Landgoed De Beylevelden, Groenekanseweg 103-121, Groenekan (gemeente )

Een Bureauonderzoek

M. Hanemaaijer R.M. van der Zee

2

Colofon

ADC Rapport 3496

Landgoed De Beylevelden, Groenekanseweg 103-121, Groenekan (gemeente De Bilt) Een Bureauonderzoek

Auteurs: M. Hanemaaijer en R.M. van der Zee

In opdracht van: Dhr. A.R. Beyleveldt

© ADC ArcheoProjecten, Amersfoort, 14 oktober 2013 Foto’s en tekeningen: ADC ArcheoProjecten , tenzij anders vermeld

Status onderzoek: concept 14-10 -2013

Niets uit deze uitgave mag worden vermenigvuldigd en/of openbaar gemaakt worden door middel van druk, fotokopie of op welke wijze dan ook zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgevers. ADC ArcheoProjecten aanvaardt geen aansprakelijkheid voor eventuele schade voortvloeiend uit de toepassing van de adviezen of het gebruik van de resultaten van dit onderzoek.

Autorisatie: C.Y. Burnier

ISSN 1875-1067

ADC ArcheoProjecten Postbus 1513 3800 BM Amersfoort Tel 033-299 81 81 Fax 033-299 81 80 Email [email protected]

3

Inhoudsopgave

Samenvatting 4 1 Inleiding en administratieve gegevens 7 2 Bureauonderzoek 8 2.1 Doelstelling en vraagstelling 8 2.2 Methodiek 8 2.3 Resultaten 9 2.4 Gespecificeerde verwa chting en conclusie 14 3 Aanbeveling 15 Literatuur 16 Geraadpleegde websites 16 Lijst van afbeeldingen en tabellen 16

4

Samenvatting

In opdracht van dhr. A.R. Beyleveldt heeft ADC ArcheoProjecten in september en oktober 2013 een bureauonderzoek uitgevoerd op de locatie Groensekanseweg 103-121 te Groenekan (gemeente De Bilt). Aanleiding is de voorge nomen aanleg van een landgoed.

Op basis van het bureauonderzoek werd een gespecificeerde verwachting opgesteld. Het plangebied is strekt zich uit in het dekzandlandschap ten westen van de stuwwal van de Utrechtse Heuvel, dat na ontginning en afgraving van het veen vanaf de Late Middeleeuwen is ontgonnen. Vuursteen strooiingen in Groenekan tonen aan dat reeds in het Laat Paleolithicum en Mesolithicum jager-verzamelaars in het gebied actief waren.

In het Laat-Mesolithicum en Neolithicum gingen zij zich in t oenemende mate met landbouw bezighouden. Zij vestigden zich bij voorkeur op de hogere delen van het dekzandlandschap aan de randen van de Heuvelrug.

Op basis van de landschappelijke situatie van het plangebied en waarnemingen in de omgeving moet daarom in de top van het dekzand rekening worden gehouden met archeologische resten uit het Laat Paleolithicum, Mesolithicum en Neolithicum. Deze kunnen bestaan uit strooiingen van vuursteen en aardewerk. Eventuele grond sporen (uitgezonderd diepe paalsporen, water putten et cetera) zullen zich binnen c irca 25 cm beneden de top van het dekzand bevinden . Ondiepe sporen zullen evenwel als gevolg van grondbewerking in de Late Middeleeuwen en de Nieuwe tijd zijn verstoord.

Vanaf het Atlanticum (circa 8.800 jaar geleden) begon het dekzandlandschap langzaam te vernatten. Als gevolg van het ontstaan van de rivier de Vecht versnelde dit proces en ontstond en uitgestrekte veenmoerassen. Aangenomen wordt dat de mensen die in het veengebied woonden vertrokken naar hoger gelegen gebieden. De kans op archeologische resten uit de Bronstijd, IJzertijd, Romeinse tijd en Vroege Middeleeuwen wordt daarom gering geacht. Bovendien werd het ‘Oostveen’ in de 13e/14e eeuw ontgonnen en afgeveend. Laatmiddeleeuwse sporen van grondbewerking ku nnen dus wel verwacht worden. In de Late Middeleeuwen waren de percelen ter plaatse van h et plangebied in eigendom van een kloosterorde, de Duitse Orde in het Nederlandse Balije, die hier omstreeks 1751 een boerderij liet bouwen. Rondom de boerderij, die nog steeds bestaat, moet rekening worden gehouden met resten van bijgebouwen, afvalkuilen e.d. Hoewel in de 17 e en 18 e eeuw in de omgeving van het plangebied verschillende landgoederen en buitenplaatsen ontstonden (Stichtse Lustwarande), maakte het plangeb ied hier geen deel van uit. Sporen van historische tuinaanleg worden daarom niet verwacht.

Op grond van de archeologische verwachting voor de periode Laat Paleolithicum, Mesolithicum en Neolithicum alsmede de Late Middeleeuwen (vanaf de 14 e eeuw) en Nieuwe tijd wordt geadviseerd ter plaatse van de toekomstige nieuwbouw een Inventariserend veldonderzoek in de vorm van een verkennend booronderzoek uit te voeren. Dit onderzoek heeft als doel de bodemopbouw en de intactheid ervan te bepalen. Hierbij moet worde n opgemerkt dat in overeenstemming met het binnen de gemeente vigerende archeologiebeleid geen onderzoek de delen van het plangebied die in de zone ‘te Verwachten Archeologische Waarden 5’ (VAW 5) noodzakelijk is.

In de delen van het plangebied waar d e sloop van bestaande opstallen, de aanleg van ondergrondse infrastructuur en de aanplant van bomen is voorzien, wordt gezien de relatief beperkte bodemverstoring geen nader onderzoek geadviseerd.

