Prinsenlaan 80 Groenekan

Ontwerp Prinsenlaan 80 Groenekan

Ontwerp Prinsenlaan 80 Groenekan Inhoudsopgave

Toelichting 5

Hoofdstuk 1 Inleiding 5 1.1 Aanleiding tot het plan 5 1.2 Begrenzing van het plangebied 5 1.3 Vigerend beleid 6 1.4 Toekomstig planologisch regime 7 1.5 Leeswijzer 8

Hoofdstuk 2 Beschrijving plangebied 9 2.1 Historische ontwikkeling 9 2.2 Ruimtelijke opbouw van de omgeving 11 2.3 Functionele opbouw van de omgeving 12 2.4 Huidige situatie plangebied 14

Hoofdstuk 3 Beleidskader 17 3.1 Rijksbeleid 17 3.2 Provinciaal beleid 18 3.3 Intergemeentelijk beleid 19 3.4 Gemeentelijk beleid 22

Hoofdstuk 4 Planbeschrijving 28 4.1 Landschappelijke en stedenbouwkundige uitgangspunten 28 4.2 Functionele uitgangspunten 36 4.3 Verkeer en parkeren 36

Hoofdstuk 5 Milieuaspecten 38 5.1 Bedrijven en Milieuzonering 38 5.2 Luchtkwaliteit 40 5.3 Geluid 42 5.4 Bodem 44 5.5 Externe veiligheid 45 5.6 Water 47 5.7 Duurzaam bouwen 51 5.8 Ecologie 52 5.9 Archeologie 54

Hoofdstuk 6 Juridische vormgeving 57 6.1 Algemeen 57

2 ontwerp "Prinsenlaan 80 Groenekan" () 6.2 Plansystematiek 57 6.3 Hoofdlijnen van de juridische regeling 57 6.4 Handhaving 58

Hoofdstuk 7 Economische uitvoerbaarheid 59 7.1 Wettelijk kader 59 7.2 Situatie plangebied 59

Hoofdstuk 8 Overlegresultaten 61 8.1 Overleg met de bevolking 61 8.2 Overleg met instanties 61

Uitgevoerde onderzoeken en voorstudies 63

Regels 65

Hoofdstuk 1 Inleidende regels 66 Artikel 1 Begrippen 66 Artikel 2 Wijze van meten 69

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels 70 Artikel 3 Gemengd 70 Artikel 4 Natuur 72 Artikel 5 Water 74 Artikel 6 Wonen 75

Hoofdstuk 3 Algemene regels 77 Artikel 7 Anti- dubbeltelbepaling 77 Artikel 8 Algemene bouwregels 78 Artikel 9 Algemene aanduidingsregels 79 Artikel 10 Algemene afwijkingsregels 80 Artikel 11 Algemene gebruiksregels 81 Artikel 12 Algemene procedureregels 82 Artikel 13 Overige regels 83

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels 84 Artikel 14 Overgangsrecht 84 Artikel 15 Slotregel 85

Bijlagen 87 Bijlage 1 Staat van Horeca-activiteiten 88 Bijlage 2 Staat van Bedrijfsactiviteiten 89

ontwerp "Prinsenlaan 80 Groenekan" () 3 4 ontwerp "Prinsenlaan 80 Groenekan" () Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding tot het plan

De aanleiding voor het opstellen van een partiële herziening van het bestemmingsplan ' Buitengebied 2000' is de verdere ontwikkeling van de bed and breakfast accommodatie Het Koningsbed op het perceel aan de Prinsenlaan 80 te Groenekan. De huidige bed and breakfast is opgericht als nevenactiviteit bij het agrarische bedrijf. Vanwege de economische ontwikkeling van het agrarische bedrijf en de goede belangstelling voor de bed and breakfast accommodatie, heeft de eigenaar een verzoek bij de gemeente ingediend om het perceel verder te ontwikkelen als multifunctionele bestemming, gericht op verblijfsrecreatie, vergaderactiviteiten en daaraan ondergeschikte horeca, in combinatie met landschaps- en natuurontwikkeling op het terrein. Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente heeft op 28 juni 2011 besloten principiële medewerking te willen verlenen aan het initiatief. De gemeente heeft d.d. 12 december 2011 een Intentieovereenkomst en op 22 mei 2012 een anterieure overeenkomst gesloten met de eigenaar van Het Koningsbed B.V. betreffende de herontwikkeling van de locatie. Verder heeft de gemeenteraad van de gemeente De Bilt op 26 april 2012 de ruimtelijke randvoorwaarden vastgesteld waarbinnen de ontwikkeling mag plaatsvinden. In het onderhavige bestemmingsplan wordt de ruimtelijke en functionele ontwikkeling van het perceel planologisch vastgelegd.

1.2 Begrenzing van het plangebied

De bebouwing op het perceel maakt deel uit van de lintbebouwing langs de Nieuwe Weteringseweg, maar is ontsloten via de Prinsenlaan. De Prinsenlaan behoort tot het plangebied en vormt de begrenzing aan de oostelijke zijde van het plangebied. Aan de zuidelijke zijde wordt het plangebied begrensd door de Nieuwe Weteringseweg. Aan de noord- en westzijde volgt de plangrens de perceelsgrenzen van het eigen grondgebied van de initiatiefnemer zoals aangegeven op onderstaande luchtfoto.

ontwerp "Prinsenlaan 80 Groenekan" () 5 Begrenzing Plangebied

1.3 Vigerend beleid

Bestemmingsplan ‘Maartensdijk Buitengebied 2000’ Bestemmingsplan 'Maartensdijk Buitengebied 2000' Op het plangebied geldt het bestemmingsplan

6 ontwerp "Prinsenlaan 80 Groenekan" () 'Maartensdijk Buitengebied 2000'. De locatie valt in het 'kleinschalig overgangsgebied' en geeft aan de locatie een agrarische bestemming met ruime bebouwingsmogelijkheden ten dienste van het agrarisch bedrijf.

Uitsnede plankaart ‘Maartensdijk Buitengebied 2000'

Gebouwen dienen te worden gebouwd in één bouwlaag met kap. De goot- en bouwhoogte bedragen respectievelijk niet meer dan 3 meter en 10 meter. Per agrarisch bedrijf is maximaal één bedrijfswoning toegestaan met een maximaal oppervlak van 120 m2. In het bestemmingsplan is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen om de bestemming van agrarische bedrijfsgebouwen te wijzigen ten behoeve van de woonfunctie. Het veranderen van de bestemming naar andere functies valt niet binnen de wijzigingsmogelijkheden van het bestemmingsplan.

Vergunning nevenfunctie met bed and breakfast activiteiten Enkele jaren geleden heeft het college van burgemeester en wethouders van de gemeente De Bilt middels een artikel 19 WRO-procedure vrijstelling van het bestemmingsplan verleend voor het oprichten van een nevenfunctie met bed and breakfast activiteiten bij het agrarisch bedrijf. De gerealiseerde bed and breakfast omvat 9 kamers en twee kleinschalige bijeenkomstruimten.

1.4 Toekomstig planologisch regime

Concept voorontwerp bestemmingsplan 'Buitengebied Maartensdijk 2012' Gemeente De Bilt werkt aan de actualisatie van het geldende bestemmingsplan 'Buitengebied Maartensdijk 2000'. In dit verband wordt het bestemmingsplan 'Buitengebied Maartensdijk 2012' opgesteld, waarin de bestaande situatie wordt geactualiseerd en opnieuw planologisch wordt vastgelegd. De gemeente heeft besloten onderhavige ontwikkeling op het perceel aan de Prinsenlaan 80 te Groenekan niet te betrekken in de actualisatie van het geldende bestemmingsplan. Uitgangspunt in het bestemmingsplan 'Buitengebied Maartensdijk 2012' is dat agrarische bedrijven voldoende ruimte wordt geboden om zich in de komende jaren verder te kunnen ontwikkelen. Het oprichten van nieuwe agrarische bedrijven maakt dit bestemmingsplan niet mogelijk. ontwerp "Prinsenlaan 80 Groenekan" () 7 1.5 Leeswijzer

De toelichting van het bestemmingsplan is als volgt opgebouwd: In hoofdstuk 2 zijn de ontstaansgeschiedenis van het gebied en de huidige situatie kort geschetst; In hoofdstuk 3 zijn de voor het bestemmingsplan relevante beleidsstukken, zowel op rijksniveau als op provinciaal, regionaal en gemeentelijk niveau, opgenomen; In hoofdstuk 4 is de beschrijving van het plan weergegeven; In hoofdstuk 5 zijn alle aspecten op het gebied van het milieu en leefkwaliteit beschreven; In hoofdstuk 6 komt de juridische vormgeving aan de orde; hoofdstuk 7 komt de economische uitvoerbaarheid aan de orde. In hoofdstuk 8 is gereserveerd voor de resultaten van het te voeren overleg dat heeft plaatsgevonden omtrent het onderhavige bestemmingsplan (ingevolge artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro).

8 ontwerp "Prinsenlaan 80 Groenekan" () Hoofdstuk 2 Beschrijving plangebied

2.1 Historische ontwikkeling

Geologie en bodemopbouw Het buitengebied van Groenekan maakt deel uit van het Noorderparkgebied, het overgangsgebied tussen de hooggelegen Utrechtse Heuvelrug en de laaggelegen Vecht en het Vechtplassengebied. Dit overgangsgebied is in geologisch opzicht ontstaan als gevolg van vijf opvolgende processen: de vorming van de Heuvelrug via de druk van schuivend landijs de vorming van strandwallen via de aanvoer van zand vanuit de Noordzee de vorming van een veenmoerasgebied als gevolg van stagnerend water het ontstaan van een komvormig gebied tussen Heuvelrug en Vecht als gevolg van de klink van het veen het ontstaan van het Vechtplassengebied als gevolg van de turfwinning Als gevolg van deze vijf processen heeft de bodem zich gevormd in het aanwezige bodemmateriaal: grind en zand op de flank van de Heuvelrug, dekzand en veen tussen Heuvelrug en Vecht en klei vlak langs de Vecht.

De ontginningsgeschiedenis De eerste bewoning van het plangebied vond plaats op de hoge en droge dek-zandruggen. In het veengebied was geen bewoning mogelijk. Het laaggelegen moerasachtige veengebied ten westen van de Heuvelrug is lang zeer extensief gebruikt, totdat in de 14e eeuw de behoefte aan turf in de omliggende plaatsen groeide en het veen tot in de 16e eeuw planmatig werd afgegraven. Het startpunt van de ontginningen wordt dan ook gevormd door de ontginningsas: een dijk of wetering. Ten behoeve van de afvoer van de turf zijn vaarten gegraven, zoals de Maartensdijkse vaart, de Achttienhovense vaart en de Westbroekse vaart. Na een bepaalde ontginningsdiepte werd ongeveer evenwijdig aan de Vecht een weg aangelegd, zoals de Gagel Dijk, de Groenekansche Dijk, de Binnenwegsche Dijk, de Maartensdijk et cetera. De laatste drie ontginningen vonden plaats vanuit de weg Maartensdijk-Achttienhoven- naar de . De bebouwingslinten langs (voormalige) dijken en weteringen zijn in het plangebied nog erg goed bewaard gebleven.

Wanneer het veen uit een gebied was weggegraven, werd de grond geschikt gemaakt voor het gebruik als landbouwgrond. In het oostelijk deel van het gebied werd de grond vermengd. In het westelijk deel van het gebied is nog steeds sprake van veengrond.

ontwerp "Prinsenlaan 80 Groenekan" () 9 Ontginningsgeschiedenis, Cultuurhistorische waardenkaart De Bilt

De ontginningen in de gemeente zijn voltrokken volgens het cope-systeem. De kavels binnen het cope-systeem bestonden uit smalle stroken. Bijzonder aan deze ontginningen was het feit dat de ontginning geen achtergrens had. Dit ‘recht van vrije opstrek’, kwam er in de praktijk op neer dat de kavels meer-malen konden worden verlengd. Dit alles resulteerde in zeer lange, smalle kavels die in het plangebied nog intact zijn. Het open weidelandschap en de fraaie ontginningslinten bepalen hier samen het landschapsbeeld. Ook het landschap van de groene kamers van Maartensdijk kent deze copeontginning, hier vormt echter het patroon van langgerekte kavelgrensbeplantingen een uniek overgangslandschap naar de heuvelrug.

10 ontwerp "Prinsenlaan 80 Groenekan" () historisch kaartbeeld ca. 1900 (locatie gemarkeerd met rode ster)

2.2 Ruimtelijke opbouw van de omgeving

2.2.1 Landschap De locatie ligt, zoals hiervoor reeds is aangegeven, op de overgang van de Utrechtse Heuvelrug en het Gooi naar de Vecht en het Vechtplassengebied. Dit gebied bestaat uit een samenstel van agrarische cultuurgrond met kavelgrensbeplantingen, bos zoals het Maartensdijksche bosch, landgoedcomplexen en daardoor begrensde ruimten. De Prinsenlaan is een historische route tussen Maartensdijk en de huizen Beuken Burgh en Bogaerts Burgh, die ten zuiden van de Nieuwe Wetering lagen. De laanbeplanting maakt onderdeel uit van de kleinschalige landschapsstructuur, die bepaald wordt door de opgaande kavelgrensbeplantingen.

Het landschap heeft de afgelopen eeuw een behoorlijke transformatie ondergaan. Wegen zijn forser en dominanter geworden. Niet alleen de komst van spoor- en snelwegen, maar ook de herinrichting van de Nieuwe Weteringseweg tot provinciale weg heeft veel gevolgen gehad voor het gebied. In de agrarische sector heeft een forse schaalvergroting en rationalisatie plaatsgevonden, wat zich enerzijds uit in een zekere vervlakking van het landschap. Het slotenpatroon is grofmaziger geworden, maar is nog wel duidelijk aanwezig. Daarnaast heeft verdichting van de lintbebouwing langs de Nieuwe Weteringseweg plaatsgevonden. De Nieuwe Weteringseweg bestaat uit een half open lint en biedt geregeld doorzicht over het open landschap. Vanwege de intensivering van de bebouwing aan de Nieuwe Weteringseweg is het lint op sommige plaatsen dichtgeslibt. Ondanks de vele ontwikkelingen is het oude ontginningslandschap met zijn opstrekkende verkaveling nog altijd goed zichtbaar. Het grondgebruik bestaat voornamelijk uit grasland en deels akkerbouw en boomteelt. Kenmerkend zijn de kleine bossen, houtsingels, poelen en bomenrijen. Naast de houtmassa's zijn de vegetaties van akkerranden en graslanden kenmerkend voor het landschap.

ontwerp "Prinsenlaan 80 Groenekan" () 11 Het fraaie van de Nieuwe Weteringseweg is dat op deze weg de overgang van het open veenweidegebied naar de beboste heuvelrug is te ervaren. De Prinsenlaan vormt een waardevolle route voor het recreatief netwerk. Het is een fraaie doorsteek voor voetgangers en fietsers en maakt de specifieke kwaliteiten van het kleinschalig overgangsgebied waarneembaar.

2.2.2 Infrastructuur Maartensdijk wordt ontsloten door een aantal wegen van lokale en bovenlokale betekenis. Niet alle wegen vervullen een zelfde functie. Sommige wegen hebben een doorgaande functie en verbinden verschillende landsdelen met elkaar, andere hebben een regionale ontsluitingsfunctie, terwijl een groot aantal wegen binnen de gemeente uitsluitend een functie vervullen voor de ontsluiting van agrarische cultuurgrond en individuele agrarische bedrijven.

De A27 is van bovenregionale betekenis en doorsnijdt het plangebied noord-zuid. De N234 (Nieuwe Weteringseweg) en de N417 (Koningin Wilhelminaweg/ Tolakkerweg) hebben een regionale ontsluitingsfunctie. De overige wegen vervullen een lokale functie.

2.3 Functionele opbouw van de omgeving

2.3.1 Agrarische bedrijvigheid In het kader van de actualisatie van het geldende bestemmingsplan 'Buitengebied Maartensdijk 2000' is een veldinventarisatie gedaan waarbij is gekeken naar de aanwezige functies, bebouwing en waarden in het buitengebied. Verspreid door het buitengebied zijn circa 90 agrarische bedrijven aanwezig. Het merendeel hiervan betreft bedrijven voor het fokken en houden van rundvee. Daarnaast komen in het plangebied enkele intensieve veehouderijen en agrarische bedrijven met intensieve veehouderij als neventak voor. Tevens zijn er in het gebied enkele paardenfokkerijen en –houderijen gevestigd en komen er ook enkele akkerbouw- en glastuinbouwbedrijven voor.

2.3.2 Niet-agrarische bedrijvigheid Een veertigtal niet-agrarische bedrijven is in het buitengebied gevestigd. Niet-agrarische bedrijven zijn bedrijven die op grond van hun aard en/of productie niet tot de agrarische of recreatieve bedrijven behoren. Tevens zijn diverse nutsvoorzieningen in het buitengebied gevestigd.

2.3.3 Wonen In het buitengebied komen ruim 400 burgerwoningen voor. Er is tevens sprake van inwoning en dubbele bewoning bij (voormalig) agrarische bedrijfswoningen.

2.3.4 Recreatie In het buitengebied zijn diverse verblijfs- en dagrecreatieve voorzieningen aanwezig. Onder de verblijfsrecreatie valt een bungalowpark, minicamping en een park met trekkershutten. Ook ligt er in het buitengebied een volkstuinen-complex. Het buitengebied functioneert tevens als een uitloopgebied dat gebruikt wordt voor dagrecreatie.

12 ontwerp "Prinsenlaan 80 Groenekan" () 2.3.5 Overige voorzieningen In het buitengebied komen nog diverse andere functies voor, zoals maatschappelijke voorzieningen, sportvoorzieningen, horeca en militaire doeleinden. Naast deze maatschappelijke voorzieningen komt een aantal specifieke sport-voorzieningen voor in het plangebied, dit betreft onder meer een zwembad, sportvelden, golfbanen en diverse maneges. Tevens is een militaire functie gelegen in het plangebied, namelijk een dienstencentrum van Defensie bij Groenekan.

ontwerp "Prinsenlaan 80 Groenekan" () 13 2.4 Huidige situatie plangebied

Luchtfoto plangebied

14 ontwerp "Prinsenlaan 80 Groenekan" () Het plangebied ligt in het halfopen landschap, gekenmerkt door lange smalle kavels, overwegend in agrarisch gebruik. Kenmerkend is de opgaande kavelgrensbeplanting. Naast de kavelgrensbeplantingen zijn er meer aaneengesloten bosvakken die onderdeel uitmaken van de landgoederenzone op de flank van de Utrechtse Heuvelrug. De Prinsenlaan vormt een herkenbare historische verbinding in dit coulissenlandschap. De locatie heeft een landschappelijke indeling die bepaald wordt door: een open voorerf aan de zijde van de Nieuwe Weteringseweg (de oorspronkelijke ontginingsas) een cluster van erfbebouwing, ingebed in een tamelijk dichte groenstructuur een achtererf dat onderdeel is van het kleinschalige overgangsgebied een duidelijke begrenzing door de Prinsenlaan (haaks op de ontginningsas) een ontsluiting van het perceel aan de Prinsenlaan

Het plangebied is een voormalig agrarisch perceel, dat tot 2011 in gebruik was als melkveehouderij. De agrarische gronden zijn deels verkocht aan agrariërs in de omgeving. Deze gronden blijven in de toekomst ten dienste staan van de agrarische sector en maken geen deel uit van het plangebied van de bestemmingsplanwijziging. Het voor- en het achtererf bestaat geheel uit grasland, omringd door kavelsloten. Aan de oostzijde wordt het plangebied begrensd door de Prinsenlaan met de kenmerkende opgaande laanbeplanting.

Bestaande situatie, gezien vanaf de Nieuwe Weteringseweg

De erfbebouwing heeft zijn oorsprong in de 70-er jaren van de twintigste eeuw. De bebouwing bestaat uit een voormalige bedrijfswoning ten behoeve van het agrarisch bedrijf aan de zijde van de Nieuwe Weteringseweg met daaraan gekoppeld een grote ligboxenstal. Enkele jaren geleden is een schuur aan de achterzijde van het erf gesloopt en is de bed and breakfast accommodatie op het achtererf opgericht. De woning bestaat uit één bouwlaag met een kap. De ligboxenstal heeft een oppervlakte van circa 1080 m2 en heeft een goot- en nokhoogte van respectievelijk 2,2 m en 6,3 m... De bed and breakfast accommodatie heeft twee bouwlagen met een kap en beslaat een oppervlak van circa 283 m2. De bebouwing is ingebed in een groenstructuur van bomen en heesters. De inrichting stamt eveneens uit ontwerp "Prinsenlaan 80 Groenekan" () 15 de 70-er jaren van de twintigste eeuw. De opgaande beplanting geeft het erf, gezien vanuit de omgeving, een herkenbaar groen karakter. De erfbeplanting is wisselend van soort en kwaliteit. De erfbeplanting aan de zijde van de Nieuwe Weteringseweg draagt de signatuur van de periode waarin de lintbebouwing is ontwikkeld, waarbij er minder aandacht bestond voor de landschappelijke en cultuurhistorische inpassing dan nu het geval is. Sindsdien is het groen tot wasdom gekomen. Binnen de cluster zijn een aantal mooie en gezonde exemplaren aanwezig. Anderzijds is de beplanting van het bebouwingscluster vrij dicht en strekt het zich in de breedte uit, waardoor de langgerekte landschappelijke structuur, met doorzichten vanaf de weg op het achterliggende landschap, minder herkenbaar is geworden. Dit komt met name door de dichte onderbegroeiing. Aan de achterzijde, rondom de bed and breakfast accomodatie is een nieuwe siertuin aangelegd. Voor een deel is hier voortgeborduurd op de bestaande erfbeplanting. Voor een deel zijn nieuwe vormen en soorten geïntroduceerd, die weinig relatie hebben met het omliggende landschap.

bestaande bed & breakfast accommodatie

Het middendeel van het erf is grotendeels verhard. Het betreft de voormalige logistieke ruimte van het agrarisch bedrijf. Een deele van de verharding is in gebruik genomen als parkeervoorziening bij de bed and breakfast accommodatie.

16 ontwerp "Prinsenlaan 80 Groenekan" () Hoofdstuk 3 Beleidskader

In dit hoofdstuk wordt aangegeven met welke beleidsuitgangspunten van het rijk, de provincie, de regio en de gemeente rekening moet worden gehouden bij het vaststellen van nieuw ruimtelijk beleid en regelgeving voor Prinsenlaan 80 te Groenekan.

3.1 Rijksbeleid

3.1.1 Nota Ruimte Op 13 maart 2012 heeft de minister van Infrastructuur en Milieu de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte vastgesteld. In de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) staan de plannen voor ruimte en mobiliteit. Zo beschrijft het kabinet in de Structuurvisie in welke infrastructuurprojecten het de komende jaren wil investeren. Provincies en gemeentes krijgen meer bevoegdheden bij ruimtelijke ordening. De Rijksoverheid richt zich op nationale belangen. De Structuurvisie gaat diverse beleidsnota's vervangen, waaronder de Nota Ruimte. In de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte schetst het kabinet hoe Nederland er in 2040 uit moet zien: concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig. Het ruimtelijke en mobiliteitsbeleid wordt meer aan provincies en gemeenten overgelaten. Hieronder valt bijvoorbeeld het landschapsbeleid.

