Geuzenliedboek 1940-1945
Total Page:16
File Type:pdf, Size:1020Kb
Geuzenliedboek 1940-1945 redactie M.G. Schenk en H.M. Mos bron M.G. Schenk en H.M. Mos (red.), Geuzenliedboek 1940-1945. Buijten & Schipperheijn, Amsterdam 1975 (herdruk) Zie voor verantwoording: http://www.dbnl.org/tekst/sche123geuz01_01/colofon.htm © 2008 dbnl / erven M.G. Schenk, H.M. Mos V Inleiding Een volk dat voor tirannen zwicht zal meer dan lijf en goed verliezen - dan dooft het licht Hendrik Mattheus van Randwijk (1909-1966) ‘Het onbeholpen vers door een ongeletterde binnen de gevangenismuren (of daarbuiten - red.) geschreven; het sonnet van den hoogleeraar die in het gevloekte Buchenwald - maar hoeveel heerlijk Nederlandsch gemeenschapsleven werd daar gegrondvest - voor het eerst bemerkte dat hij dichter was; het lied van de haat en het lied van het onbuigbare vertrouwen; kortom het nieuwe geuzenlied doet ons het Nederlandsche volk kennen zoals het was en is in dezen na den tachtigjarigen oorlog zwaarsten tijd van zijn bestaan. Daarom is de uitgave van Geuzenliedboeken een daad van zoo groote betekenis voor het heden, omdat duizenden daarin hun eigen gevoelens weerspiegeld vinden voor de toekomst, als onmisbare bijdrage tot de kennis van de volkspsychologie van dezen, onzen tijd’. Zo staat het in het Voorwoord tot het ‘Geuzenliedboek, derde vervolg’, dat in het oosten van het land op de pers lag, toen dit deel van Nederland bevrijd werd en dat dus niet meer illegaal verspreid behoefde te worden zoals de beide voorafgaande delen. Nu, dertig jaar later, denken wij wel iets genuanceerder; de ‘ontmythologisering’ heeft - terecht - geen halt gehouden bij de houding van het Nederlandse volk. Wij weten nu dat velen zich tamelijk afzijdig hebben gehouden ondanks hun afkeer van de bezetters, omdat die hun rustige bestaan verstoorden. Maar evenzeer weten wij dat er Nederlanders zijn geweest, die al sinds 1933 het gevaar van het nazisme onderkenden en die zich daartegen van meet af aan te weer hebben gesteld. Naarmate de wreedheden van het nazisme toenamen, groeide ook het inzicht in de absolute verwerpelijkheid van deze ideologie (prof. Nagel, de schrijver J.B. Charles, betwijfelde in april 1975 of het nazisme wel de kwalificatie ‘ideologie’ waard was). Dit inzicht leidde tot verzet en een van de vormen waarin het zich uitte, was het verzetsgedicht. Tijdens de bezetting hebben deze geuzenliederen zeer velen een moreel en geestelijk steuntje gegeven. Zij weerspiegelen inderdaad de gevoelens, die ons toen bezielden. Dit is de reden waarom wij ‘ja’ hebben gezegd, toen wij de vraag kregen een herdruk van het Geuzenliedboek 1940-1945 te maken. Helaas kon dit niet meer het oorspronkelijke team zijn. De drukker (de man die het grootste risico liep!) Allard Honing werd bij een overval op zijn drukkerij gearresteerd, want daar lag - bij hem natuurlijk! - illegaal Geuzenliedboek 1940-1945 VI drukwerk op de pers. Hij is in een concentratiekamp bezweken. De heer Honing was diep-gelovig; zijn geloof dwong hem onmiddellijk stelling te nemen tegen het heidense nazisme en alle risico's daarvan bewust te aanvaarden. De auctor intellectualis van de Geuzenliedboeken, de heer Gé L. Tichelman, die tot over de oren in het illegale werk zat, is in 1962 overleden. Hij verrichtte dit illegale werk vanuit zijn kamer in het Koloniaal Instituut (nu Koninklijk Instituut voor de Tropen), dat voor het grootste deel een bolwerk van de SS was. Er is wel gezegd dat