<<

Suillaceae 09-09-2020

Jean Werts & Joke De Sutter Suillaceae

• Alfabetische index • Genus • Tabel relaties Spijkerzwammen • Bibliografie Geslacht Suillus

• Vruchtlichamen met hoed en steel en buisjesvormig hymenium; hoed kleverig tot droog, glad of schubbig; partieel velum droog of kleverig, aanwezig als een ring en vezelige resten aan de hoedrand, of afwezig; poriën klein en rond (luteustype) of hoekig of een mengsel van de twee (Bovinustype en Cavipestype); steel met of zonder klierpuntjes; sporenfiguur geelbruin tot bruin. • Sporen fusiform met indeuking achter de aanhechting, effen; trama van het hymenium van het Boletustype of Maraellatype; gespen afwezig. • Type: . • Vormt ectomycorrhiza met Pinaceae. • Bron: Flora agaricina neerlandica volume 7. • Suillus foto’s & hyperlinks • Suillus soorten lage landen Suillus soorten lage landen Koeienboleet Holsteelboleet Valse melkboleet Suillus flavidus Moerasringboleet Melkboleet Gele ringboleet Douglasboleet Suillus luteus Bruine ringboleet Ivoorboleet Suillus spraguei Roodschubbige ringboleet Roestrode ringboleet Fijnschubbige boleet Grauwe ringboleet Suillus bovinus (L.:Fr.) Roussel Koeienboleet

vormt ectomycorrhiza met tweenaaldige dennen op voedselarme droge zandige bodems

Isabelle Carette waarnemingen.be Suillus bovinus (L.:Fr.) Roussel Koeienboleet

• Hoed: 4-12 cm, jong convex met ingerolde rand, later vlak en soms onregelmatig golvend, effen, glad, vochtig glibberig, droog kleverig, blinkend, bruin tot oranjebruin, rand gaaf. • Steel: 3 – 10 x0,5 - 1,5 cm, cilindrisch, soms gebogen, zelfde kleur als hoed,in de lengte vezelig en fijn gepunt, soms iets versmallend en rozebruin naar basis, en dikwijls ook met roze mycelium aan basis. • Vlees: wit, geelachtig, soms met bruine of rode tint, dik, elastisch stevig, doorgesneden niet verkleurend, geur zwak, smaak mild zurig. Vlees in steel roodachtig. Vlees verkleurt roze met ammoniak. • Poriën: grijsgeel tot olijfgeel, labyrinthachtig, onregelmatig en uitgerekt. • Buisjes: 3-10 mm lang, kleur gelijk poriën, breed aangehecht tot aflopend. • Sporenfiguur: olijfbruin. • Ecologie: vormt ectomycorrhiza met tweenaaldige dennen op voedselarme droge zandige bodems. Juli – november. • Bron: Fungi of Switserland volume 3. Suillus variegatus versus Suillus bovinus

Suillus variegatus Suillus bovinus • Vlees verkleurt zwak blauw boven de • Vlees soms met bruine of rode buisjes bij doorsnijden. tinten, blijft onveranderd bij doorsnijden. • Vlees verkleurt vuilgrijs - lila met ammoniak. • Vlees verkleurt roze met ammoniak. • Gaatjes klein (1mm), buisjes 8 – 12 • Gaatjes groot, buisjes 3 – 10 mm mm lang, zwak blauw verkleurend lang, niet verkleurend bij als doorgesneden. doorsnijden. • Vlees onder de buisjes geel. • Vlees in de steel roodachtig. Suillus bovinus (L.:Fr.) Roussel Koeienboleet Suillus cavipes (Opat.)A.H.Sm&Thiers Holsteelboleet

Lariks

Roodbruine schubbige vruchtlichamen; membraanachtige ring; holle steel.