Tot 2028 heeft het kabinet in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (ontwerp) drie Rijksdoelen geformuleerd: de concurrentiekracht vergroten door de ruimtelijk-economische structuur van Nederland te versterken. Dit betekent bijvoorbeeld een aantrekkelijk (internationaal) vestigingsklimaat; de bereikbaarheid verbeteren; zorgen voor een leefbare en veilige omgeving met unieke natuurlijke en cultuurhistorische waarden. Voor het Verbeteren van de milieukwaliteit gaat de nota uit van de (internationaal) geldende normen. Verder gaat de nota uit van ruimte voor een nationaal netwerk van natuur voor het overleven en ontwikkelen van flora- en faunasoorten, het gaat daarbij om de (herijkte) EHS en Natura2000 gebieden. Vraaggericht programmeren en realiseren van verstedelijking door provincies, gemeenten en marktpartijen is nodig om groei te faciliteren, te anticiperen op stagnatie en krimpregio’s leefbaar te houden. Ook dient de ruimte zorgvuldig te worden benut en overprogrammering te worden voorkomen. Om beide te bereiken wordt een ladder voor duurzame verstedelijking opgenomen in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro).

De ladder voor duurzame verstedelijking werkt met de volgende opeenvolgende stappen : 1. Beoordeling door betrokken overheden of de beoogde ontwikkeling voorziet in een regionale en intergemeentelijke behoefte voor bedrijventerreinen, kantoren, woningbouwlocaties, detailhandel en andere stedelijke voorzieningen waarin nog niet elders is voorzien. Naast de kwantitatieve beoordeling gaat het ook om kwalitatieve vraag op regionale, intergemeentelijke schaal. Het passende regionale schaalniveau wordt voornamelijk bepaald door het woon-werk verkeer; 2. Indien de beoogde ontwikkeling voorziet in een regionale, intergemeentelijke vraag, beoordelen betrokken overheden of deze binnen bestaand stedelijk gebied kan worden gerealiseerd door locaties voor herstructurering of transformatie te benutten; 3. Indien herstructurering of transformatie van bestaand stedelijk gebied onvoldoende mogelijkheden biedt om aan de regionale, intergemeentelijke vraag te voldoen, beoordelen betrokken overheden of de ontwikkeling zo kan worden gerealiseerd dat deze passend multimodaal ontsloten is of als zodanig wordt ontwikkeld.

Naast de ladder voor duurzame verstedelijking, is ook een goed en bestendig ontwerp alsook adequate ruimtelijke informatie onderdeel van een gedegen afweging in de planvormende fase. Als onderdeel van de verantwoordelijkheid voor een goed systeem van ruimtelijke ordening ondersteunt het Rijk de andere ontwerp "Prinsenlaan 80 Groenekan" () 17 overheden door middel van kennis en experimenten en bij de ontwikkeling van alternatieve vormen van financiering en nieuwe verdienmodellen.

3.2 Provinciaal beleid

3.2.1 Streekplan 2005 - 2015 Op dit moment is de intergrale Structuurvisie 2005-2015 van kracht. In deze Structuurvisie (voorheen: Streekplan) van de provincie staat de gewenste ontwikkeling in een gebied of regio. De nieuwe Structuurvisie 2013-2025 is al in voorbereiding. Het streekplan kent een ontwikkelingsgerichte landschapsstrategie. Doelen voor het landschap zijn het behouden en versterken van de identiteit van de verschillende landschapstypen en het vernieuwen van het landschap, met herkenning van het verleden. De planlocatie valt binnen agrarisch gebied met zowel grondgebonden als niet-grondgebonden landbouw. Veel gebieden met grondgebonden landbouw hebben landschappelijke, ecologische en cultuurhistorische waarden en worden gekenmerkt door recreatief medegebruik. Naast de agrarische hoofdfunctie is het beleid gericht op versterking van recreatief medegebruik en bijbehorende kleinschalige recreatieve voorzieningen voor dag- en verblijfsrecreatie. Binnen ruimtelijke randvoorwaarden is uitbreiding van recreatieve en toeristische bedrijven en voorzieningen mogelijk, waarbij de agrarische structuur zo min mogelijk wordt aangetast. Het provinciaal beleid voor vrijkomende agrarische bebouwing is gericht op een kwaliteitsverbetering door middel van het 'ontstenen' van het landelijk gebied. Dat kan door (gedeeltelijke) sloop van agrarische bedrijfsbebouwing in combinatie met vervangende woningbouw of vestiging van andere niet-agrarische functies. Een kwaliteitsimpuls kan zich uiten in restauratie van (bij) gebouwen, het verbeteren van een historische erfindeling of het herstellen van landschappelijke waarden en elementen.

Uitsnede verbeelding structuurvisie 2005-2015

18 ontwerp "Prinsenlaan 80 Groenekan" () 3.2.2 Provinciale Ruimtelijke Verordening 2009 Het provinciaal beleid voor vrijkomende agrarische bebouwing is gericht op een kwaliteitsverbetering door middel van het 'ontstenen' van het landelijk gebied. Dat kan door (gedeeltelijke) sloop van agrarische bedrijfsbebouwing in combinatie met vervangende woningbouw of vestiging van andere niet-agrarische functies. Een kwaliteitsimpuls kan zich uiten in restauratie van (bij) gebouwen, het verbeteren van een historische erfindeling of het herstellen van landschappelijke waarden en elementen. a. de oppervlakte van de vrijkomende bedrijfsgebouwen wordt gereduceerd met ten minste 50%; b. de bestaande cultuurhistorische, landschappelijke en natuurwaarden worden behouden, dan wel versterkt; c. de functiewijziging leidt niet tot een onevenredige toename van het gemotoriseerde verkeer; d. omliggende agrarische bedrijven worden niet in hun bedrijfsvoering belemmerd.

3.2.3 Voorontwerp Provinciale Ruimtelijke Structuurvisie De Provinciale Ruimtelijke Structuurvisie is in april 2012 ter inzage gelegd met het provinciale ruimtelijke beleid voor de komende 15 jaar. Rode draad van het beleid: blijven zorgen voor de goede balans tussen wonen, werken en recreëren die de regio Utrecht aantrekkelijk maakt. Het landelijk gebied is primair van belang als drager voor een duurzame landbouw, een samenhangend stelsel van natuurgebieden en een aantrekkelijk recreatieaanbod. De schaalvergroting in de landbouw gaat door. Dat maakt het noodzakelijk om nieuwe, passende functies mogelijk te maken voor vrijkomende agrarische bedrijfscomplexen. In de Provinciale Ruimtelijke Structuurvisie 2013- 2025 en Verordening wordt het beleid voortgezet waarbij functieverandering mogelijk in combinatie met landschappelijke kwaliteitswinst en sloop van bebouwing. In de verordening zijn regels opgenomen voor functieverandering, waarbij onder andere het uitgangspunt van 50% sloop is aangehouden.

3.3 Intergemeentelijk beleid

3.3.1 Landschapsontwikkelingsplan Kromme Rijn Het landschapsontwikkelingsplan Kromme Rijn is een visie op het landschap en de natuur van de zes gemeenten in het Kromme Rijn gebied. Het dient als landschappelijk toetsingskader en inspiratiebron bij nieuwe ontwikkelingen. De visie gaat uit van een landschappelijke driedeling: het open veenweidegebied van Westbroek en Maartensdijk (1), de bossen en flanken van de Utrechtse Heuvelrug (2) en het rivierenlandschap van de Kromme Rijn en Lek (3).

Indeling landschapstypen

De onderhavige locatie ligt in het overgangsgebied tussen de heuvelrug en het open veenweidegebied. Op deze overgang gaat de visie uit van een groene kamerstructuur en recreatieve ontsluiting in combinatie met duurzaam landgebruik.

ontwerp "Prinsenlaan 80 Groenekan" () 19 Er wordt een verweving beoogd van landbouw met recreatief medegebruik. Kenmerkend is de kleinschalige singelstructuur. Middels een verbindende groene pijl (de 'Slang') is de ambitie weergegeven de recreatieve en ecologische verbindingen te verbeteren en een groene bufferzone in te richten.

uitsnede kaartbeeld Landschapsontwikkelingsplan Kromme Rijn

3.3.2 Regionaal structuurplan Het Bestuur Regio Utrecht (BRU) heeft een nieuw regionaal structuurplan (RSP) opgesteld voor de planperiode 2005 – 2015, met een doorkijk naar 2030. Dit regionaal structuurplan heeft betrekking op het grondgebied van tien gemeenten, waaronder gemeente De Bilt.

20 ontwerp "Prinsenlaan 80 Groenekan" () Kaartbeeld RSP 2005-2015

Het RSP geeft de ruimtelijke visie voor de regio weer en is tegelijkertijd het kader voor regionale afstemming. Het gebied ten noorden van de Nieuwe Weteringseweg is aangeduid als Vitaal platteland. Dit is beschreven als landelijk gebied met als hoofdfunctie zowel grondgebonden als niet-grondgebonden landbouw. Veel gebieden met grondgebonden landbouw hebben landschappelijke, ecologische en cultuurhistorische waarden en worden gekenmerkt door recreatief medegebruik. Binnen deze zone bevinden zich ook kleine recreatie- en natuurgebieden en ecologische verbindingszones, tevens met aandacht voor de landbouwkerngebieden. Gezien de ontwikkelingen in de landbouw, de toenemende behoefte aan recreatiemogelijkheden en de wateropgave, zijn grote (functie)veranderingen te verwachten in het landelijk gebied. Voor de Utrechtse regio is het van belang dat deze ontwikkelingen niet leiden tot een teruggang van de landschappelijke kwaliteit of de recreatieve waarde van het buitengebied. De agrariërs, als beheerder van de helft van het BRU-grondgebied, vervullen een belangrijke rol. De regio wil in de gebieden waar landbouw de primaire functie blijft, een goed landbouwperspectief bieden. Initiatieven op het gebied van recreatie, recreatief medegebruik en de specifieke benutting van cultuurhistorische waarden, dragen bij aan de vitaliteit van het landelijk gebied. Bij de inrichting van gebieden zijn cultuurhistorische waarden richtinggevend. Een ontwikkelingsgerichte ontwerpaanpak vormt hierbij de basis voor de aanpak. Behoud door ontwikkeling wordt nagestreefd omdat vooral ontwikkeling van duurzame eigentijdse functies perspectief biedt voor een blijvende instandhouding. Het is dus uitdrukkelijk de bedoeling om nieuwe ontwikkelingen toe te staan, maar daarbij de bestaande cultuurhistorische waarden als inspiratiebron te gebruiken.

ontwerp "Prinsenlaan 80 Groenekan" () 21 3.4 Gemeentelijk beleid

3.4.1 Gemeentelijk Verkeer- en vervoerplan Het gemeentelijk Verkeer- en vervoerplan (GVVP) beschrijft het beleid van de gemeente De Bilt voor de periode tot aan 2020. Het GVVP steekt in op het benutten van de bestaande infrastructuur en het stimuleren van mensen om slimme keuzen voor vervoermiddelen te laten maken. Ten aanzien van het buitengebied Maartensdijk zijn de N234, N417 (Tolakkerweg, Koningin Wilhelminaweg), A27, spoor Utrecht-Hilversum de belangrijkste infrastructurele voorzieningen in het gebied. De Nieuwe Weteringseweg is opgenomen als hoofdontsluiting in het beoogde verkeersnetwerk voor 2020.

Kaartbeeld GVVP, Netwerk 2020

22 ontwerp "Prinsenlaan 80 Groenekan" () 3.4.2 Welstandsnota In het welstandsbeleid van de gemeente de Bilt vormt de landschappelijke driedeling de onderlegger: de Utrechtse Heuvelrug, het open veenweidegebied en het overgangsgebied daartusssen. Per gebied varieert de invloed van de uiterlijke verschijningsvorm van bouwwerken op hun omgeving. In de open gebieden is vooral de zichtbaarheid over een grote afstand van belang. Voor deze gebieden gaat de nota uit van een eenvoudige hoofdvorm van de bebouwing en het afstemmen op de omgeving. De gemeente streeft naar het herkenbaar houden van de (oorspronkelijke) agrarische functie van de bebouwing en het instandhouden van de harmonieuze relatie tussen bebouwing en landschap. De uitstraling van een complex van agrarische gebouwen met bedrijfswoningen is vaak te danken aan de opzet van de kavel en de onderlinge groepering van de gebouwen en de erfbeplanting.

De agrarische bebouwing op het perceel van Prinsenlaan 80 te Groenekan heeft geen specifieke historische of regionale kenmerken. Wel vormen de woning en de agrarische bedrijfsbebouwing samen een herkenbare bebouwingscluster in het buitengebied. De welstandsnota gaat ervan uit dat het agrarisch 'verleden' op een eigentijdse manier weerklinkt in nieuwe ontwikkelingen.

Uitsnede welstandsgebiedenkaart

ontwerp "Prinsenlaan 80 Groenekan" () 23 3.4.3 Ruimte voor een vitaal platteland

De gemeente De Bilt heeft de nota 'Ruimte voor een vitaal platteland' in juni 2006 vastgesteld om het platteland vitaal te houden en sturing te geven aan de functieverandering en functieverbreding. In de nota wordt onderscheid gemaakt tussen vijf landschapstypen waarvan de kernkwaliteiten zijn vastgelegd. Tevens zijn toetsingscriteria en waarborgen aangegeven waarbinnen nieuwe activiteiten plaats mogen vinden. De doelstelling van de nota is het waarborgen van ruimtelijke kwaliteit in een vitaal platteland. Onder vitaal platteland wordt onder andere een duurzame landbouw en een aantrekkelijk landschap verstaan. De vitaliteit kan verder versterkt worden, onder andere door ruimte te bieden voor hergebruik van bebouwing en nieuwbouw op het platteland en de vergroting en aanpassing van toeristisch recreatieve mogelijkheden. De nota zoekt een balans tussen ruimte voor bedrijvigheid en het behoud van het karakter van het landschap. De drie pijlers zijn:

duurzame landbouw behoud door ontwikkeling en

24 ontwerp "Prinsenlaan 80 Groenekan" () platteland als extensief hoogwaardig recreatiegebied.

De onderhavige ontwikkeling valt binnen het kleinschalig landgoederengebied, gekenmerkt door kleine landschapselementen als bosjes en singels. In de nota zijn waarborgen opgenomen waarbinnen nieuwe ontwikkelingen kunnen/mogen plaatsvinden. Deze zijn gebaseerd op de drie pijlers en de kernkwaliteiten van de verschillende landschapstypen. Er zijn waarborgen voor vitaliteit en ruimtelijke kwaliteit.

Tekstfragment Nota Ruimte voor een vitaal platteland (pag. 10/11)

Bij de beoordeling van initiatieven speelt de ruimtelijke aanvaardbaarheid een rol. Voor de ruimtelijke aanvaardbaarheid is van belang dat nabijgelegen agrarische bedrijven niet in hun bedrijfsvoering worden belemmerd. Dat de landschappelijke en natuurwaarden goed worden afgewogen en dat de nieuwe (neven-)functie niet te veel verkeersbewegingen met zich meebrengt. Kleinschaligheid staat voorop, waarbij echter wel de mogelijkheden voor inkomstentoename voor met name grondgebondenbedrijven goed worden afgewogen. Bij de nota is een (niet limitatieve) lijst opgesteld van mogelijke functies op het platteland, waaronder kleine horeca, bed & en recreatieappartementen.

3.4.4 Gemeentelijke structuurvisie Op 29 maart 2012 is de gemeentelijke structuurvisie door de raad vastgesteld. Het bestemmingsplan is een doorvertaling van de structuurvisie. De belangrijkste opgave is om diversiteit van verschillende karakteristieke landschappen en cultuurhistorische elementen te behouden en waar mogelijk te versterken. Om te behouden is verandering noodzakelijk. Autonome ontwikkelingen en maatschappelijke trends maken het noodzakelijk om mee te bewegen en te blijven werken aan kwaliteit en leefbaarheid. De structuurvisie richt zich voor het buitengebied, ter plekke van het onderhavige plangebied, op het versterken van het agrarisch gebruik en extensieve recreatie. Het landschap dient als onderlegger voor nieuwe ontwikkelingen. In de komende periode zet de gemeente uitdrukkelijk in op het blijven verbeteren en ontwikkelen van landschap en natuur: als agrarisch gebied, als recreatief buitengebied, als cultuurhistorisch element en als ecologische structuur. Grootschalige verstedelijking past daar niet bij, alleen kleinschalige en zorgvuldige ingepaste stedelijke ontwikkelingen zijn wenselijk; 'acupunctuur', ingepast in het landschap, rekening houdend met de landschappelijke karakteristiek. ontwerp "Prinsenlaan 80 Groenekan" () 25 Kaartbeeld Gemeentelijke structuurvisie

3.4.5 Conclusie De rode draad in het beleid voor het plangebied is een goede balans tussen behoud en ontwikkeling. Het beleid richt zich met name op een zorgvuldig omgaan met landschappelijke en cultuurhistorische kwaliteiten. Nieuwe ontwikkelingen zijn mogelijk wanneer deze landschappelijk zorgvuldig worden ingepast en de bruikbaarheid van de omliggende agrarische bedrijvigheid niet in het geding is.

26 ontwerp "Prinsenlaan 80 Groenekan" () Het onderhavige bestemmingsplan maakt een nieuwe ontwikkeling mogelijk waarbij het oorspronkelijke landschap het uitgangspunt is en de landschappelijke structuur wordt versterkt. De functie is tevens goed inpasbaar in de agrarische omgeving. De ontwikkeling past goed in het beleid van rijk, provincie, regio en gemeente.

ontwerp "Prinsenlaan 80 Groenekan" () 27 Hoofdstuk 4 Planbeschrijving

4.1 Landschappelijke en stedenbouwkundige uitgangspunten

Uitgangspunt van de ontwikkeling is een bijdrage te leveren aan de kwaliteit van het landschap. De invulling van het perceel dient zich te voegen in het kleinschalig overgangsgebied van de Utrechtse Heuvelrug in het oosten naar het open veenweidelandschap in het westen.

4.1.1 Ruimtelijke Randvoorwaarden Prinsenlaan 80 Groenekan Om een goede landschappelijke inpassing van de herontwikkeling van het perceel te kunnen waarborgen heeft de gemeenteraad van de gemeente De Bilt op 26 april 2012 de ruimtelijke randvoorwaarden voor de ontwikkeling van het onderhavige perceel vastgesteld (bijlage: Prinsenlaan80 Groenkan: Ruimtelijke Randvoorwaarden, Gemeente De Bilt/Vollmer & Partners, 7 februari 2012).

Algemene randvoorwaarden Als uitgangspunt gelden de volgende algemene randvoorwaarden: Vormgeven aan groene kamerstructuur Benadrukken langgerekte smalle kavels, fijnmazig patroon van sloten en groene lijnen (met bomenrijen, lanen, singels, etc.) Handhaven en versterken open lintstructuur met doorzichten over het kleinschalig overgangsgebied Handhaven en versterken van de Prinsenlaan als herkenbare structuur en verbindende lijn tussen de kernen Realiseren van hogere natuurwaarde in aansluiting op bestaande waarden: flora en fauna (o.a. dassen, reptielen, amfibieën) en kwelvegetaties (poelen, sloten, natuuroevers) Nieuwe verbindingen voor flora en fauna realiseren en aansluiting zoeken met bestaande verbindingen Streekeigen landschapselementen en inrichting natuuroevers langs sloten en greppels Behouden/versterken recreatieve ontsluiting buitengebied. i.e. Prinsenlaan

Randvoorwaarden perceel De specifieke randvoorwaarden op perceelsniveau kunnen als volgt worden samengevat:

Configuratie De locatie heeft een landschappelijke indeling die bepaald wordt door: een open voorerf aan de zijde van de Nieuwe Weteringseweg (de oorspronkelijke ontginingsas) een cluster van erfbebouwing een achtererf dat onderdeel is van het kleinschalige overgangsgebied een duidelijke begrenzing door de Prinsenlaan (haaks op de ontginningsas) een entree aan de Prinsenlaan

Ontsluiting via Prinsenlaan Uitgangspunt is het verkeer van en naar Het Koningsbed te laten verlopen via de bestaande ontsluiting. Ontsluiting Het Koningsbed via de Prinsenlaan richting de Nieuwe Weteringseweg Behoud Prinsenlaan als belangrijke recreatieve fiets- en wandelroute Parkeervoorzieningen realiseren op eigen erf, tussen de bebouwing, ingepast met groen Er mag geen verkeersonveilige situatie ontstaan (waarborging verkeersveiligheid middels verkeerskundig onderzoek)

28 ontwerp "Prinsenlaan 80 Groenekan" () Begeleiding kavelgrenzen Uitgangspunt is het versterken van de landschapsstructuur van het kleinschalig overgangsgebied door het benadrukken van de kenmerkende opstrekkende verkaveling met begeleidende beplanting. Behoud laanbeplanting Prinsenlaan Aanplant gemengde houtsingel aan de westelijke zijde

Groen kader Uitgangspunt is eenduidige invulling van de gehele kavel en een sterke groene ruimte van (bloemrijk) grasland als tegenvorm van de bebouwingscluster. Eenduidige basis van grasland Afgebakende ruimte voor bebouwingscluster door behoud en versterking van erfbeplanting Toevoegen middensloot als herstelde 'lange lijn' in het landschap, met behoud van bestaande beplanting Samenhang voor- en achterzijde van de kavel middels doorgaand groen en water over de gehele kavel Groene kader blijft buiten het erf onbebouwd Handhaving van zoveel mogelijk doorzicht naar het weidegebied

Natuurverbinding Uitgangspunt is de aanleg van een natuurlijke verbindingsroute, met name voor de das, gekoppeld aan de landschappelijke opzet van het perceel. Aanleg kavelgrensbeplanting langs de westelijke zijde aanleg poel en bosje op het achtererf, in de middenas van het terrein poelen, bosjes en houtwallen en vormen een samenhangende natuurverbinding over het perceel

Compact cluster Uitgangspunt is het realiseren van een compact en landschappelijk inpasbaar cluster van bebouwing en erfverharding. Uitgangspunt is sloop van de agrarische bedrijfsstal op het terrein, handhaving van de woning en de bed and breakfast accomodatie en de nieuwe ontwikkeling in samenhang daarmee. Ontwikkeling bebouwing en erfverharding binnen aangegeven kader, ca. 60x75m Bestaande bomen handhaven Realisatie van nieuwbouw met een maximaal bouwvlak van 540 m2 na sloop van de stal (overeenkomstig de minimale reductieeis van 50% van het oppervlak van de te slopen stal) Voorkomen van nadelige visuele gevolgen voor de uitstraling van het geheel in relatie tot de omgeving

ontwerp "Prinsenlaan 80 Groenekan" () 29 schematische weergaven randvoorwaarden perceel

Zonering

30 ontwerp "Prinsenlaan 80 Groenekan" () De zonering van het cluster zorgt voor het handhaven en versterken van bestaande en nieuwe doorzichten op het terrein.Daarnaast zorgt de zonering in de bebouwingsmogelijkheden voor een goede aansluiting van de nieuwe bebouwing bij de landschappelijke karakteristiek.

zonering cluster

1: eerstelijns bebouwing (zone van ca. 22 meter) frontbreedte per gebouw: maximaal 10 meter frontbreedte totaal: maximaal 30 meter maximaal 1 laag met kap goothoogte maximaal 3,5 meter nokhoogte maximaal 8 meter maximale bouwdiepte 15 meter

2: vrij doorzicht (zone van ca. 17 meter) onbebouwde zone ter hoogte van entree vanaf Prinsenlaan, doorzicht vanaf Prinsenlaan op volgende kavelgrensbeplanting

3. tweedelijns bebouwing (zone van ca. 34 meter) frontbreedte maximaal 15 meter (bestaande b&b is 21 meter) maximaal 2 lagen met kap goothoogte maximaal 6 meter nokhoogte maximaal 10 meter maximale bouwdiepte 34 meter

ontwerp "Prinsenlaan 80 Groenekan" () 31 A: doorzicht langs kavelgrensbeplanting Open zone langs de aan te leggen kavelgrensbeplanting aan de westzijde minimale breedte is 18 meter

B: Doorzicht over middensloot Verbijzondering van het erf in het verlengde van de middensloot, waarbij de sloot voor minimaal 50 meter wordt doorgetrokken minimale breedte van het water is 5 meter (exclusief talud) onbebouwd, alleen een transparante koppeling van gebouwen is toegestaan de minimale breedte van deze koppeling is 5 meter en de maximale lengte is 3 meter

C: Doorzicht langs laanbeplanting Prinsenlaan Open zone langs de laanbeplanting van de Prinsenlaan minimale breedte is 18 meter (vanuit rand Prinsenlaan) , vanaf de bomenrij tot aan de woning is

deze ruimte 11 meter 2

2 De bebouwingsmogelijkheden worden bepaald door het samenspel2 van de zoneringen. 2

Daarbij geldt dat op het erf in totaal maximaal 940 m bebouwd mag worden: bestaande woning: 120 m herbouw de helft van het oppervlak van de ligboxenstal: 540m bestaande bed & breakfast: 280m

In verband met de beoogde doorzichten A/B/C geldt dat in die zones geen nieuwe erfbeplanting mag worden gezet die het doorzicht belemmert. Voorkomen moet worden dat de ruimte tussen kavelgrensbeplanting en compact bebouwingscluster dichtslibt. Bestaande waardevolle bomen dienen zoveel mogelijk gehandhaafd te blijven, maar dichte onderbegroeiïng dient te worden verwijderd zodat er meer openheid ontstaat.

