Fluviatiele invloeden aan de
friese kust
(Mededeling van de Zuiderzee-Commissie No. 11).
DOOR
D. Koopmans-Forstmann en A.N. Koopmans.
(Ingekomen 3 November 1930).
In zijn Flora van Arnhem II en III (N. K. A. 1923 blz. 68, 1924 blz. 91) geeft J. L. van Soest een indeling van ons land in plantengeografiese gebieden. Een van deze is het fluviatiele district. Het omvat de riviergebieden en onmiddellike grensterreinen van Rijn, Maas, Schelde en
Overijselse Vecht, met de eilandendelta van Zuid-Holland en Zeeland en de duinenreeks van Vlaanderen tot
Bergen (N.-H.).
Ofschoon Friesland volgens zijn indeling behoort tot het
Waddendistrict, het Hafdistrict en het Drents district, heeft zich toch in elk dezer districten de fluviatiele invloed reeds sinds eeuwen doen gelden, en komen hier meerdere rivier- planten voor.
Men kan deze in twee groepen splitsen, n.I. die, welke ieder voor zich typies zijn voor het fluviatiele district,
anderen en die, welke te zamen met een complex vormen, dat met de rivieren verband houdt.
de komen in het Van eerste groep voor kustgebied:
Allium vineale, Cichorium Intybus, Cynodon Dactylon,
Dipsacus silvester, Echium vulgare, Eryngium campestre,
Lappa major, Linaria Cymbalaria, Ononis spinosa, Pimpi- nella Saxifraga, Plantago media, Prunus spinosa en Reseda
Luteola. 289
Deze planten treden over het algemeen echter sporadies
Slechts enkele als Ononis op. Eryngium campestre en spinosa
zouden zich ongetwijfeld zeer sterk uitbreiden, indien zij
niet voortdurend met kracht werden bestreden.
tweede treft hier Van de groep men aan: Alopecurus
geniculatus, Ballota nigra, Carum Carvi, Chenopodium
Conium Daucus Galium glaucum, maculatum, Carota, verum,
Leonurus Cardiaca, Malva silvestris, Pastinaca sativa, Ranun-
culus bulbosus, Rosa canina, Rosa rubiginosa, Rubus caesius,
Sedum Senecio haar acre, Jacobaea en var. flosculosus,
Senecio viscosus, Tragopogon pratensis, Trifolium arvense en
T. fragiferum.
Vooral de Friese zuidkust zal het ieder florist aan op-
vallen, dat hij meerdere planten van de oevers der grote
rivieren hier terugvindt. Op vele plaatsen bemerkt men
Ononis spinosa en Eryngium campestre, terwijl vooral de
gedeelten der kust, waar het diluvium aan zee reikt, zoals
bij de kliffen, en die waar het fluviatiele zand de kuststrook
de Huitebuurster vormt, zoals in polders en bij Laaxum,
uitermate geschikt zijn voor de vestiging van rivierplanten.
Ook nabij het haventerrein van Lemmerkomen verschillende fluviatielen voor. Dank zij deze gunstige omstandigheden
bedraagt het aantal der bedoelde planten in het zuidelik kustgebied 27.
Begeven wij ons van Schoterzijl langs de kust in westelike
het richting, dan is eerste gebied, waar wij in komen en
Polder dat aanvankelik grote verwachtingen opwekte, de
Buitendijksveld. Wel konden we in Junie 1930 opmerken,
dat Carum Carvi er welig groeide langs de randen van het
Kadijkje, doch behalve Trifolium fragiferum en Pastinaca
sativa kunnen dit terrein andere rivier- we voor geen planten vermelden.
De omgeving van Lemmer is betrekkelik rijk; Lemmer zelf (K 5, 38, 13) en het kwartierhokje ten westen ervan
(K 5, 37, 24) hebben te zamen beschouwd 10 verschillende
Nederl. Kruidk. Archief 1930. 19 290
fluviatielen. Het mag echter niet onvermeld blijven, dat
twee daarvan: Echium vulgare en Trifolium arvense slechts
het terrein het tramstation voorkomen dat Malva op bij en
silvestris op het asland staat, zodat andere invloeden niet
zijn uitgesloten. Opvallend waren de mooie groepjes Linaria
het talud de Cymbalaria op van dijk ten westen van Lemmer,
terwijl dit plantje ook in deze plaats aan de grachten voor- komt. Meer westwaarts gaande is het volgende station
van belang de Huitebuurster dijk met aangrenzende polders,
8 die een totaal aanwijzen van verschillende rivierplanten.
Begeeft men zich van Nije Mirdum in zuidoostelike richting
naar de dijk, dan treft men niet ver van zee Ononis spinosa
de aan, en daar, waar knipgronden plaats maken voor
het zeezand Galium de jonge verum, terwijl men op dijk
de Eryngium campestre en fijne Cynodon Dactylon vindt
en in de Huitebuursterbuitenpolder Sedum acre, Trifolium
arvense en T. fragiferum.
de Huitebuurster Verder gaande langs dijk bereikt men
het Oudemirdumer Klif, waarvan het oostelik gedeelte
(K 5, 35, 42), doordat het beschermd wordt door de
Vereeniging tot Behoud van Natuurmonumenten, veel rijker is, dan het afgegraasde westelik deel (K 5, 35, 41).
Op het beschermde terrein ziet men in de zomer rijk bloeiende Ononis en de spinosa Eryngium campestre; op oostelike uitloper Cynodon Dactylon en Galium verum. Op
de steile helling groeit Sedum acre en op de vlakke kust
vóór het klif Trifolium fragiferum. Iets verder oostwaarts
vonden we binnendijks aan een sloot Alopecurus geniculatus
de in weiland en meer landwaarts aan Leemerige weg een
Senecio Jacobaea en de var. flosculosus. Zowel Huitebuurster-
buitenpolder als Oudemirdumerklif zijn belangrijke plaatsen
voor de rivierplanten, van waaruit enkele, zoals Trifolium
arvense en Galium verum verder het binnenland zijn inge-
drongen. Ook Rosa canina komt in K 5, 35, 42 voor.
strekt tocht zich uit Nog verder westwaarts onze en wij 291
komen daar, waar het betrekkelik lage Mirnsterklif zich verheft. In de beide kwartierhokjes, waarin dit klif gelegen is, komen we tot een totaal van 5 verschillende rivier- planten: Cynodon Dactylon, Eryngium campestre, Ononis spinosa, Rosa canina en Trifolium fragiferum.
Rijker wordt weer de kust, wanneer men langs Wieldijk en Laaxumerdijk bij Laaxum komt, dat te midden van vier kwartierhokjes ligt, waarin men aantreft een stuk binnendijks land, een deel van de dijk en een zandig buiten-
dijks terrein, die tot woonplaats strekken aan een negental fluviatielen: Alopecurus geniculatus, zowel binnen- als
buitendijks, Cynodon Dactylon, Eryngium campestre (zeer talrijk!), Galium verum, Ononis spinosa, Ranunculus bul- bosus, Rosa canina var. dumalis, Sedum acre en Trifolium fragiferum.
Het diluviale deel van het Roode Klif herbergt Ballota
nigra nabij het kerkhof van Scharl, Ranunculus bulbosus
de het klif nabij weg over en Trifolium arvense. In het
niet-diluviale gedeelte der beide kwartierhokjes, waarin
dit klif ligt, treffen wij ook nog: Cynodon Dactylon, Eryngium
campestre, Ononis spinosa, Sedum acre en Trifolium fragi- ferum aan.
Het diluviaaleiland Warns heeft slechts 4 fluviatielen:
Alopecurus geniculatus, Ballota nigra, Rosa canina var. dumalis diluviale Koudum en Tragopogon pratensis; het
maar 3: Alopecurus geniculatus, Ballota nigra en Pastinaca
sativa.
vonden Bij Stavoren we behalve de algemene Alopecurus
Sedum ook Carum Echium geniculatus en acre nog Carvi,
viscosus vulgare, Senecio en Tragopogon pratensis.
Daar de 4 laatste in de nabijheid van de spoorlijn
groeiden, bestaat de mogelikheid, dat zij hierlangs zijn
aangevoerd.
