Deltalinqs Rode Boek

Richtlijnen voor harmonisatie van incidentenprocedures voor bedrijven in het Rotterdamse haven- en industriegebied

www.deltalinqs.nl VERSIENUMMERS 2014.0 - 1 april 2014: Nieuwe opzet van het Rode Boek 2014.1 - 8 april 2014: Wijziging van een aantal bedrijfsgegevens + aanpassingen DCMR (oa Biopetrol) 2014.2 - 1 september 2014: Wijziging diverse bedrijfsgegevens, invoering versienummers en overzicht van versienummers 2014.3 - 1 december 2014: Wijziging pagina’s: 15, 19, 29, 30, 54, 55, 62, 102, 104, 130 & 131 2016.1 - 1 november 2016: Nieuwe opmaak, Wijzigingen: Nieuwe lay-out; Hoofdstuk 3 diverse doorverwijzingen; Hoofdstuk 4 en 8 met bijbe- horende bijlagen en diverse telefoonnummers; uitbreiding bijlage 9, diverse wijzigingen telefoonnummers bijlage 3, 8 en 11. Wij raden u aan om de oude versie in zijn geheel te vervangen 2017.1 - 1 september 2017: Nieuw CIN-formulier, diverse wijzigingen in tabellen uit de bijlagen/update internetpagina’s, etc. Bijlage 6, diverse landingsplaatsen vervallen. Wij raden u aan de oude versie volledig te vervangen. 2018.1 - 15 mei 2018: Aanpassingen CIN-formulier, aanpassing bijlage 11, toevoeging bijlage 11a veel gestelde vragen in geval van een leidingincident, toevogen IVOOV-protocool onder 3.1.2. ingeval van gewonden/letsel Deltalinqs Rode Boek 3 Hoofdstuk 1

VOORWOORD

Voor u ligt een uitgave van Deltalinqs ‘Rode Boek’, Richtlijnen voor harmonisatie van incidenten­ procedures voor bedrijven in het gebied Stadshavens, Pernis, Botlek , Europoort en Maasvlakte.

Voor de volledigheid vermelden wij nog dat daar waar “hij” staat vermeld ook “zij” kan worden gelezen.

Voor de meest actuele versie verwijzen wij u naar de Deltalinqs website, www.deltalinqs.nl.

Het rode boek wordt beheerd door Deltalinqs. Indien daar aanleiding toe is zal Deltalinqs het Rode Boek op haar website actualiseren, dan wel aangeven welke versie de laatste versie is. Dat kan niet zonder u, de gebruiker. Om het boek actueel te houden verzoeken wij u dan ook vriendelijk, maar tevens dringend, wijzigingen te melden. Deze kunt u melden aan Deltalinqs via [email protected]

De voorgestelde wijzigingen zullen na evaluatie en eventuele verificatie worden opgenomen in het Rode Boek. Het Rode Boek zal periodiek worden geüpdatet. Versie 2018.1, 15 mei 2018 2018.1, Versie 4 Deltalinqs Rode Boek Inhoud

INHOUD Voorwoord 3

01. COMMUNICATIE 7 1.1. Telefoonnummers bij incidenten 8 1.2. Mobilofoonnet deltalinqs centraalpost deltalinqs 8 1.2.1. Doel 8 1.2.2. Deelnemers en gebruikersgroepen 8 1.2.3. Communicatie 10 1.2.4. Storingen 10 1.2.5. Oproepcodes van bedrijven en hulpverleningsdiensten 10 1.3. Waarschuwing buurbedrijven 10 1.4. Informatie electriciteitsstoring 11 1.5. Stormwaarschuwing 11

02. CENTRAAL INCIDENTEN NUMMER 13 2.1. Inleiding 14 2.2. Procedure gebruik CIN-formulier 14

03. INCIDENTBESTRIJDING 17 3.1. Taken en wettelijke bevoegdheden Operationele Diensten en maatregelen/acties bedrijf 18 3.1.1. Politie 18 3.1.2. Meldkamer Ambulancezorg (MKA) / Geneeskundige Hulpverleningsorganisatie (GHOR) 18 3.1.3. Traumahelikopter, inzet en landingsplaatsen 20 3.1.4. DCMR / (On)voorziene meldingen en Chemisch Advies 21 3.1.5. Havenbedrijf (HbR), Divisie Haven meester (DHMR) 22 3.1.6. Veiligheidsregio Rotterdam, VRR - afdeling Industriële Veiligheid 23 3.1.7. Gezamenlijke Brandweer 23 3.1.8. Inspectie SZW 26 3.1.9 Inspectie Leefomgeving en Transport (ILT) 26 3.1.10. Rijkswaterstaat (RWS) 26 3.1.11. Pers / Rampenzender Radio Rijnmond 27 3.1.12. Onderzoeksraad voor Veiligheid 27 3.1.13. Bedrijfsvertegenwoordiger 28 3.1.14. Arbodienst 29 3.2. Commando Plaats Incident (CoPI), procedure gecoördineerde incidentenbestrijding 29 3.2.1. Rol van het bedrijf in het CoPI 30 3.2.2. afstemming externe communicatie 30 3.3. Bedrijfsnoodfunctionarissen, doorlaten bij wegafzettingen 31 3.4. Deltalinqs-oefeningen, richtlijnen 31 3.5. Bedrijfssirenes, test tijdstip 34

04. SCHERMENPOOL 35 4.1. Doel 36 4.2. Werkingsgebied 36 4.3. Deelnemers 36 4.4. Operationele afhandeling 36 4.5. Beschikbaarheid schermen 36 4.6. Stroomschema’s operationele afwikkeling 36

05. GASMEETPLAN RIJNMOND 37 5.1. Doel Regionale Meetplanorganisatie 38

Versie 2018.1, 15 mei 2018 2018.1, Versie 5.2. Taken bedrijf 38 Deltalinqs Rode Boek 5 Inhoud

5.3. Taken Overheidsbrandweer 38 5.4. Deelnemers 39 5.5. Structuur incidentbestrijding 39 5.6. Gasmeten op eigen initiatief 40 5.7. Deelnemende bedrijven 40

06. LUCHTVERONTREINIGING 41 6.1. Doel Codesysteem 42 6.2. Schema code-omschrijving 42 6.3. Gebieden 43 6.4. Componenten 43

07. EXTERNE DREIGING 45 7.1. Bommelding aan de politiemeldkamer 46 7.2. Melding terroristische dreiging aan de politiemeldkamer 46 7.3. Melding verdachte postpakketten (Miltvuur/Anthrax) 47

08. PIJPLEIDINGINCIDENTEN 49 8.1. Doel regeling melding en bestrijding pijpleidingincidenten 50 8.2. Melding 50 8.3. Bestrijding 51 8.4. Stroomschema melding leidingincident Rotterdamse Havengebied 52

09. EVACUATIE 53 9.1. Ontruiming bedrijven / Verplaatsen medewerkers 54 9.2. Alarmeren 54 9.3. Einde en loos alarm 54 9.4. Wat te doen bij ontruiming of verplaatsing 54 9.5. Vervoer 55 9.5.1. Eigen vervoer 55 9.5.2. Openbaar Vervoer 55 9.5.3. Vervoer over water 55 9.5.4. Bedrijfsvervoer 55 9.6. Opvangcentra 55

10. BEZOEKERS BEDRIJFSTERREINEN 57 10.1. Richtlijnen Veiligheidsmaatregelen / legitimatie 58 10.2. Afspraken Vogelklas Karel Schot 59 10.3. Koninklijke Roeiersvereniging Eendracht (KRVE) 60

BIJLAGEN 61 Bijlage 1 - Telefoonnummers bij incidenten en overige belangrijke telefoonnummers 62 Bijlage 2 - Gedragslijn versie januari 2014 64 Bijlage 3 - Oproepcodes bedrijven en hulpverleningsdiensten deltalinqs mobilofoonnet 101 Bijlage 4 - Standaardberichtenformulier_waarschuwing buurbedrijven 106 Bijlage 5 - cin-formulier - 2014 108 Bijlage 6 - Landingsplaatsen Deltalinqsbedrijven 109 Bijlage 7 - Schermenpool, overzicht locaties 111 Bijlage 8 - Stroomschema’s schermenpool 113 Bijlage 9 - Bommeldingsformulier 118 Bijlage 10 - Meldingsformulier terroristische dreiging 119 Bijlage 11 - Lijst contactgegevens bij leidingincidenten 121 Bijlage 12 - Legitimatiebewijzen 128 Versie 2018.1, 15 mei 2018 2018.1, Versie

01. Communicatie 8 Deltalinqs Rode Boek Hoofdstuk 1

1.1. TELEFOONNUMMERS BIJ INCIDENTEN

Bij verschillende incidenten kan voor een hulpvraag met diverse instanties contact worden gezocht. Om die reden zijn deze belangrijke telefoonnummers in een duidelijke tabel ondergebracht in, bijlage 1. Naast de nummers is hierbij ook aangegeven in welk geval deze nummers en instanties kunnen worden en moeten gebeld. Wij verwijzen hierbij ook naar de gedragslijn van DCMR die als bijlage 2 is opgenomen.

1.2. MOBILOFOONNET DELTALINQS CENTRAALPOST DELTALINQS

Deltalinqs is gezamenlijk met de bedrijven Huntsman B.V., Lyondell Chemical Nederland Ltd, AkzoNobel Industrial Chemicals B.V. en Emerald Kalama Chemical Rotterdam eigenaar van de centrale unit ten behoeve van een Motorola Smartnet trunking-systeem. De apparatuur is fysiek aanwezig bij Huntsman B.V., Merseyweg 10 te Rotterdam en wordt door Flash Rental Services operationeel beheerd. De communicatie loopt via Trigion Alarm Service Centrale aan de Karel Doormanweg te Schiedam. EBB (nu Deltalinqs) is deelnemer geworden in juni 1993. Deze overeenkomst loopt door tot wederopzegging.

1.2.1. DOEL Via de Mobilofoon Deltalinqs worden door de Centraal Post Deltalinqs meldingen doorgegeven in het kader van bijzondere voorvallen (incidenten) en buitengewone omstandigheden zoals:

- meldingen buurbedrijven; - informatie van politie over evacuatie, coördinatie vervoer e.o. etc.; - stormwaarschuwingen (buitengewone weersomstandigheden); - wegafzettingen, onverwachte wegafsluitingen bij incidenten op het wegennet; - informatie in het kader van het Rijnmond gas-meetplan; - codes luchtverontreiniging DCMR; - bij telefoonstoring: alternatief communicatiekanaal, communicatie back-up via mobilofoon; - coördinatie bij meldingen pijpleidingincidenten; - elektriciteitsstoringen.

1.2.2. DEELNEMERS EN GEBRUIKERSGROEPEN Deltalinqs-bedrijven kunnen via een mobilofoon of een portofoon aangesloten zijn op het Mobilofoonnet Deltalinqs. De benodigde eindapparatuur wordt, namens het bedrijf besteld door Deltalinqs bij de leveran- cier. Verzoeken om aansluiting dienen schriftelijk gericht te worden aan het secretariaat van Deltalinqs.

Individuele bedrijven De grootste groep gebruikers zijn de individuele bedrijven. Zij hebben twee zendmogelijkheden namelijk een open kanaal en een afgeschermd kanaal met de Centraal Post Deltalinqs - De kanalenkiezer dient - indien men een privé gesprek met de Centraal Post wenst - op “CP privé” gezet te worden (het is echter wel zo dat buurbedrijven als zij ook naar dit kanaal overschakelen het gesprek ook kunnen volgen). - De andere keus die men heeft is de kanalenkiezer op “Deltalinqs net” te plaatsen. In dat geval kunnen alle gebruikers van het mobilofoonnet meeluisteren. Wanneer er geen communicatie plaatsvindt, dient de mobilofoon altijd op Deltalinqs-net te staan.

Gezamenlijke Brandweer De Gezamenlijke Brandweer maakt voor communicatie met bedrijven tijdens incidenten gebruik van het Deltalinqs-mobilofoonnet. Hiervoor zijn bij de voertuigen van de Brandweer mobilofoons ingebouwd. Versie 2018.1, 15 mei 2018 2018.1, Versie Deltalinqs Rode Boek 9 Hoofdstuk 1

Arbo Unie Europoort (Port Health Centre) Ook de Arbo Unie Europoort beschikt over een aparte groep. De Arbo Unie heeft voorzieningen voor mobilofoon communicatie van en naar de ambulance en beschikt over een noodkanaal stand.

Politie Het Regionaal Verbindings Centrum Rotterdam Rijnmond (voorheen PMK) beschikt over een Deltalinqs mobilofoon, omdat zij nauw betrokken is bij de veiligheid in de regio. Zij hebben ook de mogelijkheid om zowel privé als op stand “Deltalinqs-net” te communiceren. De Deltalinqs-bedrijven kunnen daar eventueel (oor-) getuige van zijn. Normaliter zal de communicatie plaatsvinden tussen politie en Centraal Post. Onder dringende omstandigheden in de calamiteitensfeer zou dit ook rechtstreeks kunnen tussen politie en betrokken bedrijf.

Bereikbaarheid CIN-nummer Indien het Centraal Incidenten Nummer, het zogenaamde CIN-nummer, niet telefonisch bereikbaar is (ook niet via 112), dan kan via de Deltalinqs mobilofoon contact gezocht worden met het Regionaal Verbindings Centrum Rotterdam Rijnmond (voorheen PMK). Dit dient zo te geschieden dat het betrokken bedrijf de Centraal Post (CP) oproept en zegt dat hij dringend de politie meldkamer nodig heeft in verband met een zgn. “CIN-melding”. In dit geval roept de CP een geprogrammeerd kanaal de meldkamer op. Vervolgens roept de CP het betrokken bedrijf weer op met de mededeling dat de communicatie kan plaatsvinden. Dit is alleen voor uitzonderlijke situaties bij telefonische onbereikbaarheid van de meldkamer. Immers bij mobilofoon contact met de meldkamer kunnen de andere hulpverlenende diensten zoals Brandweer en DCMR niet meeluisteren.

Indien bij een incident op een bedrijf de buurbedrijven niet van informatie worden voorzien, zal de meldkamer van Trigion contact opnemen met DCMR om op die manier toch buurbedrijven te kunnen informeren. Dat zal ook gebeuren als informatie via de eigen website wordt gepubliceerd..

Uitleenportofoons Uitleenportofoons worden verhuurd aan aannemers die in de leidingstraten in het Pernis/Europoort/ Botlek/Maasvlakte industriegebied werkzaam zijn. Zij zijn dit verplicht ingevolge een Verordening van de gemeente Rotterdam. De portofoons dienen om te melden aan de Centraal Post dat bijvoorbeeld een reeds aanwezige leiding is geraakt. Ook kunnen via de portofoons diegenen die aan het werk zijn in de leidingstraten voorzien worden van noodzakelijke informatie, bijvoorbeeld over incidenten. De portofoons kunnen en mogen niet gebruikt worden als verbindingsmiddelen ten behoeve van het eigen werk.

Verbinding commando-auto Brandweer (Victor Charlie) Dit voertuig van de Brandweer Rotterdam, dat alleen in dienst komt in het industriegebied vanaf GRIP 1 kan ook met de bedrijven communiceren. De functie van de mobilofoon in dit voertuig is vooral: luisteren. De bemanning van het voertuig kan ook contact onderhouden met de Gezamenlijke Brandweer.

DE ALARMCENTRALE/CENTRAALPOST IS TE BEREIKEN VIA NAVOLGENDE WIJZE:

Telefoon: 010 – 480 33 33 of 088 – 298 17 96 Fax: 088 – 298 1546 E-mail: [email protected] Versie 2018.1, 15 mei 2018 2018.1, Versie 10 Deltalinqs Rode Boek Hoofdstuk 1

1.2.3. COMMUNICATIE De communicatie met de Deltalinqs-bedrijven via mobilofoon/portofoon wordt verzorgd door de Centraal Post Deltalinqs gevestigd bij Trigion AlarmServiceCentrale, Karel Doormanweg 4, 3115 JD Schiedam.

Wekelijkse test Iedere zondag om 19.00 uur wordt het Deltalinqs mobilofoonnet als volgt getest: - alle mobilofoons (normale en privé kanalen) worden in alfabetische volgorde opgeroepen; - Centraal Post legt testresultaten vast in testlijst.

Aan- en afmelden Wanneer een bedrijf niet via de mobilofoon bereikbaar is, meldt het bedrijf zich af bij de Centraal Post, met vermelding van het tijdstip wanneer de mobilofoon (naar verwachting) weer beschikbaar zal zijn. Bedrijven die in het weekend en op feestdagen niet bezet zijn melden zich bijv. op vrijdagavond af en op maandagmorgen weer aan. Tijdens dit aan-/ afmelden wordt dan de wekelijkse test uitgevoerd.

Voor achtergrondinformatie over beheer en functioneren van de Centraal Post kan contact opgenomen worden met de beheerder, via het algemene nummer 088 – 2981500.

1.2.4. STORINGEN Deltalinqs heeft een serviceovereenkomst afgesloten voor de mobilofoon trunking apparatuur geplaatst bij de Deltalinqs-bedrijven. De Centraal Post Deltalinqs regelt de contacten met de serviceleverancier Flash. Bij storing aan apparatuur telefonisch dient direct contact opgenomen te worden met Centraal Post Mobilofoon Deltalinqs via onder 1.1.3 en in bijlage 1 genoemde telefoonnummers. De Centraal Post maakt in dat geval een klachtenformulier van de storing en meldt dit onmiddellijk aan Flash. De helpdesk van Flash is 7 dagen per week / 24 uur per dag beschikbaar. Indien het gaat om een reparatie welke enige tijd vergt dan plaatst Flash een tijdelijke reserve mobilofoon.

1.2.5. OPROEPCODES VAN BEDRIJVEN EN HULPVERLENINGSDIENSTEN De oproepcodes zijn per zendgebied opgenomen in bijlage 3.

1.3. WAARSCHUWING BUURBEDRIJVEN

Voor het melden van ongewone voorvallen (incidenten/bedrijfsstoringen/calamiteiten) aan buurbedrijven­ dient het standaard berichtenformulier te worden gebruikt. Dit standaardberichtenformulier is te vinden in bijlage 4.

Een melding moet telefonisch of per fax doorgegeven worden aan de Centraal Post van het Mobilofoonnet Deltalinqs (Centraal Post Deltalinqs). De centralist van de Centraal Post Deltalinqs (CP) vult de ontvangen melding in op het berichtenformulier. De centralist vraagt via het Mobilofoonnet Deltalinqs het betrokken bedrijf bevestiging van het zojuist ontvangen bericht en of het bericht kan worden uitgezonden. Dit is een waarborg tegen valse meldingen. Het betrokken bedrijf geeft regelmatig aan de CP telefonisch een nader bericht uit over het verloop van het ongewone voorval per telefoon, e-mail of fax. De centralist van de CP zendt het nadere bericht uit via het Mobilofoonnet Deltalinqs. Het betrokken bedrijf meldt telefonisch het einde van het ongewone voorval aan de centralist van de CP. De centralist zendt de melding aan het einde van het voorval uit via het Mobilofoonnet Deltalinqs. Versie 2018.1, 15 mei 2018 2018.1, Versie Deltalinqs Rode Boek 11 Hoofdstuk 1

1.4. INFORMATIE ELECTRICITEITSSTORING

Tussen Deltalinqs en Stedin is met ingang van 01-02-2004 het volgende afgesproken: - Na een storing in de energievoorziening met gevolgen voor het industriegebied Pernis/Botlek/ Europoort/Maasvlakte doet Stedin Bedrijfsvoering centrum hiervan telefonisch melding bij de CP-Delta- linqs.

De volgende storingen worden gemeld: - Primaire storingen in de hoog-, tussen- en middenspanningsnetten en stations in het bedoelde indus- triegebied gevoed door de 150 kV stations Maasvlakte, Europoort, Geervliet, Theemsweg, Merseyweg, Gerbrandyweg, Botlek, Vondelingenweg, en Waalhaven en de daaronder aangesloten 25, 23 en 10kV stations (uitgezonderd woongebieden). - Spanningsdalingen of frequentieverstoringen die doorwerken in het gebied als omschreven bij a.

De CP Deltalinqs geeft, tijdens de duur en direct na afloop van een storing, relevante van Stedin ontvangen informatie via het mobilofoonnet door aan de daarop aangesloten individuele Delta- linqs leden.

1.5. STORMWAARSCHUWING

Stormwaarschuwingen worden in de volgende gevallen of bij de volgende limieten doorgegeven: Waarschuwing wind: - (gemiddelde over 10 minuten) 6 Beaufort of meer - windstoten: 20 m/s of meer - splitsing in 2 deelgebieden met gebiedsaanduiding: • vanaf de Maeslant kering tot de kust (buiten gebied) • vanaf het Waal/Eemhavengebied tot de Maeslant kering (binnengebied).

Naast stormwaarschuwing wordt ook mogelijke wateroverlast doorgegeven: - hevige regenval - hoog water verwachting Versie 2018.1, 15 mei 2018 2018.1, Versie

...... : ......

meldtijd 1 : eldtijd 2 : m atum d ingevuld door : ......

:

Adres: ...... (010) 411 8888

. . . . verzoek om assistentie (overheids-)brandweer CIN Meldformulier CIN-Incident met ...... Telefoonnummer CIN: verzoek om assistentie (overheids-)brandweer ......

EERSTE MELDING /verzoek om assistentie hulpdienst buiten de inrichting en/of

CIN-nummer : gevaar Naam bedrijf : Brand/Broei/Explosie avennummer : H Brand/Broei zonder de inrichting of overige (potentieel) gevaarlijke gevolgen met

 Brand:B1 B2 �

� Verspreiding van stoffen door de lucht (gas, vloeistofnevel, vaste deeltjes) Verspreiding van stoffen op of in het oppervlaktewater ......  Incident met (mogelijk) Verspreiding van stoffen over het met land (mogelijk) grotere overlast ...... G1 (binnen/buiten): Buiten de inrichting: G2 aard letsel: ...... � Gevaarlijke gevolgen binnen G3 ...... � assistentie brandweer (bijv. plot-clearalarm fabrieksunit of dreigend omvallen schoorsteen)

� G4 Binnen de inrichting:zonder gevaar milieugevolgenVerspreiding van stoffen door de lucht � verlastgevende situaties ja aantal: (bijv. stroomstoring). . . Verspreiding van stoffen op of in het oppervlaktewater ...... : Incident  Verspreiding van stoffen over het land ...... grotereZ1 : Z2 ...... � : Z3 ...... � ...... alinqs worden geïnformeerd? ...... Z4 Overige o niet bekend � : � �

� nee Gewonden / slachtoffers: �  NADERE INFORMATIE02. Tijdstip voorval adere plaatsaanduiding N N-nummer en stofnaam ...... U Centraal : eschatte vrijgekomen hoeveelheid : G orte omschrijving voorval e melding de noodzaak van een VERVOLG MELDING (altijd via CIN lijn). K Incidenten ...... NaamNummer en telefoonnummer melder : ...... NB: Moeten de buurbedrijven en de Centraal Post-Delt

DCMR bepaalt bij de 1 Afmelden altijd via Bedrijfsmeldingenlijn: 010 246 8686

VERVOLG MELDING ......  14 Deltalinqs Rode Boek Hoofdstuk 2

2.1. INLEIDING

Een CIN-melding (Centraal Incidenten Nummer) moet met behulp van een CIN-formulier worden gedaan indien een ongewoon voorval optreedt. Onder een Ongewoon Voorval wordt verstaan: Elke gebeurtenis in een inrichting, ongeacht de oorzaak van die gebeurtenis, die afwijkt van de normale bedrijfsactiviteiten die leiden of dreigen te leiden tot nadelige gevolgen voor het milieu. Dit kan een klein incident zijn, maar kan ook een ramp betreffen. Het niet melden van een dergelijk voorval is altijd een overtreding van een wetsartikel of een vergunningvoorschrift uit de omgevingsvergunning. Dit kan leiden tot bestuursrechtelijke en strafrechtelijke maatregelen. De gedragslijn, opgenomen als bijlage 2, is gebaseerd op de Wet milieubeheer, de Waterwet, en de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

CENTRAAL INCIDENTEN NUMMER (CIN)

010 - 411 88 88

2.2. PROCEDURE GEBRUIK CIN-FORMULIER

Het soort voorval wordt gecategoriseerd met een letter en een cijfer. Bij communicatie met de meldkamer is het ook van belang dit goed door te geven daar het de inzet en de te nemen maatregelen bepaalt. De letter staat voor het soort van gebeurtenis, het betreft branden (B), voorvallen met gevaar (G) of voor- vallen zonder gevaar (Z). Het cijfer of de index preciseert het soort voorval.

- Branden: - B1 brand/broei/explosie met verzoek om assistentie brandweer - B2 brand/broei zonder verzoek om assistentie brandweer

- Voorvallen met (mogelijk) gevaar/verzoek om assistentie hulpdienst: Buiten de inrichting - G1 verspreiding van stoffen (gas, vloeistofnevel, vaste deeltjes) door de lucht - G2 verspreiding van stoffen op of in het oppervlaktewater - G3 verspreiding van stoffen over het land

Binnen de inrichting - G4 gevaarlijke gevolgen binnen de inrichting of overige (potentieel) gevaarlijke gevolgen met assistentie brandweer (bijvoorbeeld plot-clearalarm fabrieksunit of dreigend omvallen schoorsteen)

- Voorvallen zonder gevaar met (mogelijk) grotere overlast buiten de inrichting en/of grotere milieugevolgen (binnen/buiten): - Z1 verspreiding van stoffen door de lucht - Z2 verspreiding van stoffen op of in het oppervlaktewater - Z3 verspreiding van stoffen over het land - Z4 overige overlastgevende situaties (bijvoorbeeld stroomstoring)

Elk Ongewoon voorval dient dus terstond te worden gemeld. Bij geen gehoor of telefoonstoring dient de Politieregio Rotterdam te worden gebeld op het nationale noodnummer (112). Als ook dat niet werkt

Versie 2018.1, 15 mei 2018 2018.1, Versie resteert nog de mogelijkheid van het Deltalinqs Mobilofoonnetwerk. Deltalinqs Rode Boek 15 Hoofdstuk 2

Het is niet toegestaan het Centraal Incidenten Nummer te gebruiken voor: - het melden van oefeningen; - het doorgeven van bommeldingen; - het melden van branden/incidenten buiten de bedrijfsgrens; - het doorgeven van andere meldingen dan die welke vallen onder de definitie van een ongewoon voorval.

De melding dient zo snel mogelijk (bij voorkeur binnen 15 minuten) te geschieden aan de hand van het CIN-formulier. Het CIN-formulier wordt ook gehanteerd door de politie, de brandweer, Rijkswaterstaat (hiermee wordt voldaan aan de formele meldingsplicht in het kader van de Waterwet), De Havenmeester (HbR) en de DCMR; de hiervoor genoemde diensten luisteren gelijktijdig mee naar de melding aan de politie. De genoemde diensten bepalen hun primaire reacties en maatregelen voor de omgeving aan de hand van de gegevens uit de melding; deze gegevens moeten hier dan ook op gericht zijn. De gemeenschappelijke meldkamer van de Veiligheidsregio Rotterdam Rijnmond draagt zorg voor de verdere distributie van het bericht aan de daarvoor in aanmerking komende autoriteiten.

Indien gegevens nog niet voorhanden of nog niet bekend zijn, moeten in een vervolgmelding na ongeveer 15 minuten aanvullende gegevens verstrekt worden. DCMR bepaalt of die tweede melding nodig is. Met een CIN-melding wordt voldaan aan wettelijke verplichtingen die zijn opgelegd in de Wet milieu­ beheer, de Brandbeveiligingsverordening en de Waterwet ten aanzien van het melden van een ongewoon voorval. Bedrijven zijn daarmee niet ontheven van de wettelijke verplichting om andere overheidsdiensten te informeren (bijvoorbeeld ILT, I-SZW).

Beperk het gesprek tot strikt noodzakelijk uit te wisselen informatie. Hierdoor houden alle gespreks­ partners het gesprek zo kort mogelijk.

Oefeningen Bel vooraf via de normale bedrijfslijn met de DCMR-meldkamer 010 - 246 86 86 en bespreek de voorge- nomen oefening. Overleg met DCMR het voorgenomen tijdstip en de inhoud van de oefening. DCMR verstrekt hierop een speciaal voor de oefening open te stellen telefoonnummer en simuleert vervolgens de verdere afhandeling van de “oefening CIN-melding” op het afgesproken tijdstip op het verstrekte telefoon- nummer.

Bovenstaande informatie is vastgelegd in de gedragslijn van DCMR, bijlage 2. Het CIN-formulier en de procedure voor gebruik van het CIN-formulier (achterkant meldformulier) is als bijlage onderdeel van de gedragslijn en tevens nog eens apart opgenomen als bijlage 5 van het Rode Boek. Versie 2018.1, 15 mei 2018 2018.1, Versie

03. Incidentbestrijding 18 Deltalinqs Rode Boek Hoofdstuk 3

3.1. TAKEN EN WETTELIJKE BEVOEGDHEDEN OPERATIONELE DIENSTEN EN MAATREGELEN/ACTIES BEDRIJF

Elke dienst die bij een incident betrokken is heeft zijn eigen verantwoordelijkheden en bevoegdheden tijdens de bestrijding van dat incident. Daarnaast heeft het betrokken bedrijf zelf ook een verantwoorde- lijkheid en verplichting richting de ondersteunende diensten. Ook die verantwoordelijkheid is per dienst opgenomen in navolgende paragrafen.

3.1.1. POLITIE Binnen het Pernis/Botlek/Europoort/Maasvlakte gebied is dit de Zeehavenpolitie en diverse districten in Rotterdam Rijnmond. Meer informatie is beschikbaar op www.politie.nl De belangrijkste taken van de politie zijn: - Begidsen. - Evacueren en ontruimen. - Handhaven openbare orde / rechtsorde. - Strafrechtelijk onderzoek. - Berging en identificatie van overleden slachtoffers. - Verkeer regelen. - Afzetten/afschermen.

Eenheden van de politie zijn soms, in verband met de uitvoering van hun reguliere taak, als een van de eersten ter plaatse. Duidelijk zal moeten worden aangegeven wat de aangetroffen situatie is en welke risico’s er voor de persoonlijke veiligheid aanwezig zijn: - Politie-eenheden komen alleen op plaatsen waar geen gevaar heerst; - Tijdens een GRIP-situatie wordt een CoPI operationeel. Buiten een GRIP-situatie vindt er een zogenaamd motorkapoverleg plaats tussen de verschillende overheidsdiensten in verband met een betere communicatie en coördinatie.

De persvoorlichting namens alle operationele diensten is tijdens een COPI in handen van de politie (Persvoorlichting, in overleg met de CoPI-leider, veelal een Hoofdofficier van de Brandweer) en moet voldoen aan de volgende criteria: - eenduidig; - waarheidsgetrouw. De persvoorlichter kan rechtstreeks communiceren met Radio Rijnmond en TV Rijnmond.

Taken en verantwoordelijkheden bedrijf Het bedrijf dient het incident of ongeval te melden via de telefoonnummers zoals opgenomen in bijlage 1.

Een bedrijf moet zorg dragen voor het beschikbaar stellen van een Bedrijfsvertegenwoordiger (t.b.v. een (eventueel) in te richten CoPI) en een Bedrijfs- en/of Persvoorlichter. Zie 3.1.13, “Bedrijfsvertegenwoor- diger”. Indien van toepassing dient conform de bestaande Rampenbestrijdingsplannen, het bedrijf of een vertegenwoordiger van het bedrijf een rijroute van politie-eenheden op het terrein en eventuele opstel- plaatsen voor commandovoertuigen te definiëren. Aansluitend op het plan van de politie voor buiten het bedrijfsterrein worden verzamelplaatsen voor evacuatie gedefinieerd. De bedrijfsvertegenwoordiger maakt afspraken (wanneer gewenst) omtrent het door de politie informeren van (ver weg wonende) familieleden van een medewerker die betrokken is geweest bij een (ernstig) ongeval.

3.1.2. MELDKAMER AMBULANCEZORG (MKA) / GENEESKUNDIGE HULPVERLENINGSORGANISATIE (GHOR) De leiding en coördinatie bij incidenten met meerdere gewonden ligt bij de Officier van Dienst Genees- Versie 2018.1, 15 mei 2018 2018.1, Versie Deltalinqs Rode Boek 19 Hoofdstuk 3

kundig (OvDG) of bij de Commandant van Dienst Geneeskundig (CvDG). Ambulances worden centraal door de MKA aangestuurd en krijgen windrichting en aanrijroute door om het bedrijf veilig te kunnen bereiken in geval van een ongeval met gevaarlijke stoffen. De MKA is onderdeel van de GMK, de gemeen- schappelijke meldkamer in het World Port Center. De ambulance komt niet in het onveilig gebied.