Nieuwe bebouwing Uitgangspunt is de bestaande en de nieuwe bebouwing samen te brengen in een compact bebouwingscluster. Het 'erf' ligt herkenbaar in de groene ruimte. De nieuwe erfbebouwing ligt parallel aan de lange lijnen in het landschap.

Uitgangspunt is dat de nieuwe bebouwing wordt vormgegeven in een architectuur die refereert aan de oorspronkelijke agrarische functie van het perceel. De bebouwing mag daarbij een eigentijdse interpretatie zijn van agrarische erfbebouwing. De bebouwing moet landschappelijk inpasbaar zijn in de omgeving.

Inrichting erf Uitgangspunt is te komen tot een samenspel van bebouwing, verharding en groen waarbij het erf een functionele en uitnodigende verblijfsruimte is. Voor de erfinrichting wordt uitgegaan wordt van een streekeigen palet aan materialen en beplanting en daarmee met de kenmerkende eenheid in het erf te bewaren. De erfinrichting is overwegend open en overzichtelijk. Voorkomen moet worden dat het zicht verder wordt beperkt dan door al door de bebouwing gebeurt. Het zicht vanaf de Nieuwe Wetering op de nieuwbouw wordt grotendeels uit het zicht gehouden door opgaand groen.

32 ontwerp "Prinsenlaan 80 Groenekan" () Van belang is een afgewogen verhouding tussen verharding en groen. Waardevolle bomen worden gehandhaafd. De delen van het erf die niet meedoen in de logistiek, zoals met name de rand van het erf, krijgen een zachte groene invulling met laagblijvende hagen of heesterbeplanting. Verder verdienen de overgangen tussen bebouwing en erf een zorgvuldige detaillering. Terrassen en andere buitenruimtes worden mee-ontworpen, in samenhang met de bebouwing en de bestaande bomen. Het parkeren wordt groen ingepast door omkransende hagen en/of heestervakken. De houtwallen langs de Prinsenlaan dienen zoveel mogelijk te worden vrijgezet zodat deze ruimtelijk goed herkenbaar en de bomen vitaal blijven. De aanvullende houtsingel langs de westzijde van het perceel volgt de gehele lengte, waardoor de dieptewerking wordt versterkt. De singel bestaat uit streekeigen beplanting. De poel en boomgroep die ten behoeve van de das wordt aangelegd, dient in vormgeving aan te sluiten bij de streekeigen invulling die gangbaar is bij boerenerven.

Eindbeeld Het compacte bebouwingscluster in de groene ruimte bepaalt het beeld naar buiten. Het erf is opgenomen tussen de (bestaande) bomen en boomgroepen. Tussen de bomen kunnen buitenruimtes/terrassen van de bed and breakfast een plek krijgen. Het erf heeft een zodanige functionele geleding dat de overlast voor de omgeving minimaal is. Toegangen, parkeergelegenheid en logistiek bevinden zich aan de ‘binnenzijde’ van het erf, terrassen aan de achterzijde. Bebouwing, erf, landschap en natuur vormen een samenhangend geheel. Ze vertegenwoordigen gezamenlijk meer dan een optelsom van delen.

Realisatie Het rapport 'Prinsenlaan 80 Groenekan: ruimtelijke randvoorwaarden' vormt de onderlegger voor de verbeelding en regels van het voorliggende bestemmingsplan. Hierin worden de nieuwe functies mogelijk gemaakt en worden de ruimtelijke, landschappelijke en natuurlijke kwaliteiten geborgd. Een bestemmingsplan kan echter geen realisatie afdwingen ten aanzien van de landschaps- en natuurontwikkeling. Daartoe is een separate overeenkomst gesloten tussen de gemeente en de initiatiefnemer, waarin de initiatiefnemer verplicht wordt om de landschappelijke inpassing en natuurontwikkeling te realiseren zodra de nieuwbouw is gerealiseerd.

4.1.2 Natuurontwikkelingsplan Prinsenlaan In opdracht van de initiatiefnemer is een schetsontwerp opgesteld voor de inrichting van het perceel en de uitwerking van het natuurontwikkelingsprogramma. (Natuurontwikkelingsplan Prinsenlaan, Agroplan 14 maart 2012). Het schetsplan richt zich met name op vormgeving van landschaps- en natuurontwikkeling. De plaatsing en vormgeving en inrichting van het bebouwde erf is indicatief weergegeven. Dit wordt nader uitgewerkt op basis van de ruimtelijke randvoorwaarden. Het schetsvoorstel is een nadere uitwerking van en een aanvulling op de anterieure overeenkomst ten behoeve van de functieverandering ter hoogte van de Prinsenlaan 80 te Groenekan. Het schetsplan gaat uit van een versterking van de landschapsstructuur van het veenweidegebied. Deze structuur wordt versterkt door het benadrukken van de voor dit gebied zo kenmerkende opstrekkende verkaveling. In het plan is veel ruimte gecreëerd voor natuurontwikkeling, er wordt ruim 5 hectare omgevormd naar natuur. Een groot deel van de natuur bestaat uit bloemrijk grasland, waarmee de karakteristieke openheid van het veenweidegebied blijft bestaan. Een kwelsloot met natuurvriendelijke oevers benadrukt de kavelrichting en biedt ruimte voor waterberging. De locatie ligt in een dassenrijke omgeving. Met de aanleg van een poel, begeleidende beplanting en een dassenburcht wordt er voor de das een verbindingsroute gecreëerd en de leefruimte wordt vergroot. Ook andere plant- en diersoorten zullen profijt hebben van de nieuwe natuur, het draagt bij

ontwerp "Prinsenlaan 80 Groenekan" () 33 aan de soortenrijkdom van het gebied. De nieuw te bouwen multifunctionele accommodatie sluit aan op de bestaande bed & breakfast accommodatie. De bebouwing en het erf worden landschappelijk ingepast. Bestaande beplanting blijft gehandhaafd.

Schetsontwerp multifunctioneel landgoed Het Koningsbed gemengde houtsingel Aan de westzijde van het gehele perceel wordt een gemengde houtsingel aangelegd. De singel benadrukt de kavelstuctuur, maar de beplanting is niet helemaal gesloten waardoor er af en toe doorkijkjes naar het aangrenzend perceel zijn. De singel bestaat uit een menging van els, geoorde wilg, meidoorn en zoete kers. Lijnvormige elementen zijn van betekenis als voorplantingsbiotoop voor een groot aantal diersoorten, vooral in de meer open gebieden. Ze zijn belangrijk voor de verplaatsingen van dieren, zowel voor hun dagelijkse tochten tussen de foerageergronden en de verblijfplaatsen (das, vleermuizen) als voor seizoensgebonden verplaatsingen (dispersie, trek).

34 ontwerp "Prinsenlaan 80 Groenekan" () poel (achterkant perceel) Ook aan de achterzijde van het perceel wordt een poel aangelegd ten behoeve van de dassenverbinding. Deze poel is groter dan de die op het voorterrein en wordt begeleid door een bosje met een dassenburcht erin. De poel heeft ecologische betekenis als standplaats, leefgebied en voortplantingsgebied van een aantal specifieke soorten (o.a das). bosje met dassenburcht Op de plek waar vroeger een historisch bosje lag wordt deze opnieuw aangeplant met gebiedseigen beplanting zoals eik en els. (Of deels aanplanten en deels spontane begroeiing) Met de grond die vrijkomt door de gegraven poel wordt hierin een dassenburcht aangelegd. In combinatie met de poel en de ‘droge’ verbinding (houtsingel) vormt dit een waardevolle uitbreiding van de habitat voor de das. kwelsloot met natuurvriendelijke oever Het natuurgedeelte wordt doorsneden door een kwelsloot met natuurvriendelijke oevers aan beide zijden. Deze benadrukt de lengterichting van de kavelstructuur. De sloot is middels een stuw afgekoppeld van het watersysteem. Mede door de aanvoer van kwel ontstaat zo een sloot met een hoge waterkwaliteit en grote ecologische betekenis. Het is een zeer geschikte habitat voor bijzondere flora en fauna. Daarnaast zijn lijnvormige wateren met hun oevers van betekenis voor de verplaatsing van dieren.

Bloemrijk grasland en graspad Een deel van het perceel wordt omgevormd tot bloemrijk grasland: vochtig bont hooiland (o.a. brunel, kale jonker en biezeknoppen). Vochtige tot natte graslanden zijn van betekenis als leefgebied voor een beperkt aantal specifieke soorten, oa. als foerageer- en jachtgebied voor zoogdieren en vogels. Met grasland blijft de karakteristieke openheid van het veenweide gebied behouden. Middels extensief beheer (enkele grote grazers, niet bemesten en maaisel afvoeren) zal dit natuurdoeltype bereikt worden. De grote grazers zorgen tevens voor behoud van het agrarisch karakter. Het ommetje voor de gasten van de multifunctionele accommodatie wordt zo aangelegd (gemaaid) dat de dassen niet verstoord worden.

De das De das Het plan beoogt een bijdrage te leveren aan het leefgebied van de das. De planlocatie ligt in een gebied waar veel dassen voorkomen. Volgens de gegevens van Utrechts Landschap leven hier circa 90 dieren. Met name landgoed Beukenburg dat zich ten zuiden van de N234 bevindt, vormt een belangrijk leefgebied voor de das. In de omgeving van het landgoed zijn reeds enkele faunpassages gerealiseerd zodat de dassen zich veilig kunnen verplaatsen, zo ook onder de Nieuwe Weteringseweg door. Daarnaast liggen er faunapassages onder de A27. De das is vooral ’s nachts actief. De das leeft in een burcht, deze wordt aangelegd in struiken, heggen en houtwallen, bij voorkeur op hogere, droge delen in het terrein. De afstand naar het gebied waar ze foerageren mag niet te groot zijn. Ze leven bij voorkeur in een kleinschalig weide- of akkerlandschap waar voldoende dekking (houtwallen, bosjes) en voldoende voedsel aanwezig is. De das is een echte alleseter. Ze eten met name wormen, larven, slakken. De wormen haalt hij met name uit begraasde graslanden. Dassen leven in groepen en hebben een territorium dat ca 30 tot 50 ha groot is. De das graaft zijn hol bij voorkeur in een steile helling, dan verloopt het afvoeren van de grond makkelijker. Ook de grondsoort is van belang bij de keuze van een hol; liefst goed vergraafbare grond, waarin bovendien regenwater snel wordt afgevoerd. Dassen bouwen hun burchten bij voorkeur in bosranden of houtwallen, in de buurt van gras of akkerland en water. De meest ideale locatie bevindt zich op de overgang van hoog naar laag, van droog naar nat.

ontwerp "Prinsenlaan 80 Groenekan" () 35 Een dassenfamilie verlaat soms voor kortere of langere tijd de hoofdburcht. Niet ver van die hoofdburcht ligt in de regel een tweede burcht. En op grotere afstand bezit de familie vaak meerdere kleine bijburchten en vluchtholen. Ze liggen in strategisch opzicht in bepaalde seizoenen soms gunstiger ten opzichte van bepaald voedsel. Langs de vaste paden (‘wissels’), in de beschutting van een houtwal, een bosrand of bijvoorbeeld een heg, graven dassen vluchtholen. Wanneer een das tijdens zijn voedseltochten wordt gestoord, weet hij vliegensvlug de dichtstbijzijnde vluchtpijp te vinden. In de huidige situatie is op de planlocatie vrijwel geen opgaande beplanting aanwezig (uitgezonderd de Prinsenlaan) en ook enige vorm van reliëf ontbreekt. Hierdoor is de planlocatie op dit moment ongeschikt als vaste rust- en verblijfsplaats voor de das. Wel worden de weilanden gebruikt als foerageergebied. De das heeft zijn vaste verblijfplaats op landgoed Beukenburg en steekt de weg over om in de weilanden ten zuiden van Maartensdijk te foerageren. Hier ontbreekt het echter op dit moment aan opgaande beplanting waarlangs de das zich kan verplaatsen. Met de aanleg van een gemengde houtsingel aan de westkant van de planlocatie wordt een verbindingszone voor de das gecreëerd. De gronden worden verder ingericht als bloemrijk grasland. Bemesting zal plaatsvinden met ruige stalmest, dit zorgt voor een goed bodemleven en veel wormen. Het grasland wordt beweid met enkele koeien en zal aanvullend periodiek gemaaid worden. Aan de noordzijde van het landgoed zal een dassenburcht aangelegd worden. Deze burcht zal bestaan uit een verhoogde ‘heuvel’ met daarop gebiedseigen beplanting. Hierbij is het van belang dat de burcht boven het grondwater komt te liggen. In de burcht worden kamers aangebracht die met grond worden afgedekt. De overige kamers kunnen de dassen zelf in de aarde uitgraven. Er kan ook voor gekozen worden om met behulp van gresbuizen een burcht aan te leggen. Ook hierbij kunnen de dassen op een gegeven moment de burcht zelf verder uitgraven. De burcht zou een functie kunnen krijgen als bijburcht of wellicht in de toekomst als hoofdburcht. Tenslotte zorgt de aanleg van een poel voor een extra toename aan diverse insecten en amfibieën en daarmee voor een aanvulling op het menu van de das.

4.2 Functionele uitgangspunten

De gemeente De Bilt heeft besloten medewerking te verlenen aan de functiewijziging en de herontwikkeling van het perceel. Ten aanzien van de gemengde bestemming worden de onderstaande activiteiten mogelijk gemaakt: verblijfsrecreatie in de vorm hotelkamers ter overnachting vergaderactiviteiten in bijeenkomstruimten Ondergeschikte horeca-activiteiten ter ondersteuning van de verblijfsrecreatieve activiteiten.

De bestaande bedrijfswoning zal worden bestemd als woning. Ten behoeve van de landschaps- en natuurontwikkeling wordt aan het overige, en tevens grootste, deel van het perceel de bestemming 'Natuur' toegekend.

4.3 Verkeer en parkeren

4.3.1 Verkeerskundige beoordeling Het Koningsbed Groenekan De verkeerskundige situatie rondom het hotel verandert door de beoogde ontwikkeling op het onderhavige perceel. Op verzoek van de gemeente De Bilt is daarom een verkeerskundig onderzoek uitgevoerd te worden om deze veranderingen in kaart brengen. Aan de hand van de uitkomsten kan worden bepaald of er sprake is van een goede ruimtelijke ordening. Het onderzoek is nog actief. De voorlopige resultaten zijn weergegeven in de rapportage 'Werkdocument Hotel ’t Koningsbed, Grontmij, Versie 16 mei 2012'.

PM

36 ontwerp "Prinsenlaan 80 Groenekan" () 4.3.2 Parkeren Vanuit landschappelijk perspectief is het gewenst het parkeren centraal op het erf, tussen de bebouwing, te laten plaatsvinden. Uitgegaan wordt van efficiënte, ruimtelijk zorgvuldig ingepaste parkeervoorzieningen. In het bestemmingsplan is parkeren mogelijk binnen de functie 'Gemengd'. De totale oppervlakte met de bestemming 'Gemengd' bedraagt 4400 m2.Binnen de functie 'Gemengd' is bebouwing mogelijk met een gezamenlijk oppervlakte van 820 m2. De onbebouwde ruimte binnen het erf bedraagt dus 3580m2 Deze ruimte is beschikbaar voor groen, water en parkeren. Aan de randen van het erf dient ruimte vrijgehouden te worden voor (bestaande) erfbeplanting. Over het midden van het erf dient ruimte vrijgehouden te worden voor de beoogde watergang. Wanneer rekening wordt gehouden met de beoogde oppervlakte voor bebouwing, groen en water resteert circa 1600 m2 aan ruimte ten behoeve van parkeervoorzieningen. Er zijn naar schatting circa 50 parkeerplaatsen, op een stedenbouwkundig verantwoorde manier, te realiseren binnen het bebouwingscluster. Het definitieve ontwerp moet in overeenstemming zijn met de parkeernorm. In het ontwerp dient een balans te vinden tussen de bouwmogelijkheden per zone en de toebehorende parkeernorm.

ontwerp "Prinsenlaan 80 Groenekan" () 37 Hoofdstuk 5 Milieuaspecten

Dit hoofdstuk geeft een toelichting op enkele omgevingsaspecten van het plangebied. Het gaat zowel om milieutechnische aspecten als luchtkwaliteit en geluidhinder als om bijvoorbeeld archeologie en ecologie. Er wordt achtereenvolgens aandacht besteed aan hinder door bedrijven, luchtkwaliteit, geluidhinder, bodemkwaliteit, externe veiligheid, water, duurzaam bouwen, ecologie en archeologie.

5.1 Bedrijven en Milieuzonering

5.1.1 Algemeen Zowel de ruimtelijke ordening als het milieubeleid stellen zich ten doel een goede kwaliteit van het leefmilieu te handhaven en te bevorderen. Dit gebeurt onder andere door milieuzonering. Milieuzonering betekent het aanbrengen van een voldoende ruimtelijke scheiding tussen milieubelastende bedrijven of inrichtingen enerzijds en milieugevoelige functies als wonen en recreëren anderzijds. De ruimtelijke scheiding bestaat doorgaans uit het aanhouden van een bepaalde afstand tussen milieubelastende en milieugevoelige functies. Die onderlinge afstand moet groter zijn naarmate de milieubelastende functie het milieu sterker belast. Milieuzonering heeft twee doelen: het voorkomen of zoveel mogelijk beperken van hinder en gevaar bij woningen en andere gevoelige functies; het bieden van voldoende zekerheid aan bedrijven dat zij hun activiteiten duurzaam onder aanvaardbare voorwaarden kunnen uitoefenen.

VNG-brochure Bedrijven en milieuzonering In de brochure Bedrijven en milieuzonering (VNG, 2009) wordt een handreiking gegeven voor het verantwoord inpassen van bedrijfsactiviteiten in de omgeving. De handreiking geeft informatie over een aantal ruimtelijk relevante milieuaspecten van een scala van bedrijfsactiviteiten. In deze handreiking worden bedrijven ingedeeld in verschillende categorieën, al naar gelang de mate van hinder en inpasbaarheid. Ook maakt de handreiking onderscheid in verschillende gebiedstypen zoals een rustige woonwijk, rustig buitengebied en gemengd gebied. Aan de hand van de categorie-indeling kan bepaald worden of, en eventueel onder welke voorwaarden, een bedrijf inpasbaar is in de omgeving.

Wet Geurhinder en veehouderij (Wgv) De Wet geurhinder en veehouderij (Wgv) vormt vanaf 1 januari 2007 het toetsingskader voor de milieuvergunning, als het gaat om geurhinder vanwege dierenverblijven van veehouderijen. De Wet geurhinder en veehouderij schrijft voor op welke wijze een bevoegd gezag het milieuaspect 'geurhinder vanwege dierenverblijven' moet beoordelen, indien een veehouderij een uitbreidings- of nieuwvestigingsvergunning aanvraagt. Hoewel de geurregelgeving regels stelt voor beoordeling van geurhinder vanwege de veehouderij, heeft zij indirect consequenties voor de totstandkoming van geurgevoelige objecten binnen de geurcontouren. Die uitstraling van de geurregelgeving naar de ruimtelijke ordening wordt wel aangeduid met de term 'omgekeerde werking'.

Een geurgevoelig object is gedefiniëerd als een gebouw, bestemd voor en blijkens aard, indeling en inrichting geschikt om te worden gebruikt voor menselijk wonen of menselijk verblijf en die daarvoor permanent of een daarmee vergelijkbare wijze van gebruik, wordt gebruikt;

Een veehouderij mag niet in zijn belangen worden geschaad. Bouwen binnen een geurcontour is een inbreuk op het vergund recht van een veehouder en beperkt dan ook de uitbreidingsmogelijkheden van

38 ontwerp "Prinsenlaan 80 Groenekan" () de veehouderij binnen de reeds gebruikte milieuruimte.

5.1.2 Situatie plangebied

Bedrijven en milieuzonering Het onderhavige plangebied is volgens de VNG-systematiek een gemengd gebied. gemengd gebied Een gemengd gebied is een gebied met een sterke tot matige functiemenging. Direct naast woningen komen andere functies voor zoals winkels horeca en kleine bedrijven. Ook lintbebouwing in het buitengebied met overwegend agrarische en andere bedrijvigheid kan als gemengd gebied worden beschouwd. Gebieden die direct langs de hoofdinfrastructuur liggen behoren eveneens tot het omgevingstype gemengd gebied. Hier kan de verhoogde milieubelasting voor geluid de toepassing van kleinere richtafstanden rechtvaardigen, Geluid is voor de te hanteren afstand van milieubelastende activiteiten veelal bepalend.

Staat van bedrijfsactiviteiten functiemenging De 'Staat van bedrijfsactiviteiten' voor functiemenging geeft een overzicht van bedrijfsactiviteiten die vanuit oogpunt van geluidhinder, geur- en stofhinder en gevaar goed inpasbaar zijn in gebieden met functiemenging, mits aan bepaalde voorwaarden wordt voldaan. De voorwaarden zijn afhankelijk van de categorie waarin bedrijven zijn ingedeeld (categorie A, B of C)

In de staat van bedrijven is een aantal activiteiten opgenomen onder de noemer 'Logies, maaltijden en drankenverstrekking'. De in het bestemmingsplan beoogde functies (verblijfsrecreatie, vergaderaccommodatie en daaraan ondergeschikt horeca) zijn in te delen in categorie A, vergelijkbaar met SBI 5511,5512 en 553.

Categorie A heeft de volgende betekenis: toelaatbaar aanpandig aan woningen.

De beoogde multifunctionele accommodatie is uit oogpunt van milieuzonering dus goed toelaatbaar in relatie met de aangrenzende woonbestemmingen.

