RITUELE DEPOSITIE V AN BRONZEN VOORWERPEN IN NO ORD-NEDERLAND

MARIJE ESSINK Broekslerkfeiweg 2, 9968 TG Pielerburell

JANNEKE HIELKEMA Gaslhllisslraal 3,4001 BD Tief

ABSTRACT: This rutic\e presents the results of a study of the find-circumstances and find-contexts of bronze axes, spearheads, daggers, swords and knives from the provinces of Drenthe, and Friesland in the north of the . Attention is given to the typology of bronze axes, the different kinds of find-contexts, the find-distribution and the interpretation ofthe finds, especiaIly the finds from a wet context. It seems likely that a majority ofthese 'wet' finds have been ritually deposited.

KEYWORDS: Northern Netherlands, Bronze Age, axes, spearheads, daggers, swords, knives, hoards, ritual de­ position.

1. INLEIDING naast zijn ook bronzen zwaru'den, dolken, messen etc. bekend. Het overgrote deel van deze voorwerpen moet In de provincies Groningen, Friesland en Drenthe (fig. als 'losse' vondst beschouwd worden, in die zin dat de 1) zijn in de afgelopen decennia tientallen bronzen vondstcontext onbekend is, en niet meer gecontroleerd voorwerpen uit de bronstijd gevonden, die deels in kan worden, en dat van een eventuele associatie met musea, deels in prive-collecties zijn beland. Het betreft andere voorwerpen, al dan niet van brons, niets bekend voornamelijk bronzen bijlen en lanspunten, maru'daar- is. Slechts een klein aantal vondsten is gevonden in een wetenschappelijke opgraving, of tevoorschijn geko­ men onder controleerbare omstandigheden. Van de meeste bronzen voorwerpen is de vindplaats in de regel wel bekend. Dit kan varieren van vrij nauwkeurig tot 'bij benadering'. Wat dat betreft nemen de bronzen geen uitzonderingspositie in. Voor de vuurstenen bij­ len geldt min of meer hetzelfde, al is een groter percen­ tage uit graven afkomstig dan bij bronzen voorwerpen het geval is. Ter Wal (1995/1 996) heeft laten zien, dat aan een gro te groep overwegend als 'losse vondst' aan te merken vuurstenen bijlen wel degelijk uitspraken te ontlokken zijn, als gekeken wordt naru' de aard van de vindplaatsen. Sommige typen vuurstenen bijlen blij­ ken overwegend in vochtige milieus gevonden te zijn, en zijn daar kennelijk opzettelijk achtergelaten. Bij bronzen voorwerpen was iets dergelijks niet bij voor­ baat uit te sluiten. De indruk bestond namelijk dat relatiefveel bronzen uiteen vochtige ofnatte omgeving komen. Dit artikel is een samenvatting van twee doctoraal­ scripties betreffende vondstomstandigheden en con­ tex ten van bronzen voorwerpen in Groningen, Fries­ land en Drenthe. De eerste auteur heeft de lanspunten, zwaarden, dolken, messen, arm- en halsringen bekeken (Essink, 1996). De arm- en halsringen zijn in dit artikel buiten beschouwing gelaten, o.a. vanwege de daterings­ Fig. l. Hel onderzoeksgebied. probIernenen de onevenwichtige overlevingskansen in

277 278 M. ESSINK & J. HIELKEMA de grond. De tweede auteur heeft de bronzen bijlen dergeIijke omgeving is het moeilijk of onmogelijk om onderzocht (Hielkema, 1994). daar gedeponeerde voorwerpen weer teru g te halen. Dat is ook de reden dat ze veelal gezien worden als rituele depots (Bradley, 1990: pp. 10-14). Door depositie op 2. DEPOTVONDSTEN dergelijke plaatsen worden de voorwerpen permanent uit circulatie gehaald (Levy, 1982: pp. 1-2). 2. 1. Definities Het begrip depot wordtdoor de meeste auteurs gebruikt 2.1. Interpretatie van depotvondsten voor gesloten vondsten van twee of meer voorwerpen, Depotvondsten uit een vochtige context worden in het bijvoorbeeld door Von Brunn (1968: p. 1), Butler algemeen gezien als voorwerpen die daar met een (1982: p. 36 en 1990: p. 47) en Stein (1976: p. 17). De ritueel motief gedeponeerd zijn, oftewel geofferd. Een reden hiervoor is dat het erg onwaarschijnlijk is, dathet kenmerk van dit soort vondsten is, dat ze op dergelijke hierbij om toevallig verloren voorwerpen gaat (Hielke­ plaatsen moeiIijk of onmogeIijk weer opgehaald kun­ ma, 1994: p. 18). Voor enkelvoudige vondsten is het nen worden (Bradley, 1990: pp. 10-14). Voorwerpen op moeiIijk om aan te tonen dat ze niet toevalIig verIoren locaties waaruit ze wel weer opgehaald konden worden, zijn, maar bewust ergens neergelegd. Willroth betrekt vaak op droog land, zouden dan niet-rituele depots zijn. echter wel enkelvoudige vondsten bij zijn definitie van Levy (1982) heeft op basis van etnografische paral­ depotvondsten. Hij beschouwt alle opzetteIijk gedepo­ lellen een aantal criteria voorgesteld voor het onder­ neerde voorwerpen als depot, voorzover ze geen graf­ scheiden van rituele en niet-rituele depotvondsten. Ze giften, resten van een nederzetting of overblijfselen van definieert een ritueel depot als een depot, gemaakt op grondstofwinning en -verwerking zijn. Volgens hem stereotype manier, van symbolisch waardevoIle objec­ zijn meervoudige en enkelvoudige vondsten verschil­ ten (die ook materieel waardevol kunnen zijn), met de lende categorieen depots. Het materiaal waar de voor­ bewuste bedoeling van communiceren metde bovenna­ werpen van gemaakt zijn en de hoeveelheid voorwer­ tuurIijke wereld (Levy, 1982: p. 20). Haar criteria voor pen zijn niet van belang voor de definitie (Willroth, rituele depots zijn (Levy, 1982: pp. 21-22): 1985: p. 21). Ook Kubach geeft een dergelijke defini­ 1. Speciale locatie: a) op een natte plaats: in veen, in tie: de voorwerpen zijn opzettelijk gedeponeerd, het een put, bron of stroompje; b) op grote diepte (1 m of zijn geen grafgiften of nederzettingsvondsten en het meer); c) bedekt door een gro te steen (blokkeert de aantal voorwerpen is niet belangrijk (Kubach, 1978: p. toegang); d) in een grafheuvel zonder begrav ing; e) in 189). een bosje; In veel gebieden vormen enkelvoudige vondsten de 2. Speciale objecten: a) vooral ornamenten en wa­ grootste vondstcategorie, wat onzes inziens een aandui­ pens; b) objecten met een kosmologische betekenis; c) ding is, dathet niet allemaal toevallig verloren voorwer­ vooral complete of bijna complete objecten (met dus pen kunnen zijn. Bij de speerpunten uit Noord-Neder­ complete symboIische waarde); land komt dit ook duidelijk naar voren: 35 van de 44 3. Associatie met voedsel: a) aanwezigheid van gevonden exemplaren zijn enkelvoudige vondsten, dierlijke resten; b) aanwezigheid van aardewerk; c) waarvan 31 uit een natte context. Het is zeer on­ aanwezigheid van sikkeis; waarschijnlijk dat deze daar toevallig verloren zijn, dus 4. Rangschikking in een bepaalde volgorde: in een moeten ze daar met opzet gedeponeerd zijn. Wij sluiten pot; b) omgeven door een krans van stenen; c) parallel ons dan ook graag aan bij de opvatting van WiIIroth en aan elkaar neergelegd. Kubach over het begrip depotvondst. Naast WiIIroth zijn ook Hansen (1991), Bradley (1990) en Stein (1976) Levy's criteria voor niet-rituele depots zijn hieraan van mening dat de groep te groot is om weg te laten, tegengesteld: zoals sommige onderzoekers geneigd zijn te doen. Ze 1. Speciale locatie: a) in droge grond, mergel of vinden dat als uit de vondstomstandigheden bIijkt dat grind; b) nietop grote diepte (minder dan 1 m); c) achter een voorwerp bewust is gedeponeerd, er dan van een een steen (markeert de plaats); depot gesproken kan worden (Hielkema, 1994: p. 18). 2. Speciale objecten: a) bredere range van artefact­ Ook Needham (1989: p. 55) vindt dat enkelvoudige typen; b) vooral werktuigen; c) voorwerpen vaak ge­ vondsten geen toevallig verloren voorwerpen zijn. fragmenteerd; d) aanwezigheid van ruwe grondstoffen Als de vondstcontext van een voorwerp bekend is, of of afval van het gietproces; wanneer het milieu waaruit het afkomstig is afgeleid 3. Geen associatie met voedsel; kan worden uit de cOITosie of het patina, kan worden 4. Geen speciale rangschikking. nagegaan of ze bewust zijn gedeponeerd. Voorwerpen met een bekende vondstcontext kunnen worden inge­ Hoops (1986: pp. 325-328) zegt dat zowel de vondst­ deeld in vondsten uit een natte en een droge omgeving. omstandigheden (karakter van de vindplaats en toe­ Volgens WilIroth (1985: p. 20) zijn vindplaatsen in een stand van de voorwerpen) als de vondstsamenstelling vochtig milieu typisch voor depotvondsten. In een een indicatie geven voor het deponeringsmotief (ritueel Ritllele depositie van bronzen voonvelpen in Noord-Nederland 279 of niet-ritueel). Dit komt dus voor een groot deel over­ goederen kan ook een manier van regulatie van de een met de criteria van Levy. Ook bij Stein zijn de voorraad van deze goederen zijn om daarmee hun inhoud van een depot en de vondstomstandigheden beperkte sociale rol te behouden als er teveel in circula­ belangrijk voor het ordenen van depotvondsten. Ze tie waren (Roymans, 1991: p. 28). Ook Fokkens heeft noemt soortgelijke criteria als Levy: afgewerkte produc­ een dergelijke mening: hij spreekt van brons­ ten, ruwe materialen en halffabrikaten komen volgens vernietigendedepots (Fokkens, 1991: p. 125), het depo­ haar vaak voor in vochtige gebieden, rotsspleten of neren van metaal als vernietiging van rijkdom om onder een grote steen, maar zelden in potten, vaak zijn soortgelijke redenen als genoemd door Roymans. ze op een bijzondere manier gerangschikt. Ze noemt dergelijke vondsten wijgaven, dus vondsten met een Niet-rituele depots: Er zijn verschillende verklaringen ritueel karakter. Gebroken voorwerpen komen volgens voor niet-rituele depots. Bradley zegt dat depots van haar het meest voor op droog land, op geringe diepte en complete objecten veelal gezien worden als persoon­ worden door haar bewaarvondsten genoemd (Stein, lijke uitrusting, verborgen of opgeslagen om ze later 1976: p. 19). Dit zijn dus niet-rituele vondsten. Bradley weer op te halen. Depots van gebroken metaal zouden zegt dat rituele depots afkoms tig zijn uit locaties waar dan een voorraad schrootmetaal van een smid of brons­ ze onmogelijk weer opgehaald konden worden, terwijl gieter zijn, terwijl depots van identieke of nieuwe niet-rituele depots volgens hem uit locaties komen waar voorwerpen beschouwd worden als de handelsvoorraad ze juist wel weer opgehaald konden worden (Bradley, van een koopman (Bradley, 1982: p. 1 10). In een latere 1990: pp. 10-14). Het gaat hier dus om reversibele publicatie maakt hij onderscheid tussen persoonlijke, versus irreversibele verberging, ook genoemd door handwerkers-, koopmans- en gietersdepots (Bradley, Hansen (1991: p. 152). Verder maken ook Stein en 1990: p. 12). Willroth onderscheid tussen vondsten die tijdelijk of Butler geeft de volgende verklaring: onafgemaakte pelmanent begraven zijn (Stein, 1976: p. 19; Willroth , objecten zijn gedeponeerd door een bronsgieter; af­ 1985: p. 220). gewerkte, maar ongebruikte objecten zijn de voorraad van een handelaar; gebmikte voorwerpen zijn huishou­ Rituele depots: De reden voor het ritueel deponeren of delijke voorraad; en gebroken stukken (schroot) zijn offeren van voorwerpen is niet bekend, maar waar­ verborgen om later weer omgesmolten te worden (But­ schijnlijk zal het iets met de religie van de mensen die ler, 1982: pp. 36-37). de voorwerpen deponeerden te maken hebben gehad, Stein is van mening dat mwe materialen en gebroken iets in de richting van offers aan de goden. Hoops veltelt voorwerpen 'bewaarvondsten' zijn: voorwerpen die dat ornamenten, werktuigen en wapens een religieuze tijdelijk begrave n zijn, meestal op geringe diepte (Stein, functie konden hebben als ze op vaste plaatsen neerge­ 1976: p. 19). Hennig is het met haar eens: volgens hem legd werden en daardoor voor bovenmenselijke krach­ zijn gebroken voorwerpen tijdelijk begraven tot aan ten en machten toegankelijk gemaakt werden en dat later gebmik (Hennig, 1970: p. 32). Ook Willroth wateren (venen, meren, rivieren) de voorkeur hadden spreekt van bewaarvondsten: depots van metallurgen, voor zulke cultische deponeringen (Hoops, 1978: p. handelaars en persoonlijke bezittingen die tijdelijk ver­ 513). Volgens Van der Sanden zijn dergelijke offers borgen zijn (Willroth, 1985: p. 219). geschenken van personen of groepen die hulp van Hundt noemt verklaringen van een aantal andere bovennatuurlijke mach ten trachten te verkrijgen, ofhun auteurs, bijvoorbeeld dat het bij dergelijke depots zou dank uitdrukken voorreeds bewezen diensten. In Noord­ gaan om metaalbezit dat was verstopt in onrustige Nederland werden vooral venen en veentjes gebruikt tijden. Volgens hem is dit niet erg waarschijnlijk. Er als cultusplaatsen (Van der Sanden, 1990: pp. 216- kornen namelijk veel wapens voor in de depots en het 217). verstoppen van wapens in oorlogstijd is natuurlijk niet Hundtechter verklaartdergelijke vondsten als Toten­ erg logisch (Hundt, 1955: p. 97). Ook Randsborg vindt schdtze, dat wil zeggen zelfuitrusting voor het hier­ het niet erg waarschijnlijk dat het om in onrustige tijden namaals. Hij ziet een verband tussen het afnemen van verborgen zaken gaat (Randsborg, 1974: p. 58). grafgiften en het toenemen van metaaldepots in de late bronstijd (Hundt, 1955: p. 108). Ook Roymans ver­ 2.2. Depottraditie in Europa meldt dat depots vaak gezien worden als Totel1schdtze of cenotaafdeposities. Dit kom t doordat prestige­ Depositie van voorwerpen in waterige locaties komt in goederen in de late bronstijd zelden geassocieerd zijn Europa voor vanaf het neolithicum tot in de middel­ met graven (Roymans, 1991: p. 27). eeuwen (Bradley, 1990: p. 5; Willroth, 1985: p. 15). Het Roymans gooit het echter over een heel andere boeg feit dat dit fenomeen over zo'n groot gebied voorkomt, dan de hiervoor genoemde auteurs: volgens hem kan duidt er onzes inziens op, dat achter deze depositie depositie van bronzen voorwerpen ook een vorm van rituele motieven moeten zitten. In de midden-bronstijd, publieke tentoonstelling van rijkdom zijn, gebruikt maar vOOl'al in de urnenveldentijd, is er een sterke voor het opbouwen en consolideren van hoge sociale toename van het aantal gedeponeerde voorwerpen, statusposities. Het openbaar wegdoen van prestige- waarna in de Hallstatt-tijd het aantal gedeponeerde 280 M. ESSINK & J. HIELKEMA voorwerpen weer snel daalt (Wegner, 1976: p. 40). Het - Documentatie van het Streekmuseum Tytsjerk­ gaat bij deze depositie om voorwerpen van verschil­ steradiel te Bergum; lende materialen: steen, hout, leer, hoom, wol, aarde­ - Documentatie van J.J. Butler; werk, metaal en barnsteen. In de bronstijd gaat het - Documentatie van H.A. Groenendijk (mappen ge- natuurlijk voomamelijk om brons, maar ook goud komt meentelijke herindeling provincie Groningen). in deze pe riode voor in depotvondsten. Een voorbeeld Voorzover mogelijk zijn ook de voorwerpen zelfbeke­ hiervan is de vondst van twee gouden armringen in het ken op patina en eventuele andere kenmerken. De veen bij Smilde (Butler & Van der Waals, 1960: p. 91). gegevens zijn opgenornenin een catalogus, die voor dit Zoals is gebleken, worden de meeste van deze voor­ artikel is aangevuld meteen aantal nieuwe vondsten. De werpen beschouwd als votiefoffers. In Noord-Neder­ gegevens in de catalogus vormen de basis voor ons land werden venen en veentjes van het Neolithicum tot onderzoek. in de vroege middeleeuwen gebruikt als cultusplaatsen. Van eIk voorwerp is aan de hand van de gegevens Over dergelijke offerplaatsen vertelt Torbrugge dat over vondstomstandigheden zo nauwkeurig mogelijk men bij voorhistorische vindplaatsen met opvallend de vondstcontext bepaald. Hierbij is onderscheid ge­ veel exemplaren van een objectgroep periodiek her­ maakt in grafvondsten, nederzettingsvondsten, meer­ haalde deposities mag aannemen en daarmee zeker een voudige depots en enkelvoudige (losse) vondsten uit gemeenschappelijke actie (Torbriigge, 1970-1971: p. een droge of vochtige context. De nadruk lag er op om 121). de mate van vochtigheid van de vindplaats te achterha­ Niet in elke periode worden dezelfde soort voorwer­ len. Als de gegevens uit de bovenstaande bronnen pen ritueel gedeponeerd. Zo worden er in de late brons­ ontoereikend waren, is aan de hand van de patina of tijdlvroege ijzertijd veel zwaarden gedeponeerd in ri­ eventuele andere kenmerken, geprobeerd de vondst­ vieren en veen. Depositie van zwaarden lijkt in de late context vast te stellen. Over het algemeen duidt een bronstijd een wijdverspreid fenomeen in grote delen donkere patina, meestal bruin of zwart, op een natte van Europa te zijn (Roymans, 1991: p. 24), bijvoor­ context, net als de aanwezigheid van een (fragment van beeld in Duitsland en Zwitserland (Muller, 1993: p. 85). een) houten steel of schacht. Een groene patina of Er komen in deze periode weinig zwaarden uit graven groene oxydatie duidt daarentegen meestal op een droge (Roymans, 1991: p. 21). Zwaarden zijn vaak rivier­ context. vondsten en ook zijn er veel speerpunten bij de water­ vondsten (Muller, 1993: p. 85). Zwaarden hebben een 3.2. Datering hoge prestigewaarde. Daru'om heeftdepositie van zwaru'­ den niet alleen een religieuze, maar ook een sociale 3.2.1. Chronologische onderverdeling dimensie; het heeft te maken met prestige, status en elite (Roymans, 1991: p. 28). In de vroege ijzertijd worden De bronstijd in Noord-Nederland duurde minstens 13 vooral halsringen ritueel gedeponeerd. Beide tenden­ eeuwen. Het zou onjuist zijn om te veronderstellen dat sen zijn waameembaru' in Noord-Nederland en ook eventuele patronen van rituele deponering gedurende daarbuiten. deze hele periode hetzelfde zouden zijn geweest. Het is Een apart verschijnsel bij de veenvondsten zijn de dus nodig om een onderverdeling aan te brengen, en het veenlijken, die behalve in Noord-Nederland ook voor­ ligt voor de hand hierbij de traditionele indeling in komen in Ierland, Engeland, Duitsland en Denemru·ken. vroege, midden- en late bronstijd aan te houden. Er zijn Ook veenlijken worden meestal beschouwd als votief­ vervolgens specialistische studies nodig om te bepalen gaven, in dit geval in de vorm van mensenoffers (Van welke typen voorwerpen in eIk van deze periodes der Sanden, 1990: p. 217). thuishoren. Van de door ons onderzochte voorwerpen zijn de bijlen goed in te delen, dankzij het werk van J.J. Butler. Het korte overzicht dat hiema volgt (3.2.2) 3. DE WERKWIJZE kwam tot stand dankzij zijn publicaties en toelichtin­ gen. Lanspunten zijn veel moeilijker in te delen. Het 3. 1. De vondstcontext grootste gedeelte is zo simpel en zo weinig karakteris­ Over de bronzen voorwerpen die in deze studie zijn tiek, dat toewijzing aan typen onmogelijk is. Slechts betrokken, zijn gegevens verzameld uit de volgende een beperkt aantal lanspunten kan dankzij het werk van schriftelijke bronnen: Jacob-Friesen (1967) ingedeeld worden. De overige