Terwijl wij de zuidkust en het achterliggende gebied
voor een groot deel hebben doorzocht (het achterland ten 292
oosten van Takozijl echter slechts hier en daar), strekten
onze onderzoekingen aan de westkust zich meer bepaald
tot de onmiddellike kust uit en slechts hier en daar, b.v.
bij Hindeloopen, Workum, Makkum en ten Z. O. van
Harlingen hebben wij het achterland bezocht.
De 42 kustlijn van Stavoren tot Harlingen gaat door kwartierhokjes. Hier vonden we 11 verschillende rivier-
Allium Carum planten; spec., Alopecurus geniculatus, Carvi,
Daucus Carota, Ononis spinosa, Pastinaca sativa, Ranun-
culus bulbosus, Sedum acre, Senecio viscosus, Tragopogon pratensis en Trifolium fragiferum en bovendien Reseda
Luteola het Kornwerderzand. vond in 1903 op Tjebbes
ten noorden van Workum Senecio Jacobaea en Vuyck no- teerde haar 5-tal in binnens- op een plaatsen J 5, 66 meer lands.
Het grootste aantal fluviatielen per kwartierhokje was
6, verder deden zich voor: drie kwartierhokjes met 4,
16 één De twee met 3, negen met 2, en met rivierplant. fluviatiele invloed was in plm. 75 % der kwartierhokjes merkbaar.
De drie vakjes ten westen van Workum (J 5, 54, 32;
54, 34; en leverden slechts 64, 12) op Alopecurus geniculatus,
Ononis spinosa en Trifolium fragiferum. Te Makkum en omgeving (J 5, 33, 42 en 33, 44) troffen wij aan Alopecurus geniculatus, Carum Carvi, Pastinaca sativa, Ranunculus bulbosus en Sedum acre.
Het maximum aantal van 6 vonden we in J 5, 14, 13
Daucus tussen Harlingen en Zurig: Carum Carvi, Carota,
Pastinaca sativa, Ranunculus bulbosus, Sedum acre en
Trifolium fragiferum.
31 Nabij Harlingen (H 5, 64, en 64, 33) vindt men
Ranunculus Sedum het bulbosus, acre, Senecio viscosus op zuidelik havenhoofd, en Trifolium fragiferum.
In de literatuur vindt voor de men weinig opgaven westkust aantal vermeld; volgens deze gegevens zal het 293
planten voor Harlingen uitgebreid moeten worden met
Pastinaca sativa en dat voor Workum met Sedum acre
de Malva silvestris de reeds aan zeedijk, met en met ge-
noemde Senecio Jacobaea.
De noordwestelike en noordelike kust is ons uit eigen
strekten ervaring veel minder goed bekend; onze tochten
zich niet verder uit dan Dijkshoek en aan dit gedeelte
der kust troffen wij slechts aan Daucus Carota, Ononis
spinosa, Pastinaca sativa, Sedum acre en Trifolium fragi-
is ferum. Het aantal fluviatielen in dit gebied echter groter.
Gaan wij de beschikbare bronnen na, dan blijkt, dat er nog
4 andere rivier planten in de onmiddellike nabijheid dezer kust zijn gevonden en wel: Alopecurus geniculatus, Carum
Carvi, Cichorium Intybus en Ranunculus bulbosus.
Uit de enkele die wordt vindplaats, opgegeven voor
Alopecurus geniculatus, Carum Carvi en Ranunculus bulbosus
menen dat deze hier wij te mogen opmaken, planten weinig
talrijk zijn. Het optreden van Cichorium Intybus is wel
opvallend, doch dit is vrij zeker aan cultuur te danken.
Het aantal fluviatielen, dat de Friese Noordzee-eilanden
heeft is veel dan verwachten bereikt, groter, men zou
en overtreft aanzienlik dat der noordwest- en waddenkust.
Totaal de eilanden 22 zijn op soorten waargenomen, en
wel 15 Ameland. op Schiermonnikoog en 16 op
De Ameland planten gevonden op zijn: Alopecurus
geniculatus, Ballota nigra, Carum Carvi, Conium maculatum,
Galium Linaria verum, Lappa maior, Leonurus Cardiaca,
Cymbalaria, Ononis spinosa, Pastinaca sativa, Plantago
Sedum media, acre, Senecio Jacobaea en de var. flosculosus,
T. Trifolium arvense en fragiferum.
Op Schiermonnikoog vond men Alopecurus geniculatus,
Conium maculatum, Daucus Carota, Echium vulgare, Galium
verum, Lappa maior, Malva silvestris, Ononis spinosa,
Ranunculus bulbosus, Rosa canina, Rubus caesius, Sedum acre, Senecio Jacobaea var. flosculosus, Trifolium arvense 294
Tien hiervan de exkursie der en T. fragiferum. zijn op
N. B. V. in 1926 teruggevonden, echter niet Echium vulgare,
Dr. ons door J. Botke opgegeven.
Lappa maior, Leonurus Cardiaca en Plantago media treft
men niet in de kuststreek van het vasteland der provinsie
Het aan. grote aantal rivierplanten voor de eilanden kan
verklaard worden door de zandgrond, waar Galium verum,
Rosa canina, Rubus caesius en Trifolium arvense een
gunstige voedingsbodem vinden. Ook zijn de eilanden veel rijker aan onbebouwde terreinen en ruigten, waar Ballota
nigra, Conium maculatum, Lappa maior en Leonurus Cardiaca welig groeien.
Bij het naslaan der vindplaatsen merkten we op, dat de beschouwde fluviatielen in vele gevallen volgens vroegere en meer recente opgaven voorkomen in plaatsen, gelegen aan de voormalige Middelzee. Wij hebben hiervan een overzicht gemaakt in bijgaande tabel, waarin in horizontale richting de plaatsen langs de Middelzee in volgorde zijn aangegeven en in een vertikale kolom de daar aangetroffen rivierplanten. Als grondslag namen we het kaartje der Middel- zee vóór de 13de eeuw, zoals dat in het werk van P. Brouwer
W. Eekhoff de Middelzee is en over aangegeven.
Om de oudere nieuwere kunnen onder- en opgaven te scheiden is de bron door een korte aanduiding in de tabel vermeld.
Het was Bruinsma, de schrijver van de Flora Frisica van 1840, reeds opgevallen, dat Daucus Carota vooral op de oude binnenslands gelegen zeedijken voorkomt. Trago- pogon pratensis vonden we in zéér groot aantal tussen
Ritzumazijl en Deinum en ook zuideliker tussen Deinum
Boxum der en aan de Slagtedijk aan de westzijde vroegere
Middelzee.
Zo is een bestanddeel der Friese kleiflora met vrij grote
waarschijnlikheid te danken aan de oude Middelzee, die 295
B J3 EC Br Pr
Hijum Br Br van
Stiens B
■» ■ pi £3 J9 d) K waarnemingen. ,K B B B B B Plantenkaartjes Leeuwarden Pr Pr, Pr K B,K Pr Br B,Br (PI B = Br eigen Huizum PI B, = MIDDELZEE. K B Br Pr Goutum Pr Pr Altera;
Br Wirdum K B, Editio Tjebbes; Scharnegoutum Br 1 = VROEGERE T K Sneek Pr Br Br
K j Hichtum PI Prodromus DER Pr Br M Br PI Bolsward Br, Pr, Schipper; = Bozum Br Br Br Pr KUST = K S Oosterwierum M Br DE S38 03 K Bruinsma; Brakman; AAN Deinum Br K
van = Marsum T T B Br Br j Beetgum Br S B K B Frisica | Berlikum B B K FLUVIATIELEN ...... Flora Jongmans; = en B geniculatus... Intybus pratensis Silvester Cardiaca saliva fragiferum vineale maculatum Carota Cymbalaria spinosa media Meese; nigra Carvi silvestris canina acre Goethart =
M Allium Alopecurus Ballota Carum Cichorium Conium Daucus Dipsacus Leonurus Linaria Malva Ononis Pastinaca Plantago Rosa Sedum Tragopogon Trifolium 296
eeuwen geleden tot in het hart van Friesland doordrong!
is overzicht de In het volgende een gegeven van in het beschouwde Friese gebied voorkomende rivierplanten met
de in de literatuur vermelde vindplaatsen, vermeerderd
met onze eigen waarnemingen.
tekst De bron is in de door een afkorting aangeduid, zo betekent M. = Flora Frisica van D. Meese (1760);
B. = Flora Frisica van J. J. Bruinsma (1840); Pr. = Pro- dromus Florae Batavae, Editio Altera, PI. = Plantenkaartjes;
Br. = lijst Brakman; V. = Dr. L. Vuyck; W. = J. P.