Hero Moorlag waarneming.nl Suillus cavipes (Opat.)A.H.Sm&Thiers Holsteelboleet • Hoed: 6 - 12 cm, jong convex tot stomp conisch, snel vlak en ingedeukt, met stompe tot scherpe umbo, fijn schubbig wollig, radiaal wollig naar de rand, kastanjebruin tot geelbruin, centrum iets donkerder, bleker tot geelachtig naar de rand, rand scherp en met aangehechte velumresten. • Steel: 5 – 8 x 0,7 - 1,5 cm, verdikt naar basis, jong met wittig velum, geel boven de anulus, geelbruin en vezelig vlokkig beneden, altijd hol, steelvlees witachtig. • Vlees: geelachtig, dik, sponzig, doorgesneden niet verblauwend, geur fungi-achtig, smaak mild, na lange tijd iets scherp. • Poriën: rond tot hoekig, uitgerekt in de lengte naar de steel toe, jong witachtig, later grijsbruin met olijftint, gekwetst bruinwordend. • Buisjes: 10-15 mm, wit tot grijs, breed aangehecht tot aflopend. • Sporenfiguur: licht olijfbruin. • Ecologie: vormt ectomycorrhiza met Lariks op voedselarme leem- of zandgrond. • Bron: Fungi of Switserland volume 3. De hoeden van deze soort zijn typisch oker- tot kastanjebruin. Maar in sommige locaties hebben ze goud- tot citroengele hoeden. De soort is gebonden aan Larix en kan bijna niet worden verward, als men de holle steel opmerkt. Suillus cavipes (Opat.)A.H.Sm&Thiers Holsteelboleet Suillus collinitus (Fr.) Kuntze Valse melkboleet

vormt ectomycorrhiza met 2-naaldige dennen op droge, iets kalkrijke zandige bodem

Hoed en steel gevarieerd en roze basaal mycelium.

H. Krisp wikimedia commons Suillus collinitus (Fr.) Kuntze Valse melkboleet

• Hoed: 8 - 11 cm, jong halfbol, later convex, dan +- vlak, effen, vochtig glibberig kleverig, droog mat zijdeachtig, radiaal vezelig, roodbruin kastanjebruin, rand ingerold, hangt iets over de buisjes, oud golvend. • Steel: 4 – 7 x 1 - 2 cm, cilindrisch, iets verdikt naar basis, dikwijls gebogen, top citroengeel, gewoonlijk wat fijn gepunt met bruinrode puntjes, vanonder bruin, basis roze met roze mycelium, steelvlees in bovenste gedeelte geel, in onderste gedeelte roodbruin, solide. • Vlees: licht geel, meer intens boven de buisjes, dik, geur zurig, smaak mild. • Poriën: jong geel, later olijfgeel, gekwetst bruin wordend, niet druppelend. • Buisjes: 5-10 mm, geel tot olijfgeel, bochtig aangehecht. • Sporenfiguur: oranjeoker. • Ecologie: vormt ectomycorrhiza met 2-naaldige dennen op droge, iets kalkrijke zandige bodem. Juli – november. Deze boleet is een tussenvorm tussen S. luteus en S. granulatus. S. luteus wordt • Bron: Fungi of Switserland volume 3. afgescheiden door de lila getinte ring op het bovendeel van de steel. S. granulatus wordt afgescheiden door een crèmekleurige, bleekgele steel met klierpuntjes of witachtige druppels op de top. Typisch S. collinitis zijn de roodbruine vettige hoed, de citroengele steel vooral naar de top, en de roze getinte steelbasis met roze mycelium. Suillus collinitus (Fr.) Kuntze Valse melkboleet Suillus flavidus (Fr.:Fr.) Singer Moerasringboleet

vormt ectomycorrhiza met Pinus sylvestris op natte bodem tussen Sphagnum.

Bleke hoedkleur; slijmerige ring.