_ Inventarisboekjes, amateurcatalogus en brieven­ categorieen omvatten relatief kleine aantallen voor­ archief van het Drents museum te Assen; werpen, die echter in de regel met behulp van de

_ Inventarisboekjes, amateurcatalogus en brieven­ literatuur wel globaal te datere n bleken. archief van het Groninger museum te Groningen;

_ Inventariskaarten en terpenboeken van het Fries 3.2.2. De datering van de bronzen bijlen museum te Leeuwru'den;

_ Inventarisboeken en brievenarch ief van het Rijks­ In Noord-Nederland komen in de vroege bronstijd museum van Oudheden te Leiden; Rituele deposifie van bronzen voorwelpen in Noord-Nederland 28 1

(2000- 1 700 v.Chr.) vlakbijlen en lage randbijlen voor. heideveld bij Havelte. De bijlen van de Hunze-Eems­ Er zijn twee v lakbijlen bekend. Een van het type Migdale IndustIie onderscheiden zich door een 'rijkgeprofileerde (mogelijk een Britse import), de andere van 'Saksisch mond'. Om de hals zit een brede, onversierde rand, die type' (Butler, 199511 996: cat.nrs 17 en 23). Daarnaast aan de boven- en onderzijde begrensd wordt door een komen 11 bijlen met lage randen voor, w a arvan er 9 smalle lijn. Ze hebben een lang model met een cylin­ stuks tot het type Emmen behoren (Butler, 199511 996: drische vorm en op de zijde bevindt zich een boogvormig, cat.nrs 42-50). Type Emmen is vrijwel zeker een lokaal begrensd vlak. Ze zijn dikker en zwaarder dan koker­ product. Twee bijlen met lage rand tonen gelijkenis met bijlen van elders en hebben een groot D-vormig oor. het type Salez (Butler, 199511 996: cat.nrs 30 en 32). Sommige kokerbijlen zijn versierd. De grootste groep In de midden-bronstijd (1700-1100 v.Chr.) komen heeft een versiering van imitatie-vleugels in relief. Er drie soorten bijlen voor. Dit zijn hoge randbijlen, rand­ zijn ook kokerbijlen met imitatie-vleugelversiering in hielbijlen en hielbijlen. Hoewel een zekere overlap van omtrek (Rippenmuster). Deze laatste versiering komt typen verwacht mag worden, kunnen hoge randbijlen vooral in Zuid-Engeland en Belgie voor (Butler, 1961: en randhielbijlen aan een vroege fase van de midden­ p. 213). In Noord-Nederland zijn twee bijlen van dit bronstijd worden toegeschreven, en hielbijlen aan een type aangetroffen. Een aantal kokerbijlen heeft een late fase. Van de 19 hoge randbijlen in Noord-Neder­ versiering in de vorm van hangende driehoekjes (zaag­ land behoren 13 tot het type Oldendorf in zijn verschil­ tandversiering). Naast inheemse kokerbijlen zijn in lende varianten (Butler, 199511996: cat.nrs 93, 94, 100, Noord-Nederland ook buitenlandse typen kokerbijlen 12-1 14, 123-1 28, 1 33). Type Oldendorfheefteenruime gevonden. De grootste groep hiervan wordt gevormd verspreiding in Noordwest-continentaal Europa, maar door de bijlen van het uit Duitsland afkomstige type een lokale productie van de Nederlandse exemplaren is Wesseling. Ook uit Duitsland afkoms tig zijn twee bij­ niet onwaarschijnlijk. Verder zijn drie bijlen van het len van het Seddiner type en twee bijlen van het type type Magerkingen bekend (Butler, 199611 996: cat.nrs Obernbeck. Er is een bijzondere kokerbij1 gevonden in 137- 1 39) en twee atypische hoge randbijlen (Butler, Noord-Nederland. Deze heeft twee verschillende kan­ 199511 996: cat.nrs 147-148). Een geknikte randbijl is ten. De ene kant is van het type Obernbeck, de andere bekend uit een rijke grafvondst bij Drouwen (Butler, van het type Schimmer (Kooi, 1986a: p. 62; Butler, 199511 996: cat.nr. 73). Van de 5 randhielbijlen behoren 1987: p. 120). Er is een kokerbijl van een Zuid-Euro­ vier tothet type (Butler, 1995/1996: cat.nrs pees type gevonden, met een V -vormige versiering 159, 161, 162, l74) en een tot een afwijkend type met onder de rand. kenmerken van de types Vlagtwedde en Plaisir (Butler, Dit het bovenstaande blijkt dat er in Noord-Neder­ 1995/1996: cat.nr. 177). Type Vlagtwedde is een lokaal land gedurende de late bronstijd voornamelijk inheemse product. bijlen gevonden zijn. Bijna alle niet-inheemse producten Hielbijlen zijn de meest voorkomende soort bijlen in zijn afkomstig uit Duitsland, Engeland en Frankrijk. De de midden-bronstijd. Elders in dit tijdschrift worden de Italiaanse vleugelbijl en de Zuid-Europese kokerbijl hielbijlen uitvoerig beschreven door Butler( 1 99711 998). vormen hierop een uitzondering. Zijn typologie is voor dit artikel overgenomen en in de catalogus worden zijn nieuwe coderingen gebruikt. In Noord-Nederland komen zowel lokaal geproduceerde 4. VONDSTCATEGORIEEN als buitenlandse bijlen voor. De meeste inheemse zijn eenvoudig en onversierd. Ze hebben in aanzicht vaak 4. 1. Definities zwak S-vormige zijden, of rechte zijden met een sterk uitwaaierende snede. Als versiering kunnen boog­ Bronzen voorwerpen uit de bodem kunnen ongeacht de vormige, plastische elementen op de zijvlakken, midden­ omstandigheden die tot de ontdekking leidden, onder­ ribben op het snedegedeelte, of randen langs het snede­ verdeeld worden in grafvondsten, nederzettings­ gedeelte voorkomen. De niet inheemse types zijn onder vondsten, depotvondsten en verloren objecten. Daarbij andere afkoms tig uitZuid-Scandinavie en Noord-Duits­ kan een zekere mate van overlap aanwezig zijn. land en uit West-Europa. De hielbijlen met een oortje Grafvondsten zijn voorwerpen die eertijds aan een zijn te dateren in de overgang van midden- naar late dode als grafgift zijn meegegeven. Dat betekent niet dat bronstijd. eIk voorwerp uit een grafheuvel ook een grafgift is. In De late bronstijd (1100-700 v.Chr.) kent in Noord­ een aantal gevallen is aantoonbaar, dat bronzen voor­ Nederland twee soorten bijlen: vleugelbijlen en koker­ werpen in een bestaande grafheuvel zijn verborgen, bijlen. Er is slechts een vleugelbijl bekend uit Noord­ zonder dat gelijktijdig een lijk- of crematie-bijzetting Nederland. Deze is van een Italiaans type. Het meest plaatsvond (zie Butler, 1990: depot Holset (find.No 22) voorkomende type in de late bronstijd is de kokerbijl. In en depot Swalmen (find.No 23)). Of het hierbij om Noord-Nederland bestond een eigen bronsindustrie die rituele handelingen, dan wel om het verbergen van de Hunze-Eems-Industrie genoemd wordt. Een bewijs objecten in geval van nood ging is niet te achterhalen. voor deze plaatselijke bronsindustrie is de helft van een In een enkel geval bestaat de indruk dat ook een schijn­ bronzen gietvorm voor een kokerbijl, gevonden in een baar los in de heuvel gevonden voorwerp tot deze 282 M. ESSINK & J. HIELKEMA

categorie gerekend kan worden, bijvoorbeeld de vuur­ nederzetting bij Borger. En dat beeld is niet typisch stenen dolk die bui ten een grafcontext in de heuvel bij Drents; ook bij nederzettingsonderzoek elders in Ne­ de Eexter vispIas werd ontdekt (Van Giffe n, 1939). derland is niet of nauwelijks brons gevonden. Dat Wellicht wordt deze traditie met bronzen dolken voort­ betekent dus, dathet zeer onwaarschijnlijk is dat 'losse' gezet. vondsten opgeploegde nederzettingsvondsten zijn. Het Nederzettingsvondsten zijn voorwerpen die gevon­ betekent ook dat riviervondsten vrijwel zeker niet af­ den worden binnen een nederzetting, en daar kennelijk komstig zijn uit door de rivier geerodeerde nederzettin­ werden gebruikt. Vaak gaat het om afval, maar een gen langs de oever. enkel e keer zal ook een nog bruikbaar voorwerp per De kans op verploegde grafgiften is iets groter, maar ongeluk in een afvalkuil of hoop terecht zijn gekomen. niet eIk type bronzen voorwerp kan uit een graf afkom­ Ook met de mogelijkheid van een bouwoffer moet stig zijn. In de bronstijd bestonden duidelijke regels rekening gehouden worden. over wat op een gegeven moment wel of niet mee­ Depotvondsten zijn voorwerpen die opzettelijk be­ gegeven kon worden in het graf. De bronzen bijl is in graven of anderszins verstopt zijn, maar geen grafgiften Nederland als grafgift alleen bekend uit de midden­ zijn. De deponering kan tijdelijk bedoeld zijn geweest, bronstijd. Het betreft zowel hoge randbijlen als hiel­ om voorwerpen veilig te stelle n gedurende een periode bijlen, dat betekent dat vlakbijlen, lage randbijlen, en van onrust, of definitief. In dit laatste geval is sprake van kokerbijlen geen opgeploegde grafgiften kunnen zijn. een rituele handeling. Depots kunnen bestaan uitgelijk­ Overigens zijn ook in de midden-bronstijd bronzen sOOI,tige objecten, of gemengd zijn. Een depot kan ook bijlen als grafgift zeldzaam. Waarschijnlijk zijn in uit slechts een voorwerp bestaan. Voor een nadere Nederland hooguit 15 exemplaren als zodanig bekend. behandeling van de depotvondsten, zie hoofdstuk2. Lanspunten treden slechts zelden als grafgift op, Verloren objecten zijn voorwerpen die door de eige­ gedurende twee korte periodes. Dit de eerste helft van naar per ongeluk zijn achtergelaten en niet terug­ de midden-bronstijd zijn twee graven met lanspunten gevonden. bekend, namelijk Overloon (Butler, 1990: cat.nr. 12, Graf- en nederzettingsvondsten uit de bronstijd zijn fig. 15) en Monnikenbraak (Butler, 1990: fig. 16B, kort in Noord-Nederland alleen op de destijds droge zand­ beschreven onder cat.nr. 13). In beide gevallen zijn de gronden te verwachten. Depotvondsten kunnen zowel lanspunten geassocieerd metzwaarden van type Wohlde. in een droge als in een vochtige omgeving voorkomen, Vervolgens komt de lanspunt opnieuw als grafgift voor en zelfs in een nat milieu, d.w .z. onder water. Overigens tijdens de vroegste fase van de Noord-Nederlandse ligt het voor de hand, dat tijdelijke depots op een beter urnenvelden, van de lange bedden van type Gasteren. bereikbare plaats werden aangelegd. Dat kan bijvoor­ Dit Noord-Nederland is een lanspunt bekend uit lang­ beeld inhouden dat zo 'n tijdelijk depot in of v lakbij een bed V in Vledder, uit Westfalen zijn lanspunten bekend nederzetting ligt. uit Neuwarendorf An/age V (Wilhelmi, 1975: Abb. 7) Verliezen kunnen zich hebben voorgedaan overal en uit Telgte-W oste F. 168 (Reichmann, 1982: Abb. waar in de bronstijd voorwerpen werden gebruikt of 7:8). vervoerd. Dat betekent dat een bijl in het veen niet per Zwaarden komen in Noord- en Oost-Nederland al­ definitie een depot is. De bijl kan daar zijn gebruikt, en leen tijdens de eerste helft van de midden-bronstijd als per ongeluk achtergelaten. Een zwaard in een rivier kan grafgift voor. Het betreft zwaarden van de typen Sogel ook tijdens een overtocht van boord zijn gevallen. Het en Wohlde (Butler, 1990). Enige voorzichtigheid is is echter onwaarschijnlijk dat verliezen vaker optraden echter geboden. In Zwaagdijk (Butler, 1990: cat.nr. 24, in vochtige/natte milieus dan op het droge zand. fig. 30) en Velserbroek (Butler, 199711998: cat.nr. 190 en fig. 8) zijn bronzen rapieren in graven uit de tweede helft van de midden-bronstijd bekend. In Zuid-Neder­ 4.2. Toewijzing van enkelvoudige vondsten aan landlBelgie komen in het begin van de ijzertijd enkele vondstcategorieen bronzen zwaarden van type Glindlingen voor in urnen­ Het overgrote deel van de hier behandelde bronzen veldencontext, o.a. in Weert. Dit is in Noord-Nederland voorwerpen moetals 'losse' vondst worden beschouwd. niet te verwachten. Waar het voorwerpen uiteen natlvochtig milieu betreft, Bronzen dolken zijn als grafgift in Noord-Nederland is duidelijk dat het of om opzettelijk achtergelaten alleen bekend uit de vroege bronstijd (Schuilingsoord, objecten gaat, of om verloren objecten. Bij voorwerpen tum. III; Butler, Lanting & Van der Waals, 1972) en uit uit een droge omgeving moet ook met graf- en de eerste helft van de midden-bronstijd (Zeijen-Noordse nederzettingsvondsten rekening gehouden worden. Maar Veld, tum. 114; Van Giffen, 1920). Ook hier is enige het aandeel verploegde graf- en nederzettingsvondsten voorzichtigheid geboden. In een langbed van type Gaste­ moet niet oversehat worden. Sterker nog: het aandeel is ren in het urnenveldvan Neuwarendorfwerd een bron­ vermoedelijk zeer klein. zen dolk als grafgift ontdekt (Wilhelmi, 1975: Abb. 7). Bij alle grootschalige opgravingen van nederzettin­ Dit zou ook in Noord-Nederland kunnen voorkomen. gen uit de bronstijd in Drenthe is slechts een keer een Messen als grafgift zijn alleen in een vroege fase van bronzen voorwerp gevonden, en wel een lanspunt in de de umenveldenperiode te verwachten. In Noord-Ne- Rituele depositie van bronzen voorwelpen in Noord-Nederland 283

derIand staat alleen van het mes met dubbe I T-vormige Europees, we = West-Europees en o = Oost-Hannove­ greep van Valthe vast, dat het in 1819 op een crematie raans van belang. in een heuveltje werd gevonden. In het urnenveld van De code in kapitalen na de dubbe le punt heeft de