Tichelman, alias Schroeder, alias Hackfort, op één bundel van een Geuzenliedboek twee handgranaten cadeau gaf! Hij gedroeg zich als conservator van het Instituut zo hautain tegenover de aanwezige SS-ers, dat zelfs geen van de schildwachten het ooit gewaagd heeft hem te gelasten de inhoud van zijn aktentas te laten zien. Was dat wel gebeurd, dan zou hij vermoedelijk ter plaatse zijn neergeschoten. Hij heeft op kenmerkende wijze de ‘Radfahrer’-mentaliteit van de nazi's aan de kaak gesteld: trappen naar beneden, buigen naar boven. Tichelman, in wezen een in-goedige bescheiden man, gedroeg zich tegenover de SS alsof hij de hoogste autoriteit van het Koloniaal Instituut was, die zo genadig was de SS in ‘zijn gebouw’ te dulden. Daartegen was geen SS-er opgewassen. In 1969 is ook de heer J.B.Th. Spaan overleden. Hij heeft de ‘redactievergaderingen’ en andere besprekingen in het Koloniaal Instituut nooit bijgewoond, omdat hij dit een overbodig risico achtte. Als Intelligence-medewerker, die voor de illegale pers en de regering in Londen ander nieuws gaarde dan de kranten meldden, liep hij al meer dan genoeg gevaar; de eerste ondergetekende kon wel als zijn koerierster en zegsvrouw optreden. Wij overgeblevenen hebben geaarzeld of wij zonder meer een herdruk van het Geuzenliedboek 1940-1945 konden geven. Die aarzeling sproot voort uit twee overwegingen. In de eerste plaats staat er heel wat in, dat onmogelijk als ‘gedicht’ kan worden gekenschetst, wat - naar een uitdrukking van Yge Foppema - louter berijmde propaganda is. In de tweede plaats scheren heel wat ‘dichters’ alle Duitsers over één kam en komen daardoor tot kwalifikaties, die ongerechtvaardigd zijn. Maar het aantal Nederlanders die ook tijdens de oorlog onderscheid maakten tussen nazi's en andere (goede of in elk geval niet slechte) Duitsers was zeer gering. Mannen en vrouwen die fel anti-nazi waren, maar even hardnekkig weigerden anti-Duits te worden genoemd, waren er niet zo veel. Moesten wij deze ‘gelijkschakeling’ van alle Duitsers nu nog voor onze rekening nemen? Ons antwoord ligt besloten in onze overtuiging dat ook deze liederen de Geuzenliedboek 1940-1945 VII gevoelens van het grootste deel van het Nederlandse volk weerspiegelden. Daarom ook hebben wij - in overleg met de uitgever - besloten tot een facsimile-herdruk, compleet met zetfouten en andere vergissingen. Het enige wat wij aan deze herdruk hebben toegevoegd is deze inleiding en een ‘toelichting’. Uiteraard verschenen tijdens de bezetting de Geuzenliedboeken illegaal; de anonimiteit is gehandhaafd in de uitgave direct na de bevrijding. Na de verschijning van deze uitgave zijn er in de postbus die aan het eind van de Verantwoording was vermeld, heel wat brieven binnengekomen met bijzonderheden over bepaalde gedichten. Deze bijzonderheden en hetgeen wij zelf al wisten hebben wij verwerkt in de aan het slot van de uitgave-1975 opgenomen toelichting. Ook dit is gebeurd in de vorm waarin wij een en ander in 1945 en 1946 hebben genoteerd. Het gevolg is dat die toelichting zeer onvolledig is en dat er veel in staat wat wij toen vanzelf begrepen, maar waarvoor de jongeren bv. de boeken van dr L. de Jong zullen moeten naslaan. Later is nog wel iets meer ontdekt, maar het volledige ‘geheim’ van de Geuzenliedboeken uit de tweede wereldoorlog zullen toekomstige geschiedschrijvers evenmin geheel kunnen onthullen als dat van de oorspronkelijke uit de tachtigjarige oorlog. Om één voorbeeld te