Joop Verburg waarneming.nl Suillus flavidus (Fr.:Fr.) Singer Moerasringboleet

• Hoed: 2,5 - 8cm, jong conisch, later convex tot vlak, altijd met duidelijke umbo, effen tot radiaal gerimpeld, vochtig slijmerig glibberig, droog kleverig, okergeel tot citroengeel, oud bruingeel, hoedhuid aftrekbaar, rand gaaf mat slijmerige velumresten als jong. • Steel: 3 – 8 x 0,3 - 0,8 cm, cilindrisch, soms gebogen, dikwijls wat verdikt naar basis, met een slijmerige ring op het bovenste derde, en soms wat gepunt op een gele ondergrond boven de ring, met bruine lengtevezels op een gele ondergrond beneden de ring, vochtig slijmerig, solide. • Vlees: geelachtig, dik in centrum dun naar de rand, geur zwak, smaak mild, zurig. • Poriën: jong goudgeel, later vuilgeel tot bruingeel, relatief breed. • Buisjes: 4-10 mm, vuil geel, gekwetst niet verkleurend. • Sporenfiguur: kaneelbruin. • Ecologie: vormt ectomycorrhiza met Pinus sylvestris op natte bodem tussen Sphagnum. • Bron: Fungi of Switserland volume 3. Suillus flavidus (Fr.:Fr.) Singer Moerasringboleet

• In moerassen onder Grove den of Pinus mugo. • Deze soort vormt mycorrhiza met tweenaaldige dennen en groeit exclusief op moerassige en zure bodems, in totaal contrast met de zeer gelijkaardige S. bovinus die ook bij 2-naaldige dennen groeit maar droge, heideachtige bodems prefereert en die bovendien geen slijmerige ringzone heeft, zelfs jong. Er zijn geen betekenisvolle microscopische verschillen. Het roze basale mycelium dat dikwijls aanwezig is bij S. bovinus is karakteristiek. Andere soorten Suillus groeien onder 5-naaldige dennen of onder Lariks. • De Moerasringboleet (Suillus flavidus) is het gemakkelijkst van de andere Nederlandse ringboleten te onderscheiden door de tengere, bleek okergele tot geelbruine vruchtlichamen met een hoed van 2 tot 6 centimeter en een slanke steel van 5 tot 8 bij 0,4 tot 1 centimeter. Hij zou eventueel verward kunnen worden met bleke, kleine vormen van de Bruine ringboleet, maar verschilt hiervan door de relatief wijde, hoekige poriën, de smalle gelatineuze ring aan de steel en het ontbreken van bruine klierpuntjes aan de steeltop. Suillus flavidus (Fr.:Fr.) Singer Moerasringboleet

Zeer gevoelige Moerasringboleet terug van weggeweest? Suillus granulatus (L.:Fr.) Roussel Melkboleet vormt ectomycorrhiza met Den op droge zand- of leembodem

De buisjes scheiden in verse toestand melkdruppeltjes uit.

Terry Coppens waarnemingen.be Suillus granulatus (L.:Fr.) Roussel Melkboleet • Hoed: 4 - 10 cm, jong half bolvormig - conisch, later convex tot kussenvormig, vochtig vettig glibberig, droog mat zijdeachtig, roodbruin tot geelbruin, hoedhuid aftrekbaar, rand naar binnen gebogen voor lange tijd, uitstrekkend tot iets achter de buisjes. • Steel: 4 – 10 x 0,8 - 2 cm, cilindrisch, gewoonlijk wat versmallend naar basis, oppervlakte crème tot lichtgeel, jong met fijne melkdruppeltjes naar de top, later met bruine vlekjes, solide, stevig, basis mycelium wit. • Vlees: wit tot geelachtig, speciaal boven de buisjes, dik, doorgesneden niet verkleurend, geur aangenaam kruidig, smaak mild zurig - kruidig. • Poriën: jong crème, later lichtgeel tot olijfgeel, jong met fijne melkwitte druppeltjes. • Buisjes: wit tot geel, 5-10 mm, breed aangehecht. • Sporenfiguur: oranjebruin met een olijftint. • Ecologie: vormt ectomycorrhiza met Den op droge zand- of leembodem. • Bron: Fungi of Switserland volume 3. Suillus granulatus (L.:Fr.) Roussel Melkboleet