Neuwarendorf werd een bronzen Griffangelmesser als volgende betekenis: A = boogvormig, plastisch orna­ grafgift gevonden (Lanting, 1986: p. 107). ment op de zijden; B = gordelvormige verdikking ter

Het zal duidelijk zijn, dat de kans dat een bronzen hoogte van de hiel; F = randen langs het snedegedeelte; voorwerp een opgeploegde grafgift is, klein is. Het H = parallelle zijden; J = scherp uitgebogen snede­ grootst is deze 'mogelijk bij de hoge randbijlen en punten; M = rib of richel over het midden van het hielbijlen. Bij de dolken, messen en lanspunten uit snedegedeelte, in de !engte van de bijl, MI = smalle rib urnenvelden zou men vermelding van verploegde ur­ ofrichel, als voren, MT = trompetvormige rib of richel, nen en/of crematies verwachten. Ook bij vondsten uit als voren, MY = Y -vormige of drietandige rib of richel, een droge omgeving is de kans dus groot, dat het om als voren; N = smalbladig; P = zonder A, F of M; S = depotvondsten of om verloren objecten gaat. snededeel in aanzicht zwak S-vOImig; W = snede­

gedeelte meer dan 5 cm breed; /\ = snededeel omge­

keerd V-vOImigltrapezoi"daal; > = groot formaat; < = 5. CATALOGUS klein fOImaat; <> = middelmaat.

Verklaring van gebruikte afkortingen: FM = Fries Deze catalogus bevat gegevens van bronzen voorwer­ Museum te Leeuwarden; GM = Groninger Museum te pen uitde drie noordelijke provincies: Drenthe, Gronin­ Groningen; DM = Drents Museum te Assen; RMO = gen en Friesland. De voorwerpen zijn als volgt gerang­ Rijksmuseum van Oudheden te Leiden. schikt: eerst per categorie, daarbinnen per provincie, binnen de provincie op alfabetische volgorde van gemeente, binnen de gemeente op alfabetische volg­ Bijlen orde van plaatsnaam en bij meerdere vondsten uit een plaats op chronologische volgorde, beginnend bij de Provincie Drenfhe oudste vondst. In de catalogus worden de volgende categorieen bronzen voorwerpen besproken: I. a. Anloo. Bijlen: rus. 1 t/m 191; b. Gasteren, kaartblad 12G. Lans- en speerpunten: rus. 192 t/m236; c. 1937; gevonden in een heideveld ten noorden van Gasteren bij het Dolken: ms. 237 t/m 247; slootgraven, SO cm diep. Zwaarden: rus. 248 t/m 257; d. Holle bronzen kokerbijl, 1.9.1, s.4.0, 176 gro e. Kokerbijl met rijk geprofileerde mond. Messen: ms. 258 t/m 272. f. Late bronstijd. De catalogus bevat de volgende gegevens van deze g. Donkerglanzende patina met groene plekjes. voorwerpen: h. Enkelvoudige vondst uit droge context. a. De gemeente waarin het voorwerp is gevonden; i. DM 1937/XI 9. j. Butler, 1961: p. 23 1. b. De vindplaats met karutblad en co6rdinaten (in­ dien bekend); 2. c. Het vondstjaar (indien bekend) en de vondst- a. Anloo. omstandigheden; b. Eext, kaartblad 12G. d. Een beschrijving van het voorwerp; c. 1941; gevonden op een ontginning ten westen van Eext. d. Randhielbijl met doormodem gebruik als hanlerbeschadigde top, e. Het type; 1.15.2, s.6.5, 490 gro f. De datering; e. Randhielbijl, type Vlagtwedde. g. De patinering en eventuele andere kenmerken f. Midden-bronstijd. (indien het object bekeken is); g. Donkere patina, verweerd uiterlijk. h. Enkelvoudige vondst uit onbekende context. h. De bepaling van de vondstcontext; i. DM 1941/VIII I. i. Het inventarisnummer of prive-collectie; j. Butler, 1963a: p. 210. j. Literatuurverwijzing. 3. a. Anloo. Bij de beschrijving van de bijlen uit de vroege en b. Eext, kaartblad 12G. coordinaten 244. 12/558.65. midden-bronstijd is gebruik gemaakt van de publicaties c. 1982; gevonden bij het aardappelrooien. van Butler (1995/1 996; 1997/1 998). d. Hielbijl, 1.16.0, s.5.7, 435 gro e. Hielbijl van lokaal type (AXP:PSW). Bij de hielbijlen is de codering vermeld die Butler f. Midden-bronstijd. heeft gei"ntroduceerd om verdere verwaITing te vermij­ g. Dof gouden kleur, schoongemaakte veen patina.

den. Deze codering werkt als volgt: AXP = hielbijl; h. Enkelvoudige vondst uit natte context. i. DM I 982/X 2. AXPL= geoorde hielbijl. j. Gei"mporteerde hielbijlen zijn herkenbaar aan een code in onderkastletters na de dubbeIde punt. Voor de 4. Noord-Nederlandse exemplaren zijn alleen ne = Noord- a. Beilen. 284 M. ESSINK & J. HIELKEMA b. Beilen, kaartblad 17B. e. Randbijl, type Oldendorf. c. Aantal jaren voor 1897; gevonden onder Beilen. f. Midden-bronstijd. d. Geoorde bronzen kokerbijl, oor afgebroken, 1.1 3.2, s.4.7, 217 gr. g. Geelglanzende veen patina. e. Kokerbijl met rijk geprofileerde mond. h. Enkelvoudige vondst uit natte context. f. Late bronstijd. i. DM 18831V1I I. g. Donkere patina. j. Butler, 1963a: p. 209, fig. 6b. h. Enkelvoudige vondst uit natte context. i. DM 1897/XI I. IO. j. Butler, 1960a: p. 23 1. a. Borger. b. Ees, kaartblad 17F, cobrdinaten 2501544. 5. c. Gevonden in het Eeserveld. a. Beilen. d. Bronzen hielbijl, 1.13.1, s.4.7, 317 gr. b. Hijken, kaartblad 17B, cobrdinaten 230.52/547.99. e. Hielbijl van lokaal type (AXP:PS). c. 1953; gevonden tijdens een systematische opgraving bij Huize f. Midden-bronstijd. Hooghalen onder Hijken, afkomstig uit het centrale graf van g. Goudkleurige veen patina. periode 3 van tumulus l, in een boomkist. h. Enkelvoudige vondst uit natte context. d. Bronzen randhielbijl. i. DM 18971V I. e. Randhielbijl, type Osthannover (AXP:Bo). j. Brief4-5-1897, 14-5- 1897, 17-5- 1897; Kapitein Bellen, nr. 74. f. Midden-bronstijd. g. Snede en achtereind licht beschadigd. II. h. Grafvondst. a. Borger. i. DM I 9531V1I 7. b. Borgerveid, kaartblad 12G, cobrdinaten 247/550. j. Van der Veen & Lanting, 1989; Lohof, 1991. c. 1904; gevonden bij het omspitten van grond nabij een woning. d. Bronzen hielbijl, 1.13.0, s.4.5, 345 gr. 6. e. Hielbijl van lokaal type (AXP:PS). a. Beilen. r. Midden-bronstijd. b. Geelbroeksweg, ten oosten van de spoorlijn en direct ten zuiden g. Zwaar verweerd. van de gemeentegrens Beilen-Assen, kaartblad 12D, cobrdinaten h. Enkelvoudige vondst uit droge context. 233.4155 1.1. i. DM 1904lVII I. c. Omstreeks 1950; gevonden tijdens het aardappelrooien. j. Butler, 1963a: p. 210. d. Hielbijl met opstaande randen langs het blad, 1.I2.7, s.4.4. e. Hielbijl van lokaal type (AXP:FSJ). 12. r. Midden-bronstijd. a. Borger. g. Object niet gezien. b. Eeserveen, kaartblad 17E, cobrdinaten 249.51549.5. h. Enkelvoudige vondst, context onbekend. c. Gevonden bij de brandstofbereiding in de veenlaag te Eeserveen. i. DM 1961/151. d. Smalle lange hielbijl, 1. 16, s.6. j. Butler, 1963a: p. 210; Museumbulletin DM 1962. e. Hielbijl van lokaal type (AXP:FSW). f. Midden-bronstijd. 7. g. Object niet gezien. a. Beilen. h. Enkelvoudige vondst uit natte context. b. Ponderosa, kaartblad 17B, cobrdinaten 232.551542.50. i. RMO cI910/4.1 . c. 1987; met een metaaldetector gevonden op een omgeploegde j. Brief9-4- 1910. akker ten zuidoosten van Ponderosa. d. Bronzen randbijl, 1.8. 1, s.3.0, 97 gr. 13. e. Randbijl, atypisch, met hoge randen a. Borger. f. Midden-bronstijd. b. Buinen, kaartblad 12H. g. Sterk verweerd. c. Onbekend. h. Enkelvoudige vondst uit droge context. d. Hielbijl zonder randen langs het blad, 1. 16.3, s.5.2, 369 gr. i. DM 1987/X I. e. Hielbijl van lokaal type (AXP:PSW). j. f. Midden-bronslijd. g. Groene patina. 8. h. Enkelvoudige vondst uit droge context. a. Beilen. i. DM 19201V1I 4. b. Spier, kaartblad 17B. j. Butler, 1963a: p. 210; Kapitein Bellen nr. 71. c. Gevonden tijdens het turfgraven. d. Kokerbijl. 14. e. Kokerbijl, versierd met twee ribbels onder de rand. a. Borger. r. Late bronstijd. b. Bij de kolonie in het Eeserveld bij Ees, kaartblad 17F, cobrdinaten g. Object niet gezien 245.601545.80. h. Enkelvoudige vondst uit natte context. c. 1923. i. Destijds collectie-Beijerinck, Wijster; thans onbekend. d. Bronzen randbijl met vierdwarsgroefjes midden in de baan, 1.9.3, j. Memoriaal Glasbergen P.M.D. Assen 8-1 1-'54 tot 1-2-'57, d.d. s.4.3, 140 gr. 6- 12-'54 (met tekening). e. Randbijl, type Oldendorf. f. Midden-bronstijd. 9. g. Dqnkergeel met zwarte veen patina. a. Borger. h. Enkelvoudige vondst uit natte context. b. Nieuw Buinen, kaartblad 12H. i. DM 192411 4. c. 1881; gevonden onder Nieuw Buinen in een veenplaats, op de j. Butler, 1963a: p. 209. zandlaag. d. Bronzen randbijl met vijf groeflijntjes ter plaatse van de hiel, 1. 10.8, s.5.2, 200 gr. Rituele depositie van bronzen voonve'pen in Noord-Nederland 285

15. 20. a. Borger. a. Borger. b. Kanaal Buinen-Schoonoord, kaartblad 17E. b. Drouwenerveld, kaartblad 12G, cotirdinaten 249/55 1.7. c. Gevonden bij de kanaalwerken Buinen-Schoonoord. c. 1984; afkomstig uiteen bronsvondst met een groot aantal bronzen d. Bronzen randhielbijl, 1.l5.7, s.5.2, 430 gr. voorwerpen, waaronder een hele bijl, en stukjes van bijlen. e. Randhielbijl van lokaal type (AXP:AFS). d. Donkergroene kokerbijl, aan een zijde twee ribbels onder de f. Midden-bronstijd. mondrand, aan de andere zijde niet, 1.8.7. g. Donkere patina. e. Kokerbijl, type Obembeck-Schimmer. h. Enkelvoudige vondst uit natte context. f. Late bronstijd. i. DM 1927/[ I. g. Donkergroene patina. j. Butler, 1963a: p. 212. h. Meervoudige vondst uit droge context. i. DM I 984/XII 4. 16. j. Butler, 1987. a. Borger. b. Ten oostenvan de straatwegRolde-Borger en ten westen van Drou- 21. wen, kaartblad 12G, cotirdinaten 249/552. a. Borger. c. 1927. b. Borger, Waardeel 22, kaartblad 17E, cotirdinaten 249.92/548.60. d. Klein bronzen bijltje met oortje, 1.9.7, s.3.2, 179 gr. c. 1989; gevonden tijdens verbouwingswerkzaamheden aan dehuis­ e. Randhielbijl van lokaal type (AXPL:PS). kamer van pand Waardeel 22, volgens vinder aangetroffen in f. Midden-/late bronstijd. zandige grond. g. Top beschadigd, groene patina. d. Kokerbijl, 1.9.8, s.4.2, 149 gr. h. Enkelvoudige vondst uit droge context. e. Kokerbijl, type Seddin. i. DM 1927/111 I. f. Late bronstijd. j. Brief 5-3-1927. g. Donkergekleurd met lichtgroen eronder, door de vinder schoon- gemaakt met een roestborstel en cola. 17. h. Enkelvoudige vondst uit droge context. a. Borger. i. DM 1990/X I. b. Grafveld te Drouwen, kaartblad 12G, cotirdinaten 249.25/551 .95. j. Van der Sanden, 1992: p. 70. c. 1927; gevonden in het restant van een grafheuvel te Drouwen. Gesloten grafvondst, bestaande uit een kort zwaard, een sterk ver­ 22. weerde bronzen lansspits en dito geknikte randbijl, twee gouden a. Borger. spiraalringen, een silex vuurslag en negen dito pijlpunten. De bijl b. Drouwen. lag links van de schedel met de snede naar het noorden. c. 1986; gevonden bij het doorzoeken van een hoop stenen van d. Geknikte bronzen randbijl. aardappelrooien. e. Randbijl, type Stigel. d. Hielbijl waarvan de bladsnijrand emstig verweerd is. f. Midden-bronstijd. e. Hielbijl van Noord-Europees type (AXP:ne.AMTN). g. Sterk geoxideerd. f. Midden-bronstijd. h. Grafvondst. g. Object niet gezien. i. DM I 927/V1II 40a. h. Enkelvoudige vondst, context onbekend. j. Museumverslag DM 1927: p. 17; Butler, 1969: pp. 107, 110; i. Prive-collectie. Butler, 1986: pp. 149- 1 50; Van Giffen, 1930: pp. 84-93; Glas­ j. bergen, 1954: p. 147; Lanting, 1973: p. 260; Lohof, 199 1. 23. 18. a. Borger. a. Borger. b. Drouwen, kaartblad 12G, cotirdinaten 248.75/552.77. b. Ten noordwesten van Buinen aan de oostkant van het kanaal c. 1990; gevonden ten noordwesten van Drouwen, ten westen van de Buinen-Schoonoord, kaartblad 12H, cotirdinaten 250.26/55 1 .30. provinciale weg Emmen-Gieten en ten oosten van het Smitsveen, c. 1974; gevonden in een perceel bouwland aan de oppervlakte, in de bij boomplantwerkzaamheden op een terrein dat enkele jaren waterlanden. daarvoor was gediepploegd. d. Een vlakbijl met lage opstaande randen, 1.3.4, s.8.0. d. Bronzen vlakbijl, 1.1 1.6, s.6.1. e. Randbijl, gelijkenis vertonend met type Salez. e. Vlakbijl, type Migdale. f. Vroege bronstijd. f. Vroege bronstijd. g. Snede beschadigd, groene patina. g. Object niet gezien. h. Enkelvoudige vondst, context onbekend. h. Enkelvoudige vondst, context onbekend. i. Prive-collectie. i. Prive-collectie. j. j. Van der Sanden, 1992.