Wiersma.
Achter deze lijst volgen de kwartierhokjes, waarin de planten zijn gevonden.
Allium vineale L.
de „Op verscheide plaatsen in Provintie aan Wallen en in Bossen” (M.); in een laan te Pietersbierum, aan de singels te Franeker, Leeuwarden, Goutum (B.).
vonden haar slechts enkele in Gaaster- Wij op een plaats land en wel in de nabijheid van Kippenburg aan de weg langs de Van Swinderenvaart.
Wel groeit op enkele plaatsen in de kleistreek Allium,
de door het afmaaien niet waarvan soort was na te gaan, zo b.v. bij Pietersbierum, aan de westkust tussen Piaam en Gaast, bij Witmarsum en aan het Jelsumerbinnenpad bij Jelsum, welke laatste opgaaf betekenis kan hebben in verband de met ligging van dit dorp aan de vroegere
Middelzee.
Alopecurus geniculatus L.
weilanden de klei” „In op (B.); Schiermonnikoog,
Ameland, Menaldum, Leeuwarden, Sneek, Bolsward, de
3 laatste gelegen aan de voormalige Middelzee (Pr.);
Zwarte Haan aan de Waddenkust, Dronrijp in het klei- gebied, Workum en het Heidenschap nabij Workum in het 297
Hemelum in het zuiden westen, Sloten, Ruigahuizen en
en enkele plaatsen binnenslands (Br.).
Wij hebben Alopecurus geniculatus vrij algemeen aange-
troffen aan de westkust; aan de zuidkust is zij zeer ver-
dus niet de klei spreid en de groeiplaatsen zijn tot beperkt,
doen vermoeden. Ook komt zoals Bruinsma’s opgaaf zou
zij nabij Warns en in Gaasterland zeer veel voor. Buiten-
in de dijks groeit zij ten zuidoosten van Laaxum, Huite-
buurster buitenpolder en bij het dijkje van het Lemster hop.
In Junie 1930 verzamelden we enige exemplaren in de
sluisput van het Kornwerderzand op vroegere zeebodem.
De vorm bulbosus Hoffm. vonden we bij Workum en in de Huitebuurster de radicans buitenpolder, vorm op meer- dere plaatsen aan vochtige slootkanten.
Ballota nigra L.
„Omtrent Sumeer, Bergum en Gorradijk, aan de kanten
wallen in Bosschen” van ruyge en zommige (M.); Koudum,
Warns (B.); Nes en Hollum op Ameland (Pr.), waar zij
G. Meer volgens recente opgave van van der een zeer algemeen onkruid is, en Oudetrijne (Pr.); Tjerkgaast (PI.);
Hichtum, Warns en Scharl (Br.), op welke plaatsen deze
exkursie der in 1929 plant op een Zuiderzeecommissie Junie werd teruggevonden.
Behalve Meese's vondsten wijst ook onze vindplaats te
dat Ballota niet de kust is Oldeberkoop er op, nigra tot beperkt.
Carum Carvi D. C.
„Buyten Franeker in verscheide Weyd-landen” (M.); bij Dongjum en Leeuwarden (B. en Pr.); verder in het noordwestelik en westelik kustgebied met aangrenzende kleistreek, bij St. Anna Parochie, St. Jacobi Parochie,
Kimswerd, Arum, Achlum, Pingjum, Witmarsum, Hinde- loopen, Koudum en Stavoren (Br.) Ameland (diss. Vuyck). 298
Ook stelden het voorkomen Carum Carvi wij van op verschillende in de kuststreek plaatsen vast: aan de weg
Franeker—Harlingen, aan de Kimswerderlaan, bij Makkum, ten zuiden van Hindeloopen, nabij het emplacement van het station Stavoren en ten oosten van deze plaats. De meest belangrijke vindplaats is in dit verband echter de
Polder Buitendijksveld tussen Lemmer en Schoterzijl, waar wij in het voorjaar van 1930 langs de randen van het
Kadijkje een rijke vegetatie aantroffen.
Chenopodium glaucum L.
„Omtrent Steden, Dorpen en Gebuurten, aan dorre wallen bij misthoopen en vuylensbakken” (M.); ten noorden
één van Harich (V.) en plaats binnenslands (PI.).
Cichorium Intybus L.
„Bij Dijkshoek aan den zeedijk (van 1830 tot 1838), aan den trekweg bij Franekei” (B.); bij Franeker, Leeu- warden, Goutum (Pr.); Ternaard, Holwerd, Ferwerd, Blija en Waaxens aan de Waddenkust, bij Hallum en Hijum in het noordelik kleigebied en Bozum, welke drie plaatsen evenals Leeuwarden en Goutum onder invloed der Middel- zee gestaan hebben (Br.); Oude Mirdum (V.).
Wij troffen deze plant slechts éénmaal aan en wel bij een achterweg nabij Oude Mirdum in Gaasterland.
Hoewel deze gegevens alle betrekking hebben op tegen-
is Cichorium toch woordige en vroegere kusten, Intybus niet geheel tot dit gebied beperkt, daar Prodromus en
Plantenkaartjes enige plaatsen binnenlands opgeven. Vrij zeker heeft echter de kuituur invloed de gehad op ver- spreiding van deze plant.
Conium maculatum L.
Volgens eigen ervaring is zij zeldzaam in Friesland, doch haar; veele Meese noemt „Menigvuldig op plaatsen
de kanten der slooten in bosschen”. aan wegen en en 299
Nes Ameland Verder op Schiermonnikoog, bij op (Pr.);
bij Bolsward (Pr. en PI.); Herbaijum (PI.); Dokkum en
Achlum in de kleistreek (Br.); Sondel (V.).
het Zelf vonden we deze plant in zuidelik kustgebied
bij het kerkhof van Tjerkgaast en van Sondel en volgens
herbariummateriaal van 1913 van de heer G. V. d. Meer
groeit zij ook te Hemelum. Een terrein met vele exx.
Conium maculatum nabij de Harlinger trekvaart, is, daar aanvoer daar zeer wel mogelik is, in dit verband van
minder betekenis.
Cynodon Dactylon Pers.
Komt alleen aan de Friese zuidkust voor en wel meer
spesiaal aan de zandige gedeelten. In het verenigings-
herbarium berust materiaal verzameld door Vuyck van:
dijk Gaasterland en Mirnsterklif (1904).
merkten haar de Wij op: buitendijks en op dijk tussen
Roode Klif ook het talud van de dijk aan en Laaxum, op
de zeezijde ten oosten van Laaxum, en op een dergelike
plaats ten westen van het Mirnster Klif. Verder aan de
Zuidfenster ten zuiden de oostelike dijk van Rijs, op uitloper
het Oudemirdumer de Huitebuurster in de van Klif, op dijk,
Huitebuurster de Z.O. buitenpolder, op dijk ten van Nije
Mirdum, en ten slotte bij de Zandvoorderhoek buitendijks.
Daucus Carota L.
Har- „Aan de ryd- en trek-weg tusschen Franeker en
de lingen als elders” (M.) en menigvuldig op klei, aan
de vooral de oude binnenslands wegen en op gelegene zee-
dijken,” o.a. te Oosterbierum, St. Anna, Holwerd, Dronrijp,
Berlikum (B.); Hallum (Middelzee!), Schiermonnikoog
(Pr.); tussen Franeker en Harlingen, bij Holwerd en
Blija (PI.); Ternaard, Holwerd, Sexbierum, Midlum, ten
Z.O. van Harlingen bij Kimswerd, Arum en Achlum en bij
Beetgum (Middelzee!) (Br.). 300
Wij hebben haar buitendijks niet aangetroffen, slechts een enkele maal vonden we haar in de onmiddellike
der het nabijheid kust en wel bij Dijkshoek, en nabij stoomgemaal ten westen van Lemmer op zand. Verder troffen haar de we aan weg Oosterbierum—Franeker, bij
Harlingen en op meerdere plaatsen tussen Harlingen en
Witmarsum.