De primaire taak is behandeling en afvoeren van slachtoffers. Daarbij is de eerste prioriteit het (ter plaatse) stabiliseren van slachtoffers. Met chemicaliën besmette slachtoffers worden niet meegenomen maar moeten eerst worden gedecontamineerd op het bedrijfsterrein. Bij grootschalig incident wordt door de GHOR in overleg met de Meldkamer Ambulancezorg (MKA) een centraal geregeld naar welke ziekenhuizen de gewonden worden vervoerd. In de verbindings-/commandowagen cq. in de Meldkamer Ambulancezorg is een coördinator gewondenver- voer die namens de MKA de spreiding van gewonden over de ziekenhuizen regelt. Dit wordt afgestemd met de OvD-G. De ambulancezorg wordt verzorgd door AZRR, Ambulancezorg Rotterdam Rijnmond. zie ook www.azrr.nl en www. veiligheidsregio-rr.nl

Taken en verantwoordelijkheden bedrijf Het bedrijf dient het incident of ongeval te melden via de telefoonnummers zoals opgenomen in bijlage 1.

Bij het oproepen van een ambulance is kennis van het IVOOV-protocol belangrijk. IVOOV staat voor inzetverzoek OVV partners (Openbare Orde en Veiligheid). Degene die contact heeft met de meldkamer wordt vaak de volgende 7 vragen gesteld.

1. Hoofdklacht en soort ongeval, zijn er meerdere gewonden? 2. Geschatte leeftijd? 3. Bij kennis: Ja/Nee..... of aanspreekbaar? 4. Ademt: Ja/Nee.....of moeilijk? 5. Is er sprake van pijn op de borst? 6. Is er sprake van ernstige bloeding (spuitend of stromend)? 7. Moeten eenheden OGS (ongevalsbestrijding gevaarlijke stoffen) gestuurd worden?

Zorg dat degene die contact zoekt ook daadwerkelijk deze vragen kan beantwoorden (liefst ooggetuige)! Indien dat niet gebeurt leidt dit tot vertraging of de verkeerde inzet.

Een vertegenwoordiger van het bedrijf dient op te treden als coördinerend functionaris van het bedrijf tot de eerste ambulance arriveert. In het geval er meerdere gewonden zijn zal de coördinerende taak in principe door de eerste ambulance worden overgenomen totdat de OvDG is gearriveerd. De vertegenwoor- diger van het bedrijf, veelal hoofd BHV, dient door middel van een hesje met functieaanduiding als zodanig herkenbaar zijn. Te allen tijde moet in de noodorganisatie iemand zijn aangewezen die zich uitsluitend bezig houdt met de zorg voor gewonden. In de preparatiefase dienen mogelijke locaties voor de inrichting van een ‘gewondennest’ reeds te zijn geïnventariseerd, zodat deze reeds in de plannen zijn opgenomen, rekening houdende met verschillende scenario’s. Tijdens het incident dient er focus te zijn op het doorgeven van de hoeveelheid slachtoffers en het verplaatsen van de slachtoffers naar een veilige locatie. Als de eerste ambulance is gearriveerd bepalen zij waar het gewondennest definitief wordt ingericht op een plaats die veilig is en blijft. De plaats hoeft niet per definitie overdekt te zijn, echter wel bij voorkeur in een wind luwe omgeving (i.v.m. afkoeling).

Na aankomst van de eerste ambulance (medewerkers herkenbaar aan groen hesje) dient de verantwoordelijke van het bedrijf met hen te bespreken welke maatregelen zijn genomen en vindt er overdracht van de slachtof- fers plaats. Voor een goede overdracht kan gebruik gemaakt worden van een nationale gewondenkaart, deze kan Versie 2018.1, 15 mei 2018 2018.1, Versie 20 Deltalinqs Rode Boek Hoofdstuk 3

gevraagd worden aan het ambulancepersoneel of de GHOR. Het bedrijf dient duidelijk de rijroute van de ambulance te definiëren en te zorgen voor begeleiding van de ambulance vanaf de poort tot aan de plaats waar het slachtoffer is, eventueel met behulp van een routekaartje. Als er gevaarlijke stoffen betrokken zijn kan het afhankelijk van de windrichting noodzakelijk zijn dat de ambulance via een andere poort binnenkomt! Dit dient bij de melding duidelijk te worden aangegeven aan de MKA. Het is handig om ook vooraf te definiëren waar de opstelplaatsen voor meerdere ambulances en de gemeenschappelijke verbindings-/commandowagen ten behoeve van de GHOR in geval van een grootschalig incident kunnen worden geplaatst.

Het bedrijf dient specifieke informatie over chemicaliën en decontaminatie / neutralisatie middelen beschikbaar te hebben in het geval van een chemicaliënbesmetting. Ook dient het bedrijf korte schrifte- lijke informatie aan GHOR te geven betreffende wat er is gebeurd en om welke chemicaliën (o.a. stofiden- tieficatienummer of UN-nummer en stofnaam met evt. GEVI-code) het gaat. Schriftelijke informatie kan van levensbelang zijn om verder in het proces snel en zonder twijfels juist te kunnen handelen. De Gezondheidskundig Adviseur Gevaarlijke Stoffen van de GHOR kan (telefonisch) contact opnemen met het bedrijf om nadere informatie te vragen over betrokken stoffen en blootstelling van werknemers. Deze informatie is belangrijk bij de directe hulpverlening en in het kader van de nazorg door het bedrijf. Als het bedrijf specifieke afspraken heeft met een ziekenhuis, dan is het van belang om dat met de ambulance cq. de GHOR te delen. De bestemming waar de slachtoffers naar worden afgevoerd is en blijft de verantwoor- delijkheid van de MKA.

3.1.3. TRAUMAHELIKOPTER, INZET EN LANDINGSPLAATSEN De MKA bepaalt of er inzet nodig is van het mobiele medische team (MMT). Het MMT kan zowel per helikopter als per auto arriveren. De MKA is in elk geval verantwoordelijk voor het ter plaatse krijgen van het MMT. Daarbij zal het bedrijf de opvang en begeleiding dienen te regelen. Bij besluit tot inzet traumahe- likopter neemt de MKA contact op met Centraal Post Deltalinqs met de vraag welke landingsplaats (EP nummer) het meest geschikt lijkt te zijn. Centraal Post Deltalinqs informeert per mobilofoon het betrokken bedrijf en informeert zo nodig ook het buurbedrijf met de aangewezen landingsplaats.

De helikopter landt op: - een aangewezen landingsplaats bij bedrijf - een aangewezen landingsplaats bij buurbedrijf - de openbare weg in de buurt van het bedrijf bij ontbreken aangewezen landingsplaats

Een traumahelikopter wordt ingezet om snel een verpleegkundige en een arts te vervoeren naar de plaats waar spoedeisende medische hulp noodzakelijk is. De helikopter is geen vervanging van de ambulance, maar een aanvulling. De traumahelikopter heeft meer specialistische apparatuur. Daarnaast heeft de arts meer bevoegdheden tot medisch handelen dan de ambulanceverpleegkundigen. In de regel wordt de patiënt per ambulance naar het ziekenhuis gebracht. Indien nodig onder begeleiding van de arts van het MMT. Alleen als er belangrijke tijdwinst te behalen valt, wordt de patiënt per helikopter naar het ziekenhuis vervoerd. De traumahelikopter heeft in principe altijd voorrang boven ander vliegverkeer. Ook hebben de helikopters een ontheffing voor gebieden waar ander vliegverkeer verboden is. Bij dichte mist en lage bewolking wordt er niet gevlogen: de piloten hebben dan te weinig zicht op de landingsplek. Het mobiel medisch team wordt dan per auto naar de betreffende plaats gebracht. Tussen zonsonder- en zonsopgang vliegen de piloten met een helderheidskijker, een zogeheten night vision goggle. De landingsplek moet dan minimaal 25 x 50 meter zijn. Overdag is dat 25 x 25 meter. De piloot is zelf verantwoordelijk voor de landing. Hij bepaalt welke landingsplaats hij gebruikt. De MKA geeft belangrijke informatie voor de helikopterbemanning door. Als er bijvoorbeeld gevaarlijke stoffen in Versie 2018.1, 15 mei 2018 2018.1, Versie Deltalinqs Rode Boek 21 Hoofdstuk 3

het spel zijn. Als de helikopter op een niet vooraf gedefinieerde landingsplaats landt, dan moet, zolang de rotorbladen draaien, eventueel verkeer worden stilgelegd. De landingsplek mag niet worden gemarkeerd met markeringslint of pionnen. Losse voorwerpen kunnen de helikopter, omstanders en de hulpdiensten in gevaar brengen. Als de rotorbladen draaien, mag niemand de helikopter benaderen. Moet dit toch, dan alleen ná toestemming van de piloot. En verder schuin van voren (dus nooit van achteren, recht van voren of van opzij, ivm rotorbladen en zicht piloot) en vanaf de lage kant van een eventuele helling. Houd hierbij oogcontact met de piloot.

Taken en verantwoordelijkheden bedrijf Het bedrijf dient het incident of ongeval te melden via de telefoonnummers zoals opgenomen in bijlage 1. Het bedrijf geeft in elk geval de volgende zaken aan bij een hulpvraag (zie ook IVOOV protocol op pag 19): - noodzaak ambulance; - havennummer en indien aangewezen: - nummer aangewezen trauma heli landingsplaats.

Inrichten van landingsplaats(en) dient te geschieden conform de volgende de eisen:

1,8 meter

3 meter

25 x 25 meter 0,4 vrije ruimte meter plaatsing van een H van 1,8 bij 3 meter, met een letterdikte van 0,4 meter. H van witte tegels of ander materialen vast in de grond gelegd of op de grond geschilderd.

Landingsplaatsen worden aangewezen door Base Manager Helikopter-MMT-Rotterdam Lifeliner 2, in overleg met bedrijf. Het bedrijf kan contact opnemen met Base Manager over aanwijzing of wijziging. Wanneer geen eigen landingsplaats beschikbaar is, maar wel gebruikt wordt gemaakt van een aangewezen landingsplaats bij buurbedrijf moeten er afspraken gemaakt worden met het betreffende buurbedrijf dat wel over een landingsplaats beschikt

Als een landingsplaats (tijdelijk) buiten gebruik is, meldt het betrokken bedrijf dit aan de Base Manager en aan de Centraal Post van Deltalinqs (contactgegevens in bijlage 1) Base Manager Helikopter- MMT-Rotterdam

Het overzicht van de landingsplaatsen is opgenomen in bijlage 6.

3.1.4. DCMR / (ON)VOORZIENE MELDINGEN EN CHEMISCH ADVIES Vanaf 1 januari 2012 kunnen alle inwoners van de provincie Zuid Holland milieuklachten melden aan 0888-333 555 Deze zogenaamde Milieuklachtentelefoon is een gezamenlijk initiatief van de provincie Versie 2018.1, 15 mei 2018 2018.1, Versie 22 Deltalinqs Rode Boek Hoofdstuk 3

Zuid-Holland en de regionale milieudiensten in de provincie. Inwoners van de regio Rijnmond kunnen via dit nummer en via internet milieuklachten indienen. Klachten over bedrijven behandelt de DCMR zelf, overige klachten geeft zij door aan de juiste instantie voor afhandeling. De uitrukdienst en de meldkamer van de DCMR kan rond de klok bedrijven benaderen of bezoeken voor onderzoek van milieuklachten en bedrijfsmeldingen. Bij incidentenbestrijding hebben een aantal medewerkers van DCMR een rol: - Chemisch Adviseur: treedt op als adviseur van de brandweer tijdens incidenten, adviseert de brandweer en overheidsdiensten over gevaarlijke stoffen en aanpak van het incident, beoordeelt of externe effecten van incidenten te verwachten zijn, staat in nauw contact met de GAGS en de tweede chemisch adviseur die het regionale gasmeetplan (meten verspreiding gevaarlijke stoffen door de lucht) coördineert en adviseert over externe effecten (met name voor de bevolking)Hij beschikt over een DCMR-prioriteits- voertuig, brandweer-PBM en uitgebreide meetapparatuur. Voor ondersteuning kunnen de bedrijfsmeet- ploeg en brandweer meetploegen op het bedrijfsterrein ingezet worden. - Uitrukdienst van de meldkamer van DCMR: doet het eerste onderzoek van incidenten: beeldbepaling en gegevensverzameling voor toezicht, en kan op verzoek de Chemisch Adviseur ondersteunen in niet-ge- vaarlijk gebied op het bedrijfsterrein en de onmiddellijke omgeving; beschikt over een herkenbaar voertuig en basis meetapparatuur. - Havenpiket: houdt toezicht op de afwikkeling van incidenten met gevaarlijke stoffen op op- en overslag bedrijven: beschikt over een herkenbaar voertuig en meetapparatuur voor eigen veiligheid. Hij beoor- deelt het plan van aanpak en kan aanwijzingen geven over de afhandeling. - Medewerker toezicht en handhaving: komt na de incidentfase voor het natraject: maakt met het bedrijf een afspraak over verdere afwikkeling van incidenten en onderzoek en formele rapportage. De DCMR medewerkers beschikken minimaal over standaard PBMs voor betreden van bedrijfsterreinen.

Taken en verantwoordelijkheden bedrijf Het bedrijf dient het incident of ongeval te melden via de telefoonnummers zoals opgenomen in bijlage 1.

Het bedrijf moet een CoPI-functionaris als bedrijfsvertegenwoordiger nomineren die fungeert als contact- persoon/voorlichter naar de overheid. Zie hiervoor ook onder 3.1.13 “Bedrijfsvertegenwoordiger”. Aan deze functionaris worden eisen gesteld. Hij/Zij dient duidelijk herkenbaar te zijn via een te definiëren standaard band of hesje met opschrift. Tevens moet hij/zij beschikken over informatie betreffende het incident en hij/ zij moet voldoende kennis aangaande de bedrijfsprocessen hebben om deze te kunnen communiceren tijdens en na het incident.

Het bedrijf moet ook zorg dragen voor het aangeven van de locatie van het incident en de veilige routes en opstelplaatsen. Het bedrijf blijft immers verantwoordelijk voor personeel van overheden op het terrein v.w.b. gebruik persoonlijke beschermingsmiddelen en veilige plaatsen en routes op het terrein. Deze functionaris moet bij vragen van DCMR functionarissen die geen directe taak bij de bestrijding van het incident hebben hen direct informeren over aspecten die met opschaling en schaalgrootte van het incident te maken hebben en met hen afspraken maken over tijdstip van informeren over zaken die onderzoek naar oorzaken en afhandeling betreffen.

3.1.5. HAVENBEDRIJF ROTTERDAM (HBR), DIVISIE HAVEN MEESTER (DHMR) De Havenmeester heeft de zorg voor een vlotte, veilige, schone en beveiligde afwikkeling van de scheepvaart. De divisie Havenmeester (DHMR) heeft als één van de hulpverleningsdiensten verantwoordelijkheden voor beleid, strategie en afhandeling bij (grote) incidenten en heeft een rol in 18 van de 31 deelprocessen in het Crisisbeheersingsplan van de gemeente Rotterdam zie ook www.portofrotterdam.com.

Officier van Dienst DHMR (OvD DHMR) heeft de coördinatie en geeft operationele leiding (regie) m.b.t. de uitvoering incidentenbestrijding DHMR op het plaats incident. Wachtchef Verkeersplanning en Operaties Versie 2018.1, 15 mei 2018 2018.1, Versie Deltalinqs Rode Boek 23 Hoofdstuk 3

(WC VP&O) coördineert vanuit het Haven coördinatie centrum.

De eerste eerstelijns taken bij incidentbestrijding zijn: - Repressie: - Brandbestrijding met gebruik van materialen en middelen zoals incidentbestrijdingsvaartuigen; - Bestrijding gasontsnappingen d.m.v. neerslaan gaswolk en uitvoeren van gasmetingen; - Indammen (en ruimen) van morsingen.

- Algemene hulpverlening: - Opsporen, verplaatsen, bergen van objecten; - Levensreddende handelingen; - Transport en overdracht gewonden aan GHOR; - Redding, ontruimen, evacueren over het water; - Waarschuwen scheepvaart.

Taken en verantwoordelijkheden bedrijf Het bedrijf dient het incident of ongeval te melden via de telefoonnummers zoals opgenomen in bijlage 1. Het bedrijf dient aansluitingen te hebben die voorzien in blusbootaansluitingen met het eigen bluswa- ternet. Deze aansluitingen dienen goed afgestemd te zijn met DHMR en dienen goed gemarkeerd te zijn. Het dienen 3” of 4” Storzkoppelingen te zijn (nok 78 of 115)

3.1.6. VEILIGHEIDSREGIO ROTTERDAM, VRR - AFDELING INDUSTRIËLE VEILIGHEID Risico- en Crisisbeheersing (R&C) is verantwoordelijk voor de multidisciplinaire voorbereiding op ramp- en crisissituaties binnen de regio Rotterdam-Rijnmond. R&C is als het ware een organisatorische paraplu boven de activiteiten van de brandweer, politie, Geneeskundige Hulpverleningsorganisatie in de Regio (GHOR), het havenbedrijf, de milieudienst DCMR en gemeentelijke diensten.

Medewerkers van de afdeling R&C zorgen voor de inventarisatie en analyse van risico’s, de ontwikkeling van scenario’s, gemeentelijke crisisbeheersingsplannen, rampbestrijdingsplannen, alarmeringsprocedures en dergelijke. Ook de gemeenten hebben in crisissituaties een aantal taken te vervullen. Zoals voorlichting, het opvangen en verzorgen van mensen bij evacuaties en registratie van slachtoffers. R&C ondersteunt de gemeenten bij de voorbereiding op deze taken en zorgt ervoor dat de activiteiten van alle gemeenten in de regio op elkaar worden afgestemd.

Onder R&C zit ook de afdeling Industriële Veiligheid. Deze afdeling is verantwoordelijk voor: - Het opnemen van (brand)veililgheid in de bouw- en milieuvergunning; - Advisering in het kader van art 12 van het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen (BEVI); - Advisering op het gebied van vuurwerk en ontplofbare stoffen; - Beoordelingen en inspecties in het kader van het Besluit Risico Zware Ongevallen 1999; - Aanwijzen en toezicht houden op Bedrijfsbrandweren; - Onderzoek en evaluatie van incidenten; - Uitwisseling van informatie tussen de preventieve en de repressieve schakel van de veiligheidsketen. zie ook http://vr-rr.nl/over/rc/iv/

Medewerkers van de afdeling Industriële Veiligheid van de Veiligheidsregio Rotterdam-Rijnmond (VRR) houden in het Rijnmondgebied toezicht op de naleving van de Wet veiligheidsregio’s (Wvr) en het Besluit risico’s zware ongevallen 1999 (Brzo’99). Dit betekent voor bedrijven, dat inzage moet worden gegeven in bedrijfsgegevens (en afschrift), vragen moeten worden beantwoord en medewerking aan onderzoek moet worden verleend. Een medewerker van de afdeling preventie (of het team brandonderzoek) kan direct na een incident een onderzoek instellen. Hiervoor beschikt de VRR, afdeling Industriële Veiligheid over een Versie 2018.1, 15 mei 2018 2018.1, Versie 24 Deltalinqs Rode Boek Hoofdstuk 3

piket regeling. De VRR is verantwoordelijk voor het Officieren van Dienst piket welke samen met de Gezamenlijke Brandweer wordt ingevuld. De Officier van Dienst dient, op grond van de Wet Veiligheidsre- gio’s, altijd toegang te worden verschaft tot het bedrijfsterrein.

Taken en verantwoordelijkheden bedrijf Het bedrijf dient het incident of ongeval te melden via de telefoonnummers zoals opgenomen in bijlage 1. Het bedrijf dient een bedrijfsvertegenwoordiger aan te stellen (Zie hiervoor ook onder 3.1.13 “Bedrijfsver- tegenwoordiger”). Hij/Zij dient vragen van de medewerker van VRR district Haven te beantwoorden. Het incidentonderzoek van de VRR, district Haven richt zich naast de oorzaken van het incident met name op de wijze waarop het incident is beperkt, beheerst en bestreden.,

3.1.7. GEZAMENLIJKE BRANDWEER In het Rotterdamse haven- en industriegebied functioneert ook de Gezamenlijke Brandweer. Dit is een publiek-private samenwerking tussen de Gemeente Rotterdam (Brandweer) en ruim 60 bedrijven verenigd in de Coöperatieve Industriële Brandweerzorg. Deze bedrijven hebben (een deel van) hun bedrijfsbrandweer ondergebracht bij de Gezamenlijke Brandweer. De Gezamenlijke Brandweer kan derhalve ook taken uitvoeren als bedrijfsbrandweer onder verantwoordelijkheid van het bedrijf. Zie ook www.gezamenlijke-brandweer.nl/SitePages/Introductiepagina.aspx

Bij bedrijven met een zogenaamde “artikel 31 aanwijzing” (op basis van de Wet Veiligheidsregio´s, voorheen brandweerwet 1985, art 13) kunnen aanvullende voorschriften worden gesteld door het bevoegd gezag. Ongeacht de eventuele uitbesteding van mensen en middelen aan de Gezamenlijke Brandweer kan dit acties voor het bedrijf met zich mee brengen.

De Gezamenlijke Brandweer is een uitvoeringsorganisatie. Meldingen en/of verzoeken in het kader van een vergunning (Wet Milieubeheer, Wet Veiligheidsregio´s art. 31 e.d.) dienen te worden gedaan aan het bevoegd gezag van deze wetten, d.w.z. PMK, DCMR, VRR).

De belangrijkste taken van de Gezamenlijk Brandweer zijn: - Voorkomen, beperken en bestrijden van brand in gebouwen en industrie, lekkages van gevaarlijke stoffen. - Beperken van brandgevaar. - Voorkomen en beperken van ongevallen bij brand (en alles wat met bovenstaande verband houdt). - Beperken en bestrijden van gevaar voor mensen en dieren bij ongevallen anders dan bij brand. - Taken t.a.v. de rampenbestrijding die B&W aan de brandweer heeft gedelegeerd. (o.a. rampenplan, rampbestrijdingsplannen, coördinatie bij het optreden e.d.) (Bron: Wet Veiligheidsregio´s, art 25 en 31)

De ‘Schuimpool’ wordt beheerd door de Gezamenlijke Brandweer. De bedrijven nemen deel aan deze schuimpool via hun lidmaatschap. Er is ca. 200 m3 aan schuimvormend middel (svm) op voorraad, waardoor de voorraad schuimvormende middelen op de bedrijven kan worden verlaagd. De GB beschikt over diverse specialismen die in het Havengebied van Rotterdam kunnen worden ingezet bij incidentenbestrijding - IBP: Industriële Brandbestrijdingspool. T.b.v. de bestrijding van tankbranden en tankputbranden. Tanks met oppervlakte tot 6.000m2 en tankputtenkunnen tot 15.000m2 kunnen met dit systeem worden bestreden. - HRT: hoogtereddingsteam. De kazerne Elbeweg beschikt over een HRT die mensen in hoogtes en diepten kan redden. - GSH: De kazerne Merseyweg beschikt over een Grootschalige Hulpverleningscontainer. Deze wordt ingezet bij zware beknellingen of incidenten waarbij zwaar hulpverleningsmaterieel benodigd is. - SBB: de kazerne Coloradoweg is opgeleid als Scheepsbrandbestrijdingseenheid. Zij zijn gespecialiseerd in

Versie 2018.1, 15 mei 2018 2018.1, Versie het bestrijden van incidenten op grote/complexe schepen. Deltalinqs Rode Boek 25 Hoofdstuk 3

- Gaspakken. De kazerne Botlekweg is uitgerust met een container t.b.v. de inzet van gaspakken bij ongevallen met gevaarlijke stoffen. Zij kunnen personeel inzetten en het materieel en slachtoffers ontsmetten. - SB/Cobra. De kazerne Butaanweg beschikt over aanvullend blusmateriaal, zoals een schuimblusvoertuig en een cobrasysteem, t.b.v. de bestrijding van complexe gebouwbranden. Deze kunnen van buiten af (via een hoge druk spuit in de muur) worden bestreden.

Het hoofdkantoor van de GB is gevestigd in . Kazernes zijn locaties die 24 uur per dag bezet zijn, met uitzondering van het hoofdkantoor (alleen kantooruren) en de kazernes van Rozenburg en (vrijwillige korpsen); De minimale bezetting van een korps bestaat uit een bevelvoerder en 5 brandwachten. De operationele leiding ligt in handen van een Officier van Dienst; Het operationeel optreden bij brand en ongevallen gebeurt onder gezag van de Burgemeester van Rotterdam (en namens de Burgemeester de commandant van de Brandweer Rotterdam).

Taken en verantwoordelijkheden bedrijf Het bedrijf dient het incident of ongeval te melden via de telefoonnummers zoals opgenomen in bijlage 1. Bedrijven die zijn aangesloten bij de Gezamenlijke Brandweer beschikken over een drukknop om zo de snelle alarmering van de (bedrijfs-) brandweer te garanderen. Waar mogelijk, wordt door de eerste eenheid, via de mobilofoon van Deltalinqs contact opgenomen om nadere informatie in te winnen. Let op! Een drukknop- melding is bedoeld om een snelle alarmering van de brandweer te verzorgen. Op basis van de vergunning van de Wet Milieubeheer is het bedrijf verplicht om daarnaast een CIN-melding te doen.

Een bedrijf dient de volgende gegevens beschikbaar te hebben op een centraal punt binnen de organisatie (portier/ controlekamer): - Overzichtstekening van de inrichting met de aanwezige gebouwen, procesinstallaties, opslageenheden en relevante leidingen, ook ondergrondse infrastructuur zoals riool; - Tekening waarop de plaats van de bluswaterleidingen, brandkranen, blokafsluiters, bluswater­ aansluitingen en de ter zake dienende gegevens omtrent capaciteit en druk zijn aangegeven; - Doelmatige opgave van de grootte en de maximale inhoud van de procesinstallaties, opslageenheden en tankputten; - Overzicht van de aanwezige producten met hun aard en de heersende drukken en temperaturen; - Overzichtstekening waarop aangegeven staat waar de brandweervoertuigen kunnen rijden en waarop aangegeven staat of alle installaties / gebouwen van twee zijden door de brandweer te bereiken zijn; - Overzicht van de stationaire monitoren met de worplengtes; - Overzicht van voorzieningen in / op de installaties; - Actueel intern noodplan (basis: AI-Blad 10).

In geval van een noodsituatie dienen deze gegevens direct bij aankomst van de brandweer overhandigd te worden aan de bevelvoerder, zodat diegene direct kan beschikken over relevante en actuele bedrijfs­ gegevens.

Om de communicatie en besluitvorming te verbeteren, dienen vooraf afspraken gemaakt te worden over een bedrijfsvertegenwoordiger t.b.v. bevelvoerder, Officier van Dienst en CoPI (zie “Bedrijfsvertegenwoor- diger”). In het Protocol dat de Gezamenlijke Brandweer met haar leden afsluit worden afspraken vastge- legd aangaande de: - Opvang bij de poort; - Gidsfunctie; - Beschikbaarheid portofoon(s) op bedrijfsnet. Versie 2018.1, 15 mei 2018 2018.1, Versie 26 Deltalinqs Rode Boek Hoofdstuk 3

In het kader van de voorschriften op basis van art. 31 Wet Veiligheidsregio’s, zijn alle bedrijven met een dergelijke aanwijzing verplicht deze “voorzieningen” te verzorgen. Bedrijven kunnen gebruik maken van de regeling Logistiek Piket GB. Bij situaties, anders dan brand en incidenten, waarboven op de basiszorg extra inzet van de GB is gewenst, kunnen leden telefonisch contact opnemen met de Logistiek Piket functionaris GB. In de volgende situaties kan van de regeling Logistiek Piket GB worden gebruik gemaakt: - Onvoorziene situaties die in potentie tot een risicovolle situatie kunnen leiden. - Tijdens de dagelijkse procesvoering van het bedrijf kunnen risicovolle situaties ontstaan die de potentie hebben om te escaleren tot een ongewenst voorval. Wanneer dit soort situaties zich voordoen kan via de Logistiek Piket functionaris een eenheid van de GB ter plaatse worden gestuurd (zonder optische en geluidssignalen) om onderzoek te verrichten of stand-by te staan. - In de nazorgfase van een incident kan de logistiek piket functionaris het bedrijf ondersteunen bij de coördinatie van nablus- en opruimwerkzaamheden en bij de bemiddeling van de aanvraag van specialistisch hulpverleningsmateriaal van derden. - Storing drukknop t.b.v. alarmering GB - Inzet Schermenpool Rotterdams Havengebied

3.1.8. INSPECTIE SZW De inspectie SZW (I-SZW) is niet betrokken bij de bestrijding van een incident of bij de hulpverlening. De primaire taak van I-SZW betreft handhaving van ARBO Wet/regelgeving. Zij hebben de bevoegdheid om gevraagd en ongevraagd inspecties en onderzoek uit te voeren bij bedrijven, dus ook na een incident.

Taken en verantwoordelijkheden bedrijf Werkgevers zijn verplicht om arbeidsongevallen die tot de dood hebben geleid, DIRECT telefonisch te melden via het telefoonnummer vermeld in bijlage 1. Arbeidsongevallen die leiden tot blijvend letsel of ziekenhuisopname (geestelijk of lichamelijk letsel, anders dan poliklinische behandeling) dienen direct telefonisch gemeld te worden of digitaal via het volledig ingevulde meldingsformulier. Zie ook http://www.inspectieszw.nl/contact/arbeidsongeval_melden/index.aspx

Als iemand een natuurlijke dood is gestorven op het werk, mag het slachtoffer alleen van de werkplek worden weggehaald als een arts de natuurlijke doodsoorzaak heeft bevestigd. De arts is voor de opvolging verantwoordelijk. In zo’n geval dient de situatie wel te worden vastgelegd, zo mogelijk fotografisch.

Een dodelijk slachtoffer mag alleen van de plaats van het ongeval worden weggehaald na toestemming van I-SZW of de politie. Slachtoffers met ernstig letsel dienen uiteraard zo snel mogelijk naar een ziekenhuis te worden vervoerd.

In de registratie van arbeidsongevallen legt de I-SZW vast: - een korte omschrijving van het ongeval - de werkomgeving - de oorzaak - het bij het ongeval betrokken arbeidsmiddel. Deze gegevens dienen door de werkgever van het slachtoffer te worden verstrekt.

3.1.9. INSPECTIE LEEFOMGEVING EN TRANSPORT (ILT) Vanaf 1 juli 2014 kunnen veiligheidsregio’s, drinkwaterbedrijven en ministeries voor integrale kennis- en adviesvragen het Crisis Expert Team (CET) inschakelen. Het Crisis Expert Team adviseert bij complexe of grootschalige incidenten of een crisis op het gebied van milieu en drinkwater. De verandering van de kennisadviesstructuur komt voort uit het rapport “Eenheid in verscheidenheid”, dat in maart 2013 door het kabinet en het Veiligheidsberaad is vastgesteld. Er komen twee verschillende teams, een CET Milieu en Versie 2018.1, 15 mei 2018 2018.1, Versie Deltalinqs Rode Boek 27 Hoofdstuk 3

Drinkwater en het CET Straling. Beide CET’s zijn 24 uur per dag en 7 dagen per week direct bereikbaar voor de veiligheidsregio’s, drinkwaterbedrijven en ministeries die ingeval van (dreigende) calamiteiten een integraal kennisadvies van het CET willen. Hiermee worden de netwerken Beleidsondersteunend Team-mi- lieuincidenten (BOT-mi), Eenheid Planning en Advies drinkwater (EPA-d), en 2 Back Offices van de Eenheid Planning en Advies nucleair (EPAn) vervangen. CET straling start 1 oktober. Zie ook: http://www.ilent.nl/over_ilt/het_werk_van_de_ilt/crisisnetwerken/

Daarnaast dienen ongevallen met CFK’s (Chloor Fluor Koolwaterstoffen), transportincidenten met gevaarlijke stoffen en incidenten in het kader van de kernenergiewet altijd aan ILT te worden gemeld.

Voor meer info zie: www.ilent.nl/onderwerpen/

3.1.10. RIJKSWATERSTAAT (RWS) De primaire taak van RWS is het beheer van de kwaliteit oppervlaktewateren. Ook deze dienst kan medewerkers sturen bij de afhandeling van een incident waarbij gevaar voor verontreiniging van het opper- vlaktewater is. Ook kan worden gehandhaafd op basis van de Waterwet.