19. 24. a. Borger. a. Borger. b. Ees, bij de ophaalbrug in de weg Ees-Borger, kaartblad 17F, co tir- b. Borger, 'De Vorrels', kaartblad 17E, cotirdinaten 248.8/549.8. dinaten 250.20/548.43. c. Gevonden in natte vondstcontext. c. 1980; gevonden aan de rand van een akker. d. Bronzen hielbijl, 1.13.5, s.5.2. d. Ge oorde bronzen kokerbijl, 1.9.3, s.4.0, 245 gr. e. Hielbijl van lokaal type (AXP:PHJ). e. Kokerbijl met imitatie-vleugelversiering in relief. f. Midden-bronstijd. f. Late bronstijd. g. Veenpatina, de bijl is licht beschadigd, verrnoedelijk als gevolg g. Donkere patina met verweerde plekjes. van verblijf in een gereedschapskist. h. Enkelvoudige vondst uit onbekende context. h. Enkelvoudige vondst uit natte context. i. DM I 980/X 7. i. Prive-collectie. j. j. 286 M. ES SINK & J. HIELKEMA

25. 30. a. Coevorden. a. Diever. b. Coevorden. b. Wapse, 'De Laken' , kaartblad 16F, coordinaten 213.50/540.12. c. Juli 1994, in grond voor geluidswal, afkomstig uit Daler Allee, c. Ca. 1985; gevonden tijdens het aardappelrooien. kaartblad 22E, coordinaaten 248/52 1. d. Kokerbijl met versiering van hangende driehoekjes onderde rand, d. Hielbijl, 1.15.8, s.6.3, 417.5 gr. 1.10, s.4.9, 300 gr .. e. Hielbijl van lokaal type (AXP:MSW). e. Kokerbijl met zaagtandversiering. f. Midden-bronstijd. f. Late bronstijd. g. Mechanisch schoongemaakt, nog sporen van zwart patina. g. Object niet gezien. h. Enkelvoudige vondst uit natte context. h. Enkelvoudige vondst, context onbekend. i. Prive-collectie. i. Prive-collectie. j. Documentatie Butler. j.

26. 31. a. Dalen. a. Eelde. b. Wachtum, kaartblad 170. b. VosbergenlEelde, kaartblad 12B, coordinaten 234.825/573.625. c. 191 1; gevonden onder het oppervlak, bij het spitten van een laag- c. 1984; gevonden nabij Vosbergen, ten noordoosten van Eelde, met gelegen veld bij Wachtum . behu lp van een metaaldetector aangetroffen in het bos, naast een e. Kokerbijl, type Wesseling. zandpad, op een diepte van 20 cm in ongeroerde grond. e. Bronzen kokerbijl met klein oortje, 1.8.5, s.4.8, 130 gr. d. Bronzen hielbijl, een gedeelte van de snede ontbreekt, 1.7.5, s.3.5, f. Late bronstijd. 113 gr. g. Aan de ene kant glanzend, aan de andere dof. e. Hielbijl van lokaal type (AXP: MS<» . h. Enkelvoudige vondst, context onbekend. f. Midden-bronstijd. i. DM 191 lilli 9. g. Donkere patina, aan de randen afgebrokkeld. j. Brief25-3-1911. h. Enkelvoudige vondst uit droge context. i. DM I 987IIX 3. 27. j. a. Dalen. b. Wachtum, kaartblad 170, coordinaten 245.63/525.8. 32. c. 1981; gevonden bij het aardappelrooien ten zuidwesten van Wach- a. Emmen. tum, 100 m ten \Vesten van de Ma. b. Emmen, kaartblad 17H. d. Randhielbijl, 1.15.6, s.5.1. c. Gevonden bij Emmen. e. Hielbijl van lokaal type (AXP:AFS). d. Randbijl met lage randen, 1.12.1, s.5.8, 329 gr. f. Midden-bronstijd. e. Randbijl type Emmen. g. Object niet gezien. f. Vroege bronstijd. h. Enkelvoudige vondst, context onbekend. g. Diep donkergroen. i. DM 1995/X I. h. Enkelvoudige vondst uit droge context. j. i. DM 1855/1 54. j. Butler, 1963a: fig. 3. 28. a. Dalen. 33. b. Dalen, kaartblad 22E, coordinaten 248.45/522.35. a. Emmen. c. Gevonden ten oosten van het Drostendiep, ten noorden van de b. Emmen, kaartblad 17H. Reindersdijk bij de Stuw, tijdens het scheuren van een perceel c. Gevonden in de omgeving van Emmen. grasland, gelegen in het dal van het Drostendiep, er ligt een d. Hielbijl, LI5.4, s.4.6, 399 gr. zandkopje dat deels is afgeschoven in verschillende richtlijnen e. Hielbijl van lokaal type (AXP:PS). naar lage plekken. f. Midden-bronstijd. d. Bronzen bijl met groot oor en versiering, 1.1 3.2. g. Donkergroene patina, verweerd met putjes. e. Kokerbijl met vleugelversiering in relief. h. Enkelvoudige vondst, context onbekend. f. Late bronstijd. i. DM I 8551I 57. g. Houtresten aanwezig in de schacht, gedetermineerd als verspreid- j. Butler, 1963a: p. 210. porig (Ioofhout). h. Enkelvoudige vondst uit natte context. 34. i. Prive-collectie. a. Emmen. j. - b. B arnar's Bos, 2 km ten oosten van de hunebedden van Angelsloo, kaartblad 18C, coordinaten 26 1.125/533.200. 29. c. Gevonden 60 cm onder het oppervlak in geel zand, samen met nr. a. Dalen. 35. b. De BongerdIDe Bente, kaartblad 22E, coordinaten 247. 1 5/523.85. d. Geoorde bronzen kokerbijl met een gestileerde koordband, 1. 12.5, c. Gevonden met behulp van een metaaldetector, ca. 200 m ten s.4.2. noorden van de Bongerd en ca. 500 m ten noorden van De Bente. e. Kokerbijl met vleugelversiering in relief. d. Onderste gedeelte van een randbijl, 1.6.5, 5.3.7, 96 gr. f. Late bronstijd. e. Randbijl van type Oldendorf. g. Plekkerig groenachtig grijs. f. Midden-bronstijd. h. Meervoudige vondst uit droge context. g. Sterk pokdalig. i. DM I 896/Xll 4. h. Enkelvoudige vondst, context onbekend. j. Butler, 1960: fig. 12, pI. Xlii; Brief 1 1-12 1896, 24-12-1896, 29- i. Prive-collectie. 12- 1896. j. Rituele depositie van bronzen voonvetpen in Noord-Nederland 287

35. i. DM 1900/III 30. a. Emmen. j. Butler, 1959: pp. 139- 140, fig. 6; Butler, 1960a: p. 207, fig. 9; b. Bamar' s Bos, 2 km ten oosten van de hunebedden van Angelsloo, Brief 5-3- 1900. kaartblad 18C, coordinaten 26 1.1251533.200. c. Gevonden 60 cm onder het oppervlak in geel zand, samen met nr. 40. 34. a. Emmen. d. Kokerbijl met trommelvomlig lichaam, versierd met zes ribbeis, b. Bargeroosterveld nabij Angelsloo, kaartblad 18C, coordinaten waarvan de onderste bovensteen. vierde in snoertechniek gearceerd 26 1 .4/553.6. zijn, 1.8.7, s.3.2, 105 gro c. 1900; gevonden ongeveer 30 cm diep in een grafheuveltje, samen e. Kokerbijl, type Seddin. met 1900/III 30 en 32-35 (een hielbijl, een bronzen mesje, drie f. Late bronstijd. fragmenten van een armring, een bronzen staafje en twee bronzen g. Lichtgroenlvuilbruin geoxideerd. ges Io ten ringen). h. Meervoudige vondst uit droge context. d. Bovenstuk van dito, doch kortere geoorde bronzen hielbijl als nr. i. DM 1896/XII 5. 39, 1.6. I, 184 gr. j. Butler, 1960: fig. 12; Brief 11-12-1896,24- 12-1896, 29- 12-1896. e. Hielbijl van West-Europees type, als nr. 39 (AXPL:we.PN). r. Late bronstijd. 36. g. Met malachiet aangelopen, nu donkerbronskleurig. a. Emmen. h. Meervoudige vondst uit droge context (er zijn geen aanwijzingen b. Bargeroosterveld, kaartblad 17H. dat het hier om grafgiften gaat). c. Gevonden in Bargeroosterveld. i. DM 1900/III 31. d. Ge oorde bronzen kokerbijl, de hals versierd met twee omlopende j. Butler, 1 959: pp. 139- 140, fig. 6; Butler, 1960a: p. 207, fig. 9; ribbeis, het oortje in het midden gebroken en open, 1. 1 1.0, s.3.7, Brief 5-3-1900. 138 gro e. Kokerbijl met vleugelversiering in relief. 41. f. Late bronstijd. a. Emmen. g. Glanzend donkergrauw. b. Emmen, kaartblad 17H. h. Enkelvoudige vondst uit natte context. c. 1904; gevonden bij het vergraven van grond voor de aanleg van i. DM 1897/X IO. de Noord Ooster Locaal Spoorweg. j. d. Sterk gecorrodeerde randbijl, 1.13.6, s.5.3, 257 gI'. e. Randbijl met lage randen, Saksisch type. 37. r. Vroege bronstijd. a. Emmen. g. Donkergroene patina met putjes op het vlak. b. Weerdingerveen, kaartblad 17F. h. Enkelvoudige vondst uit droge context. c. 1898; gevonden 6 voet (ca. 1,80 m) diep, tussen kienhout in het i. DM 1905/14. Weerdingerveen bij het graven van het Kruisdiep. j. Brief 29- 12-1904, 5-1-1905, 21- 1 2-1904. d. Lange kokerbeitel van brons, de rand versierd met twee ongelijke omlopende ribbeis, waarin achtereen pingat, 1. 1 2.9, s.5. I, 214gro 42. e. Kokerbeitel. a. Emmen. f. Midden-lIate bronstijd. b. Ge meente Emmen, kaartblad 17H. g. Gele kleur met don kere vlekken. c. Gevonden in de gemeente Emmen, precieze omstandigheden h. Enkelvoudige vondst uit natte context. onbekend. i. DM 1898/X1 4. d. Ge oorde bronzen kokerbijl, 1.11.7, s.4.2. j. Kapitein Bellen nr. 32. e. Kokerbijl met vleugelversiering in re lief. f. Late bronstijd. 38. g. Donkerkoperkleurig. a. Emmen. h. Enkelvoudige vondst, mogelijk uit natte context. b. , kaartblad 17H, coordinaten 255.51530.7. i. DM 190611V I. c. 1899; gevonden in de Zuidbargerstrubben. j. Butler, 1961: p. 232. d. Bronzen hielbijl, top iets beschadigd, 1.1 3.8, s.4.0, 306 gro e. Hielbijl van lokaal type (AXP:PHJ). 43. f. Midden-bronstijd. a. Emmen. g. Lichtgroene, doffe patina. b. Emmercompascuum, kaartblad 18C, coordinaten 267/537. h. Enkelvoudige vondst uit droge context. c. Gevonden in het veen op een diepte van ca. 2m. i. DM 1899/XI 19. d. Slanke bronzen hielbijl, 1.16.4, s.5.3, 377 gr. j. Butler, 1963a: p. 210. e. Hielbijl van type IIsmoor (AXP:ne.MY). f. Midden-bronstijd. 39. g. Donkerglanzende veen patina. a. Emmen. h. Enkelvoudige vondst uit natte co ntext. b. Bargeroosterveld nabij Angelsloo, kaartblad 18C, coordinaten i. DM 19081Y1I 4. 261 .4/553.6. j. Brief 8-7-1908. c. 1900; gevonden ongeveer 30 cm diep in een grafheuveltje, samen met 1900/III 31 en 1900/III 32-35 (een hielbijl, een bronzen 44. mesje, drie fragmenten van een amlring, een bronzen staafje en a. Emmen. twee bronzen gesloten ringen). b. Roswinkelderveen, kaartblad 18A, coordinaten 2641539. d. Geoorde hielbijl, 1.14.7, s.3.9, 382 gro c. 1912; gevonden bij het turfgraven op een diepte van ca. I,S m. e. Hielbijl van West-Europees type (AXPL:we.PN). e. Gebroken hielbijl met beschadigd bovenstuk,1.14.8, s.S.O, 365 gr. f. Late bronstijd. e. Hielbijl van lokaal type (AXP:AFS). g. Met malachiet aangelopen, nu donkerbronskleurig. f. Midden-bronstijd. h. Meervoudige vondst uit droge context (er zijn geen aanwijzingen g. Geelkoperkleurig met donker eroverheen. dat het hier om grafgiften gaat). h. Enkelvoudige vondst uit natte co ntexl. 288 M. ESSINK & J. HIELKEMA

i. DM 1912/V 3. e. Kokerbijl met vleugelversiering in omtrek. j. Brief 29-4- 1912; Kapitein Bellen nr. 71. f. Late bronstijd. g. In de schachtkoker nog een rest van de houten steel, schoonge- 45. maakt, oxidekleur. a. Emmen. h. Enkelvoudige vondst uit natte contexl. b. Bij Emmen. i. DM 1928/11 2. c. Aantal jaren voor 1923; gevonden in de heide bij Emmen. j. Butler, 1961: p. 232; Brief 9-2- 1928, 28- 10-1929. d. Hielbijl, 1.14. e. Hielbijl van lokaal type (AXP:AS). 50. f. Midden-bronstijd. a. Emmen. g. Object niet gezien. b. Nieuw . h. Enkelvoudige vondst uit droge contexl. c. Gevonden op de plaats waar eerder bronzen halsring, armband en i. RMOc1923112.1. bamstenen kralen zijn gevonden, 1,25 m beneden het oppervlak j. Butler, 1963a: p. 212; Brief 8- 1-1921. van het veen, op de grens tussen het grau w- en het zwartveen. d. Hielbijl met U-vormig septum, afgeronde hiel, overdwarse richel 46. op de zijden, zijranden, de hoeken van de randen en de hiel zijn a. Emmen. met kleine streepjes versierd, 1.15.5, s.4.3. b. Nieuwe SchuttinglRoswinkelderveen, kaartblad 18A, co6rdina­ e. Hielbijl, type Osthannover (AXP:Bo). ten 262.8/534.8. f. Midden-bronstijd. c. 1924: gevonden bij het veensteken te Nieuwe Schutting, in het g. Donkergroen, met lemige incrustatie. Roswinkelderveen, plaats 38, aan de zuidzijde, op 4 voet diepte, h. Enkelvoudige vondst uit natte contexl. volgens mededeling direct onder de stobbelaag, waaronder nog i. RMO c 1929/6.1. I m veen zat, samen met een turfmet twee bamstenen kralen, een j. bamstenen ketting met 44 kralen, restant van een kam van hoom, restanten van wollen kledingstukken en een stukje leer met stik­ 51. sporen (I924/X 8- 1 l, 15). a. Emmen. d. Bovenstuk van een bronzen hielbijl. b. Nieuw-Weerdinge, kaartblad 18A. e. Hielbijl. c. 1932. f. Midden-bronstijd. d. Bronzen beitel. g. Object niet gezien. e. Bronzen beitel. h. Meervoudige vondst uit natte contexl. f. Bronstijd. i. DM 1924/X 12. g. Object niet gezien. j. - h. Enkelvoudige vondst, context onbekend. i. Onbekend. 47. j. Brief 14-7- 1932. a. Emmen. b. Nieuw-AmsterdamlErica, kaartblad 17H. 52. c. 1926; gevonden bij een veenafgraving tussen Nieuw-Amsterdam a. Emmen. en Erica, in het zwarte veen, waarboven een laag baggerveen en b. , kaartblad 1 8A, co6rdinaten 266/540.3. daarboven ter dikte van 50-60 cm een laag 'bonklaag'. c. Gevonden bij het graven van veldgrond te Roswinkel. d. Ge oorde bronzen kokerbijl, 1.10.6, s.3.5. d. Hielbijl, 1. 1 2.0. e. Kokerbijl met vleugelversiering in relief. e. Hielbijl van lokaal type (AXP:PS). f. Late bronstijd. f. Midden-bronstijd. g. Donkere kleur. g. Donkerbronskleurig. h. Enkelvoudige vondst uit natte contexl. h. Enkelvoudige vondst uit onbekende contexl. i. Prive-collectie. i. RMOc1936112.1. j. j. Butler, 1963a: p. 21 1;Brief9- 10-1936, 12-10-1936, 12-10 1936.