Wet geurhinder en veehouderijen Artikel 4 van de Wet geurhinder en veehouderijen stelt dat de afstand tussen een veehouderij waar dieren worden gehouden van een diercategorie waarvoor niet bij ministeriële regeling een geuremissiefactor is vastgesteld, en een geurgevoelig object bedraagt: a. ten minste 100 meter indien het geurgevoelige object binnen de bebouwde kom is gelegen, en b. ten minste 50 meter indien het geurgevoelige object buiten de bebouwde kom is gelegen

Binnen een afstand van 50 meter van het nieuwe bouwperceel zijn geen agrarische bedrijven gelegen. Bovendien worden de nabijgelegen veehouderijen die vallen onder de Wet geurhinder en veehouderij al beperkt door bestaande woningen (niet zijnde een agrarische bedrijfswoningen). Deze woningen liggen dichterbij de betreffende bedrijven dan de nieuwe geurgevoelige functies in het plangebied. Met de wijziging van het bestemmingsplan vervalt de bestemming 'Agrarisch' op basis van het vigerende bestemmingsplan Buitengebied Maartensdijk'. Dit heeft vanuit het oogpunt van milieuzonering tot gevolg dat de invloed van de (voormalige) veehouderij op de omgeving verdwijnt.

ontwerp "Prinsenlaan 80 Groenekan" () 39 Besluit Algemene regels voor inrichting milieubeheer De nieuwe multifunctionele accommodatie valt onder het 'Besluit Algemene regels voor inrichting milieubeheer' (oftewel het Activiteitenbesluit). Dit besluit stelt voorwaarden waaraan de inrichting dan zal moeten voldoen. Er is sprake van zodanige afstanden tot de direct in de omgeving gelegen agrarische bedrijven dat deze nieuwe functie geen nadelige invloed heeft c.q. beperkingen oplevert voor die agrarische bedrijven.

5.1.3 Conclusie Er wordt een goed woon- en verblijfsklimaat gegarandeerd en het bouwblok van omliggende agrarische bedrijven blijven optimaal benut blijft.

5.2 Luchtkwaliteit

Tussen de luchtkwaliteitseisen van de Wet milieubeheer en de Wet ruimtelijke ordening is een koppeling gelegd. Zo dienen ruimtelijke plannen te worden getoetst aan de in de Wet milieubeheer opgenomen richtwaarden en grenswaarden voor een aantal luchtvervuilende stoffen.

5.2.1 Algemeen Wet milieubeheer 3 Voor luchtkwaliteit is de Wet luchtkwaliteit van toepassing. Deze Wet, onderdeel van de Wet milieu-beheer, is onder meer verder uitgewerkt in het Besluit niet in betekenende mate (nibm) en de Regeling niet in betekenende mate (nibm). In het Besluit niet in betekenende mate is vastgelegd dat wanneer een ontwikkeling niet meer bijdraagt dan 3% aan de grenswaarde, deze niet hoeft getoetst te worden aan de wettelijke grenswaarden. Doorvertaald betekent dit, dat meer dan 1,2 microgram per m wordt aangemerkt als in betekenende mate. In de Regeling niet in betekenende mate is dit doorvertaald naar 1.500 woningen.

Wet ruimtelijke ordening Ruimtelijke plannen die procedures doorlopen conform de Wet op de ruimtelijke ordeningen dienen te voldoen aan het beginsel van een goede ruimtelijke ordening. Een goede luchtkwaliteit is een van de belangen die afgewogen dient te worden. De luchtkwaliteit moet geschikt zijn voor de beoogde functie. Daarom is het wenselijk om inzicht te hebben in de luchtkwaliteitsituatie en te bepalen of de mate van blootstelling acceptabel is.

5.2.2 Situatie plangebied De Milieudienst heeft de concentraties stikstofdioxide en fijn stof berekenend met het rekenmodel GeoMilieu, versie 1.81. In dit rekenmodel is het rekenhart STACKS+ geïntegreerd, welke voldoet aan de Regeling beoordeling. De concentraties zijn grafisch weergegeven in onderstaande figuren.

40 ontwerp "Prinsenlaan 80 Groenekan" ()

Concentraties stikstofdioxide in 2011 in en nabij het plangebied

3 Concentraties fijn stof in 2011 in en nabij het plangebied

Uit de resultaten is af te leiden dat de concentratie stikstofdioxide en fijn stof zich beneden de wettelijk toegestane jaargemiddelde grenswaarde van 40 microgram per m bevinden. ontwerp "Prinsenlaan 80 Groenekan" () 41 3 3

De uurgemiddelde grenswaarde bedraagt 60 microgram per m . De concentraties in het plangebied 3 bedragen maximaal 28 microgram per m , wat betekent dat ook aan de uurgemiddelde grenswaarde wordt voldaan. 3 3 Naast een jaargemiddelde grenswaarde voor fijn stof is er ook een daggemiddelde grenswaarde van 50 microgram per m van kracht, die per jaar 35 keer mag worden overschreden. Uit statistische vergelijkingen van TNO en het RIVM blijkt dat deze grenswaarde bij een concentratie van 31,3 microgram per m vaker dan 35 keer wordt overschreden. Aangezien de concentratie fijn stof ter hoogte van de beoogde ontwikkelingen maximaal 25 microgram per m bedraagt, wordt ook aan deze daggemiddelde grenswaarde voldaan.

5.2.3 Conclusie 3 De uitbreiding van de accommodatie van 't Koningsbed draagt niet in betekenende mate bij aan de concentraties stikstofdioxide en fijn stof. Dit betekent dat de ontwikkelingen voldoen aan het wetgevende 3 kader voor luchtkwaliteit, zoals vastgelegd in hoofdstuk 5 van de Wet milieubeheer.

Uit de berekeningen blijkt dat de concentraties stikstofdioxide maximaal 28 microgram per m bedragen in en rond het plangebied in het jaar 2011. De concentraties fijn stof in het gebied bedragen maximaal 25 microgram per m in het jaar 2011. Dit betekent dat de eigenaar en de toekomstige bezoekers niet worden blootgesteld aan concentraties boven de grenswaarde. Hiermee wordt voldaan aan het beginsel van een goede ruimtelijke ordening.

5.3 Geluid

5.3.1 Algemeen Bij geluid (Wet geluidhinder) wordt onderscheid gemaakt in de geluidsbelasting ten gevolge van gezoneerde bedrijventerreinen, spoorwegen, wegverkeer en luchtverkeer. Voor deze ontwikkeling is alleen het wegverkeer relevant.

Wet geluidhinder (Wgh) Geluid veroorzaakt door verkeer moet worden getoetst aan de Wgh. Volgens de Wet geluidhinder liggen aan beide zijden van een weg geluidszones, een geluidszone geeft het gebied aan waarbinnen onderzoek naar de geluidsbelasting vereist is. Voor nieuwe woningen, of andere geluidgevoelige bestemmingen, binnen deze geluidszone geldt een voorkeurswaarde van 48 dB en een maximale ontheffingswaarde van 53 dB voor buitenstedelijke wegen, waaronder snelwegen en 63 dB voor binnenstedelijke wegen. De toetsing wordt gedaan per afzonderlijke weg. De 30 km/uur wegen en wegen binnen een woonerf zijn niet voorzien van een geluidszone en worden niet getoetst aan de Wet geluidhinder.

Wet ruimtelijke ordening Ruimtelijke plannen die procedures doorlopen conform de Wet ruimtelijke ordening dienen te voldoen aan het beginsel van een goede ruimtelijke ordening. De akoestische kwaliteit dient geschikt te zijn voor de beoogde bestemming/functie. Uit jurisprudentie blijkt dat de geluidbelasting ten gevolge van 30 km/uur wegen moet worden bepaald om te bepalen of de geluidsbelasting acceptabel is. De gemeente heeft dit in haar 'Beleidsregel hogere waarden Wgh' uitgewerkt.

Gemeentelijke geluidsbeleid Voor het verlenen van hogere waarden heeft de gemeente De Bilt de Beleidsregel hogere waarden Wgh

42 ontwerp "Prinsenlaan 80 Groenekan" () vastgesteld. In de beleidsregel is opgenomen dat de geluidsbelasting ten gevolge van 30 km/uur wegen op dezelfde wijze wordt onderzocht als 50 km/uur wegen. Daarnaast worden randvoorwaarden genoemd voor het toestaan van hogere geluidsbelastingen dan de voorkeurswaarde. De belangrijkste randvoorwaarden zijn:

de hoogst toelaatbare geluidsbelasting mag 58 dB bedragen; per geluidsgevoelig object dient er sprake te zijn van een geluidluwe gevel; indien er een buitenruimte is dan dient deze zich bij voorkeur aan de geluidluwe gevel te bevinden.

Afsluitend zijn de situaties omschreven waarin vanaf het begin van een planproces een geluiddeskundige dient te worden betrokken. Bij overschrijding van de maximale ontheffingswaarde moet altijd vanaf het begin van het planproces een geluidsdeskundige worden betrokken.

5.3.2 Wegverkeerslawaai De nieuwe multifunctionele accommodatie is conform de Wet geluidhinder niet aangemerkt als geluidgevoelige bestemming. De woning van de eigenaar wordt echter wel aangemerkt als een geluidgevoelige bestemming. Daarom heeft de Milieudienst berekeningen uitgevoerd naar de geluidsbelasting met het rekenprogramma GeoMilieu 1.9. De maatgevende weg voor de geluidsbelasting is de Nieuwe Weteringseweg. De Rijksweg A27 en de spoorlijn Utrecht – Hilversum zijn op ruime afstand, circa 1.000 meter, gelegen. De nieuwe ontwikkeling bevindt zich dus niet binnen de geluidszone van de wegen. De geluidsbelasting is berekend op 4 meter hoogte en weergegeven in onderstaande figuur.

geluidsbelasting in 2020 ten gevolge van het wegverkeer, inclusief aftrek conform artikel 110g Wgh

Uit bovenstaande figuur blijkt dat de geluidbelasting ter hoogte van de nieuwe multifunctionele accommodatie circa 53 dB bedraagt ten gevolge van het wegverkeer. Dit komt overeen met de maximale ontheffingswaarde voor buitenstedelijke wegen.

ontwerp "Prinsenlaan 80 Groenekan" () 43 5.3.3 Conclusie

Uit de berekeningen blijkt dat de geluidbelasting ter hoogte van het plangebied voor de uitbreiding van de beoogde multifunctionele accommodatie circa 53 dB bedraagt. De beoogde multifunctionele accommodatie is conform de Wet geluidhinder niet aangemerkt als geluidgevoelige bestemming. Dit betekent dat de Wet geluidhinder niet van toepassing is. De woning van de eigenaar wordt wel aangemerkt als geluidgevoelige bestemming, echter deze behoort tot de bestaande situatie en hoeft daarom niet te worden getoetst aan de Wet geluidhinder.

Een geluidbelasting van 53 dB wordt, in het kader van een goede ruimtelijke ordening, ook acceptabel geacht. Voor geluid zijn geen nadere acties vereist.

Opgemerkt wordt dat er in het kader van een omgevingsvergunning voor het bouwen, op basis van het voorliggende bestemmingsplan, nog wel eisen worden gesteld aan de geluidwerendheid vanuit het Bouwbesluit.

5.4 Bodem

5.4.1 Algemeen In de bouwverordening is wettelijk geregeld dat bouw pas kan plaatsvinden als de bodem geschikt is (of geschikt is gemaakt) voor het beoogde doel. Daarom moet bij iedere nieuwbouwactiviteit de bodemkwaliteit door middel van onderzoek in beeld worden gebracht. Het bodemonderzoek mag niet meer dan vijf jaar oud zijn en moet een vastgestelde informatiekwaliteit bieden. Indien aan die voorwaarden niet kan worden voldaan, dient aanvullend bodemonderzoek plaats te vinden. Wanneer uit het onderzoek blijkt dat de bodem niet geschikt is voor het beoogde doel, dient vóór aanvang van de bouwwerkzaamheden een bodemsanering te worden uitgevoerd om de bodem wel geschikt te maken.

5.4.2 Bodemverontreinigingssituatie Op de locatie is in 2007 een verkennend bodemonderzoek (Grondslag milieukundig adviesbureau B.V., rapportnummer: 11559, 11 november 2007) uitgevoerd. Het bodemonderzoek is uitgevoerd in het kader van een bouwaanvraag (bouwplannummer: 20077015; nieuwbouw ten behoeve van een Bed and Breakfast). Hierin komen de volgende resultaten naar voren:

In de bovengrond (0,0 - 0,4 m-mv) zijn geen verontreinigingen aangetroffen De ondergrond (0,4 - 1,1, m-mv) is sterk verontreinigd met arseen en matig verontreinigd met koper Het grondwater (0,8 m-mv) is matig verontreinig met koper en kwik In de afperkende peilbuizen zijn geen matig / sterk verhoogde gehalten aan koper en kwik aangetroffen Uit het aanvullend bodemonderzoek van de ondergrond blijkt dat de verontreiniging een minimale omvang heeft

5.4.3 Conclusie en aanbevelingen Geconcludeerd wordt dat de bodem geschikt is voor het beoogde doel. Er is geen vervolg onderzoek nodig. Voor het verkrijgen van een omgevingsvergunning voor het bouwen, op basis van het voorliggende bestemmingsplan, dient een bodemonderzoek conform de NEN5740 worden uitgevoerd. Bij de onderzoeksopzet dient rekening te worden gehouden met de ligging van de voormalige sloten en de andere verdachte locaties. Bekend is dat de te slopen ligboxenstal asbesthoudende platen bevat. Voor de omgevingsvergunning voor het slopen moet een asbestinventarisatie conform de SC-540 worden uitgevoerd.

44 ontwerp "Prinsenlaan 80 Groenekan" () 5.5 Externe veiligheid

5.5.1 Algemeen Externe veiligheid heeft betrekking op de gevaren die mensen lopen als gevolg van aanwezigheid in de directe omgeving van een ongeval waarbij gevaarlijke stoffen zijn betrokken. Er kan onderscheid worden gemaakt tussen inrichtingen waar gevaarlijke stoffen worden bewaard en/of bewerkt, transportroutes waarlangs gevaarlijke stoffen worden vervoerd en ondergrondse buisleidingen. De aan deze activiteiten verbonden risico's moeten tot een aanvaardbaar niveau beperkt blijven.

Wettelijk kader Het wettelijk kader voor risicobedrijven is vastgelegd in het Besluit externe veiligheid inrichtingen (BEVI). Voor het vervoer van gevaarlijke stoffen vormen de Wet vervoer gevaarlijke stoffen en de onderliggende regelgeving het beleidskader. Dit pakket van wet- en regelgeving zal volgens verwachting medio 2012 worden geactualiseerd vanwege de introductie van het Basisnet voor vervoer van gevaarlijke stoffen. Het beleid voor ondergrondse buisleidingen is vastgelegd in het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb).

Bij de beoordeling van de externe veiligheidssituatie zijn twee begrippen van belang: Het plaatsgebonden risico (PR) richt zich als maat voor het risico vanwege activiteiten met gevaarlijke stoffen vooral op de basisveiligheid voor personen in de omgeving van die activiteiten. Aan het PR is een wettelijke grenswaarde verbonden die niet mag worden overschreden. Het PR wordt “vertaald” als een risicocontour rondom een risicovolle activiteit, waarbinnen geen kwetsbare objecten (bijv. woningen) mogen liggen. Het groepsrisico (GR) is een maat voor de maatschappelijke ontwrichting als gevolg van een calamiteit met gevaarlijke stoffen. Rondom een risicobron wordt een invloedsgebied gedefinieerd, waarbinnen grenzen worden gesteld aan het maximaal aanvaardbare aantal personen, de z.g. oriënterende waarde (OW). Dit is een richtwaarde, waarvan het bevoegd gezag, mits afdoende gemotiveerd, kan afwijken. Deze verantwoordingsplicht geldt voor elke toename van het GR, ook als de OW niet wordt overschreden.

Voor hoogspanningslijnen is het beleidskader beschreven in het 'Advies met betrekking tot hoogspanningslijnen' (Min. VROM d.d. 5 oktober 2005). Hierin adviseert de Staatssecretaris van VROM het in acht nemen van een veiligheidszone, waarbinnen het jaargemiddelde magneetveld hoger is dan 0,4 microtesla.

Voor zendmasten (omroep/GSM/UMTS) zijn in de EU-publicatie 1999/519/EG blootstellingslimieten aanbevolen voor personen die permanent in de nabijheid van zendmasten verblijven. Nederland heeft deze aanbeveling overgenomen en opgenomen in de Telecommunicatiewet.

Provinciaal beleid De Provincie Utrecht heeft in het Provinciaal Milieubeleidsplan 2004-2008 voor verschillende gebiedstypen milieukwaliteitprofielen opgesteld. Per milieuthema zijn indicatoren daarbij gedefinieerd waaraan gewenste kwaliteitsniveaus en ambitiewaarden zijn verbonden. Voor externe veiligheid zijn het plaatsgebonden risico en het groepsrisico als indicatoren gekozen.

5.5.2 Situatie plangebied Op de risicokaart (bron: Provincie Utrecht) is de omgeving van het plangebied weergegeven.

ontwerp "Prinsenlaan 80 Groenekan" () 45 Uitsnede risicokaart Provincie Utrecht

Risicobedrijven: Ten oosten van de planlocatie ligt aan de Nieuwe Weteringseweg 1 op een afstand van circa 500 meter een LPG-tankstation. Ten noordwesten ligt op circa 800 meter in defensie-inrichting waar militaire explosieven worden opgeslagen. Beide risicobronnen liggen, op basis van de risicokaart, op een zo grote afstand dat de planlocatie buiten de invloedssfeer van de risico's ligt. Ten aanzien van de defensie-inrichting aan de Nieuwe Weteringseweg 229 geldt een specifiek hierop afgestemd veiligheidsbeleid, dat is vastgelegd in de “Nota Van Houwelingen” (Min. Defensie, nr. D86/044/13441, d.d. 12 april 1988). Voor de zonering rond munitieopslagplaatsen zijn een drietal veiligheidszones gedefinieerd, waarbin-nen de volgende beperkingen gelden: A-zone: Dit is de kleinste zone, die direct om het militaire complex is gelegen. Binnen de A-zone mogen zich geen bebouwing, openbare we-gen, spoorwegen of druk bevaren waterwegen bevinden. Ook parkeer-terreinen en recreatiefuncties zijn binnen deze zone niet toegestaan. Agrarisch grondgebruik is mogelijk, mits zich slechts incidenteel perso-nen in deze zone ophouden. B-zone: Deze zone ligt om de A-zone. Binnen de B-zone is geen nieuwe bebouwing toegestaan, waarin zich regelmatig personen bevinden, zoals woonhuizen, winkels kantoren, fabrieken, cafés en degelijke. Wegen met beperkt verkeer en beperkte dagrecreatie zijn toelaatbaar, maar sportvelden, zwembaden, kampeerterreinen, caravanparken, jachtha-vens en dergelijke zijn niet toegestaan. C-zone: Dit is de buitenste zone. De beperking in deze zone geldt voor gebouwen met vlies- of gordijngevelconstructies en voor gebouwen met zeer grote glasoppervlakten, waarin zich als regel een groot aantal personen bevindt.

Het plangebied bevindt aan de uiterste rand van veiligheidszone C. Op de verbeelding is derhalve een veilgheidzone opgenomen. In de regels worden hieraan de restricties worden gekoppeld die gelden in de zone C rond het complex.

Transport van gevaarlijke stoffen: Ten oosten ligt op circa 950 meter de rijksweg A27. Deze afstand is zo groot dat risico's van het vervoer

46 ontwerp "Prinsenlaan 80 Groenekan" () van gevaarlijke stoffen over de A27 de planlocatie niet beïnvloeden.

Buisleidingen: Er zijn geen buisleidingen aanwezig waarvan de risicocontouren het plangebied beïnvloeden.

Hoogspanningslijnen: Er zijn geen hoogspanningslijnen aanwezig waarvan de risicocontouren het plangebied beïnvloeden.

Zendmasten: Uit de gegevens op de website www.antenneregister.nl blijkt dat de in het plangebied aanwezige zendmasten geen overschrijdingen veroorzaken van de geldende blootstellingslimieten voor elektrische en magnetische veldsterkten.

Beoordeling nieuwe situatie De toekomstige situatie zal niet leiden tot het ontstaan van een plaatsgebonden risico of een groepsrisico.

5.5.3 Conclusie De beoordeelde ontwikkeling zal niet leiden tot het ontstaan van een plaatsgebonden risico of een groepsrisico. Er is geen noodzaak voor het uitvoeren van een risicoanalyse of andere externe veiligheidsonderzoeken.

5.6 Water

5.6.1 Inleiding Het rijk, provincies, gemeenten en waterschappen pakken samen de waterproblematiek in Nederland aan. Hiertoe is door deze partijen op 2 juli 2003 het Nationaal Bestuursakkoord Water ondertekend. De watertoets is verplicht gesteld (met ingang van 1 november 2003 ook wettelijk) voor ruimtelijke plannen, zoals bestemmingsplannen. De watertoets houdt in dat bij ruimtelijke planvorming alle relevante waterhuishoudkundige aspecten worden betrokken. Hiervoor wordt overleg gevoerd met de waterbeheerders. Het resultaat van de watertoets wordt beschreven in de waterparagraaf van het bestemmingsplan. In het kader van dit bestemmingsplan is er overleg gevoerd met het hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden. Het hoogheemraadschap heeft bijgedragen aan deze waterparagraaf.

5.6.2 Beheerders Waterstaatkundig gezien ligt het bestemmingsplangebied binnen het beheersgebied van het Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden (HDSR). In het gebied is het HDSR verantwoordelijk voor de waterhuishouding: het waterkwaliteits- en waterkwantiteitsbeheer en de waterkeringen. De gemeente is als initiatiefnemer en verantwoordelijke voor de inzameling van afvalwater en afstromend hemelwater bij de inrichting van de waterhuishouding betrokken. De provincie is verantwoordelijk voor het grondwaterbeheer en beoordeelt het bestemmingsplan. Op waterhuishoudkundig vlak vraagt zij tevens advies van de andere waterbeheerders.

ontwerp "Prinsenlaan 80 Groenekan" () 47 5.6.3 Beleid Voor waterbeheer zijn de volgende beleidsnota's van belang: derde en vierde nota waterhuishouding (ministerie V&W), beleid waterbeheer 21e eeuw (ministerie VROM), provinciaal waterhuishoudingsplan (provincie Utrecht), de Keur, waterbeheersplan 2003-2007, waterstructuurvisie deel 1 Visie op lange termijn, nota Dempingen, nota Oeverinrichtingen, Rioleringsnota Afkoppeling hemelwater, Beleidsplan secundaire waterkering en beweidingsnota en het Lokaal Waterplan van de gemeente De Bilt. Het beleid is gericht op kwaliteitsverbetering van het oppervlaktewater (schoonwater tracé) en het streven naar een duurzaam watersysteem en -beheer.

5.6.3.1 Vierde nota Waterhuishouding Het streefbeeld van de Vierde Nota Waterhuishouding is een veilig en goed bewoonbaar land met gezonde en duurzame watersystemen. In de derde nota is onder de noemer van integraal waterbeheer een nieuwe strategie uitgezet, die als uitgangspunt neemt dat de na te streven doelen voor het waterbeheer alleen door een integrale benadering kunnen worden bereikt. In de vierde nota wordt deze beleidslijn voortgezet en aangepast vanwege nieuwe maatschappelijke ontwikkelingen recente wateroverlast, voortgaande bodemdaling, de verwachte klimaatverandering en andere factoren. De nota pleit voor meer samenhang tussen het beleid voor water, ruimtelijke ordening en milieu, gericht op de verschillende belangen zoals veiligheid, landbouw, natuur, drinkwatervoorziening, transport, recreatie en visserij. Deze integrale benadering van water zal uitgangspunt moeten zijn voor ruimtelijke plannen.