Wij wijzen u erop dat de bevoegde overheid op basis van di t rapport een selectiebesluit neemt. De mogelijkheid bestaat dat dit selectiebesluit afwijkt van het door ons opgestelde advies.

5

6

Tabel 1. Overzicht van de verschillende (pre)historische perioden.

Periode Afkorting Tijd in jaren

Nieuwe tijd NT 1500 - heden Middeleeuwen : XME 450 – 1500 na Chr. Late Middeleeuwen LME 1050 - 1500 na Chr. Vroege Middeleeuwen VME 450 - 1050 na Chr. Romeinse tijd : ROM 12 voor Chr. – 450 na Chr. Laat-Romeinse tijd ROML 270 - 450 na Chr. Midden-Romeinse tijd ROMM 70 - 270 na Chr. Vroeg-Romeinse tijd ROMV 12 voor Chr. - 70 na Chr. IJzertijd : IJZ 800 – 12 voor Chr. Late IJzertijd IJZL 250 - 12 voor Chr. Midden-IJzertijd IJZM 500 - 250 voor Chr. Vroege IJzertijd IJZV 800 - 500 voor Chr. Bronstijd : BRONS 2000 - 800 voor Chr. Late Bronstijd BRONSL 1100 - 800 voor Chr. Midden-Bronstijd BRONSM 1800 - 1100 voor Chr. Vroege Bronstijd BRONSV 2000 - 1800 voor Chr. Neolithicum (Jonge Steentijd) : NEO 5300 – 2000 voor Chr. Laat-Neolithicum NEOL 2850 - 2000 voor Chr. Midden-Neolithicum NEOM 4200 - 285 0 voor Chr. Vroeg-Neolithicum NEOV 5300 - 4200 voor Chr. Mesolithicum (Midden-Steentijd) : MESO 8800 – 4900 voor Chr. Laat-Mesolithicum MESOL 6450 - 4900 voor Chr. Midden-Mesolithicum MESOM 7100 - 6450 voor Chr. Vroeg-Mesolithicum MESOV 8800 - 7100 voor Chr. Paleolithicum (Oude Steentijd) : PALEO tot 8800 voor Chr. Laat-Paleolithicum PALEOL 35.000 - 8800 voor Chr. Midden-Paleolithicum PALEOM 300.000 – 35.000 voor Chr. Vroeg-Paleolithicum PALEOV tot 300.000 voor Chr.

Bron: Archeologisch Basis Register 1992

7

1 Inleiding en administratieve gegevens

In opdracht van dhr. A.R. Beyleveldt heeft ADC ArcheoProjecten in september en oktober 2013 een bureauonderzoek uitgevoerd op de locatie Groensekanseweg 103-121 te Groenekan (gemeente De Bilt; afb. 1 en 2). Aanleiding is de voorgenomen aanleg van een landgoed.

Het plangebied ligt in een gebied waar een gemeentelijk archeologisch beleid is vastgesteld (afb. 3). Het deel nabij de Groenekanseweg ligt in de zone ‘te Verwachten Archeolog ische Waarden 1’ (VAW 1). 1 In deze zone is bij bodemingrepen groter dan 100 m 2 en dieper dan 30 cm –mv voorafgaand aan ruimtelijke planvorming archeologisch onderzoek verplicht. Het overige deel van het plangebied strekt zich grotendeels uit in de zone ‘te Verwachten Archeologische Waarden 1’ (VAW 2). In deze zone is bij bodemingrepen groter dan 500 m 2 en dieper dan 30 cm –mv voorafgaand aan ruimtelijke planvorming archeologisch onderzoek verplicht. Tenslotte vallen enkele delen van het plangebied in de zon e ‘te Verwachten Archeologische Waarden 4’ (VAW 4). In de zone geldt een vrijstelling voor archeologisch onderzoek.

Ten behoeve van het verkrijgen van een omgevingsvergunning in de zones VAW 1 en VAW 2 dien t de initiatiefnemer een rapport te overleggen w aarin naar oordeel van de bevoegde overheid de archeologische waarde van het plangebied voldoende is vastgesteld. In het kader van dit proces heeft het in dit rapport beschreven onderzoek plaatsgevonden.

In Nederland dient he t vaststellen van de archeolog ische waarde van een plangebied te gebeuren op grond van de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA versie 3.2). 2 Gemeenten kunnen hierop aanvullende uitvoeringskaders vaststellen. De gemeente De Bilt heeft voor zover bekend echter geen aanvullende uit voeringskaders vastgesteld voor het uitvoeren van archeologisch vooronderzoek, noch zijn deze voor dit project afzonderlijk opgesteld. Dit onderzoek is dus gebaseerd op de algemene criteria die in de KNA staan geformuleerd.

De volgende administratieve gegevens zijn van toepassing: Opdrachtgever: Dhr. A.R. Beyleveldt Soort onderzoek: Bureauonderzoek Aanleiding: aanleg landgoed Locatie: Groenekanseweg 103, 113, 117, 119 en 121 Plaats: Groenekan Gemeente: De Bilt Provincie: Utrecht Kadastrale gegevens: gemeente sectie L nummers 1481 (gedeeltelijk), 1483, 1485 en 1569 (gedeeltelijk) Kaartblad: 31H Oppervlakte plangebied circa 12,4 ha Coördinaten: NW: 139.595 / 481.027 ZO: 139.669 / 480.423 ZW: 139.404 / 480.487 NO: 139.779 / 480.724 Bevoegde overheid met contactgegevens: Gemeente De Bilt Postbus 300 3720 AH Deskundige namens de bevoegde overheid met dhr. P.C. de Boer (Omgevingsdienst regio Utrecht) contactgegevens: tel.: 030 6999562 e-mail: [email protected] ARCHIS-onderzoeksmeldingsnummer (CIS -code): 58478 ADC-projectcode: 4150747 Auteur: M. Hanemaaijer en R.M. van der Zee Projectmedewerker(s): n.v.t.

