Download PDF Van Tekst
Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde. Jaargang 41 bron Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde. Jaargang 41. E.J. Brill, Leiden 1922 Zie voor verantwoording: http://www.dbnl.org/tekst/_tij003192201_01/colofon.htm © 2009 dbnl 1 Johannes Ruusbroec en de Duitsche mystiek. I. Hetgeen in het volgende opstel wordt medegedeeld is de vrucht van een onderzoek, waarbij het doel was meer klaarheid te verkrijgen omtrent de ware beteekenis van de terminologie der middeleeuwsche Nederlandsche mystici, met name van Ruusbroec, en meer in het bizonder de invloed, door de Duitsche op de Nederlandsche mystiek in de Middeleeuwen uitgeoefend, na te gaan. Het nasporen van de denkbeelden, die zijn overgebracht, moet natuurlijk gepaard gaan met het vaststellen van de ontleende termen, omdat deze de dragers zijn van de ideeën. De beteekenis, die de middeleeuwsche, in Germaansche taal geschreven mystiek voor de geestes-ontwikkeling dier Germaansche volken heeft gehad, kan dan ook eenigermate nauwkeurig gemeten worden naar de schat van woorden, welke, door de mystieke schrijvers naar het latijn nieuw gevormd, of van een nieuwe inhoud voorzien, tot op heden toe in de algemeen gangbare taal voortleven. Wanneer men bedenkt dat woorden als afkeer, binnenste, eenheid, gelijkheid, hebbelijk en onhebbelijk, indruk, inval, invloed, minzaam, neiging, ongedurig, zinnelijk, toeval, vernuft - om er maar eenige te kiezen - eerst in de dertiende en veertiende eeuwen zijn gemaakt, dan krijgt men reeds eenige voorstelling, hoe de gedachtenrijkdom, ook van het niet-geleerde volk, werd vergroot. Deze woorden zijn veelal van kleur veranderd en verbleekt. Bij hun vorming werden ze gevuld met speculatieve, ethische, theologische inhoud, en zij waren inder- Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde.
[Show full text]