De Parelduiker. Jaargang 14
Total Page:16
File Type:pdf, Size:1020Kb
De parelduiker. Jaargang 14 bron De parelduiker. Jaargang 14. Uitgeverij Bas Lubberhuizen, Amsterdam 2009 Zie voor verantwoording: http://www.dbnl.org/tekst/_par009200901_01/colofon.php © 2015 dbnl / De Parelduiker i.s.m. 2 [2009/1] Chris van Geel in Bergen, 1973 (foto Wim Ruigrok). De parelduiker. Jaargang 14 3 Bij dit nummer Anderhalf jaar geleden benaderde Elly de Waard de redactie van De Parelduiker met het aanbod het archief van de dichter Chris van Geel te bezoeken en er desgewenst over te schrijven. Het betrof het gedeelte van het archief dat was gered na de brand in 1972, die het huis van Chris van Geel en Elly de Waard in de as had gelegd. Na de dood van Chris van Geel in 1974 heeft Elly de Waard het archief namens de Stichting Chr. J. van Geel beheerd en er uiteindelijk voor gezorgd dat het grofweg geordend werd. Bekend met de correspondentie tussen Chris van Geel en uitgever Geert van Oorschot, ging de redactie graag op het aanbod in. Al bij het eerste bezoek bleek het archief rijk aan literaire - grotendeels ongepubliceerde - schatten. Vele bezoeken aan de zolder van Elly de Waard volgden en terwijl we in het archief doken voor een steekproefsgewijze beschrijving van de documenten, benaderden we mogelijke auteurs om te schrijven over de parels die opgedoken werden. Het is aan het enthousiasme van die mensen te danken dat er nu een themanummer over Chris van Geel ligt, waarin hij van verschillende kanten belicht wordt. Na een artikel over het archief volgen drie beschrijvingen van correspondenties. Léon Hanssen schetst de vriendschap tussen Van Geel en de door hem zeer bewonderde Nescio, Hans Ester beschrijft de dichterscorrespondentie tussen leeftijdgenoten Van Geel en Elisabeth Eybers en Marsha Keja laat aan de hand van hun correspondentie de verhouding tussen Van Geel en zijn uitgever Van Oorschot en het ontstaan van enkele bundels zien. Willem Jan Otten kreeg vijfendertig jaar na dato ongepubliceerde gedichten van Van Geel (opnieuw) te zien, die hem terug doen denken aan zijn bezoeken aan Van Geel en die zijn bewondering voor de dichter bevestigen. Renske van Dillen schrijft over de beeldend kunstenaar die Van Geel ook was; ze laat de verbinding met het literaire werk zien. Elly de Waard, tot slot, toont Chris van Geel in Bergen en Bergen in het werk van Chris van Geel. Deze artikelen worden voorafgegaan door een biografische schets van Daan Cartens. We willen alle auteurs danken voor hun enthousiasme over het gevonden materiaal en de bereidwilligheid waarmee ze erover hebben geschreven. Elly de Waard en Marijke Weijters danken we voor het openstellen van het archief en hun huis, voor hun vertrouwen en gastvrijheid. De redactie Onder de titel ‘Het mooiste leeft in doodsgevaar’. Chr. J. van Geel (1917-1974), dichter, beeldend kunstenaar is van 12 april tot en met 2 augustus 2009 in museum Kranenburgh in Bergen (Noord-Holland) een overzichtstentoonstelling van het werk van Chris van Geel te zien. Gastconservator Elly de Waard besteedt hierin veel aandacht aan zijn surrealistische werk, dat tot op heden vrij onbekend is gebleven. Nooit getoonde bijzondere boekuitgaven, brieven en foto's completeren de tentoonstelling. De parelduiker. Jaargang 14 4 Op het dak van zijn woning aan de Herengracht 598 (foto E. van Moerkerken. © archief Van Moerkerken). De parelduiker. Jaargang 14 5 Daan Cartens+ Nooit is iets voltooid Chr. J. van Geel (1917-1974), een biografische schets De held van mijn late middelbareschooljaren was geen voetballer of popster, maar een dichter. Een dichter die, tot mijn niet geringe trots, volkomen onbekend was voor mijn leraar Nederlands. Ik was op Chr. J. van Geel gestuit door de verschijning in mei 1974 van een speciale aflevering van het tijdschrift Raam, waar mijn vader af en toe in publiceerde. De cover van dat nummer werd gesierd door een intrigerende foto van een ascetisch uitziende man met een spiedende blik. Achterop was een foto afgedrukt waarop hij, in een donkere jas lijkend op een monnik, door een verwilderde tuin liep. Links van hem was een klein stukje te zien van een serre waar een felle bureaulamp een stapel papieren belichtte. Ook de foto's binnenin hadden op mij een betoverende werking. Op een ervan zat de dichter, dit keer in de serre, achter zijn door stapels papier bedekte bureau, terwijl ook de vloer bezaaid was met mappen en papieren. Hier werd duchtig gewerkt, zo veel was zeker. Op de twee andere foto's was Van Geel te zien in een bootje met Nescio en op de andere met een jonge vrouw die, achter hem staand, liefdevol naar de papieren keek, die hij in zijn handen had. De illustratieverantwoording leerde mij dat enkele foto's waren gemaakt in de tuin van 't Vogelwater. Die naam alleen al voedde mijn fascinatie verder. Ik las de artikelen in het nummer en