1 Wink 2013. 2 SIKB 2010.

8

Autorisatie: C.Y. Burnier Periode van uitvoering: september en oktober 2013 Beheer en plaats documentatie: ADC ArcheoProjecten bv, Amersfoort Beheer en plaats digitale documentatie (e -depot): http://persistent-identifier.nl/?identifier=urn:nbn:nl:ui:13 - azb8-1i

2 Bureauonderzoek

2.1 Doelstelling en vraagstelling Het bureauonderzoek vormt de eerste stap in het vastst ellen van de archeologische waarde van het gebied. Het doel van bureauonderzoek is het aan de hand van schriftelijke bronnen verwerven van informatie over bekende en/of verwachte archeologische waarden in het plangebied, om daarmee te komen tot een gespeci ficeerde, archeologische verwachting.

Voor het bureauonderzoek zijn d e volgende onderzoeksvragen opgesteld: • Zijn mogelijk ar cheologische waarden in het plangebied aanwezig, en zo ja, wat is de specifieke archeologische verwachting ? • Is het plangebied vol doende onderzocht en z o nee, welke vorm van nader archeologisch onderzoek kan worden geadviseerd ?

2.2 Methodiek Het onderzoek is uitgevoerd conform de Kwaliteitsnorm Nederland se Archeologie (KNA), versie 3. 2 Landbodems , protocol 4002 Bureauonderzoek .

Het bureau onderzoek bestaat uit de volgende elf processtappen: 1. Afbakenen plan- en onderzoeksgebied en vaststellen consequenties van mogelijk toekomstig gebruik; 2. Aanmelden onderzoek bij Archis; 3. Vermelden (en toepassen) overheidsbeleid; 4. Beschrijven huidig gebruik ; 5. Beschrijven historische situatie en mogelijke verstoringen; 6. Beschrijven mogelijke aanwezigheid bouwhistorische waarden in de ondergrond; 7. Beschrijven bekende archeologische en aardwetenschappelijke waarden; 8. Opstellen gespecificeerde verwachting; 9. Opstellen standaardrapport bureauonderzoek; 10. Afmelden onderzoek bij Archis: overdracht onderzoeksgegevens; 11. Aanleveren digitale gegevens bij e -Depot.

De processtappen 1 tot en met 7 leveren gegevens op basis waarvan processtap 8, de gespecificeerde verwachting wordt opgesteld. De gespecificeerde verwachting kan worden beschouwd als een belangrijke conclusie van het bureauonderzoek, omdat hierin wordt aangegeven of, en zo ja, welke archeologische waarden worden verwacht, indien rele vant weergegeven op een kaart.

De resultaten van processtappen 1 tot en met 8 worden behandeld in de paragrafen 3.1 tot en met 3.5. Processtap 9 resulteert in het voorliggende rapport. De processtappen 10 en 11 hebben betrekking op het voor derden openbaar maken van de resultaten van het b ureauonderzoek bij onder meer Archis en het e-Depot.

9

2.3 Resultaten 2.3.1 Afbakening plan- en onderzoeksg ebied en vaststellen van de consequenties van het mogelijk toekomstig e gebruik Het plangebied strekt zich uit direct ten noordoosten van het bewoningslint v an het dorp Groenekan (afb. 1 en 2) . De zuidwestelijke begrenzing wordt grotendeels gevormd door de Groenekanseweg. De begrenzing aan de overige zijden wordt gevormd door een perceelscheidingssloten.

Van het plangebied zelf zijn onvoldoende archeologisch e en aardkundige gegevens beschikbaar om een uitspraak te kunnen doen over de archeologische verwachting . Daarom zijn tevens gegevens betrokken uit de directe omgeving, waarmee het onderzoeksgebied kan worden gedefinieerd als het gebied binnen een straal van circa 500 m rondom het plangebied. De begrenzing van deze zone is gebaseerd op het gegeven dat hierbinnen sprake is van voldoende informatie om een uitspraak te doen over de archeologische verwachting die representatief is voor het plangebied.

In het plangebied zijn de volgende ingrepen gepland (afb. 4):

Aard ingreep: westelijk deel: sloop opstallen manege, nieuwbouw stallencomplex, verwijderen verharding en (her)aanplant bomen oostelijk deel: restauratie boerderij, sloop opstallen kwekerij , nieuwbouw landhuis met tuinkamer , koetshuis en kapschuur, verwijderen verharding en (her)aanplant bomen Wijze fundering: nog niet bekend Onderkeldering: landhuis: 3 m –mv (614 m 2); koetshuis: 3 m –mv (250 m2) Diepte bodemverstoring: maximaal 3 m -mv Oppervlakte bodemverstoring: stallencomplex (979 m2), landhuis met tuinkamer (208 m2), koetshuis (250 m 2) en kapschuur (271 m 2), additionele bodemverstoring door plantgaten, kabel - en leidingsleuven e.d. omvang niet bekend Verwachte wijziging grondwaterstand: mogelijk tijdelijk Toekomstige ligging boven- en ondergrondse infrastructuur: nog niet bekend Toekomstige ligging verharding: ter plaatse van huidige verharding

De consequenti e van de voorgenomen ingre pen kan zijn dat eventuele aanwezige waardevolle archeologische resten i n de ondergrond mogelijk worden aangetast.