• In naald- of gemengde bossen onder 2-naaldige dennen, vooral op kalkbodems. • De soort is macroscopisch gekenmerkt door het gebrek van een ring en de aanwezigheid van klierpuntjes op de steel, die in contrast met S. collinitus alleen aan de top verschijnen en die jong crèmekleurig zijn en later geelbruin. De zeer gelijkende S. collinitis heeft roodbruine puntjes over de hele lengte van de steel en rozig basaal mycelium. Oudere specimen van S. luteus, waarvan de vluchtige ring niet meer duidelijk is kunnen verward worden met S. granulatus. Twee meer algemene soorten bij tweenaaldige dennen S. bovinus en S. variegatus hebben nooit een ring of klierpuntjes in eerder welke ontwikkelingstoestand. Suillus granulatus (L.:Fr.) Roussel Melkboleet Suillus grevillei (Klotzsch.:Fr.) Singer Gele ringboleet

vormt ectomycorrhiza met Lariks op humusrijke droge tot nogal natte zand- of leembodems

Kleur hoed warm roodbruin tot geel

Frans Heiremans natuurgroep Ter Heide Suillus grevillei (Klotzsch.:Fr.) Singer Gele ringboleet

• Hoed: 4 - 10 cm, jong halfbol, later convex tot vlak, effen, droog mat zijdeachtig en wat kleverig, vochtig glibberig, blinkend, goudgeel tot citroengeel, ook oranjebruin, centrum soms donkerder, rand gaaf, dikwijls tot iets over de buisjes. • Steel: 4 – 10 x 0,8 - 2 cm, cilindrisch, soms verdikt naar basis, droog mat, met kaneelbruine vlokjes op een bleekgele ondergrond, plaatselijk bijna netvormig, met een ringzone op de bovenste helft, velum jong membraanachtig wollig, uitbreidend van de steel tot de hoed, van buiten geel, van binnen wit, broos. • Vlees: wit tot lichtgeel, donkerder onder de hoedhuid, geur aangenaam kruidig, smaak mild, dof. • Poriën: wasgeel, kaneelkleurig als gekwetst. • Buisjes: 9 - 10 mm, bruingeel tot roodbruin, licht bochtig aangehecht. • Sporenfiguur: olijfbruin. • Ecologie: vormt ectomycorrhiza met Lariks op humusrijke droge tot nogal natte zand- of leembodems. Juli - november. • Bron: Fungi of Switserland volume 3.

• Dit is de meest algemene en gemakkelijkst te herkennen boleet onder Lariks. Suillus grevillei (Klotzsch.:Fr.) Singer Gele ringboleet Suillus lakei Douglasboleet

Douglasspar

Johannes Harnisch Wikimedia commons Suillus lakei Douglasboleet

• Hoed: 6 – 14 cm doormeter, breed convex tot vlak, met een ingebogen rand, dikwijls met aangehechte velumresten, geel met droge roodbruine plakjes, slijmerig en kleverig onder de droge geschubde laag. • Steel: 30-90 x 10-20mm, solide, verbreed naar de basis toe, geel boven het velum, met droge bruine schubben op onderste deel; jonge exemplaren kleuren licht groen of blauwachtig bij kneuzen. Velum wit tot bleek geel; donzig, een ringlijn achterlatend nabij de top. • Vlees: geel, blootgesteld aan de lucht rozeachtig verkleurend. Geur en smaak onbeduidend. • Poriën: groot, hoekig; bij kwetsen bruinachtig. • Buisjes: aangehecht tot aflopend, ondiep; vuil geel. • Bron: Fungi of Switserland volume 3. Suillus lakei Douglasboleet Suillus luteus (L.:Fr.) Roussel Bruine ringboleet