5.6.3.2 Waterbeleid voor de 21e eeuw Het kabinet is van mening dat een omslag in het waterbeleid en in het denken over water noodzakelijk is om Nederland de komende eeuw, wat betreft het water, voldoende veilig, leefbaar en aantrekkelijk te houden. Het kabinetsstandpunt 'Anders omgaan met water' kan gezien worden als een verdere concretisering van het thema veiligheid uit de Vierde Nota Waterhuishouding. De volgende uitgangspunten staan centraal in het waterbeleid voor de 21e eeuw: Betere bewustwording creëren onder de bevolking van gevaren en meer draagvlak voor het waterbeleid; 1. Een andere aanpak voor veiligheid en wateroverlast: 2. anticiperen in plaats van reageren: 3. anticiperen op toekomstige klimaatveranderingen en bodemdaling en daarbij rekening houden met de onzekerheid die hiermee is gemoeid; 4. méér ruimte naast techniek om de gevolgen van zeespiegelstijging, bodemdaling en klimaatverandering op te vangen; 5. verantwoordelijkheden niet afwentelen op benedenstrooms gelegen regio's/ de drietrapsstrategie 'vasthouden-bergen-afvoeren' is dan op het niveau van stroomgebieden en deelstroomgebieden het leidende principe; Ruimte voor water vergroten: Zowel nu als in het licht van de toekomstige ontwikkelingen is meer ruimte nodig in alle delen van het watersysteem om water veilig en zonder veel overlast te kunnen opvangen en afvoeren; Ruimte voor water behouden: Ruimte die nu beschikbaar is voor de bescherming tegen overstromingen en wateroverlast moet ten minste behouden blijven. De aanwezige ruimte mag niet sluipenderwijs verloren gaan bij de uitvoering van nieuwe ruimtelijke projecten. Ter bevordering hiervan is een 'watertoets' in ruimtelijke plannen verplicht gesteld.

5.6.3.3 Nationaal Waterplan 2009-2015 De hoofddoelstelling van NW4 houdt in: Een veilig en bewoonbaar land hebben en houden, en gezonde en veerkrachtige watersystemen instandhouden, waarmee een duurzaam gebruik blijft gegarandeerd. In deze nota komen aan de orde: watersystemen, de thema's veiligheid, verdroging, emissies en waterbodems, bestuurlijke organisatie, internationaal waterbeleid, en de financiële en economische consequenties.

48 ontwerp "Prinsenlaan 80 Groenekan" () 5.6.3.4 Waterstructuurvisie, Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden e De Waterstructuurvisie beschrijft de toekomstvisie van het waterschap. Het gaat om de hoofdlijnen van het waterbeleid voor de lange termijn. Dit is ingegeven door de klimaatverandering en bodemdaling. Het leidend principe in de Waterstructuurvisie is 'vasthouden, bergen, afvoeren.' Dat betekent dat meer water in de grond moet kunnen infiltreren en dat meer gebieden worden aangewezen voor waterberging. Andere belangrijke veranderingen in het waterbeheer in de 21 eeuw bestaan uit water als ordenend principe meenemen in ruimtelijke plannen, meer ruimte voor water in de stad houden, het combineren van diverse functies met water en watervervuiling aan de bron aanpakken.

Het waterschap streeft met het waterbeheer de volgende doelen na: het garanderen van het gewenste veiligheidsniveau tegen overstromingen en wateroverlast; het realiseren van een goede waterkwaliteit; het herstellen van de ecohydrologische variatie binnen het plangebied; het realiseren van goede gebruiksmogelijkheden van het plangebied voor verschillende maatschappelijke functies; het verminderen en zo mogelijk stoppen van de bodemdaling; het behouden of versterken van de landschappelijke betekenis van water.

Met deze doelen wordt gestreefd naar robuuste, zelfvoorzienende en veerkrachtige watersystemen. Randvoorwaarde hierbij is dat de doelen tegen maatschappelijk aanvaardbare kosten gerealiseerd kunnen worden. De maatregelen in het waterbeheersplan zijn hierop gebaseerd.

5.6.3.5 De Keur Voor het bestemmingsplan is het gestelde in de Keur van het hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden van toepassing. De handhaving van de Keur is in handen van HDSR. Voor het Keurgebied gelden verbods- en gebodsbepalingen tot het onderhoud en gebruik van wateren, oevers en waterkeringen zowel bovengronds als in de grond. In de Keur worden een aantal nota's genoemd waarin de algemene gedragsregels, ontheffingsbepalingen en voorwaarden staan waarmee een Keurontheffing verkregen kan worden. Langs de hoofdwatergangen liggen voor het overgrote deel wegen en groenvoorzieningen, waardoor onderhoud ook praktisch gezien goed mogelijk is. In combinatie met de verbods- en gebodsbepalingen van de Keur is een extra dubbelbestemming voor waterstaatsdoeleinden niet noodzakelijk.

5.6.3.6 Lokaal Waterplan De Bilt (2002) Het Lokaal Waterplan De Bilt (oktober 2002) is op initiatief van de gemeente De Bilt en het hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden ontstaan. Het is door zowel de gemeenteraad als het bestuur van het Hoogheemraadschap vastgesteld in oktober 2002. De provincie Utrecht en Hydron Midden-Nederland hebben beide actief geparticipeerd in de planvorming. Het waterschap HDSR heeft ook de belangen van het waterschap Amstel, Gooi en Vecht en waterschap Vallei en Eem, die beiden ook een (klein) deel van het grondgebied van de Bilt bestrijken. Dit heeft geresulteerd in een breed gevormd en gedragen lokaal waterplan. De Bilt was de eerste gemeente in de provincie Utrecht die een dergelijk plan opgesteld heeft. Het waterplan geeft het toekomstige beleid aan voor de inrichting en het gebruik van water. Voorop staan de integrale benadering voor het creëren van een aangenaam leefklimaat voor mens en dier en daarnaast een optimale beleving en duurzame gebruikswaarde van het watersysteem. Er is een aantal duurzaam waterbeheer doelstellingen uitgewerkt op basis waarvan streefbeelden voor de lange termijn zijn geformuleerd voor de onderscheiden gebieden binnen de gemeente. In totaal worden 58 concrete maatregelen voorgesteld om op termijn die streefbeelden te benaderen. Het plangebied van dit bestemmingsplan valt binnen het gebied met het streefbeeld 'Spannend Water'.

ontwerp "Prinsenlaan 80 Groenekan" () 49 Deze benaming is gekozen, aangezien het een overgangszone is van sterke infiltratie naar kwel. Het is een gebied met veel dynamiek, waar het water beleefd kan worden. Verder wordt in het Lokaal waterplan voorgesteld om in ieder bestemmingsplan een waterparagraaf op te nemen. Binnen het plangebied worden geen concrete maatregelen voorgesteld.

5.6.4 Aandachtspunten watersysteem Uitgangspunt van een goede waterhuishouding moet gebaseerd zijn op de twee drietrapsstrategieën. Voor waterkwantiteit geldt: ter plaatse vasthouden en infiltreren, elders in het gebied bergen afvoeren. De gemeentelijke instrumenten die hier voor worden ingezet zijn het rioleringsplan en het afkoppelplan. Daarnaast kan het watersysteem worden behouden of worden verbeterd door bij ruimtelijke (her)ontwikkeling als uitgangspunt aan te houden dat dit waterneutraal moet gebeuren. Voor waterkwaliteit geldt: vervuiling voorkomen, verschillende kwaliteiten scheiden, vuil water (laten) zuiveren. Ook hier zijn afkoppelen en infiltreren, het aanleggen van een gescheiden stelsel en bestrijding van diffuse bronnen de door de gemeente in te zetten instrumenten. Er gelden de volgende aandachtspunten: dempen van water is in principe niet toegestaan zonder compenserende maatregelen binnen het plangebied c.q. peilgebied; afkoppelen van de vuilwaterriolering van relatief schone waterstromen; bij inrichten van watergangen gebruik maken van onderhoudsarme beschoeiing of (wanneer mogelijk) liever een natuurvriendelijke oeverinrichting; (gedeeltelijke) overkluizingen, zoals bruggen en steigers, zijn onder voorwaarden toegestaan; een vergunning op basis van de Keur is vereist; 2 in geval van ruimtelijke ontwikkelingen die leiden tot een aanpassing van het geldende bestemmingsplan is de Watertoets een verplicht onderdeel; beperken van diffuse bronnen/lozingen; voorkomen van gebruik van bestrijdingsmiddelen en bemesten bij beheer van groenvoorzieningen. Mocht in de toekomst het verhard oppervlak in het plangebied toenemen met meer dan 250 m , dan dienen maatregelen genomen te worden om het afstromende hemelwater te infiltreren in de bodem. Als dit niet mogelijk is, moet er naar extra waterberging in de vorm van open water worden gezocht ter compensatie, bij voorkeur in combinatie met natuurvriendelijke oevers. Over deze zaken wordt advies ingewonnen bij de waterbeheerder. Verder moet bij de materiaalkeuze bij een aantal zaken worden stilgestaan. Het gebruik van uitlogende materialen beïnvloedt de kwaliteit van regen- en oppervlaktewater negatief en dient voorkomen te worden (gedurende zowel de bouw- en gebruiksfase alsmede de inrichting van de openbare ruimte). Emissies naar het oppervlaktewater van PAK (teer- en bitumineuze materialen, verduurzaamd hout), lood, zink en koper (via regenwaterafvoer) moeten worden tegengegaan.

5.6.5 Resultaten overleg Oppervlaktewater De watergang langs de Prinsenlaan is een hoofdwatergang en dient op de bestemmingsplankaart te worden bestemd als water. Om problemen met de waterkwaliteit te voorkomen stelt het hoogheemraadschap voor om de beide delen (noord en zuid van de bebouwing) nieuw te graven kwelsloot te koppelen met de watergang aan de oost- of westzijde. Hierdoor wordt doorstroming en ophoping van vuil voorkomen. Aan de noordzijde van de bebouwing ligt momenteel al een watergang die gekoppeld zit aan de watergang aan de westzijde van het plangebied. Hierdoor wordt de kwelsloot verbonden. Om de poel geschikt te maken voor amfibieen heeft het de voorkeur om deze geisoleerd te

50 ontwerp "Prinsenlaan 80 Groenekan" () houden van de rest van het watersysteem.

Toename verhard oppervlak Als er sprake is van toename van verhard oppervlak >1000m², dan is er 15% compensatie nodig. De kwelsloot geldt als compensatie. Op basis van het definitief ontwerp wordt het parkeerprogramma bepaald. De compensatie is afhankelijk van deze resultaten.

Grondwater Het gebied ligt deels in de 100 jaarszone van het waterwingebied van Groenekan. Dit levert enkele beperkingen op met betrekking tot funderingen (vermeld in PMV).

Riolering Het is van belang dat er geen uitlogende materialen worden gebruikt (tenzij gecoat of voorzien van KOMO-keur), zodat er geen verontreiniging kan optreden van grond- of oppervlaktewater. Het afvalwater moet op het gemeentelijk stelsel worden aangesloten.

Beheer De kwelsloot wordt onderhouden door de aanliggende eigenaar.Door de aanplant van de houtwal langs de oostoever van de westelijke watergang is het onderhoud aan deze watergang alleen nog vanaf de westzijde mogelijk. Er zijn afspraken nodig tussen de eigenaren van beide aanliggende percelen (als deze verschillen uiteraard) over het onderhoud van de sloot en het ontvangen van het slootmateriaal.

Rioolpersleiding Parallel aan de Nieuwe Weteringseweg in het weiland ten zuiden van de toekomstige bebouwing ligt een rioolpersleiding van het waterschap. De te graven watergang kan deze persleiding op twee manieren kruisen: door de leiding ter plaatse van de watergang dieper aan te leggen met een zinker door een dam met duiker aan te leggen. De minimale afstand tussen de persleiding en de duiker dient 10 cm te zijn (gezien de diepteligging van de persleiding en de beperkte waterdiepte in de duiker dient de eerstgenoemde maatregel te worden uitgevoerd.

In het bestemmingsplan is, voor zover planologisch relevant, rekening gehouden met bovengenoemde aandachtspunten.

5.7 Duurzaam bouwen

Duurzame stedenbouw is plannen en bouwen met zo min mogelijk schade voor het milieu en de gezondheid. Op alle overheidsniveaus wordt momenteel gewerkt aan het vormgeven en uitwerken van beleid op het gebied van duurzaam bouwen. Belangrijke aspecten waaraan in het kader van duurzaam bouwen aandacht wordt besteed, zijn: integraal ketenbeheer (o.a. het sluiten van de stofkringlopen); energie-extensivering (energiebesparende en de inzet van duurzame energiebronnen); kwaliteitsbevordering (toekomstwaarde) in de zin van bouwen en ruimtelijke inrichting. In de lijn van deze drie aspecten wordt bij de bouw van eventuele nieuwe woningen alsmede bij de eventuele (her)inrichting van openbare ruimte, als uitgangspunt gehanteerd dat er zo min mogelijk materialen worden toegepast en dat de materialen die worden toegepast zo min mogelijk

ontwerp "Prinsenlaan 80 Groenekan" () 51 milieubelastend zijn. In het kader van het convenant 'duurzaam bouwen' wordt verstaan onder: Bouwen : invulling geven aan het bouwproces, dat wil zeggen de gehele levensloop van een bouwwerk (initiatieffase, planfase, gebruiks-, onderhouds- en renovatiefase en de sloopfase), op zowel stedenbouwkundig-, gebouw- en materiaalniveau. Duurzaam bouwen: een wijze van bouwen (tevens planvorming en beheer) die erop is gericht een gevarieerd en kwalitatief hoogwaardig woon- en leefmilieu te realiseren met een zo laag mogelijke milieubelasting.

5.8 Ecologie

5.8.1 Algemeen Wetgeving met betrekking tot de bescherming van de natuur richt zich op twee hoofdthema's. Het gaat hierbij om de bescherming van plant- en diersoorten (soortbescherming) en de bescherming van natuurgebieden (gebiedsbescherming). De instrumenten die deze bescherming mogelijk maken, zijn op Europees niveau vertaald in Natura 2000. De Europese wetgeving ten aanzien van de soortbescherming is in Nederland vertaald in de Flora- en faunawet. De gebiedsbescherming is vastgelegd in de gewijzigde Natuurbeschermingswet 1998. Hiermee heeft Nederland de Europese wetgeving in de nationale wetgeving verankerd. Om alle natuurgebieden met elkaar te verbinden en om uitwisseling en verspreiding van soorten mogelijk te maken, wordt er in Nederland gewerkt aan de realisatie van de Ecologische Hoofdstructuur (EHS). Verder worden diverse Rode lijsten van bedreigde soorten gehanteerd bij beoordelingen voor de aanwijzing van bescherming en compensatie. Econsultancy heeft in opdracht van Het Koningsbed bv een quickscan flora en fauna uitgevoerd aan de Prinsenlaan 80 te Groenekan in de gemeente De Bilt. Er is onderzoek verricht naar de te verwachten soorten in het gebied en de invloed die de beoogde ontwikkeling heeft op de omgeving.

5.8.2 Situatie plangebied

Soortbescherming waarnemingen en te verwachten soorten Huismussen komen voor binnen de onderzoekslocatie en hebben naar verwachting grotendeels hun nesten onder de dakpannen van te handhaven woning. Tevens biedt de bestaande accommodatie nestgelegenheid voor huismus. Het groen op de onderzoekslocatie is van belang voor huismus. De te slopen rundveestal biedt nestgelegenheid voor algemene broedvogels en erfvogels als zwarte roodstaart en witte kwikstaart. In de beplanting kunnen algemene broedvogels nestgelegenheid vinden. De te slopen rundveestal en het hotel zijn potentieel geschikt als verblijfplaats voor vleermuizen, vanwege de aanwezigheid van voor de soortgroep toegankelijke spouwmuren. De onderzoekslocatie biedt foerageerhabitat voor vleermuizen. De waterloop en de houtwal, gelegen langs de Prinsenlaan (oostzijde onderzoekslocatie), kan als een potentiële vliegroute voor vleermuizen fungeren. De onderzoekslocatie vormt geschikt habitat voor algemene grondgebonden zoogdieren en amfibieën (landhabitat). De uitgestrekte graslandpercelen, op en in de wijde omgeving van de onderzoekslocatie, vormen leefgebied voor das. Het is niet uit te sluiten dat incidenteel een individu van ringslang en alpenwatersalamander op of nabij de onderzoekslocatie kan voorkomen. Voor de overige soorten uit de verschillende soortgroepen vormt de onderzoekslocatie geen geschikt habitat of zijn deze op grond van bekende verspreidingsgegevens of het ontbreken van verblijfsindicaties niet te verwachten.

52 ontwerp "Prinsenlaan 80 Groenekan" () Maatregelen ter voorkoming van overtredingen van de Flora- en faunawet Indien het groen op de onderzoekslocatie, buiten het broedseizoen wordt verwijderd, en de rundveestal buiten het broedseizoen wordt gesloopt, zullen er geen overtredingen plaats vinden met betrekking tot algemeen voorkomende broedvogels. Voor huismus geldt dat de werkzaamheden ter plaatse van het hotel tevens buiten het broedseizoen dienen te worden uitgevoerd.

Algemene zorgplicht Voor algemeen voorkomende grondgebonden zoogdieren en amfibieën geldt de algemene zorgplicht, die er ondermeer in voorziet dat al het redelijkerwijs mogelijke dient te worden gedaan om het doden van individuen te voorkomen. In het kader van de algemene zorgplicht geldt tevens voor ringslang en alpenwatersalamander, dat indien tijdens de werkzaamheden een individu aanwezig is, het dier de alpenwatersalamander, dat indien tijdens de werkzaamheden een individu aanwezig is, het dier de gelegenheid moet krijgen om weg te komen (met name zorgvuldig handelen bij het verwijderen van struweel en ruigte, ook voor algemene soorten).

Gebiedsbescherming Natura 2000 De onderzoekslocatie is niet gelegen binnen de grenzen, of in de directe nabijheid van een gebied dat aangewezen is als Natura 2000. Het meest nabijgelegen Natura 2000-gebied, de Oostelijke Vechtplassen, bevindt zich op circa 4 kilometer afstand ten westen van de onderzoekslocatie. Externe werking op Natura 2000 gebied is niet aan de orde. Ecologische Hoofdstructuur De onderzoekslocatie maakt geen deel uit van de EHS. De onderzoekslocatie ligt wel in de nabijheid van een onderdeel behorend tot de EHS.

Ligging onderzoekslocatie ten opzichte van EHS (groen)

Het meest nabijgelegen EHS-onderdeel bevindt zich circa 180 meter ten zuiden van de onderzoekslocatie. Het betreft een bosgebied aangewezen als EHS natuur. Ten oosten van de onderzoekslocatie is tevens bos aanwezig eveneens bestemd als EHS natuur. De EHS zal niet worden

ontwerp "Prinsenlaan 80 Groenekan" () 53 aangetast door de herbestemming van de onderzoekslocatie.

Noodzaak tot nader onderzoek Het kan niet op voorhand worden uitgesloten dat vleermuizen gebruik maken van de bebouwing op de onderzoekslocatie als verblijfplaats. Door de uitvoering van nader onderzoek binnen het geschikte seizoen kan dit vastgesteld worden.

Noodzaak aanvraag ontheffing Flora- en faunawet artikel 75c Indien uit aanvullend onderzoek blijkt dat zich op de onderzoekslocatie een vaste rust- of verblijfplaats van vleermuizen bevindt, treden er door de voorgenomen sloop mogelijk overtredingen op ten aanzien van de Flora- en faunawet. Ontheffingen van verbodsbepalingen ten aanzien van vleermuizen worden alleen nog verleend op basis van een wettelijk belang uit de Habitatrichtlijn. Ruimtelijke ontwikkeling valt niet onder een dergelijk belang. Door het treffen van maatregelen zal de functionaliteit van een rust- of verblijfplaats behouden moeten blijven. De maatregelen, vastgelegd in een activiteitenplan kunnen vooraf bij Dienst Regelingen ter goedkeuring worden voorgelegd, middels een ontheffingsaanvraag.

5.8.3 Conclusie Het ecologisch onderzoek is nog actief: in mei en september moeten nog metingen worden verricht naar vleermuizen. Vooruitlopend op de onderzoeksresultaten wordt de planologische procedure opgestart. De fysieke herontwikkeling van de locatie vindt uitsluitend binnen het bouwcluster plaats, waardoor de kans op het moeten uitvoeren van mitigerende maatregelen nihil is.

Er kan van uit worden gegaan dat het aspect flora en fauna de beoogde ontwikkeling niet in de weg staat.

5.9 Archeologie

5.9.1 Algemeen De bescherming van het archeologische erfgoed in de bodem en de inbedding ervan in de ruimtelijke ontwikkeling is het onderwerp van het Europese Verdrag van Valetta (Malta). In 1992 ondertekenden twintig Europese staten, waaronder Nederland, dit verdrag. De belangrijkste uitgangspunten van het verdrag zijn: archeologische waarden dienen zoveel mogelijk (in situ) in de bodem bewaard te blijven en beheermaatregelen dienen genomen te worden om dit te bewerkstelligen; vroeg in de ruimtelijke ordening dient al rekening gehouden te worden met archeologie; bodemverstoorders betalen het archeologisch (voor)onderzoek en mogelijke opgravingen wanneer behoud in situ niet mogelijk is. Het verdrag werd in 1998 door een goedkeuringswet bekrachtigd en op 1 september 2007 in de Wet op de archeologische monumentenzorg vertaald in nieuwe wetgeving. De wet regelt in aansluiting op het Europese verdrag de bescherming van archeologisch erfgoed in de bodem, onder andere door inpassing van de belangen van archeologie in de ruimtelijke ordening. Het provinciale beleid voor de archeologische monumentenzorg is er in de eerste plaats op gericht waardevolle archeologische vindplaatsen te behouden in de bodem (in situ). Omdat het gemeentelijke archeologiebeleid in de gemeente De Bilt nog in ontwikkeling is, wordt bij beslissingen aangaande archeologie voorlopig de landelijke Indicatieve Kaart van Archeologische Waarden (IKAW) en de Archeologische Monumentenkaart (AMK) gehanteerd. Op de AMK staan de terreinen met een archeologische waarde. De IKAW geeft zones aan met de kans (hoog, middelhoog of laag) op het aantreffen van archeologische resten. De gemeente De Bilt heeft in een erfgoedverordening

54 ontwerp "Prinsenlaan 80 Groenekan" () aan zowel de AMK-terreinen en de verwachtingszones van de IKAW ondergrenzen gekoppeld. Indien een plangebied groter is dan de gestelde ondergrens dient archeologisch onderzoek conform de Archeologische MonumentenZorg-Cyclus (AMZ-cyclus) te worden uitgevoerd.

5.9.2 situatie plangebied Het plangebied maakt geen deel uit van een archeologisch monumententerrein (AMK). Op het terrein zal de bodem geroerd worden vanwege de volgende werkzaamheden: de sloop van de 2 bestaande ligboxenstal, de bouw van een multifunctionele accommodatie en de aanleg van nieuwe landschapselementen, waaronder twee poelen, nieuwe kavelgrensbeplanting en een bosje ten behoeve van een dassenburcht.

Gezien de omvang van de van de bodemingrepen (groter dan100 m en dieper dan 0,3 meter) en de archeologische verwachting op basis van het IKAW komt het plangebied komt niet in aanmerking voor vrijstelling van archeologisch onderzoek. Daarom is onderzoek uitgevoerd conform de Archeologische Monumentenzorg (AMZ)-cyclus. In januari 2012 is door Econsultancy een archeologisch onderzoek uitgevoerd (Archeologisch bureauonderzoek en verkennend booronderzoek Prinsenlaan 80 te Groenekan in de gemeente De Bilt, Econsultancy, januari 2012).

