinning in bepaalde polders. Men gaat zoe- ken naar mogelijkheden om het afvoeren van het over- tollige water op een mechanische wijze te laten plaats- vinden. Allereerst is gebruik gemaakt van eenvoudige en primi- tieve hand-, trap- en rosmolentjes voor het droog hou- den van kleine oppervlakten. Deze methode is aanvan- kelijk voldoende, omdat het land nog relatief hoog ligt en slechts bij groot waterbezwaar tijdens het groeisei- zoen bemaling noodzakelijk is. In de loop van de 15de al meerdere schoutambachten of ambachtsheerlijkhe- eeuw worden de mogelijkheden van het bemalen van den omvatten. In elk sluisambacht functioneert een een polder met behulp van de wind onderzocht. Dit is ambachtsbewaarder, die wordt benoemd door niet zo vreemd, omdat windmolens al enkele eeuwen ambachtsheer, schout en de schepenen en zorgt voor worden gebruikt voor het malen van producten, zoals het onderhoud van kaden, bruggen, wateren en andere graan. binnenlandse werken. In 1408 verzoekt graaf Willem VI aan het Hoogheem- Molens raadschap van Delfland een bezoek te brengen aan een Tussen de Maas en de Oude Rijn is het in de omgeving molen in Alkmaar, waarmee water uit een polder wordt Overzicht van molens en boe- van de waterscheiding tussen de Oude Rijn en de Maas ‘geworpen’. Na het bezoek door de Heemraden onder zemwateren in Delfland in aanvankelijk niet nodig hier kaden om de akkers aan te leiding van Philips de Blote Hugensz., dijkgraaf van 1606 van Mathijs de Been van leggen, omdat daar de bodem vrij hoog ligt. In de gebie- Delfland, wordt reeds vóór 1413 in Schipluiden de eerste Wena, bewerkt door de auteur. den, die nabij de riviermonden zijn gelegen, is het wel windwatermolen in Delfland gebouwd. In 1413 wordt Bron: Delflands kaarten nodig een kade om het ontgonnen terrein aan te leggen. namelijk door de graaf het recht van de wind verleend belicht Aanvankelijk lozen deze terreinen op de waterlopen, die ten behoeve van het malen van koren op de reeds aan-

52 Watermanagement door de eeuwen heen wezige windwatermolen te Schipluiden. vrije maar een besloten boezem is. Dit houdt in, dat het In de komende 15de en 16de eeuw zijn in Nederland en waterpeil in de boezem aan een maximum niveau is ook in Delfland een groot aantal windwatermolens, in gebonden. het vervolg poldermolens genoemd, gebouwd. Het zijn aanvankelijk allemaal bovenkruiers met een binnenkrui- Reeds vóór 1443 is er een poldermolen, de Dorpsmolen, werk, waarbij het draaien van de kap van de molen op in het ambacht Tedingerbroek aanwezig, die uitslaat op de wind binnen de molen plaatsvindt. De molens heb- de Delftsche Vliet. In Haagambacht en Voorburgambacht ben een ronde of hoekige (achtkantige) vorm, zijn soms wordt in 1446 de Veenmolen gebouwd om de Veenpol- gebouwd op lage veldmuren en zijn met riet gedekt. In der gelegen tussen de strandwallen en de reeds vóór de loop van de 17de en 18de eeuw worden vele binnen- 1246 aangelegde landscheiding tussen Rijnland en kruiers omgebouwd tot buitenkruiers, die herkenbaar Delfland en de in 1344/5 gegraven Haagvliet of Trekvliet zijn aan het kruirad buiten de molen. Alle molens zijn te bemalen. In deze polder liggen een aantal oude voorzien van een scheprad. Pas in de 19de eeuw worden watergangen, te weten de Binnenwetering, de Veen- vijzels in gebruik genomen. Voor de bouw van een pol- wetering en de Schenk, die het water in de polder via de dermolen is wel toestemming van het Hoogheemraad- Veenmolen afvoeren naar de Trekvliet. schap vereist. De reden hiervoor is, dat de afwatering Al snel blijkt, dat deze molen niet in staat is de gehele van de polder op de boezem plaatsvindt, welke geen polder droog te houden. Na de aanleg van de Boven- kade, die de polder onderverdeelt in Veenpolder en Binckhorstpolder, wordt in 1461 de Binckhorstmolen gebouwd voor de bemaling van de Binckhorstpolder. Het gebied van de Veenpolder, dat gelegen is tussen de Haagse strandwal en de Schenk Gravure van een gedeelte van wordt ’s-Gravenveen of Heerenveen het gezicht op Den Haag uit genoemd, omdat het toebehoort aan 1614-1615 van Johannes van de graaf, die het in de 14de en 15de Londerseel. Op de voorgrond eeuw gebruikt als turfafgraving voor kasteel de Binckhorst met links de ‘Hofturf’. de Binckhorstmolen uit 1461 en rechts de Veenmolen uit Waterstaatkundige activiteiten 1446. Aan de overzijde van de In de Late middeleeuwen bevinden zich Haagsche Vliet of Trekvliet in het gebied tussen de Oude Rijn en links de Groote Molen met de Maas de volgende wateren: de daarnaast de Raemolen of Amstel, Drecht, Mijdrecht, Aar, Laakmolen. Op de Trekvliet Spaarne, Oude Rijn, Gouwe, Hollandse een trekschuit, twee beurt- IJssel, Rotte en Schie. Daarnaast zijn er vaarders en een aantal vis- en tijdens de ontginningen een groot aan- roeibootjes. Voor de kerk van tal sloten en weteringen (bijvoorbeeld Rijswijk en kasteel Blotinge de ook de Vliet) gegraven om het overtolli- Rijswijkseweg, die loopt van ge water op de rivieren te kunnen Delft via de Hoornbrug naar lozen. Ook dijken en dammen worden Den Haag. aangelegd om het water uit andere Bron: Voorburg in grafiek gebieden te weren, bijvoorbeeld de 1600-1900

53 De middeleeuwen landscheiding tussen Rijnland, Hollandse IJssel. Daarvoor wordt reeds vóór 1305 een Delfland en Schieland, die schutsluis aangelegd te Spaarndam en in 1305 te reeds in een charter uit 1246 Gouda. Bij deze plaats wordt tol geheven voor de gehele wordt genoemd. Deze land- vaarweg, welke gecostumeerd (wettelijk geregeld) is. Dit scheiding, (B)Ovensidewinde wil zeggen, dat het vervoer van goederen tussen genoemd, wordt aangelegd in Dordrecht en het Spaarne langs deze route moet plaats- de vorm van een lage kade tus- vinden. Deze tol vervalt in 1397 aan de graaf van sen de duinen ten zuiden van Holland, zodat deze gebaat is bij het handhaven van de Wassenaar naar de strandwal vaarweg. Hij ondersteunt dan ook alle activiteiten om bij Leidschendam en vervol- alternatieve vaarroutes tegen te houden. Als bijvoor- gens in de richting van beeld Delft en Leiden in 1487 van de heer van Naaldwijk Zoetermeer om te voorkomen, vergunning krijgen om een verlaat aan te brengen in de dat het oppervlaktewater uit Leidsche dam wordt dit, nadat deze in 1491 is gereali- Rijnland het gebied van het seerd, al in 1493 vernietigd door een actie van Gouda, lagere Delfland binnenstroomt. Dit is met name het geval Haarlem en Dordrecht, die waken over hun lucratieve als de sluizen in de dijk langs het IJ niet kunnen worden vaarweg. geopend, bijvoorbeeld bij een harde noordoostenwind. In 1324 geeft graaf Willem III de opdracht de landscheiding De Haagse Vliet in zuidelijke richting door te trekken. Een andere belangrijke waterweg die in de Late middel- eeuwen in onze regio tot stand is gekomen, is de al Vaarwegen genoemde Haagsche Vaart, Haagsche Vliet of Trekvaart Het geheel van sloten, weteringen, dammen en dijken is (1344/5). De vaart loopt vanaf het Spui via het tracé van primair gericht op de waterbeheersing. De scheepvaart een oude sloot, de Vroon- of Vroenensloot, naar de is van secondair belang. De steden hebben voor de aan- Delftsche Vliet. De kosten van de aanleg worden opge- leg van waterwegen voor de scheepvaart een octrooi bracht uit de tolopbrengsten van de weg van Die Haghe betreffende een consent van de landsheer nodig. naar Rijswijk. Wanneer en met wiens goedkeuring het ambacht Delft De vaart is voor Die Haghe van groot belang, omdat het de Delftsche Vliet naar de Hoornbrug graaft, is onbe- vervoer te water tot dan alleen via de Schenk, een wete- kend, maar deze Vliet wordt reeds in 1120 genoemd. ring met een breedte van 3,50 meter, kan plaatsvinden, Aan de loop van de vaart ten opzichte van de loop van namelijk in noordelijke richting naar Wassenaar en ver- de sloten van de Plaspoelpolder, de Oudenbroekpolder volgens halverwege via een wetering naar de Vliet. en de Nieuwenbroekpolder kan afgelezen worden, dat Bovendien verwacht men, dat de vaarweg een bijdrage de aanleg van de vaart na de ontginning van deze pol- kan leveren aan de oplossing voor het vuile water in de ders is uitgevoerd. Wel verleent Willem IV in 1340 een Haagse wateren. Dat de aanleg een succes wordt, volgt octrooi voor het graven van de Rotterdamse Schie en uit de vergunning die Karel de Stoute in 1473 aan Delft krijgt Delft in 1389 een octrooi voor het graven van de geeft tot het maken van een schotdeur bij de Geestbrug. Delflandse Schie van Overschie tot de uitwateringssluis Helaas valt de aanvoer van schoon water vanuit de Vliet aan de Maas. naar de stad tegen door de heersende windrichting.

Conflict om de Leidsche dam Bruggen De vaarweg van Amsterdam naar Dordrecht, dat het sta- Over de vaarwegen ligt in de Late middeleeuwen reeds Geestbrug als vaste brug. pelrecht heeft gekregen, loopt via IJ, Spaarne, een aantal bruggen, zoals de Geestbrug over de Collectie Gemeentearchief Haarlemmermeer, Oude Wetering, Braassemermeer, Haagsche Vaart, die zeer waarschijnlijk meteen bij de Leidschendam-Voorburg Woud- en Hermanswetering, Oude Rijn, Gouwe en aanleg van deze vaart tot stand is gekomen. De brug is

54 Watermanagement door de eeuwen heen sen 1600 en 1850, een groot aantal historische buiten- plaatsen tot stand gekomen. Hieronder wordt verstaan een historisch landhuis met bijgebouwen, tuinen en par- ken, veelal met waterpartijen. In sommige gevallen bestaat de buitenplaats uit een voormalig kasteel. Bekende kastelen in of bij Voorburg zijn Huis de Werve, De Binckhorst, Leeuwesteyn en De Loo, die echter in de loop der tijd zijn afgebroken of ingrijpend zijn ver- bouwd. Verder zijn er de hofsteden Essesteijn en Duivesteyn, gelegen op een smalle strandwal naast de Broeksloot. In de Late middeleeuwen neemt de bevolking in het gebied toe, vooral in kleine gemeenschappen rond een kerk, een dam of een brug. Soms krijgen zij de naam van buur(t)schappen. In Voorburg liggen de buurtschap- in 1437 al zo vervallen, dat hij wordt afgekeurd en afge- pen rond de Oude Kerk, bij de huidige Wijkerbrug (het broken. Men rijdt vervolgens met paard en wagen maar buurtschap de Wiike), bij de Geestbrug (het buurtschap door de ondiepe vaart in plaats van er over. Pas in 1447 de Geestbrugghe) en bij de Oude Tolbrug (het buurt- wordt er een nieuwe stenen brug gebouwd. De Oude schap de Tolle). Tolbrug, ook wel de Oost-Tolbrug genoemd, komt zelfs al Volgens ‘De Enqueste upt stuck der Verpondinghe’ uit in 1274 voor. De brug ligt in de verbinding die vanaf de 1494, die wordt geschreven ter vaststelling van de kern van Voorburg via het Westeinde en de belastingen van het onroerend goed, is er in het Westvlietweg, de weg langs de zuidoostelijke oever van ambacht Voorburg sprake van 108 haardsteden met de Vliet, naar Delft voert. De Kerkbrug moet reeds vroeg ongeveer 650 inwoners, die gelegen zijn in de hiervóór in de middeleeuwen op zijn plaats hebben gelegen: in genoemde buurtschappen, maar vooral in de kern, in het Oud-archief van Delfland wordt deze brug al het buurtschap rond de Oude Kerk. De boerderijen lig- genoemd. De Wijkerbrug wordt in relatie tot de buurt- gen langs de Vliet en enkele wellicht langs de schap die Wiic of de Wike reeds in 1283 genoemd. Broeksloot. In onze regio zijn inmiddels ook een aantal steden ont- Het wonen staan, zoals Leiden, Delft, Gouda en Dordrecht, die alle De Late middeleeuwen vormen de periode waarin de langs belangrijke vaarwateren zijn gelegen. kastelen in ons land zijn gebouwd. De oude adel en rid- Het Huis De Binckhorst in ders krijgen van de landsheer stukken grond in leen en Het werken 1738. De oude Ridderhofstede mogen daar een kasteel op bouwen. Onder een kasteel Volgens de hiervóór genoemde Enqueste verkrijgen veel wordt reeds in1308 genoemd. wordt verstaan een versterkte middeleeuwse woon- bewoners van de regio hun inkomen uit het boerenbe- Het wordt tijdens de Hoekse en plaats, die aanvankelijk in hout maar al snel in steen drijf, wat niet zo vreemd is in deze overwegend agrari- Kabeljauwse twisten tweemaal wordt opgetrokken en die wordt omgeven door een sche samenleving. Het betreft zowel de veeteelt als de belegerd en ten slotte geheel gracht met ophaalbrug. Er kunnen diverse kasteeltypen akkerbouw, waarvan de producten aan de inwoners van verwoest. Het huidige gebouw worden onderscheiden, te weten ringwalburchten, gra- de steden en de bewoners van de kastelen worden gele- dateert van ongeveer 1625 en felijke residenties, mottekastelen, ronde, ovale, veel- en verd. is omringd dor een gracht en vierhoekige kastelen. De kastelen liggen in ons gebied In de Enqueste worden echter ook andere beroepen van bereikbaar via twee houten aan de riviermonden en aan de randen van de stran- inwoners vermeld. Een aantal is min of meer vast gekop- bruggen. dwallen, zodat er voldoende water in de gracht blijft. peld aan werkzaamheden die met het water te maken Bron: Voorburg in grafiek Naast of in de plaats van de kastelen is in later tijd, tus- hebben, zoals scheepvaart en visserij. 1600-1900

55 De middeleeuwen In Voorburg is de aanwezigheid van zand op de stran- Het varen dwal van groot belang voor de werkgelegenheid. De win- Het vervoer over water wordt in de late middeleeuwen ning en het vervoer van zand vindt plaats vanaf de 12de steeds belangrijker, wat blijkt uit de aanleg en verbete- eeuw. Het zand wordt aanvankelijk gebruikt in de omge- ring van diverse waterwegen. ving van de afgraving om de bodem in en rond de Voor het buitenwater blijft tot aan het einde van de bebouwing op te hogen of om wegen en paden aan te middeleeuwen de kogge de belangrijkste koopvaarder. leggen, bijvoorbeeld aan de randen van de strandwal en Dit wat trage maar ruime, eenmastige rondschip is in de in het veen. De veengronden worden ook met zand inge- Romeinse tijd reeds in gebruik bij de Friezen. De bouw- strooid om deze beter begaanbaar te maken. In de vol- wijze wordt gekenmerkt door de planken van de gende eeuwen wordt het zand via de Vliet en de scheepswand die als schubben over elkaar liggen. Het Trekvliet vervoerd naar de steden. Bij het overschakelen schip meet zo’n 30 bij 7 meter en kan 160 tot 200 ton van de woningbouw van hout op steen is er grote vraag vervoeren. naar metselzand. Het zand van de oude duinen is daar Voor de binnenvaart worden kleine zeilvrachtbootjes zeer geschikt voor door de ronde korrel. gebruikt, zoals de aalmannen en de lichtschuiten, maar Een ander beroep dat in Voorburg veel voorkomt, is dat ook de poon en de praam, die voor het transport van van turfsteker. Al in de 11de eeuw wordt er veen afgegra- landbouwproducten zorgen en ook turf, vee en mest ver- ven, maar eerst in de 14de eeuw begint het grootschali- voeren. ge werk. Het landgoed De Loo heeft een grote rol De afmetingen van deze schepen zijn afhankelijk van de gespeeld bij de ontginning en de exploitatie van de bruggen en sluizen die gepasseerd moeten worden. veengronden. Het landgoed ligt op een centrale plaats Gezien de geringe diepgang van de vaarten zijn het alle- op een smalle strandwal in het veengebied en is maal platbodems. Omdat in de vaart van Den Haag en omringd door hoeven, die pacht betalen aan De Loo. Delft naar Leiden de Leidsche dam via een overtoom moet worden gepasseerd, wordt daarvoor een speciaal type boot vervaardigd, de zogenaamde Damloper. De vaste bruggen met geringe doorvaarthoogte vanaf de Hoornbrug tot de Leidsche dam zijn zeer hinderlijk voor de zeilschepen. Deze moeten bij het passeren geroeid, geboomd of getrokken worden. Verder veroorzaken de wedden, ondiepe plaatsen in de vaart, die door de boe- ren zijn aangebracht om hun vee naar de overkant te kunnen brengen, veel ongemak voor de passerende Koggeschip. Een in de middel- schepen. eeuwen veel gebruikt vaartuig Pas na de middeleeuwen zullen deze problemen voor de in noordwest Europa, zowel op scheepvaart worden aangepakt. het binnenwater met de geringe diepgang (platbodem) als voor de kustvaart. In de loop der eeuwen is de constructie van dit overnaadse schip steeds ver- der verbeterd. De grootste typen zijn 30 meter lang en hebben een capaciteit van 150 ton. Bron: Op pad in de middel- eeuwen 56 Watermanagement door de eeuwen heen N De Nieuwe Tijd

Driegang in Stompwijk. Door het grote verschil van 3 meter tussen het polder- en boezem- De periode na de middeleeuwen wordt in dit hoofdstuk in één keer beschreven in een aantal aparte onderdelen, te peil is het noodzakelijk de weten de bestuurlijke, maatschappelijke en waterstaatkundige ontwikkelingen. Hoewel deze periode ongeveer even opvoerhoogte door de polder- lang is als de Romeinse tijd en de Vroege en Late middeleeuwen, namelijk ongeveer vijf eeuwen, is de beschrijving molens in drie trappen te laten toch langer, omdat er veel meer gebeurd is en er meer gegevens over zijn. Vooral de uitvinding van de boekdrukkunst plaatsvinden. in de 15de eeuw en de uitvinding van de fotografie in de 19de eeuw zijn hierbij van groot belang geweest. Foto W. Beek N57 De Nieuwe Tijd Omdat aan het eind van de 15de eeuw de basis van de hertogen komen we onder invloed van het Habsburgse waterstaatkundige structuur in onze regio al aanwezig huis met een krachtig centraal gezag. Karel V weet de is, worden in dit hoofdstuk de wijzigingen en uitbreidin- opstandige gewesten Friesland en Gelre binnen de gen ervan beschreven en in aansluiting hierop de maat- Staten van Holland te krijgen en een aaneengesloten schappelijke en ruimtelijke ontwikkelingen. gebied in de Nederlanden, de XVII Provinciën, tot stand Voor zover mogelijk en zinvol worden de thema’s in te brengen. In de Staten-Generaal hebben vooral de chronologische volgorde per bestuurlijke periode leden van de stedelijke elites en de gewestelijke ambte- beschreven. In bepaalde perioden is de invloed op de naren een grote invloed. De Staten van Holland komen waterstaatkundige werken en de waterhuishouding ten- in opstand tegen het centrale gezag van Filips II met de gevolge van economische omstandigheden en techni- stadhouder Bossu en houden in 1572 in Dordrecht voor sche mogelijkheden groter dan in andere. Vooral de de eerste maal een ‘vrije’ Statenvergadering en benoe- perioden met oorlogen, bestuurlijke en economische cri- men de Prins van Oranje als stadhouder. Met de Slag bij ses en problemen in de agrarische sector hebben hier Heiligerlee in 1568 onder Lodewijk van Nassau laat men veelal een negatieve invloed op gehad. de tachtigjarige oorlog beginnen. Na een onderlinge strijd tussen de gewesten wordt in 1579 de Unie van Utrecht gesloten, als een verdedigend verbond. Dit is het begin van de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden bestaande uit de Staten van Holland, Zeeland, Utrecht, Friesland, Groningen, Gelderland en Overijssel. De Staten-Generaal benoem- den daarbij de stadhouder, zoals Maurits en Frederik Hendrik.

De Gouden Eeuw Tengevolge van de onderlinge strijd tussen de gewesten en daarna de langdurige oorlog tegen Spanje is er aan- vankelijk maar weinig aandacht voor de strijd tegen het water. Door gebrek aan geld en door onveiligheid wordt het onderhoud van kanalen, dijken en sluizen verwaar- loosd en blijven nieuwe ontwikkelingen op waterstaat- kundig gebied uit. Helaas wordt het water wel gebruikt bij de oorlogshan- delingen: regelmatig worden sluizen opengezet en dij- ken doorgestoken om landerijen onder water te zetten en zo de vijand tegen te houden. Maar aan het eind van de 16de eeuw komt er een ontwikkeling ten goede als Amsterdam als stapelplaats de rol van Antwerpen over- Nederland in de 15de eeuw na neemt. Naast de belangrijke handel op de verdere uitbreiding van de zee Bestuurlijke en maatschappelijke ontwikkelingen in de Oostzeelanden wordt de handel met Indië van grote in het noorden en zuidwesten 16de eeuw betekenis, als in 1602 de Verenigde Oost-Indische van ons land en in de binnen- Aan het eind van de 15de eeuw is de invloed van de adel Compagnie wordt opgericht. In feite begint hiermee de zee Almere. steeds verder afgenomen en ontstaat er bestuurlijk, eco- Gouden Eeuw, ofschoon er zelfs tijdens het Twaalfjarig Bron: Waterschappen in nomisch en sociaal een nieuwe tijd. Bestand van 1609 tot 1621 tussen de Republiek en Nederland Na de periode van het bestuur onder de Bourgondische Spanje nog heftige ruzies zijn tussen de Staatsgezinden

58 Watermanagement door de eeuwen heen en Oranjegezinden. Pas in 1648 bij de Vrede van water als barrière gebruikt om de vijand tegen te hou- Munster erkent de Spaanse koning de onafhankelijke den. In dit verband komt in 1673 de Hollandse Waterlinie Inundatie vanuit de Maas van Republiek. tot stand. Toch is de 17de eeuw voor de Republiek het een groot deel van Zuid- Dat wil niet zeggen dat nu een rustige periode aan- hoogtepunt van de politieke en economische macht: Holland voor het ontzet van breekt. Van 1650 tot 1672 is er het eerste stadhouder- handel, nijverheid en scheepvaart bloeien. Deze periode Leiden in 1574 door de loos tijdperk, 1672 is het Rampjaar en regelmatig teiste- brengt welvaart en vooral in Holland krijgen rijke bur- Geuzenvloot. ren oorlogen het land. Regelmatig wordt daarbij het gers mogelijkheden om geld te investeren in waterstaat- Bron: Atlas van Stolk

59 De Nieuwe Tijd kundige werken, zoals de drooglegging van plassen en Na het vertrek van de Fransen in 1813 breekt het tijdperk meren en verbetering van dijken en waterwegen. Maar van het Koninkrijk der Nederlanden aan. Koning Willem I, ook de totstandkoming van de beurtvaart en trekvaart een soeverein vorst, zorgt uit economische overwegin- zijn er het gevolg van. gen voor een aantal waterwegen: het Noordhollands Kanaal, het Voorns Kanaal en de Zuid-Willemsvaart. Onder zijn opvolger Willem II komt de Grondwet van 1848 tot stand. De koning is nu onschendbaar en zijn ministers zijn verantwoordelijk voor hun regeringsbe- leid. Er ontstaat nu parlementaire democratie, waarbij de Eerste Kamer door de Provinciale Staten en de Tweede Kamer rechtstreeks door (een deel van) de bevolking wordt gekozen. In de laatste anderhalf eeuw is er op de verschillende beleidsniveaus veel energie gestoken in de verdediging van ons land tegen het water, het aanleggen van diverse waterstaatkundige werken, de zorg voor voldoende en gezond drinkwater en een goede kwaliteit van het oppervlaktewater.

