RV Graaf Van Hompesch 1708
Total Page:16
File Type:pdf, Size:1020Kb
R. V. Graaf van Hompesch 1708. DE ERFENIS VAN DE BREDERODE'S DOOR MR. PETER VAN MEURS. III. N de vergadering van de Staten van Holland van 17 November 1725 deed de Raadpensionaris uit naam van , de Gekommitteerde Raden verslag 1) van hetgeen tot, het bekomen van Vianen was verricht. Wij zien daaruit, hoe de zaak op touw was gezet. De Generaal GraafvAN HOMPESCH had in 1722, toen hij Nederlands Gezant aan het Hof van de Koning van PRUISEN was, aan de Raad- pensionaris kennis gegeven, dat hem twee schuldbrieven ten bedrage van f27.250, met f 2200 aan verlopen interessen, toebehorende aan de Graaf VAN WARTENSLEBEN, nu bekend als Graaf VAN FLODROF,2) en gehipo- tekeerd op Vianen, te koop waren aangeboden. De Raadpensionaris had, uit overweging dat de koop zou kunnen dienen om de Heerlikheid meester te worden, het geval in het geheim aan de Gekommitteerde Raden meegedeeld. Met hun goedvinden waren de schuldbrieven toen voor f 31.277 gekocht door de Kommies 1) Sekrete rezolusies. 2) Deze naam hadKAREL SEMPRONIUS PHILIP, Graaf VANWARTENSLEBEN, erbij aangenomen, nadat zijn vrouw, JOHANNAMARGRIET HUYSSEN, dochter van HENDRIKHUYSSEN, heer van Kattendijke, door haar oudmoei MARGR!ETHUYSSEN en de derde man van deze,ADRIAAN GUSTAAF, Graaf VANFLODROF, (Zie hiervoren blz. 202) als kind was aangenomen.Door het tweede huwelik van deze oudmoei met ALBRECHT,GraafvAN DOHNA, kan FLODROF-WARTENSLEBENin het bezit van de schuldbrievenzijn gekomen. 234 ter Griffie van Haar Hoog-Mogenden KONSTANTIJN RUMPF, met wiens broer KAREL VAN RUMPF, toen Sekretaris van Graaf HOMPESCH, de briefwisseling was gevoerd. De schuldbrieven waren daarna ter Finansie neergelegd, met een akte van RUMPF, waarbij hij aannam, ze op order van de Gekommitteerde Raden aan het Gemene land te transporteren. Het was echter niet nodig geweest, de stukken te ge- bruiken, want, nadat de Raadpensionaris in Mei 1725 had vernomen, dat de Graaf van der LIPPE aan het handelen was over de verkoop van Vianen, had hij Graaf HOMPESCH bereid gevonden, zich als koper op te doen en daartoe een persoon van vertrouwen naar het Hof van LIPPE te zenden, die het in zijn hand had gekregen, de koop te sluiten. De Staten hadden toen, nadat de Raadpensionaris hun opening van de zaken gegeven had, de Gekommitteerde Raden gemachtigd, alles te doen, wat tot het bekomen van de Heerlikheid zou kunnen dienen (19 Junie 1725 1). Daarop was 3 September y2s de koop gevolgd. Vermeldenswaardig is nog de meedeling van de Raadpensionaris, dat, volgens spesifikasie, voor Schepenen van Vianen in 1 707 geverifieerd, de toenmalige Graaf van der LIPPE 228497 gulden 15 stuivers en 2 penningen tot redding van de boedel van BREDERODE betaald had. Voorts deelde de Raadpensionaris mee, dat tot beloning van degenen, die de Graaf VAN HOMPESCH had gebruikt, reiskosten, kosten van de wissel, overmaken van het geld enz. omtrent 5500o gulden uitgegeven was, waarbij nog zouden komen de kosten van de overdracht en huldiging. Op dit verslag machtigden de Staten de Gekommitteerde Raden, om verder te bezorgen wat nodig mocht zijn. Te gelijker tijd berichtte de Raadpensionaris, dat sommige personen verzocht hadden om een beloning voor hun diensten, in deze zaak bewezen. Onder dezen kwam voor een