vormt ectomycorrhiza overwegend met 2- naaldige dennen vooral op zure zandbodem

Harry van der Horst Natuurgroep ter Heide Uitlegger Brasschaat 2017/08 Suillus luteus (L.:Fr.) Roussel Bruine ringboleet • Hoed: 6 - 8 cm, jong halfbol, later convex tot conisch-convex tot kussenvormig, effen, vochtig vettig kleverig, droog nauwelijks kleverig en mat zijdeachtig, radiaal vezelig, vezels bruin op een geelachtige ondergrond, plaatselijk een uitgerekt net vormend, centrum aderig tuberkelachtig en donker grijsbruin, ook roodbruin of olijfbruin, gele ondergrond schijnt soms door, hoedhuid wat gelatineus en aftrekbaar tot centrum, rand membraanachtig en reikend tot iets achter de buisjes. • Steel: 4 – 7 x 1 - 2 cm, cilindrisch tot iets verdikkend naar basis, met een membraanachtige opgerichte violette ring op de bovenste helft, met bruine klierpuntjes op een bleekgele ondergrond boven de ring, witgeel en met donkerbruine klierpuntjes onder de ring, solide, stevig, steelvlees witachtig, geel in de basis. • Vlees: wit tot bleekgeel,dik, stevig, geur en smaak naar B. edulis. • Poriën: jong citroengeel tot sulfergeel, later met olijfgele tinten. • Buisjes: 8-12 mm, citroengeel, horizontaal aangehecht of aflopend, onder de buisjes is het hoedvlees geel. • Sporenfiguur: kaneelbruin. • Ecologie: vormt ectomycorrhiza overwegend met 2-naaldige dennen vooral op zure zandbodem. Juni – november. Deze soort is goed gekenmerkt door de gewoonlijk duidelijke, wat violette ring en zijn voorkomen onder tweenaaldige dennen. S. flavidus heeft ook een • Bron: Fungi of Switserland volume 3. ringzone en groeit ook onder tweenaaldige dennen, terwijl de gelijkaardig geringde S. sibiricus alleen onder de vijfnaaldige Pinus cembra groeit. Ook S. collinitus groeit onder tweenaaldige dennen, maar heeft geen ringzone en heeft klierpuntjes aan de steeltop en roze mycelium aan de steelbasis. Suillus luteus (L.:Fr.) Roussel Bruine ringboleet Suillus placidus (Bonord) Singer Ivoorboleet

Chris Verbruggen waarnemingen.be Suillus placidus (Bonord) Singer Ivoorboleet

• Hoed: 4 - 8 cm, jong convex kussenvormig, later vlak met een stompe umbo of een iets ingedeukt centrum, vochtig glibberig, droog iets kleverig, effen, hoedhuid aftrekbaar, jong ivoorwit, later geel tot oranjegeel of bruingeel, rand scherp. • Steel: 4 – 10 x 0,5 - 1,5 cm, cilindrisch, basis dikwijls iets versmallend, witachtig met roodbruine klierpuntjes over de hele lengte, solide. • Vlees: wit, zacht en sponzig, geur aangenaam fruitig, smaak mild. • Poriën: jong witachtig, later geel tot oranjegeel, soms met uitgescheiden druppeltjes. • Buisjes: 4-10 mm, met gelijke kleur als de poriën, licht tot nauwelijks aflopend. • Sporenfiguur: mosterdkleurig. • Ecologie: bij 5-naaldige dennen. (Weymouthden). • Bron: Fungi of Switserland volume 3. Oude exemplaren van S. placidus kunnen verward worden met S. plorans (bergsoort). Verschillen zijn: de kleur van de sporenfiguur, de lengte van de sporen en de kleur van het vlees. Suillus placidus (Bonord) Singer Ivoorboleet Suillus plorans