2.3.2 Beschrijving huidig gebruik In westelijk deel van het plangebied bevindt zich de voormalige boerderij ‘Het Duitse Huis’ (gebouwd omstreeks 1751) met bijgebouwen en opstallen (afb. 5). Het gebied rondom de boerde rij bestaat uit tuin en hoogstam boomgaard. Voorts is in dit deel de Landelijke Rijvereniging en Ponyclub ‘Groenekan’ gehuisvest. Behalve een clubhuis en een buitenbak bevinden zich hier verschillende graslanden.

Het oostelijk deel van het plangebied wordt gekenmerkt door meerdere langgerekte graslanden en diverse grote bomen van verschillende soorten. Deze bomen zijn een restant van de eerder ter plaatse gevestigde boomkwekerijen. Voorts bevinden zich hier nog enkele opst allen. Deze zijn licht gefundeerd e n hebben geen kelders. 3

Recentelijk is i n het plangebied een historisch onderzoek conform NEN 5725 en een verkennend bodemonderzoek conform NEN 5740 uitgevoerd. 4 Op basis van onderhavig onderzoek van vier

3 informatie dhr. J.R. Dobbelsteijn 4 Verhagen 2013

10

deellocaties, waar nieuwbouw zal plaatsvinden, zij n verhogingen ten opzichte van de achtergrond - /streefwaarde aangetroffen. De resultaten van het bodemonderzoek geven echter voor de deellocaties landhuis en koetshuis geen aanleiding om aanvullend onderzoek uit te voeren. Een aanvullend onderzoek naar asbe st conform NEN 5707 is nog niet uitgevoerd.

2.3.3 Beschrijving van de aardwetenschappelijke waarden De volgende aardwetenschappelijke informatie is bekend van het plangebied:

Bron Informatie Geologi sche kaart van Nederland 1:50.000 5 Formatie van Twente 6, dekzand (zeer fijn- tot matig grof afgerond zand) dikker dan 2 m (kaartcode: Tw3) Geomorfologi sche kaart van Nederland vlakte van ten dele verspoelde dekzanden (kaartcode: 2M9); 1:50.000 7 in noordoosthoek: dekzandrug al dan niet met oud bouwlanddek (kaartcode: 3K14) Bodem kaart van Nederland 1:50.000 (afb. 6) 8 zuidelijk en centrale deel: laarpodzolgronden in leemarm en zwak lemig fijn zand, grondwatertrap III (kaartcode: cHn21 -III) noordelijk deel: veldpodzolgronden in leemarm en zwak lemig fijn zand, grondwa tertrap III (kaartcode Hn21G -III) zuidoostrand: hoge zwarte enkeerdgronden in leemarm en zwak lemig fijn zand, grondwatertrap VI (kaartcode: zEZ21 - VI) Actueel Hoogtebestand Nederland (AHN) 9 circa 1,3 – 1,6 m + NAP

Geologie en geomorfologie Het plangebie d ligt aan de voet van de Utrechtse Heuvelrug, die in het voorlaatste ijstijd, het Saalien (250.000 tot 130.000 jaar geleden ) onder invloed van landijs is gevormd. Tijdens de laatste ijstijd, het Weichselien (120.000 – 11.800 jaar geleden), heeft het landi js Nederland niet bereikt, maar door grote droogte en de afwezigheid van vegetatie heeft de wind grote hoeveelheden zand verplaatst . Dit zand werd in de luwte van de stuwwallen in de vorm van zwak glooiende ruggen, welvingen en koppen weer afgezet .

Na de laatste ijstijd steeg de temperatuur relatief snel, waardoor grote hoeveelheden ijs smolten en de zeespiegel langzaam steeg. 10 Door de stijging van de zeespiegel steeg in het achterland ook de grondwaterspiegel. Vanaf het Atlanticum (8.800 jaar geleden) la ngzaam begonnen te vernatten. Vanaf circa 3.800 voor Chr. versnelde dit proces en dit leidde in de lager gelegen delen tot de vorming van een pakket veen. De pleistocene dekzanden a an de voet van de Heuvelrug raakte na verloop van tijd overdekt met een veenpakket, dat naar het oosten steeds dunner werd. 11 Hier lag tot de grootschalige ontginningen het zand vrij dicht onder het oppervlak.

Door het veengebied stroomden enkele rivieren, waarvan de Utrechtse Vecht, die rond 4 .200 voor Chr. als aftakking van de Rijn ontstond, de voornaamste was. Aan weerszijden van de geul werden tijdens overstromingen zand en lichte klei afzet en ontstonden lage oeverwallen. Het onderzoeksgebied bleef echter buiten het bereik van de rivier en het milieu bleef daarom voedselarm w aardoor vrijwel alleen veenmosveen werd gevormd.

Door de slechte waterhuishouding was er meer water dan dat de Vecht kon verwerken. Alleen in het meest oostelijke, hoger gelegen deel van het gebied kon het water op een natuurlijke manier weglopen. Deze si tuatie bleef ongewijzigd totdat in 1122 de Kromme Rijn bij Wijk bij Duurstede, die

5 Rijks Geologische Dienst 1988. 6 volgens huidige lithostratigrafische indeling ‘Laagpakket van Wierden binnen de Formatie van Boxtel’ 7 Stichting voor Bodemkartering 1970a. 8 Sticht ing voor Bodemkartering 1970b. 9 http://www.ahn.nl/viewer 10 Ibidem. 11 Blijdenstijn 2005.

