PDF Van Tekst
Total Page:16
File Type:pdf, Size:1020Kb
Nederlandse historische bronnen 1 onder redactie van A.C.F. Koch en anderen bron A.C.F. Koch e.a. (red.), Nederlandse historische bronnen 1. Martinus Nijhoff, Den Haag 1979 Zie voor verantwoording: https://www.dbnl.org/tekst/_ned017197901_01/colofon.php Let op: werken die korter dan 140 jaar geleden verschenen zijn, kunnen auteursrechtelijk beschermd zijn. i.s.m. VII Lijst van illustraties Prins Maurits 42 Anthonie van Hilten 50 Brief van Maurits aan Adriaan Junius, 15 68 aug. 1617 Brief van Maurits aan Hugo Muys van 86 Holy, 8 okt. 1617 Kaart van Oost-Indië van Willem Blaeu, 184-185 opgedragen aan Laurens Reael Vergader-kamer van de Heeren Staten 224-225 van Holland en Westvriesland J.P.P. baron van Zuylen van Nijevelt 238 Rauter, Mussert, Seyss-Inquart en Harster 286 Titelpagina Jahresbericht 1942 295 Proces Oranjegarde 306 Twee feesten in het kamp Westerbork 324 Installatie van de Kultuurkamer 348 Foto's: Algemeen Rijksarchief p. 184-185, 286, 295, 306, 324, 348 Iconografisch Bureau p. 42, 238 Koninklijke Bibliotheek p. 224-225 Koninklijk Huisarchief p. 68, 86 Museum of Art, Rhode Island School of Design p. 50 Nederlandse historische bronnen 1 IX Woord vooraf Met dit deel ‘Nederlandse Historische Bronnen’ start het Nederlands Historisch Genootschap een reeks gebundelde kleine historische bronnen van gevarieerde inhoud en uit diverse tijdperken. In zekere zin vormen de nieuwe N.H.B. de voortzetting van de waardevolle reeksen die het voormalige Historisch Genootschap tot in 1968 heeft gebracht onder achtereenvolgens de titels ‘Kronijk’ en ‘Bijdragen en Medede(e)lingen’. Er bleek in Nederland, zeker bij publicerende historici, na 1968 een behoefte te zijn blijven bestaan naar een centrale publikatiemogelijkheid voor kleine bronnen. Noch de naoorlogse Werken van het (Nederlands) Historisch Genootschap, noch de Rijks Geschiedkundige Publicatiën bieden bronnenedities die van omvang kleiner zijn dan circa 200 bladzijden. In historische tijdschriften is publikatie van kleine teksten hooguit mogelijk indien de bron de functie heeft van een documentaire bijlage. Naar het oordeel van de bronnencommissie van het Nederlands Historisch Genootschap voorzien afzonderlijke bundels kleine bronnen zeker ook in de behoefte van in bronnen geïnteresseerde collega-historici. Deze eerste bundel is zo opgezet, dat naar zowel tijdvak als thematiek een gevarieerde inhoud is ontstaan. De gemiddelde omvang der teksten is niet te klein. Het aspect leesbaarheid wordt zoveel mogelijk in het oog gehouden. De commissie sluit niet uit dat in de toekomst ook bundels worden samengesteld, die naar tijdvak of thema een meer compacte samenhang vertonen. Deze eerste bundel biedt achtereenvolgens een register, een brievenuitgave, een overzichtsverslag, een memorie, herinneringen, en een jaarverslag. Zowel politieke geschiedenis als demografie en overzeese geschiedenis komen aan bod. De bronnencommissie heeft dit deel binnen korte tijd kunnen samenstellen. Zij heeft hiertoe personen benaderd, die door beroep of door onderzoek ruime ervaring hebben met archiefmateriaal. De commissie hoopt voor de vervolgdelen van ook andere deskundigen teksten of raad te mogen ontvangen. De bewerkers van de bronnen hebben bij hun uitgave uiteraard gebruik gemaakt van de Richtlijnen voor het uitgeven van historische Nederlandse