Dipsacus silvester Mill.
„Te Franeker aan de Stads-wal, te Oosterwierum aan de rydweg na Sneek (Middelzee!), en bij de Bolswarder- brug (Middelzee!) aan de Harlinger Trekvaart en aan de
Slag-dijk, niet ver van Oosterbierum en elders’' (M.); bij
Pietersbierum, Harlingen, Leeuwarden, Huizum, Wirdum
3 (laatste aan vroegere Middelzee!) (B. en Br.).
Echium vulgare L.
Zeer zeldzaam! Stationsterrein Stavoren (Br.). Dr. J.
Botke vond haar op Schiermonnikoog.
Door de ons aangetroffen aan parallelweg met het spoor te Stavoren en bij het tramstation te Lemmer.
Eryngium campestre L.
Aan de Laaxum weg bij en bij Lemmer (B.); bij Hinde-
de Laaxum loopen aan dijk en eveneens bij (Br.); door ons werd vastgesteld, dat zij vrijwel aan de gehele zuidkust
enkele maal voorkomt, een binnendijks, veelvuldig op de
ook dijken en buitendijks, zoals bij Laaxum en in de
Huitebuurster in deze streken buitenpolder. Zij vormt een lastig onkruid en wordt zoveel mogelik bestreden.
Galium verum L.
de Wouden Bosschen” „In op ruyge plaatsen en in de
Franeker (M.); bij (B.); op Ameland en Schiermonnik- oog (Pr.). 301
Volgens eigen waarneming komt zij voor in de omgeving van Laaxum en in Gaasterland, meestal nabij of aan de kust. Buitendijks groeit zij in de Huitebuurster buiten-
ook de taluds van de Huitebuurster polder, op dijk en op
de oostelike uitloper van het Oudemirdumer Klif, verder op
enige plaatsen meer binnenslands; de meeste groeiplaatsen
enkele zijn gelegen op zandige bodem, een op knipgrond.
Lappa maior Gaertn.
Opgegeven door Meese en Bruinsma als algemeen, doch
zonder vermelding van vindplaatsen. Wij betwijfelen de
juistheid, omdat wij deze plant hier nimmer vonden; beide
Noordzee-eilanden (Pr. en diss. Vuyck). Bij de exkursie
is der N. B. V. op Schiermonnikoog zij echter niet aan-
getroffen.
Leonurus Cardiaca L.
„Aan de stadswal bij de Weaze te Leeuwarden tusschen
de steenen” (B.) (Middelzee!); Ameland (diss. Vuyck).
Volgens recente opgaaf van G. van der Meer op 3 plaatsen
bij Hollum als onkruid.
Linaria Cymbalaria Mill.
Leeuwarden ook (Br., Pr., PI.), waar ze tans nog voor-
komt. Reeds in 1924 ontdekten haar Nes Ameland wij te op
en in 1925 op een oude muur nabij het slot te Rijs in
Gaasterland. Slechts vonden dit op één plaats we plantje
onmiddellik aan zee, n.1. ten westen van Lemmer tussen
het basalt het talud de mede- op van dijk en volgens een
Deelstra deling van A. groeit zij ook aan een stadsgracht
te Lemmer.
Malva silvestris L.
de stadswal Franeker „Aan te en op meenigten van
in de Provintie als meede diergelyke plaatsen meer, aan 302
de kanten der wegen” (M.); te Leeuwarden (B.); Schier-
monnikoog en Goutum (Pr.); Brakman vermeldt tal van
plaatsen, van welke aan de kust liggen Midlum, Harlingen,
Workum, Warns en Laaxum.
Zijn vindplaatsen bij Leeuwarden, Goutum, Bozum,
Hichtum, Bolsward en Sneek kunnen in verband gebracht
worden met het vroegere bestaan der Middelzee.
Zelf namen wij Malva silvestris waar aan een grachtswal
in Leeuwarden terrein de op een ruig bij gevangenis, en
Lemmer het asland. te op
Ononis spinosa L.
„In overvloed aan de wegen buyten Franeker als elders”
de klei meerdere de (M.); op bij plaatsen langs vroegere
Middelzee, zoals Leeuwarden, Marsum, Stiens, Beetgum
en Berlikum, aan de zeedijken bij St. Jacob, Dijkshcek,
Roptazijl, Workum en Lemmer (B.). Voorts vermeldt de
Prodromus Hollum de Brakman Pieters- op Ameland; lijst
bierum en vier dorpen uit de omgeving van Harlingen;
de dissertatie van Vuyck beide Friese eilanden; Fer-
werd (W.).
Wij stelden vast, dat Ononis spinosa aan de noordwestkust
voorkomt bij Dijkshoek en ten noorden van Harlingen,
o.a. aan de Hornestreek, een oude zeedijk. Aan de westkust
is zij lang niet algemeen, wij vonden haar slechts tussen
Harlingen en Zurig, bij Workum, waar zij het binnentalud
de bedekt onderaan het van dijk op sommige plaatsen en buitentalud van de dijk ten N.O. van Hindeloopen. Langs
de zuidkust echter is ze van het Roode Klif af zeer verspreid, alleen ten oosten van Takozijl groeit zij vooral door het
goede onderhoud der dijken minder veelvuldig. Slechts
kan op enkele plaatsen staat zij meer binnenslands, zo
haar meerdere de men op plaatsen aan Harlinger trekvaart,
tussen Franeker en Dronrijp, aan de Verkeerde weg bij
in enkele Warns, aan de weg langs de Sondelervaart en 303
weilanden nabij Sondel opmerken. Verscheidene malen vonden wij haar buitendijks, b.v. ten N.O. van Hindeloopen, tussen hetRoodeKlif en Laaxum, ten Z.O. van Nije Mirdum, in de Huitebuurster buitenpolder en nabij Hooibergen.
Pastinaca sativa L.
x „Menigvuldig, zoo op de Kley als in de Wouden” ) (M.).
„Op kleigronden, zelden op zandgrond, zeer menigvuldig
landen de de de op zoutige aan kusten, aan wegen en op nieuwe en oude zeedijken” (B.); Ameland, Holwerd en
Franeker (Pr.); Brakman heeft totaal 48 vindplaatsen, die bijna alle in het n.w. kleigebied gelegen zijn, vele zeer dicht bij de kust, andere verder er van verwijderd.
Ook wij vonden haar algemeen in het n.w. Friese klei-
in het treedt veel minder Men deelde gebied, zuiden zij op. ons een vindplaats mede aan het stroomkanaal bij Spannen-
troffen haar burg ten N.O. van Sloten, en wij zelf aan op
2 plaatsen tussen Spannenburg en Follega. Verder zagen
haar Echten dit wij ten westen van en, wat voor onderzoek stellig van belang kan worden geacht, omdat de kans op aanvoer door verkeersmiddelen hier zeer gering is, in drie kwartier hokjes in de Polder Buitendijksveld.
Waar Bruinsma zegt, dat Pastinaca veel op zoutige
terreinen voorkomt, is onze ervaring, dat zij over het
onmiddellike ook algemeen de kust mijdt, op plaatsen
waar ze binnenslands zéér talrijk is en de wegranden als
het ware omzoomt, zoals ten zuiden van Makkum. Slechts
het op het Buitendijksveld, een zeer grote polder aan z.o.
uiteinde der Friese kust, die betrekkelik weinig onder-
het loopt, vonden we haar aan oostelik dijkje.
Pimpinella Saxifraga L.
is voor het kustgebied slechts voor Rijs en Oude Mirdum
oostelik diluviale Friesland. ') Bedoeld is het deel van 304
bekend (B., Br.). Wij vonden haar aan de verbindingsweg van beide plaatsen onder eiken. •
Plantage media L.