Pinus cembra bergsoort

Gerhard Koller wikimedia commons Suillus plorans

• Hoed: 4 - 10 cm, jong halfbol, dan convex tot vlak, soms ook iets conisch, oppervlak radiaal gevezeld tot licht netvormig, vochtig slijmerig, droog mat, geel tot oranjebruin, rand scherp. • Steel: 6 – 10 x 1,2 - 2 cm, cilindrisch, iets verdikkend naar basis, geel tot bruingeel,droog met roodbruine klierpuntjes die soms uitgerekt zijn en die een grijze secretie uitscheiden als vochtig, solide, steelvlees geelachtig, zacht, bruinig naar de basis. • Vlees: geel tot bruingeel, doorgesneden niet verblauwend, zacht, dik, geur polyporus-achtig, smaak mild. • Poriën: onregelmatig rond tot langwerpig, geel tot olijfbruin. • Buisjes: 5 - 10mm, olijf, bochtig aangehecht. • Sporenfiguur: bruinolijf. • Ecologie: bergsoort, altijd onder Pinus cembra (Alpenden). • Bron: Fungi of Switserland volume 3. Suillus plorans

Bij 5-naaldige dennen Bergsoort

Anna Baykalova wikimedia commons Suillus sibiricus

• Hoed: 4 - 8 cm, jong halfbol, dan convex tot vlak, gewoonlijk wat umbonaat, dikwijls als oud onregelmatig golvend, jong sterk slijmerig, later +- kleverig, lijkt bruinrood gevlekt vooral naar de rand door kleine samengedrukte vezelige schubjes, overige bleekgeel met fijne wat donkerder vezels, rand jong met beige velum er aan hangend, later met hangende velumvlekjes. • Steel: 5 – 7 x 0,6 - 1,5 cm, cilindrisch, iets gebogen, aan basis versmallend en met roze tint van het basale mycelium, oppervlak met bruinrode klierpuntjes op een bleekgele ondergrond, het bovenste kwart met wollige velumresten gelijk ring, solide, steelvlees licht geel tot witbeige. • Vlees: bleek geel, doorgesneden verbruinend, later sponzig, geur lijk B. edulis, smaak mild zurig. • Poriën: mosterdgeel, ovaal tot radiaal uitgerekt. • Buisjes: 3 - 7 mm, mosterdgeel, bochtig aangehecht tot aflopend. • Sporenfiguur: bruinolijf. • Ecologie: bij vijfnaaldige dennen. • Bron: Fungi of Switserland volume 3. Suillus sibiricus Suillus spraguei Roodschubbige ringboleet ectomycorrhiza vomend met Weymouthden op vochtige grond

Roodachtige vruchtlichamen; schubbige hoed en steel.

Ron Pastorino wikimedia commons Suillus spraguei Roodschubbige ringboleet

• Hoed: 5 - 15 cm, gewelfd tot vrijwel vlak met ingerolde rand, geheel fijn schubbig met rode tot oranjerode schubjes op een blekere ondergrond, met wittige velumresten aan de rand. • Steel: 5 – 11 x 1 - 4 cm, cilindrisch, naar basis verbreed, met een wittige vliezige ring, daaronder fijn roodschubbig als hoed. • Vlees: wit tot gelig in hoed, in steel gelig tot iets groenig, vooral in de voet, geur en smaak onopvallend. • Poriën: grof, van het type, tot 3 mm doorsnee, okergeel, bruinverkleurend bij kneuzing. • Buisjes: aflopend, 5-8 mm lang, okergeel. • Ecologie:. • Bron: Fungi of Switserland volume 3. Suillus spraguei Roodschubbige ringboleet Suillus tridentinus Roestrode ringboleet

Lariks

Helder abrikooskleurige vruchtlichamen.