historische bronnen 1 X bescheiden (5e dr. Utrecht, 's-Gravenhage 1975). In de middeleeuwse bron is in de transcriptie het handschrift zoveel mogelijk gevolgd; in de beide zeventiende-eeuwse teksten is de ie-klank, in het handschrift wisselend aangegeven door ij of y, weergegeven door ij. De y is gereserveerd voor de i-klank. Het gebruik van hoofdletters en de interpunctie zijn overal genormaliseerd. De bronnen zijn, indien nodig, voorzien van afzonderlijke indices. Het toezicht op de bewerking werd uitgeoefend door A.C.F. Koch (Inwoners van het platteland van Holland), J. Heringa (Prins Maurits en de goede zaak; Een memorie over Anthonie Heinsius), J.G. Smit (Laurens Reael), G.A.M. Beekelaar (Van Zuylen van Nijevelt) en A.E. Kersten (Meldungen aus den Niederlanden). Met de eindredactie van de gehele bundel waren ondergetekenden belast. A.E. Kersten J.G. Smit Nederlandse historische bronnen 1 1 Inwoners van het platteland van Holland; het register ‘Vrijkopingen van doodslagen’, 1371-1396 bewerkt door J.C. Kort Wanneer men in de Middeleeuwen een doodslag beging of iemand letsel toebracht, ontstond tussen de dader en het slachtoffer een vete, waarin beider verwanten automatische betrokken werden. Door een zoengeld kon de dader de staat van vete afkopen, waarmee de zaak was afgedaan. In deze betaling waren de verwanten van de dader volgens de Lex Saxonum verplicht om een derde deel van de boete bij te dragen, terwijl het weergeld in Westfriesland over de vierendelen werden omgeslagen1. Wanneer de doodslager geheel zonder middelen was, moesten zijn verwanten zelfs de gehele som voldoen, zodat de dader min of meer vrijuit ging. In de steden werden in de plaatselijke rechten reeds snel bepalingen opgenomen om dit oude familierecht af te schaffen. In het middeleeuwse Noord-Holland, dat zoals bekend in het zuiden begrensd werd door Maas, Merwede en IJssel, in het oosten door het bisdom Utrecht en in het noorden door de Kennemerbeek, kunnen in dit verband Leiden, Den Haag en Rotterdam genoemd worden2. Voor het platteland van Noord-Holland nam hertog Albrecht van Beieren, sinds 1358 ruwaard voor hertog Willem V, zijn broer, over de graafschappen Henegouwen, Holland en Zeeland en de heerlijkheid Friesland, in 1371 het initiatief om de familieverplichting gedeeltelijk afkoopbaar te stellen3. Hij overwoog, dat de lasten van borgstelling de landlieden zo zwaar vielen, dat zij wel naar de stad moesten trekken om er vrij van te zijn. Ook wees hij op zijn eigen nadeel, bestaande in het verlies van zoveel schotplichtigen. Het voornemen van hertog Albrecht heeft een schriftelijk gevolg gehad in het in de titel aangekondigde register. Hierin zijn diegenen opgetekend, die zich van 1371 af vrijkochten, zodat kontrôle op eventueel overgelegde akten uitgeoefend kon worden. Kocht 1 S.J. Fockema Andreae, ‘Familieplicht en -recht bij vergoeding van doodslag’ in: Bijdragen tot de Nederlandsche rechtsgeschiedenis, V (Haarlem, 1914) 239 en 246. 2 Fockema Andreae, ‘Familieplicht’ 248. 