Taken en verantwoordelijkheden bedrijf Het bedrijf dient het incident of ongeval te melden via de telefoonnummers zoals opgenomen in bijlage 1. Bij onvoorzienbare bijzondere afwaterlozing (zichtbare en/of schadelijke verontreiniging)dient het CIN-nummer te worden gebeld. Bij alle voorvallen met (mogelijk) kleinere milieugevolgen op gebied van oppervlakte water en waterbodem dient contact te worden gezocht met RWS

Bedrijven dienen van oppervlaktewaterverontreiniging door lekkage of morsing en andere onvoorziene gebeurtenissen met als gevolg een zichtbare afwijking of significante overschrijding van één of meer eisen van de lozingsvergunning te melden. Door Rijkswaterstaat worden de voorvallen die via het CIN worden gemeld gelijkgesteld aan voorvallen die aan Rijkswaterstaat zijn gemeld. Dit betekent dat voorvallen die via CIN zijn gemeld, niet ook nog aan Rijkswaterstaat gemeld moeten worden.

In het geval van een directe lozing, die niet CIN-plichtig is, dient binnen 1 uur te worden gemeld. Dat geldt ook voor situatie waarbij een dreiging reëel is en lozing niet uitgesloten kan worden, zie ook bijlage 2, gedragslijn van DCMR.

3.1.11. PERS / RAMPENZENDER RADIO RIJNMOND Tijdens een incident of ramp zal de pers informatie verzamelen voor de media.

Radio Rijnmond is de officiële “Rampenzender” in de regio Rotterdam en zendt uit op 93,4 FM of de specifieke kabelfrequenties, dat gebeurt pas als de GRIP-regeling van kracht (vanaf GRIP 2) is en de sirenes afgaan. Zij verzorgen daarbij voor: - informatieverstrekking over status van rampen en zware ongevallen; - informatieverstrekking “einde alarm”.

Daarnaast is er ook nog een internetsite, www.rijnmondveilig.nl waarop informatieverstrekking plaats- vindt over status/omvang van een incident in het verzorgingsgebied van de VRR.

Een bedrijf moet een persvoorlichter benoemen die berichtgeving afstemt in de CoPI. Er moet een map beschikbaar zijn met standaardinformatie over het bedrijf. Versie 2018.1, 15 mei 2018 2018.1, Versie 28 Deltalinqs Rode Boek Hoofdstuk 3

3.1.12. ONDERZOEKSRAAD VOOR VEILIGHEID De Onderzoeksraad (zie http://www.onderzoeksraad.nl/) is gericht op het verbeteren van de veiligheid in Nederland en kijkt daarbij vooral naar die situaties waarbij burgers voor hun veiligheid afhankelijk zijn van de overheid, bedrijven of instellingen. De Raad is voorvalgebonden en trekt lessen op basis van onderzoek naar deze voorvallen. De Onderzoeksraad hanteert in zijn werk drie kernwaarden: onafhankelijkheid, transparantie en deskundigheid. - De Onderzoeksraad is objectief, onpartijdig en onafhankelijk in zijn oordeelsvorming. Daarbij stelt de Raad zich kritisch op ten opzichte van alle partijen. - De Onderzoeksraad is transparant in zijn keuzes om al dan niet onderzoek te doen en legt verantwoor- ding af over het onderzoek en de gebruikte methodes, en over de wijze waarop de Raad tot een oordeel komt. De Onderzoeksraad geeft ook inzicht in het verloop van zijn onderzoeken, zonder op de conclusies vooruit te lopen. - De Onderzoeksraad is een betrouwbare, professionele organisatie. De Raad weet waarover hij praat en zorgt dat de benodigde kennis aan de Raad verbonden is. Niet alleen is expertise beschikbaar binnen de Onderzoeksraad zelf, de Raad raadpleegt ook externe deskundigen.

Naast naar structurele veiligheidstekorten wordt onderzoek gedaan naar achterliggende oorzaken van (series) incidenten en ongevallen en worden aanbevelingen gedaan. Ook incidentele grootschalige crises, rampen, calamiteiten en epidemieën kunnen worden onderzocht. De aanbevelingen zijn bedoeld ter lering en gericht op het voorkomen van eventueel toekomstige vergelijkbare incidenten. Schuldvraag en aanspra- kelijkheid vallen niet binnen de scope van het onderzoek.

De onafhankelijke raad bestaat uit vijf permanente leden onder voorzitterschap van Mr. T.H.J. Joustra. Aan de Onderzoeksraad voor Veiligheid is tevens een aantal buitengewone raadsleden verbonden. Deze buitengewone raadsleden zijn benoemd vanwege hun specifieke sectorgerichte deskundigheid. De wetgever heeft dit in de Rijkswet Onderzoeksraad voor Veiligheid expliciet mogelijk gemaakt. Buitenge- wone raadsleden kunnen in voorkomende gevallen betrokken worden bij de beraadslagingen van de Raad. Dat geldt voor het hele werkproces, van de selectie van de te onderzoeken voorvallen tot het vaststellen van het rapport. De raad wordt ondersteund door een professioneel bureau. De afdelingshoofden vormen het door de algemeen secretaris geleide managementteam, dat desgewenst aanvullend externe deskundig- heid kan inschakelen. Naast kennis van veiligheidsvraagstukken beschikken zij over ruime bestuurlijke en maatschappelijke ervaring.

De Onderzoeksraad voor Veiligheid: - onderzoekt rampen, calamiteiten, incidenten en voorvallen op alle beleidsterreinen; - analyseert en formuleert aanbevelingen; - rapporteert.

Onderzoekers van de Onderzoeksraad dienen alle voor hen relevante informatie te kunnen verkrijgen en hebben op vertoon van hun legitimatiebewijs recht op toegang tot de bedrijfsterreinen. Naast wettelijk verplichte onderzoeken is het ter discretie van de Onderzoeksraad wanneer onderzoek nodig is. Hiertoe behoren onder meer incidenten met transportleidingen en na een MARS-melding (zwaar (bijna) ongeval dat aan de Europese Commissie wordt gemeld). Zo mogen zij daartoe elke plaats betreden en onder meer radarbeelden, bandopnamen, verslagen, documenten en getuigenverklaringen verzamelen en aanwijzingen geven met betrekking tot de situatie van de plaats van het ongeval. Niet naleven van deze aanwijzingen is strafbaar. Zij tonen desgevraagd hun legitimatiebewijs van de Onderzoeksraad dat naast de naam en hoedanigheid ook een foto van de onderzoeker bevat. Onderzoekers mogen personen aanwijzen die hen vergezellen.

Een onderzoek kan worden ingezet op basis van een wettelijke verplichting, eigen instigatie of na een

Versie 2018.1, 15 mei 2018 2018.1, Versie melding. Meldingen kunnen komen van Inspecties, KLPD, burgers en burgerorganisaties. Deltalinqs Rode Boek 29 Hoofdstuk 3

Een onderzoek na melding van een voorval dient aan de onderzoekscriteria te voldoen.

3.1.13. BEDRIJFSVERTEGENWOORDIGER Een bedrijf dient een bedrijfsvertegenwoordiger aan te stellen, die optreedt als contactpersoon met overheidsdiensten of als voorlichter. Op het moment dat een CoPI wordt ingesteld dan zal er ook een CoPI-functionaris beschikbaar moeten zijn.

De bedrijfsvertegenwoordiger dient te voldoen aan de volgende eisen: - Duidelijke herkenbaarheid door een te definiëren standaard band of hesje met opschrift; - Bekendheid met de bedrijfsprocessen en de daaraan verbonden veiligheids- en milieurisico’s; - Snelle beschikbaarheid. Overdag dient er altijd iemand beschikbaar te zijn, terwijl buiten kantooruren iemand binnen 30 minuten beschikbaar dient te zijn; - Bekendheid met het bedrijfsnoodplan en de samenstelling en werkwijze van een CoPI. Om die reden wordt geadviseerd dat de bedrijfsvertegenwoordiger de Deltalinqs CoPI-training heeft gevolgd. - Duidelijk herkenbaar als bedrijfsvertegenwoordiger middels een bedrijfslegitimatiebewijs met de aanduiding noodfunctionaris. Als hij die niet heeft dient de noodfunctionaris naast een bedrijfspas te beschikken over een brief van het bedrijf met de vermelding van de persoonlijke gegevens en de aanduiding dat de persoon noodfunctionaris is. - De bedrijfsvertegenwoordiger moet zich naast de bedrijfspas en brief te allen tijde kunnen legitimeren met een geldig legitimatiebewijs.

Het verdient aanbeveling de bedrijfsvertegenwoordiger ook op communicatietaken voor te bereiden via de Deltalinqs Mediatraining

3.1.14. ARBODIENST De Arbodienst is een contractpartner voor individuele bedrijven en zorgt voor acute hulpverlening voor geabonneerde bedrijven en passanten (contractors) in samenwerking met de GHOR (Geneeskundige Hulpverlening bij Ongevallen en Rampen). Er geldt een 24-uurs bereikbaarheid en dienstverlening binnen 20 minuten voor 80% van de bedrijven. Zij verzorgen zo nodig bedrijfsbezoek.

De primaire taken van de Arbodienst bestaan uit: - Beoordeling /behandeling op basis van expertise: • beoordeling en zo nodig eerste behandeling chemische en oogongevallen; • behandeling eenvoudige, kleine ongevallen; • beoordeling van kneuzingen en breuken; • eerste opvang acute ziekten.

- Beoordeling letsel in relatie tot arbeidsongeschiktheid. • advisering aangepast werk of arbeidsongeschiktheid; • advisering ongeval classificatie; • herkennen van beroepsziekten.

- Intermediair tussen ambulancedienst en bedrijf: • start medische hulp; • ondersteunen ambulancedienst als assistent van officier van dienst; • verzorging communicatie binnen bedrijf over aard/omvang opgelopen letsel; • advisering prognose.

- Hulp bij traumatische ervaring: • psychische hulpverlening via maatschappelijk werk of psycholoog;

• advisering verdere begeleiding getraumatiseerden; 15 mei 2018 2018.1, Versie • herkennen van / aandacht voor niet direct getroffenen. 30 Deltalinqs Rode Boek Hoofdstuk 3

Na een voorval kan worden besloten: - geen onderzoek in te stellen; daarop volgt registratie van de aanvraag en beoordeling ervan, - een verkennend onderzoek te doen; daarop volgt rapportage en eventueel later heropening onderzoek; - een volledig onderzoek uit te voeren met rapportage.

Rapportage van uitgevoerd onderzoek wordt gepubliceerd en bevat aanbevelingen ter lering. Het concept rapport kan desgewenst ter beoordeling aan betrokken partijen worden voorgelegd. Organisaties aan wie aanbevelingen zijn gericht dienen over de status daarvan binnen 1 jaar te rapporteren.

3.2. COMMANDO PLAATS INCIDENT (COPI), PROCEDURE GECOÖRDINEERDE INCIDENTENBESTRIJDING

De Gecoördineerde Regionale IncidentenbestrijdingsProcedure (GRIP) van de Veiligheidsregio Rotter- dam-Rijnmond (VRR) vormt de basis voor de operationele en bestuurlijke opschaling tijdens incidenten.

De regeling is bindend voor zowel de operationele partners als alle gemeenten binnen de regio Rotter- dam-Rijnmond. Deze GRIP-regeling is gebaseerd op de Wet en het Besluit veiligheidsregio’s en het landelijk referentiekader GRIP.

Tevens is deze GRIP-regeling een uitwerking van de in het Regionaal Crisisplan beschreven multidiscipli- naire hoofdstructuur. Verder worden in deze GRIP-regeling achtereenvolgens de zes GRIP-niveaus en de interregionale opschaling beschreven. Per GRIP-niveau zijn de taken en verschillende crisisstaven omschreven. Tevens is in deze GRIP-regeling per fase aangegeven wie welke bevoegdheden op welk niveau heeft en hoe op hoofdlijnen de communicatie richting de burger is geregeld.

De GRIP-regeling kan worden gedownload via de website van VRR, www.veiligheidsregio-rr.nl/actueel/publicaties/grip-regeling/ en via www.veiligheidsregio-rr.nl/ bedrijven/regionaal-crisisplan

Wanneer wordt opgeschaald in verband met een incident, dan komt het CoPI in de buurt van het incident (op het bedrijfsterrein) bijeen (GRIP-1 en hoger). Bij een opschaling zonder duidelijke incidentlocatie kan worden gewerkt zonder CoPI: vanuit het ROT (Regionaal Operationeel team) in Rotterdam wordt de situatie in de regio gemonitord en aangestuurd GRIP 2 en hoger) voor bv stroomuitval, storm, wateroverlast.

Het CoPI is het multidisciplinair samengestelde team van de operationeel leider. Het team bestaat uit leidinggevende functionarissen: - Leider CoPI - Hoofdofficier brandweer - CvD van de GHOR - OvD van de DHMR - OvD Politie

En verder uit: - informatiemanager - een communicatieadviseur (meestal van de politie) - de Chemisch Adviseur van DCMR als adviseur - ondersteunend personeel van de plotter - vertegenwoordiger van het bedrijf

Versie 2018.1, 15 mei 2018 2018.1, Versie - eventueel vertegenwoordigers van andere diensten Deltalinqs Rode Boek 31 Hoofdstuk 3

De standaard vergaderplaats voor het CoPI is de Multi Commando Unit (MCU) of populair gezegd ‘CoPI-bak’: een vrachtwagen met uitschuifbare delen en vergaderfaciliteiten.Met de CoPI-bak komt een vergelijkbare verbindingsunit mee en personeel om de bakken op te stellen en operationeel te maken. De Copi-bak en verbindingsunit moeten in veilig gebied opgesteld worden (niet-geklasseerd en veilige positie ten opzicht van het incident) en er moet voldoende ruimte zijn om de units op te stellen. Er zijn inmiddels nieuwe eisen voor het opstellen van de ‘CoPI-bak’. De afmetingen van de opstel plaats moet 9x5 meter zijn, met voldoende manoeuvreerruimte. Omdat de CoPI-bak zelfvoorzienend is (Stroom, Wifi, etc.) hoeven geen extra voorzieningen te worden getroffen.

3.2.1. ROL VAN HET BEDRIJF IN HET COPI Bij GRIP-1 en CoPI: - aanwijzen veilige opstel locatie van CoPI en VC (Verbindingscommandowagen): bereikbaar en voldoende groot. - begidsen personeel naar deze locatie - aanwijzen bedrijfsvertegenwoordiger: deze moet zo snel mogelijk door het bedrijf worden aangewezen en naar het CoPI komen, hij heeft voldoende zicht op de bedrijfsprocessen en stoffen daarin, voorziet het CoPI van informatie over incident en bedrijf en bedrijfsdocumenten, is liaison van het bedrijf en spreekt namens het bedrijf in het CoPI. NB: Deltalinqs organiseert speciale trainingen voor bedrijfsvertegenwoordigers. Inlichtingen bij het Deltalinqs-secretariaat gegevens in colofon

3.2.2. AFSTEMMING EXTERNE COMMUNICATIE Elk team dat binnen de GRIP actief wordt heeft een communicatieadviseur. De functionaris in het hiërarchisch hoogste team is eindverantwoordelijk voor de communicatie. De adviseurs in de onderlig- gende teams blijven (terughoudend, ondersteunend) actief en communiceren over de activiteiten van dat team in afstemming met de eindverantwoordelijke. Tijdens een incident is de communicatieadviseur in het CoPI verantwoordelijk voor de communicatie over bestrijding en afhandeling van het incident. De communicatieadviseur van het bedrijf blijft verantwoordelijk voor de communicatie over het bedrijf Persberichten worden zo mogelijk afgestemd met de persvertegenwoordiger van het bedrijf. Het bedrijf is verantwoordelijk voor eventueel toelaten van pers op het bedrijfsterrein en voor bedrijfscom- municatie na einde van de GRIP.

NB: het bedrijf is ook verantwoordelijk voor de communicatie met buurbedrijven over het incident.

3.3. BEDRIJFSNOODFUNCTIONARISSEN, DOORLATEN BIJ WEGAFZETTINGEN

De Regionale Politie Rotterdam/Rijnmond heeft met Deltalinqs de volgende afspraken gemaakt betreffende het doorlaten van Bedrijfsnoodfunctionarissen bij wegafzettingen: - een verzoek om doorlating mag alleen worden gedaan in geval van een incident bij het bedrijf waar de noodfunctionaris werkzaam is; - de persoonlijke veiligheid mag niet in het geding komen (geen toegang tot effect-gebied); - de noodfunctionaris dient zich bij de wegafzetting bij de politie te legitimeren met een bedrijfslegitimatie; - naast een bedrijfslegitimatie dient de noodfunctionaris te beschikken over een aanduiding waaruit de noodfunctie duidelijk blijkt. Zie ook 3.1.13, Bedrijfsvertegenwoordiger

Wanneer het niet lukt met de bedrijfslegitimatie doorgang te krijgen bij een wegafzetting, neem dan via het eigen bedrijf contact op met de operationeel leidinggevende van de overheidsdiensten op het terrein, over de noodzaak van passage en de veilige aanrijroute. Deze leidinggevende kan via de overheidsmeldka- Versie 2018.1, 15 mei 2018 2018.1, Versie 32 Deltalinqs Rode Boek Hoofdstuk 3

mers de doorlating regelen.

3.4. DELTALINQS-OEFENINGEN, RICHTLIJNEN

Onder een Grootschalige Oefening wordt verstaan: “Een praktische oefening, op een bedrijfsterrein of onderdeel daarvan, waaraan naast het als gastheer functionerende bedrijf meerdere operationele overheidsdiensten deelnemen, waardoor de oefening een multidisciplinair karakter krijgt.” Het algemene doel is het beoefenen van de individuele en gezamenlijke doelstelling per deelnemende operationele (overheids)dienst. Het hoofddoel van de oefening moet gericht zijn op de onderlinge samenwerking tussen de verschillende deelnemende disciplines. Voor het doen van een oefening worden operationele doelen gesteld. Puntsgewijs dienen alle (meer) praktische doelen te worden beschreven die tijdens de grootschalige oefening door de waarnemers kunnen worden geobserveerd en beoordeeld.

Doelgroepen Hieronder dient exact te worden weergegeven welke organisaties (of delen daarvan) zullen deelnemen aan deze grootschalige oefening.

Hoofdtaken t.a.v. de grootschalige oefening per discipline Hieronder dienen (in hoofdlijnen) de verschillende uit te voeren taken per discipline te worden beschreven. Dit is van belang in verband met: - het voorkomen dat bepaalde disciplines te weinig of te veel taken krijgen toebedeeld; - het tijdsverloop van de oefening. Er moet voor worden gezorgd dat alles voor een (realistisch) chronolo- gisch tijdspad verloopt.

Oefenopzet Oefenveronderstelling Hier dient beknopt het scenario van de grootschalige oefening te worden beschreven. De belangrijkste onderdelen daarvan worden opgenoemd, zoals: - de locatie van de oefening; - het tijdstip; - de omvang van het voorval (qua deelnemende eenheden); - het aantal betrokken gewonde of dodelijke slachtoffers.

Aard en omvang oefening Hier dient het actuele scenario van de grootschalige oefening (in meer detail) te worden beschreven. Hierin moet worden opgenomen: - hoe de noodsituatie wordt ontdekt; - hoe en door wie er wordt gealarmeerd; - welke acties door het bedrijf zelf worden genomen; - op welke wijze de assisterende (operationele) organisaties de bestrijding van de noodsituatie ter hand zullen nemen.

Stofinformatie Indien van toepassing dient hier te worden beschreven welke gevaarlijke stoffen (UN-nummers / GEVI- codes) bij het scenario zijn betrokken. Tevens dient te worden aangegeven welke informatiebronnen (MSDS / Chemiekaartenboek / etc.) ter beschikking zijn voor de deelnemers. Versie 2018.1, 15 mei 2018 2018.1, Versie Deltalinqs Rode Boek 33 Hoofdstuk 3

Oefenaanwijzingen

Oefenleiding Hier dient te worden beschreven wie deel uitmaken van de oefenleiding. Hierbij is het mogelijk dat er twee oefenleiders worden benoemd, één namens het organiserende bedrijf en één namens de deelnemende (overheids) organisaties. Tevens moet bekend gemaakt worden wie de functies zullen gaan vervullen van: waarnemers, ensceneringsleider, evaluatieleider(s).

Taakverdeling tijdens de oefening: Hieronder dient te worden beschreven welke (vooraf aangewezen) personen welke taak gaan uitvoeren. Met name moet ook worden beschreven op welke plaats zij deze taken moeten uitvoeren. Eventueel dient t.b.v. deze personen nog een briefing te worden opgesteld.

Oefendatum en locatie Hier dient de exacte datum / tijdstip van de te houden grootschalige oefening te worden vermeld. Ook dient duidelijk te worden beschreven wat de exacte locatie van oefening zal zijn. Eventueel dient de locatie zichtbaar te worden afgebakend. Tevens dient te worden aangegeven hoelang de oefening mag gaan duren.

Ensceneringsplan In dit plan dient te worden beschreven hoe de oefening moet worden geënsceneerd, om er voor te zorgen dat alle bij de bestrijding betrokken eenheden voldoende “aan hun trekken” komen (oefen- en leerdoelen, plan van aanpak incident etc.). Voorts dient te worden beschreven welke middelen nodig zijn en door wie deze middelen zullen worden opgesteld. Er moet voor worden gezorgd dat met deze beschrijving de oefening “in de praktijk” kan worden geënsceneerd.

Hulpmiddelen Enscenering: Hier dient een opsomming te worden gegeven van benodigde middelen en wie deze middelen (eventueel) beschikbaar stelt.

Veiligheidsmiddelen: Aangezien in de meeste gevallen de oefening zal plaatsvinden op een van de bedrijf- sterreinen, zullen hier de “standaard” geldende veiligheidsregels (zoals het verplicht dragen van een veiligheidshelm, -bril en -schoenen) worden beschreven.

Briefings Ten behoeve van enkele bij de oefening betrokken functionarissen, dienen briefings te worden opgesteld. De briefing dient onder verantwoordelijkheid van de oefenleiding direct vóór aanvang van de oefening aan de betrokken personen te worden gegeven.

Alarmering Interne melding: - Hier dient te worden beschreven hoe er binnen het betreffende bedrijf gealarmeerd zal gaan worden. Aangegeven dient te worden door wie de initiële melding van het incident zal plaatsvinden.

Externe melding: - Aangegeven moet worden of en door wie er op zal worden toegezien dat de externe alarmering op de daarvoor bestemde wijze plaatsvindt. Hiermee wordt voorkomen dat deelnemende eenheden niet of te laat worden gealarmeerd, waardoor het bereiken van de oefendoelen in gevaar kan komen.

Acties voorafgaande aan de oefening Beschreven moet worden of en door wie: Versie 2018.1, 15 mei 2018 2018.1, Versie 34 Deltalinqs Rode Boek Hoofdstuk 3

- de overheidsdiensten vooraf worden geïnformeerd; - de dienstdoende leidinggevenden binnen het bedrijf vooraf zullen worden geïnformeerd omtrent de oefening; - de buurbedrijven van de te houden oefening op de hoogte worden gesteld;

Restricties tijdens de oefening Beschreven dient te worden welke handeling (zoals bijvoorbeeld het gebruik van bluswater) i.v.m. de procesvoering en/of de veiligheid niet mogen worden uitgevoerd.

Tijdsduur oefening Aan de hand van een ingeschatte tijdsduur van de totale oefening (hieronder de voorbereiding en de evaluatie niet inbegrepen), dient hieronder een tijdschema te worden weergegeven. Eventueel kan worden aangegeven wie actiehouder is van een in het tijdschema genoemde activiteit.

“No Play” Dit “commando” geeft aan dat er daadwerkelijk iets aan de hand is, wat GEEN onderdeel is van de oefening. Bij een “NO PLAY”-situatie, wordt onmiddellijk de oefenleiding hiervan in kennis gesteld, die dan aangeeft of de oefening tijdelijk wordt stil gelegd of in zijn geheel wordt afgelast. Indien bijvoorbeeld om een ambulances dient te worden gevraagd, moet dit door de oefenleiding worden gedaan, anders zal het worden gezien als “in het kader van de oefening”.

Evaluatie Mondelinge evaluatie Direct na afloop van de oefening komen alle waarnemers bijeen, om daar afspraken te maken omtrent de te houden gezamenlijke mondelinge evaluatie. Direct hierna zal een gezamenlijke evaluatie plaatsvinden, waarbij de oefenleiding, de waarnemers en tenminste één personen per deelnemende discipline aanwezig dient te zijn. Schriftelijke evaluatie Na afloop van de mondelinge evaluatie worden de door de waarnemers gemaakte opmerkingen verzameld door de oefenleiding, waarna een schriftelijke evaluatie van de oefening zal worden opgesteld. Deze zal binnen een periode van drie weken in concept worden verzonden aan de direct belanghebbenden van deze oefening. Vervolgens dient binnen een periode van twee weken het commentaar te worden ingediend, waarna het definitieve evaluatieverslag zal worden opgesteld en gedistribueerd.

3.5. BEDRIJFSSIRENES, TEST TIJDSTIP

Voor de Deltalinqs-bedrijven gelden ten aanzien van het “luid” testen van bedrijfssirenes de afspraak dat testen maandelijks plaatsvindt op de eerste maandag van de maand om 12.00 uur. Als de eerste maandag op een erkende (christelijke) feestdag valt, wordt er die maand niet getest.

Om de omgeving niet in verwarring te brengen is het belangrijk dat de bedrijven zich aan deze afspraken houden. Versie 2018.1, 15 mei 2018 2018.1, Versie 04. schermenpool 36 Deltalinqs Rode Boek Hoofdstuk 4

4.1. DOEL

Tussen de divisie Havenmeester (DHMR) van het Havenbedrijf Rotterdam (HbR) en Deltalinqs is een samenwer- kingsprocedure voor het afhandelen van morsingen (SAM) overeengekomen waarin de afspraken met betrekking tot het bestrijden van morsingen (in het bijzonder het indammen daarvan) in het westelijke havengebied zijn vastgelegd. Het doel van deze samenwerkingsprocedure is om door middel van een uniforme meldingsprocedure te komen tot een snelle en effectieve bestrijding van incidenten met morsingen in het Rotterdamse havengebied.

4.2. WERKINGSGEBIED

De SAM geldt in eerste instantie alleen in de havenbekkens, en andere wateren in technisch beheer bij het HbR, die westelijk van de Beneluxtunnel zijn gelegen. Op de Rijkswateren en de binnendijkse wateren zijn resp. Rijkswaterstaat en de Waterschappen verantwoordelijk voor de bestrijding van morsingen (als technische - en waterkwaliteitsbeheerders).

4.3. DEELNEMERS

In principe de Deltalinqs bedrijven die vloeibare producten laden/lossen in/uit zee - en binnenvaartschepen. Binnen deze bedrijven zijn Terminal Shift Supervisors (TSSV) aangewezen (zie bijlage 7).

4.4. OPERATIONELE AFHANDELING

De operationele afhandeling van een morsing verloopt als volgt: - Een morsing wordt in principe via het Centraal Incidentennummer (CIN) aangemeld. - Het indammen van de morsing is een eerstelijns activiteit onder de verantwoordelijkheid van het HbR. Bij de bestrijding van een morsing dient overleg te zijn tussen de Officier van Dienst (OvD) DHMR en de Terminal Shift Supervisor (TSSV) over de inzet van olieschermen. - De uiteindelijke regiefunctie ligt bij de OvD DHMR. Het opstarten dan wel beëindigen van de SAM gebeurt door de OvD DHMR, e.e.a. in overleg met de overige teamleden. Alle meldingen met betrekking tot opstarten dan wel beëindigen van de SAM lopen via de Wachtchef Verkeersplanning & Operaties op het Havencoördinatiecentrum.

4.5. BESCHIKBAARHEID SCHERMEN

Schermen worden ter beschikking gesteld door de Schermenpool Rotterdams Havengebied (SRH). De SRH is een samenwerkingsverband tussen Deltalinqs, het HbR en de Gezamenlijke Brandweer. In het overzicht van bijlage 7 zijn de deelnemende bedrijven vermeld waar schermen staan en/of te water kunnen worden gelaten. Dit is ook terug te vinden op de website van SRH: http://oilboompool.nl.s1.rodekiwi.nl/lanceerlocaties.html

Het activeren van de SRH is voorbehouden aan de OvD DHMR. Bij inzet van de SRH worden de schermen, in principe, uitgevaren door vaartuigen van de Koninklijke Roeiers Verneeniging Eendracht (KRVE). In gevallen waarbij sprake is van de noodzaak tot het dragen van ademlucht gebeurt dit door patrouille vaartuigen van de Divisie Havenmeester (DHMR) van het Havenbedrijf Rotterdam N.V.

4.6. STROOMSCHEMA’S OPERATIONELE AFWIKKELING

In bijlage 8 zijn een aantal stroomschema’s voor de operationele afwikkeling van bestrijden en indammen van morsingen: - Operationele Afwikkeling Morsingen Divisie Havenmeester; - Operationele Afwikkeling Morsingen Terminals; - Operationele Nazorg Schermen SRH; - Operationele Afwikkeling Morsingen Gezamenlijke Brandweer; - Operationele Afwikkeling Morsingen Gezamenlijke Brandweer vanaf een Ponton;

Versie 2018.1, 15 mei 2018 2018.1, Versie - Operationele Afwikkeling Morsingen Brandweer Ponton. 05. Gasmeetplan Rijnmond 38 Deltalinqs Rode Boek Hoofdstuk 5

5.1. DOEL REGIONALE MEETPLANORGANISATIE

De regionale Meetplanorganisatie (MPO) van de Brandweer Rotterdam-Rijnmond heeft tot doel om tijdens incidenten waarbij (langdurig) gevaarlijke stoffen vrijkomen zo snel mogelijk een indruk te krijgen van de gasconcentraties waaraan mensen (in woongebieden, op bedrijfsterreinen, etc.) bloot kunnen worden gesteld.

Deze meetgegevens dienen mede ter bepaling en ter ondersteuning van de te nemen acties en maatre- gelen door hulpverleningsdiensten.

Deelname van bedrijven aan het Regionale Gasmeetplan Rijnmond is belangrijk uit operationeel oogpunt en vanwege de zorgtaak van de bedrijven voor omgeving en omwonenden. Deltalinqs werkt samen met lokale- en regionale overheidsdiensten en in het bijzonder met de Meetplanorganisatie van de Brandweer Rotterdam-Rijnmond. De Meetplanorganisatie treedt in werking tijdens incidenten waarbij sprake is van een (langdurige) gasontsnapping en bij incidenten met gevaarlijke stoffen.

De Meetplanorganisatie is operationeel in het gehele gebied van de Veiligheidsregio Rotterdam- Rijnmond.

5.2. TAKEN BEDRIJF

De bedrijven in het Haven- en Industriegebied Rotterdam-Rijnmond hebben er belang bij om bij een ongeval met gevaarlijke stoffen (op eigen terrein of bij het buurbedrijf) te bepalen welke opschaling in alarmerings- en assistentie-regelingen nodig is.

Na een gebeurtenis bij een bedrijf beoordeelt de bedrijfsmeetploeg of het effect: - beperkt blijft tot het bedrijfsterrein (“voorval”) - ook buiten het bedrijf waarneembaar is (“incident”).

Het mogelijke effectgebied wordt in eerste instantie vanwege gevaar aspecten vaak wat ruimer ingeschat en vervolgens na onderzoek van de aangetroffen situatie bijgesteld. Het voordeel van (snel) verkregen inzicht door zelf te meten in het bron- of effectgebied is, dat pro­­portioneel kan worden opgetreden/ingezet door zowel bedrijf als overheid en er geen overbodige maatregelen behoeven te worden getroffen

5.3. TAKEN OVERHEIDSBRANDWEER

Het vaststellen van een effectgebied door metingen en/of waarnemingen heeft doorgaans een lagere prioriteit dan redding en bronbestrijding. Waarnemingen bedrijven kunnen daarbij ook waardevol zijn. Echter door een goede positionering van de brandweermeetploegen over de regio en een snellere stan- daardalarmering zullen de metingen op de plaats van het incident (bronmetingen) en/of effect­ gebiedsmetingen sneller beschikbaar komen. De metingen zullen na opschaling vallen onder het Regionale Meetplan. Versie 2018.1, 15 mei 2018 2018.1, Versie Deltalinqs Rode Boek 39 Hoofdstuk 5

5.4. DEELNEMERS

Deelnemers zijn Deltalinqs-bedrijven met eigen bedrijfsmeetploegen. - Bedrijfsmeetploegen beschikken over onafhankelijke adembescherming, een explosiegevaarmeter, standaard gasdetectie-apparatuur MPO (gaspomp en 17 geselecteerde gasdetectiebuisjes) en specialisti- sche draagbare bedrijfsmeet-apparatuur. - Het bedrijf zelf is verantwoordelijk voor de opleiding van de meetploeg: de landelijke brandweermodule: “Verkenner gevaarlijke stoffen” of een vergelijkbare opleiding dient als richtlijn. - Meetploegen van de Brandweer Rotterdam-Rijnmond binnen het gebied van de Veiligheidsregio en een meetploeg van het Havenbedrijf Rotterdam voor metingen op schepen en vaarwater van het Haven- en Industriegebied Rotterdam-Rijnmond. - Meetploegen van de Deltalinqs-bedrijven (minimaal 2 man per ploeg) verrichten metingen op vaste meetpunten en zo nodig op andere plaatsen van het eigen bedrijfsterrein. - Naast de genoemde meettaken verstrekken de bedrijfsmeetploegen (desgevraagd) informatie over de meteogegevens op het bedrijf en uitslagen van de stationaire meetsensoren aan de Chemisch Adviseur/ Meetplanleider. - De bedrijfsmeetploeg hoeft geen radiologische metingen te kunnen uitvoeren en het aspect verkenning wordt slechts marginaal ingevuld. - Informatie over beschikbare specialistische bedrijfsmeetapparatuur dient bij de Chemisch adviseurs en Meetplanleider bekend te zijn. Vernieuwingen en aanpassingen van de beschikbare bedrijfsmeet­ apparatuur dient te worden gemeld aan de Meetplanorganisatie. - In principe is de inzet van een bedrijfsmeetploeg 24 uur per dag en 7 dagen per week gegarandeerd. Indien de bedrijfsmeetploeg niet beschikbaar is, wordt de meetploeg buiten dienst gemeld aan de Gemeenschappelijke Meldkamer (Domein Brandweer, telefoonnummer in bijlage 1). - In uitzonderlijke gevallen zal de bedrijfsmeetploeg niet (direct) kunnen optreden: als het bedrijfsbelang prevaleert of als het bedrijf zelf volledig of grotendeels in de gasverspreidingscontour ligt. - Per bedrijf is een persoon aanspreekbaar als coördinator van de Meetplanorganisatie. Hij is verantwoor- delijk voor opleiding, training en operationele invulling van de gasmeettaak van het bedrijf.