Waterstaatkundige bevoegdheden Bij de Unie van Utrecht in 1579 is er niets geregeld over de waterstaatkundige bevoegdheden, zodat niet duide- lijk is, hoe de samenwerking tussen de gewesten betref- fende de problemen op waterstaatkundig gebied moe- ten worden aangepakt. De gewesten verrichten tot in de 17de eeuw alleen werk- zaamheden die betrekking hebben op hun eigen gebied, zoals het voorkomen van overstromingen en Bestuurlijke ontwikkelingen vanaf de 18de eeuw herstelwerk erna. Alleen rivierverbeteringen en defen- In de 18de eeuw raakt ons land in verval door de beëin- siewerken, de Hollandsche Waterlinie en de marineha- diging van de belangrijke rol van Amsterdam in de inter- vens zijn taken van landsbelang. Verwaarlozing van de nationale handel en door de regelmatig plaatsvindende dijken in Gelderland heeft enorme overstromingen in oorlogen. Holland tot gevolg. De oorzaak hiervan ligt in de aanleg van het Pannerdens Kanaal aan het eind van de 17de Met de intocht van de Franse troepen in 1795 komt er eeuw, waardoor de afvoer van het Rijnwater beter ver- een einde aan de Republiek en ontstaat de Bataafse deeld wordt over de Waal en de Nederrijn. De Lek raakt Republiek, de Napoleontische tijd en in 1806 het daarbij overbelast en er treden regelmatig verstoppin- Waterlinies om Nederland te Koninkrijk Holland onder Lodewijk Napoleon. In deze gen op door vorming van ijsdammen in de rivier. beschermen tegen buitenlandse tijd vinden wel veel bestuurlijke veranderingen plaats, Ofschoon een overeenkomst tussen Holland en aanvallen. De oude Hollandse bijvoorbeeld de invoering van gemeenten met een door Gelderland met steun van Overijssel en Utrecht betref- Waterlinie uit 1673, de de burgers gekozen gemeentebestuur, maar er is fende een betere verdeling van het Rijnwater over de Grebbelinie uit 1742 en de slechts weinig geld om het land verder te ontwikkelen. drie Rijnarmen een begin is van een betere samenwer- Nieuwe Hollandse Waterlinie Wel spoort Lodewijk Napoleon uit angst voor een king, is een landelijke aanpak nog ver weg. Tengevolge uit 1815. watersnood de polderbesturen en (hoog)heemraad- van het slechte onderhoud van de zeewering en het Bron: Leefbaar laagland schappen aan meer aan het dijkonderhoud te doen. achterblijven van de aanpassing van de dijkhoogten aan

60 Watermanagement door de eeuwen heen Boven: Aanleg Pannerdens kanaal voor een aangepaste verdeling van het Rijnwater over de Rijn en de IJssel, gereed in 1790. Bron: Leefbaar laagland

Onder: Watergangen als grenzen tus- sen de diverse ambachten/ gemeenten in 1812. Aan de noordzijde de Schenk met de de toenemende afvoeren van de rivieren hebben zich met de waterstaat. Het oppertoezicht komt in handen Nieuwe Veenmolen. Aan de vanaf de Late middeleeuwen op verschillende plaatsen van het landsbestuur, het agentschap van Politie en westzijde de Trekvliet met in Nederland minstens 20 stormrampen voorgedaan, die Binnenlandse zaken. sluisje naar de Schenk, de veel schade en slachtoffers tot gevolg hebben gehad. In de Grondwet van 1848 wordt de rol van het rijk, de Veenmolen en de Geestbrug. Met name gaat het dan om het noorden en zuidoosten provincie en de waterschappen vastgelegd. Het centrale Aan de zuidzijde de Vliet met van ons land en de kust langs de Zuiderzee en het IJ. gezag krijgt de verantwoordelijkheid voor waterstaats- de Nieuwe Tolbrug. zaken van de bovenregionale belangen, onder meer de Bron: Kadastrale Atlas Zuid- De Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden is tij- zorg voor de grote rivieren, de zee met de zeegaten en Holland dens de Tachtigjarige oorlog sterk gedecentraliseerd. De Staten-Generaal hebben maar weinig invloed en laten de waterstaatszorg over aan de gewesten, die deze op hun beurt weer overlaten aan de dijkgraaf en hoog- heemraden van de hoogheemraadschappen. In 1589 besluiten de Staten van Holland een college van hoofd- ingelanden in te stellen om de macht van de hoogheem- raden in te perken. Dit college bestaat uit belangrijke grondeigenaren, die het financiële beheer van de ambachten controleren en bemiddelen bij geschillen tussen hoogheemraden en andere instellingen. Voor het vaststellen van de grenzen van de ambachten en later gemeenten zij de watergangen van groot belang geweest. Dit geldt zowel voor de Schenk als de Trekvliet. Pas in 1798 tijdens de Bataafse Republiek vervalt het privilege van rechtspreken van eerdergenoemd college en in 1808 vervallen tengevolge van de centraliteitsge- dachte alle bemoeienissen van de gewestelijke besturen

61 De Nieuwe Tijd sing. Deze zorg betreft de regeling en beheersing van het waterpeil in polders en boezem. 3. De zorg voor de kwaliteit van het oppervlaktewater sinds eind jaren zestig. Deze zorg betreft de zuivering van het afvalwater en regulering van lozingen op het oppervlaktewater.

Waterstaatkundige maatregelen

Boezembeheer Al in de middeleeuwen heeft het Hoogheemraadschap van Delfland vele maatregelen genomen om de water- huishouding in ons gebied in goede banen te leiden. Naast de aanleg van de Oude Maasdijk en de Landscheiding worden wateringen zoals de Poldervaart, de zeehavens. Volgens de Waterschapswet heeft de pro- de Noordvliet, de Middelvliet en de Boonervliet gegra- vincie het toezicht op alle waterstaatszaken in de pro- ven om het gebied, waarin diverse polders zijn gelegen, vincie, waarbij de zorg kan worden overgedragen aan te ontwateren. Om het water uit het gebied te kunnen het (hoog)heemraadschap. In de Provinciewet wordt lozen of in te laten zijn in de Oude Maasdijk 13 spuislui- vastgelegd, dat de Provinciale Staten het recht krijgen zen aangelegd. Het lozen van het boezemwater kan waterschappen op te richten en op te heffen. Bovendien alleen gebeuren, als het buitenwater lager is dan het kunnen zij bepalen, dat het waterschap bestaat uit een boezempeil in het gebied. Tengevolge van het getij, dat gekozen algemeen bestuur, de Verenigde Vergadering een verschil van ruim 2,50 m langs de Maasdijk ople- met hoofdingelanden genaamd, en een uit hun midden vert, kan dit maar een deel van de dag plaatsvinden. gekozen dagelijks bestuur bestaande uit zes hoogheem- Bovendien kan bij springtij, hoge rivierafvoer en raden. De dijkgraaf fungeert als voorzitter van beide opwaaiing door de westenwind die periode nog korter Boven: besturen. worden. Afwatering van een polder via Zonder de in 1841 afgeschafte eigen rechtspraak krijgt Voor het tijdelijk opvangen van het polderwater wordt een gemaal op de boezem en het (hoog)heemraadschap in 1815 het recht keuren te een afwateringsstelsel gecreëerd, dat men de boezem vandaar via een gemaal op het maken, wat in de Keurenwet van 1895 definitief wordt noemt. Deze boezem, die eenzelfde waterpeil heeft, buitenwater. geregeld. In 1875 wordt de Provinciale Waterstaat in bestaat in Delfland uit de Vliet, de Trekvliet, de Bron: Waterschappen in Zuid-Holland een feit, die zich vooral richt op de ‘droge’ Broeksloot, de Delftse Schie, de Poldervaart, de Nederland waterstaat. Per 1 januari 1977 worden de polderbesturen in onze Onder: regio opgeheven en worden hun taken, bezittingen, Doorsnede van een vijzelge- bevoegdheden en verplichtingen overgedragen aan maal. Het water uit het aan de Delfland. De polders blijven wel als waterstaatkundige voorzijde gelegen waterniveau eenheden bestaan. wordt via de vijzel in een goot Delfland heeft vanaf die tijd drie belangrijke taken: of opleider opgemalen naar het 1. De zorg voor de waterkering, wat inhoudt de aanleg hoger gelegen waterniveau aan en het onderhoud van duinen, dijken en kaden. Deze de achterzijde. zorg betreft de zeewering, de rivierwaterkering en de Bron: Waterschappen in boezem- en polderkaden. Nederland 2.De zorg voor de waterkwantiteit of de waterbeheer-

62 Watermanagement door de eeuwen heen Berkelse Zwet, de Gantel, de Haagse Beek en de Westlandse wateren, die via een uitwateringssluis op de rivier spuien. Het zijn niet alleen de polders, die op de boezem afwateren, maar ook een aantal gebieden, die een hogere ligging hebben dan de boezem en zo direct op de boezem kunnen lozen, zoals de strandwallen. Deze gebieden worden de boezemlanden genoemd. Op grond van de gemiddelde hoogte van het bestaande maaiveld in de polders en de mogelijkheid om regelma- tig te kunnen lozen wordt in 1571 het peil van de boezem vastgesteld op Delflands Peil, dat 50 cm beneden het gemiddelde peil van het zeewater (NAP) ligt. Omdat het boezempeil in Schieland hoger ligt en het water via de Ingelaten en ingemalen zoetwa- Schie naar Delfland loopt, wordt in 1643 het boezempeil ter in Delfland tussen 1890 en op 0,40 m onder NAP gebracht. Als het waterpeil hoger 2002. komt dan 0,25 m onder NAP kan een maalstop voor de Bron: Jaarverslag Hoogheem- polders worden afgekondigd. Ter handhaving van het raadschap van Delfland, 2003 peil worden een aantal (sein)molens uitgerust met vlag- gen en lantaarns om de beheerders te laten weten, dat Gemaal Dolk. Dit gemaal gele- het malen moet worden gestaakt en wanneer men weer gen aan de Vliet bij de sluis in kan malen. Leidschendam pompt het water Om de waterhuishouding efficiënter te laten functione- via een duiker uit Rijnland naar ren worden in 1587 de vijf sluizen in de Maasdijk bij de Delfland in tijden van droogte. Poldervaart tussen Schiedam en Vlaardingen vervangen Foto J. Rookmaaker door een grote sluis en in 1657 gebeurt ditzelfde met de drie sluizen bij de Boonervliet bij Maassluis. In de volgende twee eeuwen worden diverse maatrege- len getroffen om de afwatering naar het buitenwater te verbeteren. De bouw van molens bij de Maasdijk om dit te realiseren stuit op technische en financiële proble- men. Het duurt dan ook tot 1863 voor het eerste stoom- gemaal in werking wordt gesteld bij de Vijfsluizen aan de Poldervaart. Sindsdien zijn er voortdurend aanpas- singen en vernieuwingen aan de gemalen toegepast, tot er uiteindelijk zes grote boezemgemalen, te weten in Rotterdam, Schiedam, Maassluis, Hoek van Holland, Ter Heijde en Scheveningen in werking zijn. In de loop van de tijd wordt de natuurlijke manier van uitlaten van het boezemwater steeds problematischer, omdat de perio- den gedurende welke men op deze wijze nog kan lozen steeds kleiner worden en omdat de hoeveelheid te lozen boezemwater binnen een aanvaardbare tijdsduur steeds groter wordt. Daarom gaat men over op een mechani- sche wijze van spuien.

63 De Nieuwe Tijd Waterinlaat (zoetwatervoorziening) ging in de hoeveelheden ingelaten en ingemalen water Om in droge perioden tegemoet te komen aan de in Delfland is duidelijk af te lezen van de bijgaande behoefte aan polderwater voor de agrarische sector grafiek. dient er voldoende oppervlaktewater in de boezem aan- wezig te zijn. Dit water wordt van oudsher ingelaten bij De Veen- en Binckhorstpolder de schutsluizen in de Maasdijk. Aan het eind van de Deze polder is ontstaan als gevolg van de aanleg van de 19de eeuw ontstaan er problemen door de verzilting van Landscheiding tussen Rijnland en Delfland aan het eind de Nieuwe Waterweg tengevolge van het verdiepen van de eerste helft van de 13de eeuw en het graven van ervan. In de loop van de 20ste eeuw verliezen de sluizen de Haagsche Vaart in 1344/5 tussen de oude strandwal- in volgorde vanaf de monding van het kanaal hun func- len van Wassenaar - Den Haag en Leidschendam- tie van waterinlaat. Na de Tweede Wereldoorlog wordt Voorburg. Het van oudsher uitgestrekte veengebied is al een oplossing gevonden door vanaf 1948 water vanuit in de 11de of 12de eeuw ontgonnen. Het gedeelte gele- de Hollandse IJssel via Rijnland naar Leidschendam te gen langs het Haagse Bos, het zogenaamde voeren, waar het door het boezemgemaal Dolk in de Heerenveen, wordt door de graaf van Holland gebruikt Vliet wordt ingelaten. voor het afgraven turf. Dit levert veel problemen op door Aanvoer van zoetwater naar het regelmatig onder water staan van het gebied. Het Delfland. Vanaf 1947 uit de Door de bestrijding van lozing van afvalwater door graven van een afwateringssloot in 1403, de zogenaam- Hollandse IJssel via de Gouwe, diverse industrieën op het oppervlaktewater wordt de de Scheij-watering (de huidige Schenk), levert niet Oude Rijn en de Vliet naar behoefte aan het inlaten van water via het gemaal te genoeg soelaas en de graaf vraagt daarom in 1442 aan gemaal Dolk en vanaf 1988 Leidschendam geringer. In 1988 wordt om economische de hoogheemraden van Delfland toestemming een kade uit het Haringvliet via het redenen water vanuit het Haringvliet via het Spui, de aan te leggen tussen het Haagse Bos en Voorburg met Spui, Bernisse en Brielse Meer Bernisse en het Brielse Meer door een pompstation daarin twee nieuwe houten sluizen om het buitenwater naar het gemaal Winsemius. Winsemius met een 4 km lange ondergrondse leiding te keren. Hierdoor komt een natuurlijke waterlozing van Bron: De hand in eigen boe- onder de Nieuwe Waterweg naar het gemaal Westland in het veengebied op de Haagsche Vaart tot stand. Een van zem Hoek van Holland gevoerd. De gevolgen van deze wijzi- deze sluisjes is waarschijnlijk het sluisje dat gelegen is tussen de Scheij-watering en de Haagse Vliet en in 1458 vermeld staat in een erfhuur van de graaf. Deze ‘waterbeheersing’ is niet ideaal, omdat de moge- lijkheden om het water uit het gebied te lozen zeer beperkt zijn door de lage ligging van dit gebied ten opzichte van het boezempeil. Er wordt daarom al snel aan het Hoogheemraadschap verzocht een molen te bouwen aan de Haagse Vliet. In 1446 wordt De Veenmolen gebouwd, zodat het gehele gebied een echte polder wordt met een zelfde polderpeil. Uit het schematisch overzicht van de gemiddelde water- balans van een polder zoals beschreven in de inleiding is af te leiden, dat per jaar gemiddeld veel water moet worden geloosd om het gewenste peil in stand te hou- den. Omdat binnen enkele jaren blijkt dat deze ene molen niet in staat is het gehele gebied voldoende te ontwate- ren, wordt in 1461 de Brouckkade of Bovenkade aange- legd vanaf Kasteel de Binckhorst naar de Landscheiding,

64 Watermanagement door de eeuwen heen waardoor twee aparte polders ontstaan, de Binckhorstpolder (220 ha) met de Binckhorstmolen naast de Veenpolder (795 ha) met de Veenmolen. De Veenpolder bestaat uit twee delen, de Bezuidenhoutse Veenpolder of de Veenpolder Haag- Ambacht, gelegen tussen de Bezuidenhoutseweg en de Scheij-watering, met daaraan grenzend de Bovenveen Polder. Na bijna 200 jaar blijken de twee molens niet meer te voldoen aan de gewijzigde omstandigheden. Door de verdergaande inklinking van de bodem van de polders is de maalcapaciteit slechter geworden en kan vooral het achterste, laaggelegen deel van de polder niet meer vol- doende droog worden gehouden. Bovendien zijn de molens, die in het open veld in regen en wind staan, in zeer slechte staat. In 1621 wordt de Binckhorstmolen dan ook vervangen door een achtkante binnenkruier, die halverwege de Binckhorstpolder aan de Middelwatering is gelegen en met een 100 meter lange sloot (voorboezem), die het In 1626 wordt de Veenmolen op ongeveer dezelfde water naar de Broeksloot afvoert. Op deze wijze wil men plaats vervangen door een molen, die men in de volks- er voor zorgen, dat men ook aan het einde van de polder mond de Boontjesmolen noemt, waarschijnlijk naar de droge voeten heeft. Deze molen wordt later De Vlieger toenmalige molenaar Bonifacius (Boon) Maartenszn. genoemd, waarschijnlijk naar de toenmalige molenaar Ondanks deze twee nieuwe molens blijft de waterbe- Arij de Vlieger. heersing een probleem; regelmatig staan gronden van de boeren lange tijd onder water. In 1654 wordt dan de achtkante binnenkruier de ‘Nieuwe’ Veenmolen, ook wel Boschmolen genoemd, gebouwd aan de Molensloot, die verbinding krijgt met de Scheij-watering, een 1.000 m lange omkade voorboe- zem, die via een sluis uitwatert op de Haagse Vaart. De Rechts: Veenmolen wordt vanaf die tijd de ‘Oude’ Veenmolen Kaart van Colom uit 1639. genoemd. In 1858 worden de Bezuidenhoutse Veenpolder en de Links: Bovenveenpolder verenigd onder het bestuur van de Molen de Vlieger rond 1900. Is Veenpolder. De Binckhorstpolder krijgt sinds die tijd na afbraak van de Binckhorst- ook de naam Binnenpolder. molen in 1621 geplaatst langs Het polderpeil is in de keur vastgesteld voor de de Broeksloot halverwege de Veenpolder op 0,90 m onder DP (Delflands Peil) en voor Binckhorstpolder. Rechts de de Binckhorstpolder op 1,10 m onder DP. molenwoning en op de voor- De drie eerder vermelde molens, die inmiddels zijn grond de Middel Wateringe of omgebouwd tot buitenkruier, hebben meer dan 200 jaar Binnenwatering. de waterhuishouding in de Veen- en Binckhorstpolder Collectie Gemeentearchief verzorgd, maar in 1872 wordt een stoomgemaal met een Leidschendam-Voorburg

65 De Nieuwe Tijd tengevolge van infrastructurele werken en stedelijke uit- breidingen. Al deze ontwikkelingen zijn van grote invloed geweest op de waterhuishouding van het gebied. Van oudsher heeft de afvoer van het regenwater al of niet samen met het afvalwater via sloten langs de wegen, straten en paden plaatsgevonden. Een voor- beeld van hoe vroeger een belangrijke weg, zoals de Laan van Nieuw Oosteinde of de Prinses Mariannelaan er uitzag met een smalle, al of niet verharde weg met scheprad gebouwd, dat via een voorboezem uitslaat op aan beide zijden een bermsloot, is nog te zien in de de Broeksloot. Dit gemaal heeft zo’n grote capaciteit, Veurselaan. dat de Oude Veenmolen kan worden gesloopt. De Veen- Links: en Binckhorstpolder wordt voortaan bemalen door het De in 1843 aangelegde Hollandse Spoorlijn van Leiden Het Stoomgemaal Veen- en stoomgemaal en de twee poldermolens. Daarbij wordt naar Den Haag op 200 m ten noordwesten van de Binckhorstpolder wordt in het gemaal eerst voorzien van een dieselmotor en later Schenk doorsnijdt de Veenpolder aan de noordwest 1872 gesticht, waarna de door een elektromotor met een centrifugaalpomp als zijde, waardoor het gedeelte tussen de spoorlijn en de Oude Veenmolen wordt afge- opvoerwerktuig. In 1879 worden de twee polders vere- noordwest zijde van de polder moet afwateren via een broken. Op de voorgrond de nigd en gereglementeerd tot een administratieve polder, doorgang onder de spoorlijn. In 1870 wordt de 250 meter lange voorboezem de Veen- en Binckhorstpolder. Staatsspoorweg van Den Haag naar Gouda aangelegd, naar de Broeksloot. In 1952 wordt molen De Vlieger door het hoogheemraad- waardoor het gedeelte tussen dit tracé en de Trekvliet Collectie Gemeentearchief schap in eigendom overgedragen aan de gemeente van de polder wordt afgesneden. De afwatering van dit Leidschendam-Voorburg Voorburg en de Nieuwe Veenmolen aan een Stichting gebied moet plaatsvinden via een onderdoorgang naar ‘De Nieuwe Veenmolen’, die een representatieve functie het aan de andere kant van de spoorlijn gelegen gemaal Rechts: krijgt. van de polder. Deze spoorlijnen liggen bij de aanleg Veurselaan 2007. Een voor- De molen De Vlieger wordt in de 20ste eeuw steeds ver- ongeveer op maaiveldhoogte, in tegenstelling tot de lijn beeld van een belangrijke weg, der ingebouwd, zodat door gebrek aan voldoende van Scheveningen, Den Haag en Rotterdam, de zoge- zoals die tot in de 20ste eeuw krachtige wind het malen steeds moeilijker wordt. In naamde Hofpleinlijn, die in 1907 door de Zuid-Hollandse op vele plaatsen in het gebied 1989 wordt de molen verplaatst naar het polderland- Electrische Spoorweg Maatschappij (ZHESM) wordt aan- hebben gelegen, bijvoorbeeld de schap in Essesteijn en krijgt een museale functie. gelegd op een verhoogde spoorbaan. Langs al deze Laan van Nieuw Oost Einde en spoorbanen worden afwateringssloten aangelegd. de Prinses Mariannelaan. Ingrijpende veranderingen in de waterhuishouding Na de aanleg van de Rijksweg 12 langs de spoorlijn Den Foto J. Rookmaaker In de laatste eeuwen is er veel veranderd in de polder Haag-Gouda blijft de afwatering van een deel van de

66 Watermanagement door de eeuwen heen Binckhorst, ondertussen geannexeerd door de gemeen- zijn die smal en van hout. Voor het varen zal men te Den Haag, en van het afvalwater van de Utrechtse gebruik hebben gemaakt van roeibootjes en kleine boot- Baan op het gemaal Veen- en Binckhorstpolder plaats- jes, al zijn daar uit deze tijd geen voorbeelden van vinden. Wel wordt de Binckhorsthaven bij de aanleg als gevonden. boezemland direct aangesloten op de Trekvliet. Na de middeleeuwen zijn de bestaande kanalen en vaar- ten in ons gebied regelmatig aangepast aan de wensen Grote veranderingen in de waterhuishouding van de van de scheepvaart. Het onderhoud van de vaarwegen gemeente Voorburg vinden plaats als in de 20ste eeuw en jaagpaden wordt bij octrooi van aanleg geregeld. De voor het eerst de aanleg van nieuwe woonwijken en Vliet is van oudsher grotendeels onderhouden door de industrieterrein in de polder plaatsvindt. In al deze aanliggende ambachten. Na veel klachten over het gebieden wordt het grondoppervlak voor het grootste steeds ondieper worden ervan, wordt in 1548 door Karel deel verhard, waarbij het oppervlaktewater bijna geheel V de onderhoudsplicht opnieuw vastgesteld. Het gedeel- verdwijnt in de riolering en de afvoerleidingen voor het te tussen de Nieuwe Tolbrug en de Leidsche dam moet oppervlaktewater naar het gemaal vooral ondergronds onderhouden worden door de ambachten Voorburg en worden aangelegd. Dit aansluiten van de regenwateraf- Tedingerbroek. Deze ambachten maken bezwaar tegen voeren van de woningen e.d. en de verharding van de deze bepaling, omdat zij geen voordeel van deze vaar- straten, pleinen e.d. samen met de vuilwaterafvoer op weg hebben. Dit bezwaar wordt echter afgewezen. het rioleringsstelsel wordt het zogenaamde gemengde Het gedeelte tussen de Leidsche Dam en Leiden wil stelsel genoemd. Daardoor neemt de hoeveelheid regenwater, die via het gemaal moet worden uitgesla- gen, sterk af. In de laatste stedelijke uitbreiding Essesteijn in de jaren zeventig is vooral in de Dreven en Gaarden veel meer open water aangelegd om de open- bare groenstroken hierop te laten afwateren.