48. 53. a. Emmen. a. Emmen. b. Emmen. b. Emmerschans, kaartblad 17H. c. Gevonden in de omgeving van Emmen, precieze omstandigheden c. Onbekend. onbekend. d. Kokerbijl met sporen van recente schade. e. Enigszins beschadigde bronzen bijl, oortje afgebroken, I. 12.8, e. Kokerbijl met imitatie-vleugels in relief. s.3. I, 226 gr. f. Late bronstijd. e. Geoorde hielbijl van lokaal type (AXPL:P/\). g. Donkergroen met putjes. f. Late bronstijd. h. Enkelvoudige vondst, uit droge contexl. g. Verweerd goudkleurig. i. DM 1957/'" I. h. Enkelvoudige vondst, context onbekend. j. i. DM 1928111 I. j. 54. a. Emmen. 49. b. Noordveen, kaartblad 17F. a. Emmen. c. Onbekend. b. Sijpelveen te Nieuw-Weerdinge, kaartblad 18A, co6rdinaten d. B�onzen vlakbijl met flauwe opstaande randen, l. I 0.0, s.4.5, 165 gr. 263.000/541.2-262.575/541.800. e. Randbijl met lage randen, type Emmen. c. 1928; gevonden in het grauwveen in plaats 37 te Nieuwe Schut­ f. Vroege bronstijd. ting. g. Donkere veen patina. d. Geoorde kokerbijl van brons, de hals versierd met omlopende h. Enkelvoudige vondst uit natte contexl. ribbel en zijdelings met telkens twee halve convexe boogjes, i. DM 1962/11 36. 1.12.0, s.4.5, 414 gr. j. Butler, 1963a: p. 208. Rifuele depositie van bronzell voorwetpen in Noord-Nederlalld 289

55. 61. a. Emmen. a. Emmen. b. Noordveen, kaartblad 17F, coiirdinaten259/540. b. Onbekend. c. Onbekend. c. Onbekend. d. Gedrongen korte hielbijl met oortje, 1.11.6, s.4. I, 288 gro d. Kokerbijl met afgebroken oor, 1.9.9, s.5.4, 274 g. e. Hielbijl van lokaal type (AXPL:PS). e. Kokerbijl, type Wesseling. f. Midden-bronstijd. f. Late bronstijd. g. Oorspronkelijke patina krachtdadig verwijderd, nu donkergevlekt. g. Object niet gezien. h. Enkelvoudige vøndst, coiitext onbekend. h. Enkelvoudige vondst, context onbekend. i. DM 1962/11 37. i. DM 1962/11 187. j. j.

56. 62. a. Emmen. a. Emmen. b. Westerveld, kaartblad 17H. b. Noord- of Zuidbarge, kaartblad 17H. c. Gevonden te Westerveld, op het veld achter nr. 13. c. 1967; gevonden tussen de aangevoerde aardappelen van de aard­ d. Vrij grote en zware bronzen hielbijl, 1.16.3, s.4.2, 43 1 gro appelmeelfabriek Excelsior te Nieuw-Amsterdam en vennoede­ e. Hielbijl van lokaal type (AXPL:PS). Iijk afkomstig uit de omgeving van Noord- of Zuidbarge. f. Midden-bronstijd. d. Geoorde bronzen kokerbijl, 1.10.0, s.3.7, 213 gro g. Zwarte patina, gecorrodeerd. e. Kokerbijl, type Hunze-Eems, met rijk geprofileerde mond. h. Enkelvoudige vondst uit natte context. f. Late bronstijd. i. DM 1962/11 38. g. Over vrijwel het gehele lichaam dekkend groen gepatineerd, aan j. een van de zijkanten van de snede beschadigd. h. Enkelvoudige vondst uit onbekende context. 57. i. DM I 969/XII 31. a. Emmen. j. Nie/lll'sb/lllerill KNOB 1970: pp. 2, 21. b. Onbekend. c. Onbekend. 63. d. Hielbijltje met vrij kort blad en lange hiel, 1.9.6, s.3.8, 212 gro a. Emmen. e. Hielbijl van lokaal type (AXP:PS<). b. Noordbarge, kaartblad 17H, coiirdinaten 254.48/530.90. f. Midden-bronstijd. c. 1974; gevonden tijdens het machinaal aardappelrooien op een g. Sterk gecorrodeerd, veen patina. akker ten zuidwesten van , perceel aan de noordkant h. Enkelvoudige vondst uit natte context. begrensd door het Noordbarger bos, aan de zuidkant doorde Oude i. DM 1962/11 181. Delft. j. d. Hielbijl zonder opstaande randen langs het blad, 1. 12.0, s.4.3. e. Hielbijl van lokaal type (AXP:PHJ). 58. f. Midden-bronstijd. a. Emmen. g. Op enkele groene diepliggende oxidatiesporen na is de bijl blin- b. Onbekend. kend geelrood van kleur door een behandeling met citroenzuur. c. Onbekend. h. Enkelvoudige vondst, context onbekend. d. Bronzen kokerbijl met afgebroken oortje, 1.1 0.5, s.3.2, 209 gro i. Prive-collectie. e. Kokerbijl. j. f. Late bronstijd. g. Oorspronkelijk zwart over groen. 64. h. Enkelvoudige vondst, context onbekend. a. Emmen. i. DM 1962/11 182. b. OranjekanaallWestenes,kaartblad 17H,coiirdinaten253.4 5/533.63. j. c. Oppervlaktevondst op een akkerland, 1425 m ten zuidwesten van het Oranjekanaal, 1550 m ten westzuidwesten van Westenes. 59. d. Bronzen randbijltje, 1.9.5, s.3.I, III gr. a. Emmen. e. Atypische randbijl met hoge randen. b. Onbekend. f. Midden-bronstijd. c. Onbekend. g. Groen geoxideerd met putjes. d. Geoorde kokerbijl, 1.9.5, s.3.4, 171 gro h. Enkelvoudige vondst uit droge context. e. Kokerbijl met vleugelversiering in relief. i. DM 1981/11 7. f. Late bronstijd. j. g. Schoongemaakte patina. h. Enkelvoudige vondst uit droge context. 65. i. DM 1962/11 183. a. Emmen. j. b. Emmerdennen, kaartblad 17H, coiirdinaten259.0 7/534.50. c. 1982; gevonden in de Emmerdennen bij het graven van een hut, 60. ca. 60 cm onder het oppervlak, samen met nr. 66. Na-onderzoek a. Emmen. door het B.A.1. leverde ter plaatse nog een restant van een pre­ b. Onbekend. historische kuil op. c. Onbekend. d. Slanke hielbijl l.17.4, s.4.6, 364 gr. d. Geoorde hielbijl, 1.13.0, s.4.6, 338 gro e. Hielbijl van Noord-Europees type (AXP:ne.AMIN). e. Hielbijl van lokaal type (AXPL:PS<» . f. Midden-bronstijd. f. Midden-bronstijd. g. Stuk vertoont scheurtjes en gaten (misgietsel), snede niet gesle- g. Gaaf gro ene patina. pen. Dofgroen. h. Enkelvoudige vondst uit onbekende context. h. Meervoudige' vondst uit droge context. i. DM 1962/11 186. i. DM 1983/1 4. j. j. 290 M. ESSINK & J. HIELKEMA

66. 71. a. Emmen. a. Emmen. b. Emmerdennen, kaartblad 17H, co6rdinaten 259.07/534.50. b. Zuidbarger Es, kaartblad 17H, co6rdinaten 257.5/530.5. c. 1982; gevonden in de Emmerdennen bij het graven van een hut, c. Tussen aardappelsafkomstig van deZuidbarger Esopde aardappel- ca. 60 cm onder het oppervlak, samen met nr. 65. Na-onderzoek meelfabriek te Nieuw Amsterdam. door het B.A.I. leverde ter plaatse nog een restant van een pre­ d. Hielbijl, 1.12.5, s.40, 341 gr. historische kuil op. e. Hielbijl van lokaal type (AXP:FSN). d. Slanke hielbijl, 1.17.5, s.4.5, 412 gr. f. Midden-bronstijd. e. Hielbijl van Noord-Europees type (AXP:ne.AMIN). g. Dof donkergroen met sporen van zwart. f. Midden-bronstijd. h. Enkelvoudige vondst uit onbekende context. g. Stuk vertoont scheurtjes en gaten (misgietsel), snede niet gesle- i. Prive-collectie. pen. Dofgroen. j. Documentatie Butler h. Meervoudige vondst uit droge context. i. DM 1983/1 4a. 72. j. a. Gasselte. b. Gasselterboerveen, kaartblad 12G, co6rdinaten 254.250/558.600. 67. c. 1838; gevonden ten noordwesten van het Stadskanaal, Gasselter- a. Emmen. boerveen, veenplaats nr. 3, op een diepte van 4,5 el in het veen. b. ZandzoomlNieuw-Amsterdamsestraat, kaartblad 17H, co6rdina­ d. Bijl met lage randen, 1.8.5, s.3.6. ten 225.25/530.75. e. Randbijl met lage randen van type Emmen. c. 1991; gevonden tijdens het aardappelrooien op de Zandzoom, in f. Vroege bronstijd. de hoek die deze maakt met de Nieuw-Amsterdamsestraat, ter g. Zwarte patina. plaatse is een laagte zichtbaar. h. Enkelvoudige vondst uit natte context. d. Bronzen kokerbijl met krassporen en gebroken oortje, 1.7, s.3.5. i. RMO BS 9. e. Kokerbijl. j. Butler, 1963a: p. 208. f. Late bronstijd. g. Geen moeraspatina, in slechte staat van conservering. 73. h. Enkelvoudige vondst, context onbekend. a. Gasselte. I. Prive-collectie. b. HanlbroekenlGasseltemijveen, kaartblad 1 2F, co6rdinaten 25 1 .30/ j. 555.30. c. Gevonden in de zogenaamde Hambroeken onderGasseltemijveen, 68. in veengrond, 25 cm onder het oppervlak. a. Emmen. d. Bronzen hielbijl, 1.12.3, s.3.8, 30 I gr. b. Valtherweg, kaartblad 17H. e. Hielbijl van lokaal type (AXP:PHJ). c. Gevonden aan de Valthenveg te Emmen. f. Midden-bronstijd. d. Kokerbijl, 1.9.0, s.3.2. Snede afgezaagd en secundair gebruikt als g. Goudkleurig met groen in de putjes, veenpatina. kokerhamer. h. Enkelvoudige vondst uit natte context. e. Kokerbij1. i. DM 1901/X I. f. Late bronstijd. j. Butler, 1963a: p. 210; Kapitein Bellen nr. 48. g. Object niet gezien. h. Enkelvoudige vondst, context onbekend. 74. i. Prive-collectie. a. Gasselte. j. b. Looweg/Gasselte, kaartblad 12G, co6rdinaten 249.30/556.63. c. 1960; gevonden tijdens het aardappelrooien op een perceel aan de noordoostzijde van de kruising LoO\veg met de zandweg,juist ten 69. noorden van Kostvlies, ten noorden van Gasselte. a. Emmen. d. Randbijl met drie dwarse streepjes versierd, 1.8.8. b. , kaartblad 18e, co6rdinaten 263.5/538.3. e. Randbijl, type Oldendorf. c. Gevonden te Klazienaveen, nabij het voetbalveld. f. Midden-bronstijd. d. Bronzen hielbij1. g. Object niet gezien. e. Hielbijl van lokaal type (AXP:PHJ). h. Enkelvoudige vondst, context onbekend. f. Midden-bronstijd. i. Prive-collectie. g. Object niet gezien. j. h. Enkelvoudige vondst, context onbekend. i. Prive-collectie. 75. j. a. Gasselte. b. Gasseltemijveen, kaartblad 12H, co6rdinaten 252.75/557.18. 70. c. 1973; gevonden achter een huis, uit grond uit de tuin, tussen de a. Emmen. Hoofdstraat en de Hunze ofOosterrnoerse Vaart, bij Boerdijk ca. b. Emmen. 500 m ten noorden van de weg Gasselte-Stadskanaal te Gasselter­ c. Onbekend. nijveen. d. Kokerbijl met twee knobbels tussen de vIeugeIs, 1.12.5. d. Geoorde kokerbijl, met vIeugeIs, waartussen een richel. e. Kokerbijl met vleugelversiering in relief. e. Kokerbijl met vleugelversiering in relief. f. Late bronstijd. f. Late bronstijd. g. Donkergroen met veel putjes. g. Geelbruinig van kleur, gro en van binnen. h. Enkelvoudige vondst uit droge context. h. Enkelvoudige vondst, context onbekend. i. Onbekend. i. Prive-collectie. j. j. Rituele depositie van bronzen voonvetpen in Noord-Nederland 29 1