5.5. STRUCTUUR INCIDENTBESTRIJDING

De (Hoofd)officier van Dienst van de brandweer wordt geadviseerd door de Chemisch adviseur van de brandweer en bepaalt of het Regionale Meetplan in werking wordt gesteld. Aan de hand van het scenario en de plaats van het incident stelt de Chemisch adviseur/ Meetplanleider de meetlocaties en de meetopdracht vast.

De Meetplanleider inventariseert na inwerking treden van het Regionale Meetplan de effecten, meldingen en meetresultaten en adviseert de operationele leiding van de Brandweer over de te nemen maatregelen. - De alarmering en communicatie tussen de Gemeenschappelijk Meldkamer (Meldkamer Brandweer)/Actiecentrum Brandweer (Meetplanleider) én de bedrijfsmeetploeg vindt rechtstreeks via het communicatienetwerk C2000 per pager en brandweerportofoon plaats. - De resultaten van de diverse metingen en nadere informatie worden doorgegeven aan de Meetplan- leider. Bij grote drukte kunnen deze gegevens ook worden doorgegeven aan het Actiecentrum Brandweer, waar deze gegevens worden geïnterpreteerd door de Meetplanleider. - De Meetplanorganisatie organiseert eenmaal per jaar een oefening voor alle operationele bedrijfsmeet- ploegen, waarbij de kwaliteit van de gehele keten (communicatie, inzet en meting) wordt geëvalueerd en getoetst. Versie 2018.1, 15 mei 2018 2018.1, Versie 40 Deltalinqs Rode Boek Hoofdstuk 5

5.6. GASMETEN OP EIGEN INITIATIEF

Bedrijven die op eigen initiatief bij incidenten gasmetingen uitvoeren wordt verzocht de resultaten die bestemd zijn voor de chemisch adviseur MPL via de Centraal Post Deltalinqs door te geven aan de Gemeenschappelijke Meldkamer Brandweer. De meldkamer zorgt ervoor dat deze informatie wordt doorgegeven aan de chemisch adviseur of Meetplanleider. Dit geldt ook voor het doorgeven van (alarme- rende) gezondheidsklachten en andere bijzonderheden met betrekking tot het incident gevaarlijke stoffen.

5.7. DEELNEMENDE BEDRIJVEN

Momenteel zijn er negen bedrijven actief in het gasmeetplan: - Akzo Nobel, locatie Botlek, - BP Raffinaderij Europoort, - Esso Raffinaderij Botlek, - Exxon Mobil Europoort, - Kuwait Petroleum Europoort, - LyondellBasell, locatie Botlek, - Shell Raffinaderij Pernis - Shell Raffinaderij Europoort

Versie 2018.1, 15 mei 2018 2018.1, Versie 06. Luchtverontreiniging 42 Deltalinqs Rode Boek Hoofdstuk 6

6.1. DOEL CODESYSTEEM

Het Rijnmond codesysteem is een procedurele afwikkeling van het waarschuwingssysteem van de DCMR Milieudienst Rijnmond aan de Deltalinqs-bedrijven in het geval van verhoogde luchtverontreiniging. Specifiek voor het Rijnmondgebied zijn er maatregelen die in de vergunningen ex Wet Milieubeheer zijn vastgelegd om onder bijzondere meteorologische condities de emissies van zwaveldioxide, stankveroorza- kende stoffen of reactieve koolwaterstoffen te verminderen.

Voor de communicatie met de Deltalinqs-bedrijven gebruikt de DCMR de term “code” om aan te geven welke maatregelen van de industrie worden verwacht.

6.2. SCHEMA CODE-OMSCHRIJVING

Met het afgeven van een “code 5” gelden geen bijzondere omstandigheden. De codes 1 tot en met 4 worden afgegeven indien de meteorologische omstandigheden dusdanig zijn dat maatregelen moeten worden getroffen. De omstandigheden en dus ook de bijbehorende maatregelen nemen van code 1 tot en met code 4 in ernst toe.

De omstandigheden en te treffen maatregelen per code zijn als volgt:

De industrie wordt verzocht alert te zijn in verband met verhoogde concentraties van CODE 1 luchtverontreinigende stoffen dan wel verslechterende meteorologische omstandig- heden. Tevens wordt gevraagd om inlichtingen over actuele emissies. Verzoek tot treffen van emissiebeperkende maatregelen. De in vergunningvoorschriften CODE 2 opgenomen maatregelen voor de betreffende codesituatie worden van kracht.

Verzoek tot treffen van verdergaande emissiebeperkende maatregelen. CODE 3 De in vergunningvoorschriften opgenomen maatregelen voor de betreffende codesituatie worden van kracht.

Advies aan Commissaris van de Koningin om over te gaan tot alarmfase ex artikel CODE 4 48 van de Wet Luchtverontreiniging op grond waarvan hij verdergaande maatregelen kan voorschrijven.

De concentraties van luchtverontreinigende stoffen dan wel de meteorologische CODE 5 omstandigheden geven geen aanleiding tot het treffen van extra maatregelen.

Vaak wordt besloten om meteen code 2 of 3 uit te geven. Ook indien dit niet expliciet in de vergunning- voorschriften is opgenomen wordt de industrie geacht dan ook uitvoering te geven aan code 1 door hun actuele emissies c.q. verladingen op te geven. Dit moet per fax worden gemeld aan de Meldkamer van de DCMR Milieudienst Rijnmond. Versie 2018.1, 15 mei 2018 2018.1, Versie Deltalinqs Rode Boek 43 Hoofdstuk 6

6.3. GEBIEDEN

De codes worden uitgegeven voor bepaalde gebieden. In het Rijnmondgebied worden 2 gebieden onderscheiden. De grens wordt gevormd door een lijn vanaf Maassluis-West via het Calandkanaal­ en het Hartelkanaal naar Heenvliet. Het westelijk gebied omvat Europoort en de Maasvlakte; het oostelijke gebied omvat Botlek-West, Botlek, Pernis, Eem- en Waalhaven.

6.4. COMPONENTEN

De componenten op basis waarvan de Rijnmondcode wordt afgegeven zijn: - Stank of geurhinder veroorzakende stoffen - Zwaveldioxide - Reactieve koolwaterstoffen Versie 2018.1, 15 mei 2018 2018.1, Versie

07. Externe dreiging 46 Deltalinqs Rode Boek Hoofdstuk 7

7.1. BOMMELDING AAN DE POLITIEMELDKAMER

Een bommelding binnen een bedrijf wordt in principe gemeld via de 112-centrale aan de regionale Politiemeldkamer te Rotterdam, niet via de CIN-melding. Dit kan zijn het aantreffen van een verdacht voorwerp of een telefonische, schriftelijke of persoonlijke mededeling. - Direct melden via 112 aan de politiemeldkamer. Deze alarmeert een specialist binnen de politieorganisatie. - Betrokken medewerker zal direct na alarmering telefonisch contact opnemen met de melder. - Op basis van verkregen informatie zal hij al of niet ter plaatse gaan en de melder alsmede de politie- meldkamer adviseren c.q. opdracht geven om maatregelen te nemen.

Nadat een verdacht voorwerp is aangetroffen komt een specialist van de politie ter plaatse. Na advisering door de specialist laten het bedrijf en de politie een ruime afzetting formeren.

Indien de GRIP-procedure (Gecoördineerde Regionale Incidentenbestrijdings Procedure) niet is ingesteld, zullen, afhankelijk of het een verdacht voorwerp of een bommelding betreft, een specialist van de politie en de chef van dienst aanspreekpunten voor het betrokken bedrijf zijn. Er kan opschaling plaatsvinden naar GRIP I (CoPI) of II indien het verdachte voorwerp in de omgeving van risicogebieden wordt aangetroffen.

Deltalinqsbedrijven wordt aanbevolen om bij registratie van een bommelding het standaard formulier (bijlage 9) te hanteren om zoveel mogelijk belangrijke en ter zake doende informatie voor de bedrijfsbevei- liging en de Politie te kunnen verzamelen.

7.2. MELDING TERRORISTISCHE DREIGING AAN DE POLITIEMELDKAMER

Een melding binnen een bedrijf wordt in principe gemeld via de 112-centrale aan de regionale Politiemeld- kamer te Rotterdam, niet via de CIN-melding. De politiemeldkamer zal onmiddellijk actie ondernemen door het waarschuwen van een medewerker van de Regionale Inlichtingen Dienst (RID). Betrokken medewerker zal direct na alarmering telefonisch contact opnemen met de melder. Op basis van verkregen informatie zal hij al of niet ter plaatse gaan en de melder alsmede de politiemeld- kamer de opdracht geven maatregelen te nemen.

Er zijn in principe twee mogelijkheden: - personeelslid RID komt ter plaatse, het bedrijf en de politiemeldkamer nemen geen maatregelen; - personeelslid RID komt ter plaatse, het bedrijf en de politiemeldkamer laten een ruime afzetting formeren.

Indien de GRIP-procedure (Gecoördineerde Regionale Incidentenbestrijdings Procedure) niet is ingesteld, zullen de medewerker van de RID en de chef van dienst aanspreekpunten voor het betrokken bedrijf zijn. Er kan opschaling plaatsvinden naar GRIP I (CoPI) of II indien het verdachte voorwerp in de omgeving van risicogebieden wordt aangetroffen.

Deltalinqsbedrijven wordt aanbevolen om bij registratie van een terroristische dreiging het standaard formulier (bijlage 10) te hanteren. Het doel is om zoveel mogelijk belangrijke en ter zake doende infor- matie te verzamelen voor de bedrijfsbeveiliging en de Politie. Versie 2018.1, 15 mei 2018 2018.1, Versie Deltalinqs Rode Boek 47 Hoofdstuk 7

7.3. MELDING VERDACHTE POSTPAKKETTEN (MILTVUUR/ANTHRAX)

Een verdacht postpakket binnen een bedrijf wordt in principe gemeld via de 112-centrale aan de regionale Politiemeldkamer te Rotterdam, niet via de CIN-melding. De politiemeldkamer zal onmiddellijk actie ondernemen door het waarschuwen van een specialist. Betrokken medewerker zal direct na alarmering telefonisch contact opnemen met de melder. Op basis van verkregen informatie zal hij al of niet ter plaatse gaan en de melder alsmede de politiemeld- kamer adviseren c.q. opdracht geven maatregelen te nemen.

Identificatie van verdachte pakketten (pakketjes) Miltvuur Er dient aandacht te worden geschonken aan het voorkomen, de verpakking, de adressering, de frankering, of elke andere onregelmatigheid van het pakketje. Betreft het een verwacht pakketje? Afzender bekend? Zo niet, en het “gevoel” overheerst dat het een voorwerp betreft in de categorie “verdacht”, dient de medewerker/melder dit te melden aan de leidinggevende en de security coördinator, conform de bedrijfsprocedure.

INDIEN PAKKET WORDT GEOPEND EN EEN NIET TE IDENTIFICEREN SUBSTANTIE WORDT AANGETROFFEN Het volgende lijstje dient structureel te worden nagelopen - Raak niet in paniek. - Vermijd zoveel mogelijk contact met het voorwerp. - Leg het voorwerp voorzichtig neer, indien u dit toch in handen krijgt. - Maak anderen er op attent uit het kantoor weg te blijven. - Blijf zelf wel in de onmiddellijke omgeving om de kans op verspreiding of contaminatie te voorkomen of te verkleinen. - Informeer de juiste autoriteiten: - 112 vragen naar de Politie. - Schakel ventilatoren, airconditioning/verwarmingsinstallaties uit. - Probeer niet om de substantie weg te spoelen of te vegen. - Wacht de komst van een deskundige op dit gebied af. - Informeer de security coördinator, ongeacht uw of diens locatie van verblijf.

HET VOORKOMEN VAN HET BACIL Een ziekte van dieren (runderen, paarden, schapen enz.), die ook bij mensen kan optreden. In vroeger tijden hebben epidemieën onder dieren enorme schade aangericht en ook onder de mensen zijn veel slachtoffers gevallen, maar tegenwoordig komt de ziekte in Nederland vrijwel niet meer voor. De enkele gevallen die bekend zijn, waren het gevolg van een toevallige besmetting van mensen die al of niet in hun beroep met (dan meestal geïmporteerd) besmet materiaal in aanraking waren gekomen (huiden, beendermeel, borstelwerk en andere slachtproducten).

DE AFLEVERINGSMETHODE Een effectieve verspreiding van het miltvuurbacterie is moeilijk wegens het feit dat bij de blootstelling aan ultra violet licht en vocht, de bacterie sterft. De voornaamste methode van verspreiding is via brieven of pakketjes welke door nietsvermoedende medewerkers vervolgens worden geopend. De op deze wijze afgeleverde miltvuurbacil heeft vaak een wit, fijn poederachtig en droog voorkomen.

Infectie met het miltvuurbacterie kan uitsluitend plaatsvinden door inademing, inslikken of de aanraking met een open wond of de ogen. Als een blootstelling heeft plaatsgevonden, is het slachtoffer niet besmet- telijk. De infectie is goed te behandelen met antibiotica indien deze in een vroeg stadium wordt geïdentifi- ceerd. Versie 2018.1, 15 mei 2018 2018.1, Versie 48 Deltalinqs Rode Boek Hoofdstuk 7

NB Eventuele informatie, als het niet om een directe melding gaat kan worden nagevraagd bij de Politie voor het gebied Stadshavens, Botlek, Europoort, Maasvlakte via het algemene nummer indien er geen sprake is van een spoedsituatie, zie bijlage 1.

Rechtstreeks contact met de betreffende buurtagent (per mail) kan worden gezocht via www.politie.nl/mijn-buurt Versie 2018.1, 15 mei 2018 2018.1, Versie 08. Pijpleidingincidenten 50 Deltalinqs Rode Boek Hoofdstuk 8

8.1. DOEL REGELING MELDING EN BESTRIJDING PIJPLEIDINGINCIDENTEN

Binnen de gemeente Rotterdam is een gemeenschappelijke regeling van kracht voor melding en bestrijding van incidenten met pijpleidingen, gebaseerd op afspraken tussen de leidingbeheerders en de lokale overheden. Het doel van deze regeling is om met een uniforme meldingsprocedure te komen tot een snelle en effectieve bestrijding van incidenten met pijpleidingen in de Deltalinqs-regio.

Buiten de gemeente Rotterdam speelt Deltalinqs geen rol, de afspraak is dat Deltalinqs alleen coördineert binnen gemeente Rotterdam, dus waar het Leidingbureau regie voert. Leidingeigenaren dienen zich te realiseren dat incidenten en oefeningen ter voorbereiding op incidenten dus ook met hulpdiensten buiten dit gebied moeten worden ingevuld, waar expertise met industriële scenario’s niet als vanzelfsprekend aanwezig is.

8.2. MELDING

Een incident kan op verschillende manieren worden gemeld, ook door burgers. Wacht en waakdienst (W&W) van het Leidingbureau Rotterdam wordt opgeroepen door: 14010, Piketdienst HbR, Brandweer of de coordinator crisibeheersing SB (in geval van Grip-melding). Dit is afhankelijk van bij wie als eerste de melding wordt gedaan van een incident. De dienstdoende W&W-er wint telefonisch informatie in bij melder. Hij loopt een standaard vragenlijst af: - Wat is er aan de hand, welke locatie, wie is ter plaatse, - wie is contactpersoon, waar is de ontmoetingsplek?

Vervolgens controleert hij leidingverzamelkaart (LVZK) en geeft leidinggegevens door aan Deltalinqs indien locatie/informatie voldoende duidelijk is. W&W medewerker beslist op grond van de aard incident of locatie (en indien de locatie/leidinginformatie onduidelijk is) uit te rukken.

Afhankelijk van de locatie is de medewerker in 30 minuten tot een uur op plaats incident. Hij is in bezit van persoonlijke beschermingsmiddelen en laptop met info (Leidingverzamelkaart)

Ter plaatse zal de W&W medewerker het volgende doen: - meldt zich bij bij aanwezigen (contactpersoon). - geeft inschatting van de situatie, zoekt informatie op en licht voor. - belt eventueel alsnog meldkamer Deltalinqs (Trigion) en geeft opgave van de leidingeigenaren - meldkamer Deltalinqs koppelt terug; eventueel kan de leidingbeheerder of een vertegenwoordiger daarvan dat ook doen - W& W medewerker blijft aanwezig tot minimaal aanvang werkzaamheden d.w.z. tot de maatregelen door alle partijen zijn goedgekeurd)t.b.v. informatievoorziening en als vertegenwoordiger van LBBO,

Na de melding aan de Centraal Post Deltalinqs informeert zij op haar beurt de storingscentra van alle pijpleidingmaatschappijen welke op de gemelde plaats een leiding beheren. Deltalinqs beschikt daartoe over de storingsnummers van de leidingexploitanten voor lijst zie bijlage 11. De leidingeigenaar bepaalt ter plaatse de identiteit van de leiding en zorgt voor een terugkoppeling naar de brandweer. Afhankelijk van de categorie van de calamiteit informeert de leidingeigenaar ILT (Inspectie Leefomgeving en Transport) direct dan wel op kwartaal basis. Zonodig informeert het leidingbureau het Havenbedrijf Rotterdam (HbR) via het klachtennummer. Versie 2018.1, 15 mei 2018 2018.1, Versie Deltalinqs Rode Boek 51 Hoofdstuk 8

8.3. BESTRIJDING

De over een incident geïnformeerde pijpleiding-beheerders sturen direct na de melding deskundigen naar de gemelde plaats. In bijlage 11a is een tabel opgenomen met standaardvragen waar bij een incident de geinformeerde pijpleidingbeheerders mee geconfronteerd kunnen worden. Bij de bestrijding van een incident blijft de betrokken pijpleidingbeheerder samen met overheidsdiensten verantwoordelijk voor de uitvoering. Waar mogelijk zullen andere maatschappijen ook materieel c.q. personeel ter beschikking stellen. Sowieso moet er contact zijn met de bedrijven waar de leiding begint en eindigt, dit hoeft niet altijd de beheerder te zijn. Veelal hebben de pijp-leidingbeheerders een “stand by - overeenkomst” gesloten met een aannemer, teneinde op continue basis de beschikking te hebben over voldoende en snel inzetbaar materiaal c.q. personeel. Versie 2018.1, 15 mei 2018 2018.1, Versie 52 Deltalinqs Rode Boek Hoofdstuk 8

8.4. STROOMSCHEMA MELDING LEIDINGINCIDENT ROTTERDAMSE HAVENGEBIED

14010

Piketdienst HbR Meldingpijpleidingincident havengebied Rotterdam 112

Meldkamer brandweer

Brandweer naar plaats incident

010-4803333 Oproep Centraal Post Deltalinqs W&W LB Geeft plaats incident door geeft de leidingeigenaren door Leidingeigenaar + Terugkoppeling svz W&W LB + evt. Terukoppeling naar brandweer via 088-6223322

Ter plaatse bepalen identiteit van de leiding

Leidingeigenaar moet ILT via 3 maandelijkse onmiddellijk ILT Ja Categorie 1 Nee Rapportage op de hoogte waarschuwen via Calamiteit? Brengen door de 088-4890000 leidingeigenaar

Criteria voor een categorie 1 calamiteit: Indien betrokken handelt de brandweer - Dodelijke slachtoffers of meer dan 1 het incident af. LB ondersteunt op zwaargewonde verzoek brandweer en leidingeigenaar. - Schade aan eigendommen meer dan 500.000 Euro Zo nodig direct melding - Grote schade aan de omgeving aan HbR door LB - Noodzaak tot gecoördineerde inzet van hulpdiensten Brandweer draagt, na einde gevaar, - Maatschappelijke onrust in de omgeving verantwoordelijkheid over aan de leidingeigenaar.

LB ondersteunt HbR en leidingeigenaar bij nazorg.

Leidingeigenaar levert rapportage aan LB

LB levert rapportage aan HbR

Evaluatie HbR, LB, brandweer, Deltalinqs en betrokken leidingeigenaar Versie 2018.1, 15 mei 2018 2018.1, Versie 09. Evacuatie 54 Deltalinqs Rode Boek Hoofdstuk 9

9.1. ONTRUIMING BEDRIJVEN / VERPLAATSEN MEDEWERKERS

Ingevolge het Regionaal crisisplan Rotterdam - Rijnmond ligt de eindverantwoordelijkheid voor de verplaatsing van de bevolking (dus ook werknemers van bedrijven) bij een incident (ramp) bij de Politie Rotterdam Rijnmond. Opdracht tot ontruiming wordt gegeven door de Brandweer. Het alarm wordt afgekondigd door de Gemeenschappelijke Meldkamer (GMK).Het alarmeren van de bevolking vindt alleen plaats als er gevaar dreigt, niet voor stank of prikkelende lucht. Er kunnen twee maatregelen afgekondigd worden: - schuilen (binnen blijven); - het gebied verlaten (evacueren).

De algemene procedure voor het evacuatieplan is vastgelegd in het Regionaal Crisisplan Rotterdam- Rijnmond. Verdere uitwerking in de GRIP regeling, BRZO- en Rampbestrijdingsplannen. Voor meer info zie www.vr-rr.nl

9.2. ALARMEREN

Alarmeren in het Deltalinqs-gebied kan op de volgende wijze geschieden: - via overheidssirene met daarbij een bericht via het Mobilofoonnet van Deltalinqs voor de Deltalinqsbedrijven; - geluidswagens/vaartuigen van de politie Rotterdam Rijnmond; - een bericht via de Mobilofoon voor Deltalinqs-bedrijven; - bedrijfssirene. - per sms. - NL-Alert

De bedrijven waar schepen zijn afgemeerd hebben de plicht de bemanningen van de betrokken schepen te alarmeren. Ook de patrouillevaartuigen van het Havenbedrijf zullen voor deze taak worden ingezet. Onder andere voor het waarschuwen van schepen die aan boeien / palen liggen.

9.3. EINDE EN LOOS ALARM

Het einde alarm wordt bekendgemaakt via Radio Rijnmond, geluidswagen / vaartuigen van de politie en het Mobilofoonnet van Deltalinqs. Loos alarm wordt bekendgemaakt via Radio Rijnmond, volgens een afspraak tussen politie met Radio Rijnmond, bij het onnodig langdurig afgaan van een bedrijfssirene (buiten de poort hoorbaar) of een overheidssirene, bijvoorbeeld bij een storing.

9.4. WAT TE DOEN BIJ ONTRUIMING OF VERPLAATSING

- ontruim binnen het bedrijfsterrein conform het bedrijfsnoodplan van het betreffende bedrijf; - verplaats, buiten het bedrijfsterrein, volgens de instructies van de politie; - luister naar Radio Rijnmond voor informatie (93.4 FM); - luister naar de Mobilofoon van Deltalinqs. - Bij een ontruiming/verplaatsing/evacuatie gaan of worden de werknemers gebracht naar een opvang- centrum, aangewezen door de gemeente. Werknemers nemen daar zelf contact op met hun naasten. Versie 2018.1, 15 mei 2018 2018.1, Versie Deltalinqs Rode Boek 55 Hoofdstuk 9

- Hoe de alarmering en ontruiming binnen de afzonderlijke bedrijven plaatsvinden moet vermeld staan in het bedrijfsnoodplan. (zie 9.3 voor afbeeldingen verzamelplaatsen).

9.5. VERVOER

Bij het alarmeringsbericht wordt aangegeven van welk vervoer gebruik moet/mag worden gemaakt.

9.5.1. EIGEN VERVOER Als eigen vervoer is toegestaan, dan gelden de volgende regels: - neem zoveel mogelijk anderen mee.; - luister naar de verkeersinformatie via Radio Rijnmond; - volg de door de politie aangegeven route; - ga naar het opvangcentrum dat bekend gemaakt wordt via Radio Rijnmond en andere informatiekanalen.

9.5.2. OPENBAAR VERVOER Het Politie Verbindingscentrum verzoekt het gemeentelijk vervoerbedrijf direct autobussen te leveren. Via de informatiekanalen wordt bekend gemaakt waar de opstap- en verzamelplaatsen zijn en welke opvang- centra worden gebruikt. De gemeente Rotterdam is verantwoordelijk en heeft de zorg voor de inzet van vervoer tijdens een evacuatie. Het gemeentelijk vervoersbedrijf heeft in ieder geval de verantwoording voor voldoende vervoer te zorgen. Vanwege de afstand naar het Deltalinqs-gebied kunnen ook bussen van streekvervoer bedrijven en particuliere vervoerders worden ingehuurd.

9.5.3. VERVOER OVER WATER Bij een ontruiming over water zal gebruik worden gemaakt van één of meerdere verzamelplaatsen. Het Havenbedrijf zal dan bij alarmering direct vaartuigen, die zich in de omgeving van de ingezette verzamel- plaatsen bevinden, inzetten voor het vervoer van ontruimden/evacués . Deze worden buiten het onveilige gebied naar een verzamelplaats gebracht. Het Havenbedrijf heeft de eindverantwoordelijk voor het deelproces ontruiming over water.

9.5.4. BEDRIJFSVERVOER Het transport van evacués die niet kunnen beschikken over eigen vervoer, vindt eventueel plaats met de door bedrijven beschikbaar gestelde personenbusjes. Intern bedrijfsvervoer moet in het bedrijfsnoodplan vermeld worden. Bedrijfsvervoer zal in nagenoeg alle gevallen gelijktijdig plaatsvinden met de opdracht “ontruimen met eigen vervoer”. Ook hier is het voor een ieder belangrijk goed geïnformeerd te zijn over de opstapplaatsen. Met het bedrijfsvervoer zullen de ontruimden/evacués naar een verzamelplaats worden gebracht, waar overgestapt kan worden op de door de overheid beschikbaar gestelde bussen. Bedrijfsvervoer naar één van de opvangcentra vindt alleen plaats als het door de overheid beschikbaar gestelde vervoer niet binnen de gestelde termijn op de verzamelplaats kan zijn. Achter de voorruit van de bedrijfsbusjes, die bij het vervoer van evacués worden ingezet, moet het opschrift “evacuatie” worden bevestigd.

9.6. OPVANGCENTRA

Ontruimden/Evacués worden van de verzamelplaatsen naar een van de opvangcentra gebracht die zijn aangewezen door de gemeente. Bij een ontruiming van korte duur zal een opvangcentrum in de omgeving van het getroffen bedrijf worden gezocht, bijvoorbeeld een kantine van een naburig bedrijf. Hier nemen werknemers zelf contact op met hun naasten. Als men nog niet in de gelegenheid is geweest zelf familie in te lichten, kunnen familieleden bij het door Radio Rijnmond bekende informatienummer naar hun naasten Versie 2018.1, 15 mei 2018 2018.1, Versie 56 Deltalinqs Rode Boek Hoofdstuk 9

informeren. De overheid zorgt er voor dat personen in het opvangcentrum op de hoogte worden gehouden van de stand van zaken op het rampterrein. Versie 2018.1, 15 mei 2018 2018.1, Versie 10. Bezoekers bedrijfsterreinen 58 Deltalinqs Rode Boek Hoofdstuk 10

10.1. RICHTLIJNEN VEILIGHEIDSMAATREGELEN / LEGITIMATIE

Aanbeveling aan bedrijven: de Stuurgroep Veiligheid gaat er vanuit dat deze richtlijnen door de Deltalinqs-bedrijven worden gehanteerd. Bij navraag naar de regels bij bedrijven in dit kader zal bovenstaande informatie worden medegedeeld.

In het kader van één van de veiligheidsdoelstellingen van Deltalinqs: “bevordering harmonisatie veiligheids- maatregelen en instructies tussen de bedrijven” heeft de Stuurgroep Veiligheid van Deltalinqs een algemene standaard richtlijn geformuleerd. Aan de Deltalinqs-bedrijven wordt aanbevolen voor bezoekers van de bedrijfsterreinen de volgende regels te hanteren:

LEGITIMATIEPLICHT Naast de verplichting voor eigen personeel en derden om zich met de toegangspas desgevraagd te kunnen legitimeren, dienen derden indien zij toestemming wensen tot de installatie / het bedrijfsterrein zich ter identificatie te kunnen legitimeren met een officieel legitimatiebewijs zoals, rijbewijs, paspoort en identificatiekaart. Bevoegde opsporingsambtenaren, functionarissen van bestrijdingsdiensten e.d. kunnen zich legitimeren met specifieke passen (zie bijlage 12). Bij twijfel kunnen persoonsgegevens geverifieerd worden met behulp van het telefoonnummer dat veelal op de pas vermeld is.

ROOK- EN VUURVERBOD Algemeen vuurverbod van toepassing laten zijn op het bedrijfsterrein. Gebruik van niet vonkvrije apparatuur alleen met speciale vergunning toestaan. Roken alleen toestaan in specifiek aangewezen locaties.

VERPLICHTINGEN TOT HET DRAGEN VAN VEILIGHEIDSHELM, VEILIGHEIDSBRIL, -SCHOENEN Aan bezoekers die het bedrijfsterrein bezoeken op andere plaatsen dan bovengenoemd, de verplichting opleggen om veiligheidshelm, -bril en -schoenen te dragen. Hiervoor kan een eigen uitrusting worden gebruikt. Dit is een algemene standaard. Afhankelijk van de risico’s op een bepaald bedrijfsterrein kan deze verplichting eventueel worden uitgebreid met veiligheidskleding. Dit geldt met name voor diegenen die ook fysiek werk uitvoeren. Het verdient aanbeveling om geen verplichtingen ten aanzien van het dragen van beschermende middelen op te leggen aan bezoekers die alleen gebruik maken van doorgaande wegen (om zich te verplaatsen); parkeerplaatsen, kantoren, sociale ruimten en controlekamers.

VERPLICHTINGEN T.A.V. DRAGEN VAN EXTRA PERSOONLIJKE BESCHERMINGSMIDDELEN Deze verplichtingen laten gelden in bijzondere gebieden. Indien extra beschermingsmiddelen worden vereist (zoals vluchtmaskers, gehoorbescherming etc.), worden deze verstrekt door het bedrijf dat bezocht wordt.

RODE HELMEN Gebruik uitsluitend toestaan aan brandweermensen.

GEBRUIK VAN MOBIELE COMMUNICATIEAPPARATUUR TIJDENS NORMALE BEDRIJFSOMSTANDIGHEDEN Het gebruik van mobiele communicatieapparatuur (mobiele telefoons, portofoons, semafoons/pagers) door bezoekers is uitsluitend toegestaan in kantoren, sociale ruimten en soms (handsfree) in het eigen voertuig (Op sommige bedrijfsterreinen is het gebruik van een mobiele telefoon in een vervoermiddel, ook al is het handsfree, niet toegestaan).

Ontheffing voor het bereikbaar zijn met een communicatiemiddel op andere plaatsen dan hierboven zijn aangeduid is alleen mogelijk voor piketfunctionarissen en hulpverleners van overheidsinstanties die in het bezit zijn van ATEX goedgekeurde communicatieapparatuur. Het gebruik van niet ATEX goedgekeurde Versie 2018.1, 15 mei 2018 2018.1, Versie Deltalinqs Rode Boek 59 Hoofdstuk 10

C-2000/P-2000 apparatuur wordt alleen toegestaan in combinatie met een in werking zijnde Ex-Ox-meter. Het gebruik van mobiele communicatieapparatuur in Ex-zones dient te allen tijde op een veilige manier te geschieden, bij voorkeur buiten de procesinstallaties.

