PDF Van Tekst
Total Page:16
File Type:pdf, Size:1020Kb
Jaarboek voor Nederlandse boekgeschiedenis. Jaargang 11 bron Jaarboek voor Nederlandse boekgeschiedenis. Jaargang 11. Uitgeverij Vantilt, Nijmegen / Nederlandse Boekhistorische Vereniging, Leiden 2004 Zie voor verantwoording: https://www.dbnl.org/tekst/_jaa008200401_01/colofon.php Let op: werken die korter dan 140 jaar geleden verschenen zijn, kunnen auteursrechtelijk beschermd zijn. i.s.m. 7 Voorwoord In 2003 vierde het Jaarboek voor Nederlandse Boekgeschiedenis zijn eerste jubileum. In tien jaar tijd volgden redacteuren, vormgevers en drukkers elkaar op, maar afgezien van een duidelijke cesuur tussen de tweede en derde aflevering heeft die processie zich overwegend in stilte voltrokken. Het Jaarboek dat u nu in handen houdt, is het product van de inspanningen van wederom nieuwe redacteuren, een nieuwe vormgever en een nieuwe drukker, maar bovendien een nieuwe uitgever. Of juister gezegd, het Jaarboek heeft er een uitgever bij gekregen. Het is nu een gezamenlijke uitgave van de Nederlandse Boekhistorische Vereniging en uitgeverij Vantilt in Nijmegen. Voor de beslissing om een externe uitgever in de arm te nemen waren verschillende redenen. De directe aanleiding was dat de tekstredactionele werkzaamheden een dermate zware aanslag op de vrije tijd van achtereenvolgende tekstredacteuren betekenden, dat het allengs moeilijker werd om een daarvoor voldoende gekwalificeerde vrijwilliger te strikken. Vantilt levert het Jaarboek een uitstekend gekwalificeerde vakman. Ook is het plezierig om de verantwoordelijkheid voor de begeleiding van het productieproces in professionele handen te kunnen geven. Dat Vantilt bovendien een bijdrage kan leveren aan bredere publiciteit en distributie, zal naast het Jaarboek zelf ook de Nederlandse Boekhistorische Vereniging ten goede komen. Nu ik toch het gebruikelijke redactionele zwijgen in een algemeen (niet thematisch samengesteld) nummer heb doorbroken, gebruik ik de gelegenheid graag om de aandacht te vestigen op nog een vernieuwing. Aangezien de verspreiding van het Jaarboek voor het overgrote deel plaatsvindt via de koppeling aan het lidmaatschap van de NBV, blijft het voor de redactie lastig te schatten hoe de publicatie wordt gewaardeerd. De schaarse evaluerende geluiden die de redactie bereiken, geven bepaald geen aanleiding tot verontrusting - integendeel - en het voortbestaan staat allerminst op de tocht. Toch heeft de redactie gemeend dat er ruimte was voor enige verbetering. Daarbij werd niet gedacht aan de kwaliteit van de bijdragen, want de redactie heeft er altijd naar gestreefd het beste te publiceren waartoe de Nederlandse boekwetenschap in staat is, en de auteurs de best mogelijke begeleiding te geven. Waar de redactie nog wel ruimte voor verbetering zag, was in de positie die het Jaarboek zou kunnen innemen in het boekhistorische debat en met name de reflectie op ons vakgebied. Een dergelijk debat wordt nu alleen incidenteel en kort gevoerd, of over zo'n grote tijdspanne dat het niet of nauwelijks als een debat herkenbaar is. De redactie wil daarom graag proberen in iedere jaargang ten minste één bijdrage op te nemen om het debat te stimuleren. Wij hadden ons geen betere illustratie kunnen wensen van het soort bijdrage dat ons hierbij voor ogen staat dan het review-artikel door Wim Heijting van A handbook for the study of book history in the United States (2000), Perspectives on American book history. Artifacts and commentary (2002) en The book history reader (2002). Geconfronteerd met de veelheid aan publicaties van de afgelopen paar jaar waarin Jaarboek voor Nederlandse boekgeschiedenis. Jaargang 11 8 het boek in een langere historische context van tekstoverdracht wordt geplaatst, stelt Heijting de vraag naar de visie op het werkterrein van de boekwetenschap die in de drie besproken handboeken impliciet of expliciet tot uitdrukking komt. Toen McKenzie in zijn Bibliography and the sociology of texts van 1986 de Angelsaksische boekwetenschap vroeg om zich breder te oriënteren, stond het World Wide Web nog maar in de kinderschoenen. Vijftien jaar later blijkt zijn oproep nog steeds weinig gevolg te hebben gehad. Tegelijkertijd is de noodzaak tot heroriëntatie inmiddels veel dringender geworden, want hoe men het ook wendt of keert en wat men er ook van mag denken, de opkomst van een nieuw medium - internet - dwingt ons opnieuw onze positie te bepalen en een visie te ontwikkelen op onze taakopvatting. Buiten de vraag naar het werkterrein van de boekwetenschap zijn veel meer onderwerpen te bedenken voor een kritisch debat, zoals die naar de historiografische opvattingen in de boekgeschiedenis; de aard en omvang van de interdisciplinariteit in de boekwetenschap; de vraag naar de waarde (en legitimiteit) van boekhistorische methoden en