broerszoon van HOMPESCH, WILLEM VINCENT, kornet onder de Garde te paard. Hij werd 15Mei 1727 gekommitteerd als Ritmeester 2), maar het blijkt niet, dat dit in verband met deze zaak gebeurde. Wel zal een beloning geweest zijn, dat aan...., Lieutenant te paard in Saksiese dienst, de eerstvaserende kompanjie te paard werd toegezegd. In de Sekrete rezolusie van de Staten van 28 Desember 1725 is de naam zo door stippels aangeduid. Dit besluit werd bij gewone rezolusie van 6 Maart 1726 bevestigd, waarop hem de 9e Maart een kompanjie in het regiment karabiniers van de Kolonel VAN LijNDEN" werd gegeven. Volgens deze rezolusies heette hij JOHAN ANTONIE GUNTER, Baron VAN PIDERIT. Hij bestond de Lippese Prezident zeer na, want FUCHS schreef 12 Februarie 1726 uit Vianen aan deze : 1) A. v. 2) Kommissieboekvan de Raad van State, AlgemeenRijksarchief. 235 Es befindet sich der Herr YON PIDERIT, Cornet in Sächsischen diensten, vom vorigen freitag hier. Ich dilrfte kunftigen Sonntag, geliebt es Gott, eine tour in den Haag mit Ihme thun, aber vor mich nur 8 tage ausbleiben. Ich hoffe also, das gliick und die Ehre bald zu haben, Eures Hochwohlgebohrnen Herrn sohn alhie aufzuwarten. Duideliker schrijft BLUME, 15 Februarie 1726 uit Vianen : Dass Eures Hochwollgebohrnen Herr sohn der Herr Cornet nach dem Haag gangen, habe mit vielen plaisir vernommen, und wird mihr nichts lieber seyn, alss die Ehre zu haben, demselben hier zu sehen und auffzuwarten. en 26 Maart 1 726 : Der brieff nach dem Haag an den Herrn rittmeister YON PIDERIT, welcher mihr die Ehre gethan, das gliikliche avancement zu notificiren, gehet heute in begleitung meiner gratulation daruber dahin ab.... Ich habe indessen die Ehre, auch Euren Hochwollgebohrnen iiber diesen gluklichen succes dero Herrn sohns in seinu fortune hierdurch zu gratuliren. 7. NADERE REGELINGEN TOT 1729. De Gekommitteerde Raden kwamen al spoedig tot het besluit, dat, al waren er bij de overdracht van Vianen verschillende zaken ter plaats behandeld, nog een bezoek aan die stad zou nodig zijn, om de overgebleven moeielikheden te regelen. Reeds 4 Desember y25 schreef BLUME de Prezident over een aan- staand bezoek van kommissarissen van de Staten. Uit andere brieven aan de Prezident I) blijkt, dat hun komst lang vertraagd werd, eerst door strenge vorst en later door hoog water. ,,Von kalte ist meine hand kaum im stande, zu schreiben", schreef BLUME onder een brief van 22 Januarie 1726. Het duurde nog tot 15 Maart 1726 voordat het jacht van de Staten met de Heren v66r de stad kwam. Over de plechtige ontvangst schreef BLUME 19 Maart d. a. v. : , ....... habe die Ehre gehabt, zu berichten, dass damahlen auff den folgenden tag, den i5ten, die Ankunfft der Herren Deputirten auss dem Haag bevorstiinde, so denn auch wurklich erfolget. Und sind dieselbe, nahmentlich der Herr ELIBO, burgemeister der Stadt Dordrecht, und Herr DE MARSEVEYN,von Amsterdam, beyde auss dem collego der Herren Conimitteerde Raeden der Staaten von Holland und Wesifriesland, nebst dem Herrn Fiscal und Proczrrezir-general Nobeling und einem Secrelario am gesagten 15ten dieses gegen 12 uhr mittags in einer Jagd hier angekommen, und nicht weniger von dem Stadtmagistrat und einigen Scheppen bey anlanden empfangen alss ihnen zu ehren eine gantze Stunde und langer die glokken