De vaarwegen De in ons gebied gelegen watergangen hebben zowel voor de waterhuishouding als het transport van perso- nen en goederen een belangrijke functie gehad. Dat hier Boven: twee verschillende belangen liggen is wel duidelijk: aan Onderdoorgang Machinesloot de ene kant het hoogheemraadschap, dat voor de boe- bij spoorlijn Den Haag – ren met hun landerijen voor een optimale peilbeheer- Leiden om het water uit het sing wil zorgdragen en aan de andere kant de steden, noordwestelijke gedeelte van de die voor de handel een betrouwbare vaarweg nastreven. Veenpolder naar het gemaal af Daarbij zijn de noodzakelijke afmetingen van de water- te voeren. gangen, de bruggen, de havens en de schutsluizen Foto J. Rookmaaker regelmatig punt van geschil. Tot in de 12de eeuw worden de watergangen vooral Links: gegraven voor de aan- en afvoer van water. Daarbij zijn Uitgelaten en uitgemalen water de afmetingen gering, de diepte enkele decimeters en in Delfland tussen 1890 en de breedte enkele meters. Om de twee kanten van een 2002. watergang met elkaar te verbinden maakt men een dui- Bron: Jaarverslag Hoogheem- ker in de dam door de watergang, ook wel een heul raadschap van Delfland, genoemd. Als er al verbindingen zijn over het water, dan 2003.

67 De Nieuwe Tijd Haarlem. Daarnaast de alternatieve route vanaf de Nieuwe Maze via Die Delftsche Vaert, Die Westvliet en De Oostvliet naar Leyden en het Leydermeer. Ook Die Haegsche Vaert, Die Broeksloot en Die Laeck met in het verlengde de (niet benoemde) Schey-Watering zijn op de tekening te zien. De afmetingen van de Vliet bij de Kerkbrug bedragen dan: een breedte op de waterlijn 11 m en op de bodem 3,70 m, terwijl de diepte 1,10 m bedraagt.

In 1586 en 1618 wordt de bodem van de Delftse Vliet en de Trekvliet verbreed en de diepte tot 1,20 m vergroot. De Vlietdijk wordt versterkt, zodat die met (trek)paarden bereden kan worden en langs de Trekvliet komt een jaag- of trekpad, evenals in 1637 langs de Leidsche Vliet. Ingevolge een Statenoctrooi worden dan ook de wed- den, ondiepten die voor de boeren belangrijk zijn om het vee over de Vliet te brengen, opgeruimd. Tengevolge

Links: Rijnland echter niet verbeteren, wat een proces ten Een schetskaart uit ongeveer gevolge heeft tussen Rijnland en Delfland. Hiervoor 1550 van de Delftsche-, tekent Coenraet Oelensz in 1556 de Vliet tussen Delft en Leidsche- en Haagsche Vliet, Leiden met daarop de ondiepten van de vaarweg en de waarschijnlijk ten behoeve van bruggen met de bijbehorende afmetingen. uit te voeren waterstaatkundige Aan het eind van de 16de eeuw komt de beurtvaart tot werken. stand door overeenkomsten tussen twee steden over het vervoer van goederen en personen. In ons gebied Rechts: gebeurt dat tussen Delft en Den Haag en Delft en Gedeelte van een kaart van Leiden. In 1578 wordt door Johan Liefrinck een Zuid-Holland getekend door Descriptie van Delfland, Schielandt enz. vervaardigd met Johannes Liefrinck in 1578 daarop de belangrijkste vaarwegen. Duidelijk is hierop met de belangrijkste water- aangegeven de Ordinaris Vaert tussen de Merwede en wegen. het Leydermeer voor de vaarweg tussen Dordrecht en

68 Watermanagement door de eeuwen heen In de vaarweg van Den Haag naar de Schie wordt de sluis van Delfshaven maatgevend voor schepen met een breedte van 7,50 m, een lengte van 70,00 m en een diep- gang van 2,30 m. De bodembreedte van de vaarweg wordt 15 m, met een diepte van 2,40 m en een door- vaartbreedte van de bruggen van 8 m. Den Haag moet hiervoor 1/3 van de kosten betalen. De werkzaamheden worden in de periode 1886–1892 uitgevoerd, in het Rijn-Schie gedeelte aan de zuidoost zijde en in de Haagse Vaart aan de zuidwest zijde. Daarbij moeten het jaagpad en de Nieuwe Tolbrug ver- plaatst worden naar de Hoekweg ten koste van de tuin van de buitenplaats Hoekenburg en moet de buiten- plaats Burchvliet aan de Rijswijkse kant van de vaart afgebroken worden om de brede bocht in de richting van Delft te realiseren. In 1923 wordt de Delftse Vliet tot 2,70 à 2,80 m diepte uitgebaggerd en in 1931 de Trekvliet tot 2,40 m.

De bruggen Na de middeleeuwen zijn de vaste bruggen nog lang van al deze maatregelen gaat de regelmatige trekvaart blijven bestaan. In 1556 wordt aan Joost van Ouwelant een steeds belangrijker plaats innemen in het vervoer octrooi verleend om een vaste stenen brug te bouwen in van personen en kleine goederen. Dit is weer aanleiding het verlengde van de huidige Geestbrugkade bij Huize de Vliet in 1672 verder te verbreden. de Vriesen, het latere Burchvliet, over de Delftse Vliet. In 1847 legt Delfland de diepte van het vaarwater en de Als voorwaarde wordt gesteld, dat de brug dezelfde onderhoudsplicht definitief vast, te weten: afmetingen moet hebben als de Hoornbrug, vandaar de De Haagsche Vaart 1,73 m, ten laste van Den Haag. grote doorvaarthoogte. De brug wordt daarom de Hooge De Vliet van Leidschendam tot de Nieuwe Tolbrug Brug genoemd, of de Nieuwe Tolbrug, omdat er naast de 1,88 m, ten laste van Delft. reeds bestaande Tolbrug ook tol mag worden geheven. In dit jaar is eveneens de Scutlynchenbrugghe, later de De Vliet van de Nieuwe Tolbrug tot de Hoornbrug en ver- Alckemadebrug genoemd, aangelegd als vaste brug ter volgens tot Delft 1,96 m, eveneens ten laste van Delft. hoogte van de ridderhofstede Leeuwesteyn. Dit goed De grootste aanpassing van de Vlieten vindt echter wordt in de 15de eeuw eigendom van het geslacht van plaats als in 1886 door Gedeputeerde Staten van de Alkemade. Provincie Zuid-Holland een verbeteringsplan voor de Op de hiervoor genoemde tekeningen van Coenraet Vliet, dan voor het eerst het Rijn-Schiekanaal genoemd, Oelensz van 1556 en Johan Liefrinck van 1578 komen wordt goedgekeurd. Als maatstaf wordt een middelgroot tussen Delft en de Landscheiding achtereenvolgens de Afsnijding bocht Trekvliet en binnenschip gekozen met een breedte van 4,81 m, een volgende bruggen voor: de Hoornbrug, de Nieuwe Vliet rond 1900 met als gevolg lengte van 25,48 m, een diepgang van 1,98 m en een Tolbrug, de Oude Tolbrug, de Kerkbrug, de Wijkerbrug verplaatsing van de Nieuwe doorvaarthoogte van 2,40 m. en de Alkemadebrug. Van de bruggen zijn de afmetin- Tolbrug en sloop van Het kanaal zal een diepte krijgen van 2,20 m, een gen vermeld. Van de Kerkbrug is de doorvaartbreedte Burchvliet. bodembreedte van 11 m en een breedte op de water- 3,50 m, de doorvaarthoogte 2 m en de doorvaartdiepte Collectie Gemeentearchief spiegel van 20 m. 1,05 m. Leidschendam-Voorburg

69 De Nieuwe Tijd In het Rampjaar 1672 worden alle bruggen over de Vliet op bevel van de Staten van Holland afgebroken om de oprukkende Fransen tegen te houden. Binnen enkele jaren worden alle bruggen behalve de Alkemadebrug weer als vaste bruggen herbouwd, waarbij de doorvaart- breedte wordt vergroot naar 15 tot 18 voet (4,70 tot 5,65 m). Ruim twee eeuwen is er regelmatig discussie geweest over de doorvaarthoogte van de vaste bruggen tussen de schippers en degenen die de brug over moeten. De schippers willen voor het vervoeren van de lading een zo groot mogelijke doorvaarthoogte, maar het landverkeer, vooral de boeren, vinden de helling dan veel te hoog om bijvoorbeeld met hun hooiwagens de brug te passeren. Regelmatig worden de bruggen al dan niet met opzet groot binnenschip. De Geestbrug, de Hoornbrug en de kapot gevaren, maar bij de restauraties worden de Oude Tolbrug worden als beweegbare hefbruggen afmetingen niet gewijzigd. gebouwd. De Nieuwe Tolbrug, de Kerkbrug en de In 1893 worden bij de hiervoor genoemde plannen tot Wijkerbrug worden weer als vaste brug gebouwd, maar verbetering door de provincie Zuid-Holland een aantal op zodanige wijze, dat zij op een eenvoudige manier bruggen aangepast aan de afmetingen van een middel- beweegbaar kunnen worden gemaakt. In 1906 geven Gedeputeerde Staten alsnog toestem- ming de vaste bruggen beweegbaar te maken door het middengedeelte van een hefbrug te voorzien. Deze wer- ken worden pas in 1918 uitgevoerd. De spoorbrug in de lijn Den Haag – Gouda wordt in 1870 als vaste brug aangelegd. De afmetingen van deze brug Linksboven: worden in 1883 aangepast aan de hiervoor genoemde Geestbrug, beweegbaar met eisen, te weten een doorvaartwijdte van 5,40 m, een twee ophaalbruggen. Gebouwd doorvaarthoogte van 2,55 m en een waterdiepte van in 1892 met een doorvaart- 2,20 m. In 1890 is men toch overgegaan tot de aanleg wijdte van 10 meter. van een draaibrug. Collectie Gemeentearchief Naast deze spoorbrug wordt in 1938 een basculebrug Leidschendam-Voorburg gebouwd in de nieuwe rijksweg Den Haag–Utrecht. In 1902 krijgt de ZHEMS toestemming een vaste brug Rechts: met een doorvaarthoogte van 6,70 m te bouwen. Als de Spoorbrug Den Haag-Utrecht ondergrond te slap blijkt, krijgt men in 1904 toestem- in 1925 met draaibrug, waar- ming om de doorvaarthoogte tot 4,95 m terug te bren- op een stoomlocomotief. gen. In 1923 wordt ook deze brug beweegbaar gemaakt. Collectie Gemeentearchief In 2006 wordt de brug weer vast gemaakt en op de Leidschendam-Voorburg genormeerde hoogte gebracht. In de jaren zestig wor- den de spoorbrug in de lijn Den Haag–Utrecht en de Nieuwe Tolbrug. ernaast gelegen rijksweg als vaste brug aangelegd op Collectie Gemeentearchief de genormeerde hoogte. In 2006 ten slotte wordt een Leidschendam-Voorburg fietsbrug gemaakt ter hoogte van de Sijtwende tunnel.

70 Watermanagement door de eeuwen heen De schutsluis bij Leidschendam Ook na de middeleeuwen blijven er problemen bestaan met betrekking tot de doorvaart bij de dam. In 1536 geeft Karel V Delft na een grote brand toestemming om twee verlaten in de dam aan te brengen. Deze mogen helaas niet voor het schutten van schepen worden gebruikt, omdat Gouda, Haarlem en Dordrecht dit tegen- houden. Tijdens het beleg van Leiden wordt bij de inun- daties in 1574 de dam met de twee verlaten volledig ver- woest. Bij het herstel in 1578 worden er twee verlaten gebouwd met schuifdeuren, die door middel van wind- assen kunnen worden neergelaten. Het Hof van Holland verbiedt echter weer het gebruik door de scheepvaart, zodat nog steeds alleen gebruik kan worden gemaakt van de overtoom. In 1580 doet de graaf van Aremberg de rechten op de Leidsche kade over aan Delft.

Pas na de opkomst van de beurt- en trekvaart krijgt Delft in 1648 toestemming om in de dam twee schuttende verlaten te maken met een doorvaartwijdte van 3,80 m en een doorvaarthoogte van 2,20 m. In 1886 wordt het van afvalwater en het transport. sluiscomplex door de provincie Zuid-Holland gekocht en Uit de kaart van Colom uit 1639 blijkt, dat in die periode wordt begonnen met de bouw van de huidige, moderne langs de gehele Vliet dichtbij het water de boerderijen sluis met drie paar sluisdeuren en twee beweegbare bruggen. De sluis is 80 m lang, is 6 m breed en heeft een waterdiepte van 2,40 m. Boven: Schutsluis Leidschendam met Water en wonen twee verlaten (hefdeuren) in Van oudsher is wonen 1648 aangelegd ten behoeve aan het water altijd aan- van de trekvaart met een door- trekkelijk geweest. Al vaartbreedte van 3,80 m en eerder is aangegeven, een doorvaarthoogte van 2,20 dat het al vanaf de pre- m Gekleurde gravure van P. F. historie voor de bewo- Smith ca. 1668. ners heel erg belangrijk Collectie Gemeentearchief is langs of in de directe Leidschendam-Voorburg nabijheid van het water te wonen, omdat men Onder: sterk aan het water is Waterschapskaart van gebonden voor drinkwa- Rijnland uit 1647 van ter, waswater, de afvoer Johannes Dou.

71 De Nieuwe Tijd Kerklaan, nu Kerkstraat en bij de Kleine Laan, nu Schoolstraat, die worden gebruikt voor de aan- en afvoer van zand, turf, bouwmaterialen en dergelijke. Op de eerste waterschapskaart van Rijnland van Floris Balthasars uit 1615 staan naast de kernen en de buurt- schappen bij de Geestbrug, de Oude Tolbrug en de Wijkerbrug slechts een beperkt aantal kastelen en bui- tenplaatsen schematisch aangegeven.

In de loop van de zeventiende en achttiende eeuw komen er langs de Vliet en de Broeksloot echter een groot aantal buitenplaatsen tot stand. Onder een bui- tenplaats wordt daarbij verstaan een historisch landhuis met bijgebouwen, zoals koetshuis, tuinmanswoning, of bouwmanswoningen vlak naast elkaar liggen. Dikwijls stallen, schuren en theekoepel en moestuinen, boom- worden ook de afscheidingssloten tussen de boerderij- gaarden en parken met veelal een of meer waterpartij- en loodrecht op de Vliet gebruikt voor de aan- en afvoer en. Aanvankelijk ligt de oorsprong van een buitenplaats van water. De bebouwing is verder schematisch aange- in een voormalig kasteel of hofstede. Later maakt men geven langs de Heerenstraat aan beide zijden van de gebruik van een bestaande boerderij, die wordt ver- kerk en langs de insteekhaventjes naar de Vliet bij de bouwd of afgebroken om op die plaats een buitenplaats tot stand te brengen, zoals uit het Register Leenkamer van Holland blijkt.

Op de kaart van Jacob en Nicolaas Cruquius van 1712 is Boven: te zien, dat langs bijna de gehele Vliet, vooral aan de Kerkstraat met werk- noordwest zijde, buitenplaatsen zijn gelegen. Ook langs haventje gedempt in de Broeksloot liggen aan de zuidoost zijde een aantal 1905. Foto uit 1902. buitenplaatsen, al zijn die meestal wat minder groot van Collectie Gemeentearchief omvang. Leidschendam-Voorburg

Linksonder: Waterschapskaart van Floris Balthasars uit 1615 met watergangen, kaden en wegen. Collectie Gemeentearchief Leidschendam-Voorburg

Rechts: Delfland door Cruquius in 1712. Collectie Gemeentearchief Leidschendam-Voorburg

72 Watermanagement door de eeuwen heen Het is vanaf het begin van de Gouden Eeuw, dat voor- aanstaande ambtenaren en rijke kooplieden uit Den Haag hun woning in de stad verlaten om de drukte en de stank om te ruilen tegen de rust, het mooie uitzicht en de frisse lucht aan het water. In sommige gevallen huurt men in het begin hiervoor tijdens de zomerperio- de een mooie ruimte in een boerderij, maar al snel koopt men de boerderij op, die men verbouwt of afbreekt en er een geheel nieuwe buitenplaats bouwt. Aan het eind van de 17de eeuw liggen er 43 buitenplaat- sen in Voorburg. Aan de dorpszijde van de Vliet liggen onder andere Hooghenburch (Hoekenburg) uit 1632, Hofwijck uit 1641, Middenburg uit 1657 en 1658, Vreugd en Rust uit 1658 en langs de Broeksloot Duivesteyn uit ongeveer 1610 met daarnaast de bouwmanswoningen West- en Oost-Duivesteyn. Veel van deze buitenplaatsen zijn in de loop der tijd afgebroken, verbouwd of her- bouwd. De buitenplaats waarvan het historisch landhuis alle bedreigingen heeft doorstaan is Hofwijck, dat door Constantijn Huygens zelf is ontworpen en gebouwd door de Amsterdamse bouwmeester Jacob van Campen, bij- gestaan door Pieter Post. De aanleg van de buitenplaats wordt uitgevoerd door het menselijk lichaam in het plan uit te beelden. Het gebouw aan het hoofdeinde van de buitenplaats moet volgens Huygens: ‘matig in bestek en zonder weidsche zalen zijn, maar schoon het zwier ontbeer, ’t derft net- heid noch gemak. ’t Huys moet in ’t water staan en slotsgewijs staen proncken.’ Het wordt een kubus van baksteen oprijzend uit het water. Op het waterniveau bevindt zich een deur recht onder de valbrug, waar de enkele smalle, hoge bruggen, waarvoor men soms nog per boot aangevoerde goederen direct kunnen worden tol moest betalen en er alleen een smalle weg langs de gelost in de keuken. In de loop der eeuwen is er veel Vliet loopt. Van grotere invloed is waarschijnlijk de Boven: gebeurd met het landgoed, zowel met het gebouw als slechte bodemgesteldheid van het gebied, die op de De gedetailleerde plattegrond met de tuin, waarvan bij de aanleg van de spoorlijn een meeste plaatsen uit klei op veen bestaat. In 1630 komen van Hofwijck en bijbehorende deel verloren is gegaan. onder andere Zuyderburch, in 1640 Leeuwenbergh tuin. Op het terrein van Hofwijck komt in 1841 zelfs een (Dorrepaal) en in 1648 de Honaart tot stand. Reeds in Collectie Gemeentearchief vetreinigings- annex kaarsengabriek. Maar in 1913 wordt Leidschendam-Voorburg de vereniging Hofwijck opgericht en begint het herstel van de buitenplaats. In 1928 opent het Huygensmuseum Onder: dan zijn deuren. Zuijderburgh, 1855. Litho van P. J. Lutgers. Aan de andere kant van de Vliet worden in die periode Collectie Gemeentearchief veel minder buitenplaatsen gebouwd. De oorzaak hier- Leidschendam-Voorburg van is de slechtere bereikbaarheid als gevolg van maar

73 De Nieuwe Tijd 1645 wordt de prachtig aangelegde buitenplaats In de laatste twee eeuwen zijn door de economische Zuyderburch genoemd als het bezit van Cornelis Claesz. situatie steeds meer buitenplaatsen een andere functie Tedingerbroek. Het enorme gebouw bestaat uit een clas- gaan innemen of verdwenen om plaats te maken voor sicistisch bouwwerk met twee brede in Italiaanse stijl villa’s, bedrijven kerken, ziekenhuizen en scholen. opgetrokken zijvleugels. Dat er veel grond nodig is Voorbeelden zijn Park Leeuwensteyn, Park Vronesteyn, geweest om de grond onder het gebouw op te hogen Park Leeuwenbergh en later Vlietwijck. Bij de verdere blijkt uit het grote aantal vijvers, dat achter het gebouw opvulling van het gebied van de strandwal met wonin- gelegen is. De buitenplaats krijgt internationale bekend- gen, worden aan beide zijden van de straat nog sloten heid, als de Groningse hoogleraar Pieter Hendricksz. er aangelegd, die na de komst van de riolering verdwijnen. in 1833 een instituut voor zenuwzieken in vestigt. Hij bracht er een “universitaire” bibliotheek en een Men bouwde niet aan de overzijde van de Broeksloot befaamd pathologisch-anatomisch museum in onder. vanwege de bodemgesteldheid en de nattigheid in de Voor studenten worden colleges gegeven en geneeshe- polder. Pas rond 1900 durft men in Voorburg in de pol- Boven: ren uit geheel Europa zijn er regelmatig te gast. Door der te bouwen, terwijl dit in Den Haag al lang het geval Koepeltje of speelhuisje langs zijn zoon worden 80.000 gratis consulten gegeven aan is. De bebouwing in de vorm van een aantal herenhui- de Vliet, 2007. patiënten uit geheel Europa. In 1865 moet de buiten- zen vindt dan ook plaats vanuit Den Haag in de hoek Bron: auteur plaats wegens financiële problemen worden verkocht. gevormd door de spoorlijn Den Haag-Leiden en Den De nieuwe eigenaar laat het gebouw binnen twee jaar Haag-Utrecht, tussen laatstgenoemde spoorlijn en de Onder: slopen. Nu rest alleen nog een stenen pilaar met een Koningin Wilhelminalaan. In de periode tot 1950 wordt Koninginnelaan met sloten blauwe bol van de oude inrit. er alleen tussen de spoorlijn Den Haag-Gouda en de aan beide zijden van de laan In de 18de en 19de eeuw worden langs de Vliet een Machinesloot verder gebouwd. Wel worden er diverse voor de afvoer van het regen- veertigtal theekoepeltjes of theehuisjes, ook wel speel- bebouwingsvoorstellen voor de polder gemaakt. Op en rioolwater. Voor de aanleg huisjes genoemd, gebouwd, van waaruit men rustig aan grond daarvan worden schuin door het rechthoekige van de riolering hadden veel het water kan zitten met een weids uitzicht over de wei- polderstramien de wegtracés van de Koningin straten en wegen aan beide zij- landen en jachtbossen aan de overzijde van de Vliet. Is Julianalaan (Bilderdijklaan) en de Prins Bernhardlaan den van de straat een sloot. het woonhuis wat ver van de Vliet gelegen, dan wordt de (Da Costalaan) door middel van zandophogingen aange- Collectie Gemeentearchief theekoepel ook als opstapplaats voor de trekschuit legd. Voor deze uitbreiding is veel zand nodig om vol- Leidschendam-Voorburg gebruikt. doende draagkracht voor de aanleg van wegen te ver- krijgen. De noodzaak om het regenwater via het opper- vlaktewater af te voeren vervalt, omdat dit via de riole- ring van Den Haag plaatsvindt.

In de periode tussen 1950 en 1960 wordt het gebied tus- sen de Laan van Nieuw Oosteinde en Park ’t Loo volge- bouwd en daarna het gedeelte tot de Hofpleinlijn. Na de aanleg van een nieuwe riolering in de bestaande bebou- wing en bij de stadsuitbreidingen kunnen de sloten ver- dwijnen of achterwege blijven. In de wijk Essesteijn is wonen aan het water in de Dreven en de Gaarden weer toegepast. De laatste decennia worden op terreinen langs de Trekvliet en de Vliet, die vrij komen door afbraak van diverse gebouwen, grote wooncomplexen gebouwd, zodat wonen aan het water weer herleeft.