technieken, enzovoort. De redactie hoopt dat het stuk van Wim Heijting anderen zal inspireren en stimuleren om over een van deze of een van de vele andere onderwerpen die zich daarvoor lenen een even prikkelende bijdrage voor het Jaarboek te schrijven. En mocht u over de koers van het Jaarboek nog heel andere ideeën hebben, dan nodigen wij u graag uit die eens met ons te delen. Adriaan van der Weel Jaarboek voor Nederlandse boekgeschiedenis. Jaargang 11 9 Saskia van Bergen De productie van een getijdenboek in laat-middeleeuws Brugge In 2002 werd in Keulen onder de titel Ars vivendi, ars moriendi. Die Kunst zu leben, die Kunst zu sterben een tentoonstelling gewijd aan een handschriftenverzameling in Duits privé-bezit.1 Een van de getoonde stukken was een getijdenboekje dat mede door zijn bescheiden afmetingen niet meteen de aandacht trok. Wanneer de bezoekers over de mogelijkheid hadden beschikt om de boeken ook door te bladeren, dan was dit waarschijnlijk anders geweest. Het betrof hier namelijk een handschrift met initialen, randversieringen en miniaturen in een verscheidenheid aan stijlen, zowel Noord- als Zuid-Nederlandse.2 Het zal hier verder naar de eigenares het ‘König-getijdenboek’ worden genoemd. In de begeleidende catalogus dateert James Marrow het tussen omstreeks 1415 en 1435, met de vermelding dat het mogelijk in twee fasen werd geproduceerd. Het is de moeite waard om op deze plaats uitgebreider stil te staan bij dit handschrift, omdat het een goed beeld geeft van de wijze waarop in de vijftiende eeuw in Vlaanderen getijdenboeken werden geproduceerd. Bij de bestudering van het König-getijdenboek komen verschillende kwesties aan bod die betrekking hebben op de atelierpraktijk van deze handschriften, van rationalisering van de productie tot internationalisering van de handel. Het vormt bovendien een geschikte casestudy aan de hand waarvan de mogelijkheden en problemen van een onderzoeker kunnen worden geïllustreerd, wanneer hij wordt geconfronteerd met een dergelijk verlucht getijdenboek. 1 [J.M. Plotzek, K. Winnekes [e.a.] (Hrsg.)], Ars vivendi, ars moriendi. Die Kunst zu leben, die Kunst zu sterben. 34 der schönsten Andachtsbücher des Mittelalters aus der wohl bedeutendsten Sammlung in deutschem Privatbesitz. Keulen 2002 (Diözesanmuseum). Met dank aan Renate König, Joachim Plotzek, Sophie Somers en de medewerkers van het Studiecentrum Vlaamse Miniaturisten te Leuven. 2 Ars vivendi, catalogusnummer 17, 288-299, met 17 kleurenillustraties. Beschrijving door James H. Marrow. Jaarboek voor Nederlandse boekgeschiedenis. Jaargang 11 10 Het König-getijdenboek Wanneer men het König-getijdenboek ter hand neemt, valt meteen op dat de band, bestaande uit rood velours over kartonnen platten, niet contemporain is. Dit betekent dat het boek een of meerdere keren opnieuw is gebonden, waarbij ook de oorspronkelijke samenstelling kan zijn veranderd. Teksten en miniaturen kunnen daardoor van plaats zijn veranderd, maar er kunnen bijvoorbeeld ook miniaturen zijn toegevoegd. Dit betekent dat er voorzichtigheid is geboden met het doen van uitspraken met betrekking tot de ontstaansgeschiedenis. Wanneer men het handschrift vervolgens doorbladert, vindt men diverse in het Latijn geschreven teksten, die alle gebruikelijk zijn voor een Vlaams getijdenboek uit de eerste helft van de vijftiende eeuw. De kalender, traditioneel de eerste tekst in een getijdenboek, is met opzet neutraal gehouden. Er staan dus geen lokale heiligen in aan de hand waarvan het getijdenboek kan worden gelokaliseerd of gedateerd. Ook de overige teksten behoren tot de canon van het Vlaamse getijdenboek, waardoor ze verdere situering niet toelaten. Het König-getijdenboek is geschreven in een gotisch schrifttype, de littera gothica textualis formata, wat standaard is voor Vlaamse getijdenboeken. Kopiisten waren getraind om hun schrijfstijl zodanig uniform te maken, dat verschillende handen nauwelijks van elkaar waren te onderscheiden. Het schrift is bovendien zo traditioneel, dat het niet met enige zekerheid is te dateren. Door hoeveel kopiisten het König-getijdenboek is geschreven en wanneer zij werkten, is dan ook moeilijk te bepalen. Het perkament waarop de teksten zijn geschreven laat geen duidelijke verschillen zien in dikte en kwaliteit. Alleen de gebeden tot de heiligen zijn zeker door een andere hand geschreven; niet alleen het schrift, ook de inktkleur en de decoratie van de tekst verschillen van die in de rest van het handschrift. Het is dus mogelijk dat dit onderdeel op een andere plaats is geschreven dan de rest van het handschrift, en ook dat het in latere tijd is toegevoegd. Het handschrift is uitgebreid gedecoreerd met randversieringen, gehistorieerde initialen en zeventien bladgrote miniaturen. Slechts drie daarvan maken integraal onderdeel uit van het handschrift, ze zijn op