11

stroomafwaarts in verbinding stond met de Utrechtse Vecht, werd afgedamd. Door de afdamming werd de waterhuishouding zodanig controleerbaar dat ontginning van het gebied mog elijk was. 12

De eerste grootschalige ontginningen van het ‘Oostveen’, dat zich ter plaatse van het onderzoeksgebied bevond, vonden in de 12 e en 13 e eeuw plaats. Naarmate de ontginningen vorderden en er meer landbouwgrond beschikbaar kwam, werden langs de ontginningsassen en haaks op de kavels, boerderijen gebouwd waardoor een lang bewoningslint ontstond. 13

In 1350 werd de Groenekansekade als achterkade van de ontginning die tot daar was gevorderd aangelegd. 14 Bij de tweede fase dienden de achterkades als ve rtrekpunt voor een nieuwe ontginningsslag. Hierbij werden de boerderijen verplaatst naar de noordoostzijde van de achterkades.

Hoewel de ontginningen zich naar de voormalige achterkade verplaatste, verhuisden de boerderijen, die de nederzetting Groenekan vormde, niet mee. 15 Waar de nederzettingen op de meest noordelijke dwarsdijken , zoals en Maartensdijk, in belang toenamen en zich ontwikkelden t ot dorpen, bleef Groenekan een buurtschap . Ze bestond slechts uit boerderijen en, met de opkomst van d e turfwinning, uit huisjes van turfarbeiders. Voor veel andere voorzieningen waren de bewoners aangewezen op de naburige dorpen. Wel beschikte zij over een eigen kapel en, dankzij de ligging aan de Groenekansedijk en de Bisschopswetering, over een directe verbinding met De Bilt.

Bodem Op basis van de Bodemkaart van Nederland 1:50.000 kunnen in het plangebied, afhankelijk van het grondgebruik en grondwaterspiegel, verschillende bodemtypen worden verwacht (afb. 6). In het zuidelijk en centrale deel zijn laar podzolgronden gekarteerd, in het noordelijk deel zijn veldpodzolgronden gekarteerd. 16 Deze gronden komen veelal voor op dekzandwelvi ngen, die na de ontginning en /of afgraving van het veen in de 14 e eeuw , aan de oppervlakte zijn komen te liggen. 17 Na verveni ng zijn de gronden ontgonnen en hebben ze door bemesting met compost een circa 25 tot 40 cm dikke humushoudende bovengrond gekregen. 18 Hieronder kunnen resten van de podzolbodem bewaard zijn gebleven. In de zuidoostrand van het plangebied zijn hoge zwarte e nkeerdgrond gekarteerd. 19 Deze komen veelal voor op dekzandruggen - en koppen. Ze worden gekenmerkt door een circa 60 cm dikke humushoudende bovengrond. 20 Onder de humushoudende bovengrond bevindt zich een humuspodzolprofiel. Hoge zwarte enkeerdgronden kunnen zijn ontstaan door een langdurige toepassing van plaggenbemesting, maar gezien de ligging in of nabij een voormalig veengebied en de relatief geringe ouderdom lijkt aanrijking met compost en stadsvuil het meest waarschijnlijk.

Boorstaten van milieuhygië nisch verkennend bodemonderzoek , dat ter plaatse van de locatie van het woonhuis, het koetshuis, de kapschuur en het stallencomplex is uitgevoerd, geven een indicatie omtrent de te verwachten bodemopbouw in het plangebied. 21 De ondergrond bestaat uit zwak s iltig zand met een grijs-lichtbeige kleur. Hierop ligt een 50 tot 90 cm dik pakket zwak humeus, plaatselijk puinhoudend zand met een donkerbruine kleur.

12 Visser 2011. 13 ibid. 14 Wink et al. 2013. 15 Visser 2011. 16 Stichting voor Bodemkartering 1970c. 17 Wink et al. 2013. 18 Stichting voor Bodemkartering 1970c. 19 Stichting voor Bodemkartering 1970a. 20 Stichting voor Bodemkartering 1970b. 21 Verhagen 2013.

12

2.3.4 Beschrijving van bekende archeologische waarden In het onderzoeksgebied zijn de volgende archeologische (indicatieve) waarden en ondergrondse bouwhistorische waarden vastgesteld (zie afbeelding 7):

Onderzoeksmeldings- Soort onderzoek Resultaat Advies nummer 26.012 Bureau onderzoek Bodem grotendeels Het plangebied is verstoord als gevolg van vri jgegeven bebouwing 35.468, 50.424, 58.387 Bureau - en Booronderzoek nog niet NVT booronderzoek in het afgerond kader van de mer rijksweg A27 –A1 8.734 Booronderzoek Geen duidelijke Het plangeb ied is aanwijzingen voor de vrijgegeven aanwezigheid van archeologische resten aangetroffen

Waarnemingsnr. Omschrijving Datering 22 Opmerking 43396 Aardewerkfragmenten en NT Funderingsresten uit de 16 e eeuw fundering aangetroffen bij opgraving in 1970 46.891 Bewerkt vuursteen, klopsteen MESO Oppervlaktevondsten in moestuin 59.462 Baksteen en poot van kookpotje NT Huisplaats uit de 17 e eeuw

In ARCHISII zijn voor het onde rzoeksgebied geen AMK-terreinen of vondstmeldingen geregistreerd.