74 Watermanagement door de eeuwen heen Water en werkgelegenheid Zoals al in de middeleeuwen het geval is, gaat het win- nen van zand en veen in de volgende eeuwen door. Ook het winnen van klei voor de steenindustrie wordt een activiteit die op verschillende plaatsen wordt uitgeoe- fend. De relatie met het water ligt uiteraard in de aanwe- zigheid van deze grondstoffen, die door het water zijn aangevoerd en in het water zijn ontstaan. De inkomsten zijn gekoppeld aan de winning door middel van afgra- ving, maar vooral ook door het transport ervan over water. In de Enqueste upt stuck der Verpondinghe uit 1494 en de Informacie uit 1514 wordt dit voor de Voorburgers ‘hunne beste neringhe’ genoemd. De zandwinning wordt vanaf de 16de eeuw steeds groot- schaliger. Een groot deel van de oude duinen op de oude strandwal verdwijnt in een rap tempo. Een bekend duin, de Elsberg, verdwijnt tussen 1618 en 1670 en het laatste duin bij Forum Hadriani, dat nog te zien is op prenten van de eerste opgravingen, verdwijnt in de 19de eeuw. Het zand werd vervoerd via kleine slootjes op de strand- wal naar de Vliet en de Broeksloot, zoals blijkt uit de Zandsloot in Leidschendam. Later wordt vooral de rijen, steen- en pannenbakkerijen, taanderijen, ververij- en en vooral de brouwerijen. Met name de Delftse bier- brouwerijen zijn een belangrijke afnemer. De turf wordt vanaf de winplaats meestal via slootjes of weteringen naar de Broeksloot of Schenk en vandaar via de Trekvliet naar Den Haag vervoerd in platbodems, de zogenaamde ‘aelmans’. Via de Vliet gaat de turf naar Delft of via de overtoom in de dam bij Veur (nu Leidschendam) in ‘dam- lopers’ richting Leiden. De veenwinning heeft nog lang geduurd. Uit archeologisch onderzoek op het terrein van Links: de Oude Haven bij de kern van Voorburg vlakbij de Vliet Na het dempen van het werk- blijkt, dat daar in de 17de eeuw nog turf is gewonnen. haventje de gemeentelijke In Voorburg is op verschillende plaatsen langs de Vliet werkhaven langs de Vliet bij en Trekvliet sprake geweest van scheepsbouw. Ter hoog- de Kerkbrug, 1958 te van Westeinde 122 zijn restanten van een scheepshel- Collectie Gemeentearchief ling met een beschoeiing van scheepshout gevonden en Leidschendam-Voorburg gemeentewerf bij de dorpskern van Voorburg, die na het ook een oud breeuwijzer voor het dichten van naden in dempen van het haventje in de Kerkstraat is ingericht, schepen. Nabij de Molensloot is volgens afbeeldingen Rechts: gebruikt voor de aan- en afvoer van het zand. uit de 16de eeuw ook een werf geweest. Het gaat daarbij Scheepstimmerwerf in Veur, In het veengebied tussen de strandwallen wordt vooral om het bouwen van de wat kleinere boten, die geschikt 1895, naar een schoolplaat. de dicht bij de oppervlakte gelegen ‘lichte turf’ gewon- zijn om ook op de boezemwateringen en weteringen in Collectie Gemeentearchief nen. Deze turf is bijzonder geschikt voor de broodbakke- de polder te varen. Leidschendam-Voorburg

75 De Nieuwe Tijd Linksboven: Boerin van boerderij Noorden- burg aan de Broeksloot, water- halend uit de sloot. Collectie Gemeentearchief Leidschendam-Voorburg

Linksonder: Koeien drinkend aan de polder- sloot. Bron: Peil in beweging, voor natuurlijke wateren in Nederland

Rechtsboven: Boerderij Van der Ham bij de Wijkerbrug aan de Vliet. Een van de laatste boerderijen van Dat het water van groot belang is voor het boerenbedrijf een warmoezerij/tuinderij langs is af te lezen van de ligging van de boerderijen aan de Vliet. Een gedeelte is nog in beide zijden van de strandwal langs het water. Op deze gebruik als brugwachtershuisje. wijze kan het benodigde water voor op de boerderij en Collectie Gemeentearchief de gewassen op eenvoudige wijze worden verkregen en Leidschendam-Voorburg het overtollige water snel worden afgevoerd. Daarnaast is er meestal voldoende drinkwater voor het vee aanwe- Rechtsmidden: zig. Tussen alle bedrijven liggen kleine afvoersloten Warmoezerij Het Paradijs loodrecht op de weteringen en kanalen. Aanvankelijk langs de Broeksloot. liggen deze boerenbedrijven langs de Vliet, maar als de Collectie Gemeentearchief boerderijen worden afgebroken of herbouwd tot land- Leidschendam-Voorburg huis, verhuizen veel boerderijen naar de Broeksloot. Zo wordt de boerderij Vreugd en Rust gevestigd aan de Rechtsonder: overkant van de huidige Parkweg, door een sloot ver- rij langs de Broeksloot ligt, zijn voor het transport van Groenteschuit komende uit de bonden met de Broeksloot. De boerderijen, zoals war- hun producten naar de groenteveiling in Veur bij het via- Broeksloot, geboomd op weg moezerij het Paradijs, blijven hier tot aan het begin van duct voor de Hofpleinlijn over de Vliet genoodzaakt naar de groenteveiling van de 20ste eeuw aanwezig, totdat zij moeten wijken voor eerst zuidwaarts over de Broeksloot naar de Trekvliet te Veur. de stedelijke uitbreidingen. Boeren, waarvan de boerde- varen en vanaf de Broeksloot via de Trekvliet naar de

76 Watermanagement door de eeuwen heen Vliet en dan over de Vliet weer noordwaarts tot bij Eemwijk. Dit vindt vooral plaats in groenteschuiten, die worden voortgeboomd of door ‘wegen’ worden voortge- duwd. Langs de Broeksloot blijft daarvoor een zandpad aan de polderzijde vrij van bebouwing, maar wel zijn de nische redenen niet in de stad gevestigd mag worden en bruggetjes over de sloot beweegbaar om de schuiten nu over voldoende water kan beschikken. In 1840 wordt Links: eenvoudig te laten passeren. om dezelfde redenen in Hofwijck een vetreinigings- Groenteveiling van Veur in Al snel nadat de bodemdaling in de polders is opgetre- annex kaarsenfabriek gevestigd. In de loop der tijd ont- 1930. den komt veeteelt in de plaats van akkerbouw. De water- staan langs de Vliet en de Trekvliet steeds meer bedrij- Collectie Gemeentearchief beheersing blijft dan wel een voortdurende zorg, name- ven, die voor de aanvoer en afvoer van producten kiezen Leidschendam-Voorburg lijk om in tijden van hevige of langdurige regenval vol- voor een ligging aan het vaarwater. Zo ook de doende drooglegging te creëren en in tijden van droogte Petroleum-Persgasfabriek op het terrein van Bleuland Rechtsboven: voldoende water in de polder in te laten. Omdat men bij van Oordt, die in het oude landhuis naast de Kerkbrug Groenteschuit op de Vliet op de aanleg van nieuwe stedelijke uitbreidingen tegen de woont. Dit bedrijf verzorgt tot 12 oktober 1912 de gas- weg naar de veiling. problemen met de waterhuishouding in de polders voorziening van de gemeente Voorburg. Daarna wordt Voortgeduwd met een weeg- opziet, worden de daar gelegen weilanden tussen Den deze taak overgenomen door de Gemeentelijke gasfa- boom (het zogenaamde Haag en Voorburg pas ver in de 20ste eeuw op grote briek, die gevestigd wordt in de Tedingerbroekpolder in wegen). In het voor- en achter- schaal als woongebied en voor bedrijfsterreinen inge- schip bevindt zich een zoge- richt. naamd weeggat. Collectie Gemeentearchief Tot ver in de 19de eeuw worden de oevers van de Vliet Leidschendam-Voorburg en de Trekvliet hoofdzakelijk ingenomen door buiten- plaatsen met in enkele gevallen een moestuin en boom- Rechtsonder: gaard, wat de aanwezigheid van een tuinderwoning ver- Petroleum-Persgasfabriek langs klaart. de Vliet van de eigenaar van Door de terugval in de economie moet een aantal eige- het ernaast gelegen buitenhuis naren van buitenplaatsen in de tweede helft van de Middendorp in 1929. 18de en het begin van de 19de eeuw hun bezit verkopen Daarvóór een uitspanning met en worden er stichtingen en bedrijven in gevestigd, bij- een kolfbaan. voorbeeld een leerlooierij in de buitenplaats ‘In de Collectie Gemeentearchief Wereldt is veel Gevaer’, een bedrijf, dat om milieutech- Leidschendam-Voorburg

77 De Nieuwe Tijd de spoorlijn en later de groenteveiling annex groente- centrale om groente in te maken, daarna komt er het PTT magazijn en de werkplaatsen van de Nederlandse Spoorwegen. Aan de Rijswijkse (vroeger Voorburgse) kant van de Trekvliet, tussen de Vliet en de Geestbrug) hebben na verbouwing of afbraak van enkele villa’s diverse fabrieken gestaan. Op het gedeelte tussen de Geestbrug en de Broeksloot aan de Voorburgse kant heeft vanaf 1854 de meelfabriek Koechlin gestaan. Op veel plaatsen waar een korenmolen heeft gestaan heeft men in de nabijheid een meelfabriek gebouwd om het malen van graan over te nemen, bijvoorbeeld bij de Hoornbrug in Rijswijk en bij de sluis in Leidschendam. In 1934 gaat het bedrijf fuseren met de Leidse meelfa- briek De Sleutels. Daarna komt hier de zaadhandel Zwaan, die zaad exporteert over de gehele wereld. In 1973 wordt het bedrijf overgenomen door een Britse firma en in 1982 brandt het gebouw geheel af. Als in de tweede helft van de 20ste eeuw de behoefte de gemeente Stompwijk bij de Westvlietweg langs de aan woningen aan het water weer toeneemt, worden op spoorlijn naar Gouda. Bij de aanleg van de aardgaslei- de plaatsen van oude fabrieken flatgebouwen en appar- ding in Nederland wordt de gasfabriek gesloten. tementen neergezet.

Boven: Er zijn bedrijven, die voor hun bedrijfsvoering veel water Water en vrijetijdsbesteding Ozon. Eerste Nederlandse nodig hebben, zoals wasserijen, waarvan er drie in de Het begrip ‘vrije tijd’ is pas in de afgelopen eeuw in Ozon Bleekerij en Stoom- en gemeente Voorburg hebben gelegen. Bovendien hebben gebruik geraakt. Er wordt mee bedoeld: de tijd dat men Wasch & Strijkinrichting fabrieken die gebruik maken van stoommachines voor niet behoeft te werken. Tot in de tweede helft van die Middenburg, opgericht in het aandrijven van de productiemachines, belang bij de eeuw zijn de mensen die in loondienst werken, alleen 1894. aanwezigheid van voldoende schoon water. Op grond op zondag vrij. Eigenlijk is dat een rustdag, waarop men Collectie Gemeentearchief van de beschikbare ruimte is de meeste bedrijvigheid uit godsdienstige overwegingen niet mag werken en ter Leidschendam-Voorburg ontstaan langs de Vliet ten zuidoosten van Huize Mid- kerke gaat. Wel gaat men daarnaast naar het café, bij denburgh. Hier wordt in 1894 de Eerste Nederlandsche elkaar op bezoek en wat wandelen en aan het water zit- Rechts: Bleekerij, Stoom-, Wasch & Strijkinrichting Middenburg Vreugd en Rust, sedert 1917 in opgericht. In het begin is het nog een proeffabriek om gebruik als café-restaurant met het textiel met ozon te bleken. In de volksmond wordt een schitterend terras met uit- het dan ook al snel de Ozon genoemd. Het krijgt een zicht op de onbebouwde polder grote bekendheid in de regio en krijgt in 1926 het predi- in 1920. In 1927 een kaat Hofleverancier. Het is tot in de jaren zestig van de Montessorischool en na diverse vorige eeuw een van de toonaangevende industrieën en bestemmingen nu weer een bestaat nog steeds onder de naam Hokatex. hotel: Hotel–Restaurant Aan de overzijde van de Vliet bij de Kerkbrug wordt de Savelberg. Kogellager- en Schroevenfabriek Enkes gevestigd en Collectie Gemeentearchief later de liftenfabriek Starlift. Bij het viaduct van het Leidschendam-Voorburg Hofpleinlijntje staat eerst de elektriciteitscentrale voor

78 Watermanagement door de eeuwen heen ten. Voor de werkdagen wordt in het begin van de 20ste eeuw de achturige werkdag ingevoerd, waarbij sommige werknemers zaterdagmiddag vrij zijn. Voor de zelfstan- dige ondernemers, zoals boeren en winkeliers geldt dit meestal niet. Zij werken de gehele week en zelfs zondag door. Wel zijn er in die tijd een aantal kerkelijke feestda- gen en soms is men vrij op speciale dagen, bijvoorbeeld tijdens een jaarmarkt. Een korte vakantie is in die tijd ook nog maar voor wei- nigen weggelegd; alleen de schoolkinderen hebben dan wel regelmatig vakantie. Als zij niet ingeschakeld wor- den in het arbeidsproces spelen zij buiten de schooltijd in de omgeving van het huis, maar meestal niet in rela- tie tot het water, omdat weinig kinderen de zwemkunst meester zijn. Het blijft beperkt tot spelen aan de water- kant en pootje baden. Veel van de vrijetijdsbestedingen zijn in de loop van de vorige eeuw uitgegroeid tot sportbeoefening, dikwijls in de vorm van wedstrijdsport. Ook moeten we niet verge- Princen van Oranje), Drievliet bij de Nieuwe Tolbrug ten, dat er vooral in de afgelopen eeuwen grote verschil- (later met een speeltuin), de Binckhorst aan de Trekvliet len zijn tussen de sociale klassen bij het beoefenen van en diverse herbergen en cafés bij de sluisjes in activiteiten in de vrije tijd. De gegoede burgerij kan Leidschendam. meer gebruikmaken van allerlei voorzieningen en gaan paardrijden, rijden met een koets of varen met een Wandelen, fietsen en paardrijden langs de Vliet bootje. Omdat de boerderijen en buitenhuizen langs de dorps- Achtereenvolgens zullen hierna de belangrijkste vormen kant van de Vliet hebben gelegen is wandelen langs het van vrijetijdsbesteding op en aan het water aan de orde water daar in het verleden nooit mogelijk geweest. komen. Hetzelfde geldt voor de dorpszijde van de Broeksloot. Aan de overzijde van de Vliet heeft sinds de middel- Zitten aan het water eeuwen een pad gelopen van Delft naar Leidschendam, Dit is een van de oudste vormen van vrijetijdsbesteding dat in de 17de eeuw geschikt is gemaakt voor de trek- en gebeurt bij het huis, in een openbaar park of een vaart. Onduidelijk is of er veel van dit pad gebruik is speciale voorziening aan het water. Al in 19de eeuw zijn gemaakt in de vrije tijd. Dit is wel het geval geweest er uitspanningen, cafés en restaurants langs het water. langs de overkant van de Broeksloot, wat blijkt uit schil- Langs de Vliet en de Trekvliet hebben diverse uitspan- derijen en tekeningen vanaf de 17de eeuw en uit latere ningen gelegen, waar men aan het water kan zitten, de foto’s. kinderen kunnen spelen, maar ook de ouderen bijvoor- Het wandelpad loopt nu van de Rodelaan naar de beeld het kolfspel kunnen beoefenen. Zij hebben voor- Binckhorst. Bij de aankoop door de gemeente van de heen dikwijls een functie gehad als boerderij of buiten- buitenplaatsen Vreugd en Rust, Middenburgh en huis en zijn vooral gelegen bij bruggen, zoals Het Hoekenburg zijn de tuinen als openbaar park openge- Rechts: Molentje bij de Hoornbrug, Het Plankje bij de Oude steld, zodat er zowel langs de Vliet als de vijvers kan Café-Restaurant Drievliet, Tolbrug, Middendorp bij de Kerkbrug en De Wijckerbrug worden gewandeld. In de Veen- en Binckhorstpolder zijn 1955. bij de Wijkerbrug. Bekende herbergen en cafés zijn wandelmogelijkheden in Park ’t Loo, langs de Collectie Gemeentearchief Petersburg bij de Geestbrug (vroeger herberg De Vijff Machinesloot en de sloten langs de spoorlijnen. Ten Leidschendam-Voorburg

79 De Nieuwe Tijd Zeilen, kanoën, roeien en motorbootvaren Door de geringe breedte van de kanalen is het bijna niet mogelijk en ook niet aantrekkelijk om er te zeilen. De slotte zijn er wandelmogelijkheden langs de waterpartij- aanwezigheid van de vaste bruggen in de spoorlijnen en en in de wijk Essesteijn. Hopelijk kunnen in het kader de Rijksweg zijn daarbij ook zeker van invloed. Voor van het gemeentelijke Waterplan nog meer mogelijkhe- kanoën en roeien zijn de kanalen eveneens niet erg aan- den worden gecreëerd. Een vrijliggend fietspad is alleen trekkelijk door de grote lengte en de geringe variatie aanwezig langs de Vliet van Leidschendam naar Delft, al langs de oever. ligt dit op enkele plaatsen aan de overkant van de weg. De Broeksloot leent zich echter goed voor het gebruik Langs de Broeksloot ligt tussen de Rodelaan en de Laan van kano’s, roeiboten en opblaasbootjes. Op zowel de van Leeuwesteijn een fiets/voetpad. Een specifiek rui- Vliet als de Trekvliet wordt veel geroeid door leden van terpad is nergens in het gebied aanwezig. roeiverenigingen. Sinds 1876 wordt er door studenten van Laga uit Delft en vanaf het begin van de 20ste eeuw Zwemmen door leden van de roeivereniging De Laak aan de Trek- Pas in het begin van de vorige eeuw wordt er vanuit de vliet veel geroeid als recreatie of als wedstrijdtraining. Links: overheid aandacht besteed aan het geven van zwemles. Het meest worden de kanalen gebruikt door motorbo- Wandelen langs de Broeksloot. In 1931 wordt in Voorburg een openluchtzwembad aan- Collectie Gemeentearchief gelegd, waarin zwemles wordt gegeven. Voor die tijd Leidschendam-Voorburg wordt er vooral in de Vliet en de Trekvliet gezwommen en dan vooral door de wat oudere jongens. De kwaliteit Rechts: van het water wordt echter steeds slechter. Op enkele Gemeentelijk zwembad aan de ondiepe plaatsen en in sloten wordt nog wel in het Badhuislaan in 1931. water gespeeld door kinderen, maar over het algemeen Collectie Gemeentearchief is men toch bang voor water. Eind jaren tachtig van de Leidschendam-Voorburg vorige eeuw wordt het openluchtbad in Voorburg geslo- ten en kan men alleen in het overdekte bad zwemmen. Rechtsonder: Voor zwemmen in de openlucht is men aangewezen op Kano onder de Wijkerbrug. zwembaden in de naburige gemeenten, onder andere Collectie gemeentearchief Leidschendam, Rijswijk en Den Haag. In natuurbaden Leidschendam-Voorburg kan men terecht in gegraven plassen voor de zandwin- ning, onder meer in Vlietlanden en Delftse Hout.

80 Watermanagement door de eeuwen heen het land blijkt, dat er niet alleen maar op benen schaat- sen van dierenbotten wordt geschaatst, zoals in voor- gaande perioden en nog lange tijd in de rest van Nederland. Tijdens de kleine ijstijd, die duurt vanaf het eind van de middeleeuwen tot in de 19de eeuw, met strenge en langdurige winters wordt er veel gebruik gemaakt van het ijs. Uit wintergezichten van de Hollandse schilders uit de Gouden Eeuw (Hendrick Avercamp) is te zien dat het ijsvermaak alom plaats- vindt. In ons waterrijke land zijn de mogelijkheden om van het ijs gebruik te maken ook bijzonder groot voor zowel het transport van personen als goederen per (arren)slee. ten, die vaartochten maken vanuit zuidwest Nederland Op de grote rivieren en zeearmen wordt de ijsvorming in of verder naar de meren ten noorden van Leiden en strenge winters door stroming of zoutgehalte bemoei- omgekeerd. Hierbij maken zij gebruik van de sluisjes bij lijkt en ontstaan grote schotsen of schotsvelden, die Boven: Leidschendam en soms leggen zij enige tijd aan bij de kunnen leiden tot ijsdammen, waardoor overstromingen Roeien op de Vliet. Kerkbrug (maximaal 24 uur). Al vóór de Tweede plaatsvinden. Schaatsen is op dit ijs niet goed mogelijk, Collectie Gemeentearchief Wereldoorlog varen er plezierboten over de kanalen maar in vele oorlogen is het gebruikt om anders onbe- Leidschendam-Voorburg naar diverse bestemmingen, zoals de Kagerplassen, reikbare gebieden te veroveren. Wel wordt er op de over- Drievliet en Avifauna. stroomde uiterwaarden veel geschaatst. Onder: De riviertjes, kanalen, vaartjes, plassen en meren kun- Pleziervaartboot op weg naar Schaatsen, ijspret nen gemakkelijker dichtvriezen en zijn dan ook als de Kagerplassen. Uit archeologische vondsten uit 1225 van houten natuurijs uitermate geschikt voor allerlei vormen van Collectie Gemeentearchief schaatsschoenen met ijzeren glijders in het westen van activiteiten op het ijs. In ons gebied zijn dit vooral de Leidschendam-Voorburg

81 De Nieuwe Tijd meren- en molentochten, waarbij de deelnemers na afloop een herinnering krijgen in de vorm van een medaille of een lintje. Van de Vliet wordt bij deze toch- ten soms gebruik gemaakt.

Vissen en jagen Tot in de 20ste eeuw worden deze activiteiten uitge- voerd om het inkomen te vergroten, maar daarna wordt het meer een recreatieve activiteit. Door de bebouwing van een steeds groter gedeelte van het gebied tussen de zee en Rijksweg 4 worden de mogelijkheden voor de jacht beperkt tot het duingebied, enkele landgoederen boezemwateren, zoals de Vliet, Trekvliet en Broeksloot, en agrarische terreinen. Voor het vissen zijn er vele maar ook de weteringen en sloten in de polders zijn zeer mogelijkheden in de kanalen, vaarten, sloten, meren en geliefd, vooral omdat zij snel dichtvriezen en meer vijvers. Voor de jeugd zijn vooral de kleinere watertjes betrouwbaar zijn. Daar komt nog bij, dat de vaarwegen van belang. Door de beheerders van de wateren, zoals sedert de beurt- en trekvaart opengehouden moeten de hoogheemraadschappen en visverenigingen wordt er worden voor de beroepsvaart, dikwijls tot groot onge- voor gezorgd dat de hoeveelheid en de samenstelling noegen van de schaatsers. Door alle eeuwen heen is het van de visstand voldoende is. schaatsen maar ook de ijspret met allerlei spelletjes, zoals kolven, sleetje rijden en het aanleggen bij een koek en zopie een populaire bezigheid geweest. Bij het schaatsen wordt onderscheid gemaakt tussen het hardrijden en schoonrijden, ook wel baaivangen of zwierschaatsen genoemd. Constantijn Huygens schrijft hierover: “Natuurlijk leerde ik als echte Hollander ’s win- ters op schaatsen over het ijs te gaan. Ook hierbij vond mijn vader het weer niet voldoende dat ik mijn leeftijd- genoten klopte op snelheid en eiste hij een voorname, sierlijke slag.” Maar men is niet alleen afhankelijk van de riviertjes, vaarten en meren, omdat er in de winter minder gema- len wordt en het land onder water staat, zodat er landijs ontstaat waar goed op te schaatsen is. Constantijn Huygens zegt hierover: “Als wij ontspanning zochten en met een groepje trektochten maakten over de onderge- Links: lopen weilanden, was ik altijd onder de eersten te vin- Schaatsen op de Broeksloot. den.” Het water en de beroepsvaart Collectie Gemeentearchief In de vorige eeuw worden er in vele gemeenten landijs- ‘In de wereldt is veel gevaer’, zo luidt het opschrift op Leidschendam-Voorburg banen aangelegd op een stuk weiland omringd door een een monumentaal pand aan de Vliet in het centrum van dijkje, waarin men water laat lopen of dat permanent Voorburg. En inderdaad is op de Vliet of het Rijn- Rechts: onder water staat. Er ontstaan ijsverenigingen , die deze Schiekanaal, zoals dit water nu officieel heet, veel geva- Kinderen vissen in een vijver in veilige ijsbanen gaan beheren. Ten slotte ontstaan in ren en men maakte gebruik van allerlei soorten vaartui- de bebouwde kom. het begin van de vorige eeuw toertochten, zoals de gen. Daarbij is het goed te bedenken, dat de Vliet in het