gelautet. So bald sie an land aussgestiegen, haben sie sich in eine kutsche gesetzet und kamen auf hiesiges Schloss, ohne doch vorher ihre ankumfft uns zu notificiren. Wir haben nach kurtzer deliberation; wass bey solchen umb- standen zu thun, dafiir gebalten, dass wir nicht entohniget seyn k6nten, von unsern zimmern zu ihnen zu gehen und sie wegen ihrer glilklichen ankunfft zu gratzzliren; und haben uns also zu Ihnen hinunter in den grossen Saal begeben und mit einem kurtzen compliment Pro re nata bewillkommt, worauff sie denn auch unsere und die ?brige zimmer besahen, demnachst sich wieder in die kutschen setzten und in die Stadt nach der kirchen, von da nach dem Rahthauss, und so wieder nach der Jagd sich begeben, worinn sie auch logiren, schlaffen und speissen. Des folgenden morgens, den 16ten, haben wir ihnen ein compliment 1) Van 22 Januarie, 12 Februarie en 14 Maart 1726. 236 machen und zur visite uns anmelden lassen. Haben sich aber, weil sie noch in andern besoinges waren, excusiret, und ersuchet, wir es nicht ilbel nehmen mochten. Sie wolten diese woche selbst zu uns kommen. Solches ist nun noch zur zeit nicht geschehen. Blijkens de volgende brief van BLUME, van 22 Maart 1726, was na het verzenden van zijn vorige, nog dezelfde dag, een uitnodiging van de afgevaar. digden uit Den Haag tot hen beiden gekomen, om de maaltijd te komen ge- bruiken, en reeds enige uren tevoren tot een bespreking aanwezig te zijn. Zij waren daarop om 12 uur naar het jacht gereden en daar voor de kamer van de Heren door de Sekretaris ontvangen. Na "reciproque curialen" had men zich gezet en had de Fiskaal NOBELING de voorstellen gedaan. Over de ontvangst waren de Lippese Heren zeer, over de uitslag van de beraadslagingen minder tevreden. De maaltijd eindigde met een verhoogde stem- ming. BLUME meldde toch 26 Maart 1726, over de Gekommitteerden handelende : So viel wir urtheilen konnen, scheinet 's, dieselbe haben vornehmlich in commissiv gehabt, die hiesige Stadt- und kirchensachen, sodenn die admittistratiolt der l2evenuen zu reguliren, nicht aber die achterstellige afairen mit uns finaliter zu erledigen, sondern wir werden des Endes, allem ansehen nach, woll nach dem Haag zu gehen gemiissiget werden. Inmittelst die wahrheit zu bekennen, konnen wir woll sagen, dass es sehr verstdndige, equitable und h6ffliche leute sind. Sie haben nicht allein, alss wir heute 8 tage bey Ihnen zu mittag gegessen, uns mit aller belebtheit entrtteniret, sondern auch alss wir mit einer ziemlichen Erhohung abscheid nahmen und nach der stadt fuhren, mit 3 canonschilssen von ihrer Jagd begleitet. Vorgestern haben wir die Ehre gehabt, Sie zu mittag zu tractiren, worzu wir den Herrn de la Claveliere, die Herren rahte Dortnzrcrtd, Neuhaus und Host auch geladen, und waren die Herren von der Commission, sowoll alss alle die anderen sehr conteytt davon. Es wäre zu w3nschen, dass auch wir von dem succes in unsern afairen so vergniigt seyn konten. Na het onthaal op Batestein van 24 Maart had daar nog een bespreking plaats. De 25e vertrokken de Heren, om ook te Ameide de nodige regelingen te gaan maken. Van het verhandelde hield BLUME VON PIDERIT op de hoogte bij laatst- gemelde twee brieven en een van 5 April 1726, en hij en FUCHS samen brachten aan de Graaf volledig verslag uit 26 Maart 1726.