Op de gemeentelijke beleidskaarten staat de volgende archeologische verwachting voor het plangebied aangegeven: Bron Verwachting Toelichting Gemeentelijke hoge archeologische verwachting gebaseerd op aanwezigheid beleidskaart (afb. 3) verwachting (VAW1) middeleeuwse bewoningslint middelhoge en/of hoge verwachting gebaseerd op onderliggende archeologische dekzandlandschap verwachting (VAW2) zone met verstoring tot gebaseerd op verstoringsgegevens onder archeologisch niveau (VAW 4)

2.3.5 Beschrijving van de historische situatie , mogelijke verstoringen en bouwhistorische waarden De historische sit uatie is op verschillende kaarten als volgt:

Bron Jaartal Historische situatie Gravure van de provincie Utrecht van Willem ca. 1650 wetering met aan weerszijden verspreide Blaeu (afb. 8) bebouwing, geen specifieke informatie over het plangebied Kadastrale minuut (afb. 9) 23 1832 perceel 207: bouwland perceel 208: weiland perceel 209: laan als weiland perceel 211: weiland

22 Voor een verklaring van de afkortingen, zie tabel 1. 23 Kadaster 1832

13

Bron Jaartal Historische situatie perceel 212: boomgaard Perceel 213: tuin perceel 215: huis en erf perceel 216: bouwland perceel 222: weiland perceel 223: laan als weilan d perceel 224: weiland perceel 225: weiland perceel 227: weiland perceel 233: weiland Topografische kaart 24 1849 boerderij met bijgebouw, langgerekte percelen hoofdzakelijk in gebruik als weiland/grasland, deels bouwland en boomgaard, weg naar Boschhoeve Bonnekaart 25 1873 idem Bonnekaart 26 1881 idem Bonnekaart 27 1901 idem Bonnekaart 28 1910 idem Bonnekaart 29 1914 idem Bonnekaart (afb. 10) 30 1926 idem Topografische kaart 31 1948 boerderij met meerdere bijgebouwen, in gebruik als weiland en boomgaard, oostelij k deel kwekerij Topografische kaart 32 1959 idem Topografische kaart 33 1970 idem Topografische kaart 34 1981 idem Topografische kaart 35 1988 idem Topografische kaart 36 1992 idem

Historie De eerste grootschalige ontginningen van het ‘Oostveen’, dat zich ter plaatse van het onderzoeksgebied bevond, vonden in de 12 e en 13 e eeuw plaats. Naarmate de ontginningen vorderden en er meer landbouwgrond beschikbaar kwam, werden langs de ontginningsassen en haaks op de kavels, boerderijen gebouwd waardoor een lang bewon ingslint ontstond. 37

Eind 13 e eeuw werd de Groenekansekade als achterkade van de ontginning die tot daar was gevorderd aangelegd. 38 Bij de tweede fase, die in de eerste helft van de 14 e eeuw voltrok, dienden de achterkades als vertrekpunt voor een nieuwe on tginningsslag. Hierbij werden de boerderijen verplaatst naar de noordoostzijde van de achterkades.

24 Wolters-Noordhoff Atlasprodukties 1990 25 Bureau Militaire Verkenningen 1873 26 Bureau Militaire Verk enningen 1881 27 Bureau Militaire Verkenningen 1901 28 Bureau Militaire Verkenningen 1910 29 Bureau Militaire Verkenningen 1914 30 Bureau Militaire Verkenningen 1926 31 Kadaster 1948 32 Kadaster 1959 33 Kadaster 1970 34 Kadaster 1981 35 Kadaster 1988 36 Kadaster 1992 37 ibid. 38 Wink et al. 2013.

14

Hoewel de ontginningen zich naar de voormalige achterkade verplaatste, verhuisden de boerderijen, die de nederzetting Groenekan (genoemd naar de herberg ‘D e Groene Kan’) vormde, niet mee. 39 Waar de nederzettingen op de meest noordelijke dwarsdijken, zoals Westbroek en Maartensdijk, in belang toenamen en zich ontwikkelden tot dorpen, bleef Groenekan een buurtschap. Ze bestond slechts uit boerderijen en, met de opkomst van de turfwinning, uit huisjes van turfarbeiders. Voor veel andere voorzieningen waren de bewoners aangewezen op de naburige dorpen. Wel beschikte zij over een eigen kapel en, dankzij de ligging aan de Groenekansedijk en de Bisschopswetering, ove r een directe verbinding met De Bilt.

Oude kaarten Op een 17 e eeuwse gravure van de provincie Utrecht, vervaardigd door Willem Blaeu, zijn de verschillende nederzettingen, wegen en watergangen in het gebied afgebeeld (afb. 8) . Ter plaatse van het huidige Groenekan is een watergang (‘Oude Waterijng’ dat staat voor oude wetering) getekend met aan weerszijden verspreide bebouwing. Van een dorp lijkt nog geen sprake.

Op de kadastrale minuut uit 1832, die een gedetailleerd beeld geeft van het plan- en onderzoeksgebied, is in het noordelijk deel van het plangebied een boerderij is gelegen met een tweetal bijgebouwen (afb. 9) . Uit de Oorspronkelijke aanwijzende tafel de grondeigenaren en der ongebouwde en gebouwde vaste eigendommen (OAT) blijkt dat het gaat om e en boerderij van de Duitse Orde in het Nederlandse Balije. Uit historische informatie blijkt dat deze boerderij omstreeks 1751 is gebouwd. De omliggend e percelen, die in hoofdzakelijk in gebruik zijn als weiland, en de bomenlanen behoren eveneens tot de kl oosterorde . Het verkavelingspatroon laat langgerekte, smalle percelen zien, gescheiden door (afwaterings)sloten (strookverkaveling). Dit geeft aan dat het gebied vrij nat was en te maken zal hebben gehad met hoge grondwaterstanden.

Ten noordwesten van het plangebied is een buitenplaats gelegen. Dit betreft buitenplaats Voordaan, dat in de 18 e eeuw werd aangelegd op de plaats waar in de 16 e eeuw aartsbisschop Frederik Schenk van Toutenburg het jachthuis Voortaen liet bouwen. De buitenplaats maakt deel uit v an de Stichtse Lustwarande, een zone met meer dan honderd landgoederen en buitenplaatsen langs de zuidwestelijke rand van de Utrechtse Heuvelrug, die in de 17 e en 18 e eeuw ontstond. 40

Direct ten zuidwesten van het plangebied is een doorgaande weg (‘Groenk ansche Dijk’), de voorloper van de huidige Groenekanseweg. De verschillende Bonnekaarten geven een vergelijkbaar beeld van het plan - en onderzoeksgebied als de kadastrale minuut (afb. 10) . Hieruit moet worden afgeleid dat er in het vierde kwart van de 19 e eeuw en het eerste kwart van de 20 e eeuw niet of nauwelijks veranderingen plaatsvinden in bebouwing en landgebruik.