Joost Reyniers waarnemingen.be Suillus tridentinus Roestrode ringboleet

• Hoed: 5 - 10 cm, jong halfbol, dan convex tot kussenvormig, jong glibberig, oud kleverig, samengedrukte vezelachtige schubben en ietwat ruw en tuberkelachtig, oud glad en alleen nar de rand vezelig, okerbruin tot okerrood, ook iets oranjegeel, hoedhuid aftrekbaar, rand scherp met velumresten er vanaf hangend als jong. • Steel: 4 – 8 x 0,8 - 1,5 cm, cilindrisch, iets gebogen, jong met een duidelijke maar vluchtige ring, geornamenteerd met een donker net erboven, licht vezelig naar basis, okergeel tot oranjegeel tot groengeel, solide, sponzig, mergachtig, met schors, steelvlees verbruinend in oude vruchtlichamen. • Vlees: stevig, dik, geur zwak fruitig, smaak mild. • Poriën: hoekig, iets radiaal uitgerekt, randen licht getand, jong oranje, oud bruinoranje tot vuiloranje, kleiner wordend naar de rand toe. • Buisjes: 5 - 10 mm, groengeel, onder de plaatjes hoedvlees geel, aflopend. • Sporenfiguur: olijf- tot kaneelbruin. • Ecologie: vormt ectomycorrhiza met Larix op kalkbodem. • Bron: Fungi of Switserland volume 3.

Van de drie algemene soorten Suillus onder Lariks: S. grevillei, S. viscidus en S. tridentinus is deze laatste de zeldzaamste. Suillus tridentinus Roestrode ringboleet Suillus variegatus (Sw.:Fr.) Kuntze Fijnschubbige boleet

Onder 2-naaldige dennen op zure zandige bodem

Droge fijnschubbige hoed; geen velum; poriën nogal donker olijfbruin.

Wim Veraghtert waarnemingen.be Suillus variegatus (Sw.:Fr.) Kuntze Fijnschubbige boleet

• Hoed: 8 - 15 cm, jong halfbol met ingerolde rand, later uitspreidend met scherpe rand, jong dicht wollig, later bedekt met schubbige vlekjes (precies bestrooid met zand), eerst okergeel, later geelbruin tot olijfbruin, wat vettig alleen in vochtig weder. • Steel: 4 -1 0 x 1,5 - 3 cm, cilindrisch, glad tot licht wollig, effen, lichtgeel, gewoonlijk wat donkerder naar basis, solide, steelvlees wit. • Vlees: wit tot geelachtig, doorgesneden licht verblauwend, vooral boven de buisjes, geur zwak, smaak mild zurig. Vlees verkleurt vuilgrijs lila. • Poriën: olijfgeel, rond - hoekig, klein (+- 1 mm). • Buisjes: 8-12 mm, okergeel, doorgesneden onmiddellijk zwak verblauwend, bochtig aangehecht. • Sporenfiguur: olijfbruin. • Ecologie: vormt ectomycorrhiza met 2-naaldige dennen op arme, droge, basische tot zure zandbodems. S. bovinus groeit in dezelfde habitats en heeft ook een steel zonder klierpuntjes, • Bron: Fungi of Switserland volume 3. maar hij heeft een glad, niet schubbig hoedoppervlak en wat grotere sporen, en zijn vlees wordt duidelijk rood met NH4OH (ammonia). Andere soorten Suillus onder dennen hebben stelen met velum of met klierpuntjes. Suillus variegatus versus Suillus bovinus

Suillus variegatus Suillus bovinus • Vlees verkleurt zwak blauw boven de • Vlees soms met bruine of rode buisjes bij doorsnijden. tinten, blijft onveranderd bij doorsnijden. • Vlees verkleurt roze met ammoniak. • Vlees verkleurt vuilgrijs-lila met ammoniak. • Gaatjes groot, buisjes 3 – 10 mm lang, niet verkleurend bij • Gaatjes klein (1mm), buisjes 8 – 12 doorsnijden. mm lang, zwak blauw verkleurend als doorgesneden. • Vlees in de steel roodachtig. • Vlees onder de buisjes geel. Suillus variegatus (Sw.:Fr.) Kuntze Fijnschubbige boleet Suillus viscidus (L.:Fr.) Roussel Grauwe ringboleet

vormt ectomycorrhiza met Lariks op nogal droge, voedselrijke en dikwijls iets kalkrijke bodems