noemen, wij weten niet wie de schrijver is van het voorwoord van het derde vervolg. Daarvoor heeft de heer Tichelman in de hongerwinter gezorgd toen ook wij nauwelijks meer contact konden hebben. Wij kunnen alleen zeggen, dat het sterk de gedachten van Tichelman zelf weergeeft. Ondanks deze onvolkomenheden blijven wij het nuttig vinden er in 1975 aan te herinneren dat het een goede zaak is, dat een volk dat onder tirannen zucht zich ook verzet met het woord, dat op de lange duur altijd machtiger is. Dra. M.G. Schenk H.M. Mos Geuzenliedboek 1940-1945 IX Afbeelding van het titelblad van de Uitgave van 1588 Beschrijving van het facsimile van het titelblad der uitgave van 1588, opgenomen op de bladzijde hiernaast. Het titelprentje stelt het portret van Filips II voor; daarnaast de bedelaarstas en twee ineengeslagen handen als zinnebeeld van de trouw der Geuzen, en rechts een kalebasflesje en de bedelnap. De zinspreuk er boven luidt: Vive le Gues (leve de Geus). Boven het prentje staat: Een nieu Geusen Lieden-Boecxken (waerinne begrepen is den gantschen handel der Nederlandtscher geschiedenissen dees voorleden Jaeren tot noch toe gheschiedt wijlen in Druck uitghegaen/eensdeels nu nieu by-ghevoecht. Nu nieulick vermeerdert ende verbetert. Er onder: Vive Dieu, La Santé du Roy, & la Prosperité des Geus, 1588 (Leve God, de gezondheid van de koning, en de voorspoed der Geuzen) Geuzenliedboek 1940-1945 XI De redactie en de uitgever ontvingen op 19 februari 1946 van H.M. Koningin Wilhelmina de mededeling dat Zij met bewondering van menig gedicht had kennis genomen, en Zich verheugde dat deze prachtige verzameling verzetsliederen binnen ieders bereik werd gebracht. Geuzenliedboek 1940-1945 XII Achter de inhoudsopgave die op bladzijde 264 eindigt, volgen aantekeningen bij de gedichten Geuzenliedboek 1940-1945 1 Geuzenliedboek 1940-1945 Niet doet mij meer erbarmen In mijnen wederspoed. Dan dat men ziet verarmen Des Konings landen goed. Geuzenliedboek 1940-1945 3 Verantwoording. Nauwelijks was de stijfsel achter de eerste Duitsche propaganda-affiches in den zomer van 1940 droog, of geheel Nederland las en verspreidde het lied van ‘vliegers die genade kennen’. Ons volk beroofd van vliegtuigen, kanonnen en geweren, had een geheim wapen ontdekt: het lied. En dat wapen heeft het den geheelen oorlog door gehanteerd: geen schanddaad werd door de Duitschers beraamd of bedreven, of er deed een berijmd protest de ronde. Daarnaast kwamen er de liederen, die den Nederlanders moed wilden inspreken, die hen wilden doordringen van de waarde van het eigene om hen zoo sterk te doen staan in den strijd tegen den overweldiger. In het najaar van 1942 rees het plan de verzets-poëzie te verzamelen en zoo opnieuw onder ons volk te brengen. Het gelukte: niet lang daarna zag het Geuzenliedboek, het eerste vervolg op de geuzenliedboeken uit den tijd van den tachtigjarigen oorlog, het licht. Het was een sein geweest: nu verschenen van alle kanten de liedboeken, het één fraaier uitgevoerd dan het ander, maar alle dienstbaar aan één doel: ons volk sterken in en prikkelen tot verzet, verzet en nog eens verzet. Deze liedboeken bevatten een machtig stuk geschiedenis van onze vijfjarige worsteling; hier vindt men de reacties op nederlagen en overwinningen, op barbaarsche wreedheden en kranige staaltjes van verzet; hier vindt men de uitingen van bewondering voor wie ons volk dienden en de zweepende hoon tegen den vijand en zijn volgzame handlangers.