De topografische kaarten uit het einde van het tweede kwart van de 20 e eeuw en de daarop volgende periode laten een gewijzigd landgebruik z ien. Grote delen van het plangebied lijken in gebruik als boomgaard of kwekerij. Verder zijn er meerdere bijgebouwen gebouwen verschenen.

2.4 Gespecificeerde verwachting en conclusie De eerste, voor het bureauonderzoek opgestelde onderzoeksvraag “Zijn mogelij k archeologische waarden in het plangebied aanwezig, en zo ja, wat is de specifieke archeologische verwachting? ” kan als volgt worden beantwoord:

Het plangebied is strekt zich uit in het dekzandlandschap ten westen van de stuwwal van de Utrechtse Heuvel, dat na ontginning en afgraving van het veen vanaf de Late Middeleeuwen is ontgonnen. Vuursteen strooiingen in Groenekan tonen aan dat reeds in het Laat Paleolithicum en Mesolithicum jager-verzamelaars in het gebied actief waren.

39 Visser 2011. 40 Blijdenstijn 2005.

15

In het Laat-Mesolithicum en Neolithicum gingen zij zich in toenemende mate met landbouw bezighouden. Zij vestigden zich bij voorkeur op de hogere delen van het dekzandlandschap aan de randen van de Heuvelrug.

Op basis van de landschappelijke situatie van het plangebied en waarnem ingen in de omgeving moet daarom in de top van het dekzand rekening worden gehouden met archeologische resten uit het Laat Paleolithicum, Mesolithicum en Neolithicum. Deze kunnen bestaan uit strooiingen van vuursteen en aardewerk. Eventuele grond sporen (ui tgezonderd diepe paalsporen, waterputten et cetera) zullen zich binnen c irca 25 cm beneden de top van het dekzand bevinden . Ondiepe sporen zullen evenwel als gevolg van grondbewerking in de Late Middeleeuwen en de Nieuwe tijd zijn verstoord.

Vanaf het Atl anticum (circa 8.800 jaar geleden) begon het dekzandlandschap langzaam te vernatten. Als gevolg van het ontstaan van de rivier de Vecht versnelde dit proces en ontstond en uitgestrekte veenmoerassen. Aangenomen wordt dat de mensen die in het veengebied woo nden vertrokken naar hoger gelegen gebieden. De kans op archeologische resten uit de Bronstijd, IJzertijd, Romeinse tijd en Vroege Middeleeuwen wordt daarom gering geacht. Bovendien werd het ‘Oostveen’ in de 13 e/14 e eeuw ontgonnen en afgeveend. Laatmiddele euwse sporen van grondbewerking kunnen dus wel verwacht worden.

In de Late Middeleeuwen waren de percelen ter plaatse van het plangebied in eigendom van een kloosterorde, de Duitse Orde in het Nederlandse Balije, die hier omstreeks 1751 een boerderij lie t bouwen. Rondom de boerderij, die nog steeds bestaat, moet rekening worden gehouden met resten van bijgebouwen, afvalkuilen en dergelijke. Hoewel in de 17 e en 18 e eeuw in de omgeving van het plangebied verschillende landgoederen en buitenplaatsen ontstond en (Stichtse Lustwarande), maakte het plangebied hier geen deel van uit. Sporen van historische tuinaanleg worden daarom niet verwacht.

De beantwoording van de overige onderzoeksvragen is als volgt : • Is het plangebied voldoende onderzocht en zo nee, welke vorm van nader archeologisch onderzoek kan worden geadviseerd ? Nee, het plangebied is niet voldoende onderzocht (zie ook hoofdstuk 3). De voorgenomen bodemingrepen kunnen leiden tot verstoring van eventueel aanwezige archeologische waarden. Uitgezonderd zi jn de volgende bodemingrepen: 1. Bodemingrepen die binnen de zone ‘te Verwachten Archeologische Waarden 4’ (VAW 4) plaatsvinden (afb. 11) . Hier is conform het binnen de gemeente De Bilt vigerende archeologiebeleid geen onderzoek noodzakelijk. 2. Bodemingrepen va n relatief beperkte omvang zoals het slopen van bestaande opstallen, de aanleg van ondergrondse kabels - en leidingen alsmede de aanplant van bomen.

3 Aanbeveling

Op grond van de archeologische verwachting voor de periode Laat Paleolithicum, Mesolithicum en Neolithicum alsmede de Late Middeleeuwen (vanaf de 14 e eeuw) en Nieuwe tijd wordt geadviseerd ter plaatse van de toekomstige nieuwbouw een Inventariserend veldonderzoek in de vorm van een verkennend booronderzoek uit te voeren. Dit onderzoek heeft als doe l de bodemopbouw en de intactheid ervan te bepalen. Hierbij moet worden opgemerkt dat in overeenstemming met het binnen de gemeente vigerende archeologiebeleid geen onderzoek de delen van het plangebied die in de zone ‘te Verwachten Archeologische Waarden 4’ (VAW 4) noodzakelijk is (afb. 11) .

In de delen van het plangebied waar de sloop van bestaande opstallen, de aanleg van ondergrondse infrastructuur en de aanplant van bomen is voorzien, wordt gezien de relatief beperkte bodemverstoring geen nader on derzoek geadviseerd.