Christiane Baethcke waarneming.nl Suillus viscidus (L.:Fr.) Roussel Grauwe ringboleet • Hoed: 4 - 10 cm,jong halfbol, snel convex, glad, oneffen, vochtig vettig, droog blinkend satijnachtig, van licht witgrijs tot hazelnootbruin tot grijsbruin, ook met een olijftint, rand lange tijd naar binnen gebogen dikwijls met wit vezelachtig velum. • Steel: 5 – 10 x 1 - 2 cm, cilindrisch, soms verdikt naar basis, met vluchtige ring die jong wit is en oud grijsbruin, effen tot licht net en wit tot geel boven de ring, witgrijs tot grijsbruin tot roodbruin eronder, vezelig schubbig, met roesbruine vlekken, vochtig slijmerig, solide, steelvlees witachtig, geelbruin in de basis. • Vlees: jong wit, later vuilwit, zelden zwak blauw verkleurend, dik, sponzig zacht, geur zwak aromatisch fruitig, smaak mild. • Poriën: jong witachtig, later licht grijs tot vuil grijsbruin, gekwetst iets donkerder of olijfbruin gevlekt. • Buisjes: 8-12 mm, kleur gelijk poriën, breed aangehecht tot aflopend. • Sporenfiguur: olijfgeel. • Ecologie: vormt ectomycorrhiza met Lariks op nogal droge, voedselrijke en dikwijls iets kalkrijke bodems. September - oktober. • Bron: Fungi of Switserland volume 3.

Veel zeldzamer dan de goudgele S. grevillei. De variëteit bresadolae is te onderscheiden door zijn kastanjebruine hoed, de gele ring en geel vlees in hoed en steel. Suillus viscidus (L.:Fr.) Roussel Grauwe ringboleet Alfabetische index •A B C D E F G H I J K L M N O P Q R S T U V W X Y Z A B • Bruine ringboleet C D Douglasboleet E F Fijnschubbige boleet G Gele ringboleet Grauwe ringboleet H Holsteelboleet I Ivoorboleet J K Koeienboleet L M Melkboleet Moerasringboleet N O P Q R • Roestrode ringboleet • Roodschubbige ringboleet S

Suillus bovinus Suillus luteus Suillus cavipes Suillus placidus Suillus collinitus Suillus plorans Suillus flavidus Suillus sibiricus Suillus granulatus Suillus spraguei Suillus grevillei Suillus tridentinus Suillus lakei Suillus variegatus Suillus viscidus T U V Valse melkboleet W X X Z Tabel relaties Spijkerzwammen

Spijkerzwam Boleet Boomsoort G. helveticus Suillus sibiricus Pinus cembra G. helveticus Suillus plorans Pinus cembra G. maculatus Rhizopogon spec. Picea abiës C. rutilus Suillus flavidus Larix decidua C. rutilus Suillus variegatus Pinus sylvestris G. tomentosus Suillus spec. Tsuga heterophylla G. glutinosus Suillus spec. Picea abiës G. glutinosus Rhizopogon spec. Picea abiës G. gracilis Suillus cf. flavidus Larix decidua G. roseus Suillus bovinus Pinus sylvestris G. spec. Suillus cavipes Larix decidua Bibliografie

• Sterbeeckia nr 17 1996 Jos Volders • Sterbeeckia nr 34 2016 Omer Van De Kerckhoven • Fungi of Switserland volume 3 Breitenbach/Kränzlin • Standaardlijst van en Myxomycota van Vlaanderen en het Brussels gewest Ruben Walleyn & Emile Vandeven • Beknopte standaardlijst van Nederlandse paddenstoelen 2013 Eef Arnolds & Ad van den Berg • Paddenstoelen, Schimmels en Slijmzwammen van Vlaanderen Hans Vermeulen • Flora agaricina Neerlandica volume 7 • Waarnemingen.be