Het onderzoek bestaat uit een bureauonderzoek en een inventariserend veldonderzoek. Doel van het bureauonderzoek is het verwerven van informatie, aan de hand van bestaande bronnen,over bekende en verwachte archeologische waarden, om daarmee een gespecificeerde archeologische verwachting voor het plangebied op te stellen. Het inventariserend veldonderzoek (IVO-overig, verkennende fase) heeft tot doel de in het bureauonderzoek opgestelde gespecificeerde archeologische verwachting aan te vullen en te toetsen.

Gespecificeerde archeologische verwachting Uit het bureau onderzoek volgt dat er archeologische resten kunnen worden aangetroffen voor verschillende perioden. Het plangebied ligt op de lagere flank van een ten oosten/zuidoosten gelegen dekzandrug, op de overgang naar een ten westen gelegen dekzandvlakte. Mede op basis van de diverse eerder gevonden vuurstenen artefacten had het plangebied voor Jagers-Verzamelaars (Laat-Paleolithicum t/m Neolithicum) een gunstige ligging als (tijdelijke) nederzettingslocatie (jachtkampementen) of een locatie waar veel onbewerkt vuursteen kon worden gevonden en bewerkt. Mogelijk was het plangebied ook nog geschikt voor landbouw in de Bronstijd, waarbij grondwaterstanden nog niet dermate hoog waren (gekoppeld aan de zeespiegelstijging) dat het een belemmering vormde voor de ontplooiing van agrarische activiteiten. Vanaf rond het Begin-Subatlanticum was het plangebied vermoedelijk te nat en geen geschikte bewoningslocatie in de perioden Ijzertijd, Romeinse tijd en Vroege-Middeleeuwen. Indien er enige veenvorming heeft plaatsgevonden dan is dit (dunne) pakket reeds afgegraven. Vanaf het einde van de Late-Middeleeuwen en de Nieuwe tijd werd het landbouwareaal in stand gehouden door het opbrengen van een plaggendek. Binnen het plangebied wordt op basis van het eerder gekarteerde bodemprofiel een matig dik plaggendek verwacht. Historisch kaartmateriaal geeft echter veelal een gebruik als grasland aan. Op basis van bovenstaande uitgangspunten kunnen er in het plangebied archeologische resten worden aangetroffen voor de perioden Laat-Paleolithicum t/m Bronstijd en de Late-Middeleeuwen en Nieuwe tijd. Voor de perioden Laat-Paleolithicum t/m Neolithicum (Steentijd, Jagers-Verzamelaars en Vroege-Landbouwers) wordt de trefkans hoog geacht, mede gezien de vele vondsten in de directe omgeving van het plangebied. Voor de perioden Bronstijd, Late-Middeleeuwen en Nieuwe tijd wordt de kans middelhoog geacht. De archeologische resten worden verwacht in het matig dikke plaggendek en in de top van de dekzandrug. ontwerp "Prinsenlaan 80 Groenekan" () 55 Als gevolg van eerdere bodemingrepen kunnen vindplaatsen geheel of gedeeltelijk verstoord zijn. De waarde van archeologische vindplaatsen wordt grotendeels bepaald door de mate waarin vondsten in situ bewaard zijn gebleven in de bodem en/of grondsporen intact zijn. Binnen het huidige woonerf hebben bouwactiviteiten plaatsgevonden. Voor de aanleg van de diverse strook-/sleuffunderingen en onderkeldering (mestkelders) zal de grond ver-/afgraven zijn, waardoor in het verleden eventueel aanwezige archeologische resten of sporen ter plaatse mogelijk niet meer aanwezig zijn of in een verstoorde context voorkomen. Wel is het zo dat het woonerf is opgehoogd, waardoor de bouwwerkzaamheden mogelijk minder verstoring van het oorspronkelijke bodemprofiel zal hebben veroorzaakt. Buiten het bestaande woonerf is het plangebied voor zover bekend tot op heden grotendeels alleen in agrarisch gebruik geweest. Hier mag in eerste instantie verwacht worden dat de bodem, afgezien van de bouwvoor, minimaal verstoord is.

Resultaten inventariserend veldonderzoek Uit de resultaten van het inventariserend veldonderzoek (IVO, verkennende fase) blijkt dat binnen het gehele plangebied sprake is van een sterk verstoorde bodemopbouw. De boringen binnen het woonerf/boerenerf laten de meest diepe verstoringen zien, zeer waarschijnlijk veroorzaakt tijdens het ontstaan van het boerenerf met bijbehorend woonhuis en schuur/veestal, als tijdens de bouw van de ten noorden gelegen slaapaccomodatie en omliggende/heringerichte siertuin. Onder de huidige bouwvoor loopt deze verstoring door tot een diepte van minimaal 55 en maximaal 140 cm -mv. De verstoringen zullen zeer waarschijnlijk zijn veroorzaakt door diepe ploegwerkzaamheden. Aangezien binnen het gehele plangebied het oorspronkelijke bodemprofiel geheel verstoord is, zullen eventueel aanwezige archeologische sites (nederzettingscomplexen) niet meer in situ worden aangetroffen.

5.9.3 Conclusie Op basis van de waargenomen diepe bodemverstoringen, kan worden geconcludeerd dat voorheen eventueel aanwezige archeologische sites (nederzettingscomplexen) niet meer aanwezig zullen zijn, dan wel in situ zullen worden aangetroffen.

Op grond van het ontbreken van aanwijzingen voor de aanwezigheid van archeologische waarden/de verstoorde bodemopbouw, wordt in het archeologisch onderzoek geadviseerd om, ten aanzien van de geplande bodemingrepen, in het kader van de Archeologische Monumentenzorg (AMZ) geen vervolgonderzoek te laten plaatsvinden.

De gemeente de Bilt neemt dit selectieadvies over.

56 ontwerp "Prinsenlaan 80 Groenekan" () Hoofdstuk 6 Juridische vormgeving

6.1 Algemeen

In het onderhavige bestemmingsplan wordt de ruimtelijke en functionele ontwikkeling van het perceel Prinsenlaan 80 te groenekan planologisch vastgelegd. Het bestemmingsplan kent een nauwe samenhang met: Het collegebesluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente de Bilt om principiële medewerking te willen verlenen aan het initiatief.(28 juni 2011); De Intentieovereenkomst tussen gemeente en initiatiefneme gesloten op 12 december 2011 Het document 'Prinsenlaan80 Groenkan, Ruimtelijke Randvoorwaarden, Gemeente De Bilt/Vollmer & Partners, 7 februari 2012'. Vastgesteld door de gemeenteraad van De Bilt op 26 april 2012; Het Natuurontwikkelingsplan Prinsenlaan, Agroplan, 14 maart 2012 De anterieure overeenkomst tussen gemeente en initiatiefneme gesloten op 22 mei 2012.

6.2 Plansystematiek

De plansystematiek is gebaseerd op de systematiek van het 'Concept voorontwerp bestemmingsplan 'Buitengebied Maartensdijk 2012'. Het plan beoogt met een eenvoudige regeling de voorgestane ruimtelijke structuur en de functionele opzet te waarborgen. Eer is gebruik gemaakt van een beperkt aantal bestemmingen. Waar nodig zijn enkele aanduidingen opgenomen die specifieke randvoorwaarden voor dit perceel vastleggen.

6.3 Hoofdlijnen van de juridische regeling

6.3.1 Bestemmingen Gemengd De bestemming 'Gemengd' is is een multifunctionele bestemming, gericht op verblijfsrecreatie, vergaderactiviteiten en daaraan ondergeschikte horeca. Natuur De bestemming 'Natuur' is gericht op landschaps- en natuurontwikkeling op het terrein. Wonen De bestemming 'Wonen' is gericht op de bestaande bedrijfswoning, die in het onderhavige bestemmingsplan wordt onmgezet naar een burgerwoning. Water De bestemming 'Water' heeft betrekking op de hoofdwatergang langs de Prinsenlaan.

6.3.2 Specifieke aanduidingen veiligheidszone - c De veiligheidszone heeft betrekking op defensie-inrichting aan de Nieuwe Weteringseweg 229 , gelegen op circa 800 meter van het plangebeid. natuur- en landschapswaarden Deze aanduiding heeft betrekking op de nieuw aan te leggen kavelgrensbeplanting aan de westzijde van het plangebied en de waardevolle, te behouden laanbeplanting langs de Prinsenlaan. water ontwerp "Prinsenlaan 80 Groenekan" () 57 Deze aanduiding heeft betrekking op de nieuw aan te leggen middensloot, in de lengterichting van het perceel specifieke bouwaanduiding - eerstelijns bebouwing (sba-1) Deze aanduiding regelt de specifieke bouwmogelijkheden (o.a. de bouwhoogte) van de eerstelijns bebouwing. specifieke bouwaanduiding - eerstelijns bebouwing (sba-2) Deze aanduiding regelt de specifieke bouwmogelijkheden (o.a. de bouwhoogte) van de tweedelijns bebouwing.

6.4 Handhaving

Bij raadsbesluit van 18 december 2008 is de Kadernota integrale handhaving vergunningen en toezicht vastgesteld. Deze nota verklaart onder meer de reeds in de Kadernota handhaving van 28 november 2002 vastgestelde uitgangspunten voor de handhaving van bestemmingsplan- en bouwregelgeving mede van toepassing op het milieutoezicht. De gezamenlijke Kadernota's hebben tot doel de handhaving van bestemmingsplan-, bouw- en milieuregelgeving te bevorderen. Met het vastleggen van regels in het bestemmingsplan heeft de gemeente zichzelf de beginselplicht opgelegd de naleving van bestemmingsplanregels te controleren en, waar nodig, te handhaven. De gemeente heeft naast deze toezichtstaak ook een toezichtsbelang. De vele claims op de schaarse ruimte en de daarmee gepaard gaande dreigende achteruitgang van de kwaliteit van het gebied vragen om een duidelijke samenhangende visie van het gemeentebestuur op de inrichting en het gebruik van het gemeentelijk grondgebied. Onderdeel van een dergelijke visie is het toezicht op en in het verlengde daarvan de handhaving van de regelgeving. In de Kadernota handhaving zijn vijf doelstellingen geformuleerd, die worden nagestreefd bij de uitvoering van handhaving binnen de gemeente De Bilt: het creëren van politiek, ambtelijk en maatschappelijk draagvlak voor de naleving van regels; het verhogen van de kwaliteit van de leefomgeving; het waarborgen van de rechtszekerheid van burgers; het waarborgen van gelijke behandeling van burgers; het beperken van schadeclaims. Voor het bestuursrechtelijke en strafrechtelijk instrumentarium in het kader van de handhaving wordt verwezen naar de Nota handhaving. Voor de concrete nalevingsstrategie wordt verwezen naar het Uitvoeringsprogramma Integrale handhaving Vergunningen en Toezicht 2009.

58 ontwerp "Prinsenlaan 80 Groenekan" () Hoofdstuk 7 Economische uitvoerbaarheid

7.1 Wettelijk kader

Gelet op het bepaalde in artikel 3.1 Wro moet in het kader van een bestemmingsplan onder andere inzicht worden verschaft in de economische uitvoerbaarheid van het plan. In verband daarmee is eerst onderzocht of voor het onderhavige bestemmingsplan op grond van artikel 6.12, eerste lid Wro de verplichting bestaat om één of meer exploitatieplannen vast te stellen. Op grond van artikel 6.12, lid 1 van de Wro stelt de gemeenteraad2 een exploitatieplan vast voor gronden waarop een in het Besluit ruimtelijke ordening (hierna: Bro) aangewezen bouwplan is voorgenomen. Dit zijn de volgende bouwplannen: de bouw van één of meer woningen; de bouw van één of meer hoofdgebouwen; de uitbreiding van een hoofdgebouw met ten minste 1000 m of met één of meer 2 woningen; 2 de verbouwing van één of meer aaneengesloten gebouwen die voor andere doeleinden in gebruik of ingericht waren, voor woondoeleinden, mits ten minste 10 woningen worden gerealiseerd; de verbouwing van één of meer aaneengesloten gebouwen die voor andere doeleinden in gebruik waren, voor detailhandel, dienstverlening, kantoor of horecadoeleinden, mits de cumulatieve oppervlakte van de nieuwe functies ten minste 1000 m bedraagt; de bouw van kassen met een oppervlakte van ten minste 1000 m . Op grond van artikel 6.12, lid 2 Wro kan van deze verplichting worden afgezien, indien (globaal) sprake is van de volgende factoren: 1. het verhaal van de kosten van de grondexploitatie anderszins verzekerd is en 2. het bepalen van een fasering en/of het vastleggen van locatie-eisen niet noodzakelijk is. Voor de beoordeling van de vraag of het kostenverhaal anderszins verzekerd is, is de eigendomsituatie van belang. In het geval dat alle gronden binnen een exploitatiegebied eigendom zijn van de gemeente, kan de gemeente de kosten van de grondexploitatie verrekenen in de prijs van de uit te geven bouwrijpe kavels. In dat geval is het kostenverhaal afdoende anderszins verzekerd en is het vaststellen van een exploitatieplan niet verplicht. Een andere mogelijkheid is dat de gemeente in een overeenkomst met de ontwikkelaar heeft vastgelegd hoe de kosten van de grondexploitatie worden verrekend. Ook in dat geval is het vaststellen van een exploitatieplan niet verplicht.

7.2 Situatie plangebied

In het voorliggende geval is een intentieovereenkomst gesloten tussen de gemeente De Bilt en de initiatiefnemer. Op basis van deze overeenkomst is een overeenkomst tot kostenverhaal voor de ontwikkeling van hetperceel Prinsenlaan 80 te Groenekan gesloten tussen de gemeente De Bilt en de initiatiefnemer. Het doel van deze overeenkomst is het vastleggen van de voorwaarden waaronder de gemeente medewerking verleent aan de door Exploitant gewenste wijziging van het bestemmingsplan ten behoeve van de ontwikkeling en realisatie van het door Exploitant voorgenomen Bouwplan en de betaling van de Exploitatiebijdrage door Exploitant aan de Gemeente. Exploitant zal voor eigen rekening en risico het betrokken perceel ontwikkelen. De overeenkomst regelt onder andere de sloop voormalige bedrijfsstal, het oprichten van een nieuw gebouw ten behoeve van horeca-, vergader- en verblijfsrecreatieve activiteiten, de vereiste natuurcompensatiemaatregelen. Tan aanzien van de natuurcompensatie is vastgelegd dat deze binnen een jaar na vaststelling van de bestemmingsplanwijziging gerealiseerd dient te zijn. In de overeenkomst is ene boeteclausule opgenomen voor het geval de exploitant de verplichting tot sloop van de stal en de aanleg van natuurcompensatie niet zou nakomen. Hiermee zijn de sloop van de bebouwing en de natuurcompensatie verzekerd.

ontwerp "Prinsenlaan 80 Groenekan" () 59 Het risico van planschade uit hoofde van de wijziging van het partiële bestemmingsplan is voor rekening van Exploitant. Door het afsluiten van de overeenkomsten is het kostenverhaal voor de gemeente volledig verzekerd. Dit brengt met zich mee dat vaststelling van een exploitatieplan achterwege kan blijven.

60 ontwerp "Prinsenlaan 80 Groenekan" () Hoofdstuk 8 Overlegresultaten

8.1 Overleg met de bevolking

8.1.1 Informatieavond Op 28 februari is een informatieavond georganiseerd voor omwonenden van het perceel waarin de ruimtelijke randvoorwaarden, die mede de basis vormen voor het onderhavige bestemmingsplan, zijn toegelicht. (Voor de ruimtelijke randvoorwaarden zie ook hoofdstuk 4.1.1.).

8.2 Overleg met instanties

Deze paragraaf beschrijft de resultaten van het overleg met instanties, ex artikel 3.1.1 Bro. De paragraaf wordt ingevuld na afloop van de termijn waarop het voorontwerp in het kader van het overleg aan instanties is toegezonden.

ontwerp "Prinsenlaan 80 Groenekan" () 61 62 ontwerp "Prinsenlaan 80 Groenekan" () Uitgevoerde onderzoeken en voorstudies

Ten behoeve van de beoogde ontwikkeling zijn de onderstaande onderzoeken en voorstudies uitgevoerd: 1. Milieuadvies Prinsenlaan 80 in Groenekan, Gemeente De Bilt, Milieudienst Zuidoost-Utrecht, 29 november 2011 2. Archeologisch bureauonderzoek en verkennend booronderzoek Prinsenlaan 80 te Groenekan in de gemeente De Bilt, Econsultancy, januari 2012 3. Natuurontwikkelingsplan Prinsenlaan, Agroplan, 14 maart 2012 4. Prinsenlaan 80 Groenkan, Ruimtelijke Randvoorwaarden, Gemeente De Bilt/Vollmer & Partners, 7 februari 2012'. Vastgesteld door de gemeenteraad van De Bilt op 26 april 2012; 5. Werkdocument Hotel ’t Koningsbed, Grontmij, Versie 16 mei 2012 6. Quickscan flora en fauna, Prinsenlaan 80 te Groenekan , Econsultancy, 12 januari 2012

ontwerp "Prinsenlaan 80 Groenekan" () 63 64 ontwerp "Prinsenlaan 80 Groenekan" () Regels

ontwerp "Prinsenlaan 80 Groenekan" () 65 Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan: het bestemmingsplan Prinsenlaan 80 Groenekan van de gemeente De Bilt;

1.2 bestemmingsplan: de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0310.0002BP12007-ON01 met de bijbehorende regels en eventuele bijlagen;

1.3 aanbouw: een aan een hoofdgebouw aanwezig bouwwerk dat al dan niet rechtstreeks vanuit dat hoofdgebouw toegankelijk is;

1.4 aanduiding: een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.5 aanduidingsgrens: de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.6 bebouwing: één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;

1.7 bebouwingskarakteristiek: de bouwhoogte van de hoofdgebouwen, de situering daarvan ten opzichte van de openbare weg, de mate van aaneenbouwen en/of de onderlinge afstanden tussen de hoofdgebouwen en de bouwmassa van de hoofdgebouwen ten opzichte van het bouwperceel;

1.8 bestaand bouwwerk: een bouwwerk, dat ten tijde van het in ontwerp ter inzage leggen van dit plan bestaat, dat/die of in uitvoering is of dat na dat tijdstip is of mag worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning, waarvoor de aanvraag voor dat tijdstip is ingediend of krachtens een omgevingsvergunning die na dit tijdstip, hoewel in strijd met dit plan, niet mag worden geweigerd;

1.9 bestemmingsgrens: de grens van een bestemmingsvlak;

1.10 bestemmingsvlak: een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.11 bijgebouw: een gebouw dat in functioneel en bouwkundig opzicht ondergeschikt is aan een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw;

66 ontwerp "Prinsenlaan 80 Groenekan" () 1.12 bouwen: het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;

1.13 bouwgrens: de grens van een bouwvlak;

1.14 bouwlaag: een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren (of horizontale balklagen) is begrensd en waarvan de lagen een nagenoeg gelijk omvang hebben, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw, dakopbouw en/of zolder;

1.15 bouwperceel: een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.16 bouwperceelgrens: een grens van een bouwperceel;

1.17 bouwvlak: een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

1.18 bouwwerk: elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.19 erftoegangsweg: een weg bedoeld voor het toegankelijk maken van erven; deze wegcategorie is in beginsel toegankelijk voor elke vervoerswijze;

1.20 gebouw: elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.21 geluidzoneringsplichtige inrichting: een inrichting, bij welke ingevolge de Wet geluidhinder rondom het terrein van vestiging in een bestemmingsplan een geluidszone moet worden vastgesteld;

1.22 hoofdgebouw: een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn constructie of afmetingen als het belangrijkste bouwwerk valt aan te merken;

1.23 horeca: het bedrijfsmatig verstrekken van ter plaatse te nuttigen voedsel en dranken, het bedrijfsmatig exploiteren van zaalaccommodatie en/of het bedrijfsmatig verstrekken van nachtverblijf; ontwerp "Prinsenlaan 80 Groenekan" () 67 1.24 overkapping: een bouwwerk van één bouwlaag dat dient ter overdekking en niet of slechts gedeeltelijk met wanden is omgeven;

1.25 peil: a. de hoogte van het afgewerkte maaiveld + 15 cm; b. indien de kruin van de weg lager ligt dan de onder a genoemde hoogte, geldt de kruin van de weg als peil;

1.26 relatie: een figuur dat twee afzonderlijk weergegeven delen van een bouwvlak dan wel bestemmingsvlak met elkaar verbindt, zodanig dat voor toepassing van de regels sprake is van één bouwvlak dan wel bestemmingsvlak;

1.27 verblijfsrecreatie: recreatief verblijf, waarbij overnacht wordt in kampeermiddelen, recreatiewoningen en/of recreatieverblijven;

1.28 voorgevel: de naar de wegzijde gekeerde gevel; in geval er meerdere gevels zijn aan te merken als voorgevel, is de gevel die meetelt in de huisnummering de voorgevel;

1.29 voorgevelrooilijn: 1. langs een wegzijde met een regelmatige of nagenoeg regelmatige ligging van de voorgevels van de bestaande bebouwing: de evenwijdig aan de as van de weg gelegen lijn, welke, zoveel mogelijk aansluitend aan de ligging van de voorgevels van de bestaande bebouwing, een zoveel mogelijk gelijkmatig beloop van de rooilijn overeenkomstig de richting van de weg geeft; 2. langs een wegzijde waarlangs geen bebouwing als onder a bedoeld aanwezig is en waarlangs mag worden gebouwd: a. bij een wegbreedte van ten minste 10 meter, de lijn gelegen op 15 meter uit de as van de weg; b. bij een wegbreedte geringer dan 10 meter, de lijn gelegen op 10 meter uit de as van de weg;

1.30 woning of wooneenheid: een ruimte of complex van ruimten, bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijke huishouding.

68 ontwerp "Prinsenlaan 80 Groenekan" () Artikel 2 Wijze van meten

2.1 Basisregels Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1.1 de afstand tot de bouwperceelgrens: tussen de grenzen van een bouwperceel en enig punt van een op dat bouwperceel voorkomend gebouw waar die afstand het kortst is;

2.1.2 de bouwhoogte van een bouwwerk: vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.1.3 de goothoogte van een bouwwerk: vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

2.1.4 de inhoud van een bouwwerk: tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

2.1.5 de lengte, breedte en diepte van een gebouw: tussen (de lijnen, getrokken door) de buitenwerkse gevelvlakken (en/of het hart van de scheidingsmuren);

2.1.6 de oppervlakte van een bouwwerk: tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

2.1.7 het bebouwingspercentage: het deel van het aanduidingsvlak, bouwvlak of bestemmingsvlak uitgedrukt in procenten dat bebouwd mag worden.

2.2 Aanvullende regels

2.2.1 de bouwhoogte van ondergeschikte bouwonderdelen: De in lid 2.1.2 genoemde ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen, mogen de maximale bouwhoogte met niet meer dan 3 meter overschrijden.

2.2.2 de grootte van dakoverstekken: Indien er dakoverstekken aanwezig zijn met een lengte van 70 cm of meer, dan wordt bij de bepaling van de oppervlakte van een bouwwerk het einde van de dakoverstek als buitenwerks gevelvlak aangemerkt.

ontwerp "Prinsenlaan 80 Groenekan" () 69 Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Gemengd

3.1 Bestemmingsomschrijving De voor 'Gemengd' aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. vergaderactiviteiten b. verblijfsrecreatieve activiteiten met daaraan ondergeschikt, ter ondersteuning van de verblijfsrecreatieve activiteiten: c. horeca, voor zover sprake van 'lichte' en verblijfsrecreatief verwante activiteiten, zoals een kleinschalige eetgelegenheid ten behoeve van gasten en passanten, en voor zover behorend tot categorie 1 van de van deze planregels deel uitmakende Staat van Horeca-activiteiten d. hobbymatige agrarische activiteiten inclusief bijbehorende: e. toegangswegen, -paden en verblijfsgebied; f. parkeervoorzieningen; g. groenvoorzieningen; h. water, ter plaatse van de aanduiding 'water' (wa).