Wij wijzen u erop dat de bevoegde overheid op basis van dit rapport een selectiebesluit neemt. De mogelijkheid bestaat dat dit selectiebesluit afwijkt van het door ons opgestelde advies.

16

Literatuur

Blijdenstijn, R. , 2005: Tastbare tijd. Cultuurhistorische atlas van de provincie Utrecht. Amsterdam. Bureau Militaire Verkenningen , 1873, 1881, 1901, 1910, 1914 en 1926: Maarssen , blad 426 , 1:25.000. Kadaster , 1832: Oorspronkelijke aanwijzende tafel de grondeigenaren e n der ongebouwde en gebouwde vaste eigendommen, Maartensdijk, Utrecht, sectie C, blad 01. Kadaster , 1948, 1959, 1970, 1981, 1988 en 1992 : Topografische kaart van Nederland schaal 1:25.000, kaartblad 31H Houten / Maarssen / Nieuwegein / Utrecht. Emmen. Rijks Geologische Dienst , 1988: Geologische Kaart van Nederland, schaal 1:50.000, blad 31 Oost. Haarlem. Stichting voor Bodemkartering, 1970a: Geomorfologische kaart van Nederland, schaal 1:50.000, blad 31 West en Oost Utrecht. Wageningen. Stichting voor Bod emkartering , 1970b: Bodemkaart van Nederland schaal 1 : 50 .000 kaartblad 31 Oost Utrecht. Wageningen. Stichting voor Bodemkartering , 1970c: Bodemkaart van Nederland schaal 1 : 50 .000 toelichting bij kaartblad 31 Oost Utrecht. Wageningen. Visser, C.A., W.A. M. Hessing, B.A. Brugman, M. Simons & R. Schijvers , 2011: Cultuurhistorische waardenkaart gemeente De Bilt (eerste selectie) toelichting, beschrijving & waarderingen. Vestigia V -920. Amersfoort. Veen & J. Wijnen , 2013: Archeologische (verwachtings)waarden - en beleidsadvieskaart van de gemeente De Bilt. RAAP-rapport 2596. Weesp. Verhagen, O.L.H. , 2013: Verkennend bodemonderzoek conform NEN 5740. Landgoed "De Beylevelden", Groenekan. Projectnummer Tm2013.239. Veghel. Wink, K., J. Sprangers, W.B. Verschoof, S. van der Veen & J. Wijnen , 2013: Archeologische (verwachtings)waarden- en beleidsadvieskaart van de gemeente De Bilt. RAAP -rapport 2596. Weesp. Wolters-Noordhoff Atlasprodukties , 1990: Grote Historische Atlas van Nederland, deel 1 West - Nederland 1839-1859 , Groningen.

Geraadpleegde websites http://archis2.archis.nl http://www.ahn.nl/viewer http://www.bodemdata.nl http://www.bodemloket.nl http://www.watwaswaar.nl

Lijst van afbeeldingen en tabellen

Afb. 1 Locatie van het plangebied Afb. 2 Detailkaart van het plangebied Afb. 3 Plangebied geprojecteerd op een uitsnede van de archeologische verwachtingskaart van de gemeente De Bilt Afb. 4 Toekomstige inrichting van Landgoed De Beyleveld Afb. 5 Huidige inrichting van Landgoed De Beyleveld Afb. 6 Plangebied geprojecteerd op de Bodemkaart van Nederland (ingezoomd) Afb. 7 Indicatieve Kaart van Archeologische Waarden, AMK -terreinen en ARCHIS-meldingen Afb. 8 Uitsnede van een gravure uit omstreeks 1650 van Willem Blaeu (globale ligging van het plangebied is met een pijl gemarkeerd) Afb. 9 Plangebied op een uitsnede van de kadastrale minuut uit 1832 (het noorden is rechtsboven) Afb. 10 Plangebied geprojecteer d op de Bonnekaart van 1926 Afb. 11 Advieskaart

17

Tabel 1. Overzicht van de verschillende (pre)historische perioden.

18

Afb. 1 Locatie van het plangebied

19

Afb. 2 Detailkaart van het plangebied

20

Afb. 3 Plangebied geprojecteerd op een uitsnede van de archeologische verwachtingskaart van de gemeente De Bilt

AW1: archeologische monumenten (AMK -terreinen zonder wettelijke bescherming), vindplaatsen inclusief militair erfgoed, historische kern en landgoederen; AW2: historische dijken, kaden en wegen in relatie tot ontginning, dijken militair erfgoed VAW1: zones binnen de bebouwde kom met een hoge archeologische verwachting, middeleeuwse bewoningslinten, zones met ve rwachting militair erfgoed VAW2: zones buiten de bebouwde kom met een hoge archeologische verwachting, zones met een middelmatige of onbekende archeologische verwachting VAW4: zones met een verstoring tot onder het archeologisch niveau

21

Afb. 4 Toekoms tige inrichting van Landgoed De Beyleveld

22

Afb. 5 Huidige inrichting van Landgoed De Beyleveld

23

Afb. 6 Plangebied geprojecteerd op de Bodemkaart van Nederland (ingezoomd)

24

Afb. 7 Indicatieve Kaart van Archeologische Waarden, AMK-terreinen en AR CHIS -meldingen

25

Afb. 8 Uitsnede van een gravure uit omstreeks 1650 van Willem Blaeu (globale ligging van het plangebied is met een pijl gemarkeerd)

26

Afb. 9 Plangebied op een uitsnede van de kadastrale minuut uit 1832 (het noorden is rechtsboven)

27

Afb. 10 Plangebied geprojecteerd op de Bonnekaart van 1926

28

Afb. 11 Advieskaart