82 Watermanagement door de eeuwen heen patroon van Nederlandse vaarwegen heel centraal is wegen. Zo worden in een akte van 1556 de ambachtsbe- gelegen. Immers, al in de middeleeuwen vormt het waarders van Voorburch en Tedingerbroek verplicht de kanaal de verbinding tussen Rotterdam, Delft, Leiden, Vliet uit te diepen. Hun argument dat de diepte voldoen- Haarlem en Amsterdam, welke steden dan al belangrijk de is voor de waterlozing wordt niet geaccepteerd. Maar zijn. ook de afmetingen van bruggen en sluizen leveren veel Terugkijkend in de geschiedenis van de vaarroutes kan problemen op voor de scheepvaart. Er zijn tot ca. 1900 allereerst worden nagegaan, welke wateren in verschil- alleen vaste bruggen over de Vliet en de Trekvliet. Vóór lende perioden bevaarbaar zijn, hoe die natuurlijk zijn die tijd komt het voor, dat schippers de mast en de lui- ontstaan of door mensen aangelegd en hoe ze verder ken van hun schip moeten halen om onder deze brug- zijn beheerd. Daarna is het interessant na te gaan, gen door te kunnen varen. Soms zijn ook wel tonnen welke vaartuigen door de jaren heen op deze vaarwegen met water of een tiental mensen aan boord genomen om te zien zijn geweest. In verband daarmee kan vervolgens de hoogte van het schip te beperken en zo een vaste worden besproken welke voorzieningen de vaart hebben brug te kunnen passeren. bevorderd en welke hindernissen de schepen op hun Na klachten van de schippers worden de bruggen soms weg hebben ontmoet. Ten slotte kan gekeken worden verhoogd, maar dit leidt weer tot klachten van wagen- naar de producten die vervoerd worden, waarbij de voerders, die stellen dat de helling van de bruggen te beurtvaart en de trekvaart onderwerpen zijn om wat steil is geworden, waardoor onder meer een hooiwagen nader op in te gaan, omdat dit een wijze van vervoer is verongelukt. geweest, die vooral in onze omgeving een grote bloei Een hindernis voor schepen ontstaat ook bij de heeft gekend. Geestbrug, als daar schotdeuren worden aangebracht om het vuile water uit Den Haag te keren. Dit wordt Voorburg heeft, zoals uit tekeningen, kaarten en foto’s gedaan op verzoek van de brouwers in Delft, die het en opgravingen van beschoeiingen is gebleken, vroeger Vlietwater gebruiken bij hun bierproductie. veel sloten gekend, die uitmonden in de Vliet en waar- Tollen vormen een veel voorkomend verschijnsel langs langs men bedrijven in het dorp over water heeft kun- wegen en waterwegen. Ook langs de Vliet, net over de nen bereiken. Er zijn nu nog wel enkele kleine zijsloten, Oude Tolbrug, ligt een tol, evenals aan de overzijde van maar vroeger zijn er meer geweest; zo is er de bevaarba- de Vliet bij Rijswijk, waar nog altijd een tolhuis staat. re ‘gemene buersloot’ (of ‘stinksloot’) geweest, die Ook bij de sluis in Leidschendam wordt tol geheven. begint achter de Herenstraat en naar de Vliet loopt via Een opvallend relict uit het verleden vormt de verbreding wat nu de Sionsstraat is. Het dempen van de sloten in van de Vliet ter hoogte van Eemwijk, waar ook de auto- de vorige eeuw houdt onder meer verband met de aan- weg een bochtje maakt. Deze verbreding is een restant leg van de riolering. Aan de overkant komen twee van de zwaaikom ten behoeve van de groenteschuiten, Molensloten op de Vliet uit, die voorheen te bevaren zijn die vroeger naar de veiling voeren via een doorgang met geweest. In de Molensloot die tegenover de Kerkbrug op een brug in de Westvlietweg. Deze heeft op het terrein de Vliet uitkomt, heeft in die tijd een schutsluis gelegen naast de railwerkplaats van de spoorwegen gelegen bij voor schepen, die tuinbouwproducten uit Nootdorp aan- het station Leidschendam-Voorburg. voeren. Meer noordelijk, tegenover Park Leeuwensteijn komt ook een Molensloot op de Vliet uit. Naast de Op schilderijen ziet men vaak de platte groenteschuiten spoorbrug voor de Hofpleinlijn kan men in de oever van en ook wel zeilschepen, die zijn gelegen bij diverse de Westvlietweg nog houten sluisdeuren zien, maar die boerderijen langs de Broeksloot. doen nu alleen dienst als spuisluis. De voortbeweging van de boten vindt op verschillende manieren plaats. Voorzover er geen gebruik kan worden Hiervoor is al besproken, dat het varen niet altijd mak- gemaakt van stroming, wordt er geroeid, geboomd kelijk gaat in verband met de afmetingen van de water- vanaf het schip, geduwd met een boom vanaf de wal

83 De Nieuwe Tijd schepen gebouwd waarvan de afmetingen worden afge- stemd op de lage Wagenbrug in Den Haag, de zoge- naamde Wagenbruggers (20 m bij 4,30 m). Er is veel vervoerd over het water. Schippers hebben in Hagenaar, Haagvaarder of de loop der jaren veel zand afgevoerd dat wordt afgegra- Wagenbrugger, aanvankelijk ven van de strandwal, veen dat wordt afgegraven uit de een kleine houten Gelderse veengebieden en stenen, die gebakken worden uit de aak. De afmetingen zijn afge- kleilagen in de polders. Er zijn specifieke marktschip- stemd op de afmetingen van de pers, beurtschippers, etc. De boeren vervoeren hun tuin- Wagenbrug in Den Haag. Zij bouwproducten met groenteschuiten naar de veiling. De kunnen maximaal 4,14 meter Westlander is een type dat vooral wordt gebruikt voor breed en 26 meter lang zijn en transport van tuinbouwproducten en waarvan er nu nog de maximale lading kan 80 een vrij groot aantal vaart. Boeren vervoeren hun vee ton bedragen. soms op pramen om ze naar de weiden te brengen, Bron: De Laakhaven onder andere over de Vliet. (het zogenaamde wegen), getrokken door mensen, Trekschuit met vrouw en kind paarden of honden of ook gezeild. Ofschoon het eerste Beurtveren bij de Hoornbrug. Het leven op stoomschip al in 1822 op het Hollands Diep vaart, ver- Het verkeer tussen de diverse plaatsen in het westen de beurtschepen was zwaar. schijnen de eerste stoom- en motorschepen pas veel van het land is eeuwenlang een moeizame bezigheid Het gehele gezin hielp mee. later op de Vliet en de Trekvliet. geweest. De natte omstandigheden veroorzaken grote Men woonde aan boord in een De afmetingen van de schepen worden vooral bepaald problemen voor het vervoer over land door de modderi- kleine sombere ruimte. Naar door bruggen en sluizen. Zo zijn er damlopers, dam- ge en onverharde wegen vol kuilen. Bovendien vormen een olieverfschilderij door P. D. schuyten of damcraacken, schepen gebouwd op de wijd- de vele watergangen een extra obstakel in de te volgen Collectie Gemeentearchief te van de overtoom van de Leidschendam, met een route. Door de geringe hoogteverschillen tussen de Leidschendam-Voorburg breedte van 3,30 m, later 3,60 m. Ook worden veel waterniveaus van de diverse watergangen is Nederland bij uitstek geschikt voor een uitgebreid netwerk van op elkaar aansluitende vaarroutes. De voertuigen voor de weg zijn ook niet zo comfortabel geveerd. Een schip biedt in dat opzicht een veel aangenamer vervoer met ook de mogelijkheid tot lezen en schrijven onderweg. In de tweede helft van de 16de eeuw organiseren belangrijke steden daarom een regelmatige verbinding over water. De schippers worden aangesteld door de stadsbesturen en hebben voor een bepaald traject het alleenrecht voor het vervoer van passagiers en goede- ren. Door de schippers wordt daarbij om de beurt geva- ren (‘schuyt omde schuyt ende bij gebeurte’). De stadsbesturen stellen ordonnanties op, waarin onder meer de vertrektijden, de tarieven en de taken en gedra- gingen van de schippers en hun personeel worden vast- gelegd. Omdat de beurtveren met zeilschepen worden gevaren is het niet mogelijk een vaste dienstregeling tot stand te brengen, omdat men te veel afhankelijk is van de wind.

84 Watermanagement door de eeuwen heen Overigens worden veel vrachtscheepjes, die niet aange- sloten zijn op de beurtvaart, nog getrokken door men- sen en honden.

Trekvaart Aa n het einde van de 16de eeuw doet dan de trekschuit haar intrede. Nog altijd herinneren namen als Trekvliet en Veerkade aan de tijd, waarin trekschuiten langs de Nederlandse vaarten worden ‘gejaagd’. Een groot economisch voordeel van trekvaart is ook, dat een paard een veel groter gewicht en dus ook meer mensen over water kan voortbewegen dan in een wagen over de weg. De vervoerskosten voor de passagiers zijn dan ook 1,5 cent per km, tegenover 3,3 cent per koets. Daar staat wel tegenover dat de trekschuit slechts 7 km per uur aflegt tegen een koets het dubbele. Voor trekvaart zijn jaagpaden vereist, die uit een aan- eengesloten tracé bestaan. Tot de 17de eeuw is er nog geen sprake van geschikte jaagpaden en worden boten meestal geroeid, geboomd of gezeild. In 1636 komen Leiden en Delft overeen een trekpad tus- sen beide steden te maken en te onderhouden aan de zuidoostkant van de Vliet. In 1665 beloopt het net van trekvaarten al in totaal 658 km. Een trekschuit is 10 tot 12 m lang bij 1,80 tot 2 m breed- Oude Tolbrug weer terug naar de Trekvliet bij de Vliet. te. Aan een mast is een lijn verbonden van zo’n 70 m Langs de oever worden speciale voorzieningen getrof- lengte. fen. Bruggen over zijwateren krijgen een lage leuning aan de kant, waar de jaaglijn over moest lopen. Langs Omdat er meestal maar aan één kant van het water een de Vliet in Rijswijk zijn hier nog voorbeelden van jaagpad is gelegen, bestaat de regel, dat bij schepen uit bewaard gebleven. Daar is ook nog een rolpaal te zien, de richting Leiden de lijn aan een hoge mast wordt waarover de lijn kan lopen als het water een bocht bevestigd en in de andere richting aan een lage mast, maakt. Bij bruggen aan de route zijn soms lijnoverleg- zodat tegemoetkomende schepen elkaar kunnen passe- gers aanwezig, die assisteren bij de passage van een ren, omdat het schip met de lage lijn onder de hoge lijn trekschuit. door kan varen. De bemanning bestaat meestal uit een De trekvaart is een vorm van openbaar vervoer geweest, schuitenvoerder, een knecht en een jager op het paard, waar de overheid zich intensief mee heeft bemoeid. Er is vaak nog een kind van 8 tot 12 jaar. sprake van ordonnantiën en van opzieners die toezien In Voorburg loopt het jaagpad aan de zuidoost zijde van op de naleving ervan. de Vliet, zodat schepen die naar Den Haag varen, bij De routes, de haltes, onder andere bij de Geestbrug, de Drievliet moeten oversteken naar de Trekvliet. De route vertrektijden, de klassen en de vervoerstarieven worden langs de Nieuwe Tolbrug vormt daarbij een probleem, van overheidswege vastgesteld. Er is ook sprake van zodat soms het paard aan boord genomen en overge- snelschuiten, de intercity’s onder de trekschuiten en boomd wordt of ook wel door het water naar de over- zelfs van een nachtboot Amsterdam-Rotterdam. De prij- Overzicht aanwezige trekvaar- kant geleid wordt. In sommige gevallen gaat men via de zen worden met een derde verhoogd als bij ijs op het ten in 1650 en 1665.

85 De Nieuwe Tijd In 1904 worden de trekschuitdiensten gestaakt, al wor- den er tot 1930 nog wel incidenteel vrachtschepen door paarden langs de Vliet getrokken. Voor het vervoer van goederen varen de beurtschepen voor het laatst in 1966 vanuit de Laakhaven. Daarmee zijn de geregelde vaardiensten afgelopen.

Het drinkwater Geen mens, maar ook geen dier of plant, kan bestaan zonder water. De mens heeft water nodig om te drinken, eten klaar te maken, zichzelf of zijn kleding te wassen en dingen schoon te maken. Eeuwenlang heeft de mens het oppervlaktewater gebruikt als drinkwater, terwijl dat tevens wordt gebruikt als open riool. Om aan voldoende water te komen zijn huizen en nederzettingen dichtbij geschikt water twee of meer paarden nodig zijn. Bij strenge vorst oppervlaktewater gebouwd. In vroeger tijden zijn wordt het vervoer soms per slee verzorgd. Degene die ondanks dit veelzijdige gebruik meestal geen problemen een concessie krijgt, heeft een exclusief recht, maar ook ontstaan, vooral op het platteland niet, omdat de een vaarplicht. Het vertrek vindt op klokslag plaats en belasting door het afvalwater destijds zo gering is, dat aan boord is een zandloper, die is afgesteld op de tijd de biologische reiniging ter plaatse voldoende is. die de reis mag duren. Huygens, die de trekschuiten In gebieden, waar geen of ongeschikt (vuil of zout) water langs Hofwijck ziet varen, noemt ze ‘het uurwerk van de aanwezig is, heeft men al vanuit de oudheid gebruik plaets’. gemaakt van regenwater en grondwater. In 1618 is er een passagiersdienst Leiden-Rotterdam, in Uit de prehistorie zijn vondsten bekend van kuilen om 1638 Den Haag-Leiden. Op Delft vaart in de hoogtijperio- het regenwater in op te vangen en te bewaren. Soms de een halfuursdienst in vijf kwartier en elke twee uur ook zijn deze kuilen tot in het grondwater gegraven, vaart er een schip naar Leiden. zodat zij via de bodem en de zijkanten worden aange- In de 18de eeuw varen er in Nederland 800 schuiten op Links: 120 bestemmingen, waarbij ook met aansluitingen reke- Laatste schuitenjager Klaas ning wordt gehouden. Per jaar passeren 200.000 reizi- Visser op het jaagpad langs gers Voorburg en de Leidsche dam. Onder de velen, die de Vliet, 1930. per trekschuit door de Vliet komen, bevinden zich inwo- Collectie Gemeentearchief ners als Huygens en Spinoza, maar ook vele vreemdelin- Leidschendam-Voorburg gen, onder wie de Pilgrim Fathers en Mozart. In 1881 passeren maar liefst 33.971 binnenschepen en Rechts: ook nog 33 houtvlotten Voorburg en Leidschendam. Waterput uit de Romeinse Geleidelijk word het vervoer over de weg aantrekkelijker tijd bestaande uit gestapelde door de aanleg van verharde wegen en de komst van wijntonnen met onderin ge- gemotoriseerde voertuigen. De trekvaart heeft zijn lang- broken Romeinse dakpannen ste tijd gehad en er verschijnen nu ook stoomschepen (misbaksels). op de Vliet. Omstreeks 1885 wordt gestart met een Bron: Bodemonderzoek, stoombootdienst Den Haag-Delft en tot 1921 vaart er een Amersfoort stoombootdienst Den Haag-Dordrecht.

86 Watermanagement door de eeuwen heen vuld met grondwater. Aanvankelijk worden de zijkanten van de kuil verstevigd met zoden of plaggen, maar hier- door is het water snel vervuild en heeft men met behulp van hout de kanten verstevigd. In het begin gebruikt men daar uitgeholde boomstammen voor, waarvan er diverse zijn opgegraven.

De Romeinen zijn zeer bedreven in het opvangen, bewa- ren en transporteren van water geweest. In bijzondere gevallen zijn aquaducten aangelegd, onder andere bij Nijmegen, om het water van een bron, een rivier of een meer naar de bestemming, een stad of legerplaats, te transporteren. Binnen de nederzettingen is dan een stelsel van leidingen aanwezig om het drinkwater over de wijken te verdelen. In de forten langs de Limes en in Forum Hadriani in Voorburg is een aantal waterputten met soms een waterverdelingstelsel aangetroffen. Ofschoon het in ons land veel regent, geeft het opvan- Na het vertrek van de Romeinen is deze techniek verlo- gen en bewaren van hemelwater problemen, omdat door ren gegaan en is men weer aangewezen op het opper- de aanvoer via buizen naar een ton of bak vervuiling vlaktewater, dat in ons gebied natuurlijk in voldoende optreedt en het water tengevolge van temperatuurwisse- mate aanwezig is. Alleen bij langdurige droogte en als lingen bederft, wanneer het lang in de opvangbak staat. het gebied wordt overstroomd bij stormvloeden en het Het slaan van putten in de stad geeft in vele gevallen water te zout is, wordt de behoefte aan goed drinkwater problemen, omdat het grondwater vervuild wordt door weer opportuun. Men is dan weer aangewezen op het toestromend water uit vervuild open water of het in de grondwater, dat op de strandwallen meestal wel in vol- grond laten lopen van afvalwater in de nabijheid van de doende mate en op een bereikbare diepte te vinden is. put. Bij de opkomst van de steden tijdens de Late middel- eeuwen wordt de behoefte aan goed drinkwater daar De wanden van waterputten worden steeds beter steeds groter. De belasting van het oppervlaktewater beschermd, eerst door houten planken, duigen, vaten door afvalwater neemt toe en de kwaliteit wordt zo en tonnen en ten slotte door natuur- en baksteen. slecht, dat men het drinken ervan vies gaat vinden en Het ophalen van het water gebeurt met een emmer of het niet meer vertrouwt. Dat het ook de oorzaak is van kruik, die aan een touw of ketting is bevestigd. Om vele ziekten wordt in het begin nog niet onderkend. In tegen te gaan dat er vuil in de waterput valt, wordt die plaats van water wordt door de bevolking vooral bier bovenaan afgesloten met een deksel. In de loop van de gedronken, al is dit wel een erg licht (dun) bier. Daarbij 17de eeuw worden openbare waterputten vervangen moet men bedenken, dat er een grote behoefte is aan door de plunjer- of zuigerpomp om het water naar boven drinken, omdat het eten erg gezouten is tegen bederf. te brengen. Dit is een grote verbetering in de ontwikke- Waterput bij een boerderij. In Amsterdam bestaat al in de 16de eeuw een beurtvaart ling van de drinkwatervoorziening. Het is op eenvoudige Meestal gemetselde wanden tot van waterschepen (waterhaalders) die dagelijks water wijze mogelijk het water naar boven te brengen en de diep in het grondwater. Deze uit de Vecht halen, omdat het water in de grachten ver- put kan volledig worden afgesloten, zodat vervuiling welput wordt van boven afge- vuild en verzilt is. Men levert het vooral aan de bierbrou- door invallend vuil wordt voorkomen. Veelal wordt er sloten door een deksel om wers. Deze gaan ook drinkwater verkopen. Later komen gewoon een pomp bovenop een bestaande put invallend vuil tegen te gaan. er kooplieden en watermannen en watervrouwen, die geplaatst. Ofschoon de smaak van het pompwater goed Het water wordt opgehaald drinkwater gaan verkopen, maar ook heet water. is, zijn er ook voorbeelden van pompen, die verontrei- met een emmer aan een lang nigd worden door nabijgelegen beerputten. touw.

87 De Nieuwe Tijd baar is. In 1897 wordt door de gemeenten Voorburg en Rijswijk aan de inmiddels opgerichte ‘Voorburgsche Waterleiding Maatschappij’ een concessie verleend voor de aanleg en exploitatie van een drinkwaterleiding. Als waterwinplaats wordt gekozen voor een perceel gelegen tussen de Broeksloot en de huidige Loolaan, Parkweg en Rembrandtlaan, waar door middel van een bronbe- maling met 12 putten het water op een diepte van 34 meter wordt gewonnen. In 1905 worden door Stompwijk en Veur en in 1911 door de Vrijenban (thans gemeente Delft) concessies verleend. De drinkwaterberging bestaat uit: reinwaterkelders op het pompstation met een waterinhoud van 100 m3, een 29 m hoge bakstenen watertoren aan het Westeinde te Voorburg met een reservoir van 150 m3 en een 30 m hoge in beton uitgevoerde watertoren aan het Jaagpad te Rijswijk met een reservoir van 200 m3. Gestart wordt met een hoofdleiding van 10,9 km van gietijzeren bui-

Boven: De ‘Voorburgsche Waterleiding Maatschappij’ De eerste hoofdleidingen voor In de 18de en 19de eeuw gaan een aantal gemeenten er de watervoorziening van de toe over een openbare pomp te plaatsen, die meestal op gemeenten Voorburg en een bestaande waterput wordt geplaatst. Rijswijk in 1898. Nadat in 1866 21.000 mensen in Nederland zijn overle- Bron: Van dorpspomp tot den aan cholera, wordt onderzoek gedaan naar de oor- hogedrukleiding zaak van deze epidemie. Omdat in steden met een waterleiding, zoals Amsterdam sinds 1853, veel minder Rechts: slachtoffers zijn dan in andere steden, wordt verontrei- De 29 meter hoge bakstenen nigd drinkwater aangewezen als een der oorzaken. watertoren in Voorburg. De gemeente Voorburg gaat op grond daarvan in 1892 Gebouwd in 1898 en gesloopt over tot het plaatsen van een dorpspomp in het cen- in 1966. De waterkolom in de trum. Deze mag uit zuinigheidsoverwegingen niet op toren zorgde voor voldoende vrijdag en zaterdag worden gebruikt. Tengevolge van de druk op de leidingen. verontreiniging van de bodem neemt het aantal pompen Bron: Van dorpspomp tot met bruikbaar grondwater snel af en zijn er een aantal hogedrukleiding straten, waar het water huis aan huis absoluut ondrink-

88 Watermanagement door de eeuwen heen zen. Tot 1949 worden regelmatig putten bijgeslagen tot er in totaal 19 putten zijn. In 1933 neemt de gemeente Voorburg het bedrijf over en in 1938 wordt in een gemeenschappelijke regeling door de gemeenten Voorburg, Rijswijk en Leidschendam ‘Drinkwaterleiding De Vlietstreek’ gevormd om ‘De Voorburgsche Waterleiding Maatschappij NV’ te vervangen. Vanaf 1953 wordt een aanvang gemaakt met de inkoop van suppletiewater van de Duinwaterleiding van ’s-Gravenhage (DWL). laatste zuivering met zandfilters is dan voldoende om In 1961 wordt de productie van het pompstation beëin- zuiver drinkwater te maken. Door de toename van de digd en in 1966 wordt de watertoren aan het Westeinde bevolking neemt de vraag naar drinkwater sterk toe. afgebroken. Door de invoering van de watermeter wordt wel een besparing bereikt, maar er wordt steeds meer duinwater Duinwaterbedrijf Zuid-Holland (DZH) aan het duingebied onttrokken dan er regenwater valt. In 1990 ontstaat Duinwaterbedrijf Zuid-Holland uit een Om toch aan de vraag naar drinkwater te kunnen vol- fusie tussen de Duinwaterleiding van ’s-Gravenhage en doen wordt vanaf 1955 rivierwater vanuit de Lek en boe- de waterleidingbedrijven De Vlietstreek en De Tien zemwater naar het duingebied gebracht. Door de toene- Gemeenten. Na die tijd zijn daar nog de waterproductie- mende vervuiling van de Rijn start DWL in 1976 met de bedrijven van de Westlandsche Drinkwatermaatschappij infiltratie van Maaswater in de duinen bij Scheveningen, (1993) en de Energie- en Watervoorziening van Rijnland in 1983 gevolgd door de Westlandsche Drinkwater (1996) aan toegevoegd. Maatschappij (WDM) en in 1988 door de Leidsche De organisatie van DZH bestaat uit een directie, die ver- Duinwater Maatschappij (LDM), die Maaswater infiltre- antwoording aflegt aan de Raad van commissarissen en ren in enkele delen van Berkheide. Sinds 1990 past DZH vertegenwoordigers van de deelnemende gemeenten met succes diep infiltratie toe door voorgezuiverd rivier- (aandeelhouders). Het bedrijf is onderverdeeld in vier water direct tientallen meters diep in de duinbodem te bedrijven, te weten Productie-, Verkoop-, Natuur- en brengen. Vanaf 1996 wordt het gehele duingebied van Facilitair bedrijf en drie stafdiensten. Duinwaterbedrijf Zuid-Holland geïnfiltreerd met water Het bedrijf levert drinkwater aan 1,2 miljoen inwoners uit de Afgedamde Maas bij het Gelderse Brakel. Vanuit van westelijk Zuid-Holland. Als we er vanuit gaan, dat er Brakel wordt het water naar het pompstation per inwoner 135 liter drinkwater per dag wordt gebruikt, Bergambacht vervoerd, waar het na beluchting door ofwel 50.000 liter per jaar, dan moet het bedrijf per jaar middel van cascades en een zuivering met zandfilters 60 miljard liter duinwater produceren, zeker geen een- via reinwaterkelders en twee transportleidingen naar de voudige taak! duinen tussen Monster en Katwijk wordt gebracht. Na een verblijf van gemiddeld twee maanden wordt het Allereerst wordt nu een historisch overzicht van de duin- duinwater opgepompt om er drinkwater van te maken. waterwinning gegeven. Dit gebeurt op de drie productielocaties Scheveningen, Onder de duinen heeft zich in de loop der eeuwen een Katwijk en Monster door middel van: grote hoeveelheid zoet water gevormd, door infiltratie - actieve kool; hiermee wordt de smaak van het water van regenwater in de duinen. In 1874 start DWL met de verbeterd en worden de laatste schadelijke stoffen waterwinning in de duinen bij Scheveningen. Technisch verwijderd Zuivering van geïnfiltreerd gesproken is de waterwinning in het begin een eenvou- - ontharding; door middel van een onthardingsinstalla- duinwater. dige zaak. Er worden in de duinen een aantal kanalen tie wordt de hardheid teruggebracht. Het voordeel is Bron: Duinwaterbedrijf Zuid- gegraven, waarin vanzelf het zoete water stroomt. Een dat zachter water minder zeep en wasmiddelen nodig Holland