76. d. Geoorde bronzen kokerbijl, versierd met hangende driehoekjes, a. Gasselte. 1.11.4, s.4.7, 379 gr. b. Gasselte, kaartblad 12H. e. Kokerbijl met zaagtandversiering. c. 1 990; gevondeil bij deaardappelmeelfabriek OostermoerteGassel- f. Late bronstijd. temijveen. g. Veen patina. d. Bronzen kokerbijl, oortje afgebroken, 1.9.7, s.5.2, 323 gr. h. Meervoudige vondst uit natte context. e. Kokerbijl, type Wesseling. i. DM 1872/1 17a. f. Late bronstijd. j. Butler, 1961: p. 233, fig. 14, pI. IV; Fokkens, 1991: p. 212. g. In de bijl bevindt zich nog hout, gedeeltelijk verwijderd voor de- terminatie (Quercus). 82. h. Enkelvoudige vondst uit natte context. a. Havelte. i. Prive-collectie. b. Havelte, 'Het Lok', kaartblad 16H, coordinaten 21 1.30/530.50. j. Van der Sanden, 1992: p. 80. c. Gevonden samen met 187211 16, 17a en 17b (een bijl, een koker- mes en een gietkegel) bij het pIoegen. 77. d. Kokerbijl, type Hunze-Eems met vleugelversiering in relief. a. Gasselte. e. Geoorde kokerbijl, rand beschadigd, 1.10.1, s.3.8, 182 gr. b. Gasseltemijveen, kaartblad 12H, coordinaten 254.51556.7. f. Late bronstijd. c. Gevonden bij de aardappelmeelfabriek. g. Veenpatina. d. Hielbijl. h. Meervoudige vondst uit natte context. e. Hielbijl van lokaal type (AXP:MS). i. DM 187211 18. f. Midden-bronstijd. j. Butler, i 961: p. 232, fig. 14, pi IV; Fokkens, 1991: p. 212. g. Object niet gezien. h. Enkelvoudige vondst, context onbekend. 83. i. Prive-collectie. a. Havelte. j. b. Uffelte. c. 1887; gevonden ergens in het veld, achter de Uffelter Es. 78. d. Geoorde kokerbijl, de nek is versierd met ribbeIs. a. Gasselte. e. Kokerbijl met vleugelversiering in relief. b. Gasseltemijveen, kaartblad 12H. f. Late bronstijd. c. Aardappelfabriek. g. Zwaarbeschadigd,± 1/2 van het originele oppervlak is bewaard, d. Hielbijl. patina glanzend leerbruin. e. Hielbijl van lokaal type (AXP:AH). h. Enkelvoudige vondst uit natte context. f. Midden-bronstijd. i. RMO c 1899/5 l. g. Object niet gezien. j. Brief 10-1-188?, 5- 1-1887. h. Niet detemlineerbaar. Enkelvoudige vondst uit onbekende con­ tex t. 84. i. Prive-collectie. a. Havelte. j. Documentatie Butler. b. Havelterberg/Darp, kaartblad 16H, coordinaten 212/533. c. 1920; gevonden in de omgeving van de HaveIterberg, in Darp. 79. d. Bronzen hielbijl, 1.12.3, s.4.0, 244 gr. a. Gieten. e. Hielbijl van lokaal type (AXP:PS<). b. Gieten/Zandvoort, kaartblad 12G. f. Midden-bronstijd. c. Gevonden 5 voet (ca. 1,50 m) onder het oppervlak. g. Lichtgroen geoxideerd, ziet er erg verweerd uit. d. Geoorde bronzen kokerbijl, 1.1 1.5, s.4.8, 405 gr. h. Enkelvoudige vondst uit droge context. e. Kokerbijl met vleugelversiering in relief. i. DM 1920/XI 34. f. Late bronstijd. j. Butler, 1963a: p. 210; Fokkens, 1991: p. 216. g. Donkere veen patina. h. Enkelvoudige vondst uit natte context. 85. i. DM 1857 III. a. Hoogeveen. j. Butler, 1961: p. 232. b. Hollandsche Veld, kaartblad 17D. c. 1916. 80. d. Bronzen hielbijl, 1.14.5, s.6.0, 367 gr. a. Gieten. e. Randhielbijl, type Vlagtwedde en type Plaisir. b. Gieten, kaartblad 12G. f. Midden-bronstijd. c. 1872; gevonden 5-6 voet (ca. 1 ,50- 1 ,80 m) onderhet oppervlak in g. In de putjes groen gekleurd, rest goed bewaard. welzand. h. Enkelvoudige vondst uit droge context. d. Bijna volkomen vlakke bronzen of koperen bijl, snede bescha- i. DM 1916/I1I l. digd, 1.8. 1, s.4.8. j. Butler, 1963a: p. 209; Brief 25-4- 1916. e. Randbijl met lage randen, type Emmen. f. Vroege bronstijd. 86. g. Met malachiet aangelopen. a. Meppel. h. Enkelvoudige vondst uit natte context. b. Nijeveen, kaartblad 16G, coordinaten 208.86/527.26. i. DM 1872/1 IS. c. 1869; gevonden in een veenderij te Nijeveen, ten oosten van de j. Butler, 1963a: p. 208; Kibbert, 1980: p. 102. 'tolweg' Nijeveen-Meppel, in deze veenderij is tevens de zoge­ naamde boomstamkano ontdekt. 81. d. Langgerekte bronzen randbijl met gekartelde zijranden, l.lS.I, a. Havelte. s.4.0, 275 gr. b. Havelte, 'Het Lok', kaartblad 16H, coordinaten 21 1.00/530.50. e. Randbijl met hoge randen, type Magerkingen. c. Gevonden samen met 1872/1 16, 17b en 18 (een bijl, een kokennes f. Midden-bronstijd. en een gietkegel) bij het pIoegen. g. Goudkleurig met don kere vlekken, veenpatina. 292 M. ESSINK & J. HIELKEMA h. Vrijwel zeker meervoudige vondst uit natte context, met nr. 87. 92. i. DM I 870/VI 9. a. Odoom. j. Kapitein Bellen nr. 53; Brief28-6- 1870, 3-6-1 870. b. Exloermond, kaartblad 17F. c. 1860; gevonden 6 voet (ca. 1,80 m) diep onder het veen. 87. d. Geoorde, bronzen kokerbijl, met versiering van hangende drie­ a. Meppel. hoekjes onder de rand, in de halsrand tegenover het oor een gaatje, b. Nijeveen, kaartblad 16G, c06rdinaten 208.8/527.55. 1.9.9, s.4.1, 244 gr. c. Juni 1870, in veenland, op enige afstand links van de Dorpsstraat e. Kokerbijl met zaagtandversiering. van het spoor naar het dorp. f. Late bronstijd. d. Langgerekte bronzen randbijl, 1.1 5.2, s.4.0. g. Geelkoperkleurig met putjes, veenpatina. e. Randbijl met hoge randen, type Magerkingen. h. Enkelvoudige vondst uit natte context. f. Midden-bronstijd. i. DM 1860/1 2. g. Object niet gezien. j. Butler, 1961: p. 233; Kapitein Bellen nr. 71. h. Vrijwel zeker meervoudige vondst uit natte context, met nr. 86. i. RMOL N.V.4. 93. j. Documentatie R.M.O. a. Odoom. b. Exloerveen, kaartblad 17F. 88. c. 1883; gevonden in het Exloerveen. a. Meppel. d. Geoorde bronzen kokerbijl, de hals is versierd met drie flauwe b. MeppeVReggersbrugje, kaartblad21 F, coiirdinaten21 0.95/522.45. omlopende ribbeis, 1.9.4, s.4. I. c. Ca. 1936; gevonden in het dal van de Reest, waarschijnlijk bij e. Kokerbijl met rijk geprofileerde mond. werkzaamheden aan het Reggersbrugje, ca. 2 km ten zuidoosten f. Late bronstijd. van Meppel. g. Veen patina. d. Bronzen hielbijl, l.l4.3, s.4.9, 416 gr. h. Enkelvoudige vondst uit natte context. e. Hielbijl van lokaal type (AXP:AFS). i. DM 1883/VIII I. f. Midden-bronstijd. j. Butler, 1961: p. 232; Kapitein Bellen nr. 71. g. Glanzend geel met don kere plekken. h. Enkelvoudige vondst uit natte context. 94. i. DM 1966IIX I. a. Odoom. j. b. Valthermond, kaartblad 17F, c06rdinaten 262.450/547.00. c. Gevonden in veenplaats 19 aan de noordkant van Valthermond, 89. op een diepte van 2,50 m onder het oppervlak van het bovenveen. a. Norg. d. Kokerbijl, klein exemplaar, 1.7.5. b. Gemeente Norg, kaartblad 12C. e. Kokerbijl met rijk geprofileerde mond. c. 1878, in het veen in de gemeente Norg. f. Late bronstijd. d. Korte, geoorde bronzen randhielbijl, scheurtje in een van de zij- g. Zwarte patina, gedeeltelijk schoongemaakt. vlakken achter het oortje, 1.10.2, s.3.8, 180 gr. h. Enkelvoudige vondst nit natte context. e. Geoorde hielbijl van lokaal type (AXPL:PS<» . i. RMO cI892/9.1. f. Midden-/late bronstijd. j. Brief 2-9- 1892, 12-9 1892, 15-9- 1 892. g. Geel met groen glanzend. h. Enkelvoudige vondst uit natte context. 95. i. DM I 878/VI 9. a. Odoom. j. Verslag van de commissie van bestuur over 1878: p. 8. b. VaIthe, kaartblad 17F. c. Ca. 1878; gevonden bij het graven van een sloot ten noorden van 90. Valthe. a. Norg. d. Randbijl versierd met drie diepe, overdwarse groeven op elke b. Gemeente Norg, kaartblad 12C. kant, beschadigde snede, 1.9.8, s.4.3. c. 1908. e. Randbijl, type Oldendorf. d. Bronzen randhielbijl, versierd met een verticaal geribd vingertop- f. Midden-bronstijd. vormig indruksel,1.1 4.5, s.5.2, 290 gr. g. Glanzend donkergroen. e. Randhielbijl (AXP:we.MYW). h. Enkelvoudige vondst uit onbekende context. f. Midden-bronstijd. i. RMO c1893/6.2. g. Donkergekleurd, veen patina. j. Butler, 1963a: p. 209. h. Enkelvoudige vondst uit natte context. i. DM 1908/VII 3. 96. j. a. Odoom. b. Exloerveen, kaartblad 17F. 91. c. 1895; gevonden samen met 1895/1 2 (fragment tweesnijdend a. Odoom. bronzen zwaard), twee voet (ca. 60 cm) onder het oppervlak te b. Odoom, kaartblad 17F, coiirdinaten253.2 0/540.75. Exloerveen, in rood zand. c. 1 858, gevonden te Odoom, twee voet (ca. 60 cm) onder het opper- d. Slanke bronzen kokerbijl met twee pingaten onder de rand, 1.9.8, vlak. s.3.3, IOS gr. d. Bronzen hielbijl, 1.16.2, s.5.5, 484 gr. e. Kokerbijl met rijk geprofileerde mond. e. Hielbijl van lokaal type (AXP:FSW). f. Late bronstijd. f. Midden-bronstijd. g. Groen geoxideerd. g. Aangelopen met maiaehiet of edelroest. h. Meervoudige vonds! uit droge context. h. Enkelvoudige vondst uit natte context. i. DM 1895/1 3. i. DM 1858IIX I. j. Kapitein Bellen nr. 71; Brief25-1-1896. j. Butler, 1963a: p. 210, fig. 12. Ritl/ele depositie van bronzen voorwerpen in Noord-Nederland 293

97. e. Kokerbijl, type Wesseling. a. Odoorn. f. Late bronstijd. b. Odoorn,kaartblad 17F. g. Veenpatina. c. 1899; in hel heideveld len zuiden van de Odoornerzijlak, ca. I m h. Enkelvoudige vondst uit natte con tex t. diep. i. DM 1920/VII 3. d. Bronzen hielbijl, 1.11.9, s.4.5, 270 gr. j. e. Hielbijl van lokaal lype (AXP:AS). f. Midden-bronslijd. 103. g. Verweerd mel pUljes. a. Odoorn. h. Enkelvoudige vondsl uil droge conlext. b. Valtherspaan, kaartblad 17F, cobrdinaten ca. 254.95/540.275. i. DM I 899/IV 48. c. 1921; gevonden ten zuidoosten van het provinciale hunebed, in j. Buller, 1963a: p. 210; Brief 17-4- 1 899. een der verstoven bronstijdheuvels. d. Vlakke bronzen bijl, 1.12.6, s.5.6, 30 I gr. 98. e. Randbijl met lage randen, type Emmen. a. Odoorn. f. Vroege bronstijd. b. Valthermond, kaartblad 17F, cobrdinalen 262.750/548.250- g. Donkergroene patina. 264.450/546. 125. h. Enkelvoudige vondst uit droge con lex t c. 1905; gevonden in veenpIaaIs nr. 7, in de bovensle zandlaag, i. DM 192 I/XII 12. onder de veenlaag van 7-8 voet. j. Butler, 1963a: p. 208. d. Geoorde bronzen kokerbijl, 1.7.9, s.4.3, 157 gr. e. Kokerbijl, type Wesseling. 104. f. Late bronstijd. a. Odoom. g. Donkerglanzend en gaaf veen patina. b. Tweede Exloermond, kaartblad 17F, cobrdinaten 25 1/548. h. Enkelvoudige vondst uit natte context. c. 1920; gevonden bij het veengraven op het zand. i. DM 1905/IV 2. d. Bronzen hielbijl, 1.16.5, s.5.5, 485 gr. j. Brief 6-5- 1905; Kapitein Bellen nr. ... e. Hielbijl van lokaal type (AXP:PSW). f. Midden-bronstijd. 99. g. Donkere veen patina. a. Odoorn. h. Enkelvoudige vondst uit natte context. b. OdoornÆxloo, kaartblad 17F. i. DM 1923/V l. c. 1909; gevonden bij hel uitgraven van een konijn in de zandduinen j. Butler, 1963a: p. 210. aan de oostkant van de weg Odoom-Exloo. d. Vlakke bronzen randbijl, 1.18.1, s.3.7, 196 gr. 105. e. Randbijl, type Magerkingen. a. Odoom. f. Midden-bronstijd. b. Exloo, kaartblad 17F, cobrdinaten 256/545. g. Groen gevlekt. c. Aanlal jaren voor 1928; gevonden in hel (heide)veld onder Exloo. h. Enkelvoudige vondst uit droge context. d. Bronzen bijl, 1.16.3, s.6.2. i. DM 1909/111 3. e. Hielbijl van lokaal lype (AXP:AFS). j. Kapitein Bellen nr. 71; Brief 30-3- 1 909, 19-3- 1909. f. Midden-bronslijd. g. Veen pal ina. 100. h. Enkelvoudige vondsl uil natte conlext. a. Odoom. i. DM 1928/VII I. b. Valthe, kaartblad 17F. j. BUller, 1963a: p. 212. c. Onbekend. d. HieIbijl met zekeringsoortje. 106. e. Geoorde hielbijl van lokaal type (AXPL:PS<» . a. Odoorn. f. Midden-/late Bonstijd. b. Exloo, kaartblad 17F. g. Ruw oppervlak. c. 1946; gevonden bij onlginning. h. Enkelvoudige vondst uit onbekende context. d. Hielbijl, 1.1 5.5, s.5.5. i. RMO cI919/I.2. e. Hielbijl van onbekend Iype. j. Brief 17-5- 1918. f. Midden-bronslijd. g. Donkergroene palina mel zwarle vlekjes. 101. h. Enkelvoudige vondsl, conlexl onbekend. a. Odoorn. i. Onbekend. b. Tweede Exloermond, kaartblad 17F. j. c. 1913; gevonden bij het turfgraven. d. Bronzen beitel. 107. e. Bronzen beitel. a. Odoorn. f. Bronstijd. b. Vallhe, kaartblad 17F, coordinalen 256.56/540.22. g. Object niet gezien. c. 1957; door een boer gevonden als oppervlaklevondsl op bouw­ h. Enkelvoudige vondst uit natte context. land, op 10m afstand van de hunebedden DXXXV en XXXVI, op i. Onbekend. de Oosteresch. j. Brief juni 1913. d. Bronzen hieIbijl met versiering op het blad in de vornl van een middenrib, eindigend bij de hiel in een drietand, 1.14.7, s.3.5. 102. e. HieIbijl van Noord-Europees type (AXP:ne.AMYN). a. Odoom. f. Midden-bronslijd. b. Klijndijk, westelijk van de weg Odoom-Emmen, kaartblad 17F, g. Object niet gezien. coordinaten 253.541539.5. h. Enkelvoudige vondsl, context onbekend. c. Gevonden in een waIletje, aan de zijtak van het Oranjekanaal. i. Prive-collecti"e. d. Geoorde kokerbijl, 1.9.5, s.5.0, 185 gr. j. 294 M. ESSINK & J. HIELKEMA