Zeer zeldzaam in Friesland! Slechts enkele vondsten zijn bekend: bij de Blesse ten Z.O. van Wolvega (B.); bij
Leeuwarden en Wommels (Br.); Ameland (diss. Vuyck).
Slechts eenmaal vonden we haar te Sneek.
Prunus spinosa L.
is zeldzaam in het kustgebied, doch werd gevonden bij de Blesse (B.); bij Blesdijke en Idskenhuizen (Br.) en in het oostelik diluviale deel der provinsie, waar wij haar aan de Scheefweg te Oldeberkoop verzamelden.
Vuyck vond haar viermaal in Gaasterland: bij Westerend,
Vrisburen, Vinkeburen en ten noorden van Sondel.
Wij merkten haar in deze streek slechts tweemaal op: aan de Hooge Bouwing bij ’t Jagthuis en zeer veel aan de Hooibergerlaan.
Ranunculus bulbosus L.
„In weilanden bij Achlum en Hitsum, zelden” (B.);
Brakman vermeldt Schiermonnikoog en Dijkshoek (Pr.); in zijn lijst, dat hij aan deze plant wel te weinig aandacht zal hebben geschonken, hij vond haar alleen bij Zand- voorde (Wijmbr.).
Volgens eigen waarnemingen komt zij voor langs de westkust van Harlingen tot in de nabijheid van Ferwoude, waarbij zij naar het zuiden toe steeds schaarser wordt;
de zuidkust; het Roode de Laaxumer langs op Klif, op dijk
beide Laaxum het Mirnster Klif op taluds, en tussen en ter weerszijden van de dijk.
Bovendien vonden haar binnenslands meerdere we nog op plaatsen aan de weg Marsum—Harlingen. 305
Reseda Luteola L.
Deze niet Friesland bekend. In 1930 was nog voor Junie
het Kornwerderzand verzamelden we haar op bij de
Katholieke kerk.
Rosa canina L.
„Omtrent Eestrum, Drogeham en Kooten als elders, in wallen de landen” zevental ruyge aan wegen en (M.); een plaatsen binnenslands, waaronder Blesse en Steggerda en in Gaasterland (B.); Goutum (Middelzee!) tussen
Suameer en Nijega, Rottevalle, Oosterwolde, tussen Wolvega en Terissert (Pr.); Langweer, Scharsterbrug (bij Joure),
Wykel, Ruigahuizen, Peperga (Br.); Gaasterland, Koudum,
Hemelum, ten westen van St. Nicolaasga (V.); Schier- monnikoog (exk. N. B. V. 1926).
Ofschoon Rosa canina L., zoals uit het voorgaande blijkt, in de literatuur al vermeld konden we haar nog eens is, in de kuststreek slechts in 5 kwartierhokjes vaststellen. In
Gaasterland de aan de aan Koendertsingel bij Balk, weg
Kippenburg—Westerend, aan de Oudemirdumer weg, aan de de Laaxum— Hooibergerlaan, en aan een zijpad van weg
Warns. De exemplaren zijn gekontroleerd door A. W.
Kloos Jr.
In 1925 vonden we haar in het Oranjewoud nabij Veenwijk.
Ook deze plant behoorde als de 5 voorgaande tot de var. dumalis Bechst.
Rosa rubiginosa L.
„Aan den kant van den rydweg, bij Sondel (B.). Door ons aangetroffen nabij Oldeberkoop.
Rubus caesius L.
Harlinger trekvaart en de bosschen van Rijs (B.); Schier-
N. B. monnikoog (Pr., diss. Vuyck en exkursie V. 1926).
Nsdcrl. Kruidk. Archief 1930. 20 306
Sedum acre L.
de Zee-kust veele „Menigvuldig gansche langs, en op andere plaatsen binnen dyks” (M.); Holwerd, Roptazijl,
Workum, Stavoren, Roode Klif, Schoterzijl, op oude muren te Leeuwarden, Franeker en elders (B.); Schier- monnikoog, Ameland, zeedijken Workum en Lemmer (Pr.); ten zuiden van Ferwoude (PI.); als nieuwe vindplaatsen geeft Brakman Hindeloopen, Laaxum, Mims, aan de zeekant tussen Oude Mirdum en Rijs.
Naar onze bevinding komt Sedum acre in hoofdzaak langs de zuidkust voor en slechts hier en daar aan de westkust. Onze vindplaatsen zijn: ten N.W. van Sexbierum, tussen Workum en Hindeloopen, bij Hindeloopen en
Molkwerum, alle onmiddellik bij zee, meer binnenslands tussen het grint van het emplacement van het station
de Stavoren het Workum, aan spoorlijn te en op dijkje om de Noordermeerpolder, in 18 kwartierhokjes aan de zuidkust van Stavoren tot Lemmer en aan de Brielenslaan
in Gaasterland meer binnenslands.
Senecio Jacobaea L.
Komt in Friesland Meese vond haar sporadies voor, echter: „Veel buyten Franeker en elders aan de wegen”;
Ameland, Franeker (Pr.); aan de Slagtedijk bij deze plaats (Br.); bij Oude Mirdum (V.).
1929 in In vonden wij haar enige exemplaren in een weiland ten zuiden van Oude Mirdum, niet ver van zee, doch konden haar in 1930 niet terugvinden.
De verschillende bronnen ook enkele geven vindplaatsen binnenslands.
Senecio L. Jacobaea var. flosculosus D. C.
Meese vond deze variëteit op dezelfde plaats als de hoofdsoort, de Prodromus vermeldt Schiermonnikoog en
Ameland; Oude Mirdum (V.). Ook wij vonden haar in 307
de nabijheid van de vorm met straalbloemen ten zuiden
van Oude Mirdum, doch ook deze was in 1930 verdwenen.
Senecio viscosus L.
Meese noch Bruinsma Eveneens zeer zeldzaam. geven
nauwkeurig omschreven vindplaatsen; stationsterreinen te
Sneek en Stavoren (Br.).
Drie vondsten kunnen we slechts vermelden; ter weers-
havenhoofd zijden van het zuidelik te Harlingen, op het
Kornwerderzand en te Stavoren aan de parallelweg met
het spoor.
Tragopogon pratensis L.
„Op het Oude Bildt aan Verscheyden plaatsen tusschen
het Koorn, etc.” (M. B.); Bolsward (Pr.); verder Achlum,
Pingjum, Witmarsum (Br.).
In het noordwestelik kleigebied vonden wij haar meer-
dere malen. Behalve ten Z.O. van Harlingen bleek zij ook voor te komen op enige plaatsen langs de voormalige
Middelzee, o.a. zéér talrijk tussen Ritzumazijl en Deinum,
tussen Deinum en Boxum, nabij de halte Deinum, tussen
Marwerd en Wirdum en bij Bolsward.
In het zuiden der provinsie groeit Tragopogon pratensis
de der ten oosten bij overweg spoorlijn van Stavoren, op het kerkhof der Ned. Herv. Kerk te Warns, aan de weg
Lemmer het terrein Warns—Hemelum, bij op van het tramstation en ook andere volgens mondelinge mededeling op plaatsen aldaar.
Het is bekend dat vaak ons deze plant tram- en spoor- wegen volgt, zo staat zij langs de lijnen Leeuwarden—Sneek,
Leeuwarden—Tietjerk, Leeuwarden—Ferwerd, Bolsward—
Witmarsum, en heeft zich hierlangs in de loop der jaren blijkbaar verbreid.
Trifolium arvense L.
„Veel in de Wouden” (M.), waar hij o.a. noemt Bergum, 308
Heerenveen, Drachten; Roode Klif (B.); Schiermonnikoog en Ameland (Pr.); Sneek, Oudega, vóór het Roode Klif en Laaxum (Br.).