89 De Nieuwe Tijd heeft en er minder kalk wordt afgezet op huishoude- een teveel aan afval of een te hoge temperatuur van het lijke apparaten. Bovendien heeft het een lager lood- water. en koperoplossend vermogen, zodat er minder van In de prehistorie liggen slechts kleine nederzettingen bij deze stoffen in het drinkwater terecht komen elkaar, zodat de belasting van het oppervlaktewater - snel- en langzame zandfilters; via watervallen (casca- gering is. Alleen op plaatsen waar weinig en stilstaand des) wordt het ontharde water naar snelfilters water aanwezig is, moet men door het graven van kuilen gepompt. Hierdoor worden geoxideerde ijzer- en man- het afval en de fecaliën opvangen. gaandeeltjes in de zandfilters afgezet. Door de biolo- De Romeinen hebben in hun nederzettingen al een een- gische werking van de overdekte zandfilters wordt het voudige riolering, die uitmondt in het buitenwater, zoals water volledig bacteriologisch betrouwbaar gemaakt. in Forum Hadriani op de Corbulogracht. Het nu voor consumptie geschikte drinkwater wordt Vanaf het eind van de Late middeleeuwen tot het Links: ten slotte opgeslagen in reinwaterreservoirs. midden van de 19de eeuw blijft in de steden het afval- De “Boldootkar” voor het op- probleem bestaan ondanks alle maatregelen van de halen van de poep- of secreet- Afvalwater gemeentebesturen, bijvoorbeeld door in de 16de eeuw emmers langs de huizen. Voo r er verstedelijking plaatsvindt, is het verwijderen te verordonneren, dat elk huis de beschikking moet heb- Collectie Gemeentearchief van afvalwater over het algemeen geen probleem. Men ben over een eigen ‘heymelickheydt’ of secreet en er op Amsterdam is van mening, dat het oppervlaktewater zichzelf wel rei- zaterdagen voor te zorgen dat de goten en straten nigt. In principe is dit ook het geval, want micro-organis- schoon gemaakt worden. De langs de straten lopende Rechts: men zijn in staat om de vervuiling door plantenresten, goten monden meestal uit op rivieren en kanalen, zoals Biologische reiniging van dode dieren, urine, fecaliën, koolhydraten en eiwitten af de Vliet, of in zogenaamde stinksloten, zoals achter de afvalwater in Voorburg in te breken tot waterstof, koolzuur en anorganische zou- Herenstraat in Voorburg. 1926. ten. Daar is echter zuurstof in het water voor nodig en In de 19de eeuw en in sommige plaatsen tot in de 20ste Collectie Gemeentearchief als er een zuurstoftekort optreedt, kan het afbraakpro- eeuw moet men de uitwerpselen verzamelen in zoge- Leidschendam-Voorburg ces niet verdergaan. Dit tekort kan het gevolg zijn van naamde kiebeltonnetjes, poepdozen of secreetemmers, die later worden opgehaald door de bekende Boldootkar. In sommige, meestal wat grotere huizen of huizenblokken worden beerputten in de grond gegraven met een overstort naar het oppervlaktewater. Maar nog steeds worden dierenkadavers, slachtafval, huisvuil en fecaliën direct in het oppervlaktewater geloosd. In de tweede helft van de 19de eeuw worden in diverse grote steden in Nederland rioleringstelsels aangelegd.

90 Watermanagement door de eeuwen heen Het verontreinigde water wordt dan via een gemaal op het buitenwater geloosd. In Voorburg met in die tijd bijna 2.500 inwoners (onge- veer 500 woningen) wordt in 1904 een riolering aange- legd met een gescheiden stelsel, waarbij alleen het afvalwater uit de woningen wordt afgevoerd. Dit vervuil- de water wordt gereinigd in een biologische zuivering op een terrein gelegen achter de begraafplaats aan de Parkweg en loost het gezuiverde water op de Broeksloot. Het regenwater wordt direct geloosd op het buitenwater. Voorburg is dan de enige gemeente in Nederland met een volledig kunstmatige biologisch werkende inrich- ting. Uit een onderzoek in 1914 blijkt dat het water onvoldoende gezuiverd wordt. In 1918 is de installatie overbelast en in 1922 wordt een plan ontworpen om al het afvalwater en het regenwater op de Haagse riolering te lozen. In 1924 wordt de grote rioolkelder van de biolo- gische zuivering deels omgebouwd tot bemalingskelder en wordt een persleiding aangelegd naar de Koningin Wilhelminalaan, waar aangesloten wordt op het riole- ringsstelsel van Den Haag. In Voorburg zijn dan inmiddels 11.000 aansluitingen op de riolering gereali- seerd. In de loop van de jaren neemt bij stedelijke uitbreidin- gen het aantal aansluitingen op de riolering regelmatig toe en worden de aansluitingen met het Haagse riool- stelsel regelmatig uitgebreid. Het gevolg is, dat in de jaren zestig de hoeveelheid geloosd afvalwater op het oppervlaktewater het zelfreinigende vermogen ervan te boven gaat. In Nederland zijn de gemeenten verant- woordelijk voor het inzamelen van afvalwater met Boven: behulp van rioleringen. De waterschappen zijn vervol- Aanleg van riolering op de gens verantwoordelijk voor het transport en de zuivering Parkweg in 1926 met gebruik van het afvalwater. van een stoommachine, hijs- In 1967 bouwt het Hoogheemraadschap Delfland dan kraan en zandkarretjes voor ook de afvalwaterzuiveringinstallatie (AWZI) Houtrust in het zandtransport. Den Haag. Deze installatie loost het gezuiverde afvalwa- Collectie Gemeentearchief ter op de Noordzee. Leidschendam-Voorburg

Afvoer van afvalwater naar rioolgemaal Houtrust in Scheveningen. Bron: Hand in eigen boezem

91 De Nieuwe Tijd De toekomst

Vasthouden, bergen en afvoe- ren. Nota: Anders omgaan met water. Zoals uit de voorgaande hoofdstukken blijkt, heeft ons land altijd strijd gevoerd tegen en voor het water. Mocht u den- Bron: ABCDelfland: ken, dat deze strijd nu wel is afgelopen, dan moet u teleurgesteld worden, want de huidige klimaatverandering, wat Samenwerken aan water daar ook de oorzaak van is, heeft gevolgen voor de wereld en zeker voor ons land met zijn lage ligging. T 92 Watermanagement door de eeuwen heen Er zal in de 21ste eeuw rekening gehouden moeten wor- De oplossing voor deze problemen is het oppervlakte- den met een sterke zeespiegelstijging en steeds hogere water meer ruimte te geven door gebieden te creëren, waterstanden in rivieren ten gevolge van verhoogde waarin het overtollige water kan worden opgevangen afvoeren. Daarnaast treden er zwaardere regenbuien op zowel in de boezemlanden als in de polders. in de zomer en is er meer neerslag in de winter. Maar er Indien het regenwater wordt afgevoerd via het riole- zullen ook langere perioden van droogte optreden door ringsstelsel, ontstaan tijdens hevige regenbuien proble- de toename van de verdamping als gevolg van de tem- men, omdat het stelsel hierop niet is gedimensioneerd. peratuurstijging. Het gevolg hiervan is, dat het rioolwater, bestaande uit Bovendien wordt steeds meer oppervlakte vooral in de afvalwater en regenwater, op het oppervlaktewater bebouwde omgeving verhard, zodat het regenwater, dat geloosd moet worden door zogenaamde overstorten van vroeger direct in de bodem binnendrong, nu meteen in ongezuiverd water. Om dit te voorkomen zal de capa- het rioolstelsel of in het oppervlaktewater terechtkomt. citeit van het rioleringsstelsel moeten worden vergroot. Binnen Delfland liggen veel polders, die het overtollige Het is niet efficiënt alleen de afmetingen van de ruim water uitmalen op een uitgebreid stelsel van de boezem 100.000 km riolering in Nederland te vergroten en daar- met een hoger waterpeil. Daarbij komt nog het opper- om wordt er tevens gewerkt aan een verbeterd gemengd vlaktewater van de boezemlanden, dat direct uitwatert stelsel door het aanleggen van grote bergbezinkbassins op de boezem. De boezem kan het water wel tijdelijk om het rioolwater tijdelijk op te vangen in bakken achter bergen, maar moet het daarna weer uitmalen op de zee de overstorten en het vuil daarin te laten bezinken. of de Nieuwe Waterweg via de zes boezemgemalen. Veel efficiënter is het ervoor te zorgen, dat het regenwa- Deze gemalen hebben een capaciteit van meer dan ter niet meer in het rioleringsstelsel terecht komt en 6000 m³ of zes miljoen liter water per minuut. naar de Afvalwaterzuiveringinstallatie (AWZI) moet wor- den afgevoerd. Dit kan door het aanleggen van een zogenaamd gescheiden rioleringsstelsel, dat wil zeggen dat het gemengde rioleringsstelsel wordt vervangen door een rioleringsstelsel voor het vuil- of afvalwater en een apart regenwaterstelsel, dat het regenwater vanaf de daken van de huizen en de verharding direct of indi- rect via het grondwater laat afvloeien naar het opper- vlaktewater.

Links: Gemengd stelsel afvoer afval- Als bij hevige en langdurige neerslag alle polders hun water/regenwater. Al het water overtollige water direct uitmalen op de boezem kan het wordt direct afgevoerd naar de peil daarvan te hoog worden, omdat de capaciteit van riolering. de uitwateringssluizen te klein is om het boezemwater uit te malen. Dit kan tot gevolg hebben dat de polderka- Rechts: den overstromen of verzakken, waardoor er schade in Gescheiden stelsel afvoer afval- de betreffende polders kan optreden. De andere oplos- water/regenwater. Het afvalwa- sing is, dat het water niet uit de polder geloosd mag ter wordt afgevoerd naar de worden, maar dan kunnen de landerijen, parken en stra- Een speciale oplossingsmethode bestaat uit het instel- riolering en het regenwater ten overstromen, met alle nadelige gevolgen van over- len van een flexibel peilbeheer, dus geen vast zomer- of naar het oppervlakte water of last. winterpeil. Er wordt dan een hoger peil in de polder toe- verdwijnt in de grond.

93 De toekomst gestaan, bijvoorbeeld door het instellen van stuwtjes, In het project ABC Boezem wordt gewerkt aan het verho- om goed water niet direct weg te pompen en een lager gen van de capaciteit van de gemalen en daarnaast aan peil om het betrekken van water vanuit de boezem zo het creëren van meer ruimte voor het water. lang mogelijk uit te stellen. Waterberging wordt gerealiseerd door waterlopen te ver- breden of extra oppervlaktewater aan te leggen en Om de problemen van de klimaatsverandering aan te gebieden voor waterberging aan te wijzen. Een betere pakken, hebben in 2003 de Vereniging van Nederlandse afvoer wordt verkregen door de capaciteit van de gema- Gemeenten (VNG), de Unie van Waterschappen (UVW), len die het water uitlaten op het buitenwater, te vergro- het Interprovinciaal Overleg (IPO) en het Rijk het ten. Daarnaast kunnen watergangen naar de gemalen Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW) ondertekend. worden verbreed en verdiept en kunnen er kortere ver- Hierin staat hoe ons land het watersysteem technisch en bindingen worden gemaakt tussen de polders en de ruimtelijk op orde moet brengen. In dit kader zijn de ver- gemalen. antwoordelijkheden tussen de verschillende overheids- niveaus verdeeld. De hoogheemraadschappen in onze In het project ABC Polders, bestaande uit 60 polders en gemeente hebben een taak op het gebied van het kwan- 10 boezemlanden, wordt gekeken waar de capaciteit van titatieve en kwalitatieve waterbeheer op zowel regionaal de berging, bemaling en afvoer vergroot kan worden, als lokaal niveau. Maar ook de Europese Kaderrichtlijn het peil kan worden aangepast en de waterkwaliteit kan Water (KRW) verplicht alle lidstaten van de Europese worden verbeterd. Hierbij spelen drie aspecten een rol, Unie maatregelen te treffen, die de waterkwaliteit van te weten: water vasthouden, bergen en afvoeren. sloten, kanalen, rivieren, kustwateren en grondwater Het water kan beter vastgehouden worden in het gebied verbeteren. Het is een wettelijke richtlijn, die bepaalt waar het valt, door het verharde oppervlak niet te ver- dat op lokaal niveau wordt afgesproken welke maatrege- groten en waar mogelijk te verkleinen, het regenwater len haalbaar en betaalbaar zijn. De gemeenten en hoog- beter te benutten door het op te vangen in bassins en heemraadschappen geven in 2009 aan op welke manier het vertragen van de afvoer via het grondwater. Het ber- zij een betere waterkwaliteit willen bereiken. In 2015 gen van het regenwater kan plaatsvinden door het moeten de wateren dan zo schoon zijn, dat zij hieraan oppervlaktewater (sloten, kanalen, vijvers) te vergroten. voldoen. Het afvoeren kan worden versneld door waterlopen te verdiepen en/of te verbreden en de verbindingen tussen De Hoogheemraadschappen van Delfland en Rijnland de waterlopen en gemalen te vergroten of het aanleggen Delfland heeft op de problematiek van de klimaatveran- speciale waterbergingen, die vooral bij korte en hevige dering ingespeeld met het project Afvoer- en buien (wolkbreuk) uiterst nuttig zijn. De aanleg van flau- Bergingscapaciteit (ABC) Delfland. Hierbij is onder- we taluds in de vorm van natuurlijke oevers kan de scheid gemaakt tussen ABC Boezem en ABC Polders. oppervlakte van de wateren sterk vergroten.

Het afvoeren kan worden versneld door de gemaalcapa- citeit te vergroten, waterlopen te verdiepen en/of te ver- breden, duikers te vervangen door watergangen of te vergroten en de verbindingen tussen diverse waterlopen en gemalen te verkleinen. Het project bestaat uit zo’n driehonderd onderdelen, die Te automatiseren stuw bij het als zij in 2015 zijn uitgevoerd, ervoor moeten zorgen dat Prins Clausplein. het watersysteem Delfland voldoet aan de normen van Bron: Projecten ABCDelfland het NBW. 2006

94 Watermanagement door de eeuwen heen Rijnland heeft voor zijn beheersgebied in de studie ge bebouwde gebied. In dit ruimtelijk plan wordt aange- Toekomstig waterbezwaar een toetsing van het water- geven, waar vóór 2015 extra oppervlaktewater nodig is systeem op wateroverlast uitgevoerd. Dit heeft geleid tot en hoe de potenties van het watersysteem kunnen wor- een duidelijke beleidslijn om in het boezemstelsel den benut om een prettige leefomgeving te creëren. In waterneutraal te bouwen. Hoe dat tot stand moet komen deze visie worden de ambities voor het water beschre- is aangegeven in de notitie Waterneutraal bouwen, die ven aan de hand van de thema’s waterkwantiteit, water- eveneens uitgaat van de trits vasthouden – bergen – kwaliteit en beleving. Deze ambities zijn samengevat in afvoeren. drie basisprincipes, die de visie dragen, te weten het verbinden van regionale en lokale waternetwerken, het Gemeente Leidschendam-Voorburg bevorderen van wijken met karakter en ruimte voor In 2007 heeft deze gemeente in samenwerking met de avontuur en ‘oog voor parels’. Hoogheemraadschappen van Delfland en Rijnland het Ontwerp-Waterplan Leidschendam-Voorburg ver- In het gebied is nog een duidelijke relatie aanwezig tus- vaardigd. Dit plan is een uitvloeisel van het NBW, waarin sen de ondergrond en het bestaande watersysteem. staat dat iedere gemeente het watersysteem in haar Door gebruik te maken van het water kan de structuur gebied technisch en ruimtelijk in orde moet brengen in van de bebouwde omgeving en de herkenbaarheid van een lokaal waterplan. de wijken versterkt worden. In het Waterplan is deze relatie gebruikt bij het zoeken van oplossingen voor Aangezien voor het buitengebied van de gemeente waterberging, bij het verbeteren van de waterbeleving reeds een integrale toekomstvisie is opgesteld, kan het en het versterken van de identiteit en het landschappe- waterplan beperkt blijven tot het huidige en toekomsti- lijke karakter van de wijken.

Boezem- en polderkaart gemeente Leidschendam- Voorburg. Het gebied tussen de Broeksloot en de Vliet watert direct af op de boezem. Een gedeelte van de Binckhorst en de Utrechtsebaan watert af op de polder. Bron: Waterplan Leidschendam-Voorburg 2007- 2015

95 De toekomst Voor de drie hiervoor genoemde lokale thema’s gelden de volgende doelstellingen:

A Waterkwantiteit Het watersysteem kan zoveel water bergen, dat water- overlast en verdroging worden voorkomen. B Waterkwaliteit Het water is schoon en ecologisch gezond en stroomt, ruikt fris, is helder, diep genoeg en kent een rijke flora en fauna. C Beleving Door de potenties van het water te benutten kan de leefomgeving aantrekkelijker worden.

De hiervoor benodigde maatregelen zijn: A Bij uitvoering van alle ABC-maatregelen voor het boe- zemland, bijvoorbeeld gelegen tussen de Vliet en de Broeksloot wordt ervoor gezorgd, dat het water- systeem voldoende functioneert en een voldoende beschermingsniveau biedt tegen wateroverlast. Daarbij dient rekening gehouden te worden met een aantal doodlopende sloten, die loodrecht op de boe- zemkanalen staan. De Broeksloot heeft te kampen met de uitstroom van het polderwater en overstorten en loopt aan de noord- oost zijde dood, wat vervuiling met zich meebrengt. Een verbinding vanaf dat punt met de Vliet kan dit probleem oplossen. Verder dient er gewerkt te worden aan het opheffen van de overstorten. Aan het bestrij- den van de overstorten wordt gewerkt door onder- grondse waterbergingen voor het regenwater aan te leggen. Voor de Veen- en Binckhorstpolder geldt een Boven: bergingstekort van 6 ha open water. Dit is vooral het Natuurvriendelijke oever- gevolg van de afwatering van het bedrijventerrein de profielen. Binckhorst (Haags grondgebied), die via een groot Bron: Natuur in de stad aantal lange duikers onder de spoorlijn en de Concept uitwerking natuurbe- Utrechtse Baan doorloopt. leid in Leidschendam-Voorburg B De fysisch-chemische waterkwaliteit in het stedelijk Onder: gebied is momenteel matig tot slecht. Er worden Libellenvriendelijk oeverbeheer. regelmatig lage tot zeer lage zuurstofgehalten aange- Bron: Natuur in de stad troffen, die voor een deel te wijten zijn aan kroos- Concept uitwerking natuurbe- groei, die bevorderd wordt door hoge nutriëntenge- leid in Leidschendam-Voorburg halten (stikstof en fosfaat). Bovendien is het afstro-

96 Watermanagement door de eeuwen heen mende water van de Utrechtse Baan naar het water- systeem van slechte kwaliteit. Zware metalen worden veelal in lage concentraties gemeten. De waterkwaliteit van de Vliet ten zuid- westen van de sluis in Leidschendam is over het alge- meen beter dan in het stedelijk gebied. Maatregelen om de waterkwaliteit te verbeteren zijn: terugdringen van emissies van nutriënten en zink, het baggeren en op diepte brengen van de watergangen, het vergroten van duikers of het vervangen van dui- kers door open watergangen. Om de ecologische kwa- liteit te verbeteren moet daarnaast de aanleg van natuurvriendelijke oevers worden gestimuleerd. De bestaande oevers hebben veelal een strakke, harde Het groenblauwe netwerk kan ook overgangen creëren waterkant van hout of steen en zijn daardoor niet tussen het stedelijk en landelijk gebied om de harde geschikt voor vissen en (water)vogels. Een natuurlijke grens tussen stad en land te verzachten. De beleving oever heeft een flauw talud, waarop riet en waterplan- van diverse plaatsen en gebieden kan door middel ten groeien. Deze vormen een goede leefomgeving van water vergroot worden, waardoor het karakter van voor deze dieren. De oevers kunnen een belangrijke wijken kan worden versterkt, bijvoorbeeld door de bijdrage leveren aan de ecologische verbindingszo- taluds van de waterlopen natuurlijker en gevarieerder nes. in te richten. In Essesteijn kunnen duikers worden vergroot of ver- C Het verbinden van de natuurlijke structuren, bestaan- vangen worden door open watergangen en het water de uit blauwe en groene assen, versterkt het groen- kan verbonden worden met de zone langs de spoorlijn blauwe netwerk. Den Haag–Leiden. De voordelen hiervan zijn: bij hevige regenbuien kan het water gemakkelijker wegstromen, door watergan- gen met voldoende capaciteit aan te leggen en dui- kers te vervangen door open watergangen. Hierdoor ontstaat een natuurlijke doorstroming en dit draagt bij aan een verbetering van de ecologische waarde, planten en dieren kunnen zich gemakkelijker verplaat- Waterpartij in de wijk sen en verspreiden en het natuurlijke zelfreinigende Essesteijn in Leidschendam- vermogen van het water wordt groter en is minder Voorburg. In het kader van het kwetsbaar voor lokale calamiteiten. Waterplan zullen een aantal waterpartijen via watergangen met elkaar worden verbonden en verbreed en een aantal waterpartijen worden toege- voegd om het open water te vergroten. Bron: Natuur in de stad Concept uitwerking natuurbe- leid in Leidschendam-Voorburg

97 De toekomst Verklarende woordenlijst ting (molen of gemaal) om in een bepaalde tijdeen- heid een hoeveelheid water uit te slaan. Aangelanden = Eigenaren van land, dat aan een bepaal- Bergbezinkbassin = Vuilreducerende voorziening in een de waterkering of watergang grenst. rioleringsstelsel met zowel een bergings- als bezink- Aanwas = Afgezet zand of klei aan de oever van een functie in de vorm van een bak. rivier of de kust als gevolg van een geringe waterbe- weging. Afvalwater = Verontreinigd water, dat wordt geloosd door huishoudens, bedrijven en instellingen. Afwatering = Afvoeren van overtollig water naar zee, rivier of boezem. Ambacht = Sedert Late middeleeuwen een dorpsge- meenschap. Rechtskring op het platteland met bestuurlijke bevoegdheden, onder andere op water- staatkundig gebied. In Delfland worden deze rechts- Beschoeiing = Grondkerende wand langs een waterkant gebieden per 1 juli 1858 opgeheven. van hout of beton, geplaatst ter voorkoming van Ambachtsbestuur = In het gewest Holland gevormd door afkalving, uitspoeling en instorting van de oever. de schout en de schepenen. Hebben zowel bestuur- Beurtvaart = Aan vergunningen gebonden vrachtvaart lijke als rechtsprekende bevoegdheid. van losse goederen volgens een vaste dienstregeling Ambachtbewaarder = Bewaker van de belangen van de met binnenschepen (beurtschepen), die zeilend een ingezetenen tegenover de schout. Het accent ligt route onderhouden tussen twee of meer havenplaat- daarbij op de uitvoering van de waterstaatkundige sen. werken en de controle van de financiën. Binnendijks land = Land, dat aan de binnenzijde van Ambachtsheer = Persoon, die het ambachtsrecht, waar- een waterkering ligt. onder de rechtspraak, bezit. Hij heeft eveneens het Binnenwater = Een water, dat niet uitmondt in zee. recht schout, schepenen en boden te benoemen. Boezem = Van het buitenwater afgesloten stelsel van Ambachtsheerlijkheid = Ambacht, waar de rechten van kanalen, vaarten, sloten en plassen ten behoeve van een ambachtsheer van toepassing zijn. de waterberging, waterafvoer en watervoorziening Amsterdams Peil = Vastgestelde waarde van het water- van de polders. peil, die eind 17de eeuw in Amsterdam wordt vastge- Boezemland = Onbedijkt land langs het boezemwater steld. Het nulpunt is de hoogte van de gemiddelde ter vergroting van de waterberging. vloed in het IJ. Het wordt op 18 februari 1818 bij Broekgrond = Laaggelegen en drassig gebied begroeid Koninklijk Besluit voorgeschreven als vergelijkings- met broekbossen, voornamelijk bestaande uit elzen vlak. Na gebleken onnauwkeurigheden in de jaren en wilgen. ’70 en ’80 van de 19de eeuw volgt een herziening Bronstijd = Periode in Nederland tussen ongeveer 2100 van de waterpeilen, die vanaf 1 januari 1891 worden tot 800 v. Chr. waarin bronzen voorwerpen worden aangeduid met het vergelijkingsvlak Normaal gevonden. Amsterdams Peil (N.A.P.). Brug = Verbinding voor het landverkeer tussen twee Baljuw = Vertegenwoordiger van de landsheer in een punten, die door een water gescheiden zijn. Er zijn regio vanaf de 12de eeuw tot 1795 en belast met de zowel vaste als beweegbare bruggen, de laatstge- Bergbezinkbassin in de rechtspraak. noemde kunnen worden onderscheiden in een hef- gemeente Leidschendam- Bataafse Republiek = Benaming voor Nederlandse Staat brug of ophaalbrug, een basculebrug, een draaibrug Collectie Gemeente onder de Franse heerschappij tussen 1795 en 1806. en een gierbrug. De oudste vaste bruggen zijn van Leidschendam-Voorburg Bemalingcapaciteit = Vermogen van een bemalinginrich- hout, later worden de bruggenhoofden en eventuele