Een oefensituatie is gelijkgesteld met normale bedrijfsomstandigheden waarbij derhalve dezelfde voor- waarden van kracht zijn zoals die hierboven zijn genoemd.

GEBRUIK VAN MOBIELE COMMUNICATIEAPPARATUUR TIJDENS INCIDENTSITUATIES Tijdens incidenten hebben alle overheidsfunctionarissen die direct betrokken zijn bij de bestrijding van het incident, toegang tot de plaats incident met hun eigen communicatiemiddel(en). De toestemming voor het gebruik van (niet ATEX goedgekeurde) communicatiemiddelen op de plaats incident wordt dan bepaald door de leidinggevende van de overheidsbrandweer ter plaatse.

GEBRUIK VAN MULTIMEDIA APPARATUUR Gebruik van multimedia apparatuur door medewerkers van overheidsinstanties die krachtens wettelijk voorschrift beeld- en/of geluidmateriaal mogen verzamelen op bedrijfsterreinen (het nemen van foto’s, videobeelden en/of geluidsopnamen) is vanuit het beheersen van de veiligheid alleen toegestaan in combinatie met een in werking zijnde Ex-Ox-meter.

10.2. AFSPRAKEN VOGELKLAS KAREL SCHOT

De Vogelklas houdt zich in primair bezig met de opvang, verzorging en revalidatie van zieke, gewonde of hulpbehoevende vogels. Een en ander passend in het door de Zeehavenpolitie, het Havenbedrijf Rotterdam en de bedrijven aangegeven kader.

TOEGANG TOT BEDRIJFSTERREINEN Medewerkers Vogelklas die niet voldoen aan onderstaande eisen krijgen geen toegang tot de terreinen om werkzaamheden te gaan verrichten. Veiligheid op de bedrijven is de eerste prioriteit. In dat kader worden strikte eisen gesteld t.a.v. veiligheidsinstructie, kleding en persoonlijke beschermingsmiddelen aan bezoekers en aan diegenen die werkzaamheden komen uitvoeren. In elk geval zijn de ter plaatse geldende veiligheidsregels voor iedereen van toepassing. - De poortinstructie moet gevolgd zijn door middel van het met goed doorlopen van de Deltalinqs poortinstructie en het afleggen van de toets. De succesvol afgelegde toets dient de worden aangetekend in het Landelijk Veiligheidspaspoort of een DSP (Digital Safety Passport, zie bijlage 12). - De betrokken persoon dient minimaal de navolgende persoonlijke beschermingsmiddelen te dragen t.w.: veiligheidshelm, veiligheidsbril, veiligheidsschoenen en latex handschoenen. - Tevens is het dragen van beschermende (stevige) kleding verplicht. Korte mouwen en/of het dragen van een korte broek is niet toegestaan indien men daadwerkelijk op de installatie of in de haven werkzaam- heden gaat verrichten.

PROCEDURE NA MELDING AAN KAREL SCHOT Nadat de Vogelklas een melding heeft ontvangen volgt inventarisatie ter plekke en eventueel een aanvals- plan. De Vertegenwoordiger Vogelklas: - inventariseert ter plekke wat er aan de hand is; - meldt zich aan de poort en identificeert desgewenst zichzelf en auto Vogelklas; - vraagt toestemming om naar de gemelde locatie te gaan en roept, indien nodig, aanvalsploeg op; - checkt bij de divisie Havenmeester (HbR) welk product de morsing betreft; - zet materiaal in (bijv. (rubber)boot); - (buitenboord benzinemotor is niet toegestaan in de petroleumhavens.); Versie 2018.1, 15 mei 2018 2018.1, Versie 60 Deltalinqs Rode Boek Hoofdstuk 10

- communicatie via mobiele telefoon (alleen te gebruiken in de auto, afhankelijk van terreinregels of op aangegeven plaatsen).

INZET MEDEWERKERS VOGELKLAS De medewerkers Vogelklas meldt zich bij de bedrijfspoort en vraag om toelating. De Wachtchef Verkeers- planning en Operaties (Haven Coördinatie Centrum) bepaalt of de boot wel of niet ingezet mag worden (is uiteraard afhankelijk van het effectgebied).

10.3. KONINKLIJKE ROEIERSVERENIGING EENDRACHT (KRVE)

Het vast- en/of losmaken van zeeschepen door medewerkers van de Koninklijke Roeiers Vereniging Eendracht (KRVE) op een veilige wijze in een veilige omgeving. Een en ander passend in het kader als aangegeven door de Zeehavenpolitie, het Havenbedrijf Rotterdam en de betrokken bedrijven en de KRVE.

TOEGANG TOT DE INSTALLATIE Bij het betreden van de installatie en het uitvoeren van werkzaamheden in de aan bedrijfsterreinen gelegen havens gelden onderstaande afspraken: Veiligheid op de installaties van Deltalinqsbedrijven, waartoe ook de aanliggende havens worden gerekend, heeft de eerste prioriteit. Strikte eisen worden gesteld aan bezoekers en aan diegenen die werkzaamheden komen uitvoeren voor wat betreft gevolgde veiligheidsin- structie(s), te dragen werkkleding en gebruik van persoonlijke beschermingsmiddelen. In elk geval zijn de ter plaatse geldende veiligheidsregels en -voorschriften voor iedereen van toepassing.

Medewerkers van de KRVE: - beschikken over een veiligheidspaspoort of DSP (Digital Safety Passport, zie bijlage 12) met daarin tenminste geldige aantekeningen over de Deltalinqs poortinstructie en de basiscursus veiligheid (VCA) Bij sommige bedrijven worden additionele eisen gesteld voordat toestemming voor betreden van het terrein wordt gegeven op het moment dat het niet om repressie gaat. In het geval van repressie wordt voorrang aan functioneren in de noodorganisatie gegeven; - dragen/gebruiken minimaal de navolgende persoonlijke beschermingsmiddelen: veiligheidshelm, veiligheidsschoenen en handschoenen. - dragen “stevige” kleding. Korte mouwen en/of het dragen van een korte broek is niet toegestaan indien men daadwerkelijk op de terreinen, de installatie of in de haven werkzaamheden gaat verrichten.

Procedure voor toegang tot bedrijfsterrein c.q. haven Aankomst en vertrek: - wordt vooraf gemeld bij de portier of aan de controlekamer van de installatie; - daarbij wordt aangegeven welke werkzaamheden waar zullen worden uitgevoerd; - communicatie via mobiele telefoon op de terreinen alleen te gebruiken in de auto of op aangegeven plaatsen. Versie 2018.1, 15 mei 2018 2018.1, Versie bijlagen 62 Deltalinqs Rode Boek Bijlage 1 - Telefoonnummers bij incidenten en overige belangrijke telefoonnummers

TELEFOONNUMMERS BIJ INCIDENTEN TOELICHTING, WANNEER BELLEN

CENTRAAL POST – Deltalinqs - Waarschuwing buurbedrijven. 010 - 480 3333 of 088 - 298 1796 - Doorgeven meetgegevens. - Doorgeven elektriciteitsstoring. - Doorgeven stormwaarschuwingen CENTRAAL INCIDENTEN NUMMER Melding van alle niet voorzienbare bijzondere 010 - 411 8888 voorvallen aan het Regionaal Verbindings- Centrum Politie Rotterdam Rijnmond en gelijktijdig aan Bij geen gehoor: Gemeenschappelijke Meldkamer Veiligheidsregio 112 vragen naar Regionaal Verbindings- Centrum Rotterdam Rijnmond (VRR), Havenbedrijf Rotterdam Rotterdam Rijnmond (voorheen PMK). en DCMR Milieudienst Rijnmond. (Bedrijven buiten de gemeente Rotterdam zijn hiermee niet ontheven van Bij telefoonstoring: de eventuele wettelijke verplichting om lokale via Mobilofoon Deltalinqs. overheden te informeren.) POLITIE ROTTERDAM RIJNMOND Assistentie politie voor nood en spoed. 112 POLITIE ROTTERDAM RIJNMOND Assistentie politie in het geval er geen sprake is van 0900 - 8844 een nood- of spoedsituatie Meldkamer Melding ongewone voorvallen met (mogelijk) DCMR MILIEUDIENST RIJNMOND beperkte overlast buiten de inrichting of kleinere 010 - 246 86 86 milieugevolgen binnen of buiten de inrichting. Daarnaast tevens melding van voorzienbare bedrijfs- activiteiten met mogelijk overlast buiten of milieuge- volgen binnen en/of buiten de inrichting. Chemisch Advies Landelijk informatiepunt bij ongevallen met gevaarlij- DCMR MILIEUDIENST RIJNMOND ke stoffen. 010 - 246 86 42

Bij geen gehoor: Dit nummer kan ook gebruikt worden bij klachten 010- 246 86 86 door bedrijven. Dit wordt standaard met een hoge prioriteit behandeld. BRANDWEER Brandweer kan worden gewaarschuwd via beide 112 nummers. 112 is natuurlijk het landelijke alarmnum- 088 - 622 33 22 mer, met het andere nummer wordt direct geschakeld met de meldkamer van de VRR voor niet levensbe- dreigende situaties. HAVENBEDRIJF ROTTERDAM Melding van waterverontreinigingen of te water 010 - 252 10 00 geraakte voorwerpen aan de havenmeester (HCC, MARIFOON: VHF-11/-14/-19 havencoördinatiecentrum) voor onder andere veiligheidsmaatregelen en beperken van gevolgen. VHF 11 (voor verkeerszaken) VHF 14 (voor operationele zaken) VHF 19 (scheepsberichten - uitwijk kanaal) GENEESKUNDIGE HULPVERLENING 112 Ambulancediensten (MKA) VRR 0181 - 215 888 Port Health Centre ADVISERING 0181 - 244 800 Arbo Unie Vestiging Europoort 010 - 487 44 40 Medische Dienst Esso Rotterdam 010 - 431 80 00 VGW-Arbodienst Shell Pernis 010 - 457 73 01 Bedrijfsvoeringcentrum Stedin (24 uur per dag, 7 dagen per week bereikbaar) I-SZW (Inspectie Sociale Zaken en Werkgelegenheid) Melding van persoonlijke ongevallen (doden of 0800 - 5151 opname in ziekenhuis) of grote materiële schade Versie 2018.1, 15 mei 2018 2018.1, Versie Deltalinqs Rode Boek 63 Bijlage 1 - Telefoonnummers bij incidenten en overige belangrijke telefoonnummers

TELEFOONNUMMERS BIJ INCIDENTEN TOELICHTING, WANNEER BELLEN

ILT (Inspectie leefomgeving en transport) Melding van voorvallen met CFK’s / Melding van 088 - 489 00 00 Straling vallende onder de kernenergiewet / Melding onregelmatigheden met transport gevaarlijke stoffen

Aanbeveling Intern Alarmnummer Deltalinqs beveelt de bedrijven aan om in het kader 112 van harmonisering van veiligheidsmaatregelen en -instructies ook het interne alarmnummer 112 in te voeren.

TELEFOONNUMMERS BIJ INCIDENTEN TOELICHTING, WANNEER BELLEN Andere belangrijke telefoonnummers en adressen Hoofdkantoor Gezamenlijke brandweer 088 - 511 00 00 Laan van Nieuw Blankenburg 10, Bezoekadres 3181 DA Rozenburg Postbus 1300, 3180 AH Rozenburg. Correspondentieadres

Logistiek Piket functionaris GB 24 uur bereikbaar 06 - 512 899 22 Aanspreekpunt GB buiten kantooruren

088 - 511 01 00 Gezamenlijke Brandweer - Kazerne Coloradoweg 088 - 511 02 00 Gezamenlijke Brandweer - Kazerne Elbeweg 088 - 511 03 00 Gezamenlijke Brandweer - Kazerne Merseyweg 088 - 511 04 00 Gezamenlijke Brandweer - Kazerne Botlekweg 088 - 511 05 00 Gezamenlijke Brandweer - Kazerne Butaanweg 088 - 511 06 00 Gezamenlijke Brandweer - Kazerne Maximaweg 088 - 511 08 00 Gezamenlijke Brandweer - Kazerne Hoogvliet Kouwenaardseweg 088 - 511 09 00 Gezamenlijke Brandweer - Kazerne Rozenburg Haven coördinatie centrum Haven Coördinatie Centrum (HCC). 010 - 252 24 00 Vragen naar wachtchef VP&O. 010 - 252 25 01 WC VP&O (HCC) (ook voor ISPS-zaken). Rijkswaterstaat (RWS)

Binnen kantooruren: 06 - 5138 6342 evt Meldingen binnen een uur Fax: 010 - 402 7081 Op verzoek

Buitenkantooruren: Regionale verkeerscentrale in Dordrecht 010 - 252 24 00 OVV, Onderzoeksraad voor de veiligheid Melden voorvallen aan OVV 0800 - 6353688 Politie, Zeehaven politie Politie nodig of buurtagent en geen spoed of voor 0900 - 8844 overige informatie Gemeenschappelijke meldkamer, Inschakelen meetploeg via gemeenschappelijke Domein brandweer meldkamer 088 - 622 33 22 Basemanager MMT 0320 - 229660 Voor meer informatie mobiel medisch team [email protected]

Via Centraalpost Deltalinqs [email protected] Fax: 010 - 298 11 31 Algemeen nummer Versie 2018.1, 15 mei 2018 2018.1, Versie 64 Deltalinqs Rode Boek Bijlage 2 - Gedragslijn versie januari 2014 Versie 2018.1, 15 mei 2018 2018.1, Versie Deltalinqs Rode Boek 65 Bijlage 2 - Gedragslijn versie januari 2014

Gedragslijn Melden van ongewone voorvallen in het Rijnmondgebied

Zoals bedoeld in de Wet milieubeheer en de vergunning op basis van de Waterwet en de omgevingsvergunning op basis van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

Disclamer: De tekst in deze gedragslijn is van algemene strekking ter verduidelijking van de wetten en regels rond het melden van ongewone voorvallen. Bij tegenstrijdigheden gelden de wetsartikelen en de omgevingsvergunningsvoorschriften boven het gestelde in deze gedragslijn.

Deze gedragslijn is op 9 december 2013 vastgesteld door de Veiligheidsdirectie van de VRR.

1 Versie 2018.1, 15 mei 2018 2018.1, Versie 66 Deltalinqs Rode Boek Bijlage 2 - Gedragslijn versie januari 2014

Inhoud

Organisaties en afkortingen 3

1 Inleiding 5 2 NIET CIN-plichtige bedrijven - Welke voorvallen, wanneer melden? 8 2.1 Soorten voorvallen 8 2.2 Melden voorvallen 8 3 Toelichting op alle meldings procedures, anders dan CIN 10 3.1 Bedrijfsmelding aan de DCMR 10 3.2 Melding aan Rijkswaterstaat 11 3.3 Melding aan HbR-HCC 13 3.4 Overige meldingen 13 3.4.1 Melding aan andere overheids instanties 13 3.4.2 Melding aan buurbedrijven 14 4 CIN-plichtige bedrijven – Welke voorvallen, wanneer melden? 15 4.1 Soorten voorvallen 15 4.2 Melden van voorvallen 15 4.2.1 CIN-melding 16 4.2.2 Bedrijfsmelding 17 5 Toelichting op de procedure van een CIN-melding 18 5.1 Melding via het CIN 18 5.2 Aanvullende meldingen 18 5.3 Naamgegevens 19 5.4 Meldcategorie: B, G of Z en indexcijfer 19 5.5 Extra informatie 21 6 Bijzondere afspraken rond CIN-meldingen 23 6.1 Brandmeldingen en de Gezamenlijke Brandweer 23 6.2 Bedrijfsverzamelterreinen 24 6.3 Oefeningen 25 6.4 Vaartuigen 25 6.5 Oproepen ambulances 25 6.6 Inzetten bedrijfsnoodplanorganisatie 26 6.7 Bommeldingen 26

Bijlage 1: Schema overzicht meldingen 28 Bijlage 2: Beslisschema: Wanneer welke CIN? 29 Bijlage 3: Meldformulier CIN-incident (2-zijdig) 30 Bijlage 4: Beslisschema CIN-plicht 32 Toelichting bij beslisschema CIN-plicht 33

2 Versie 2018.1, 15 mei 2018 2018.1, Versie Deltalinqs Rode Boek 67 Bijlage 2 - Gedragslijn versie januari 2014

Organisaties en afkortingen

Organisaties Brandweer Rotterdam- Overheidsbrandweer, onderdeel van de VRR. Bij GB worden de Rijnmond overheidstaken voor de gebieden Botlek, Europoort, Maasvlakte, Vondelingenplaat en Waalhaven uitgevoerd CP-Deltalinqs Centrale Post van Deltalinqs DCMR DCMR Milieudienst Rijnmond, uitvoerder van Wet milieubeheer. Taken voor de gemeenten en Provincie Zuid-Holland in het Rijn- mondgebied Deltalinqs Deltalinqs behartigt de gezamenlijke belangen van de logistieke en industriële bedrijven in het Rotterdamse haven- en industrie gebied GB Een publiek-private organisatie die in het Rotterdamse haven- en industriegebied de repressieve brandweerzorg verleent en op con- tractbasis voor bedrijven als bedrijfsbrandweer optreedt Geneeskundige HulpverleningsOrganisatie in de Regio, onderdeel GHOR van de VRR Gemeenschappelijke Meldkamer Rotterdam-Rijnmond. Deze bestaat uit: GMK - Meldkamer Ambulancezorg (MKA) - Meldkamer Brandweer (MKB) - Meldkamer Politie (MKP) HbR/DHMR Havenbedrijf Rotterdam NV/Divisie Havenmeester. Het bevoegd gezag in de haven en hulpverleningsdienst. Havencoördinatiecentrum van het Havenbedrijf Rotterdam NV/ HCC Divisie Havenmeester ILT Inspectie Leefomgeving en Transport Inspectie SZW Inspectie Sociale Zaken en Werkgelegenheid IV Industriële Veiligheid, een afdeling van de R&C Politie Regionale Eenheid Rotterdam. Binnen de eenheid is de Zeehaven- politie belast met de opsporing, handhaving, hulpverlening en (grens)toezicht in het gehele Botlek-Europoort-Maasvlakte gebied en havengerelateerde bedrijven in het Rijnmondgebied R&C Risico & Crisisbeheersing van de VRR

RVCD Regionale Verkeerscentrale Dordrecht van RWS RWS-WNZ Rijkswaterstaat West-Nederland Zuid. Bevoegd gezag voor de Waterwet en overige waterkwaliteitswetgeving voor rijkswateren en de daarmee in open verbinding staande havens VRR Veiligheidsregio Rotterdam-Rijnmond

3 Versie 2018.1, 15 mei 2018 2018.1, Versie 68 Deltalinqs Rode Boek Bijlage 2 - Gedragslijn versie januari 2014

Afkortingen Bevi Besluit externe veiligheid inrichtingen BMI BrandMeldInstallatie Bor Besluit omgevingsrecht BRZO ‘99 Besluit Risico’s Zware Ongevallen 1999 CIBUA Coöperatieve Industriële Brandweerzorg Uitgesloten Aansprakelijkheid CIN Centraal Incidenten Nummer GRIP Gecoördineerde Regionale Incidentenbestrijdings Procedure Landelijke MeldingsClassifi caties in gebruik bij de Gemeenschappelijke LMC Meldkamers UN-nr = VN-nr United Nations = Verenigde Naties = Stofi dentifi catienummer Wabo Wet algemene bepalingen omgevingsrecht Wbb Wet bodembescherming Wm Wet milieubeheer Wtw Waterwet

4 Versie 2018.1, 15 mei 2018 2018.1, Versie Deltalinqs Rode Boek 69 Bijlage 2 - Gedragslijn versie januari 2014

1 Inleiding

Doel van deze gedragslijn In deze gedragslijn vindt u informatie over de voorbereiding en uitvoering van meld- procedures voor voorzienbare bedrijfsactiviteiten (voorzienbare voorvallen) en ongewone voorvallen door bedrijven in het Rijnmondgebied. Het is belangrijk dat bedrijven alle voorvallen melden. Alleen dan kan de overheid hier goed op reageren. Voorvallen waarvan de overheid op de hoogte moet worden gesteld, zijn voorvallen met (mogelijk) gevaar, (mogelijke) overlast buiten de inrichting of (moge lijke) milieu- gevolgen binnen en/of buiten buiten de inrichting. Ook alle overige voorvallen waarvoor het bedrijf de eigen noodplan organisatie opstart om de gevolgen te beheersen, moeten worden gemeld.

Ongewoon voorval Wat is nu precies een ongewoon voorval? Elke gebeurtenis in een inrichting, ongeacht de oorzaak van die gebeurtenis, die afwijkt van de normale bedrijfsactiviteiten en waardoor nadelige gevolgen voor het milieu ontstaan of dreigen te ontstaan. De reikwijdte loopt van kleine incidenten zoals lichte bedrijfsstoringen met verwaarloosbare gevolgen tot omvangrijke rampen.

. Bedrijven moeten een ongewoon voorval zo snel mogelijk melden. De melding moet voldoende informatie bevatten om de risico’s op het bedrijfsterrein en voor de omgeving te kunnen inschatten. De operationele diensten gebruiken deze informatie bij het betreden van het terrein. De meldkamer van de DCMR heeft de informatie nodig om burgers en bedrijven goed te informeren. . Het niet melden van een ongewoon voorval is altijd een overtreding van een wetsartikel en/of een wettelijk voorschrift uit de omgevingsvergunning. Afhankelijk van de ernst kan het bevoegd gezag bestuursrechtelijke maatregelen toepassen. De politie kan in opdracht van het Openbaar Ministerie een strafrechtelijk onderzoek starten. . Deze gedragslijn is gebaseerd op de voorschriften uit de Wet milieu beheer, de Waterwet en de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht. Naast de uitleg van het formele meldsysteem bevat deze gedragslijn extra materiaal uit de praktijk. Dit kan de bedrijven helpen zich voor te bereiden op het doen van meldingen. . In bijlage 1 van deze richtlijn vindt u een schematisch overzicht voor het melden van ongewone voorvallen en voorzienbare bedrijfsactiviteiten.

5 Versie 2018.1, 15 mei 2018 2018.1, Versie 70 Deltalinqs Rode Boek Bijlage 2 - Gedragslijn versie januari 2014

De meldverplichting van alle ongewone voorvallen is een grote belasting voor bedrijven en overheid. Dankzij een wijziging van artikel 17.2 van de Wet milieubeheer kunnen het bevoegd gezag en bedrijven maatwerkafspraken maken. De hoofdregel blijft dat ongewone voorvallen zo snel mogelijk gemeld moeten worden.

CIN-meldingen Een deel van de bedrijven in de regio melden ongewone voorvallen bij het Centraal Inci denten Nummer (CIN). Meldingen via dit nummer komen direct en tegelijkertijd binnen bij alle operationele diensten in de regio die mogelijk direct moeten handelen. De CIN-plicht geldt voor bedrijven die grote hoeveelheden chemicaliën of brandbare stoff en in huis mogen hebben, zoals chemische- of petrochemische fabrieken en opslagbedrijven. Ook installaties die bij incidenten een bijzondere inzet van overheids- diensten kunnen vragen, zoals scheepswerven, moeten meldingen bij het CIN doen.

Het BRZO’99 verplicht bedrijven om de autoriteit die verantwoordelijk is voor het in werking laten treden van het externe noodplan bij een ongeval snel in te lichten. De CIN-melding dekt ook die verplichting. Bedrijven die geen CIN-plicht opgelegd hebben gekregen, kunnen wel een verzoek indienen om van de CIN-regeling gebruik te maken. In bijlage 4 vindt u het Beslisschema CIN-plicht. Ook voorzienbare bedrijfsactiviteiten als (onderhoud)stops kunnen risico’s met zich mee- brengen. Daarom is in omgevingsvergunningen de verplichting opgenomen deze vooraf te melden. Voorzienbare bedrijfsactiviteiten vallen onder artikel 5.7 lid 1f van het Besluit omgevingsrecht (Bor).

Incidenten die plaatsvinden op de openbare weg moet men doorgeven via het alarmnummer 112.

Belangrijkste wijzigingen met ingang van april 2013 Deze brochure geldt voor alle bedrijven in het Rijnmondgebied en maakt onderscheid in CIN-plichtige bedrijven en niet CIN-plichtige bedrijven.

De belangrijkste wijzigingen ten opzichte van de vorige gedragslijn zijn: . wijziging van artikel 17.2 van de Wet milieubeheer. Hierdoor is het mogelijk om op verzoek van een bedrijf maatwerkvoorschriften in de omgevingsvergunning op te nemen. Het gaat dan om het melden van ongewone voorvallen waarvan de nadelige gevolgen voor het milieu niet-signifi cant zijn. Dit maatwerk is ook mogelijk bij een watervergunning;

6 Versie 2018.1, 15 mei 2018 2018.1, Versie Deltalinqs Rode Boek 71 Bijlage 2 - Gedragslijn versie januari 2014

. wijziging in het beslisschema CIN-plicht; . toevoeging van meldcategorie G4 om aan te sluiten bij de LMC en de toevoeging van de categorie B2 in het CIN-formulier; . verplichting meldingen met gevaar BINNEN de inrichting als G-melding door te geven; . wijziging van het Wm-meldingvoorschrift voor het doen van een CIN-melding. Een CIN-plichtig voorval moet zo snel mogelijk, bij voorkeur binnen 15 minuten, worden gemeld bij het bevoegd gezag.

Belangrijkste wijzigingen met ingang van januari 2014 De belangrijkste wijzigingen ten opzichte van de vorige gedragslijn zijn: . de defi nitie van een CIN G-melding is veranderd in ‘Gevaar/verzoek om assistentie hulpdienst’, waarbij geldt: - G1, G2 en G3 voor gevaar buiten de inrichting; - G4 voor gevaar binnen de inrichting; . milieugevolgen melden zowel binnen als buiten de inrichting; . toevoegen van een disclaimer; . de terminologie in deze gedragslijn is in overeenstemming gebracht met de (nieuwe) standaard voorschriften van de milieuvergunning.

Terminologie Van enkele termen in deze gedragslijn is de betekenis wat minder eenvoudig te begrijpen. We gebruiken deze termen omdat ze ook in wetteksten en vergunningen worden gebruikt. Zo blijft een link bestaan naar deze formele documenten en mini maliseren we de kans op misinterpretatie.

7 Versie 2018.1, 15 mei 2018 2018.1, Versie 72 Deltalinqs Rode Boek Bijlage 2 - Gedragslijn versie januari 2014

2 NIET CIN-plichtige bedrijven

Welke voorvallen, wanneer melden?

Dit hoofdstuk is voor alle bedrijven die volgens het “Beslisschema CIN-plicht” uit bijlage 4 geen CIN-plicht hebben. De (eventuele) milieu- of watervergunning van deze bedrijven bevat alleen algemene meldingsvoorschriften, die verwijzen naar het bedrijfsmeldingennummer van de DCMR en/of Rijkswaterstaat (RWS). Hieronder staan de procedures beschreven voor het melden van bepaalde voorvallen.

2.1 Soorten voorvallen

Op grond van de wet moet een bedrijf het volgende melden: 1 voorzienbare bedrijfsactiviteiten, artikel 5.7 lid 1f van het Bor. De plicht tot melden is dan bij bedrijven in de omgevingsvergunning voorgeschreven; 2 onvoorziene operationele afwijkingen, bedrijfsstoringen en andere onvoorziene gebeurtenissen, hoofdstuk 17 Wm (ongewoon voorval).

Gevolgen van voorvallen Voorvallen bij bedrijven kunnen ook buiten de inrichting (dus buiten de geografi sche begrenzing van het terrein) gevolgen hebben. Bijvoorbeeld voor de veiligheid van omwonenden en voor het milieu. Melden moet, zodat hulpdiensten kunnen worden ingezet maar ook omdat het de taak van de overheid is de bevolking te informeren.

2.2 Melden van voorvallen

Bedrijven moeten beide soorten voorvallen als genoemd in paragraaf 2.1 melden aan het bevoegd gezag. De wettelijke basis hiervoor is te vinden in artikel 5.7 lid 1f van het Bor en in hoofdstuk 17 Wm. In veel Wabo-vergunningen staat een uitwerking voor het melden van voorvallen. Afhankelijk van het soort voorval en de gevolgen, moet het bedrijf het voorval volgens een bepaalde procedure melden. In watervergunningen is opgenomen dat bedrijven de maatregelen die zij na een voorval treff en, moeten melden aan de waterbeheerder.

Brand of broei moet ingevolge de Brandbeveiligingsverordening ook altijd gemeld worden aan de brandweer via 112.

De Havenbeheersverordening verplicht bedrijven ook om direct een waterveront- reiniging te melden aan het Havencoördinatiecentrum (HCC).

8 Versie 2018.1, 15 mei 2018 2018.1, Versie Deltalinqs Rode Boek 73 Bijlage 2 - Gedragslijn versie januari 2014

Meld alle spoedeisende incidenten en branden direct bij het alarmnummer 112.

Meld ongewone voorvallen zo snel mogelijk aan de DCMR, via tel . 010 – 246 86 86. Meld voorzienbare bedrijfsactiviteiten voor aanvang van de activiteit.

Tijdens een voorzienbare bedrijfsactiviteit kan ook iets gebeuren dat niet voorzien was en niet beschreven stond in het plan van aanpak. Een voorzienbare bedrijfsactiviteit wordt dan een onvoorziene gebeurtenis (ongewoon voorval).

Meld waterverontreinigingen of te water geraakte voorwerpen direct aan de haven- meester via tel. 010 - 252 1000 (Havencoördinatiecentrum, onder andere voor veiligheids- maatregelen en beperken van de gevolgen) en

Meld alle voorvallen met milieugevolgen op gebied van oppervlaktewater en water - bodem zo snel mogelijk aan RWS, uiterlijk binnen 1 uur (zie toelichting onder 3.2): – tijdens kantooruren via tel. 06 – 51 38 63 42 en eventueel (op verzoek) via fax 010 - 402 70 81; – buiten kantooruren via tel. 088 – 797 08 00 (Regionale Verkeerscentrale Dordrecht).

Meld alle voorzienbare bedrijfsactiviteiten met (mogelijk) milieugevolgen buiten de inrichting op gebied van water, vooraf aan RWS: via fax 010 – 402 70 81

9 Versie 2018.1, 15 mei 2018 2018.1, Versie 74 Deltalinqs Rode Boek Bijlage 2 - Gedragslijn versie januari 2014

3 Toelichting op alle meldingsprocedures, anders dan CIN

3.1 Bedrijfsmelding aan de DCMR

Een melding aan de DCMR via tel. 010 – 246 86 86 wordt direct aangenomen door een medewerker van de meldkamer. Het is belangrijk dat de informatie volledig is. Tijdens het gesprek geeft het bedrijf de eigen gegevens en een beschrijving van het voorval. De meldkamer vraagt door tot de voorgenomen activiteit of het ongewone voorval duidelijk is. Er is bijzondere aandacht voor de aanleiding, de achterliggende oorzaken (voor - ge nomen of ongepland) en de mogelijke gevolgen. Wat wordt er zoal gevraagd:

Gegevens – naam en telefoonnummer melder, naam bedrijf en betrokken bedrijfsonderdeel of installatie; – wat is er gebeurd of gaat er gebeuren, wanneer en hoe lang; – exacte locatie binnen het bedrijf.

Verdieping – oorzaken of aanleiding van het voorval; – betrokken of vrijgekomen hoeveelheden van stoff en; – mogelijke slachtoff ers of vermiste personen; – gevolgen (voor veiligheid en omgeving); – relatie met andere bedrijfsonderdelen; – onzekerheden die er nog zijn; – maatregelen die zijn of worden genomen.

Voorbeelden van meldingen Overlast of mogelijke overlast buiten de inrichting: – starten en stoppen van installaties, waarbij beïnvloeding van de omgeving te verwachten is; – mogelijke stank-, lawaai-, licht- of stofaspecten bij het openen, spoelen of testen van apparatuur; – brandweeroefeningen met rook en/of vuur; – testen van akoestische alarmsystemen (niet de maandelijkse test op maandag 12 uur); – schoonmaken van fabrieksonderdelen of opslag; – ontluchten, ontgassen of ventileren; – defecten aan veiligheidsvoorzieningen, zoals brandblussystemen.

10 Versie 2018.1, 15 mei 2018 2018.1, Versie Deltalinqs Rode Boek 75 Bijlage 2 - Gedragslijn versie januari 2014

Milieugevolgen of mogelijke milieugevolgen binnen en/of buiten de inrichting: – doorgraven tankdijken; – uit bedrijf nemen van voorgeschreven reinigings- of meetapparatuur.