3.2 Bouwregels Op of in de in lid 3.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend in de bestemming passende bouwwerken worden gebouwd onder de volgende voorwaarden: a. gebouwen dienen gebouwd te worden ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - eerstelijns bebouwing' (sba-1) en/of ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - tweedelijs bebouwing' (sba-2); b. bebouwing is mogelijk tot een maximale gezamenlijke oppervlakte van 820 m²;

Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - eerstelijns bebouwing' (sba-1) gelden de volgende bouwregels: c. de goothoogte en bouwhoogte van de gebouwen mag niet meer bedragen dan respectievelijk 3,5 meter en 8 meter; d. de breedte van de voorgevel, evenwijdig aan de Nieuwe Weteringseweg, bedraagt maximaal 10 meter; e. in samenhang met de aangrenzende bestemming 'wonen' bedraagt de gezamenlijke breedte van de voorgevels, gericht naar de Nieuwe Weteringseweg, maximaal 30 meter; f. de gebouwen worden gebouwd in 1 bouwlaag met kap; g. de diepte van de gebouwen mag niet meer bedragen dat 15 meter.

Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - tweedelijns bebouwing' (sba-2) gelden de volgende bouwregels: h. de goothoogte en bouwhoogte van de gebouwen mag niet meer bedragen dan respectievelijk 6 meter en 10 meter; i. de breedte van de voorgevel, evenwijdig aan de Nieuwe Weteringseweg, bedraagt maximaal 15 meter; j. de gebouwen worden gebouwd in maximaal 2 bouwlagen met kap; k. de diepte van de gebouwen mag niet meer bedragen dat 34 meter.

70 ontwerp "Prinsenlaan 80 Groenekan" () Ter plaatse van de aanduiding 'water' (wa) gelden de volgende bouwregels: l. op deze gronden zijn in principe geen gebouwen toegestaan, ten behoeve van het behoud van een zichtlijn over het erf; m. er is slechts één gebouwde verbinding toegestaan tussen de bebouwing aan weerszijden van de zichtlijn; n. de wanden van het de gebouwde verbinding dienen in een transparant materiaal te worden uitgevoerd; o. de bouwhoogte van deze gebouwde verbinding mag niet meer bedragen dan 3 meter; p. de bouwdiepte mag niet meer bedragen dan 3 meter. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag niet meer bedragen dan: 7 meter voor palen en masten; 2 meter voor erfafscheidingen; 3 meter voor overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

3.3 Nadere eisen Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen aan het oppervlak en de locatie van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, voor zover dit noodzakelijk is om te kunnen voorzien in voldoende parkeerplaatsen op eigen terrein.

3.4 Specifieke gebruiksregels Voor de activiteiten, zoals bedoeld onder 3.1 gelden de volgende gebruiksregels: a. de oppervlakte ten behoeve van ondersteunende horeca-activiteiten, mag maximaal 20% van de totale bruto vloeroppervlakte van de gebouwen binnen de bestemming 'gemengd' omvatten; b. het parkeerprogramma dat op basis van het definitieve plan wordt vastgesteld, moet volledig op eigen terrein worden ingepast.

ontwerp "Prinsenlaan 80 Groenekan" () 71 Artikel 4 Natuur

4.1 Bestemmingsomschrijving De voor 'Natuur' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

De voor 'Natuur' aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. behoud en bescherming van landschappelijke en natuurwetenschappelijke waarden; b. dagrecreatie; c. ecologische voorzieningen; inclusief bijbehorende: d. toegangswegen, -paden en verblijfsgebied; e. groenvoorzieningen; f. bermen en waterlopen.

Onder het doel 'behoud en bescherming van landschappelijke en natuurwetenschappelijke waarden', worden de volgende ruimtelijke kenmerken begrepen: graslandschap in combinatie met droge beschutte delen; behoud en bescherming van de openheid sloten, ter plekke van de aanduiding 'water' (wa); kavelgrensbeplantingen, ter plekke van de aanduiding 'natuur- en landschapswaarden' (nlw). een bosje ten behoeve van de ontwikkeling van een dassenburcht een poel, begeleidende beplanting en een bosje ten behoeve van een verbindingsroute en leefruimte voor de das.

Het doel 'dagrecreatie' is beperkt tot het gebruik van bestaande voet- fiets- en ruiterpaden, picknickplaatsen en naar de aard daarmee gelijk te stellen voorzieningen.

Het doel 'ecologische voorzieningen' is beperkt tot het aanbrengen van voorzieningen ter bevordering of instandhouding van ecologische verbindingen.

4.2 Bouwregels Op of in de in lid 4.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend in de bestemming passende bouwwerken, geen gebouw zijnde worden gebouwd onder de volgende voorwaarden: a. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag niet meer dan 3 meter bedragen.

4.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken a. Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden op en in de hierna genoemde gronden de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren: 1. het aanleggen, verbreden en verharden van wegen, paden en parkeergelegenheden en het aanleggen van andere oppervlakteverhardingen; 2. het aanbrengen van bovengrondse leidingen, constructies, installaties en apparatuur; 3. het ophogen van gronden; 4. het vellen en rooien van houtopstanden; 5. het vergraven van oevers en het verlagen van de waterstand van waterlopen; 6. het verlagen van de bodem en afgraven van gronden, tenzij daarvoor een vergunning krachtens de Ontgrondingenwet is vereist en het egaliseren van gronden; 7. het verrichten van grondwerkzaamheden tot op het niveau van de grondwaterstand; 8. het dempen van sloten en andere watergangen.

72 ontwerp "Prinsenlaan 80 Groenekan" () b. Een omgevingsvergunning als bedoeld onder a. mag alleen worden verleend indien door de uitvoering van de werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen, geen blijvend onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de waarden en/of functies die het plan beoogt te beschermen, tenzij hieraan door het stellen van voorwaarden voldoende tegemoet kan worden gekomen. c. Bij de afweging als bedoeld onder b. wordt in ieder geval betrokken het bepaalde in lid 4.1. d. Geen omgevingsvergunning als bedoeld onder a. is vereist voor:

1. werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden behorende bij het normale onderhoud, gebruik en beheer; 2. werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden die op het moment van inwerkingtreding van het plan in uitvoering waren of konden worden uitgevoerd krachtens een vóór dat tijdstip geldende of aangevraagde vergunning. e. Bij de beoordeling van omgevingsvergunningen voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden die betrekking hebben op het dempen van sloten zal ten minste een evenredige compensatie van het verlies aan waterareaal als voorwaarde worden gesteld. De omgevingsvergunning wordt niet verleend, indien de breedte van het perceel dat ontstaat na demping van de sloot of watergang, die parallel aan de verkavelingsrichting (opstrek) loopt, meer dan 70 m zal bedragen.

ontwerp "Prinsenlaan 80 Groenekan" () 73 Artikel 5 Water

5.1 Bestemmingsomschrijving De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. waterpartijen en waterlopen, inclusief taluds en bermen; b. behoud en herstel van natuur- en landschapswaarden; c. waterberging; d. waterhuishoudkundige werken; e. bruggen en duikers.

5.2 Bouwregels Op of in de in lid 5.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend in de bestemming passende bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd waarvan de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 3 meter. De breedte van bruggen mag niet meer bedragen dan 6 meter.

5.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden a. Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden op en in de hierna genoemde gronden de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren: 1. het vellen en rooien van houtopstanden; 2. het vergraven van oevers en het verlagen van de waterstand van waterlopen; 3. het verlagen van de bodem en afgraven van gronden, tenzij daarvoor een vergunning krachtens de Ontgrondingenwet is vereist en het egaliseren van gronden; 4. het verrichten van grondwerkzaamheden tot op het niveau van de grondwaterstand; 5. het dempen van sloten en andere watergangen. b. Een omgevingsvergunning als bedoeld onder a. mag alleen worden verleend indien door de uitvoering van de werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen, geen blijvend onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de waarden en/of functies die het plan beoogt te beschermen, tenzij hieraan door het stellen van voorwaarden voldoende tegemoet kan worden gekomen. c. Bij de afweging als bedoeld onder b. wordt in ieder geval betrokken het bepaalde in lid 21.1 d. Geen omgevingsvergunning als bedoeld onder a. is vereist voor: 1. werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden behorende bij het normale onderhoud, gebruik en beheer; 2. het aanleggen van verhardingen ten behoeve van in- en uitritten; 3. werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden die op het moment van inwerkingtreding van het plan in uitvoering waren of konden worden uitgevoerd krachtens een vóór dat tijdstip geldende of aangevraagde vergunning. e. Bij de beoordeling van omgevingsvergunningen voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden die betrekking hebben op het dempen van sloten zal ten minste een evenredige compensatie van het verlies aan waterareaal als voorwaarde worden gesteld. De omgevingsvergunning wordt niet verleend, indien de breedte van het perceel dat ontstaat na demping van de sloot of watergang, die parallel aan de verkavelingsrichting (opstrek) loopt, meer dan 70 m zal bedragen.

74 ontwerp "Prinsenlaan 80 Groenekan" () Artikel 6 Wonen

6.1 Bestemmingsomschrijving De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. woningen met bijgebouwen; b. de uitoefening van aan-huis-verbonden beroepen; inclusief bijbehorende: c. tuinen en erven; d. groenvoorziening; e. parkeergelegenheid (op eigen terrein).

6.2 Bouwregels Op of in de in lid 6.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend in de bestemming passende bouwwerken worden gebouwd onder de volgende voorwaarden: a. per bestemmingsvlak is maximaal het bestaande aantal woningen toegestaan; b. de voorgevels van de woningen dienen evenwijdig aan en in de voorgevelrooilijn te worden gebouwd; c. de hoofdgebouwen en bijgebouwen worden gebouwd met kap; d. de oppervlakte van woningen inclusief aanbouwen mag niet meer dan 120 m² bedragen; e. de goot- en bouwhoogte van woningen mogen niet meer bedragen dan respectievelijk 3,5 m en 8m; f. in samenhang met de aangrenzende bestemming 'Gemengd' bedraagt de gezamenlijke breedte van de voorgevels, gericht naar de Nieuwe Weteringseweg, maximaal 30 meter; g. bijgebouwen en overkappingen mogen niet binnen een afstand van 4 m achter (het velengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw worden gebouwd; h. de gezamenlijke oppervlakte van bijgebouwen en overkappingen per woning mag niet meer dan 50 m² bedragen; i. de goot- en bouwhoogte van aanbouwen, bijgebouwen en overkappingen mogen niet meer bedragen dan respectievelijk 3 m en 6 m; j. voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels: 1. voor (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw zijn slechts erfafscheidingen toegestaan, waarvan de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 1 meter; 2. achter (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw zijn bouwwerken, geen gebouwen zijnde, toegestaan, waarvan de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan: 7 meter voor palen en masten; 2 meter voor erfafscheidingen; 3 meter voor overige bouwwerken; geen gebouwen zijnde;

6.3 Nadere eisen Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen aan het oppervlak en de locatie van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, voor zover dit noodzakelijk is om te kunnen voorzien in voldoende parkeerplaatsen op eigen terrein.

6.4 Specifieke gebruiksregels In het hoofdgebouw of in een aan- of uitbouw van de woning is een aan-huis-verbonden beroep alleen toegestaan onder de volgende voorwaarden: a. de activiteiten mogen aan de woonfunctie geen afbreuk doen en dienen daaraan ondergeschikt te zijn in die zin, dat de woonfunctie de belangrijkste functie dient te blijven; dit betekent, dat ten behoeve van een aan-huis-verbonden beroep niet meer dan 40% van het vloeroppervlak van een woning mag worden gebruikt; b. de activiteiten mogen geen hinder opleveren voor de woonsituatie; dit betekent dat in geval van bedrijfsactiviteiten slechts aan het vestigen van bedrijfsactiviteiten in categorie 1 van de van deze planregels deel uitmakende Staat van Bedrijfsactiviteiten medewerking wordt verleend;

ontwerp "Prinsenlaan 80 Groenekan" () 75 c. de activiteiten mogen zowel naar de aard als ten aanzien van de visuele aspecten ervan geen afbreuk doen aan het karakter van de woning en de woonomgeving; d. de activiteiten mogen geen detailhandel betreffen; e. de activiteiten mogen geen nadelige invloed hebben op de normale verkeersafwikkeling en geen onevenredige parkeerdruk veroorzaken.

76 ontwerp "Prinsenlaan 80 Groenekan" () Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 7 Anti- dubbeltelbepaling

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

ontwerp "Prinsenlaan 80 Groenekan" () 77 Artikel 8 Algemene bouwregels

8.1 Afwijkende maten a. In die gevallen dat goothoogten, bouwhoogten, oppervlakten en inhoud op de dag van de inwerkingtreding van het plan afwijken van de regels van het plan mogen deze bestaande goothoogten, bouwhoogten, oppervlakten en inhoud in afwijking daarvan als maximaal toelaatbaar worden aangehouden, mits deze afwijkende maatvoering op legale wijze tot stand is gekomen. b. In die gevallen dat afstanden op de dag van de inwerkingtreding van het plan minder, dan wel meer bedragen dan volgens de regels van het plan is voorgeschreven, mogen deze bestaande afstanden in afwijking daarvan als minimaal, dan wel maximaal toelaatbaar worden aangehouden, mits deze afwijkende afstanden op legale wijze tot stand zijn gekomen.

78 ontwerp "Prinsenlaan 80 Groenekan" () Artikel 9 Algemene aanduidingsregels

9.1 Veiligheidszone Ter plaatse van de aanduiding 'veiligheidszone - c' gelden de volgende regels: 1. in afwijking van het bepaalde in de regels zijn gebouwen met een vlies- of gordijngevelconstructie en gebouwen met zeer grote glasoppervlakten, waarin zich als regel een groot aantal personen bevindt, niet toegestaan.

ontwerp "Prinsenlaan 80 Groenekan" () 79 Artikel 10 Algemene afwijkingsregels

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd bij het verlenen van een omgevingsvergunning af te wijken van de regels van het plan, indien het betreft: a. het oprichten van bouwwerken ten algemene nutte, zoals transformatorhuisjes, schakelhuisjes, bemalingsinrichtingen, gasdrukregel- en meetstations, telefooncellen, wachthuisjes voor verkeersdiensten, schuilgelegenheden en schaftlokalen, mits de inhoud van elk van deze gebouwtjes niet meer bedraagt dan 50 m³ en de bouwhoogte ervan niet meer bedraagt dan 3,50 meter; b. het overschrijden van de regels inzake goothoogte, bouwhoogte en oppervlakte van gebouwen met niet meer dan 10%; c. het overschrijden van de regels inzake de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met niet meer dan 20%; d. het overschrijden van de in lid 2.2.1 genoemde regels ten aanzien van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen, mits de maximale bouwhoogte met niet meer dan 5 meter wordt overschreden; e. overschrijdingen van de bestemmingsgrenzen door ondergeschikte bouwonderdelen, zoals erkers, balkons, bordessen, luifels, galerijen, trappen, overhangende verdiepingen, toegangen, lifthuizen en dergelijke, mits de overschrijding niet meer bedraagt dan 3 meter; f. geringe afwijkingen van de regels inzake de afmetingen van woningen, alsmede de afmetingen van de bij de woningen toegestane bijgebouwen, voor zover dit in het belang van een goede huisvesting van minder valide personen noodzakelijk is en geen afwijking middels een omgevingsvergunning van de desbetreffende regels van het plan kan worden verleend op basis van het bepaalde onder b van dit artikel; g. het creëren van huisvestingsmogelijkheden voor mantelzorg, in de vorm van inwoning of een afhankelijke woonruimte, met inachtname van de volgende regels: 1. mantelzorg mag, behalve in de vorm van inwoning, alleen plaatsvinden binnen een onzelfstandige woonruimte, zijnde binnen een aan- of uitbouw of bijgebouw; 2. de afstand tussen het hoofdgebouw en een vrijstaand bijgebouw mag maximaal 6 meter bedragen; 3. de gebouwen waarin mantelzorg plaatsvindt, dienen te voldoen aan de bouwtechnische eisen voor woningen, tenzij sprake is van plaatsing van een zogenaamde ‘portocabin’ of stacaravan; 4. de oppervlakte voor mantelzorg mag maximaal 50 m² bedragen; 5. er dient een indicatie Wmo door of vanwege de gemeente De Bilt te zijn afgegeven; 6. er moet volledig op eigen terrein worden geparkeerd; 7. de bouw- en gebruiksmogelijkheden van nabijgelegen percelen mogen niet in onevenredige mate worden beperkt; 8. aan de omgevingsvergunning kan een termijn worden verbonden, waarbinnen van de afwijkingsmogelijkheid gebruik moet worden gemaakt; 9. een omgevingsvergunning inzake huisvesting ten behoeve van mantelzorg vervalt indien de mantelzorgsituatie ter plaatse eindigt; h. het plaatsen van masten ten behoeve van mobiele telecommunicatie, met inachtneming van de volgende voorwaarden: 1. de bouwhoogte van een vrijstaande mast mag niet meer bedragen dan 50 meter; 2. de bouwhoogte van een mast op een gebouw mag niet meer bedragen dan 6 meter; 3. plaatsing van een mast op een gebouw is uitsluitend mogelijk indien het betreffende gebouw 15 meter of hoger is; 4. plaatsing op woongebouwen en/of een gemeentelijk monument is slechts toegestaan, indien kan worden aangetoond, dat plaatsing elders niet mogelijk is.

80 ontwerp "Prinsenlaan 80 Groenekan" () Artikel 11 Algemene gebruiksregels

Als een strijdig gebruik met het bestemmingsplan wordt in ieder geval verstaan: a. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van seksinrichtingen; b. het gebruik van bijgebouwen als zelfstandige woonruimte; c. het gebruik van gronden als opslag, stort- of bergplaats van al dan niet afgedankte voorwerpen, stoffen of producten buiten erven van (bedrijfs)gebouwen of (bedrijfs)woningen, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte beheer van gronden.

ontwerp "Prinsenlaan 80 Groenekan" () 81 Artikel 12 Algemene procedureregels

Een beslissing omtrent het verlenen van een omgevingsvergunning of het stellen van nadere eisen wordt niet eerder genomen dan het moment nadat belanghebbenden gedurende twee weken na publicatie van het voornemen tot het verlenen van een omgevingsvergunning of het stellen van nadere eisen in een van overheidswege uitgegeven blad of een dag-, nieuws- of huis-aan-huisblad, in de gelegenheid zijn gesteld mondeling of bij voorkeur schriftelijk zienswijzen tegen die voorgenomen omgevingsvergunning of nadere eis bij het college van burgemeester en wethouders in te dienen.

82 ontwerp "Prinsenlaan 80 Groenekan" () Artikel 13 Overige regels

Waar in dit plan wordt verwezen naar andere wettelijke regelingen wordt geduid op die regelingen, zoals zij luidden op het tijdstip van de ter-inzage-legging van het ontwerpbestemmingsplan.

ontwerp "Prinsenlaan 80 Groenekan" () 83 Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 14 Overgangsrecht

14.1 Overgangsrecht bouwwerken a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot, 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd; 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan. b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde onder a. een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld onder a. met maximaal 10%. c. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

14.2 Overgangsrecht gebruik a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet. b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind. c. Indien het gebruik, bedoeld onder a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten. d. Het bepaalde onder a. is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

84 ontwerp "Prinsenlaan 80 Groenekan" () Artikel 15 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan Prinsenlaan 80 Groenekan.

ontwerp "Prinsenlaan 80 Groenekan" () 85 86 ontwerp "Prinsenlaan 80 Groenekan" () Bijlagen

ontwerp "Prinsenlaan 80 Groenekan" () 87 Bijlage 1 Staat van Horeca-activiteiten

Categorie 1 'lichte horeca' Horecabedrijven die in beginsel alleen overdag en 's avonds behoeven te zijn geopend (vooral verstrekking van etenswaren en maaltijden) en daardoor slecht beperkte hinder voor omwonenden veroorzaken. Binnen deze categorie worden de volgende subcategorieën onderscheiden:

1a. Aan de overnachting en vergaderactiviteiten verwante horeca, zoals: automatiek; broodjeszaak; cafetaria; croissanterie; koffiebar; lunchroom; ijssalon; snackbar; tearoom; traiteur.

1b. Overige lichte horeca, zoals: bistro; restaurant (zonder bezorg- en/of afhaalservice); hotel.