98 Watermanagement door de eeuwen heen tussenliggende pijlers van steen gemaakt, met veel- 31 juli 1892 vastgesteld op 0,402 m – N.A.P. In 1957 al natuursteen op de hoeken. De beweegbare brug- gaat Delfland over op het N.A.P. als vergelijkings- gen hebben stenen bruggenhoofden met aanvanke- vlak. lijk een houten beweegbaar gedeelte, dat later in Dendrochronologie = Wetenschap, die zich bezighoudt staal wordt uitgevoerd. met het dateren van boomstammen (meestal eiken- Buitendijks land = Land gelegen tussen de waterkering hout) aan de hand van de in het hout herkenbare en de rivier. Ook wel uiterwaard genoemd. jaarringen. Buitenplaats = Veelal een landgoed voor rijke stedelin- Dijk = Opgeworpen aarden wal vaak met een steenglooi- gen, dat in oorsprong bestaat uit een kasteel, ver- ing bekleed, die dient als waterkering om het erach- sterkt huis, hofstede, buitenhuis of landhuis. ter gelegen land te beschermen tegen overstromin- Omgeven door een park of tuin met bijgebouwen, gen. De hoogte is groter dan die van de kaden, standbeelden, waterpartijen, boomgaarden en welke in het achtergelegen land liggen. moestuinen. Dijkgraaf = De benaming dijkgraaf verwijst naar de her- Buitenwater = De zee en de daarmee in open verbinding komst van de functie. Namens de dijkgraaf heeft de staande wateren. baljuw de verantwoordelijkheid voor de dijken en Buurtschap = In de volksmond ontstane benaming van andere waterstaatkundige werken. Tot 1574 wordt een locatie van enkele bij elkaar gelegen boerderijen het ambt van dijkgraaf verpacht, daarna wordt hij en woningen in gebieden en polders waar men zich door de landsheer benoemd. Sedert 1813 wordt hij vrij kan vestigen. op voordracht van de hoofdingelanden benoemd Castellum = Permanente Romeinse fortificatie voorna- door de Kroon. In 1841 vervalt de rechtsprekende melijk gelegen langs de Limes, die plaats biedt aan bevoegdheid, maar wordt hij voorzitter van het een cohort vooral bestaande uit hulptroepen. dagelijks bestuur en het algemeen bestuur van Chauken = Zeevarend volk uit Noord Duitsland, dat Delfland. invallen uitvoert langs de kust in 47 na Chr. en in de Donk = Hooggelegen plek in het landschap. Veelal een periode 170-174. (rivier)duin soms bedekt door een afzetting van klei Civitas = Romeins bestuursdistrict als onderdeel van of veen. een Romeinse provincie. De grenzen vallen min of Draaibrug = Brug, die in horizontale richting gedraaid meer samen met die van de oorspronkelijke stamge- kan worden. bieden. De hoofdstad van het district wordt ook civi- Droogmakerij = Gebied dat ter droogmaking van water- Houten duiker bestaande uit tas genoemd. plassen met een ringdijk is afgesloten van het boe- een holle boomstam uit de Consent = Tot in de 19de eeuw gebruikte aanduiding zem- en polderwater. Romeinse tijd met een schar- voor vergunning. Droogweerafvoer = De hoeveelheid afvalwater, die in nierbevestiging voor een klep. Cope = Door de landheer en boeren gemaakte overeen- droogteperioden wordt afgevoerd. Bron: Sluizen en stuwen komst ten behoeve van een planmatig opgezette vee- Duiker = Koker in een dijk of dam nontginning in het Hollands-Utrechtse veengebied. onder een weg of watergang, C14-datering = Bepaling van de ouderdom van organi- waardoor het water van de ene sche materialen als hout, bot of plantenresten op kant naar de andere kan stro- basis van de vervaltijd van de er in aanwezige radio- men. actieve koolstof. Duim = Oude lengtemaat, ruim 2,5 Dam = Gedeeltelijke demping van een watergang met cm. diverse materialen ter kering of geleiding van het Duinen = Gebied bestaand uit heu- water. vels van fijn zand door opwaai- Delflands Peil = Sinds 1562 de vastgestelde maat voor ing ontstaan op de strandwal- de bepaling van de waterhoogte in de boezem. Op len. Oude of lage duinen zijn in

99 Verklarende woordenlijst de prehistorie gevormd. Jonge of hoge duinen zijn stijgende en dalende zeespiegel wordt veroorzaakt later over de oude duinen en de achterliggende door de werking van zon en maan op het water in de gronden heen gewaaid. Atlantische Oceaan. De hoogte en laagte ervan Eergetouw = Oudste door ossen voortgetrokken werk- wordt aan onze kust en rivieren in belangrijke mate tuig voor bewerking van landbouwgrond. bepaald door de golfstroom, windkracht en wind- Elzenbroekbos = Vegetatie van zwarte elzen op een richting. moerassig terrein. Gilde = Vereniging van personen, die op grond van vaste Estuarium = Wijde, trechtervormige riviermond, waarin bepalingen hetzelfde ambacht uitoefenen met uit- eb en vloed zich sterk doen gevoelen. sluiting van andere personen. In 1798 opgeheven. Forum = Markt of plein in een Romeinse stad. Een open- Glaciaal = Relatief koude periode tijdens de ijstijd met bare rechtplaats, waar het volk samenkomt om uitbreidende landijskappen. publieke zaken te bespreken. Gors = Met gras begroeide landaanwas, die met Fossa Corbulonis = Kanaal, dat achter de oude strand- gemiddeld hoogwater niet meer onder water komt te wal tussen de Oude Rijn en de Maas is gegraven staan. OP verschillende plaatsen in ons land ook wel door Corbulo. schor of kwelder genoemd. Frankische periode = Germaanse stam der Franken in Gouden Eeuw = In de Nederlandse geschiedenis de Merovingische- en Karolingische tijd van de vierde benaming voor de 17de eeuw, waarin economische tot de tiende eeuw. bloei en wetenschappelijke en culturele vooruitgang Geestambacht = Ambachten gelegen op de geestgrond. plaatsvinden. In Delfland zijn dat Monster, Naaldwijk, Wateringen, Graaf = Van oorsprong een ambtenaar in dienst van de Rijswijk en Voorburg. landsheer, die belast is met de opperste rechtspraak Geestgrond = Hooggelegen strook zandgrond. In en later ook met het bestuur in een bepaalde regio. Delfland en Rijnland gelegen aan de binnenduin- Heeft een machtige positie en weet in de 9de eeuw rand. Vaak gaat het om afgegraven duinen. te bewerkstelligen, dat het ambt erfelijk wordt en hij Gemeenlandswerken = Waterwerken, die door de geza- kan optreden als landsheer. menlijke onderhoudsplichtigen worden uitgevoerd Grondwaterstroming = Verplaatsing van het grondwater of bekostigd. In Delfland zijn dit de zeewering, de onder invloed van de zwaartekracht van een plaats Oranjesluis, de buitendijkse werken en een aantal met een hoog grondwaterpeil naar een plaats met boezemwateren met langsliggende kaden. een lager grondwaterpeil. Germania inferior = Vanaf het jaar 85 Romeinse provincie Grondzeiler = Windmolen, waarvan de wieken net boven Neder-Germanië met als hoofdstad Keulen. Gelegen de grond scheren en de zeilen alleen vanaf de bega- ten zuiden van de Rijn ongeveer tot Tongeren. ne grond kunnen worden bediend. Het zijn boven- Germania superior = Romeinse provincie Boven- kruiers, waarvan met de draaibare kap de wieken op Germanië met als hoofdstad Mainz. de wind gezet kunnen worden. In Delfland het meest Gemengd rioolstelsel = Rioolstelsel, waarbij afvalwater gangbare type poldermolen. en regenwater door hetzelfde buizenstelsel worden Heemrecht = Waterstaatsrecht, dat betrekking heeft op ingezameld en afgevoerd. het beheer, onderhoud en toezicht op de werken ter Gescheiden rioolstelsel = Rioolstelsel, waarbij afvalwa- waterkering, afwatering en watervoorziening, uitge- ter en regenwater door afzonderlijke buizenstelsels voerd door de waterschappen. worden ingezameld. Het afvalwater wordt afgevoerd Heerlijke rechten = Bevoegdheid recht te spreken, naar een rioolwaterzuiveringsinrichting en het bestuursambtenaren te benoemen en belastingen te regenwater wordt rechtstreeks afgevoerd naar het heffen. Door de landsheer, zoals de graaf van oppervlaktewater. Holland, uitgegeven aan een ambachtsheer. Getij, tij = Periode van eb en vloed. Het verschijnsel van Afgeschaft in 1798.

100 Watermanagement door de eeuwen heen Heerlijkheid = In oorsprong een lokale feodale bestuurs- gens het hofrecht aan een landheer is onderworpen. vorm van een gebied, bestuurd door een (ambachts- Humus = Organisch materiaal in de bodem, ontstaan heer)heer, die hier bepaalde rechten en bevoegdhe- door ontleding van plantaardige en dierlijke afval- den heeft. stoffen. Van belang voor de vruchtbaarheid van de Heul = Overdekte doorgang in een dijk of dam,waarover grond. men kan rijden, om het water aan beide zijden met Hydrogeologie = Geowetenschap, die zich bezighoudt elkaar te verbinden. Ook wel duiker of overkluizing met onderzoek gerelateerd aan de stroming van het genoemd. grondwater met nadruk op het geologische milieu en Hoefslag = Gedeelte van de waterkering of watergang, op de samenstelling van het water. dat aan een of meerdere onderhoudsplichtigen IJzertijd = Periode in Nederland tussen 800 en 12 v. Chr. (ambachten) is toegewezen op grond van de grootte waarin ijzeren werktuigen en wapens worden van de oppervlakte van de hoeve. Plaatselijk aange- gebruikt. geven door palen met nummers. Industriemolen = Werktuig voor bewerking en verwer- Hoekse en Kabeljauwse Twisten = Burgeroorlog in king van producten, bijvoorbeeld korenmolen, olie- Holland in tweede helft van de 14de eeuw en in de molen en houtzaagmolen. 15de eeuw tussen de Hoeken (aanhangers van gra- Infiltratiegebied = Gebied, waar neerslag of oppervlak- vin Margaretha) en de Kabeljauwen (aanhangers van tewater zich vanaf het oppervlak neerwaarts graaf Willem V) . beweegt en het grondwaterreservoir kan voeden. Hoeve = Omheind stuk land met een hofstede of boer- Ingelanden = Landeigenaren of landgebruikers binnen derij (bouwmanswoning) van een bepaalde grootte, het rechtsgebied van een waterschap meestal 16 morgen. Ingezetenen = Inwoners binnen het rechtsgebied van Hoevenzijdwinde = Oudste gedeelte van de landschei- een waterschap. ding tussen Delfland en Rijnland vanaf de Inheems-Romeins = voorwerpen of gebruiken uit de Bezuidenhoutseweg in Den Haag tot aan de Romeinse tijd, die voortkomen uit de inheemse cul- Rokkeveenseweg in Zoetermeer. Aan het eind van de tuur maar beïnvloed zijn door de Romeinse cultuur. 13de eeuw geeft graaf Floris V de ambachten Inklinking = Daling van het grondoppervlak door het opdracht tot de aanleg van deze scheidingskade. De afnemen van het volume van de klei- of veenlagen naam is ontleend aan zijdwende, dat de betekenis als gevolg van het onttrekken van water door verla- heeft van dijk, weg of water aan de buitenste rand ging van de grondwaterstand of toenemende druk. van een landstreek, dus aan die zijde wendend. Integraal waterbeheer = Allesomvattende vorm van Holoceen = Jongste tijdvak van de geologische geschie- waterbeheer, met als doelstelling het realiseren van denis. Deze interglaciale periode aan het einde van een watersysteem, waarmee een duurzaam gebruik de laatste ijstijd begint 10.000 C-14 jaren voor van water wordt gegarandeerd. De doelen hebben heden, wat in kalenderjaren neerkomt op ongeveer zowel betrekking op water als ruimtelijke ordening 9.700 jaar v. Chr. en milieu. Hont = Oude Rijnlandse oppervlaktemaat van 100 roe- Interglaciaal = Relatief warme periode tussen twee gla- den, ongeveer eenzesde morgen ofwel 0,14 ha. cialen, waarin de landijskappen in omvang afnemen. Hoogheemraadschap = Waterschap met een zeeweren- Inundatie = Onderwaterzetting van een laaggelegen de functie. Publiekrechtelijk lichaam, belast met gebied als militair verdedigingsmiddel. voor de regionaal van belang zijnde waterstaatkun- Jaagpad = Pad langs een rivier of kanaal bestemd om dige taken. Kan tevens de betekenis hebben van het met mens of dier de trekschuit voort te jagen. Wordt gebied, waarover zich het gezag van de hoogheem- ook wel trekweg genoemd. raden uitstrekt. Kade = Geschoeide of gemetselde oeverstrook langs Horige = Halfvrije persoon, die in de middeleeuwen vol- een vaarwater of haven, waaraan schepen kunnen

101 Verklarende woordenlijst afmeren. Marien milieu = Omgeving, die in open verbinding staat Kade = Lage, smalle aarden dijk ter waterkering of met de zee. waterscheiding. Merovingische tijd = Vroeg- middeleeuwse periode van Karolingische tijd = Door Karel Martel gestichte Franse ca. 450-750, genoemd naar de Franse dynastie van koningsdynastie in de Vroeg-middeleeuwse periode het geslacht Merovech. van ca. 750-1000. Middeleeuwen = Periode tussen de val van Rome in 476 Kerstening = Bekering van een volk of een streek tot het en de renaissance, de wedergeboorte van de cul- christendom. tuur, aan het eind van de 15de eeuw. Keur = Algemeen geldende verordening bij waterschap- Mijl (Romeins) = Duizend passen. Ongeveer gelijk aan pen met geboden en verboden om het waterstaat- anderhalve kilometer. kundige systeem te beheersen. Molengang = Aantal molens achter elkaar, waarbij elke Koetshuis = Gebouw, dat gebruikt wordt voor het stallen molen het polderwater een trap hoger opmaalt. van rijtuigen en het opbergen van de toebehoren Morgen = Oude oppervlaktemaat als hoeveelheid land, zoals het paardentuig. die in een ochtend met een span ossen geploegd Kreek = Kleine, smalle waterloop ontstaan door getij- kan worden. De Rijnlandse morgen heeft een opper- denstroming of een overblijfsel van een vroegere vlakte van ongeveer 0,85 ha. loop van een rivier. Oer-IJ = Zeegat en achterliggend estuarium in de pre- Kwartair = Ook wel IJstijdvak genoemd is het jongste en historie en de Romeinse tijd, gelegen bij het huidige kortste tijdvak van de geologische geschiedenis en Velsen. begint ongeveer 1,8 miljoen jaar geleden. Het bestaat uit het Pleistoceen en het Holoceen, waarin de glaciale en interglaciale perioden elkaar afwisse- len. Kwelgebied = Gebied, waar grondwater zich beweegt in de richting van het oppervlak(tewater) veroorzaakt door het verschil in waterstand van twee gebieden. Lage Landen = In ruime zin Nederland en België. In enge zin de zeven noordelijke gewesten tijdens de Republiek der Verenigde Nederlanden in de periode 1588-1795. Landscheiding = Waterkering tussen de hoogheemraad- schappen Rijnland, Delfland en Schieland. Landsheer = Hoogste onafhankelijke heerser van een Oeverwal = Natuurlijke verhoging van de rivieroever, die landstreek. In ons gebied zijn dit tot 1795 achtereen- ontstaat door sedimentatie van zand, zavel en klei volgens de graaf van Holland, de hertog van bij overstromingen. Bourgondië en de Staten van Holland. Ontginning = Het in cultuur brengen van de bodem om Leenstelsel = Stelsel, waarbij vanaf de middeleeuwen deze geschikt te maken voor het verbouwen van pro- onroerende zaken in de vorm van lenen worden uit- ducten. gegeven door de leenheer aan de leenman. Ontwateren = Afvoer van overtollig water uit de bodem Limes = Grens van het Romeinse Rijk. In ons land de via drainage of greppels naar een systeem van Overzicht van de voornaamste Rijn. waterlopen. Voor grasland is dit ongeveer 60 cm en waterwegen in de Romeinse Maalpeil = Vastgestelde hoogste waterstand in de boe- voor bouwland 75 cm onder maaiveld. tijd met de erlangs gelegen zem, waarop het niet meer is toegestaan om de pol- Oost-Ambachten = De vijf sluisambachten in Delfland versterkingen. ders te bemalen. ten oosten van de waterkering, die de boezem

102 Watermanagement door de eeuwen heen scheidt, te weten Berkel, Hof van Delft, Kethel, Pijnacker en Vrijenban. Zie ook West-Ambachten. Opvoerwerktuigen = Middelen om het overtollige water uit een gebied af te voeren.

Links: Overzicht van verschillende opvoerwerktuigen. Bron: Atlas van Nederland, deel 15 Water, 1984

Een overtoom of overhaal om boten door middel van een windas over een dijk, tussen ketting is bevestigd om het vaartuig eroverheen te twee vaarwateren met verschil- trekken. lende waterpeilen, te trekken. Paleontologie = Tak van de geologie, die zich bezig- Bron: Middeleeuwse watermo- houdt met de bestudering van fossielen. lens in Hollands polderland Peilbeheer = Beheersing van het niveau van het opper- vlaktewater van een bepaald gebied, bijvoorbeeld van een polder of een boezem. Peilschaal = Plaat of lat met schaalverdeling in een water geplaatst om de waterstand te kunnen afle- zen. Boezempeil of Polderpeil Permafrost = Permanent bevroren bodem, waarbij het bovenste laagje in de zomer kan ontdooien. Polder = Gebied, dat door een waterkering is beschermd tegen het omringende water en waarbinnen de waterstand door middel van kunstwerken beheers- baar is. Regressie = Droogvallen van stuken land langs de zee- Boven 1: kust als gevolg van zeespiegeldaling en/of bodem- Peilschaal in de Veen- en Overlaat = Verlaging in de dijk om in extreme situaties stijging in de kuststreek. Binckhorstpolder bij Molen het water zijdelings af te voeren. Republiek der Verenigde Nederlanden = De de Vlieger, 1,38 m – DP. Overstort = Voorziening door middel waarvan bij regen Nederlandse Staat in de periode van 1588 tot 1795, Het Delflands Peil ligt het teveel aan rioolwater, dat bij hevige regenbuien bestaande uit de gewesten Holland en Zeeland, 0,43 m – NAP. niet in het rioolstelsel kan worden opgevangen, op Friesland, Sticht en Oversticht, Gelre, Brabant, Foto J. Rookmaaker het oppervlaktewater wordt geloosd. Vlaanderen en Limburg. Overtoom of windas = Een dam tussen twee vaarwate- Rioolstelsel = Vroeger een open- maar later een meestal Boven 2: ren met verschillend waterpeil, die voorzien is van overdekt buizen- of kanalenstelsel voor de afvoer Peilschaal in boezemwater de twee hellende vlakken met rollen met daarboven een van afval- en regenwater. Broeksloot bij Molen de Vlieger windas om vaartuigen over de dam te trekken. Aan Roede = Rijnlandse lengtemaat van 3,767 m, komt over- ligt op Delflands Peil. de windas is een treerad bevestigd, waaraan een een met 12 voet. Foto J. Rookmaaker

103 Verklarende woordenlijst Rolpaal = Paal geplaatst langs de binnenbocht van twee sluishoofd en schutsluizen met twee of meer sluis- trekvaarten, zodat de treklijn niet te ver over het hoofden. land kan lopen en de trekkracht zoveel mogelijk in De sluis kan een functie hebben voor: de lengte van de schuit werkt. Het zijn houten, later - de waterhuishouding met: een uitwateringssluis, stalen palen, waaraan soms een draaibare cilinder is inlaatsluis, irrigatiesluis, keersluis en spuisluis; bevestigd. - de scheepvaart met: een schutsluis en keersluis; Rosmolen = Door een paard aangedreven molen. - militair gebruik met: een inundatiesluis. Saksen = Germaanse stam, die tussen de Eems en de Naar ligging kan een onderscheid gemaakt worden Elbe woont en in 450 van daaruit Brittania en Noord- naar: een zeesluis, boezemsluis, poldersluis of Nederland verovert. molensluis en naar constructie een waaiersluis, dui- Schepen = Bestuurder van een plattelandsgemeen- kersluis, damsluis of schotbalksluis. schap, die overtredingen berecht waarop lage boe- De gebruikte afsluitmiddelen zijn van oudsher de tes staan. schotbalken, die aan weerszijden los in een spon- Schor = In het noorden van het land kwelder genoemd. ning liggen om de sluisopening af te sluiten. Schout = Bestuursambtenaar, die optreedt als handha- De klepdeur en enkele draaideur worden door de ver van het landsheerlijk gezag verantwoordelijk waterdruk gesloten. De hefdeur wordt door een voor de tenuitvoerlegging van vonnissen. Hij is openbaar aanklager en voorzitter van het college van de schepenen. Schouw = Regelmatig terugkerende inspectie door of vanwege de waterschapbestuurders van de staat van onderhoud van dijken, watergangen en wegen met de daarin gelegen waterwerken zoals sluizen en stuwen, welke aan de onderhoudsplichtigen is opgelegd. Schutsluis = Aan beide zijden afsluitbaar kunstwerk, waarin door aanpassing van het waterpeil schepen via de schutkolk van het ene waterniveau naar het andere gebracht kunnen worden. Ook wel sas of ver- laat genoemd. Seinmolen = Watermolen, die door Delfland is aangewe- zen om aan andere molens het sein door te geven, dat het maalpeil in de boezem is bereikt en het malen moet worden gestopt. Sekreet = Eenvoudig toilet zonder waterspoeling. Boven: Slagturven = Het winnen van veen, dat onder de water- Een rolpaal. spiegel is gelegen. Foto J. Rookmaaker Slaperdijk = Tweede waterkering, die het water moet keren, dat door of over de hoofdwaterkering Rechts: stroomt. Ook wel slaper of binnendijk genoemd. Tekening van een spuisluisje Sluis = Kustmatige waterkering, die de verbinding tus- met een hefdeur, bediend met sen twee wateren kan openstellen of afsluiten door een tredrad. middel van een open sluis of een duiker of koker- Bron: Sluizen en stuwen sluis. Men onderscheidt stroomsluizen met een