Onze vindplaatsen zijn tot het kustgebied beperkt, wij
Klif meerdere vonden haar op het Roode en op plaatsen
Gaasterland: de Balk in aan weg van naar Kippenburg, aan de Koendertsingel, in de omgeving van Oude Mirdum,
de Huitebuurster aan de Hooibergerlaan en op dijk. Vrij
terrein het tramstation Lemmer. talrijk stond ze op het bij te
Trifolium fragiferum L.
in landen „Meenigvuldig zommige Weyd en aan wegen,
in de Wouden als de de kuststreek zoo op Kley” (M.), aan
enkele van Tjummarum tot Harlingen, bij plaatsen meer binnenslands, waarvan sommige aan de voormalige Mid-
het delzee, zoals Leeuwardenen Beetgumer binnenpad (B.);
Holwerd, Blija, Molkwerum, Lemmer (Pr.) van de Planten- kaartjes noemen we slechts Dokkum, Jelsum (Middelzee!),
Bolsward (Middelzee!); Brakman geeft 5 plaatsen aan de kust van Holwerd tot Warns, verder Achlum en de Slagte- dijk bij Franeker. Bij gelegenheid van de exkursie der
N. B. V. op Schiermonnikoog in 1926 werd ze op dit eiland waargenomen; Ferwerd (W.).
In 1924 vonden Ameland. we Trifolium fragiferum op
Aan de westkust vormen onze vindplaatsen geen doorlopend geheel, zij liggen in hoofdzaak aan de zuidkust van Fries- land. Wij noemen hier slechts het Oudemirdumer Klif,
Lemmer, Lemster hop en de Polder Buitendijksveld bij
Schoterzijl. Binnenslands zijn merkwaardige plaatsen: aan
Balk de het Slotermeer bij en aan Zandpoel bij de Wykeler
Eebuurt.
Hier moge een overzicht der kwartierhokjes volgen.
Die, waarbij niets vermeld staat, zijn eigen waarnemingen.
Dr. L. Vuyck Deze zijn aangevuld met kwartierhokjes van 309
K. Breemen (1904), Tjebbes (1903 en 1904), P. J. van
(1903), W. W. Schipper (1910), de exkursie der Zuider- zee-Commissie (1929), Dr. W. C. de Leeuw (1929), J.
P. Wiersma (1930). Ze zijn respektievelik aangeduid door
V, T, B, S, Unio, L en W.
Hieruit is niet in hoeverre na te gaan eigen waarnemingen met die van anderen samenvallen. Voor deze talrijke
de tabel blz. 314 e.v. coïncidenties verwijzen we naar op
Allium vineale L. K 5, 25, 42;
Allium H H spec. 5, 54, 24, 6, 51, 11, J 5, 44, 31;
Alopecurus geniculatus L. H 5, 64, 23 (B), H 6, 51, 41,
J 5, 23, 41, 33, 42, 35, 23, 44, 42, 54, 24, 32, 41, 55,
32, K 5, 14, 22 (L), 23 (L), 24 (L), 32 (L), 34 (L),
41 (L), 43, 16, 31, 17, 14, 43, 23, 14, 24, 42, 24, 13,
24 (V), 31, 33 (Un.), 34 (V), 25, 32, 26, 24 (V), 32 (L),
34, 27, 34, 28, 21, 34, 11, 13, 35, 21, 22, 42, 36, 12, 13,
31, 38, 13j 14, 23, 24, K 6, 31, 33, 33, 13;
hiervan buitendijks: K 5, 34, 13, 36, 31, 38, 14;
Ballota nigra L. K 5, 14, 41 (L), 17, 43 (V), 23, 44
(Un.), 24, 31 (Un.);
Carum Carvi D. C. H 5, 58, 31 (T), 64, 24, 65, 14, J 5,
14, 13, 33, 44, K 5, 14, 13, 23, 14, 23, K 6, 41, 11;
hiervan buitendijks: K 6, 41, 11;
Chenopodium glaucum L. K 5, 16, 31 (V);
Cichorium Intybus L. K 5, 35, 23;
Conium maculatum L. H 5, 58, 44, 65, 14 (B), K 5,
17, 43, 26, 41;
Cynodon Dactylon Pers. K 5, 33, 22, 34, 11, 12, 21,
22 (V), 35, 13 (V), 14, 42, 36, 14, 22, 31, 32;
hiervan buitendijks: K 5, 34, 11, 36, 22, 32;
Daucus Carota L. H 5, 36, 33, 46, 23, 55, 41, 64,
23 (B), 24 (B), 32, 34, 41, 42, 65, 13, 14 (B), 23 (B),
31, 66, 21, J 5, 14, 12, 13, 14, 41, 42, 43, 24, 21, 23, K 5,
37, 24, K 6, 23, 41; 310
Dipsacus silvester Mill. H 5, 37, 44 (S), 47, 43 (S);
Echium vulgare L. K 5, 23, 23, 38, 13;
Eryngium campestre L. K 5, 23, 44, 33, 22, 34, 11,
12, 13, 14, 21, 22 (V), 35, 13, 14, 41, 42, 36, 14, 21 (V),
22, 31, 32, 37, 11, 12, 14, 24, 38, 13, 21, 23, K 6, 31, 33;
hiervan buitendijks: K 5, 34, 11, 13, 14, 36, 14, 31, 32;
Galium verum L. G 5, 48, 44, 57, 21, 23, 58, 11, 14,
22, 24, G 6, 41, 44, 42, 33, 51, 21, 23, 52, 12, K 5, 34,
11, 13, 35, 12, 13 (V), 24 (V), 41 (V), 42, 36, 13, 14, 31, 32;
hiervan buitendijks: K 5, 34, 11, 36, 14, 31;
Linaria Cymbalaria Mill. G 5, 58, 24, H 5, 58, 32 (T),
H 6, 51, 33, K 5, 25, 33, 37, 24, 38, 13;
Malva silvestris L. H 5, 58, 44 (T), K 5, 37, 24;
Ononis spinosa L. H 5, 11, 43 (W),- 21, 42 (W), 45,
22, 23, 64, 12, 24 (B), 42, 65, 13, 14 (B), 31, 66, 12, 21,
J 5, 13, 44, 14, 33, 54, 32, 34, 64, 31, K 5, 23, 44 (V),
24, 22 (V), 24 (V), 31, 25, 34 (T), 26, 42, 33, 22, 34,
11, 12, 21, 22, 35, 13 (V), 14, 41, 42, 36, 12, 14, 21, 22,
31, 32, 37, 14, 38, 23;
hiervan buitendijks; J 5, 64, 31, K 5, 34, 11, 12, 36,
14, 21, 31, 32;
Pastinaca sativa L. G 5, 58, 24, H 5, 36, 33, 44, 37,
33, 34, 45, 22, 24, 34, 46, 11, 12, 23, 24, 41, 42, 47, 31,
34, 43, 44, 54, 34, 55, 12, 21, 23, 31, 32, 44, 58, 12, 14, 21,
32 (T), 34, 41 (T), 43, 64, 12, 14, 23, 24 (B), 32, 41,
42, 65, 12, 13 (B), 14 (B), 23 (B), 24, 31, 66, 11, 13,
21, 23, 24, 67, 31, 68, 12, 24, J 5, 14, 12, 13, 14, 32,
43, 23, 22, 24, 24, 21, 23, 24, 41, 43, 28, 13, 14, 31, 33,
42, 34, 12, 13, 31, 35, 13, 43, 22, 44, 11, K 5, 14, 21,
(L), 18, 33, 28, 12, K 6, 21, 32, 41, 12, 14, 21;
alleen de drie laatste buitendijks.