88 ontwerp "Prinsenlaan 80 Groenekan" () Bijlage 2 Staat van Bedrijfsactiviteiten

ontwerp "Prinsenlaan 80 Groenekan" () 89 90 ontwerp "Prinsenlaan 80 Groenekan" ()

SBI-1993 SBI-2008 OMSCHRIJVING AFSTANDEN IN METERS INDICES

STOF GEUR LUCHT BODEM GELUID nummer GEVAAR VISUEEL AFSTAND VERKEER GROOTSTE - - CATEGORIE

LANDBOUW EN DIENSTVERLENING T.B.V. DE 01 01 - LANDBOUW 014 016 0 Dienstverlening t.b.v. de landbouw: 014 016 1 - algemeen (o.a. loonbedrijven): b.o. > 500 m² 30 10 50 10 50 D 3.1 2 G 1 014 016 2 - algemeen (o.a. loonbedrijven): b.o.<= 500 m² 30 10 30 10 30 2 1 G 1 - plantsoenendiensten en hoveniersbedrijven: b.o. 014 016 3 > 500 m² 30 10 50 10 50 3.1 2 G 1 - plantsoenendiensten en hoveniersbedrijven: b.o. 014 016 4 <= 500 m² 30 10 30 10 30 2 1 G 1 0142 0162 KI-stations 30 10 30 C 0 30 2 1 G 1 02 02 - BOSBOUW EN DIENSTVERLENING T.B.V. 02 02 - BOSBOUW

020 021, 022, 024 Bosbouwbedrijven 10 10 50 0 50 3.1 1 G 1 05 03 - 05 03 - VISSERIJ- EN VISTEELTBEDRIJVEN 0501.2 0312 Binnenvisserijbedrijven 50 0 50 C 10 50 3.1 1 G 1 0502 032 0 Vis- en schaaldierkwekerijen 0502 032 2 - visteeltbedrijven 50 0 50 C 0 50 3.1 1 G 1 15 10, 11 - VERVAARDIGING VAN VOEDINGSMIDDELEN 15 10, 11 - EN DRANKEN 151 101, 102 0 Slachterijen en overige vleesverwerking: - vleeswaren- en vleesconservenfabrieken: p.o. 151 101 5 <= 1000 m² 50 0 50 C 30 50 3.1 1 G 1 - vleeswaren- en vleesconservenfabrieken: p.o. 151 101 6 <= 200 m² 30 0 50 10 50 3.1 1 G 1

151 101, 102 7 - loonslachterijen 50 0 50 10 50 3.1 1 G 1

SBI-1993 SBI-2008 OMSCHRIJVING AFSTANDEN IN METERS INDICES

STOF GEUR LUCHT BODEM GELUID nummer GEVAAR VISUEEL AFSTAND VERKEER GROOTSTE - - CATEGORIE

- vervaardiging van snacks en vervaardiging van 151 108 8 kant-en-klaar-maaltijden met p.o. < 2.000 m² 50 0 50 10 50 3.1 2 G 1 152 102 0 Visverwerkingsbedrijven: 152 102 6 - verwerken anderszins: p.o. <= 300 m² 50 10 30 10 50 3.1 1 G 1 1531 1031 0 Aardappelproducten fabrieken: 1531 1031 2 - vervaardiging van snacks met p.o. < 2.000 m² 50 10 50 50 R 50 3.1 1 G 1 1552 1052 2 - consumptie-ijsfabrieken: p.o. <= 200 m² 10 0 30 0 30 2 1 G 1 1581 1071 0 Broodfabrieken, brood- en banketbakkerijen: - v.c. < 7500 kg meel/week, bij gebruik van 1581 1071 1 charge-ovens 30 10 30 C 10 30 2 1 G 1 Verwerking cacaobonen en vervaardiging 1584 10821 0 chocolade- en suikerwerk: - cacao- en chocoladefabrieken vervaardigen van 1584 10821 3 chocoladewerken met p.o. <= 200 m² 30 10 30 10 30 2 1 G 1 - suikerwerkfabrieken zonder suiker branden: p.o. 1584 10821 6 <= 200 m² 30 10 30 10 30 2 1 G 1 1585 1073 Deegwarenfabrieken 50 30 10 10 50 3.1 2 G 2 1593 t/m 1595 1102 t/m 1104 Vervaardiging van wijn, cider e.d. 10 0 30 C 0 30 2 1 G 1 17 13 - 17 13 - VERVAARDIGING VAN TEXTIEL 173 133 Textielveredelingsbedrijven 50 0 50 10 50 3.1 2 G 2 B 174, 175 139 Vervaardiging van textielwaren 10 0 50 10 50 3.1 1 G 1 Vervaardiging van gebreide en gehaakte stoffen 176, 177 139, 143 en artikelen 0 10 50 10 50 3.1 1 G 2 18 14 - VERVAARDIGING VAN KLEDING; BEREIDEN 18 14 - EN VERVEN VAN BONT 181 141 Vervaardiging kleding van leer 30 0 50 0 50 3.1 1 G 1 Vervaardiging van kleding en -toebehoren (excl. 182 141 van leer) 10 10 30 10 30 2 2 G 2

SBI-1993 SBI-2008 OMSCHRIJVING AFSTANDEN IN METERS INDICES

STOF GEUR LUCHT BODEM GELUID nummer GEVAAR VISUEEL AFSTAND VERKEER GROOTSTE - - CATEGORIE

Bereiden en verven van bont; vervaardiging van 183 142, 151 artikelen van bont 50 10 10 10 50 3.1 1 G 1 B L 19 19 - VERVAARDIGING VAN LEER EN 19 15 - LEDERWAREN (EXCL. KLEDING) 192 151 Lederwarenfabrieken (excl. kleding en schoeisel) 50 10 30 10 50 D 3.1 2 G 2 193 152 Schoenenfabrieken 50 10 50 10 50 3.1 2 G 1 20 - HOUTINDUSTRIE EN VERVAARDIGING 20 16 - ARTIKELEN VAN HOUT, RIET, KURK E.D. 2010.2 16102 2 - met zoutoplossingen 10 30 50 10 50 3.1 2 G 1 B 203, 204, Timmerwerkfabrieken, vervaardiging overige 205 162 1 artikelen van hout, p.o. < 200 m2 0 30 50 0 50 3.1 1 G 1 205 162902 Kurkwaren-, riet- en vlechtwerkfabrieken 10 10 30 0 30 2 1 G 1 21 17 - VERVAARDIGING VAN PAPIER, KARTON EN 21 17 - PAPIER- EN KARTONWAREN 2112 1712 0 Papier- en kartonfabrieken: 2112 1712 1 - p.c. < 3 t/u 50 30 50 C 30 R 50 3.1 1 G 2 22 58 - UITGEVERIJEN, DRUKKERIJEN EN 22 58 - REPRODUCTIE VAN OPGENOMEN MEDIA 221 581 Uitgeverijen (kantoren) 0 0 10 0 10 1 1 P 1 2222.6 18129 Kleine drukkerijen en kopieerinrichtingen 10 0 30 0 30 2 1 P 1 B 2223 1814 A Grafische afwerking 0 0 10 0 10 1 1 G 1 2223 1814 B Binderijen 30 0 30 0 30 2 2 G 1 2224 1813 Grafische reproduktie en zetten 30 0 10 10 30 2 2 G 1 B 2225 1814 Overige grafische aktiviteiten 30 0 30 10 30 D 2 2 G 1 B 223 182 Reproductiebedrijven opgenomen media 0 0 10 0 10 1 1 G 1 24 20 -

SBI-1993 SBI-2008 OMSCHRIJVING AFSTANDEN IN METERS INDICES

STOF GEUR LUCHT BODEM GELUID nummer GEVAAR VISUEEL AFSTAND VERKEER GROOTSTE - - CATEGORIE

VERVAARDIGING VAN CHEMISCHE 24 20 - PRODUKTEN 2442 2120 0 Farmaceutische produktenfabrieken: 2442 2120 1 - formulering en afvullen geneesmiddelen 50 10 50 50 R 50 3.1 2 G 1 B L 2442 2120 2 - verbandmiddelenfabrieken 10 10 30 10 30 2 2 G 1 2466 205903 A Chemische kantoorbenodigdhedenfabrieken 50 10 50 50 R 50 3.1 3 G 2 B 25 22 - VERVAARDIGING VAN PRODUKTEN VAN 25 22 - RUBBER EN KUNSTSTOF 2512 221102 0 Loopvlakvernieuwingsbedrijven: 2512 221102 1 - vloeropp. < 100 m2 50 10 30 30 50 3.1 1 G 1 252 222 0 Kunststofverwerkende bedrijven: - productie van verpakkingsmateriaal en 252 222 3 assemblage van kunststofbouwmaterialen 50 30 50 30 50 3.1 2 G 1 26 23 - VERVAARDIGING VAN GLAS, AARDEWERK, 26 23 - CEMENT-, KALK- EN GIPSPRODUKTEN 261 231 0 Glasfabrieken: 2615 231 Glasbewerkingsbedrijven 10 30 50 10 50 3.1 1 G 1 262, 263 232, 234 0 Aardewerkfabrieken: 262, 263 232, 234 1 - vermogen elektrische ovens totaal < 40 kW 10 10 30 10 30 2 1 G 1 L 267 237 0 Natuursteenbewerkingsbedrijven: - zonder breken, zeven en drogen: p.o. <= 2.000 267 237 2 m² 10 30 50 0 50 3.1 1 G 1 2681 2391 Slijp- en polijstmiddelen fabrieken 10 30 50 10 50 D 3.1 1 G 2 28 25 - VERVAARD. EN REPARATIE VAN PRODUKTEN VAN METAAL (EXCL. 28 25, 31 - MACH./TRANSPORTMIDD.) 281 251, 331 0 Constructiewerkplaatsen

SBI-1993 SBI-2008 OMSCHRIJVING AFSTANDEN IN METERS INDICES

STOF GEUR LUCHT BODEM GELUID nummer GEVAAR VISUEEL AFSTAND VERKEER GROOTSTE - - CATEGORIE

281 251, 331 1a - gesloten gebouw, p.o. < 200 m2 30 30 50 10 50 3.1 1 G 1 Smederijen, lasinrichtingen, bankwerkerijen e.d., 284 255, 331 B1 p.o. < 200 m2 30 30 50 10 50 D 3.1 1 G 2 B 2851 2561, 3311 0 Metaaloppervlaktebehandelingsbedrijven: Overige metaalbewerkende industrie, inpandig, 2852 2562, 3311 2 p.o. <200m2 10 30 50 10 50 D 3.1 1 G 2 B Overige metaalwarenfabrieken n.e.g.; inpandig, 287 259, 331 B p.o. <200 m2 30 30 50 10 50 3.1 1 G 2 B 30 26, 28, 33 - VERVAARDIGING VAN KANTOORMACHINES 30 26, 28, 33 - EN COMPUTERS Kantoormachines- en computerfabrieken incl. 30 26, 28, 33 A reparatie 30 10 30 10 30 2 1 G 1 31 26, 27, 33 - VERVAARDIGING VAN OVER. ELEKTR. 31 26, 27, 33 - MACHINES, APPARATEN EN BENODIGDH. 316 293 Elektrotechnische industrie n.e.g. 30 10 30 10 30 2 1 G 1 32 26, 33 - VERVAARDIGING VAN AUDIO-, VIDEO-, 32 26, 33 - TELECOM-APPARATEN EN -BENODIGDH. 261, 263, 264, Vervaardiging van audio-, video- en telecom- 321 t/m 323 331 apparatuur e.d. incl. reparatie 30 0 50 30 50 D 3.1 2 G 1 B 3210 2612 Fabrieken voor gedrukte bedrading 50 10 50 30 50 3.1 1 G 2 B 33 26, 32, 33 - VERVAARDIGING VAN MEDISCHE EN 33 26, 32, 33 - OPTISCHE APPARATEN EN INSTRUMENTEN Fabrieken voor medische en optische apparaten 33 26, 32, 33 A en instrumenten e.d. incl. reparatie 30 0 30 0 30 2 1 G 1 35 30 - VERVAARDIGING VAN TRANSPORTMIDDELEN (EXCL. AUTO'S, 35 30 - AANHANGWAGENS) 351 301, 3315 0 Scheepsbouw- en reparatiebedrijven:

SBI-1993 SBI-2008 OMSCHRIJVING AFSTANDEN IN METERS INDICES

STOF GEUR LUCHT BODEM GELUID nummer GEVAAR VISUEEL AFSTAND VERKEER GROOTSTE - - CATEGORIE

351 301, 3315 1 - houten schepen 30 30 50 10 50 3.1 2 G 1 B 36 31 - VERVAARDIGING VAN MEUBELS EN 36 31 - OVERIGE GOEDEREN N.E.G. 361 9524 2 Meubelstoffeerderijen b.o. < 200 m2 0 10 10 0 10 1 1 P 1 362 321 Fabricage van munten, sieraden e.d. 30 10 10 10 30 2 1 G 1 B 363 322 Muziekinstrumentenfabrieken 30 10 30 10 30 2 2 G 2 364 323 Sportartikelenfabrieken 30 10 50 30 50 3.1 2 G 2 365 324 Speelgoedartikelenfabrieken 30 10 50 30 50 3.1 2 G 2 3663.1 32991 Sociale werkvoorziening 0 30 30 0 30 2 1 P 1 3663.2 32999 Vervaardiging van overige goederen n.e.g. 30 10 50 30 50 D 3.1 2 G 2 40 35 - PRODUKTIE EN DISTRIB. VAN STROOM, 40 35 - AARDGAS, STOOM EN WARM WATER Elektriciteitsdistributiebedrijven, met 40 35 C0 transformatorvermogen: 40 35 C1 - < 10 MVA 0 0 30 C 10 30 2 1 P 1 B 40 35 C2 - 10 - 100 MVA 0 0 50 C 30 50 3.1 1 P 1 B 40 35 D0 Gasdistributiebedrijven: - gas: reduceer-, compressor-, meet- en regelinst. 40 35 D3 Cat. A 0 0 10 C 10 10 1 1 P 1 - gasdrukregel- en meetruimten (kasten en 40 35 D4 gebouwen), cat. B en C 0 0 30 C 10 30 2 1 P 1 40 35 D5 - gasontvang- en -verdeelstations, cat. D 0 0 50 C 50 R 50 3.1 1 P 1 40 35 E0 Warmtevoorzieningsinstallaties, gasgestookt: 40 35 E2 - blokverwarming 10 0 30 C 10 30 2 1 P 1 41 36 - 41 36 - WINNING EN DITRIBUTIE VAN WATER 41 36 A0 Waterwinning-/ bereiding- bedrijven: 41 36 A2 - bereiding met chloorbleekloog e.d. en/of straling 10 0 50 C 30 50 3.1 1 G 2

SBI-1993 SBI-2008 OMSCHRIJVING AFSTANDEN IN METERS INDICES

STOF GEUR LUCHT BODEM GELUID nummer GEVAAR VISUEEL AFSTAND VERKEER GROOTSTE - - CATEGORIE

41 36 B0 Waterdistributiebedrijven met pompvermogen: 41 36 B1 - < 1 MW 0 0 30 C 10 30 2 1 P 1 45 41, 42, 43 - 45 41, 42, 43 - BOUWNIJVERHEID 45 41, 42, 43 1 - bouwbedrijven algemeen: b.o. <= 2.000 m² 10 30 50 10 50 3.1 2 G 1 B Aannemersbedrijven met werkplaats: b.o. > 1000 45 41, 42, 43 2 m² 10 30 50 10 50 3.1 2 G 1 B - aannemersbedrijven met werkplaats: b.o.< 1000 45 41, 42, 43 3 m² 0 10 30 10 30 2 1 G 1 B 50 45, 47 - HANDEL/REPARATIE VAN AUTO'S, MOTORFIETSEN; 50 45, 47 - BENZINESERVICESTATIONS 501, 502, Handel in auto's en motorfietsen, reparatie- en 504 451, 452, 454 servicebedrijven 10 0 30 10 30 2 2 P 1 B 5020.4 45204 B Autobeklederijen 0 0 10 10 10 1 1 G 1 5020.4 45204 C Autospuitinrichtingen 50 30 30 30 R 50 3.1 1 G 1 B L 5020.5 45205 Autowasserijen 10 0 30 0 30 2 3 P 1 Handel in auto- en motorfietsonderdelen en - 503, 504 453 accessoires 0 0 30 10 30 2 1 P 1 505 473 0 Benzineservisestations: 505 473 2 - met LPG < 1000 m3/jr 30 0 30 50 R 50 3.1 3 P 1 B 505 473 3 - zonder LPG 30 0 30 10 30 2 3 P 1 B 51 46 - 51 46 - GROOTHANDEL EN HANDELSBEMIDDELING 511 461 Handelsbemiddeling (kantoren) 0 0 10 0 10 1 1 P 1 5121 4621 0 Grth in akkerbouwproducten en veevoeders 30 30 50 30 R 50 3.1 2 G 2 5122 4622 Grth in bloemen en planten 10 10 30 0 30 2 2 G 1 5124 4624 Grth in huiden, vellen en leder 50 0 30 0 50 3.1 2 G 1 Grth in ruwe tabak, groenten, fruit en consumptie- 5125, 5131 46217, 4631 aardappelen 30 10 30 50 R 50 3.1 2 G 1

SBI-1993 SBI-2008 OMSCHRIJVING AFSTANDEN IN METERS INDICES

STOF GEUR LUCHT BODEM GELUID nummer GEVAAR VISUEEL AFSTAND VERKEER GROOTSTE - - CATEGORIE

Grth in vlees, vleeswaren, zuivelprodukten, 5132, 5133 4632, 4633 eieren, spijsoliën 10 0 30 50 R 50 3.1 2 G 1 5134 4634 Grth in dranken 0 0 30 0 30 2 2 G 1 5135 4635 Grth in tabaksprodukten 10 0 30 0 30 2 2 G 1 5136 4636 Grth in suiker, chocolade en suikerwerk 10 10 30 0 30 2 2 G 1 5137 4637 Grth in koffie, thee, cacao en specerijen 30 10 30 0 30 2 2 G 1 5138, 5139 4638, 4639 Grth in overige voedings- en genotmiddelen 10 10 30 10 30 2 2 G 1 514 464, 46733 Grth in overige consumentenartikelen 10 10 30 10 30 2 2 G 1 5148.7 46499 0 Grth in vuurwerk en munitie: 5148.7 46499 1 - consumentenvuurwerk, verpakt, opslag < 10 ton 10 0 30 10 V 30 2 2 G 1 - consumentenvuurwerk, verpakt, opslag 10 tot 50 5148.7 46499 2 ton 10 0 30 50 V 50 3.1 2 G 1 5148.7 46499 5 - munitie 0 0 30 30 30 2 2 G 1 5151.1 46711 0 Grth in vaste brandstoffen: 5151.1 46711 1 - klein, lokaal verzorgingsgebied 10 50 50 30 50 3.1 2 P 2 5153 4673 0 Grth in hout en bouwmaterialen: 5153 4673 1 - algemeen: b.o. > 2000 m² 0 10 50 10 50 3.1 2 G 2 5153 4673 2 - algemeen: b.o. <= 2000 m² 0 10 30 10 30 2 1 G 1 5153.4 46735 4 zand en grind: 5153.4 46735 6 - algemeen: b.o. <= 200 m² 0 10 30 0 30 2 1 G 1 Grth in ijzer- en metaalwaren en 5154 4674 0 verwarmingsapparatuur: 5154 4674 1 - algemeen: b.o. > 2.000 m² 0 0 50 10 50 3.1 2 G 2 5154 4674 2 - algemeen: b.o. < = 2.000 m² 0 0 30 0 30 2 1 G 1 5155.2 46752 Grth in kunstmeststoffen 30 30 30 30 R 30 2 1 G 1 5156 4676 Grth in overige intermediaire goederen 10 10 30 10 30 2 2 G 2 5157 4677 1 - autosloperijen: b.o. <= 1000 m² 10 10 50 10 50 3.1 2 G 2 B - overige groothandel in afval en schroot: b.o. <= 5157.2/3 4677 1 1000 m² 10 10 50 10 50 3.1 2 G 2 B 518 466 0 Grth in machines en apparaten:

SBI-1993 SBI-2008 OMSCHRIJVING AFSTANDEN IN METERS INDICES

STOF GEUR LUCHT BODEM GELUID nummer GEVAAR VISUEEL AFSTAND VERKEER GROOTSTE - - CATEGORIE

518 466 2 - overige 0 10 50 0 50 3.1 2 G 1 Overige grth (bedrijfsmeubels, emballage, 519 466, 469 vakbenodigdheden e.d. 0 0 30 0 30 2 2 G 1 52 47 - DETAILHANDEL EN REPARATIE T.B.V. 52 47 - PARTICULIEREN 5261 4791 Postorderbedrijven 0 0 50 0 50 3.1 2 G 1 Reparatie t.b.v. particulieren (excl. auto's en 527 952 motorfietsen) 0 0 10 10 10 1 1 P 1 55 55 - LOGIES-, MAALTIJDEN- EN 55 55 - DRANKENVERSTREKKING G/ 5552 562 Cateringbedrijven 10 0 30 C 10 30 2 1 P 1 60 49 - 60 49 - VERVOER OVER LAND 601 491, 492 0 Spoorwegen: 6022 493 Taxibedrijven 0 0 30 C 0 30 2 2 P 1 - Goederenwegvervoerbedrijven (zonder 6024 494 1 schoonmaken tanks) b.o. <= 1000 m² 0 0 50 C 30 50 3.1 2 G 1 603 495 Pomp- en compressorstations van pijpleidingen 0 0 30 C 10 30 D 2 1 P 1 B 61, 62 50, 51 - 61, 62 50, 51 - VERVOER OVER WATER / DOOR DE LUCHT 61, 62 50, 51 A Vervoersbedrijven (uitsluitend kantoren) 0 0 10 0 10 1 2 P 1 63 52 - 63 52 - DIENSTVERLENING T.B.V. HET VERVOER 6312 52102, 52109 A Distributiecentra, pak- en koelhuizen 30 10 50 C 50 R 50 D 3.1 2 G 2 6312 52109 B Opslaggebouwen (verhuur opslagruimte) 0 0 30 C 10 30 2 2 G 1 6322, 6323 5222 Overige dienstverlening t.b.v. vervoer (kantoren) 0 0 10 0 10 1 2 P 1 633 791 Reisorganisaties 0 0 10 0 10 1 1 P 1

SBI-1993 SBI-2008 OMSCHRIJVING AFSTANDEN IN METERS INDICES

STOF GEUR LUCHT BODEM GELUID nummer GEVAAR VISUEEL AFSTAND VERKEER GROOTSTE - - CATEGORIE

634 5229 Expediteurs, cargadoors (kantoren) 0 0 10 0 10 D 1 1 P 1 64 64 - 64 53 - POST EN TELECOMMUNICATIE 641 531, 532 Post- en koeriersdiensten 0 0 30 C 0 30 2 2 P 1 642 61 A Telecommunicatiebedrijven 0 0 10 C 0 10 1 1 P 1 642 61 B2 - FM en TV 0 0 0 C 10 10 1 1 P 2 - GSM en UMTS-steunzenders (indien 642 61 B3 bouwvergunningplichtig) 0 0 0 C 10 10 1 1 P 2 71 77 - VERHUUR VAN TRANSPORTMIDDELEN, 71 77 - MACHINES, ANDERE ROERENDE GOEDEREN 711 7711 Personenautoverhuurbedrijven 10 0 30 10 30 2 2 P 1 Verhuurbedrijven voor transportmiddelen (excl. 712 7712, 7739 personenauto's) 10 0 50 10 50 D 3.1 2 G 1 713 773 Verhuurbedrijven voor machines en werktuigen 10 0 50 10 50 D 3.1 2 G 1 B 714 772 Verhuurbedrijven voor roerende goederen n.e.g. 10 10 30 10 30 D 2 2 G 2 72 62 - COMPUTERSERVICE- EN 72 62 - INFORMATIETECHNOLOGIE Computerservice- en informatietechnologie- 72 62 A bureau's e.d. 0 0 10 0 10 1 1 P 1 72 58, 63 B Datacentra 0 0 30 C 0 30 2 1 P 1 73 72 - 73 72 - SPEUR- EN ONTWIKKELINGSWERK Natuurwetenschappelijk speur- en 731 721 ontwikkelingswerk 30 10 30 30 R 30 2 1 P 1 Maatschappij- en geesteswetenschappelijk 732 722 onderzoek 0 0 10 0 10 1 1 P 1 63, 69tm71, 73, 74, 77, 78, 74 80tm82 -

SBI-1993 SBI-2008 OMSCHRIJVING AFSTANDEN IN METERS INDICES

STOF GEUR LUCHT BODEM GELUID nummer GEVAAR VISUEEL AFSTAND VERKEER GROOTSTE - - CATEGORIE

63, 69tm71, 73, 74, 77, 78, 74 80tm82 - OVERIGE ZAKELIJKE DIENSTVERLENING 747 812 Reinigingsbedrijven voor gebouwen 50 10 30 30 50 D 3.1 1 P 1 B 7481.3 74203 Foto- en filmontwikkelcentrales 10 0 30 C 10 30 2 2 G 1 B 7484.4 82992 Veilingen voor huisraad, kunst e.d. 0 0 10 0 10 1 2 P 1 90 37, 38, 39 - 90 37, 38, 39 - MILIEUDIENSTVERLENING 9001 3700 B rioolgemalen 30 0 10 C 0 30 2 1 P 1 9002.1 381 A Vuilophaal-, straatreinigingsbedrijven e.d. 50 30 50 10 50 3.1 2 G 1 9002.1 381 B Gemeentewerven (afval-inzameldepots) 30 30 50 30 R 50 3.1 2 G 1 B 9002.2 382 A0 Afvalverwerkingsbedrijven: 9002.2 382 A4 - pathogeen afvalverbranding (voor ziekenhuizen) 50 10 30 10 50 3.1 1 G 2 L 9002.2 382 A7 - verwerking fotochemisch en galvano-afval 10 10 30 30 R 30 2 1 G 1 B L 92 59 - 92 59 - CULTUUR, SPORT EN RECREATIE 591, 592, 601, 921, 922 602 Studio's (film, TV, radio, geluid) 0 0 30 C 10 30 2 2 G 1 93 93 - 93 96 - OVERIGE DIENSTVERLENING 9301.1 96011 A Wasserijen en strijkinrichtingen 30 0 50 C 30 50 3.1 2 G 1 9301.1 96011 B Tapijtreinigingsbedrijven 30 0 50 30 50 3.1 2 G 1 L 9301.2 96012 Chemische wasserijen en ververijen 30 0 30 30 R 30 2 2 G 1 B L 9301.3 96013 A Wasverzendinrichtingen 0 0 30 0 30 2 1 G 1