108. e. Hielbijl van lokaal type (AXP:PHJ). a. Odoom. f. Midden-bronstijd. b. Odoomerzand, kaartblad 17F, coordinaten 253.9/543.3. g. Roodachtig glanzende patina, sterk gecorrodeerd. c. 1925 of 1926; gevonden op een diepte van 20-30 cm bij ontgin­ h. Enkelvoudige vondst uit natte context. ning van een perceel eikenhakhout aan de noordoostrand van het i. DM 1904/VI l. Odoomerzand. j. Butler, 1963a: p. 21O; Kapitein Bellen nr. 5;Br ief27-6-1 904, 22- d. Lange bronzen hielbijl, 1.16.3. 2- 1905; Fokkens, 1991: p. 155. e. Hielbijl van lokaal type (AXP:AFS). f. Midden-bronstijd. 114. g. Object niet gezien. a. Rolde. h. Enkelvoudige vondst uit droge context. b. Balloerveld, kaartblad 12D, coordinaten 229/559. i. DM 1963/XI l. c. Gevonden in het Balloerveld, noordelijk van Ballo. j. Butler, 1963a: p. 212; Brief 19641l21la. d. Bronzen hielbijl, 1.l5.7, s.5.I, 311 gr. e. Hielbijl van type Osthannover (AXP:Bo). 109. f. Midden-bronstijd. a. Odoom. g. Bovendeel afgebroken. b. Odoom, kaartblad 17F, coordinaten 253.50/540.30. h. Enkelvoudige vondst uit droge context. c. Gevonden ca. 150 m ten westen van de RW 341, ca. 110 m ten i. DM 1858/X 4. zuiden van Odoom, op een akker, vrijwel op dezelfde plaats als j. een hamerbijl, type Muntendam, binnen 5 meter van elkaar, op een zandkopje, dit is mogelijk een depot. 115. d. Kokerbijl met vleugels in relief en ingehamerde groeven. a. Rolde. e. Kokerbijl met vleugels in relief. b. Ekehaar, kaartblad 12D. f. Late bronstijd. c. 1873- 1 874; gevonden in het heideveld naar Ekehaar. g. Object niet gezien. d. Bronzen randbijl versierd met drie dwarsgroefjes tussen de ran- h. Meervoudige vondst uit droge contex t. den, 1.9.7, s.4.2, 170 gr. i. Prive-collectie. e. Randbijl, type Oldendorf. j. f. Midden-bronstijd. g. Op de snijvlakken afdruksels van een leren riem. 110. h. Enkelvoudige vondst uit droge context. a. Odoom. i. DM I 876/X 3. b. Exloo/Valthe, kaartblad 17F. j. Butler, 1963a: fig. 6. c. Gevonden tussen Exloo en Valthe. d. Geoorde kokerbijl, 1.9.8. 116. e. Kokerbij1. a. Rolde. f. Late bronstijd. b. Eldersloo, kaartblad 12D. g. Object niet gezien. c. 1909; gevonden in een veen pias aan de westzijde van het diepje h. Enkelvoudige vondst, context onbekend. bij Eldersloo, samen met een slijpsteen en een bronzen lanspunt. i. Prive-collectie. d. Randbijl, 1.8.5, s.3.4, 95 gr. j. e. Randbijl met lage randen, gelijkenis vertonend met type Salez. f. Vroege bronstijd. I Il. g. Hoek van de snede afgebroken, oorspronkelijk veen patina. a. Odoom. h. Meervoudige vondst uit natte context. b. Pandijk/Klijndijk, kaartblad 17F, coordinaten 254.521537.50. i. DM 1909/V1 2. c. 1982; gevonden op een akker, mogelijk uit grafheuve1. j. Butler, 1995- 1 996: cat.nr. 32. d. Onderstuk van een hielbijl, 1.8.2, s.2.3, 95 gr. e. Hielbijl (AXP:PH). 117. f. Midden-bronstijd. a. Rolde. g. Afgeknapt boven de hie!, dof, gevlekt groen. b. Amen, kaartblad 12D, coordinaten 237.79/550.93. h. Enkelvoudige vondst, context onbekend. c. 1963; gevonden in de Boeskollen ten zuidoosten van Amen, in het i. DM 1991/11 l. westelijke talud van het gekanaliseerde Amerdiepje, 120 m ten j. noorden van de stroomdam en 225 m ten zuiden van de brug en de weg Amen-Grollo, tijdens kanalisatiewerkzaamheden, op een 112. diepte van 30 cm, in veenachtige grond, bronland. a. Oosterhesselen. d. Bronzen hielbij1, holte (gietbel) nabij de hie1. b. Te Hesselsche Graaf, kaartblad 17G. e. Hie!bijl van lokaal type (AXP:AFS). c. 1863. f. Midden-bronstijd. d. Onversierde, geoorde bronzen kokerbijl, 1.10.6, s.4.8, 276 gr. g. Zeer goed geconserveerd. e. Kokerbijl, type Wesseling. h. Enkelvoudige vondst uit natte context. f. Late bronstijd. i. Origineel: prive-collectie. Gipsafgietsel: DM 1963/X l. g. Donkerveenpatina. j. - h. Enkelvoudige vondst uit vochtige con tex t. i. DM 1863/1 12. 118. j. Documentatie DM. a. Rolde. b. Amen, kaartblad 12B, coordinaten237.6/550.85. ' 113. c. Gevonden op een perceel grond, De Leegmaat, langs het Amer­ a. Roden. diepje, ca 500m ten zuidoosten van Amen, in een steenhoop t.g.v. b. Roonderveld (= Roderveld), kaartblad 12A, coordinaten 223.25/ aardappelrooien. 572.75. d. Bronzen randbijl, met enkele kleine beschadigingen van de rooi­ c. Gevonden in het Roonderveld, bij het graven van turf. machine, 1.15. d. Hielbijl, 1.13.9, s.4.4, 347 gr. e. Randhielbijl, type Vlagtwedde. Ritue/e depositie van bronzen voorwe'pen in Noord-Neder/and 295 f. Midden-bronstijd. van , 12 m ten oosten van de \Vegtussen Middendorp g. Object niet gezien. en Oosteindsche Stukken, 65 m van de Duitse grens, in door de h. Enkelvoudige vondst, context onbekend. Heidemij ten behoeve van de bouw van een jaknikker uitgewor­ i. Prive-collectic. pen veengrond, waarbij geconstateerd werd dat het voorwerp j. tussen takjes en twijgjes zat, terwijl een gedeelte van de hou ten steel nog in het voorwerp aanwezig was. 119. d. Geoorde bronzen kokerbijl, 1.10.2, s.5.3, 288 gr. a. Ruinen. . e. Kokerbijl met rijk geprofileerde mond. b. Ruinen, kaartblad 17C. f. Late bronstijd. c. Gevonden in de schuur van boerderij Geursinge te Ruinen, op een g. Object niet gezien. keienplaveiseltje, 50 cm diep. h. Enkelvoudige vondst uit natte context. d. Bronzen randbijl, 1.8.1, s.3.0. i. Prive-collectie. e. Randbijl, type Oldendorf. j. f. Midden-bronstijd. g. Veenpatina. 124. h. Enkelvoudige vondst uit natte context. a. Schoonebeek. i. DM 1888/XI 2. b. Schoonebeek, kaartblad 22F. j. Butler, 1963a: fig.5; Brief 18- 10-1888, 15-11-1888. c. Gevonden in Schoonebeek, precieze omstandigheden onbekend. d. Geoorde bronzen kokerbijl. 120. e. KokerbUI, Zuidoost-Europees type. a. Schoonebeek. f. Late bronstijd. b. Schoonebeek, kaartblad22F, coordinaten 256.7/521.83. g. Object niet gezien. c. 1894; gevonden samen met 5 andere voorwerpen, twee bronzen h. Enkelvoudige vondst, context onbekend. kokermessen (RMO 1894/ 11.1 en DM I 894/XII I b), een sierstuk i. Prive-collectie. (RMO 1894/1 1.3) met houten heft en een speerpunt (DM 1894/ j. XII I c) en nog een bijl (RMO 1894/1 1.2), op het land 50 cm onder het oppervlak, op zand onder veen, vroeger waarschijnlijk moeras 125. met bomen. a. Sleen. d. Geoorde kokerbijl, 1. 1 1.5, s.4.6, 369 gr. b. Sleen, kaartblad 17G/H? e. Kokerbijl met vleugelversiering in relief. c. Gevonden in de omgeving van Sleen. f. Late bronstijd. d. Geoorde bronzen hielbijl, 1. 1 1.7, s.4.5. g. Veen patina. e. Geoorde hielbijl van lokaal type (AXPL:PS<» . h. Meervoudige vondst uit natte context. f. Midden-Ilate bronstijd. i. DM 1894/XII la. g. Object niet gezien. j. De Laet & Glasbergen, 1959: pI. 32; Butler, 1961: fig. 21; Brief h. Enkelvoudige vondst, context onbekend. 17-6- 1894, 16-7- 1 894, 20-7- 1 894, 21-9- 1894. i. DM I 923/VIII 3. j. 121. a. Schoonebeek. 126. b. Schoonebeek, kaartblad 22F, coordinaten 256.7/52 1 .83. a. Sleen. c. 1894; gevonden samen met 5 andere voorwerpen, twee bronzen b. Sleen, kaartblad 17H, coordinaten 250.07/528.55. kokem1essen (RMO I 894/l1.1 en DM I 894/XII I b), een sierstuk c. Gevonden te Sleen, precieze omstandigheden onbekend. (RMO 1894/ I 1.3) met houten heft en een speerpunt (DM 1894/ d. Bronzen randhielbijl, 1.17. 1, s.6.0, 530 gr. XII I c) en nog een bijl (RMOL 1894/ 11.1a), op het land 50 cm e. Hielbijl van lokaal type (AXP:FSJ). onder het oppervlak, op zand onder veen, vroeger waarschijnlijk f. Midden-bronstijd. moeras met bomen. g. Met ronde groene vlekjes. d. Kokerbijl, met groot oor. h. Enkelvoudige vondst, context onbekend. e. Kokerbijl met vleugelversieriing in relief. I. DM 1956/VII I. f. Late bronstijd. j. Butler, 1963a: p. 210. g. Zwarte patina. h. Meervoudige vondst uit natte context. 127. i. RMO c I894/1l.1. a. Vledder. j. Butler, 1961: p. 199 fig21. b. Frederiksoord, kaartblad 16E, coordinaten 209.54/540.22. c. Gevonden te Frederiksoord, preciezeomstandigheden onbekend. 122. d. Geoord bronzen kokerbijltje, 1.7. 1. a. Schoonebeek. e. Kokerbijl, type Obembeck. b. Schoonebeek, kaartblad 22F. f. Late bronstijd. c. 1930; gevonden bij nom1alisatie van het Schoonebeekerdiep. g. Zwart patina. d. Geoorde bronzen kokerbijl, 1.9.8, s.3.9, 218 gr. h. Enkelvoudige vondst uit natte context. e. Kokerbijl met rijk geprofileerde mond. i. Prive-collectie, uitgeleend aan Oudheidkamer Ommen. f. Late bronstijd. j. Fokkens, 1991: p. 206; Butler, 1986: fig. 13. g. Veenpatina. h. Enkelvoudige vondst uit natte context. 128. i. DM 1930/11 9. a. Vries. j. Butler, 1961: p. 232; Brief 22-2- 1930. b. Zeegse, kaartblad 12B. c. 1950; gevonden, tijdens ontginning van een stuk land, in veen­ 123. grond op de rand van veen en vaste grond, op een diepte van ca. a. Schoonebeek. I m, gevonden vlakbij nr. 129. b. OosteindscheStukken, kaartblad 22F, coordinaten 257.43/5 19.19. d. Geoorde bronzen kokerbijl, versierd met vleugels en twee noppen c. 1950; gevonden in Oosteindsche Stukken, 1,5 km ten zuidoosten daartussen, 1. 10.4, s.4.6. 296 M. ESSINK & J. HIELKEMA

e. Kokerbijl met vleugelversiering in relief. 134. f. Late bronstijd. a. Zweeloo. g. Veen patina. b. Zweeloo/tumulusGalgenberg, kaartblad 17G, coordinaten 248.30/ h. Meervoudige vondst uit natte context. 537.25. i. DM 1955IIX 2a. c. 1934; gevonden in het hoofdgraf van een secundaire tumulus, j. Butler, 1963a: p. 232. samen met 1934/V 1-32, een paar gouden spiralen, een armband, een pincet en een aantal pijlpunten van dun plaatbrons. 129. d. Enigszins beschadigde bronzen hielbij1. a. Vries. e. Hielbijl van lokaal type (AXP:FSW). b. Zeegse, kaartblad 12B. f. Midden-bronstijd. c. 1950; gevonden nabij Zeegse, op de rand van veen en vaste grond, g. Object niet gezien. tijdens ontginning van het veen, vlakbij nr. 128. h. Grafvondst. d. Geoorde bronzen kokerbijl, versierd met drie omlopende ribbeis, i. DM 19341V 30. 1.1 1.3, s.3.9, 28 1 gr. j. NDV24(l936): pp. 64-67, 121-123, 104-IIO, afb. 10-14; Butler, e. Kokerbijl met rijk geprofileerdemond. 1963a: p. 212; Lohof, 1991: p. 67. f. Late bronstijd. g. Object niet gezien. 135. h. Meervoudige vondst uit natte context. a. Zweeloo. i. DM 1955IIX 2b. b. Wezup, kaartblad 17G, coordinaten 244.43/536.08. j. Butler, 1963a: p. 232. c. 1940/41; gevonden bij Wezup, tijdens het pioegen. d. Bronzen hielbijl, 1.1 3.8, s.5.9. 130. e. Hielbijl van lokaal type (AXP:AFS). a. Vries. f. Midden-bronstijd. b. Vries!Achterste Holten, kaartblad1 2B, coordinaten 233.1 0/565.30. g. Object niet gezien. c. Gevonden in het gebied van de Achterste Hollen, tijdens het kie­ h. Enkelvoudige vondst, context onbekend. vietseierenzoeken op een ietwat glooiend terreintje grenzend aan i. Prive-collectie. het gedempte verloop van een voomJalig stroompje. Mogelijk is j. - de bijl afkomstig van hogeraf en naar beneden gekomen bij het dem pen van het diepje. 136. d. Bronzen randbij1. a. Zweeloo. e. Lage randbijl, type Emmen. b. AaldenlWitteveen, Gelpenberg, kaartblad l7G. f. Vroege bronstijd. c. 1950; gevonden ca. 200m ten noorden van de weg Aalden-Witte­ g. Object niet gezien. veen, 200 m ten zuidoosten van Gelpenberg bos. h. Enkelvoudige vondst, context onbekend. d. Geoorde bronzen kokerbijl, versierd met vieugeis, beschadigin- i. Prive-collectie. gen aan de snede en de rand, Lil, s.3.3. j. e. Kokerbijl met vieugeis. f. Late bronstijd. 131. g. Object niet gezien. a. Westerbork. h. Enkelvoudige vondst, context onbekend. b. Elp. i. Prive-collectie. c. 1932; los gevonden door arbeiders. j. Butler, 1961: p. 232. d. Kleine bronzen vlakbijl, in twee stukken gebroken. e. Vlakbijltje/beiteltje. 137. f. Vroege bronstijd. a. Zweeloo. g. Object niet gezien. b. Zweeloo/Paardelandsdrift, kaartblad 17G, coordinaten 244.30/ h. Enkelvoudige vondst, context onbekend. 535.63. i. DM I 932/X 26. c. 1986; gevonden 100mten oosten van de Paardelandsdriften 400m j. ten zuiden van de PW 7, bij het aardappelrooien. d. Bronzen kokerbijl, het oor is mislukt en niet volledig dichtge- 132. goten, 1.9.0, s.4.8, 147 gr. a. Westerbork. e. Kokerbijl, hybride type. b. Westerbork, kaartblad 17B, coordinaten 239.9/538.4. f. Late bronstijd. c. Gevonden in Westerbork, precieze omstandigheden onbekend. g. IJzeraanslag (stroomdalvondst). d. Hielbijl met beschadigde top, 1.10.9, s.4.2, 177 gr. h. Enkelvoudige vondst uit natte context. e. Hielbijl van lokaal type (AXP:AS). i. DM 1986/XlI 3. f. Midden-bronstijd. j. g. Donkerbrons met putjes in het oppervlak. h. Enkelvoudige vondst, context onbekend. 138. i. Prive-collectie. a. Zweeloo. j. b. Marsstroom/Meppen, kaartblad 17G, coordinaten 241.625/ 532. 150 (perceel met het vennetje). 133. c. 1984; bij het aardappelrooien, in het deel van de Marsstroom ten a. Zuidlaren. zuidwesten van Meppen. b. Anner moeras, kaartblad 12E, coordinaten 247/535. d. Bronzen kokerbijl, 1.8.2, s.4.0, 122 gr. c. 1996; gevonden op een akker I km ten zuidoosten van Zuidlaren. e. Kokerbij1. d. Hielbijl, 1.12.8, s.3.75. f. Late bronstijd. e. Hielbijl van lokaal type (AXP:PS). g. Een zijde lichtgroen, andere zijde roestkleurig met lichtgroen. f. Midden-bronstijd. h. Enkelvoudige vondst uit droge con tex t. g. Zwarte patina. i. DM 1988/XI 4. h. Enkelvoudige vondst uit natte context. j. i. Prive-collectie. j. - Rituele depositie van bronzen voorwe'pen in Noord-Nederland 297