104 Watermanagement door de eeuwen heen Stuw = Constructie, die in een waterloop wordt geplaatst om de doorstroming te belemmeren, zodat achter de stuw de waterspiegel wordt verhoogd. Er zijn vaste en beweegbare stuwen met schotbalken of een schuif. Stuwwal = Door het landijs of gletsjers horizontaal opgedrukte grondlagen, die in de vorm van heuvels achterblijven. Terp = Opgeworpen hoogte van voornamelijk zand en klei in een dijkloos gebied als wijkplaats bij hoog water. windwerk omhoog gehesen en kan naar twee zijden Tiendrecht = Van oorsprong kerkelijk recht om een water keren. Eind 16de eeuw komen de puntdeuren evenredig deel (meestal een tiende) te innen van in gebruik, waarbij een onbeperkte doorvaarthoogte de gewassen of dieren van een grondeigenaar of ontstaat. -gebruiker. Spitsgracht = V-vormige Romeinse verdedigingsgracht Toendra = Uitgestrekte vlakte waarvan de bodem in de rond een stad of legerkamp. winter altijd bevroren en met sneeuw en ijs bedekt Springtij = Hoge vloed veroorzaakt door een combinatie is en in de zomer alleen de bovenlaag ontdooid is en van een bepaalde zonne- en maanstand. waarop dan mossen en kruiden groeien. Ook wel Stadhouder = In de Republiek der Verenigde Neder- steppe genoemd. landen de hoogste autoriteit in een gewest met veel Transgressie = Overstromen van stukken land langs de landsheerlijke bevoegdheden. In 1795 afgeschaft. zeekust als gevolg van zeespiegelstijging en/of van Stapelrecht = Tot in de 19de eeuw geldend recht, dat bodemdaling in de kuststreek. sommige steden, bijvoorbeeld Dordrecht bezitten Trap- of tredmolen = Molen aangedreven door in een om koopwaar, die wordt aangevoerd, in de stad op rad te lopen. te slaan en op de markt te brengen. Trekschuit = Veel gebruikt binnenvaartuig, dat vooral Staten van Holland en Westfriesland = Gewestelijk tussen 1630 en de tweede helft van de negentiende bestuur, waarin vertegenwoordigers van de steden, eeuw door een stapvoets lopend paard aan een lijn adel en geestelijkheid zitting hebben. Samen met de over het jaagpad wordt voortgetrokken. staten van de andere gewesten benoemen zij de Vaart = Gegraven water ten behoeve van de afwatering Staten-Generaal van de Nederlanden. of scheepvaart. Stijghoogte = Hoogte ten opzichte van een referentie- Veen = Natte, zuurstofarme en sponsachtige grond- vlak tot waar het grondwater opstijgt in een buis, die soort, die voornamelijk ontstaat uit verkoolde moe- zowel in open verbinding staat met de atmosfeer als ras- en waterplanten. Wordt in gedroogde vorm aan- met het grondwater in een watervoerend pakket. geduid als turf, dat bruikbaar is als brandstof. Stormvloed = Buitengewoon hoge zeewaterstand ver- Laagveen ontstaat onder invloed van grondwater en oorzaakt door zware storm uit het zuidwesten tot hoogveen onder invloed van regenwater. noordwesten. Verbeterd gemengd stelsel = Gemengd stelsel, dat voor- Houten schutsluisje bij Strandvlakte = Laagte tussen twee strandwallen. Door zien is van een bergbezinkbassin. Tienhoven met schotdeuren en de natte omstandigheden treedt er veenvorming op. Verhang = Gemiddelde helling van het stroombed van windassen in de twee sluis- Strandwal = Door de zee evenwijdig aan de kust opge- een rivier, beek of kanaal op grond van de verhou- hoofden geeft een indruk hoe worpen zandrug. ding van het verval tussen twee punten en de de vroegste schutsluizen er heb- Stroomrug = Zandige kleistrook in het rivierengebied, afstand daarvan. Meestal uitgedrukt in centimeters ben uitgezien. die van een oude stroomloop is overgebleven. per kilometer. Bron: Sluizen en stuwen

105 Verklarende woordenlijst Verhoefslaging = Aanwijzing van onderhoudsplichtigen rende verdedigingswerken. van waterkeringen of watergangen met betrekking Waterschap = Een overheidsinstelling met publiekrech- tot de hoefslag. telijk gezag, dat als taak heeft de behartiging van de Verval = Verschil in hoogte van de waterspiegel tussen waterstaatkundige belangen van de ingelanden en twee punten van de watergang. ingezetenen. Van oorsprong bestaan de taken uit de Vicus (vici) = Landelijke burgerlijke nederzetting (kamp- zorg voor de afwatering en waterkering binnen het dorp) in de Romeinse tijd zonder stadsrechten. beheersgebied. In de 20ste eeuw is de zorg voor de Meestal in de nabijheid van een castellum of op een waterkwaliteit daaraan toegevoegd. kruising van twee wegen gelegen. Watersysteem = Een geografisch afgebakend en samen- Visweer = Wand van samengevlochten wilgentenen in hangend geheel van oppervlaktewater, grondwater, een watergang om de stroomopwaarts zwemmende waterbodems, oevers en waterwerken met de daarin vis naar een afgesloten ruimte (visval) te leiden. voorkomende planten en dieren. Voet = Oude Rijnlandse lengtemaat van 0,314 m. Komt Welput = waterput, waarin grondwater door de bodem overeen met 12 duimen. en zijwanden binnendringt. Wachtdeur = Sluisdeur, die door de waterdruk opengaat West-Ambachten = De acht sluisambachten in Delfland en sluit. ten westen van de waterkering, die de boezem scheidt. Het zijn Naaldwijk, Maasland, Monster, Rijswijk, Schipluiden, Vlaardinger-Ambacht, Voorburg en Wateringen. Wetering = Watergang, tocht of brede sloot waarlangs de afwatering van laag gelegen gebieden plaats- vindt. Windas = Zie overtoom Windrecht = Zakelijk recht met betrekking tot de onbe- lemmerde windvang (molenbiotoop) voor de molen. De bebouwing of beplanting mogen op een bepaal- de afstand niet zo hoog zijn, dat het functioneren Wadden = Buitendijkse gronden, die alleen bij hoog- van de molen wordt belemmerd. water onderlopen. Waterbeheersing = Regelen van het waterpeil door middel van molens, gemalen, duikers, sluizen en stuwen. Boven: Waterbergingscapaciteit = Het volume water, dat gebor- Visval of visweer in een water- gen kan worden tussen het streefpeil en het aan- gang. vaardbaar hoogste peil. Bron: Fishing for the Waterbouwkunde = De leer met betrekking tot het ont- Mesolithic werpen, aanleggen en onderhouden van werken ten behoeve van het waterbeheer. Rechts: Waterhuishouding = De wijze, waarop in een bepaald Molenbiotoop van de in gebied het water wordt opgenomen, gebruikt en Voorburg gelegen molen langs afgevoerd onder invloed van het menselijk hande- de Trekvliet. len. Bron: Delflands kaarten Waterlinie = Aaneengesloten reeks van militaire werken Windwatermolen = Een door windkracht aangedreven belicht tot onderwaterzetting van stukken land met bijbeho- bemalinginrichting sedert het midden van de 15de

106 Watermanagement door de eeuwen heen eeuw in gebruik. De meest gangbare typen zijn de achtkante grondzeiler en de wipmolen. Wipmolen = Ontwikkeld uit de standerdmolen. Bestaat uit een bovenhuis, dat op de wind kan worden gezet en een onderhuis, waarin onder andere het schep- rad is opgenomen. Woeste grond = Niet in cultuur gebrachte grond. In de middeleeuwen grond, die aan niemand toebehoort en door de koning kon worden uitgegeven. Zoetwaterbel = Concentratie van zoet water in een omgeving van brak of zout water.

107 Verklarende woordenlijst Geraadpleegde literatuur

Arends, G.J. Sluizen en stuwen, De ontwikkeling van de Dohle, M. Over een nacht ijs. Prometheus, Amsterdam, sluis- en stuwbouw in Nederland tot 1940. Delftse 2004 Universitaire Pers, Delft, 1994 Duinwaterbedrijf Zuid-Holland. Duinwater natuurlijk Beets, D.J. Spek, A.J.F. van der en Valk, L. van der goed. Voorburg, 1997 Holocene ontwikkeling van de Nederlandse kust. Es, W.A. van, Sarfatij, H. en Woltering, P.J. Archeologie in Rijks Geologische Dienst, rapport 40.016, Project Nederland. De rijkdom van het bodemarchief. Kustgenese, Haarlem, 1994 Rijksdienst voor het Oudheidkundig Bodemonder- Beuker, J.R. , Sanden, W.A.B. van der en Vilsteren, V.T. zoek, Amsterdam, 1988 van Wonen en werken. Drents Museum, Assen, 1993 Ginkel, E.J. van en Magendans, J.R. De archeologie van Bicker Caarten, A. Middeleeuwse watermolens in Den Haag. VOM-reeks [deel 1, De Prehistorie, deel 2, Hollands polderland. Stichting Uitgeverij Noord De Romeinse Tijd, deel 3, De Middeleeuwen]. Den Holland, Wormerveer, 1990 Haag, 1991 Bloemers, J.H.F. , Louwe Kooijmans, L.P. en Sarfatij, H. Ginkel, E. van en Steehouwer, K. ANWB Archeologieboek Verleden Land. Archeologische opgravingen in Nederland. Monumenten van het verleden. ANWB b.v. Nederland. Amsterdam, 1981 Den Haag, 1998 Boer, D.E.H. de, Herwaarden, J. van en Scheurkogel, J. Ginkel, E.J. van, Jager, S. en Kort sr., J.D. de Middeleeuwen. Martinus Nijhoff, Groningen, 1995 Hunebedden. Monumenten van een Steentijdcultuur. Boer, E.J.F. de en Eekelen, R. van Natuur in de stad. Uitgeverij Uniepers, Abcoude, 1999 Uitwerking van het Natuurbeleid in Leidschendam- Gorris, G., Hardenberg, H. en Meide, D. van der Dorp Voorburg. Bureau Waardenburg b.v., 2003 aan de Vliet. Voorburg, 1977 Brandenburgh, C.R. en Hessing, W.A.M. Matilo – Gouw, J.L. van der e.a. Honderd jaar Provinciale Rodenburg – Roomburg. Gemeente Leiden/Dienst Waterstaat in Zuid-Holland. ’s-Gravenhage, 1975 Bouwen en Wonen, Amersfoort, 2005 Groen, K. en Schmeink, T. Waterschappen in Nederland. Brouwer Schut, H. e.a. Boerderijen in Voorburg, Bosch en Keuning nv. Baarn, 1981 Historisch Voorburg, jaargang 9, nr. 2. Voorburg, 2003 Gutjahr, C.C.M. en Valk, L. van der 6000 jaar ontstaans- Buisman, J. Duizend jaar weer, wind en water in de Lage geschiedenis van de kustvlakte tussen Rijn en Maas. Landen. (3 dln). Van Wijen, Franeker, 1995 Midden-Delfkrant jaargang 20, nr. 1 en 2. 1996 Burm, P. Het Nederlandse landschap, 2000 jaar men- Harms, M.J. en Duijvestein, G.M. Voorburg in grafiek senwerk. Teleac Kosmos- Z&K Uitgevers, Utrecht/ 1600-1900. Voorburg, 1996 Antwerpen, 2003 Harms, M.J., Langerak, G.Th. en Milot, C. Kroniek van Chorlton, W. De Planeet Aarde, IJstijden. Time-Life boe- Voorburg (deel 5, Voorburg aangekaart. Ruimtelijke ken, Amsterdam, 1984 ontwikkelingen van een dorp aan de Vliet in kaart Commissie Waterbeheer. Anders omgaan met water. gebracht; deel 9, Archeologie en Historie. Sporen in Waterbeleid in de 21ste eeuw, 2003 de tijd). Voorburg, 1988 resp. 1989 Daams, drs. F.H.C.M. en Kort Sr, J.D. de Over, door en Havelaar, drs. J.J. e.a. Als men met de Trekschuiten van om de Leytsche Dam. Geschiedenis van een gouden Delf den Hage inkomt… Stichting Haags Industrieel gemeente. Leidschendam, 1988 Erfgoed. Den Haag, 1998 Dane, J. Voorburg in de Romeinse tijd. Delftse Helm, F.J.A.M. van der ’t Sluijsje (1580-1834), het onbe- Universitaire Pers, Delft, 1992 kende Rijswijkse buurtschap bij Den Haag. Dendermonde, M. en Dibbets, ir. H.A.M.C. De dijken. ’s-Gravenhage, 2007 De Bezige Bij, Amsterdam, 1957 Hendriks, J. Archeologie in de Lage Landen. Utrecht, Dijk, W.J. De Laakhaven. Gemeentebestuur van 1994 ’s-Gravenhage. Den Haag, 1932

108 Watermanagement door de eeuwen heen Hingh, A. de en Vos, W. Romeinen in Valkenburg (ZH). Koot, J. M. In kannen en kruiken. Veertig jaar archeolo- De opgravingsgeschiedenis en het archeologische gisch onderzoek in Rijswijk. Rijswijk, 1994 onderzoek van Praetorium Agrippinae. Hazenberg Krogt, M.R. van der, Leer, C.L. van der en Zon, J.H.M. Archeologie, Leiden, 2005 van der Kadastrale Atlas Zuid-Holland 1832. Deel 11, Hogendijk, J. Van dorpspomp tot hogedrukwater- Voorburg. Stichting Kadastrale Atlas Zuid-Holland, leiding. Drinkwaterleidingbedrijf De Vlietstreek, Historische Vereniging Voorburg. Voorburg, 2000 Voorburg, 1988 Kouwenberg, H. Varen in Zuid-Holland. Uitgeverij Holleman, T. Nederland in de prehistorie. Teleac/NOT, Hollandia bv, Baarn, 1992 Tirion, Baarn, 1999 Laane, R. e.a., De zee, de zee, de Noordzee. Ministerie Hoogheemraadschap van Delfland. Hoogheemraad- van Verkeer en Waterstaat, 1990 schap van Delfland 1289-1989. Delft, 1989 Lagas jr., mr. P.C. De historie van de ‘Nieuwe Hoogheemraadschap van Delfland. Jaarverslag. Veenmolen’, een introductie. Stichting en Vereniging Rotterdam, 2003 De Nieuwe Veenmolen. Voorburg, 1993 Hoogheemraadschap van Delfland. ABCDelfland: Leer, drs. C.L. van der Historische wandelingen in Samenwerken aan water. Maatregelen tegen water- Voorburg en omgeving. Waanders Uitgevers, Zwolle, overlast en overstromingsgevaar. Delft, 1998 2001 Hoogheemraadschap van Delfland. Projecten Lems, E. Op pad in de Middeleeuwen. Fibula/Unieboek ABCDelfland. Overzicht 2006. Delft, 2005 bv. Houten, 1994 Huygens, C. Mijn leven verteld aan mijn kinderen. Looman, H.J. Wij en het water. Elsevier, Amsterdam, Bert Bakker, Amsterdam, 2003 1957 Janse, H. Amsterdam gebouwd op palen. Ploegsma bv, Louwe Kooijmans L.P. e.a. Nederland in de Prehistorie. Amsterdam, 1993 Bert Bakker, Amsterdam, 2005 Jansma, K. en Schroor, M. Onze vaderlandsche geschie- Lucas, E. De wegen van het water. Waterbeheer in de denis. Uitgeverij Inter-Combi van Seijen, Leeuwarden, 21ste eeuw. Teleac/NOT. Terra/Lannoo, 2001 1987 Maarleveld, Th.J. Archeologie onder water. Meulenhoff, Jonge, W. de Een hogelijk gewaardeerde vestigings- Amsterdam, 1990 plaats aan het Westeinde. Archeologische Werkgroep Midden-Delfland Vereniging, Midden-Delfkrant, Water & Voorburg, Voorburg, 1998 waterwegen in Midden-Delfland, 2007 Jonge, W. de Tussen Vliet en strandwal. Archeologische Ministerie van Verkeer en Waterstaat, Directoraat- Werkgroep Voorburg, Drukkerij Excelsior bv. Generaal Rijkswaterstaat. Integraal waterbeheer. Peil Leidschendam, 1998 in beweging voor natuurlijke wateren in Nederland. Jonge, W. de en de Archeologische Werkgroep Voorburg. Den Haag, 2005 Sijtwende. De geschiedenis en archeologie van een Ministerie van Verkeer en Waterstaat, Directoraat- veranderend landschap en zijn bewoners. Generaal Rijkswaterstaat. Integraal waterbeheer, Archeologische Werkgroep Voorburg, 2001 Verdroging. Den Haag, 1994 Jonge, W. de, Bazelmans, J. en Jager, D. de Forum Ministerie van Verkeer en Waterstaat, Waterkader, Hadriani. Van Romeinse stad tot monument. Matrijs, Vierde nota Waterhuishouding, Regeringsbeslissing. Utrecht, 2006 Den Haag, 1998 Joode, T. de en Bernard, P. De mens en het water. Mulder, Ed F.J. e.a. De ondergrond van Nederland. Uitgeverij M. & P. bv. Weert, 1989 Wolters-Noordhoff, Groningen/Houten, 2003 Koot, H. en Have, B. van der Graven in Rijswijk. De Nieuwenhoven, dr. P.J. van en Braakhekke, ir. W. Water, Steentijdmensen van Ypenburg. Stichting Rijswijkse bron van al het leven. Wereldnatuurfonds, J.A. Bos Historische Projecten, 2001 Sulpke, Sassenheim, 1991

109 Geraadpleegde literatuur Noort, J. van den De hand in eigen boezem. Wording van een land]. Elsevier, Amsterdam, 1987 Waterkwaliteit in het Hoogheemraadschap van Waasdorp, J.A. Van Romeinse soldaten en Cananefaten. Delfland 1888-2003. Uitgeverij Verloren, Hilversum, Gebruiksvoorwerpen van de Scheveningseweg. 2003 VOM-reeks 1999 nummer 2. Gemeente Den Haag, Nijs, T. en Beukers, E. Deel 1. De Geschiedenis van Dienst Stadbeheer Holland tot 1572. Verloren, Hilversum, 2002 Water-Wijzer 2004-2005. Nederland leeft met water. Ottevanger, G. e.a. Molens, gemalen en andere water- Feiten en cijfers waterbeheer in Nederland. 2006 staatkundige elementen in Midden-Delfland. Wielen-de Goede, M. van der De nieuwe trekweg langs Provinciale Waterstaat Zuid-Holland, Den Haag, 1985 de Vliet. Leidsche Historische Reeks. Primavera Pers, Postma, C. Het Hoogheemraadschap van Delfland in de Leiden 2006 Middeleeuwen,1289-1589. Uitgeverij Verloren, Wilt, C.G.D. de Klapwijk, G.J. , Tuyl, J.D. van en Ruseler, Hilversum, 1989 A.C. Delflands kaarten belicht. Hoogheemraadschap Rood, M. e.a. Waterplan Leidschendam-Voorburg 2007- van Delfland, Uitgeverij Verloren, 2000 2015. Gemeente Leidschendam-Voorburg en de Wolf, dr. J. Mensen uit de Oertijd. Holland, Haarlem, Hoogheemraadschappen van Delfland en Rijnland, 1979 2007 Zagwijn, W.H. Nederland in het Holoceen. Roebroeks, W. Oermensen in Nederland. De archeologie ’s-Gravenhage, 1986 van de Oude Steentijd. Amsterdam, 1990. Sanden, W.A.B. van der e.a. Mens en mammoet. Drents Museum, Assen 1993 Scherer, K. en Werkman, E. Nederland, leven met het water. Elsevier, Amsterdam, 1978 Schmeink, T. Nederland waterstaat. De Volharding, Amsterdam, 2000. Stichting Wetenschappelijke Atlas van Nederland, deel 15, Water. Utrecht, 1984 Stumpe, J. Waterbeleid voor de 21ste eeuw. Geef water de ruimte en de aandacht, die het verdient. Commissie Waterbeheer 21ste eeuw. Den Haag, 2000 Teixera de Mattos, Jhr. L.F. de Waterkeeringen. Waterschappen en polders in Zuid-Holland, deel I en II, Den Haag, 1906 en 1908 Vandersmissen, H. Het woelige water. Watermanagement in Nederland. Teleac/NOT, Inmerc bv. Wormer, 1998 Veen, M.A.A. van en Waasdorp, J.A. Archeologische- geologische kaart van Den Haag. Haagsche Oudheidkundige publicaties, nr. 5, Den Haag, 2000 Ven, G.P. van de Leefbaar laagland. Geschiedenis van de Waterbeheersing en landaanwinning in Nederland. Matrijs, Utrecht, 1996 Vereniging van Exploitanten van Waterleidingbedrijven in Nederland. Ons dagelijks water. VEWIN, Rijswijk Verwey, G. Geschiedenis van Nederland. [deel 1,

110 Watermanagement door de eeuwen heen De auteur en medewerkers

De auteur ir. Hilbert Mast (1935) was 18 jaar toen op Bij de totstandkoming van het boek is de auteur zeer 1 februari 1953 tengevolge van een stormvloed een veel dank verschuldigd aan de heer mr. J. Rookmaaker watersnoodramp ons land teisterde. Op vele plaatsen in en mevrouw F. Okx voor het verzamelen van informatie zuidwest Nederland braken de dijken door en 250.000 voor de respectievelijke onderdelen Varen en ha land werd direct door de stormvloed getroffen. Bedrijvigheid. 300.000 Mensen verloren alles wat zij bezaten en bijna Voor het verkrijgen van de benodigde illustraties heeft 1.500 mensen verloren het leven. Het was deze confron- de auteur veel hulp ontvangen van het Gemeentearchief tatie, die mede de aanleiding was om aan de Technische Leidschendam-Voorburg en voor het bewerken ervan Universiteit de studie Weg- en Waterbouw te beginnen. van de heren W. Beek en M.J. Harms en de heer en Binnen deze studierichting namen de vakken polders, mevrouw G. en J. Langford-Mast. landinrichting en planologie een belangrijke plaats in. Later nog aangevuld met stedenbouwkunde. De auteur heeft getracht alle rechthebbenden van het Nog tijdens zijn studie was hij werkzaam bij de Rijks- illustratiemateriaal te achterhalen. Mochten personen of waterstaat, afdeling Deltadienst, waar hij zich bezig instanties desondanks van mening zijn, dat ze bepaalde hield met de geo-hydrologie en de inrichting van de rechten hebben, dan kunnen zij zich wenden tot de Deltameren. auteur.

Na zijn studie is hij jarenlang werkzaam geweest bij een cultuurtechnisch adviesbureau op het gebied van land- inrichting en ruimtelijke ordening. Het werkterrein omvatte planning, inrichting en uitvoering van steden- bouwkundige, recreatieve en natuurprojecten, in vele gevallen met specifieke waterstaatkundige oplossingen. Ook nam hij zitting in verschillende commissies, werk- groepen e.d. zowel op landelijk als lokaal niveau en hield hij lezingen over dit onderwerp. In Leidschendam-Voorburg is hij als bestuurslid van De Hollandsche Molen actief geweest bij verplaatsing en inrichting van Molen de Vlieger, waarbij met name aan- dacht is geschonken aan het ontstaan en inrichting van de Veen- en Binckhorstpolder door middel van model- len, kaarten, tekeningen en foto’s. Voor de gemeente heeft hij deelgenomen aan diverse platforms, werkgroepen en klankbordgroepen, onder meer bij het opstellen van het Waterplan Leidschendam- Voorburg.

111 De auteur en medewerkers Colofon

Historische Vereniging Voorburg Deze uitgave werd mede mogelijk gemaakt Secretariaat: Postbus 49 dankzij financiële bijdragen van: 2270 AA Voorburg telefoon: 079 341 76 04 Agterdenbosch NVM Makelaars website: http://www.historischvoorburg.nl e-mailadres: [email protected] Duinwaterbedrijf Zuid-Holland

Bestuur Gemeente Leidschendam-Voorburg dr. R.M.W. van Gelooven, voorzitter B.W. Pel, secretaris Hoogheemraadschap van Delfland ir. F.G.W. Steinhorst, penningmeester ir. J.S.W. van Gennip Mooijman Assurantiën te Voorburg J.L. Kok RA drs. G.H.J. Rijkhoff Rabobank Leidschendam-Voorburg C. Verbeek

Lidmaatschap 2008 21 euro Gezin 25 euro

Penningmeester HVV te Voorburg Postbank 288321 Rabobank te Voorburg rekeningnummer 12 76 78 743

Historisch Voorburg Jaargang 14 (2008), nummer 1

Redactieadres Laan van Rustenburg 16 2271 XT Voorburg telefoon: 070 386 84 95

Redactie Anne Jacobs Gerard Langerak Kees van der Leer

Vormgeving basisstramien Studio Tigges, Rijswijk

Opmaak en productie Drukkerij Verloop, Alblasserdam

ISSN 1381 – 4672

Copyright Overname van teksten uit ‘Historisch Voorburg’ is uit- sluitend toegestaan na schriftelijke toestemming van de redactie.

112 Watermanagement door de eeuwen heen aemngmn ord ewnheen eeuwen de door Watermanagement

Historisch Voorburg

Jaargang 14

2008

Nummer 1

Watermanagement door de eeuwen heen Met voorbeelden uit West-Nederland en Voorburg