De meldkamer maakt zo nodig afspraken met het bedrijf over het melden van verdere ontwikkelingen van het voorval. De meldkamer kan een eigen medewerker sturen om de melding te onderzoeken, of medewerkers van een ander toezichtbureau inschakelen. De toezichthouder van het bedrijf toetst de resultaten van dit onderzoek aan de voorschriften in de milieuvergunning.

Maatwerkvoorschriften Sommige ongewone voorvallen die vallen onder hoofdstuk 17 Wm hebben geen signifi cante gevolgen buiten de inrichting. Een bedrijf kan een aanvraag indienen om deze voorvallen niet meer direct aan het bevoegd gezag te hoeven melden. Het bedrijf krijgt dan maatwerkvoorschriften in de vergunning. In de ‘Handreiking maatwerk ongewone voorvallen artikel 17.2 Wm’ staat hierover meer informatie.

NB: Met het van kracht worden van de Waterwet op 22 december 2009, is de water- beheerder geen bevoegd gezag meer voor indirecte lozingen. Lozingen op rioolstelsels, zowel vuilwaterriolen als hemelwaterstelsels, vallen uitsluitend onder de Wm met bijbehorend bevoegd gezag. Alle ongewone voorvallen met gevolgen voor deze rioolstelsels moeten bedrijven melden aan de meldkamer van de DCMR.

3.2 Melding aan Rijkswaterstaat (RWS)

Gevolgen van een ongewoon voorval voor het oppervlaktewater Een ongewoon voorval hoeft niet altijd te leiden tot een lozing. In veel gevallen zijn er fysieke voorzieningen beschikbaar die juist zijn aangebracht om de gevolgen van onvoorziene voorvallen (incidenten) te voorkomen of te beperken. Denk bijvoorbeeld aan vloeistofdichte vloeren, blokafsluiters van riolering(gedeelten) en opvangtanks. Ook organisatorisch zijn er vaak nog maatregelen te treff en die de gevolgen van een voorval uiteindelijk teniet doen, bijvoorbeeld een riolering met een vacuümwagen leegzuigen, een leidingstelsel omzetten en extra ruimte creëren in een spilltank.

11 Versie 2018.1, 15 mei 2018 2018.1, Versie 76 Deltalinqs Rode Boek Bijlage 2 - Gedragslijn versie januari 2014

Er moet onmiddellijk gemeld worden als er geen maatregelen of voorzieningen aanwezig zijn of getroff en kunnen worden, of als de laatst beschikbare maatregel niet of onvoldoende werkt om de lozing te voorkomen. Ook zijn er situaties denkbaar waarbij een dreiging zo reëel is dat een lozing niet uitgesloten kan worden. Een voorbeeld hiervan is een morsing tijdens forse regenval op een terrein dat afl oopt naar het hemelwaterriool terwijl er geen blokafsluiter aanwezig is. Een ander voorbeeld is een toename van het chemisch zuurstofverbruik (CZV) of een andere parameter in het effl uent van een zuivering als gevolg van een voorval waarbij de lozingsgrens snel zal worden overschreden.

Melden Als de lozing niet plaatsvindt of er geen reële dreiging voor een lozing is, spreken we van niet-signifi cante gevolgen voor het watermilieu (let op: er kunnen wel andere gevolgen zijn zoals stankemissie of luchtverontreiniging). Een melding aan RWS is dan niet nodig maar registratie door het bedrijf is wel noodzakelijk.

Alle overige voorvallen moet het bedrijf onmiddellijk na de constatering melden, uiterlijk binnen 1 uur. De melding wordt direct behandeld door een medewerker van RWS. Binnen kantoortijd neemt een medewerker van de afdeling Handhaving zelf de melding aan (bij CIN-meldingen luistert RWS mee). Buiten kantoortijd wordt de melding aangenomen door een medewerker van de Verkeerspost Dordrecht (RVCD) die de melding aan de betreff ende toezichthouder doorgeeft.

Tijdens de melding geeft het bedrijf de eigen gegevens en een beschrijving van het voorval. Er is bijzondere aandacht voor eventueel nog te treff en maatregelen. Een melding kan op verzoek per fax of e-mail bevestigd of aangevuld worden. Het is belangrijk dat de informatie volledig en traceerbaar is.

Vereiste gegevens bij melding: – naam en telefoonnummer melder, naam bedrijf en betrokken bedrijfsonderdeel of installatie; – tijdstip van constatering lozing of vermoedelijke aanvang lozing als gevolg van een reële dreiging; – betrokken oppervlaktewater; – soort lozing (riolering of anders); – locatie waar geloosd wordt (naam riolering of andere plaatsaanduiding);

12 Versie 2018.1, 15 mei 2018 2018.1, Versie Deltalinqs Rode Boek 77 Bijlage 2 - Gedragslijn versie januari 2014

– aard en hoeveelheid van de geloosde stoff en (of een verwachting daarvan); – omschrijving van het veroorzakende voorval; – omschrijving van de falende laatste maatregel (indien aanwezig); – vermoedelijke duur van de lozing; – getroff en maatregelen om de verdere gevolgen te beperken.

Over het melden van verdere ontwikkelingen worden afspraken gemaakt.

Onderzoek naar (de gevolgen van) het voorval RWS kan een eigen medewerker sturen om de melding verder te onderzoeken, of medewerkers van een ander handhavingsbureau inschakelen. Van bedrijven wordt verwacht dat zij het voorval en de gevolgen daarvan onderzoeken, evenals de te treff en maatregelen om een vergelijkbaar voorval in de toekomst te voorkomen. RWS kan vragen om een rapportage.

3.3 Melding aan HbR-HCC

Indien stoff en of voorwerpen te water raken dient - in verband met de veiligheid en het eventuele belemmeren van de vaarweg - hiervan onmiddellijk melding te worden gedaan aan de havenmeester (Havenbeheersverordening Rotterdam 2010). Hierop zal de response-organisatie van de havenmeester zo snel mogelijk trachten om de gevolgen te beperken, bijvoorbeeld door indammen. Dit voorkomt onnodige schade aan het milieu en verstoring van de continuïteit van de haven en het vergemakkelijkt de daarop volgende opruimwerkzaamheden.

3.4 Overige meldingen

3.4.1 Melding aan andere overheidsinstanties Het is mogelijk dat voorvallen ook aan andere overheidsinstanties moeten worden gemeld. Denk bijvoorbeeld aan:

Stralingsmelding Melding aan Dit valt onder de kernenergiewet. ILT - Crisismanagement Het bevoegd gezag is niet de DCMR maar de tel. 088 – 489 00 00 (24 uur per dag) Inspectie Leefomgeving en Transport

13 Versie 2018.1, 15 mei 2018 2018.1, Versie 78 Deltalinqs Rode Boek Bijlage 2 - Gedragslijn versie januari 2014

Onderstaande voorvallen moet u melden aan de operationele diensten én aan onder- staande instanties:

Soort voorval Melding aan Persoonlijke ongevallen (doden of opname in Inspectie SZW ziekenhuis) of grote materiële schade tel. 0800 – 5151 Voorvallen met CFK’s en gevaarlijke stoff en ILT tel. 088 – 489 00 00 Voorvallen met drukapparatuur of verticale Een door de Minister van Sociale Zaken bovengrondse opslagtanks en Werkgelegenheid aangewezen keuringsinstelling (AKI)

Operationele diensten doen vaak een doormelding (wanneer dat voor afhandeling van het voorval van belang is). Het bedrijf blijft hiervoor echter zelf verantwoordelijk.

3.4.2 Melding aan buurbedrijven

De omgevingsvergunning verplicht bedrijven om bij voorvallen met (mogelijk) gevaar voor buurbedrijven, deze bedrijven in te lichten. Deze verplichting is opgenomen omdat bij incidenten waarbij direct gevaar voor de buren ontstaat, ingrijpen en communicatie door en via de overheid bijna altijd te laat komt. Direct ingrijpen door het veroorzakende bedrijf is dan burenplicht. Meldingen aan buurbedrijven kunnen verlopen via de Deltalinqs Centraal Post. Buurbedrijven die niet op het mobilofoonnet van Deltalinqs zijn aan- ge sloten moeten apart door het veroorzakende bedrijf op de hoogte te worden gesteld. Denk hierbij ook aan aannemers op en buiten het eigen terrein, wegwerkers, etc.

Om tijdens een alarmering goed en snel met de buurbedrijven te kunnen communiceren, is het belangrijk deze communicatie goed voor te bereiden. Bedrijven waarmee een uitvalsroute of landtong gedeeld wordt, verdienen bijzondere aandacht (de blokkade van een doodlopende toevoerweg kan ook bij een klein incident al grote gevolgen hebben). Extra aandacht verdienen ook niet-chemische bedrijven die gevestigd zijn naast chemische bedrijven. Bedrijven kunnen het ontbreken van kennis tegengaan door basisinformatie over de belangrijkste stoff en en scenario’s uit te wisselen. Na een alarmering moet ook de vervolgcommunicatie over afhandeling van het incident en eventuele consequenties voor de buren georganiseerd worden.

14 Versie 2018.1, 15 mei 2018 2018.1, Versie Deltalinqs Rode Boek 79 Bijlage 2 - Gedragslijn versie januari 2014

4 CIN-plichtige bedrijven

Welke voorvallen, wanneer melden?

Dit hoofdstuk beschrijft de procedures voor het melden van voorvallen door CIN- plichtige bedrijven (zie het beslisschema in bijlage 4). De milieuvergunning van deze bedrijven bevat specifi eke meldingsvoorschriften.

4.1 Soorten voorvallen

Op grond van de wet moet een bedrijf het volgende melden: 1 voorzienbare bedrijfsactiviteiten, artikel 5.7 lid 1f van het Bor. De plicht tot melden is dan bij bedrijven in de omgevingsvergunning voorgeschreven; 2 onvoorziene operationele afwijkingen, bedrijfsstoringen en andere onvoorziene gebeurtenissen, hoofdstuk 17 Wm (ongewoon voorval).

Gevolgen van voorvallen Voorvallen bij bedrijven kunnen ook buiten de inrichting (dus buiten de geografi sche begrenzing van het terrein) gevolgen hebben. Bijvoorbeeld voor de veiligheid van omwonenden en voor het milieu. Melden moet, zodat hulpdiensten kunnen worden ingezet maar ook omdat het de taak van de overheid is de bevolking te informeren.

4.2 Melden van voorvallen

Bedrijven moeten beide soorten voorvallen als genoemd in paragraaf 4.1 melden aan het bevoegd gezag. De wettelijke basis hiervoor is te vinden in artikel 5.7 lid 1f van het Bor en in hoofdstuk 17 Wm. In veel Wabo-vergunningen staat een uitwerking voor het melden van voorvallen. Afhankelijk van het soort voorval en de gevolgen, moet het bedrijf het voorval volgens een bepaalde procedure melden. In watervergunningen is opgenomen dat bedrijven de maatregelen die zij na een voorval treff en, moeten melden aan de waterbeheerder.

Het melden van voorvallen kan als volgt: 1 via het CIN aan politie, brandweer, Havenbedrijf Rotterdam, RWS en de DCMR; 2 via het bedrijfsmeldingennummer aan de DCMR.

RWS stelt voorvallen die via het CIN worden gemeld gelijk aan voorvallen die aan RWS zijn gemeld.

15 Versie 2018.1, 15 mei 2018 2018.1, Versie 80 Deltalinqs Rode Boek Bijlage 2 - Gedragslijn versie januari 2014

Sommige ongewone voorvallen die vallen onder hoofdstuk 17 Wm hebben geen signifi cante gevolgen buiten de inrichting. Een bedrijf kan een aanvraag indienen om deze voorvallen niet meer direct aan het bevoegd gezag te hoeven melden. Het bedrijf ontvangt dan maatwerkvoorschriften in de vergunning. In de ‘Handreiking maatwerk ongewone voorvallen artikel 17.2 Wm’ staat hierover meer informatie.

4.2.1 CIN-melding

Een CIN-melding geldt voor de DCMR als een melding aan het bevoegd gezag.

Wat een CIN-plichtig bedrijf via het CIN moet melden: . alle voorvallen die leiden of kunnen leiden tot: – gevaar binnen en/of buiten de inrichting; – grotere overlast buiten de inrichting; – grotere milieugevolgen binnen en/of buiten de inrichting. . alle branden en explosies

Een CIN-melding wordt gedaan bij brand en bij een reeds ontstane operationele afwijking met mogelijk gevaar, grotere overlast buiten de grens van de inrichting of grotere milieugevolgen (binnen/buiten).

Voorbeelden: – brand; – explosie; – gasontsnapping; – ernstig rokende schoorsteen door uitval/procesontregeling; – sterk verhoogde fakkel door uitval/procesontregeling; – ernstig lawaai door afblazen van stoom, lucht etc.; – waterverontreiniging door lekkage of morsing; – acute bodem- of oppervlakteverontreiniging door lekkage of morsing; – alle voorvallen waarbij de bedrijfsnoodplanorganisatie wordt ingezet om gevaar, schade of ernstige hinder te beperken.

Melden via het CIN: zo snel mogelijk, bij voorkeur binnen 15 minuten, via tel. 010 – 411 88 88

16 Versie 2018.1, 15 mei 2018 2018.1, Versie Deltalinqs Rode Boek 81 Bijlage 2 - Gedragslijn versie januari 2014

4.2.2 Bedrijfsmelding

Wat een CIN-plichtig bedrijf via het bedrijfsmeldingennummer aan de DCMR moet melden: . alle ongewone voorvallen die niet via het CIN zijn gemeld en die (kunnen) leiden tot (mogelijk) kleinere/beperkte overlast buiten de inrichting of (mogelijk) kleinere milieu- gevolgen binnen en/of buiten de inrichting; . alle voorzienbare bedrijfsactiviteiten met (mogelijk) overlast buiten de inrichting; . alle voorzienbare bedrijfsactiviteiten met (mogelijk) milieu gevolgen binnen en/of buiten de inrichting.

Melden via bedrijfsmeldingennummer aan de DCMR via tel. 010 – 246 86 86 – ongewone voorvallen: zo snel mogelijk, bij voorkeur binnen 15 minuten, uiterlijk binnen 1 uur; – voorzienbare bedrijfsactiviteiten: voor aanvang van de activiteit.

Tijdens een voorgenomen activiteit kan zich iets voordoen dat niet voorzien was en niet beschreven stond in het plan van aanpak. Afhankelijk van de ernst moet het bedrijf dit als een bedrijfsmelding of CIN-melding doorgeven aan het bevoegd gezag.

Wat een CIN-plichtig bedrijf moet melden aan RWS: . alle voorzienbare bedrijfsactiviteiten met (mogelijk) milieugevolgen buiten de inrichting op het gebied van water. Vooraf via fax 010 – 402 70 81; . alle voorvallen met milieugevolgen op gebied van oppervlaktewater en waterbodem.

Melden aan RWS: zo snel mogelijk, uiterlijk binnen 1 uur (zie toelichting onder 3.2) – overdag via tel. 06 – 51 38 63 42 en eventueel (op verzoek) via fax 010 - 402 70 81; – buiten kantooruren via tel. 088 – 797 08 00 (Regionale Verkeerscentrale Dordrecht).

Voorbeelden van dit soort voorvallen zijn: – druppellekkage via koeler; – snel afnemende prestatie van de zuivering.

17 Versie 2018.1, 15 mei 2018 2018.1, Versie 82 Deltalinqs Rode Boek Bijlage 2 - Gedragslijn versie januari 2014

5 Toelichting op de procedure van een CIN-melding

5.1 Melding via het CIN

De melding via het CIN op tel. 010 – 411 88 88 komt via een speciale telefoonschakeling (bijna) gelijktijdig binnen op de meldkamers van politie, brandweer (inclusief ambulance- zorg), Havenbedrijf Rotterdam NV, RWS en de DCMR. Zo kunnen deze operationele diensten snel de randvoorwaarden en noodzaak voor eigen optreden en veiligheids- risico’s (voor de omgeving) inschatten. De CIN-melding is er primair ter alarmering van de overheidsdiensten; er wordt niet te diep op oorzaken ingegaan. Men vraagt wel een inschatting van de soort en ernst van de gevolgen. Dit is nodig om de juiste meldcategorie te kiezen.

De politie leidt het meldingsgesprek. Het gesprek begint nadat de meldkamer- medewerker de overige diensten de gelegenheid heeft gegeven bij het gesprek in te schakelen. Tijdens deze wachttijd (enkele seconden) is er geen communicatie. Als de politie om welke reden dan ook het woord niet kan voeren, zal de DCMR deze taak op zich nemen.

De opbouw van het gesprek is vastgelegd in het meldformulier, dat als basis wordt gebruikt. Op deze manier is het zeker dat de minimaal benodigde informatie goed overkomt in een zo kort mogelijk gesprek. Eerst komen de primaire gegevens die een eerste alarmering binnen de operationele diensten mogelijk maken aan bod. Daarna volgt de verdieping, eerst door de melder, daarna via vragen van de operationele diensten.

5.2 Aanvullende meldingen

Vaak is tijdens de eerste melding onvoldoende bekend over bijvoorbeeld de toedracht of de gevaaraspecten van het voorval. Dan kan in een tweede gesprek aanvullende informatie gegeven worden. Dit gesprek wordt zo’n 15 minuten na het eerste gesprek op de CIN-lijn verwacht, of zo snel als aanvullende informatie beschikbaar is (escalatie, inschatting van gevaar of noodzaak tot externe opschaling). Als tijdens het eerste gesprek het incident al onder controle is, of voldoende duidelijkheid gegeven kan worden over de consequenties, is er geen tweede gesprek nodig.

Nadere informatie na de aanvullende melding over het verloop van het incident of de afhandeling ervan gebeurt bilateraal tussen bedrijf en betrokken diensten.

18 Versie 2018.1, 15 mei 2018 2018.1, Versie Deltalinqs Rode Boek 83 Bijlage 2 - Gedragslijn versie januari 2014

Dit gaat telefonisch of via operationele diensten die voor onderzoek of assistentie ter plaatse komen. Deze vervolgmeldingen of de afmelding van het incident gaan nooit via de CIN-lijn.

5.3 Naamgegevens

De melding wordt gedaan namens het bedrijf waar het incident plaatsvindt. Adres- gegevens zijn die van de poort waarlangs eventueel aanrijden moet plaatsvinden. De operationele diensten rijden aan via deze poort tenzij het bedrijf aangeeft dat om veiligheidsredenen via een andere route aangereden moet worden. Bedrijven die gelegen zijn aan een openbare haven kunnen ook een steiger vermelden waarover varende hulpdiensten het incident kunnen benaderen.

Als de melding wordt gedaan via een portier of centraalpost op een bedrijvenverzamel- terrein, gebruikt de melder de naam van het bedrijf waar het incident optreedt en niet die van het eigen bedrijf. Als de melding wordt gedaan vanaf een centraal punt binnen een onderneming met meerdere vestigingen, dan wordt bij de melding de naam en de adresgegevens van de betreff ende vestiging gebruikt.

Aanbevolen wordt om het toegewezen CIN-nummer, de naam en adresgegevens en het eventuele havennummer op de voorraad meldformulieren aan te brengen om tijdverlies tijdens de melding te voorkomen.

5.4 Meldcategorie: B, G of Z en indexcijfer

Voorval CIN-categorie Brand, broei of explosie1 B1, B2 Alle voorvallen met (mogelijk) gevaar/verzoek om assistentie G1, G2, G3, G4 hulpdienst Alle voorvallen zonder gevaar met (mogelijk) grotere overlast Z1, Z2, Z3, Z4 buiten de inrichting en/of grotere milieugevolgen (binnen/buiten)2

De index achter de indelingsletter helpt de gevolgen van een voorval te karakteriseren.

1 In vrijwel alle relevante omgevingsvergunningen is inmiddels opgenomen dat alle branden onmiddellijk via het CIN moeten worden gemeld; dus ook branden die niet als ongewoon voorval worden beschouwd. 2 Voorvallen met kleinere/beperkte overlast buiten de inrichting en/of kleinere milieugevolgen melden als bedrijfsmelding zie 4.2.2.

19 Versie 2018.1, 15 mei 2018 2018.1, Versie 84 Deltalinqs Rode Boek Bijlage 2 - Gedragslijn versie januari 2014

• Branden: B1 brand/broei/explosie met verzoek om assistentie brandweer B2 brand/broei zonder verzoek om assistentie brandweer

• Voorvallen met (mogelijk) gevaar/verzoek om assistentie hulpdienst: Buiten de inrichting G1 verspreiding van stoff en (gas, vloeistofnevel, vaste deeltjes) door de lucht G2 verspreiding van stoff en op of in het opppervlaktewater G3 verspreiding van stoff en over het land Binnen de inrichting G4 gevaarlijke gevolgen binnen de inrichting of overige (potentieel) gevaarlijke gevolgen met assistentie brandweer (bijvoorbeeld plot-clearalarm fabrieksunit of dreigend omvallen schoorsteen • Voorvallen zonder gevaar met (mogelijk) grotere overlast buiten de inrichting en/of grotere milieugevolgen (binnen/buiten): Z1 verspreiding van stoff en door de lucht Z2 verspreiding van stoff en op of in het opppervlaktewater Z3 verspreiding van stoff en over het land Z4 overige overlastgevende situatie (bijvoorbeeld stroomstoring)

Aan de CIN-meldcategorie en het indexcijfer zijn alarmeringsprocedures voor de operationele hulpverleningsdiensten gekoppeld. Bij gevaar en ernstige incidenten komen zij direct ter plaatse. Deze diensten kunnen naar aanleiding van een melding ook voor de zekerheid poolshoogte komen nemen.

Een klein aantal bedrijven beschikt over een door de overheid aangewezen bedrijfsbrand- weer op het eigen terrein. Indien het gevaar van een brand of lekkage binnen maximaal 10 minuten na ontstaan door inzet van deze bedrijfsbrandweer absoluut voldoende te beheersen en weg te nemen is, kan het bedrijf volstaan met een CIN-B2 of CIN-Z melding. Alle andere bedrijven dienen in deze situaties een B1- of G4-melding te doen.

20 Versie 2018.1, 15 mei 2018 2018.1, Versie Deltalinqs Rode Boek 85 Bijlage 2 - Gedragslijn versie januari 2014

De indeling van voorvallen naar meldprotocollen is niet eenduidig; vaak is er een ‘grijs gebied’. Door CIN-oefensessies en meldingstrainingen kunnen werknemers leren dit grijze gebied in te vullen. De praktijk wijst uit dat wat niet in algemene regels te vatten is, op deze wijze binnen het bedrijf goed hanteerbaar wordt.

Wanneer een bedrijf een melding aan een verkeerde instantie doet (bijvoorbeeld een DCMR-melding in plaats van een CIN-melding) kan het verzoek gedaan worden de melding alsnog via het juiste kanaal te doen. Binnen het betreff ende incident heeft dit dan verder geen consequenties. De gouden regel bij twijfel over incident- meldingen is: melden via de CIN-lijn.

Bij twijfel over het melden van ongewone voorvallen: schaal de melding op!

5.5 Extra informatie

De hieronder genoemde extra gegevens kunnen bij een melding van belang zijn om een goed beeld van de situatie te schetsen. De lijst is niet volledig, maar kan goed als leidraad dienen. In een aantal gevallen wordt gevraagd naar een schatting van hoeveel- heden of grootten. In deze gevallen is een getal uit de reeks 1-10-100-1000 vaak al genoeg om in de beginfase een goed beeld van het incident te krijgen.

Bij brand: – betreft het loodsen, gebouwen, procesinstallaties, voertuigen of vaartuigen; – zijn er chemicaliën aanwezig en wel/niet betrokken of in de gevarenzone; – is er na het blussen van de brand nog een lekkage of vloeistofplas.

Bij lekkage/morsing/gasontsnapping: – vloeistofplas; plasgrootte in m2/betrokken hoeveelheid in liters of m3; – waterverontreiniging: betrokken hoeveelheid in liters of m3;

21 Versie 2018.1, 15 mei 2018 2018.1, Versie 86 Deltalinqs Rode Boek Bijlage 2 - Gedragslijn versie januari 2014

– lekkage: * zijn het druppels, is het een emmer vol of stroomt het eruit; * gat in leiding of vat, fl ens lek of gebroken leiding met diameter; * totaal falen van (proces)vat; * wat kan maximaal vrijkomen, wat is de systeeminhoud tussen blokkades, wat voor soort systeem; * plaats en hoogte van de lekkage (schoorsteen, vat, leiding); * systeemdruk.

Betrokken stoff en: – gaat het om zuivere stof of is de gevaarlijkste component genoemd; – concentratie stof in het vrijkomende mengsel; – aanwezig in het vrijkomende mengsel of als reactieproduct na lekkage gevormd.

UN-nummer Ook ongevaarlijke stoff en kunnen betrokken zijn bij een incident (bij brand of bij lekkage in een voor het milieu gevaarlijke hoeveelheid). Het noemen van een UN- nummer is dus alleen van toepassing op geklasseerde stoff en of mengsels.

Omgevingseffecten Welke eff ecten zijn mogelijk buiten het incidentterrein: – vloeistofl aag op water; – stank; – depositie van stoff en op (water)bodem of in oppervlaktewater; – visueel eff ect (rook, nevel, vlam); – giftige concentraties in lucht of in oppervlaktewater; – geschatte mate van hinder/gevaar/milieugevolgen.

Metingen – zijn er metingen verricht en met welk resultaat; – is er vaste detectieapparatuur die informatie biedt over concentraties of het betrokken gebied.

22 Versie 2018.1, 15 mei 2018 2018.1, Versie Deltalinqs Rode Boek 87 Bijlage 2 - Gedragslijn versie januari 2014

6 Bijzondere afspraken rond CIN-meldingen

6.1 Brandmeldingen en de Gezamenlijke Brandweer

Ook kleine brandjes zoals prullenbakbrandjes en smeulbrandjes moeten bij de brandweer worden gemeld. In Artikel 6 uit de Brandbeveiligingsverordening van gemeente Rotterdam (Gemeenteblad 2013-73) staat over het melden van brand en broei:

“Ieder die brand of broei ontdekt of deze vermoedt, is verplicht dit onmiddellijk aan de brandweer te melden.”

In dit artikel staat dat alle branden aan de brandweer moeten worden gemeld, maar niet hoe. Daarom is in vergunningen vastgelegd dat CIN-plichtige bedrijven dit doen via de CIN-lijn en de overige bedrijven via 112. Het doen van een CIN-melding kan worden gezien als een noodmelding voor alle hulpdiensten en vervangt de 112-melding.

Voor kleine brandjes waarbij een bedrijf geen assistentie van de brandweer nodig heeft, geldt sinds 1 januari 2010 een nieuwe CIN-meldcategorie: B2. Bedrijven voldoen zo wel aan de formele meldplicht, maar de brandweer komt niet met groot materieel ter plaatse. In de praktijk wordt alleen de offi cier van dienst van de brandweer ingelicht. Die bepaalt hoe de melding moet worden afgehandeld. In veel gevallen wordt de melding ter kennisgeving aangenomen en administratief afgehandeld. In een enkel geval besluit de offi cier van dienst om contact op te nemen met het bedrijf of ter plaatse een nacontrole uit te (laten) voeren met lage prioriteit.

Let op: Bedrijven die zijn verenigd in de Coöperatieve Industriële Brandweerzorg (CIBUA) en beschikken over een drukknop voor het alarmeren van de Gezamenlijke Brandweer moeten een brand ook altijd melden via de CIN-lijn. Dat staat in artikel 6 van de Brandbeveiligingsverordening. Alleen het inroepen van hulp door het indrukken van de drukknop kan niet worden gezien als een formele melding. De GB wordt hierbij namelijk ingezet als bedrijfsbrandweer.

23 Versie 2018.1, 15 mei 2018 2018.1, Versie 88 Deltalinqs Rode Boek Bijlage 2 - Gedragslijn versie januari 2014

Het inroepen van hulp via het algemene noodnummer 112 is bij een CIN-incident niet gewenst en kan zelfs vertragend werken. Een CIN-melding komt namelijk direct binnen bij de Politiemeldkamer en heeft een hogere prioriteit dan een normale 112-melding. Een 112-melding gedaan met een mobiele telefoon zal zelfs eerst binnenkomen bij het KLPD in Driebergen waarna een doorschakeling moet worden gemaakt naar de GMK van Rotterdam-Rijnmond.

Noodoproep via

telefoon GSM drukknop CIN-lijn (auto- 112 112 matisch) 010 - 411 88 88

Landelijke operator 112-centrale <10 sec. Driebergen

CIN-nr Haven-nr Meldcategorie 112-centrale Regio Rijnmond

Mededeling: Brandweer gaat GMK rijden!

Politie Ambulance Brandweer

RWS Havenbedrijf DCMR

6.2 Bedrijfsverzamelterreinen

Op bedrijfsverzamelterreinen moeten bedrijven afspraken maken over de verdeling van de taken en verantwoordelijkheden rond incidentmeldingen onderling en aan overheids- diensten. Denk bijvoorbeeld aan afspraken over nutsvoorzieningen die door installaties van derden worden voorzien of tijdelijke aannemersparken waar een CIN-plichtig bedrijf medegebruiker is.

24 Versie 2018.1, 15 mei 2018 2018.1, Versie Deltalinqs Rode Boek 89 Bijlage 2 - Gedragslijn versie januari 2014

Bij meldingen vanaf een centrale plaats moet steeds duidelijk zijn om welk terrein en om welk bedrijf het gaat. Verwarring over eigendomsgrenzen op het terrein of binnen installaties mag geen reden zijn om niet of te laat te melden. Het doen van een goede melding is een gezamenlijke verantwoordelijkheid, net als het waarschuwen van buurbedrijven.

Als er gesproken wordt van de terreingrens, dan bedoelen we de grens van de inrichting zoals beschreven in de vergunning. Een CIN-melding is dus al noodzakelijk als grotere overlast wordt ondervonden door een buurbedrijf op een bedrijven- verzamelterrein.

6.3 Oefeningen

Bij een interne bedrijfsoefening is het niet toegestaan het CIN-nummer te gebruiken. Bedrijven kunnen via de Bedrijfsmeldingenlijn van de DCMR (010- 246 86 86) een afspraak maken om tijdens een oefening via een alternatief nummer een CIN-melding te simuleren.

6.4 Vaartuigen

Vaartuigen die volgens de milieuvergunning bij de inrichting van een bedrijf horen, vallen ook onder de CIN-plicht. Ieder CIN-incident aan boord van zo’n vaartuig aan de kade of steiger van het bedrijf moet worden gemeld. Dat geldt ook voor boord-boord verladingen waarbij het bedrijf op enigerlei wijze betrokken is. Overige incidenten aan boord van vaartuigen of op het water moeten aan het HCC worden gemeld.

6.5 Oproepen ambulances

Bij een CIN-melding wordt ook gevraagd of er gewonden/slachtoff ers of vermisten zijn. De GMK gebruikt de CIN-informatie vervolgens om een ambulance te alarmeren. Als een slachtoff er zich op hoogte of in een installatie bevindt, kunnen direct onder- steunende eenheden zoals brandweer en politie meegestuurd worden.

Bij het melden van een incident door middel van een drukknop kan met de daarbij horende directe lijn ook al om een ambulance worden gevraagd. Als er bijvoorbeeld door een bedrijfs ongeval alleen sprake is van een gewonde op het terrein, moet men het alarmnummer 112 gebruiken.

25 Versie 2018.1, 15 mei 2018 2018.1, Versie 90 Deltalinqs Rode Boek Bijlage 2 - Gedragslijn versie januari 2014

6.6 Inzetten bedrijfsnoodplanorganisatie

Een CIN-melding moet ook volgen als een bedrijf een bedrijfsnoodplanorganisatie inzet om de gevolgen van een voorval te beheersen of beperken. Denk bijvoorbeeld aan de inzet van calamiteitenploegen of het gebruik van waterkanonnen of waterschermen.

6.7 Bommeldingen

Bommeldingen en andere dreigingen die telefonisch bij het bedrijf binnenkomen, moeten worden gemeld aan 112 (vraag naar politie). Het uitvragen van de bommelder vergt kennis en kunde die in een bedrijfsinterne instructie beschikbaar moet zijn. Het evalueren van een melding vergt ook bijzondere kennis en kunde. Via een directe melding aan de politie via 112 kan die het snelst worden ingezet.

De politie maakt een inschatting van de ernst van de dreiging. In uitzonderlijke gevallen moet het bedrijf hierna maatregelen nemen die dusdanige gevolgen kunnen hebben dat alsnog een CIN-melding moet worden gedaan. Denk bijvoorbeeld aan het versneld uit gebruik nemen van een installatie met sterk verhoogde fakkel als gevolg.