3 D.E.H. de Boer, Graaf en grafiek (Leiden, 1978) 92-94. Nederlandse historische bronnen 1 2 iemand zich namelijk vrij, dan kreeg hij als bewijs een voorin het register afgeschreven akte mee, die op zijn naam was gesteld. Het register, zijnde nr. 412 in de voorlopige lijst van de Leen- en Registerkamer van de grafelijkheid van Holland, aanwezig op het Algemeen Rijksarchief te 's-Gravenhage, werd reeds door Th van Riemsdijk beschreven in zijn werk over de registers van de graven van Holland4. Het telt veertien folio's, is 39 cm. hoog en 23,5 cm. breed. De band is van de vorige eeuw. Dit deel werd geschreven door de handen AF, zijnde Willem Gerbrandsz., AJ, waar de persoon van Pieter Jacobsz. achter schuil gaat, alsook AG en enige andere handen. In het archief van de graven van Holland wordt het register reeds in een ongedateerde lijst van ca. 1375 genoemd onder de delen, die in het schrijn blijven5. Het heet dan: ‘'T register van der lude coep van leemten’. Voorts wordt het omstreeks 1424 vermeld6. Het draagt dan al het cijfer XVII en is het voorlaatste in een reeks registers met romeinse nummering7, een reeks, die chronologisch opent in 1358 en sluit in 1440. Zij zijn genummerd, toen in ieder geval sommige nog in gebruik waren. Het register wordt hierna nog slechts vermeld in 1580 door Cornelis Oom8. Er blijkt dan op de band te staan: ‘In dit bouck staen gescreven dieghene, die him vrijgecoft hebben geen borgen te worden van dootslaegen jof van leemten’. Bevindt het register als zodanig zich als een uniek stuk in het archief van de graven van Holland, het heeft wel degelijk verband met een serie daarin. Ik doel in dit verband op de rekeningen van de tresorier, die vanaf 1372 steeds inkomsten vermelden, afkomstig van degenen, die zich inderdaad vrijkochten. De rekeningen vermelden zelfs nog in 1401 inkomsten uit die bron. In een andere serie - die van de ‘Memorialen’ - komen de vrijkopingen slechts één maal voor en dat pas in 13919. Waarschijnlijk is hier sprake van een fout in de boeking, daar de namen van de vrijkopers niet in het hier uitgegeven register voorkomen. 4 Th. van Riemsdijk, De tresorie en kanselarij van de graven van Holland en Zeeland uit het Henegouwsche en Beyersche huis ('s-Gravenhage, 1908) nr. 92. 5 Handschriften 3e afdeling, nr. 220. 6 Leen- en Registerkamer van de grafelijkheid van Holland (LRK.), 410 f. 6v. 7 Van Riemsdijk, Tresorie 701. 8 LRK. 409 f. 128. 9 LRK. 303 f. 24v. Nederlandse historische bronnen 1 3 Gewoonlijk zijn de namen der betalers zowel in het register als in de rekeningen opgenomen. Het leek mij goed beide bronnen met elkaar in verband te brengen door ze te vergelijken. In een noot wordt van het register naar de rekening verwezen, eventueel met vermelding van aanvullende gegevens. Daar de rekeningen niet worden uitgegeven, moest er van afgezien worden de namen uit de rekeningen, die niet in het register voorkwamen, in een lijst op te nemen. Hun aantal bedraagt ongeveer vijftig. Anderzijds komt een aantal lieden uit het register niet voor in de rekeningen. Met name de grote groep, die zich bij de eerste gelegenheid heeft vrijgekocht, is buiten de verantwoording van de grafelijke financiën gebleven. Dit is des te meer te betreuren, daar een exakte datum van het geheel thans niet te leveren valt. Het resultaat blijven wij echter bezitten in het besproken register, dat demograaf, naamkundige en lokaal onderzoeker van nut zal kunnen zijn. Het vertegenwoordigt de oudste optekening van inwoners van gehele dorpen in ‘Noord-Holland’, verdeeld in welgeborenen en huislieden, hetgeen in zijn soort uniek is. Een index op plaatsen is bijgevoegd. Een nadere toegang op de namen leek wat overbodig, omdat hiermee de publikatie in omvang verdubbeld zou worden.