raakte enorm onder de indruk van de gedichten die geciteerd werden. Het was een kernachtige poëzie die ik tot dan toen nooit gelezen had, het waren gedichten die vreemd waren, soms duister en mysterieus, maar ook weer helder en direct aansprekend. Ze werden door mijn adolescentenbrein wel en niet gevat, er bleef iets ongrijpbaars om die gedichten hangen. In de maanden daarop kocht ik bij de Athenaeum Boekhandel in Amsterdam twee dikke bundels Spinroc en andere verzen en Uit de hoge boom geschreven, bundels die ik las en eindeloos herlas. Ik kan nu, ruim dertig jaar later, nog talloze gedichten uit mijn hoofd opzeggen, zo fanatiek was mijn gretige opnamevermogen blijkbaar destijds. Er werd, zo zag ik in de knipselmap in de bibliotheek, in die tijd veel over Van Geel geschreven. Er was in de laatste jaren van zijn leven veel gebeurd, kort voor zijn dood was er + daan cartens (1958) is conservator van het Letterkundig Museum en publiceerde dicht- en verhalenbundels en essays over onder anderen Hugo Claus en Cees Nooteboom. De parelduiker. Jaargang 14 6 voor zijn doen een betrekkelijk dunne bundel verschenen (Enkele gedichten) die in veel kranten besproken werd en er bleek een groep mensen te bestaan die zich nauw met zijn werk had beziggehouden. Na zijn dood was er door Elly de Waard, zijn weduwe, een stichting opgericht die zijn naam droeg en zorg wilde gaan dragen voor de volledige uitgave van zijn poëtisch werk, maar zich ook wilde bekommeren om het picturale, waarvan ook talloze specimen waren nagelaten. Ik schreef, om van mijn bewondering en fascinatie te getuigen, een groot artikel voor de schoolkrant, een stuk dat, als ik het nu herlees, niet bij de belevingswereld van veel van mijn klasgenoten zal hebben aangesloten. Ik stuurde het, enigszins beducht voor een reactie, naar Elly de Waard die me een heel aardige en hartelijke brief stuurde, waarin ze nauwgezet inging op wat ik geschreven had. Ze wees op fouten en manco's, maar vond het klaarblijkelijk ook prettig dat de poëzie van Van Geel ook heel jonge lezers raakte. Later leerden wij elkaar kennen, kwam ik regelmatig op 't Vogelwater, mocht ik haar assisteren bij de totstandkoming van diverse uitgaven, maar dat zijn feiten uit een particulier leven die hier niet aan de orde zijn. Wat wel van belang is, is dat door de uitgaven van de Stichting Chr. J. van Geel, tentoonstellingen en de publicatie van de door Guus Middag zo voorbeeldig bezorgde en verantwoorde bundel Verzamelde gedichten (1993), het werk van Van Geel onder de aandacht bleef, vooral door de nimmer aflatende zorg en toewijding van Elly de Waard. Veel van wat Chris van Geel heeft geschreven is dus toegankelijk, veel van het werk ‘rondom’, varianten, correspondentie, wordt momenteel toegankelijk gemaakt, maar nu dringt de vraag steeds prangender op: wie was Chris van Geel? Wie was de man voor wie de ene kunst nooit zonder de andere kon bestaan? Was hij alleen maar de heremiet van de foto's? Had hij zijn hele leven al gedicht? Had hij contacten in kunstenaarskringen? Vragen te over, vragen die een serieuze biografie moet beantwoorden. Het onderstaande wil niet meer dan een biografische achtergrond schetsen, gebaseerd op artikelen, interviews en bestaande informatie. Het wil tevens de noodzaak van een biografie onderstrepen, zeker nu nog een aantal mensen dat Chris van Geel heeft gekend in leven is. Feiten, gebeurtenissen, maar zeker ook significante details geven kleur aan iemands bestaan. Zo wordt het bezitten van een pijp in de vorm van een vrouwenbeen tot meer dan een curiositeit; het zegt iets over de fascinatie(s) van de eigenaar. Zoeken naar een bestemming Christiaan Johannes van Geel werd op 12 september 1917 geboren in de Derde Helmersstraat in Amsterdam-West. Vanuit het geboortehuis kon je kijken op de lage barakken voor besmettelijke ziekten van het Wilhelmina Gasthuis. De sfeer in de buurt, evenals binnenskamers, was navrant en benauwend. De ouders van Van Geel woonden tot zijn negende in bij zijn grootouders, met wie hij het veel beter kon vinden. In zijn kamer hingen twee prentbriefkaarten met daarop afbeeldin- De parelduiker. Jaargang 14 7 De ouders van Chris van Geel. gen van een oud vrouwtje en een boerenkerel getiteld ‘vader’ en ‘moeder’. Chris van Geel in een interview tegen G. Brands, vriend en redacteur van het tijdschrift Barbarber: ‘Die prentjes hingen aan een koordje aan een punaise. Ik dorst ze niet weg te gooien, maar langzamerhand zijn ze toch verdwenen en ik heb er nooit meer iets over gehoord van mijn moeder. Maar uit haar handelwijze heb ik begrepen dat ik een te weinig liefhebbende zoon was. En dat betekent dat zij mij nooit eens, zoals dat hoort geknuffeld heeft. [...] Met open oog de afschuw in het gelaat zien die zij eigenlijk voor mij heeft betekend, dat durf ik nog niet. [...] Er zijn ook aardige uitspraken van mijn moeder.