26 Versie 2018.1, 15 mei 2018 2018.1, Versie Deltalinqs Rode Boek 91 Bijlage 2 - Gedragslijn versie januari 2014

Bijlagen

Bijlage 1: Schema overzicht meldingen Bijlage 2: Beslisschema: Wanneer welke CIN? Bijlage 3: Meldformulier CIN-incident (2-zijdig) Bijlage 4: Beslisschema CIN-plicht Toelichting bij beslisschema CIN-plicht

27 Versie 2018.1, 15 mei 2018 2018.1, Versie 92 Deltalinqs Rode Boek Bijlage 2 - Gedragslijn versie januari 2014

Bijlage 1: Schema overzicht meldingen

Gevolg van voorval Voorzienbare Ongewoon voorval bedrijfsactiviteit Gevaar N.v.t.1 Melding z.s.m. aan CIN (CIN G1 t/m G4) 010 - 411 88 88

Grotere overlast N.v.t.1 Melding z.s.m. aan CIN (CIN Z1 t/m Z4) 010 - 411 88 88 Kleinere overlast Melding vooraf aan DCMR Melding z.s.m. aan DCMR 010 - 246 86 86 010 - 246 86 86

Grotere milieugevolgen N.v.t.1 Melding z.s.m. aan CIN (CIN Z1 t/m Z4) 010 - 411 88 88 Kleinere milieugevolgen Melding vooraf aan DCMR Melding direct aan DCMR inclusief lozingen op 010 - 246 86 86 010 - 246 86 86 rioolstelsels (Signifi cante) milieugevolgen Melding vooraf per fax aan Melding binnen 1 uur aan RWS water RWS - tijdens kantooruren2 010 - 402 70 81 06 - 51 38 63 42 - buiten kantooruren 088 - 797 08 00 (RVCD)

- op verzoek per fax 010 - 402 70 81 Stoff en of voorwerpen te N.v.t.1 Melding z.s.m. aan de Haven- water waardoor gevaar, meester 010 - 252 10 00 of schade of hinder kan ontstaan VHF-11 / -19 (Havencoör- dinatiecentrum)

1 Voorzienbare bedrijfsactiviteiten die kunnen leiden tot gevaar, grotere overlast buiten de inrichting of grotere milieugevolgen (binnen/buiten) worden niet toegestaan. 2 Kantooruren: op werkdagen tussen 08.00 en 17.00 uur.

28 Versie 2018.1, 15 mei 2018 2018.1, Versie Deltalinqs Rode Boek 93 Bijlage 2 - Gedragslijn versie januari 2014

Bijlage 2: Beslisschema: Wanneer welke CIN?

29 Versie 2018.1, 15 mei 2018 2018.1, Versie 94 Deltalinqs Rode Boek Bijlage 2 - Gedragslijn versie januari 2014

Meldformulier CIN-Incident meldtijd 1 : ...... Telefoonnummer CIN: (010) 411 8888 meldtijd 2 : ...... datum : ...... EERSTE MELDING ingevuld door : ......

CIN-nummer : CIN . . . . Naam bedrijf : ...... Havennummer : ...... Adres: ......

 Brand:  B1 Brand/Broei/Explosie met verzoek om assistentie (overheids-)brandweer  B2 Brand/Broei zonder verzoek om assistentie (overheids-)brandweer

 Incident met (mogelijk) gevaar/verzoek om assistentie hulpdienst: Buiten de inrichting:  G1 Verspreiding van stoffen door de lucht (gas, vloeistofnevel, vaste deeltjes)  G2 Verspreiding van stoffen op of in het oppervlaktewater  G3 Verspreiding van stoffen over het land  Binnen de inrichting: Gevaarlijke gevolgen binnen de inrichting of overige (potentieel) gevaarlijke gevolgen met  G4 assistentie brandweer (bijv. plot-clear alarm fabrieksunit of dreigend omvallen schoorsteen)

 Incident zonder gevaar met (mogelijk) grotere overlast buiten de inrichting en/of grotere milieugevolgen (binnen/buiten):  Z1 Verspreiding van stoffen door de lucht  Z2 Verspreiding van stoffen op of in het oppervlaktewater  Z3 Verspreiding van stoffen over het land  Z4 Overige overlastgevende situaties (bijv. stroomstoring)

Gewonden / slachtoffers: nee niet bekend ja aantal: . . . aard letsel: ......

NADERE INFORMATIE Tijdstip voorval : ...... Nadere plaatsaanduiding : ...... UN-nummer en stofnaam : ...... Geschatte vrijgekomen hoeveelheid : ...... Korte omschrijving voorval : ...... Naam en telefoonnummer melder : ...... ! LET OP ! BIJ GEVAAR ! Dient u buurbedrijven (en indien van toepassing Centraal Post-Deltalinqs) te informeren !

DCMR bepaalt bij de 1e melding de noodzaak van een VERVOLG MELDING (altijd via CIN lijn). Afmelden altijd via Bedrijfsmeldingenlijn: 010 246 8686

VERVOLG MELDING :......

DMS-Nr. 21529251 – v7 d.d. 14-2-2018 Versie 2018.1, 15 mei 2018 2018.1, Versie Deltalinqs Rode Boek 95 Bijlage 2 - Gedragslijn versie januari 2014

...... Procedure gebruik van het CIN-formulier

1. Een CIN-melding wordt gedaan bij brand en bij een reeds ontstane operationele afwijking met mogelijk gevaar, grotere overlast buiten de grens van de inrichting of grotere milieugevolgen (binnen/buiten).

2. Elke CIN-melding moet zo spoedig mogelijk, bij voorkeur binnen 15 minuten na het ontdekken, worden gedaan op het speciaal daarvoor bestemde telefoonnummer (010 - 411 88 88). Bij geen gehoor of telefoonstoring dient dit voorval doorgemeld te worden aan de Politie Regio Rotterdam via 112.

3. In het kader van de Wet milieubeheer en de Brandbeveiligingsverordening dient elke brand gemeld te worden, ook als de brand reeds geblust is.

4. De melding dient te geschieden aan de hand van het CIN-formulier, dat ook wordt gehanteerd door de Politie, de Brandweer, de Havenmeester, de DCMR en Rijkswaterstaat; de vier laatst genoemde diensten luisteren gelijktijdig mee met de melding aan de politie.

5. De genoemde diensten bepalen hun primaire reacties en maatregelen voor de omgeving aan de hand van de gegevens uit de melding; deze gegevens moeten hier dan ook op gericht zijn. Bij B of Z dient daarom door de melder te worden aangegeven of assistentie van de brandweer noodzakelijk is. Uiteraard bepaalt de brandweer zelf of zij eenheden ter plaatse stuurt.

6. Aan het einde van het gesprek bepaalt de DCMR of een tweede melding noodzakelijk is (wederom binnen 15 minuten te ontvangen).

7. Door het gesprek te beperken tot de strikt noodzakelijk uit te wisselen informatie houden alle gesprekspartners het gesprek zo kort mogelijk.

8. Met de melding volgens dit formulier heeft het bedrijf voldaan aan de wettelijke verplichtingen, opgelegd in de Wet milieubeheer, de Brandbeveiligingsverordening en de Waterwet ten aanzien van het melden van een ongewoon voorval. In verband hiermee dient voor een zo volledig mogelijke en juiste invulling te worden zorg gedragen. Bedrijven zijn hiermee niet ontheven van de eventuele wettelijke verplichting om andere overheden te informeren.

9. Het is NIET TOEGESTAAN het Centraal Incidenten Nummer te gebruiken voor: -het afmelden van incidenten -het melden van oefeningen, (kan wel worden aangevraagd bij de DCMR op 010-246 8686) -het doorgeven van bommeldingen (Bommeldingen alleen via 112), -het melden van branden / incidenten buiten de bedrijfsgrens.

Voor uitgebreide informatie over dit onderwerp kunt u de gedragslijn “Melden van ongewone voorvallen in het Rijnmondgebied” raadplegen. Te bestellen bij de DCMR Milieudienst Rijnmond: 010- 246 8415 of downloaden via https://www.dcmr.nl/onderwerpen/bedrijfsmelding.html

DMS-Nr. 21529251 – v7 d.d. 14-2-2018 Versie 2018.1, 15 mei 2018 2018.1, Versie 96 Deltalinqs Rode Boek Bijlage 2 - Gedragslijn versie januari 2014

Bijlage 4: Beslisschema CIN-Plicht

Vergunning plichtig / Inrichting type C Activiteitenbesluit

ja nee nee Bevi-plicht? LPG- Ammoniak- tankstation? installatie?

nee ja ja

ja Aanwijzing art. 31 Wet Veiligheids- risico’s (WVr)?

nee

ja BMI (directe doormelding)?

nee

Ja In nabijheid ja Intrinsiek gevaar? (< 50m) kwets- baar object? nee nee

Geen CIN-plicht Overleg brandweer CIN-plichtig

Vrijwillige 112 (Brandweer) aansluiting CIN

Zie hoofdstuk Zie hoofdstuk 2 + 3 2 t/m 5

32 Versie 2018.1, 15 mei 2018 2018.1, Versie Deltalinqs Rode Boek 97 Bijlage 2 - Gedragslijn versie januari 2014

Toelichting bij beslisschema CIN-plicht voor bedrijven die onder de Wabo vallen

Het bevoegd gezag Wm beslist in overleg met de brandweer of een bedrijf CIN-plichtig is.

Het stroomschema Het startpunt ligt links boven in het schema bij een bedrijf dat op basis van de Wabo vergunningplichtig is, of is aangemerkt als categorie C-bedrijf in het Activiteitenbesluit. Na het beantwoorden van de verschillende vragen (keuze ja/nee), komt u bij een van de eindstations terecht.

De uitkomst geeft verschillende mogelijkheden. Ontstaat er voor bedrijven direct een CIN-plicht dan zal deze verplichting onverkort in de vergunning worden opgenomen of via een apart besluit aan het bedrijf worden opgelegd. Bedrijven die beschikken over een brandmeldinstallatie (BMI) met een directe doormelding, moeten na het doen van een drukknopmelding altijd een CIN-melding doen om het bevoegd gezag in te lichten. Is er geen CIN-plicht, dan meldt men brand via het alarmnummer 112 en andere ongewone voorvallen via een bedrijfsmelding aan de DCMR.

Een bedrijf kan vragen om vrijwillige aansluiting bij het CIN. De vergunningverlener neemt hierover in overleg met de CIN-werkgroep een besluit.

Genoemde onderdelen in het beslisschema CIN-plicht Bevi (Besluit externe veiligheid inrichtingen) In artikel 2 van het besluit wordt aangegeven waarop dit besluit (Bevi) van toepassing is, zoals: – BRZO-bedrijven; – vervoersgebonden inrichtingen; – aangewezen spoorwegemplacementen; – ammoniakkoelinstallaties (inhoud >1500 kg); – opslag gevaarlijke stoff en (afval) > 10.000 kg; – PGS 15; – aangewezen categorieën, et cetera.

LPG-tankstation Tankstations waar LPG voor het wegverkeer wordt opgeslagen en verkocht, vallen niet onder de CIN-plicht. Deze bedrijven moeten in hun noodprocedure de melding aan de brandweer (112) opnemen.

33 Versie 2018.1, 15 mei 2018 2018.1, Versie 98 Deltalinqs Rode Boek Bijlage 2 - Gedragslijn versie januari 2014

Ammoniak-installaties We bedoelen hier hoofdzakelijk ammoniak-koelinstallaties bij fruit- en groenten- distributeurs, maar ook andere ammoniak-installaties kunnen hieronder vallen. Afhankelijk van de bedrijfsvoering en de lokale omstandigheden moet er een keuze tot wel of geen CIN-plicht worden vastgelegd.

Artikel 31 Wet op de Veiligheidsregio’s De directeur van de Veiligheidsregio kan een inrichting die bij een brand of ongeval bijzonder gevaar voor de openbare veiligheid oplevert, verplichten een bedrijfs- brandweer te voeren. Tijdens de vergunningprocedure moet worden bepaald of een bedrijf moet worden aan gewezen in het kader van artikel 31. Hiervoor vraagt de DCMR de brandweer om advies.

Andere brandgevaarlijke situaties • Intrinsiek gevaar voor stofexplosie Hierbij worden inrichtingen bedoeld die een risico vormen tot stofexplosiegevaar, gebaseerd op NPR 7910-2: Gevarenzone-indeling met betrekking tot ontploffi ngs- gevaar Deel 2: Stofontploffi ngsgevaar, gebaseerd op NEN-EN-IEC 60079-10-2:2009. Het betreft inrichtingen waar brandbare vaste stoff en kunnen vrijkomen of waar brandbare stoff en kunnen opwervelen, zoals bij graan-, meel- en suikerstof en steenkolengruis. De afstand van 50 meter wordt gemeten vanaf het explosieluik of het hart van de installatie tot aan de gevel van het kwetsbare object. • Broeigevoelig / Niet toegepaste procedure Beheersbaarheid van brand Bij de aanwezigheid van broeigevoelige stoff en of in situaties waar de procedure beheersbaarheid niet is toegepast, leidt de aanwezigheid van kwetsbare objecten <50 m tot een CIN-plicht. • Broeigevoelig Het betreft hier stoff en waarin warmteontwikkeling ontstaat door een inwendige omzetting van chemische of bacteriële aard, die kan leiden tot zelfontbranding (bijvoorbeeld organische stoff en met een laag drogestofgehalte). • Explosieve stoff en / Radioactieve stoff en Bij de aanwezigheid van aanzienlijke hoeveelheden explosieve stoff en en/of radio- actieve stoff en, waarbij de toegestane hoeveelheid niet eerder heeft geleid tot een CIN-plicht, moet overleg met de brandweer plaatsvinden.

34 Versie 2018.1, 15 mei 2018 2018.1, Versie Deltalinqs Rode Boek 99 Bijlage 2 - Gedragslijn versie januari 2014

• Afvalstoff en Het gaat hier met name om afvalverwerkingsbedrijven of afvalopslagbedrijven. In overleg met de brandweer moet worden bepaald of het bedrijf CIN-plichtig is. Speciale aandacht is er voor bedrijven die afvalstoff en opslaan/bewaren die bij brand gevaarlijke gassen kunnen vormen (denk aan bepaalde kunststoff en; zo ontstaan bij de verbranding van PVC dioxinen). • Vorming van gevaarlijke gassen bij brand Dit is van toepassing op bedrijven die grote hoeveelheden niet gevaarlijke stoff en opslaan, zoals ureum (vorming van NOx bij brand) of PVC (vorming van zoutzure dampen en dioxinen bij brand). In overleg met de brandweer en/of Chemisch Advies DCMR moet worden bepaald of het bedrijf CIN-plichtig is.

Grenssituaties of specifi ek afwijkende situaties moeten in overleg met de brandweer worden beoordeeld. Als er sprake is van een bijzonder bedrijfsproces waarbij met name de vergunningverlener vindt dat CIN-plicht gewenst is, moet dit in overleg met de brandweer verder worden onderzocht.

In nabijheid kwetsbaar object Kwetsbare objecten zijn die objecten die in artikel 1, lid 1, onder l, van het Bevi worden genoemd: a woningen; b gebouwen bestemd voor het verblijf, al dan niet gedurende een gedeelte van de dag, van minderjarigen, ouderen, zieken of gehandicapten, zoals: – ziekenhuizen, bejaardenhuizen en verpleeghuizen; – scholen; – gebouwen of gedeelten daarvan, bestemd voor dagopvang van minderjarigen; c gebouwen waarin doorgaans grote aantallen personen gedurende een groot gedeelte van de dag aanwezig zijn, zoals: – kantoorgebouwen en hotels met een bruto-vloeroppervlak van meer dan 1.500 m2 per object; – complexen waarin meer dan vijf winkels zijn gevestigd en waarvan het gezamenlijk bruto-vloeroppervlak meer is dan 1.000 m2 en winkels met een totaal bruto- vloeroppervlak van meer dan 2.000 m2 per winkel, voor zover in die complexen of in die winkels een supermarkt, hypermarkt of warenhuis is gevestigd; d kampeer- en andere recreatieterreinen bestemd voor het verblijf van meer dan 50 personen gedurende meerdere aaneengesloten dagen.

35 Versie 2018.1, 15 mei 2018 2018.1, Versie 100 Deltalinqs Rode Boek Bijlage 2 - Gedragslijn versie januari 2014

Deze gewijzigde gedragslijn is in januari 2014 uitgegeven door de DCMR Milieudienst Rijnmond, in opdracht van de werkgroep Centraal Incidenten Nummer (CIN). In deze werkgroep zijn vertegenwoordigd: DCMR (voorzitter), Brandweer Rotterdam- Rijnmond/VRR, Gezamenlijke Brandweer, Havenbedrijf Rotterdam NV - Divisie Havenmeester (HbR-DHMR), Politie Regionale Eenheid Rotterdam, Rijkswaterstaat West-Nederland Zuid en Deltalinqs.

Foto HCC: Freek van Arkel Versie 2018.1, 15 mei 2018 2018.1, Versie Deltalinqs Rode Boek 101 Bijlage 3 - Oproepcodes bedrijven en hulpverleningsdiensten deltalinqs mobilofoonnet

1. Communicatie Toelichting

1.2 MOBILOFOONNET DELTALINQS CENTRAALPOST DELTALINQS Oproepcodes bedrijven / hulpverleningsdiensten CP contactpersoon Bedrijf CP 90 Veiligheidsregio Rotterdam-Rijnmond (CoPI wagen VC 90) CP 93 0181 - 215888 Port Health Centre Europoort Ambulance CP 94 Niet meer aanwezig CP 95 Niet meer aanwezig CP 96 Niet meer aanwezig CP 97 Port Health Centre Botlek (portofoon) CP 98 Port Health Centre Botlek (portofoon) CP 100 010 - 2246878 Gemeenschappelijke Meldkamer (GMK) Politie (portofoon) CP DCMR 010 - 2468686 DCMR milieudienst Rijnmond

Zendgebied Anna contactpersoon Bedrijf

01 010 - 2630501 Koole Terminals - Pernis - Pernis Maingate (Beveiligingsloge) 02 Opgeheven 03 010 - 4318000 Shell Nederland Raffinaderij (Pernis) (Meldkamer) 04 010-2942528 of RST BV (Rotterdam Short Sea Terminals, Portiersloge) 010-2942529 05.1 010 - 4725100 Cerexagri/Arkema Rotterdam (Beveiligingsloge) 05.2 010 - 4725187 Cerexagri/Arkema Rotterdam (CCR Arkema) 05.3 010 - 4725345 Cerexagri/Arkema Rotterdam (CCR Cerexagri) 06 010 - 4161591 Rotterdam Rijn Pijpleiding Mij (CCR) 07 Vervallen 08 010 - 4724578 Koole Tankstorage Pernis (CCR) 09 010 - 4175533 ExxonMobil Pernis (Portiersloge) 101 010 - 2160050 Chevron Oronite Technology (kantoor) 102 010 - 4913600 Rail Service Center (CCR) 103 06 - 21547642 of 010 Uniport Multipurpose Terminals (Portiersloge) - 2996083 104 010 - 2313377 Koole Terminals 105 06 - 51512478 EuroLoop, Petroleumweg (CCR) 106 010 - 4879555 C. Steinweg Handelsveem (CCR) 107 06 - 30043894 Inashco BV, Petroleumweg 32D, Rotterdam, kleine pantry begane grond Versie 2018.1, 15 mei 2018 2018.1, Versie 102 Deltalinqs Rode Boek Bijlage 3 - Oproepcodes bedrijven en hulpverleningsdiensten deltalinqs mobilofoonnet

Zendgebied contactpersoon Bedrijf Bernhard 10 010 - 4874104 Esso Nederland Raff (Portiersloge) 11 06 - 20613688 Trigion Port Security (vh HBD Total Security) (twee keer Meldkamer) 12 010 - 4724962 of 010 VOPAK (Chem.) Chemiehaven (CCR) - 4724963 13 0181 - 292444 Huntsman Holland (2x Centraal Post + 1x Calamiteitenruimte) 14 010 - 4727911 Aluchemie (Portiersloge) 15.1 010 - 2958500 LBC Rotterdam (Portiersloge) 15.2 010 - 2958500 LBC Rotterdam (CCR) 16 010 - 4729613 VOPAK Terminal Botlek Zuid (CCR) 17.1 010 - 2953611 Odfjell Terminal (CCR) 17.2 010 - 2953611 Odfjell Terminals (PFSO) 18 010 - 4389360 AkzoNobel Industrial Chemicals (Portiersloge) 19 0181 - 242060 Rotterdam Antwerpen Pijpleiding (Receptie) 20.1 010 - 4909625 Rio Tinto Minerals Rotterdam Operations (Kantoor) 20.2 010 - 4909625 Rio Tinto Minerals Rotterdam Operations (Calamiteitenruimte) 20.3 010 - 4909625 Rio Tinto Minerals Rotterdam Operations (Gezamenlijke Portiersloge) 21 Vervallen 22 010 - 2952060 Rijnmond Energie (CCR) 23 010 - 4901500 Brenntag Nederland (Receptie) 24 010 - 2951300 Odfjell Terminals Maritiem (CCR) 25 010 - 2950372 Hertel/Maastank/Maasrefinery/Abird (CCR Maasrefinery) 26 06-10554982 Service Terminal Rotterdam (Portiersloge) 26.1 06-10554982 Service Terminal Rotterdam (Controlekamer) 27 010 - 2953333 Cotac Nederland (Hoyer) (Receptie) 28.1 010 - 4964341 Cargill Refined Oils Europe (CCR) 28.2 010 - 4964300 Cargill Refined Oils Europe (Portiersloge) 113 010 - 4905500 Waalhaven Botlek Terminal (Receptie) (vh HT Holland Terminals) 114 010 - 2959578 Organik Kimya (CCR) 114.1 Organik Kimya (kantoor) 115 010 - 2958170 Rubis Terminal (CCR) 116 010 - 4724660 Biopetrol (CCR) 117 Vervallen 118 010 - 4387366 CETEM Containers (Receptie) 120 010-2311180 Air Products (Botlekweg 127) CCR Versie 2018.1, 15 mei 2018 2018.1, Versie Deltalinqs Rode Boek 103 Bijlage 3 - Oproepcodes bedrijven en hulpverleningsdiensten deltalinqs mobilofoonnet

Zendgebied Dirk contactpersoon Bedrijf

29 0181 - 296029 EIC Mainport Rotterdam (kantoor) 30 0181 - 255700 ExxonMobil Chemical Holland (Receptie) 31 0181 - 243500 European Bulk Services (EBS) (Portiersloge) 32 Vervallen 33 0181 - 249285 Emerald Kalama Chemical (Calamiteitenpost) 34 0181 - 270500 Stork regio West (portofoon) (Receptie) 35 0181 - 244565 ENCI-Rotterdam (CCR) 36.1 0181 - 243737 Climax Molybdenum (CCR) 36.2 0181 - 243737 Climax Molybdenum (Luisterpost) 37 0181 - 245888 of 0181 CABOT (1x receptie + 1x CCR) - 245875 38 06 - 53205824 Eqin BV (Receptie) 39 0181 - 270825 Vopak TTR (Torontostraat CCR) 40 0181 - 234562 Damen Verolme (Portiersloge) 41 0181 - 240911 VOPAK Oil Europoort (Portiersloge Moezelweg) 42 06 - 20006855 of 0181 VOPAK Oil Europoort (CCR) - 240202 43 0181 - 294000 Lyondell (Portiersloge Noord) 44 0181 - 215519 Lyondell (CCR PO) 44.1 0181 - 215519 Lyondell (CCR BDO/C4) 45 088 - 1514444 Landelijke Douane Meldkamer (Rotterdam) (Meldkamer) 46 0181 - 249285 Emerald Kalama Chemical (CCR) 47 0181 - 295645 Kemira Rotterdam B.V. (vh Polymers Manufacturing) (1x portiersloge + 1x CCR controlekamer AMD) 48 0181 - 246678 Tronox Pigments (Holland) (Portiersloge) 48.1 0181 - 24660 Tronox Pigments (Holland) (CCR) 49 0181 - 281416 Maatschap Europoort Terminal (CCR) 50 010 - 2961393 Air Products (Boyneweg 10) CCR 52 0181 - 275704 AVR Prof. Gerbrandyweg (CCR) 53 0181 - 248800 Linde Gas Benelux (Botlek) (CCR) 54 0181 - 244914 C.Ro Ports Nederland B.V. (voorheen CdMR) (Portiersloge) 55 0181 - 282474 Kemira Rotterdam B.V. (vh Chemicals) (CCR) 56 0181 - 270100 Almatis (mobilofoon laboratorium) 56.1 0181 - 270100 Almatis (portofoon laboratorium) 57 010 - 2630000 Momentive Specialty Chemicals (CCR) 58 010 - 4879701 C. Steinweg Handelsveem 59 0181 - 240155 VPR Energy BV 130 0181 - 240024 Euro Tank Terminal (CCR) 131 010 - 4949577 Broekman Distriport (Portofoon portiersloge) 132 010 - 2310333 Botlek Tank Terminal 132.1 Vervallen Versie 2018.1, 15 mei 2018 2018.1, Versie 104 Deltalinqs Rode Boek Bijlage 3 - Oproepcodes bedrijven en hulpverleningsdiensten deltalinqs mobilofoonnet

Zendgebied Eduard contactpersoon Bedrijf

60 0181 - 259250 of BP Raffinaderij Rotterdam - Europoort (mobilofoon + porto- 0181 – 259560 foon) (Portiersloge) 60.1 0181-2509560 BP Raffinaderij Rotterdam - Europoort (portofoon) (Securitybeambte) 61 010-7133199 BP Raffinaderij Rotterdam (brandweervoertuig) 62 0181 - 285400 Indorama Ventures Europe B.V. 63 0181 - 251239 of 0181 Gunvor Petroleum Europoort (Portiersloge) - 251338 64 010 - 4311200 Shell Europoort (Beveiligingsloge), overdag open en ‘s nachts gesloten 64.1 010 - 4311280 Shell Europoort (CCR), overdag gesloten en ‘s nachts open 65 0181 - 255500 of 0181 P&O North Sea Ferries (Portiersloge) - 255298 66 0181 - 362222 Uniper Centrale Maasvlakte (Portiersloge) 67 0181 - 286612 TEAM Terminal (CCR) 68 0181 - 353111 MOT (Portiersloge) 68.1 0181 - 353144 MOT (CCR) 69 0181 - 353000 Nederlandse Gasunie Maasvlakte (Portiersloge) 70 0181 - 257231 A.D.M. Europoort (Portiersloge) 71 0181 - 278200 ECT Delta Terminal (Portiersloge) 73 0181 - 263366 Lyondell Europoort (CCR) 74 0181 - 371223 EMO (Portiersloge) 75 0181 - 245311 Greif Europoort (Portiersloge) 76 0181 - 363099 Mineralz Maasvlakte B.V. (Receptie) 77 0181 - 286623 TEAM Terminal (Portier) 78 0181 - 376666 Falck Nutec Maasvlakte (Receptie) 79 0181 - 263611 of0181 Caldic Europoort (CCR) - 263355 80 06-22952986 of OCI Terminal Europoort BV 06-22953940 E 81 010-7422019 RWG (Rotterdam World Gateway BV) 160 0181 - 235316 Lyondell Maasvlakte (CCR) 161 Niet meer aanwezig 162 0181 - 799035 GATE Terminal (CCR) 163 0181 - 257768 EECV (CCR) 163.1 0181 - 257899 EECV (Portiersloge) 164 0181 - 372271 APM Terminals (Portiersloge) 165 06 - 12351155 of 06 Alco Energy BV (Portiersloge) - 12349829 165.2 06 - 12351155 of 06 Alco Energy BV (CCR) - 12349829 166 0181 - 377005 ECT Euromax Terminal (Portiersloge) 167 0181-250501 Enecogen (CCR) 168 010-2831025 Henry Bath (Portiersloge Dolfijnweg) 170.1 0181 - 354173 of Neste (Calamiteitenruimte, ligt tegen de CCR aan) 0181- 354174 170.2 0181 - 354148 of Neste (Portiersloge) 0181- 354147 170.3 0181 - 354173 of Neste (CCR) 0181- 354174 Versie 2018.1, 15 mei 2018 2018.1, Versie Deltalinqs Rode Boek 105 Bijlage 3 - Oproepcodes bedrijven en hulpverleningsdiensten deltalinqs mobilofoonnet

171 088 - 7693849 Engie Energie Nederland E 172 020-5354200 Oranje Nassau Energie BV (CCR Amsterdam) 173 +31-107549598 of APM Terminals Maasvlakte 2 06-29066372

Zendgebied Eduard contactpersoon Bedrijf

81 010 - 4606933 Unilever Research lab (Receptie Olivier van Noortlaan 120) 82 0174 - 315555 Synres BV (Portiersloge)

Gezamenlijke Elke Tankautospuit van de GB is uitgerust met een Brandweer mobilofoon TS 171431 088 - 511 01 00 Gezamenlijke Brandweer - Kazerne Coloradoweg TS 171531 088 - 511 02 00 Gezamenlijke Brandweer - Kazerne Elbeweg TS 171931 088 - 511 03 00 Gezamenlijke Brandweer - Kazerne Merseyweg TS 172031 088 - 511 04 00 Gezamenlijke Brandweer - Kazerne Botlekweg TS 172131 088 - 511 05 00 Gezamenlijke Brandweer - Kazerne Butaanweg TS 171331 088 - 511 06 00 Gezamenlijke Brandweer- Kazerne Maximaweg TS 172231 088 - 511 08 00 Gezamenlijke Brandweer - Kazerne Hoogvliet Kouwenaardseweg TS 171731 088 - 511 09 00 Gezamenlijke Brandweer - Kazerne Rozenburg OD 50.1 Officier van Dienst - VRR mobilofoon OD 50.2 Officier van Dienst - VRR portofoon Versie 2018.1, 15 mei 2018 2018.1, Versie 106 Deltalinqs Rode Boek Bijlage 4 - Standaardberichtenformulier_waarschuwing buurbedrijven

STANDAARD-BERICHTENFORMULIER

Waarschuwing Buurbedrijven

Uitsluitend bestemd voor meldingen van ongewone voorvallen (incidenten/bedrijfsstoringen/ calamiteiten) aan buurbedrijven via de Centraal Post van het Deltalinqs-mobilofoonnet (gevestigd bij Trigion): telefoon 010 - 4803333 of 088 – 298 1796 , e-mail: [email protected], fax 088 – 298 1546.

A. Melding ongewoon voorval bij: Naam bedrijf: Adres: Havennummer: Datum en tijd van de melding: 201__, uur

B. Aard voorval: � Gaslekkage : klein/ middel/ groot, prikkelend/ explosief/ giftig *) � Brand : klein/ middel/ groot *) � Morsing/lekkage : klein/ middel/ groot, water/ land *) � Ander voorval : Toelichting :

C. Betrokken stof(fen):

D. Melding bestemd voor: (bijv. buurbedrijven of bepaald gebied) a. ______d. b. ______e. c. ______f.

E. Geadviseerde maatregelen: � Geen � Ramen, deuren sluiten binnen blijven � Anders:

F. Nadere melding over verloop ongewoon voorval: ______uur. nadere melding: ______uur.

G. Afmelding: Einde ongewoon voorval te : ______uur.

*) Doorhalen wat niet van toepassing is. � Aangeven waarop melding betrekking heeft. Versie 2018.1, 15 mei 2018 2018.1, Versie Deltalinqs Rode Boek 107 Bijlage 5 - cin-formulier - 2014

Meldformulier CIN-Incident meldtijd 1 : ...... Telefoonnummer CIN: (010) 411 8888 meldtijd 2 : ...... datum : ...... EERSTE MELDING ingevuld door : ......

CIN-nummer : CIN . . . . Naam bedrijf : ...... Havennummer : ...... Adres: ......

 Brand:  B1 Brand/Broei/Explosie met verzoek om assistentie (overheids-)brandweer  B2 Brand/Broei zonder verzoek om assistentie (overheids-)brandweer

 Incident met (mogelijk) gevaar/verzoek om assistentie hulpdienst: Buiten de inrichting:  G1 Verspreiding van stoffen door de lucht (gas, vloeistofnevel, vaste deeltjes)  G2 Verspreiding van stoffen op of in het oppervlaktewater  G3 Verspreiding van stoffen over het land  Binnen de inrichting: Gevaarlijke gevolgen binnen de inrichting of overige (potentieel) gevaarlijke gevolgen met  G4 assistentie brandweer (bijv. plot-clear alarm fabrieksunit of dreigend omvallen schoorsteen)

 Incident zonder gevaar met (mogelijk) grotere overlast buiten de inrichting en/of grotere milieugevolgen (binnen/buiten):  Z1 Verspreiding van stoffen door de lucht  Z2 Verspreiding van stoffen op of in het oppervlaktewater  Z3 Verspreiding van stoffen over het land  Z4 Overige overlastgevende situaties (bijv. stroomstoring)

Gewonden / slachtoffers: nee niet bekend ja aantal: . . . aard letsel: ......