Pimpinella Saxifraga L. K 5, 35, 12, 21;
Plantago media L. J 5, 47, 14;
Prunus spinosa L. J 6, 65, 44, K 5, 25, 23 (V), 24 (V),
26, 24, (V), 34, 42 (V), 43; 311
Ranunculus bulbosus L. H 5, 57, 34, 43, 64, 12, 13,
14, 23, 24, 31, 32, 65, 13, 23, J 5, 13, 44, 14, 11, 13, 31,
33, 23, 22, 24, 41, 43, 33, 24, 42, 44, 44, 31, 54, 11,
K 5, 33, 22, 34, 11, 12, 14;
Rosa canina L. J 6, 63, 34, K 5, 14, 41 (V), 44 (V),
16, 33 (V), 18, 14 (V), 24, 22 (V), 24 (V), 25, 24, 33 (V),
34 (V), 42 (V), 26, 11 (V), 12, 23 (V), 24 (V), 41 (V),
42 (V), 43 (V), 34, 11, 21 (V), 35, 12 (V), 21, 24 (V),
42 (V), 36, 21;
Rosa rubiginosa L. J 6, 65, 22, 66, 31;
Sedum acre L. G 5, 48, 33, 44, 57, 23, 58, 13, G 6,
41, 33, 34, 51, 21, H 5, 54, 22, 64, 31, 33, J 5, 14, 13,
31, 33, 23, 22, 33, 42, 44, 63, 44, 64, 11, 13, 21, K 5, 13,
43, 44, 14, 31, 23, 14, 22, 23, 32, 43, 44, 24, 44, 33, 22,
34, 11, 13, 35, 42, 36, 14, 31, 32, 37, 12, 24, 38, 13, 14;
hiervan buitendijks: J 5, 63, 44, K 5, 33, 22, 34, 11,
13, 36, 31, 32, 37, 12;
Senecio Jacobaea L. H 5, 65, 14 (B), J 5, 54, 41 (T),
66, 34 (V), 41 (V), 42 (V), 43 (V), 44 (V), K 5, 25, 43
(T), 35, 42;
D. Senecio Jacobaea L. var. flosculosus C. G 5, 48, 44,
58, 24, G 6, 51, 14, K 5, 35, 42;
Senecio viscosus L. H 5, 64, 33, K 5, 23, 14;
Tragopogon pratensis L. H 5, 64, 42, 66, 12, 21, 68,
12, 14, J 5, 14, 24, 43, 15, 11, 12, 13, 24, 23, 25, 14, 32,
34, 22, 35, 13, 21, 32, J 6, 11, 12, 13, K 5, 23, 23, 24,
31, 38, 13; de variëteit tortilis in J 5, 35, 21;
Trifolium arvense L. G 5, 48, 44, 57, 21, 58, 22, 24,
G 6, 41, 33, 44, 52, 12, K 5, 26, 13, 14, 33, 22, 35, 21,
24, 36, 12, 13, 14, 31, 32, 38, 13;
hiervan buitendijks: K 5, 36, 31, 32;
Trifolium fragiferum L. G 5, 58, 14, G 6, 52, 12,
H 5, 45, 22, 24, 31, 32, 34, 64, 32, 33, 65, 14 (B), J 5,
13, 44, 14, 13, 33, 23, 22, 43, 22, 24, 44, 13, 31,33, 54,
34, 64, 12, K 5, 16, 43, 26, 42, 27, 33, 33, 22, 34, 12 (V), soortenrijkdom
de waarbij aangegeven. kustgebied, is sijfer zuidelik een door het in fluviatielen kwartierhokjes der der verspreiding
De 313
21, 22, 35, 13, 14, 41, 42, 36, 12 (V), 14, 21, 31, 32, 37,
14, 23, 24, 38, 14, 23, 24, 41, 42, 44, K 6, 31, 33, 41,
11, 13, 14, 21;
hiervan buitendijks: J 5, 64, 12, K 5, 33, 22, 36, 14,
21, 31, 32, 37, 14, 23, 38, 23, 24, 41, 42, 44, K 6, 31, 33,
41, 11, 13, 14, 21.
de het zuidelik Om gegevens van gebied overzichtelik
te maken hebben we ze in een tabel verenigd, waarbij vertikaal de beschouwde planten en horizontaal de kwartier-
benevens het totaal aantal rivier- hokjes zijn aangegeven,
planten in ieder vakje. Gaasterland en enkele meer westelik en oostelik gelegen gebieden werden in 1904 door Vuyck
bezocht. Ook die de c.s. zijn gegevens, op niet-gepubli- seerde exkursielijsten voorkomen zijn in de tabel opge-
benevens die die nomen, van Tjebbes (1904), van een exkursie der Zuiderzee-Commissie (1929) en enkele van de Leeuw (1929).
De gezamenlike gegevens zijn op een kaartje voorgesteld.
De Het sijfer in ieder hokje geeft de soortenrijkdom aan. afname der fluviatielen binnenslands blijkt hieruit duidelik.
Dat wij er in slaagden een overzicht te verkrijgen van de
der danken verspreiding rivierplanten wij mede aan vroegere onderzoekers. In de eerste plaats aan Meese, uit wiens aantekeningen wij onder meer besluiten, dat planten als
Conium maculatum, Dipsacus silvester, Malva silvestris in zijn tijd algemener voorkwamen dan tans. In de tweede plaats aan Bruinsma, die vele gegevens voor noord- en westkust vermeldt en een enkele maal Gaasterland bezocht, waarvoor hij Rubus caesius noemt, welke noch door Vuyck, noch door ons daar werd teruggevonden, doch niet Cynodon
de Dactylon, die tamelik verbreid is, vooral aan zandige zuidkust. Verder aan Brakman, die een uitgebreide lijst van vindplaatsen voor Friesland samenstelde, en wiens !
32 1
X 1 24
XX XX 4 23 1 (1904); X 1 anderen. 22
14 XX XX 4 23 van
1 33 X Tjebbes (1929). die KUSTGEBIED. O 1 18 14 van en 43 X O X 3 Leeuw 17 14 X 1
X 1 vondsten de ZUIDELIK 43 © 1 waarnemingen 33 O van
16 X O 2 HET 31 O 1 eigen 44 vondsten IN (1904); 43 1 O van
o 3 41 oo Vuyck 34 0 1
32 O 1 van (1929); coïncidentie FLUVIATIELEN 31 X 1 op 24 O 1 vondsten 23 o 1 wijst DE O 22 O 1 tekens VAN 21 O 1 Zuiderzeecotnmissie
14 13 X 1 —1930); andere K5.13 44 X 1 exk. 43 X 1 (1927 der
...... vondsten een in ...... vondsten □ VERSPREIDINGSSTAAT geniculatus... glaucum bulbosus var.flosculosus pratensis Intybus Dactylon campestre Saxifraga arvense. fragiferum kruisje Uurhokje maculatum Carota vulgare Cymbalaria sativa Jacobaea viscosus eigen Kwartierhokje vineale nigra Carvi verum silvestris spinosa spinosa acre Totaal canina x Het
Jacobaea „ Allium Alopecurus Ballota Carum Cichorium ChenopodiumConium CynodonDaucus Echium Eryngium GaliumLinaria Malva Ononis Pastinaca Pimpinella Prunus Ranunculus Sedum Senecio Senecio TragopogonTrifolium Rosa S. 1
41 0 O 2
X 34 X 2
32 O 1
24 O O O 3
23 O 1 KUSTGEBIED. 14 X 1 X 13 1
12 X 1
26 11 O 1 1 ZUIDELIK 43 0 1
42 X O 2
O HET 34 @ 2
33 X O 2 IN
32 X 1
24 O ® 2
25 23 O 1
44 X 1
FLUVIATIELEN 34 O 1
33 □ 1
DE 31 □□ X B 4
24 O O o 3
VAN 22 O O 2
24 13 □ 1
X @ AAT 44 □ IE! 4
43 1 INGSST 23 42 □ 1 ...... geniculatus... glaucutn bulbosus var.flosculosus pratensis VERSPREID Intybus...... Dactylon campestre Saxifraga arvense...... fragiferum Uurhokje vineale maculatum Carota vulgare verum Cymbalaria spinosa sativa spinosa Jacobaea viscosus Kwartierhokje nigraCarvi silvestris canina acre Totaal
Jacobaea „ Allium Alopecurus Ballota Carum Cichorium Chenopodium Conium Cynodon Daucus Echium Eryngium GaliumLinaria Malva Ononis Pastinaca Pimpinella Prunus Ranunculus Sedum Senecio Senecio TragopogonTrifolium Rosa S. 14 ® 0 R) 0 x x ® 7