NADERE INFORMATIE Tijdstip voorval : ...... Nadere plaatsaanduiding : ...... UN-nummer en stofnaam : ...... Geschatte vrijgekomen hoeveelheid : ...... Korte omschrijving voorval : ...... Naam en telefoonnummer melder : ...... ! LET OP ! BIJ GEVAAR ! Dient u buurbedrijven (en indien van toepassing Centraal Post-Deltalinqs) te informeren !

DCMR bepaalt bij de 1e melding de noodzaak van een VERVOLG MELDING (altijd via CIN lijn). Afmelden altijd via Bedrijfsmeldingenlijn: 010 246 8686

VERVOLG MELDING :......

DMS-Nr. 21529251 – v7 d.d. 14-2-2018 Versie 2018.1, 15 mei 2018 2018.1, Versie 108 Deltalinqs Rode Boek Bijlage 5 - cin-formulier - 2014

...... Procedure gebruik van het CIN-formulier

1. Een CIN-melding wordt gedaan bij brand en bij een reeds ontstane operationele afwijking met mogelijk gevaar, grotere overlast buiten de grens van de inrichting of grotere milieugevolgen (binnen/buiten).

2. Elke CIN-melding moet zo spoedig mogelijk, bij voorkeur binnen 15 minuten na het ontdekken, worden gedaan op het speciaal daarvoor bestemde telefoonnummer (010 - 411 88 88). Bij geen gehoor of telefoonstoring dient dit voorval doorgemeld te worden aan de Politie Regio Rotterdam via 112.

3. In het kader van de Wet milieubeheer en de Brandbeveiligingsverordening dient elke brand gemeld te worden, ook als de brand reeds geblust is.

4. De melding dient te geschieden aan de hand van het CIN-formulier, dat ook wordt gehanteerd door de Politie, de Brandweer, de Havenmeester, de DCMR en Rijkswaterstaat; de vier laatst genoemde diensten luisteren gelijktijdig mee met de melding aan de politie.

5. De genoemde diensten bepalen hun primaire reacties en maatregelen voor de omgeving aan de hand van de gegevens uit de melding; deze gegevens moeten hier dan ook op gericht zijn. Bij B of Z dient daarom door de melder te worden aangegeven of assistentie van de brandweer noodzakelijk is. Uiteraard bepaalt de brandweer zelf of zij eenheden ter plaatse stuurt.

6. Aan het einde van het gesprek bepaalt de DCMR of een tweede melding noodzakelijk is (wederom binnen 15 minuten te ontvangen).

7. Door het gesprek te beperken tot de strikt noodzakelijk uit te wisselen informatie houden alle gesprekspartners het gesprek zo kort mogelijk.

8. Met de melding volgens dit formulier heeft het bedrijf voldaan aan de wettelijke verplichtingen, opgelegd in de Wet milieubeheer, de Brandbeveiligingsverordening en de Waterwet ten aanzien van het melden van een ongewoon voorval. In verband hiermee dient voor een zo volledig mogelijke en juiste invulling te worden zorg gedragen. Bedrijven zijn hiermee niet ontheven van de eventuele wettelijke verplichting om andere overheden te informeren.

9. Het is NIET TOEGESTAAN het Centraal Incidenten Nummer te gebruiken voor: -het afmelden van incidenten -het melden van oefeningen, (kan wel worden aangevraagd bij de DCMR op 010-246 8686) -het doorgeven van bommeldingen (Bommeldingen alleen via 112), -het melden van branden / incidenten buiten de bedrijfsgrens.

Voor uitgebreide informatie over dit onderwerp kunt u de gedragslijn “Melden van ongewone voorvallen in het Rijnmondgebied” raadplegen. Te bestellen bij de DCMR Milieudienst Rijnmond: 010- 246 8415 of downloaden via https://www.dcmr.nl/onderwerpen/bedrijfsmelding.html

DMS-Nr. 21529251 – v7 d.d. 14-2-2018 Versie 2018.1, 15 mei 2018 2018.1, Versie Deltalinqs Rode Boek 109 Bijlage 6 - Landingsplaatsen Deltalinqsbedrijven

LANDINGSPLAATSEN DELTALINQSBEDRIJVEN

TRAUMAHELICOPTER Naam bedrijf Landingsplaats- Haven nummer ’s Nachts nummer inzetbaar ADM (ook voor EBS, EECV) EP 20 5840 X AkzoNobel Industrial Chemicals EP 28 (Esso) 4150 APM Terminals (APMTR) EP 04 8203 APM Terminals Maasvlakte II EP 36 8410 X AVR, Gerbrandyweg EP 10 4506 BP Raffinaderij Rotterdam Europoort EP 13 6425 BP Raffinaderij Rotterdam Europoort EP 14 6425 X Cargill Refined Oils Europe EP 28 (Esso) 4140 Climax Molybdenum EP 15 5106 DSM NeoResins EP 25 890 X E.ON Plant Maasvlakte EP 04 (ECT) 8210 EBS Europoort EP 20 (ADM) 5860 ENCI-Rotterdam EP 16 5110 X Ertsoverslagbedrijf Europoort (EECV) EP 20 (ADM) 6300 Esso Raffinaderij (ook voor AkzoNobel Industrial EP 28 4060 Chemicals, Cargill) Eur. Massagoed-Overslagbedrijf (EMO) EP 03 8010 Euromax Terminals Rotterdam EP 09 8460 Europe Container Terminals (ECT) (ook voor E.ON, EP 04 8200 X APM Terminals) ExxonMobil Chemicals EP 11 5625 Falck Nutec EP 06 7033 Havenmeester, Geulhaven EP 29 4031 Huntsman Holland EP 18 5210 X Huntsman Holland EP 19 5210 X Indorama Polymers Rotterdam EP 12 6330 X Gunvor Petroleum Rotterdam BV EP 07 5650 Lyondell Basell Industries Botlek EP 22 5103 X Lyondell Basell Industries Maasvlakte EP 05 8217 X Maasvlakte Olie Terminal EP 01 9865 Maasvlakte Olie Terminal EP 02 9865 Maatschap Europoort Terminal EP 32 5540 Hexion BV Botlek (Vopak Chemiehaven) EP 27 4203 Rubis Terminal EP 28 (Esso) 4145 Shell Moerdijk EP 35 X TEAM Terminal (buitenhek) EP 08 5719 X Tronox Pigments EP 26 (Vopak TTR) 4502 Uniport EP 30 2530 Vopak Chemiehaven (ook voor Momentive Botlek) EP 27 4202 Versie 2018.1, 15 mei 2018 2018.1, Versie 110 Deltalinqs Rode Boek Bijlage 6 - Landingsplaatsen Deltalinqsbedrijven

LANDINGSPLAATSEN DELTALINQSBEDRIJVEN

Vopak Oil Europoort EP 32 5530 Vopak Terminal Botlek EP 17 4110 Vopak TTR (ook voor Tronox) EP 26 4530 Versie 2018.1, 15 mei 2018 2018.1, Versie Deltalinqs Rode Boek 111 Bijlage 7 - Schermenpool, overzicht locaties

4. SCHERMENPOOL Versie januari 2014

Overzicht locaties en Shift terminal supervisors

AANBEVOLEN WORDT IN EERSTE INSTANTIE DE CONTROLEKAMER (CCR) TE BELLEN Bedrijf Alarmnummer Terminal Shift Locatie (plaats) Locatie Vaste Variabele Incl. back-up Supervisor haven- locatie locatie nummer

EUROPOORT / MAASVLAKTE MOT 0181 - 353140/ Wachtchef 8e Petroleumhaven 8499 X 0181 - 353144 CCR 8492 X 8487 X BP 010 - 7133780 Wachtchef 6e Petroleumhaven 6404 X 010 - 7133744 Loadingmaster 6426 X Shell Europoort 0181 - 254240/ Wachtchef 4e Petroleumhaven 5735 X 0181 - 254280 5741 X TEAM 0181 - 286610/ Wachtchef 5e Petroleumhaven 5709 X 0181 - 286612 CCR 4e Petroleumhaven 5722 X Gunvor 0181 - 251239/ Wachtchef 5e Petroleumhaven 5640 X 0181 - 251460 Portier MET 0181 - 281416/ Wachtchef 7e Petroleumhaven 5541 X 0181 - 281414 CCR Vopak 0181 - 240201 Wachtchef 7e Petroleumhaven 5532 Europoort 06 - 20006855 CCR X Chemtrade Idem als Vopak Idem als Vopak 7e Petroleumhaven 5525 X EECV 0181 - 257899 Contact via Portier Calandkanaal 6302 X Neste 0181 - 354173 CCR Europahaven 8224 X Cobelfret 0181 - 219911 Contact via Portier Brittanniëhaven 5230 X

BOTLEK Vopak 010 - 4724962/ A-operator Chemiehaven 4309 X 010 - 4724963 CCR X Biopetrol 010 - 4724660 / CCR Centrale Geul Botlek 4123 X 06 -22956246 Wachtchef 4114 X STR 0181 - 291100 Portier (dag) 2e werkhaven 4539 X X 06 - 10554982 d.d. operator 4538 X Vopak Botlek 010 - 4729613 / 010 Wachtchef 3e Petroleumhaven 4114 X (VOTT) - 4729612 Odfjell 010 - 2953610 / 010 Wachtchef Portier 3e Petroleumhaven 4048 X - 2953764 Esso 010 - 4874344 / 010 Wachtchef CCR 3e Petroleumhaven 4073 X Raffinaderij - 4874888 Shell Pernis 010 - 4312135 / 010 CCR 1e Petroleumhaven 3204 X X - 4312556 Milieucoordinator 3213 Shell Pernis 010 - 4311599 / 010 Loadingmaster 2e Petroleumhaven 3026 X - 4313681 Wachtchef Koole Terminals 010 - 4380414 Wachtchef CCR 2e Petroleumhaven 3109 X Versie 2018.1, 15 mei 2018 2018.1, Versie 112 Deltalinqs Rode Boek Bijlage 7 - Schermenpool, overzicht locaties

OVERIGE VARIABELE LOCATIES Bedrijf Locatie (plaats) Locatie havennummer Variabele locatie Openbare kade Mississippihaven 7100 X Openbare weg Neckarhaven 6009 X SCHERMEN PONTON Bedrijf Locatie (plaats) Locatie havennummer Variabele locatie Openbare kade Pistoolhaven 6345 X Openbare weg Wezerhaven 5626 X Versie 2018.1, 15 mei 2018 2018.1, Versie Deltalinqs Rode Boek 113 Bijlage 8 - Stroomschema’s schermenpool

Bijlage 8

Operationele Afwikkeling Morsingen Divisie Havenmeester

Melding/Signalering Zie blz. 2: morsing door derden Operationele aan HCC / WC HCC Zie blz. 5: Operationele Afwikkeling afwikkeling Morsingen Morsingen Terminals HCC / WC HCC Divisie Havenmeester (Scheepvaartmeester)

OvD DHMR Zonodig verificatie van de Overleg melding door Patrouille- Terminal Shift OvD DHMR vaartuigen DHMR Supervisor (TSSV) op basis SAM

Activeren SRH c.q. Ruimorganisatie. Ja / Nee Nee Journaalvoering

Inschakelen. WC Ja HCC

OvD DHMR

HCC / WC HCC HCC / WC HCC en/of alarmeert Logistiek Piket alarmeert Gezamenlijke Brandweer Ruimorganisatie Neemt contact op met Neemt de leiding bij en/of KRVE bevelvoerder eenheid het incident en voert Gezamenlijke Brandweer de REGIE tijdens de via communicatie kanaal ruiming HCC / WC HCC geeft door c.q. ter plaatse en neemt aan Logistiek Piket de leiding bij het Gezamenlijke Brandweer: indammen. • Locatie variabel of vast; • Vaartuig DHMR of derden; • Communicatiekanaal.

HCC / WC HCC meldt terug aan Journaalvoering Journaalvoering OvD DHMR

HCC / WC HCC = Haven Coördinatie Centrum / Wachtchef Havencoördinatiecentrum OvD DHMR = Officier van Dienst Divisie Havenmeester SAM = Samenwerkingsprocedure Afhandeling Morsingen SRH = Stichting Schermenpool Rotterdams Havengebied KRVE = Koninklijke Roeiersvereeniging Eendracht

Versie 2018.1, 15 mei 2018 2018.1, Versie 114 Deltalinqs Rode Boek Bijlage 8 - Stroomschema’s schermenpool

Operationele Afwikkeling Morsingen Terminals

Melding/Signalering Morsing door Terminal

Z2 CIN melding volgens bedrijfs- HCC / WC HCC procedure: 010-4118888 010-25 2 1000 Indien bezet 112 en vragen naar politie 010-25 22 501 Rotterdam-Rijnmond

Zie blz.1: Operationele overleg Afwikkeling Morsingen DHMR OvD DHMR

010-2522198 (piket) 010-2522193

overleg

Terminal Shift Supervisor (TSSV) aangewezen in Rode Boek van Deltalinqs (4.2)

Te nemen acties bij inzet Schermenpool (SRH)

Overleg Criteria • Portier / Bewaking informeren; • Zorgen dat lanceerlocatie bereikbaar is; • Opvang / begeleiding van GB naar • Soort / Aard morsing lanceerlocatie (vast / variabel) • Geschatte hoeveelheid • ……………………………………………….. • Betrokkene(n) • Inmiddels genomen maatregelen

HCC / WC HCC = Haven Coördinatie Centrum / Wachtchef Havencoördinatiecentrum OvD DHMR = Officier van Dienst Divisie Havenmeester SRH = Schermenpool Rotterdams Havengebied GB = Gezamenlijke brandweer Versie 2018.1, 15 mei 2018 2018.1, Versie Deltalinqs Rode Boek 115 Bijlage 8 - Stroomschema’s schermenpool

HEBO = Ruimorganisatie SRH = Stichting Schermenpool Rotterdams Havengebied BM = HbR, afd. Beheer & Onderhoud Materieel

Versie 2018.1, 15 mei 2018 2018.1, Versie 116 Deltalinqs Rode Boek Bijlage 8 - Stroomschema’s schermenpool

Operationele Afwikkeling Morsingen

Gezamenlijke Brandweer

Alarmering voor activeren SRH door HCC / WC HCC aan Logistiek Piket GB

Logistiek Piket GB vult het Journaalvoering formulier ‘Alarmeringsinfo SRH‘ in en bepaalt welke eenheden van de GB moeten worden ingezet

Contact RAC

Logistiek piket In kennis stellen RAC alarmeert OD 50.1 . eenheden GB en en

Bevelvoerder eenheid Logistiek Piket GB neemt GB contact op met bevelvoerder eenheid GB

Gaat met de eenheid ter plaatse en neemt contact op Overleg met Logistiek Piket meldt met scheepvaartmeester of bevelvoerder GB op terug aan WC HCC OvD DHMR via het basis van welke eenheid/-heden opgegeven communicatie- alarmeringsinfo is/zijn ingezet kanaal en volgt de GB- inzetprocedure SRH (P100.009) Logistiek Piket GB gaat ter plaatse voor ondersteuning en zorgt voor dekking Journaalvoering gebied

Journaalvoering

HCC / WC HCC = Haven Coördinatie Centrum / Wachtchef Havencoördinatiecentrum OvD DHMR = Officier van Dienst Divisie Havenmeester GB = Gezamenlijke Brandweer RAC = Regionale Alarmcentrale SRH = Schermenpool Rotterdams Havengebied Versie 2018.1, 15 mei 2018 2018.1, Versie Deltalinqs Rode Boek 117 Bijlage 8 - Stroomschema’s schermenpool

Operationele Afwikkeling Morsingen Divisie Havenmeester (Scheepvaartmeester)

Melding door HCC WC HCC

Verificatie van de melding door Morsing SVM van patrouillevaartuig J / N DMHR Info aan OvD DHMR Ja Nee

Advies activeren Journaalvoering SRH c.q. Ruim- Nee organisatie. J/N

e Opsporingstaak BOA Ja 1 lijnstaak Indammen

Initieert actie en start Neemt contact op met opsporingsonderzoek bevelvoerder TAS- naar oorzaak en, zo eenheid GB en vletten mogelijk, dader. KRVE via communicatie- Maakt Proces- verbaal kanaal of ter plaatse. op en/of Morsings - Coördineert de wijze van rapport. uitvaren oliescherm.

Geeft situatierapport en bevindingen door aan OvD DHMR en houdt toezicht bij de ruiming

Journaalvoering

OvD DHMR = Officier van Dienst Divisie Havenmeester SRH = Schermenpool Rotterdams Havengebied SVM = Scheepvaartmeester BOA = Buitengewoon Opsporingsambtenaar HCC/WC HCC = Haven Coördinatie Centrum/ Wachtchef Havencoördinatiecentrum TAS-eenheid = Tankautospuit- eenheid GB = Gezamenlijke Brandweer KRVE = Koninklijke Roeiersvereeniging Eendracht Versie 2018.1, 15 mei 2018 2018.1, Versie

Verificatie van de melding door 118 Deltalinqs Rode Boek Bijlage 8 - Stroomschema’s schermenpool

Operationele Afwikkeling Morsingen Divisie Havenmeester (Scheepvaartmeester)

Melding door HCC WC HCC

Verificatie van de melding door Morsing SVM van patrouillevaartuig J / N DMHR Info aan OvD DHMR Ja Nee

Advies activeren Journaalvoering SRH c.q. Ruim- Nee organisatie. J/N

e Opsporingstaak BOA Ja 1 lijnstaak Indammen

Initieert actie en start Neemt contact op met opsporingsonderzoek bevelvoerder TAS- naar oorzaak en, zo eenheid GB en vletten mogelijk, dader. KRVE via communicatie- Maakt Proces- verbaal kanaal of ter plaatse. op en/of Morsings - Coördineert de wijze van rapport. uitvaren oliescherm.

Geeft situatierapport en bevindingen door aan OvD DHMR en houdt toezicht bij de ruiming

Journaalvoering

OvD DHMR = Officier van Dienst Divisie Havenmeester SRH = Schermenpool Rotterdams Havengebied SVM = Scheepvaartmeester BOA = Buitengewoon Opsporingsambtenaar HCC/WC HCC = Haven Coördinatie Centrum/ Wachtchef Havencoördinatiecentrum TAS-eenheid = Tankautospuit- eenheid GB = Gezamenlijke Brandweer KRVE = Koninklijke Roeiersvereeniging Eendracht Versie 2018.1, 15 mei 2018 2018.1, Versie

Verificatie van de melding door Deltalinqs Rode Boek 119 Bijlage 10 - Meldingsformulier terroristische dreiging

BOMMELDINGSFORMULIER

1. BERICHT: Datum en tijd van ontvangst: ...... Letterlijke inhoud bericht: ...... in ontvangst genomen door: ...... 2. VRAGEN OP VRIENDELIJKE TOON: Wanneer springt de bom? ......

Waar ligt de bom? bij welk gebouw/etage/kamer ......

Hoe ziet de bom eruit? (open en bloot/ verstopt in) ...... Is het een: Explosieve bom? ......

Brandbom? ......

Waarom doet u dat? ......

Wie bent u? ......

Van wie en hoe hebt u dit gehoord? ......

(indien uit 2e hand) ......

3. IDENTIFICEER BERICHTGEVER/STER

Stem: 0 man 0 vrouw 0 kind 0 langzaam 0 normaal 0 snel/gehaast 0 afgebeten/kort 0 ernstig 0 lachend 0 frans 0 duits 0 engels 0 hakkelend 0 lispelend 0 hees/schor accent: ...... dialect: ...... andere bijzonderheden: ...... 4. ACHTERGROND GELUIDEN

0 lachen 0 praten 0 kinderen 0 muziek 0 kantoorgluiden 0 werkplaats 0 verkeer 0 vliegtuigen 0 totaal geen geluiden Andere geluiden: ......

5. MELDING - politie A.C...... uur - hfd. beveiliging ...... uur - commandoteam ...... uur (eventueel) Versie 2018.1, 15 mei 2018 2018.1, Versie 120 Deltalinqs Rode Boek Bijlage 10 - Meldingsformulier terroristische dreiging

MELDINGSFORMULIER TERRORISTISCHE DREIGING

1. BERICHT: Datum en tijd van ontvangst: ...... Letterlijke inhoud bericht: ...... in ontvangst genomen door: ...... 2. VRAGEN OP VRIENDELIJKE TOON:

Wanneer gebeurt het? ......

Tegen wie is het gericht? ...... Waar komt het pakketje aan? ......

Welk Gebouw / Kamer? ...... Hoe ziet het pakketje er uit? ...... Wat is de inhoud van ...... het pakketje? ...... Waarom doet u dit? ......

Wie bent u? ...... Van wie en hoe heeft u dit gehoord? ...... (indien uit 2e hand) ......

3. IDENTIFICEER BERICHTGEVER/STER

Stem: 0 man 0 vrouw 0 kind 0 langzaam 0 normaal 0 snel/gehaast 0 afgebeten/kort 0 ernstig 0 lachend 0 frans 0 duits 0 engels 0 hakkelend 0 lispelend 0 hees/schor

accent: ...... dialect: ...... andere bijzonderheden: ...... 4. ACHTERGROND GELUIDEN

0 lachen 0 praten 0 kinderen 0 muziek 0 kantoorgeluiden 0 werkplaats 0 verkeer 0 vliegtuigen 0 totaal geen geluiden

Andere geluiden: ......

5. MELDING - politie A.C...... uur - hfd. beveiliging ...... uur - commandoteam ...... uur (eventueel) Versie 2018.1, 15 mei 2018 2018.1, Versie Deltalinqs Rode Boek 121 Bijlage 11 - Lijst contactgegevens bij leidingincidenten

Naam bedrijf Storings nummer A&G Maasvlakte B.V. 0181 363099 Afval Verwerking Rijnmond (AVR) 0181 275275 Air Liquide 003224317465

Air Products Nederland BV 010 2961300

AkzoNobel Industrial Chemicals BV 010 4389911 ANWB 070-3145570 Belastingdienst/ Douane Rotterdam Bio Facility B.V. 078-6417599 Biopetrol Rotterdam BV 06 23720842 Borden Chemical Holland BP Raffinaderij Rotterdam B.V 0181 259112 BP Raffinaderij Rotterdam B.V 0181 259112 BP Raffinaderij Rotterdam B.V 0181 259112 BP Raffinaderij Rotterdam B.V 0181 259112 Breekwaterbuis B.V. 06 43050425

BritNed Development Ltd. 00441634273

Brielse Meer waterleiding B.V. 0900 0787

C2 Rotterdam B.V. 010 4894272 Cargill BV Hardings Divisie 010 4724341 Climax Molybdenum BV 0181 243770 Cytec Manufacturing B.V. 0181 295570

Defensie Pijpleiding Organisatie 010 5061555

DCMR Milieu dienst Rijnmond 010-2468686 Deltalinqs (vh EBB) centraalpost 010-4803333 DOW Benelux BV 0115-694982 DSM Special Products R'dam BV 0181-249285 DSM Special Products R'dam BV 0181-249285 DS+V (beheerder Essent) 023 5189222 DS+V 14010 EBS European Bulk Services BV 06-22221546 ECT Eneco Beheer/ Stedin Netbeheer N.V. (elek) 0800-9009 Eneco Beheer/ Stedin Netbeheer N.V. (gas) 0800-9009 Eneco Warmte&Koude BV Stadsverwarming 0800-0072 EON Benelux N.V. 0181 886517 Esso Nederland BV 010-4874104 Ethyleen Pijpleid.Mij.(Shell) 010 4313233 Versie 2018.1, 15 mei 2018 2018.1, Versie 122 Deltalinqs Rode Boek Bijlage 11 - Lijst contactgegevens bij leidingincidenten

Naam bedrijf Storings nummer Euro Tank Terminal B.V. 0181-240027 Evides NV 0900 0787 Exxon Mobil Chemical Holland BV 010-4874104 Exxon Mobil Chemical Holland BV 010-4874104 Gate Terminal B.V. 06 22162548 GDF SUES ( Electrabel ) 088-7693850 Gezamenlijke Brandweer 06-51225820

GRAB (camarabewakingssysteem) 010-4534300

Groenservice Zuid Holland / Recreatieschap 010-2981010 Brielse Meer

Groenvast Windpark II BV 06 22572529 Gemeente Rotterdam, afd. Leidingenbureau 14 010 Gemeente Rotterdam, afd. Water 14 010 Havenbedrijf Rotterdam NV 010-4896000 Havenbedrijf Rotterdam NV / Kunstwerken overige Kunstwerken 010 2521687 0165 LTOM en LTCAL 548648

Havenbedrijf Rotterdam NV / Breedband 0172 611000 Havenbedrijf Rotterdam NV / Lyondell 0181-294000 Havenbedrijf Rotterdam NV / persleiding 14010 HIWA R'dam 06 55746874 Hoogheemraadschap Delfland Hoogheemraadschap Schieland 18291(noodnet) Huntsman Holland BV 0181 299111 Kemira Rotterdam B.V. locatie Europoort 0181-282474 Kemira Rotterdam B.V. Locatie Botlek 0181-295628 Kon.Roeiers-ver. Eendracht 010 2954100 Koole Tankstorage Pernis BV 010 4724578 KPN Telecom ( haven)

KPN Telecom ( haven) kabelschades 0800-0230193 Gunvor Petroleum Rotterdam BV 0181 262045 LievenseAdriaens BV 010 4724411 06-53292067

LBC 010 2958544 Linde Gas Benelux B.V. 0181 248800 LSNED ( voorheen Buisleidingenstraat Nederland) 0165-548648 Lyondell Chemie Ned. BV 0181-294000 Lyondell Chemie Ned. BV 0181-294000 Maastank B.V.

Matex Nederland B.V. Versie 2018.1, 15 mei 2018 2018.1, Versie Deltalinqs Rode Boek 123 Bijlage 11 - Lijst contactgegevens bij leidingincidenten

Naam bedrijf Storings nummer Maxit Nederland B.V. (vh Beamix) BV 06-20616269

MICRO Chemie BV Momentive Specialty Chemicals B.V. Multicore CV 010 4724411 06-53292067

Nederlandse Aardolie Mij. 0592-364000 Nederlandse Aardolie Mij. 0592-364000 Nederlandse Gasunie N.V. 050 5211500 Nederlandse Pijpleiding Mij. 078 6417599 p/a VWS Pipeline Control bv.

Nederlandse Wegtanker Mij. BV NS ProRail B.V. Regio Randstad Zuid afd. VMJB 010-2824333 NS ProRail B.V. SMC Regio Rotterdam 084-0867580

NS ProRail B.V. SMC HSL en Betuweroute 084-0867584

NUON Energy 0800-0513 OCAP p/a VWS Pipeline Control bv. 078 6471599 Odfjell Terminals (Rotterdam) 010 2953610

Oranje Nassau Energie B.V. 020-5354101

Organik Kimya Netherlands b.v. Petrochemical Pipeline Services B.V. 0800.3388000 RC2 C.V. 010 4313233 RET Rijkswaterstaat directie Zuid-Holland 0800-236200 18275 (noodnet) District Nieuwe Waterweg WATERWEGEN)

Rijkswaterstaat directie Zuid-Holland 010 5032150 Rijkswaterstaat Rayon Europoort (DROGE INFRA)

Rijnmond Energie C.V. Rotterdam Antwerpen Pijpleiding N.V. 0181 242060 Rotterdam-Rijn Pijpleiding Mij. 0800-7776678 RRP oost

Service Terminal Rotterdam VOF 06-10554982 "Shell Nederland Raffinaderij BV afd.ROM/7 " 010 4313233 Shin-Etsu PVC BV 010 4724411 Standhardt (windmolenpark Hartel) 06-17500734 Structon Railinfra TAQA Energy (vh BP Amoco) p/a LievenseAdriaens BV 070 3337545 Versie 2018.1, 15 mei 2018 2018.1, Versie 124 Deltalinqs Rode Boek Bijlage 11 - Lijst contactgegevens bij leidingincidenten

Naam bedrijf Storings nummer TEAM Terminal BV 0181 286612 TenneT TSO BV 026-3731241

Total Opslag en Pijpleiding Nederland N.V. 0113 619555 Tronox Pigments (holland) B.V. 0181 246600 Vopak Terminal Europoort 010 4724411 06-53292067

Vos Logistics Uithoorn BV (vh NWM) 070 3982498 Warmtebedrijf Rotterdam 010-4724411 Waterschap Hollandse Delta 09002005005 Westland Infra Netbeheer B.V. 0800 1265 Welplaat BV 06 53703509 Wild Juice Terminal (v/h EJT ) Wilde Wind De 06 28473896 Windpark Landtong Rozenburg B.V. 06 22376812 XL Wind B.V. 06 28473896 wo-zu-xix-wind BV 06 22376812 Zuiveringschap Hollandse Eilanden en Waarden 09002005005 Versie 2018.1, 15 mei 2018 2018.1, Versie Deltalinqs Rode Boek 125 Bijlage 11 - Lijst contactgegevens bij leidingincidenten

Bijlage 11a

Vragen aan leidingexploitanten leiding bij incident

Meteo: 1. Weersomstandigheden: 2. Windkracht / richting: Leidingeigenaar: 3. Aanwezige leidingvertegenwoordiger: 4. Tijdstip alarmering 5. Aankomsttijd op locatie Eigen uitrusting 6. Uitrusting PBM 7. Uitrusting meetmiddelen 8. Instructie veilig benaderen/eigen veiligheid Leiding 9. Tracé gedeelte (van => tot): 10. Leidingdiameter(s): 11. Werkdruk(ken): 12. Transport medium(s): 13. Leidingmateriaal / coating: 14. Geschatte inhoud insluitsysteem: 15. Geschatte tijd tot uit bedrijf name: 16. Geschatte tijd product vrij maken: 17. Diepte ligging / nominale gronddruk/asdruk Kan er nevenschade optreden door het uit bedrijf nemen 18. van de leiding(en) Leiding gebruik 19. Inhoud (product) 20. Werkdruk / flow 21. Geschatte tijd tot uit bedrijf name 22. Geschatte tijd tot druk/product vrij maken 23. Bijzondere consequenties product vrij maken Wie geeft uiteindelijk toestemming om de leiding buiten 24. gebruik te stellen bij leiding lekkage Wie geeft uiteindelijk toestemming om de leiding buiten 25. gebruik te stellen bij lekkage van derden Direct contact met afnemer 26. Consequenties van uit bedrijf nemen voor afnemer 27. Evt Veiligheid/milieu consequenties

Versie 2018.1, 15 mei 2018 2018.1, Versie 126 Deltalinqs Rode Boek Bijlage 11 - Lijst contactgegevens bij leidingincidenten

Bijlage 11a

Nr Extra toelichting / aanvulling

Versie 2018.1, 15 mei 2018 2018.1, Versie Deltalinqs Rode Boek 127 Bijlage 11 - Lijst contactgegevens bij leidingincidenten Versie 2018.1, 15 mei 2018 2018.1, Versie 128 Deltalinqs Rode Boek Bijlage 12 - Legitimatiebewijzen

Bijlage 12: Legitimatiebewijzen

Legitimatiebewijs VRR

Legitimatiebewijs ILT (Nederlandstalig en Engelstalig)

Legitimatiebewijs I-SZW

Versie 2018.1, 15 mei 2018 2018.1, Versie Deltalinqs Rode Boek 129 Bijlage 12 - Legitimatiebewijzen

Legitimatiebewijs DCMR

Legitimatiebewijs Havenmeester HbR

Legitimatiebewijs toezichthouder HbR

Legitmatiebewijs Onderzoeksraad voor Veiligheid (bron: Onderzoeksraad voor Veiligheid)

15 mei 2018 2018.1, Versie 130 Deltalinqs Rode Boek Bijlage 12 - Legitimatiebewijzen

Legitimatiebewijs Rijkswaterstaat (Rijkspas, meer rijksambtenaren hebben een dergelijke pas) (P staat voor eigen personeel, E of B zijn toevoegingen voor externe adviseurs of bezoekers)

Legitimatiebewijs Opsporingsambtenaar (BOA)

Legitimatiebewijs Gezamenlijke Brandweer (GB)

PortKey Legitimatiebewijs Geneeskundige Hulpverlening bij Ongevallen en Rampen (GHOR)

FOTO

Versie 2018.1, 15 mei 2018 2018.1, Versie

Legitimatiebewijs Rijkswaterstaat (Rijkspas, meer rijksambtenaren hebben een dergelijke pas) (P staat voor eigen personeel, E of B zijn toevoegingen voor externe adviseurs of bezoekers)

Legitimatiebewijs Opsporingsambtenaar (BOA)

Legitimatiebewijs Gezamenlijke Brandweer (GB)

Deltalinqs Rode Boek 131 Bijlage 12 - Legitimatiebewijzen

PortKey

FOTO

CargoCard

FOTO

Digital Safety Passport (DSP)

FOTO

Versie 2018.1, 15 mei 2018 2018.1, Versie