13 X V X 3 (1929);
36 12 X V X o 4
42 X X 0 (9) (9) O V (9) ® ® 10
41 ® O x ® 4
KUSTGEBIED. 24 O O x 3
® 1 Zuiderzeecommissie 23
22 X 1
21 X X x X 4 exk.
ZUIDELIK 14 ® ® 0 ® 4
13 O ® O O ® 5 vondsten
HET 35 12 X X O 3 □ 0 ® IN 22 O O 4
21 X X ® O ® 5
14 X X 2 (1904);
13 X X X KI 4
12 X X FLUVIATIELEN ® x o 5 Vuyck 134 11 X X X X X x X 8
| van
33 22 X X X X x X X 7 DE 21 X 1 vondsten VAN 28 12 X 1 O 34] X 1
X 27 [33 1
x 43 o 2
X X 26 42 O O 4 —1930);
...... (1927 VERSPREIDINGSSTAAT geniculatus...... glaucum bulbosus ...... pratensis Intybus Saxifraga var.flosculosus maculatum Dactylon campestre sativa arvense fragiferum vondsten Uurhokje vineale nigra.Carvi Carota vulgare verum Cymbalaria silvestris spinosa spinosa Jacobaea viscosus Kwartierhokje canina acre Totaal eigen Chenopodium Eryngium Ranunculus Jacobaea Tragopogon ,, Allium AlopecurusBallota Carum Cichorium Conium Cynodon Daucus Echium Galium Linaria Malva Ononis Pastinaca Pimpinella Prunus Sedum Senecio Senecio Trifolium x Rosa S. 21 x X 2
2 14 • Y X
13 X 1
12 Y i
41 X X 2
KUSTGEBIED. 33 13 X 1
31 33 X X X 3
1 K6 21 32 Y
44 X 1
ZUIDELIK 42 X 1
41 X 1
HET 24 X X 2
X 4 IN 23 X X X
21 X 1
3 14 X x X
38 13 X X X X x X x 7
24 x X X x x X 6
FLUVIATIELEN 1 23 X
14 X X X 3 DE 12 X X 2
VAN 37 11 X 1
32 X X x X x x X 7
X X X X X X x X 31 8
X X X [22 3
® 4 36 ]21 O ® V ...... VERSPREIDINGSSTAAT geniculatus... glaucum bulbosus var.flosculosus pratensis Intybus Dactylon campestre Saxifraga arvense fragiferum Uurhokje vineale maculatum vulgare Cymbalaria spinosa spinosa Jacobaea Kwartierhokje nigraCarvi canina acre Totaal
Jacobaea „ Allium AlopecurusBallota Carum Cichorium Chenopodium Conium Cynodon Echium Eryngium Linaria Ononis Pimpinella Prunus Ranunculus Sedum Senecio TragopogonTrifolium Rosa S. 318
dat Ranunculus bulbosus vermoeden, hij aan te weinig aan- dacht geschonken heeft, bewaarheid wordt, daar wij een
feeks van vondsten noteerden van Harlingen tot nabij
Ferwoude en enkele in het westelik kleigebied en aan de zuidkust. Ten vierde aan Vuyck, die een uitgestrekt gebied,
Gaasterland doorzocht grotendeels in gelegen, en gegevens verzamelde in 74 kwartierhokjes. Opvallend is, dat hij
doch uitsluitend wel maal geen Rosa dumetorum, en 20
Rosa canina vermeldt, terwijl wij slechts 5 maal Rosa canina vonden tegen 13 keer Rosa dumetorum. Ook vond
Sedum noch die behalve hij geen acre, Trifolium arvense, we
Ameland in tien aantroffen. op kwartierhokjes
hiermee aan deel van één der Wij menen een opgaven,
die de Zuiderzee-Commissie zich heeft gesteld, n.1. de fluviatiele invloed in het kustgebied na te gaan, voor zover
het altans Friesland betreft, te hebben voldaan.
Het is niet van belang ontbloot met het reeds onder-
zochte gebied nabij Vollenhove, waar in 1928 door de
N. B. V. een exkursie werd gehouden (Dr. W. C. de Leeuw,
N. K. A. 458 Vollenhove, 1929 blz. e.v.) een vergelijking
te treffen. Het aantal fluviatielen, dat in die omgeving door
Lako en op genoemde exkursie gezamenlik is aangetroffen,
bedraagt 42 (en niet 41 zoals in het verslag is vermeld).
In Friesland zijn in het gehele kustgebied en op de eilanden Ameland en Schiermonnikoog slechts 34 rivier-
Van deze in Vollenhove niet planten waargenomen. zijn
gevonden: Cichorium Intybus, Linaria Cymbalaria, Pimpi-
Daaren- nella Saxifraga en Senecio Jacobaea var. flosculosus.
wèl tegen werden bij Vollenhove, doch niet in het Friese kustgebied s.1. aangetroffen: Allium oleraceum L., Carduus nutans L., Filago germanica L., Knautia arvensis Coulter,
Medicago falcata L., Melilotus arvensis Wallr., Poterium officinale Benth. et Hook., Salvia verticillata L., Scabiosa
Columbaria L. (weliswaar door Meese en Bruinsma ver-
Boloniense meld, doch niet voor het kustgebied), Sedum 319
Lois., Sedum reflexum L., Thymus Serpyllum L. chamae- drys Fries.
Van meer belang is het, het in hoofdzaak diluviale
Gaasterland met het overeenkomstige gebied van Vollenhove
Gaasterland heeft de te vergelijken. 19, omgeving van
Vollenhove, zoals reeds vermeld, 42 fluviatielen. Weliswaar heeft Gaasterland een kustlijn, die meer dan anderhalf maal zo lang is als het bedoelde gebied bij Vollenhove, doch bij beide reikt de diluviale kern tot aan zee en beide be- zitten alluviale gedeelten, deels uit zand, deels uit klei bestaande, en zijn dus min of meer vergelijkbaar. Be- schouwen wij het aantal rivierplanten als een maat voor de fluviatiele invloed, dan is deze in Gaasterland minder dan half zo groot als bij Vollenhove.
Wij eindigen hiermee voorlopig onze studie der rivier-
hoewel lossen planten, er nog menige vraag op te blijft.
Zo dringt een plantje als Cerastium arvense zich door haar
in het aandacht aanwezigheid kustgebied aan onze op.
Wel zegt J. L. van Soest in zijn Flora van Arnhem
(N. K. A. 1926 blz. 222), dat zij zich om de riviergebieden konsentreert, doch dat haar fluviatiel karakter niet is
haar vastgesteld. Hij noemt ook voor spoorwegen.
Zeker is het merkwaardig, dat zij in Friesland, behalve
langs deze, ook veel langs de zuidkust voorkomt, wat o.i.
voor haar fluviatiel karakter pleit.
Bij Balk en Lemmer komt volgens mondelinge mede-
delingen Fritillaria meleagris voor. Deze plant groeit veel
op de uiterwaarden langs de grote rivieren en haar voor-
komen in dit verband niet menen we te mogen verzwijgen.
In Brakman lijst staat zij vermeld voor de streek tussen
Jutrijp en Oppenhuizen, waar de Middelzee haar kan
gebracht hebben.
Toch is haar fluviatiel karakter geenszins zeker. J. L.
van Soest, die zich reeds geruime tijd met planten-
geografie bezighoudt, is van mening, dat de rivieren 320
niet veel invloed de op verspreiding van deze plant hebben gehad.
Ons rest nog een woord van dank aan de heer P. Jansen,
welwillend die zo was het volledige materiaal van Alopecurus geniculatus en Cynodon Dactylon te kontroleren. Van
al Alopecurus geniculatus berusten onze opgaven van vind-
materiaal. Eveneens plaatsen op gekontroleerd onze dank
W. Kloos de aan de heer A. Jr., die exemplaren van Rosa canina, welke bewijsmateriaal zijn voor de vindplaatsen in de vermelde kwartierhokjes, revideerde, aan de heer
J. L. van Soest, die bereidwillig onze voorlopige mede- delingen over de fluviatielen in zijn correspondentieblad
Dr. W. C. die opnam, aan J. Goethart, zo goed was ons de benodigde niet-gepubliseerde exkursielijsten toe te zenden en ten slotte aan Dr. W. C. de Leeuw, archivaris der Zuiderzee-Commissie, die ons de verschillende stukken onder zijn beheer welwillend ter inzage zond.