139. g. Geel veenpatina. a. Zweeloo. h. Enkelvoudige vondst uit natte context. b. Zweeloo, kaartblad 17G. i. GM 191 11V1 2. c. Gevonden nabij Zweeloo, bij het sorteren van aardappels. j. Butler, 1963a: p. 209; Glas bergen , 1957: PI. VIII-l. d. Hielbijl. e. Hielbijl van lokaal type (AXP:PS). 145. f. Midden-bronstijd. a. . g. Bruine patina, deels glanzend, deels dof. b. , kaartblad 13B, coordinaten 273.38/564. 17. h. Enkelvoudige vondst uit natte context. c. 1948; gevonden op het fabrieksterrein van de aardappelmeel- i. DM 1993/X I. fabriek Westerwolde, onder het veen, een spit diep in het zand. j. d. Hielbijl. e. Hielbijl van lokaal type(AXP:PS). 140. f. Midden-bronstijd. a. Onbekend. g. De bijl is sterk gecorrodeerd en heeft krassen in de hiel aan een b. Provincie Drenthe. kant. c. 1920- 1954. h. Enkelvoudige vondst uit natte context. d. Smalbladige bronzen hielbijl, 1. 11.8, s.2.9, 139 gr. i. GM 1973/1 24. e. Hielbijl van lokaal type (AXP:PS<). j. Groenendijk map Bellingwedde nr. 30. f. Midden-bronstijd. g. Verweerd met groenblauwe plekken. 146. h. Enkelvoudige vondst uit droge context. a. Bellingw·edde. i. DM 1967111 19. b. , kaartblad 13B, coordinaten 270.580/567.415. j. c. 1953- 1 954; gevonden tijdens het aardappelrooien met de hand, ter plaatse was het bouwland venig, ook onder de bouwvoor 141. bevond zich veen, uit het steelgat stak nog ca. 5 cm sterk verweerd a. Onbekend. hou t. Vindplaats op de westelijke flank van de zandrug van b. Onbekend, mogelijk provincie Drenthe. -Vriescheloo, juist boven de grens van de Dollard­ c. Gevonden in een verhuisdoos. klei-afzetting. d. Br onzen hielbijl, 1.15.9, s.5.5, 407 gr. d. Grote bronzen kokerbijl, 1.12.8, s.5.I, 420 gr. e. Hielbijl van lokaal type (AXP:PS). e. Kokerbijl met rijk geprofileerde mond. f. Midden-bronstijd. f. Late bronstijd. g. Patina wijst op herkomst uit natte context. g. Veenpatina, de binnenzijde van de bijl vertoont afdrukken van het h. Enkelvoudige vondst, mogelijk uit natte context. hout. i. Prive-collectie. h. Enkelvoudige vondst uit natte context. j. i. Prive-collectie. j. Butler, 1960a: p. 23 1; Glasbergen, 1957: PI. VJIJ-3; Groenendijk 142. map Bellingwedde nr. 9. a. Onbekend. b. Provincie Drenthe. 147. c. Onbekend. a. Bellingwedde. d. Bronzen kokerbijl. b. Westeind, kaartblad 13A, coordinaten 265.250/570.800. e. Kokerbijl. c. 1972; gevonden in buurtschap Westeind tussen Oude Pekela en f. Late bronstijd. , ten oosten van de Turfweg, tegenover de boerderij al­ g. Bedekt met groenbruine bronspatina. daar, tijdens het aardappelrooien. h. Enkelvoudige vondst, context onbekend. d. Kleine beschadigde kokerbijl, in koker propeikenhout van steel, i. Prive-collectie. 1.8.4, s.5.3, 205 gr. j. e. Kokerbijl. f. Late bronstijd. 143. g. Bnline patina, bij beschadigingen groen, hou t wijst op vochtig a. Onbekend. milieu. b. Provincie Drenthe. h. Enkelvoudige vondst uit natte context. c. Onbekend. i. Prive-collectie. d. Vrij korte en geoorde kokerbijl met zeer brede snede, 1.8.6, s.5.6, j. Groenendijk map Bellingwedde nr. 100. 237 gr. e. Kokerbijl, type Wesseling. 148. f. Late bronstijd. a. Bellingwedde. g. Object niet gezien. b. Loosterveen, kaartblad 13A, coordinaten 273.1 2/ 566.35. h. Enkelvoudige vondst, context onbekend. c. 1994; opgeraapt op een tijdens een ruilverkaveling gemeng- i. DM 1962/11 188. woelde akker, ca. 2 km OZO van de kerk van Vriescheloo. j. d. Kokerbijl, 1.9.2, s.4.8, 163 gr. e. Kokerbijl van algemeen in Noord-Nederland voorkomend type. Provincie Groningen f. Late bronstijd. g. Moorpatina, binnen en buiten. 144. h. Enkelvoudige vondst uit natte context. a. Bell ingwedde. i. Prive-collectie. b. Boertangerveen, kaartblad 13B. j. Groenendijk, map Bellingwedde. c. 1911; gevonden in de onderste lagen zwartveen (Gliede). d. Bronzen randbijl, 1.9.4, s.4.6. 149. e. Randbijl, type Oldendorf. a. Bellingwedde. f. Midden-bronstijd. b. I-Ioomekerveen, kaartblad 13A, coordinaten 265.15/566.0. 298 M. ESSINK & J. HIELKEMA c. Onbekend. g. Bronskleurig, geen patina, hoekje uit de mondrand. d. Kokerbijl. h. Meervoudige vondst uit natte context. e. Kokerbijl. i. FM 7C-1. f. Late bronstijd. j. Fokkens, 1991: p. 189; Boeles, 195 1: p. 482, PI. VI:7; Butler, g. Object niet gezien. 1961: p. 233. h. Waarschijnlijk enkelvoudige vondst uit natte context. i. Prive-collectie. 155. j. Groenendijk map Bellingwedde nr. 61. a. Nieuwe Pekela. b. Nieuwe Pekela, kaartblad 13A, coordinaten 262.3/564.2. ISO. c. 1815; gevonden in een der venen van de Beneden Pekel A, l,S m a. Groningen. diep. b. Ruisscherbrug/Middelbert, kaartblad 70, coordinaten 238.3001 d. Kokerbijl, atypisch. 582.375. e. Kokerbijl met rijk geprofileerde mond. c. 1961; gevonden nabij RuisscherbruglMiddelbert, 150 m ten zuid­ f. Late bronstijd. westen van de kerk te Middelbert, niet ver van de weg, bij aanleg g. Steel van 2,5 voet lang zat er nog aan vast, oortje is gebroken. van de toeleidende weg van de Borgbrug (Eemskanaal), in zand. h. Enkelvoudige vondst uit natte context. d. Bronzen bijl met hoge randen en uitwaaierende snede, I.7 .8, s.3.5. i. Onbekend. e. Randbijl, type Oldendorf. j. Oroenendijk, 1993: pp. 64, 171; Oroenendijk map Nieuwe Pekela f. Midden-bronstijd. nr. 7. g. Object niet gezien. h. Enkelvoudige vondst uit droge context. 156. i. Prive-collectie. a. Stadskanaal. j. - b. Onstwedderholte, kaartblad 13A. c. Vondst van twee in elkaar zittende ringen, vier armbanden en een 151. bijl van brons, op een diepte van 1,80 m beneden het maaiveld. a. Hoogezand-Sappemeer. d. Geoorde kokerbijl, versierd met twee ribbels om de hals, 1.10.1. c. VossenburglKielwindeweer. e. Kokerbijl. c. 1988. f. Late bronstijd. d. Bronzen hielbijl, 1.14.8, s.5.3. g. Zwarte patina. e. HieIbijl van lokaal type (AXP:AFS). h. Meervoudige vondst uit natte context. f. Midden-bronstijd. i. OM 1895/1 I. g. Patina gro en met zwarte vlekjes, heeft jaren tussen oud ijzer ge- j. Butler, 1960b: pp. 117-122, fig I. legen. h. Enkelvoudige vondst, context onbekend. 157. i. Prive-collectie. a. Stadskanaal. j. Butler, 1963a: fig. 12. b. Onstwedde, kaartblad 13A, coordinaten 266/561. c. Oevonden in een perceel heidegrond. 152. d. Bronzen hielbijl, 1.15.5, s.5.4. a. Leek. e. Hielbijl van lokaal type (AXP:AS). b. Zevenhuizen, kaartblad IIF, coordinaten 219/57 1.5. f. Midden-bronstijd. c. 1877; gevonden in het ter plaatse I m dikke hoogveen, in een bag- g. Oorspronkelijk zwart veen patina. gerput, 5 m onder het oppervlak op het zand. h. Enkelvoudige vondst uit natte context. d. Bronzen hielbijl, 1. 14.7, s.4.3. i. OM 1906/1 3. e. HieIbijl van lokaal type (AXP:AS). j. f. Midden-bronstijd. g. Zwarte patina, schoongemaakte veenvondst. 158. h. Enkelvoudige vondst uit natte contexl. a. Stadskanaal. l. GM 187711 I. b. Hoomderveen bij , kaartblad 13A, coordinaten 265.7/566. j. Fokkens, 1991: p. 191; Glasbergen, 1957: p. 169, PI. VIII-2. c. Oevonden onder de veenlaag. d. Bronzen bijl, 1.14.4, s.5.0. 153. e. Hielbijl van lokaal type (AXP:AFS). a. Leek. f. Midden-bronstijd. b. Tolbert, kaartblad 6H, coordinaten 219/577. g. Oorspronkelijk zwarte patina, op het blad lichtgroen, schoonge- c. Gevonden in het veen, ten noorden van Tolbert. maakt. d. Dikke hielbijl met rechte rust, I. I3, s.4.7. h. Enkelvoudige vondst uit natte context. e. Hielbijl van lokaal type (AXP:FSJ). i. OM 190611 4. f. Midden-bronstijd. j. Butler, 1963a: p. 211. g. Goudkleurige, schoongemaakte veenvondst. h. Enkelvoudige vondst uit natte context. 159. i. GM 190611 5. a. Stadskanaal. j. Fokkens, 1991: p. 190; Butler, 1963a: p. 210. b. Onstwedde, Ter Maarsch, kaartblad 13C. c. Oevonden in het veen. 154. d. Randbijl met hoge randen, 1.11.2, s.4.4. a. Marum. e. Randbijl, type Oldendorf. b. De Wilp/Ronde Meer, kaartblad IIF, coordinaten 214.8001 f. Midden-bronstijd. 570.775. g. Sterk verweerd, oorspronkelijk zwart. c. Oevonden onder het veen, op het zand, samen met een slijpsteen. h. Enkelvoudige vondst uit natte context. d. Kokerbijl versierd met driehoekjes onder de rand, 1.13.1, s.4.7. i. OM 1907IVI I. e. Kokerbijl met zaagtandversiering. j. Butler, 1963a: p. 209. f. Late bronstijd. Rituele deposifie van bronzen voorwetpen in Noord-Nederland 299

160. c. Ca. 1930; gevonden bij herontginning van land, op een diepte van a. Stadskanaal. 65 cm, onder20clll geel zand, waarboven anders gekleurde grond b. Onstwedderholte, kaartblad 13A, cotirdinaten265.7/564. met een middellijn van ca. I m, waarin ietsdoor rotting leek te zijn c. Gevonden I m diep in een heideveld aan de voet van de Onstwed- vergaan (dier?) of misschien graf uit grafheuvel. derholte. d. Bronzen hielbijl, l.l 0, 5.5.7. d. Hielbijl, 1.14.5, s.4.7. e. Hielbijl van lokaal type (AXP:PS<). e. Hielbijl van lokaal type (AXP:PHJ). f. Midden-bronstijd. f. Midden-bronstijd. g. Zwarte patina. g. Zwartepatina. h. Enkelvoudige vondst uit natte context. h. Enkelvoudige vondst uit natte context. i. GM 1955/1X l. i. GM 1907/VI 2. j. j. 166. 161. a. Vlagtwedde. a. Stadskanaal. b. /Ter Haar, kaartblad 18A, cotirdinaten269.90/547.70. b. Onstwedde, kaartblad 13A. c. Gevonden tussen Ter Wisch en Ter Haar, ten oosten van de Ruiten c. Gevonden te Onstwedde, precieze omstandigheden onbekend. Aa. d. Grote kokerbijl versierd met een diagonaal gekerfd 'kool'd' en d. Bronzen randbijl, op het vlak zijn nog vaag dwarsgroeven te zien, vIeugeIs, 1.1 1.7, s.4.4. l.l0.7, s.4.3. e. Kokerbijl met vleugelversiering in relief. e. Randbijl, type Oldendorf. f. Late bronstijd. f. Midden-bronstijd. g. Bronskleur met sporen van zwart. g. Erg verweerd en schoongemaakt. h. Enkelvoudige vondst uit natte context. h. Enkelvoudige vondst, context onbekend. i. GM 1967/VII I. i. GM 1934/1 I. j. Butler, 1961: p. 199, fig. 19. j. Groenendijk map Vlagtwedde nr. 46.

162. 167. a. Veendam. a. Vlagtwedde. b. Wildervank, kaartblad 12F, cotirdinaten254/566. b. Vlagtwedderveldhuis, kaartblad 13DN, cotirdinaten 272.62/ c. 1867; gevonden l,S m onder het vaste veen. 559.67. d. Hielbijl, l.l4.4, s.5.4. c. Langs een laan op pas geploegd bouwland, aan de rand van een e. Hielbijl van lokaal type (AXP:FSJ). laagte, die altijd in groenland lag. f. Midden-bronstijd. d. Kokerbijl met oortje, 1.9. 1, s.5.2. g. Roodbruine patina. e. Kokerbijl. h. Enkelvoudige vondst uit natte context. f. Late bronstijd. i. Provinciaal Overijssels Museum Zwolle IIS, bruikJeen van Veen­ g. Object niet gezien. koloniaal Museum Veendanl. h. Enkelvoudige vondst, context onbekend. j. Butler, 1963a: p. 210; Groenendijk, 1993: pp. 77, 171. i. GM 1949/1X l. j. Groenendijk map Vlagtwedde nr. 91. 163. a. Vlagtwedde. 168. b. Weerdingennond, bij , kaartblad 18A. a. Vlagtwedde. c. Gevonden in het veen. b. Sellingersluis, kaal1blad 130, cotirdinaten274.5/552.6. d. Bronzen randbijl, 1.10.5, s.4.5. c. Ca. 1953; gevonden tegen de westzijde van het Ruilen Aa-kanaal, e. Randbijl, type Oldendorf. ca. 300 m van de Sellingersluis, bij het spillen, 20 cm beneden het f. Midden-bronstijd. oppervlak, in een perceel bomenland, samen met nr. 169. g. Goudkleurig. d. Bronzen randhielbijl, snede aan een uiteinde enigszins bescha- h. Enkelvoudige vondst uit natte context. digd, l. l4.5, s.5.6. i. GM 1892/1 3. e. Randhielbijl, type Vlagtwedde. j. Butler, 1963a: p. 209; Groenendijk, 1993: p. 172. f. Midden-bronstijd. g. Groen gecorrodeerd, alleen in de hiel is nog het oorspronkelijke 164. zwarte oppervlak bewaard gebleven. a. Vlagtwedde. h. Meervoudige vondst lIit natte context. b. Ter Wisch/Laudennarke, kaartblad 18B, cotirdinaten 270.40/ i. GM 1963/1 2. 548.30. j. Butler, 1963a: p. 210; Groenendijk map Vlagtwedde nr. 33. c. Gevonden tussen TerWisch en Lalldemlarke, tussen de Ruiten Aa en kanaal in de zogenaanlde Markkamp, in bouwland. 169. d. Sterk beschadigde bronzen kokerbijl met oortje, 1.9.5, s.3.6. a. Vlagtwedde. e. Kokerbijl. b. Sellingersluis, kaartblad 130, cotirdinaten274.5/552.6. f. Late bronstijd. c. Ca. 1953; gevonden tegen de westzijde van het Ruiten Aa-kanaal, g. Een zijde is sterk beschadigd en verweerd, onderaan bij de snede, ca. 300 m van de Sellingersluis, bij het spitten, 20 cm beneden het patina wijst op vochtig milieu. oppervlak, in een perceel bomenland, samen met nr. 168. h. Enkelvoudige vondst uit natte context. d. Bronzen randhielbijl, bovendeel is schuin afgebroken, 1.12.6, i. GM I92 l/IV 2. s.5.5. j. Butler, 1961; Groenendijk map Vlagtwedde nr. 34. e. Randhielbijl, type Vlagtwedde. f. Midden-bronstijd. 165. g. Groen gecorrodeerd, alleen in de hiel is nog het oorspronkelijke a. Vlagtwedde. zwarte oppervlak bewaard gebleven. b. , ten westen van de straat naar Mussel, kaartblad h. Meervoudige vondst uit natte context. 18B. i. GM 1971/III l. 300 M. ESSINK & J. HIELKEMA j. BUller, 1963a: p. 210; Groenendijk map Vlaglwedde nr. 33. g. Palina wijSI op nal milieu, verrnoedelijk uil een oude mel veen gevulde beekmeander. Oortje is afgebroken. 170. h. Enkelvoudige vondsl uil natte conlexl. a. Vlaglwedde. i. Prive-colleclie. b. Weende, kaartblad 130, coordinalen 27 1 .58/557.50. j. Groenendijk map Vlaglwedde nr. 90. c. Gevonden in een mel veen gevulde laagle, waardoorheen een beekje slroomde, in of al op hel zand. 175. d. Bronzen hielbijl, 1.l7.4, s.7.5. a. Vlaglwedde. e. Hielbijl van lokaal lype (AXP:AMFS). b. Vlaglwedde, kaartblad 130. f. Midden-bronslijd. c. Onbekend. g. Dof goudkleurig, er zal nog een slukje houl aan. d. Hielbijl, l.l3.5, s.4.8. h. Enkelvoudige vondsl uil natte conlexl. e. Hielbijl vanlokaal lype (AXP:AFS). i. GM 195611 l. f. Midden-bronslijd. j. BUller, 1963a: p. 211; Groenendijk map Vlaglwedde nr. 24. g. Donkerbrons mel lichlgroene corrosievlekjes. h. Enkelvoudige vondSI uil onbekende contexl. 17l. i. Prive-colleclie. a. Vlaglwedde. j. Documenlalie Butler. b. -Zuidveld, kaartblad 18B, coordinalen 273.580/549.940. c. 1 956-58; gevonden achlerde boerderij,lijdenshel aardappelrooien, 176. volgens J.W. Boersma in Ce/ric fie/d. a. Onbekend. d. Kokerbijl mel oor, 1.8.9, s.4.95. b. VerrnoedelijkOosl-Drenthe of Weslerwolde. e. Kokerbijl. c. Gevonden lussen aardappelen op de aardappelmeelfabriek le f. Lale bronslijd. Sladskanaal. g. Schoongemaakl helder brons, mel pUljes over hel hele oppervlak, d. Brede korte bijl mel vrij lage randen, 1.9.2, s.5.0. in de pUljes nog lichlgroen. e. Randbijl met lage randen, type Emmen. h. Enkelvoudige vondsl uil droge con lex l. f. Vroege bronstijd. i. Prive-colleclie. g. Roeslkleurig. j. Groenendijk map Vlaglwedde nr. 16. h. Enkelvoudige vondsl, conlexl onbekend. i. GM I 974/III 2. 172. j. a. Vlaglwedde. b. Ter Apel, kaartblad 18A, coordinalen 269.87/544.52. 177. c. 1962; gevonden len oOSlen van Ter Apel, noordelijk van de Vos­ a. Onbekend. sebrug, zuidelijk van de Poortbrug lijdens werkzaamheden op een b. Waarschijnlijk Weslerwolde. land. c. Gevonden tussen aardappelen op de aardappelmeelfabriek De d. Geoorde bronzen hielbijl, 1.1 1.2, s.4.0. Toekomsl-Twee Provincien le Sladskanaal. e. Hielbijl van lokaal lype (AXPL:PS<» . d. Geoorde bronzen kokerbijl, 1.8.7, s.5. l. f. Midden-bronslijd. e. Kokerbijl. g. Palina donkerbruin en gedeellelijk gevlekllichlgroen, hieren daar f. Lale bronslijd. verwijderd, slerk gecorrodeerd. g. Zwarle palina, schoongemaakt bronskleurig, mel kleine groene h. Enkelvoudige vondsl uil droge conlexl. corrosiev lekjes. i. GM I 967/XII 2. h. Enkelvoudige vondsl uil natte contexl. j. Groenendijk map Vlaglwedde nr. 43. i. GM I 980/IV 2. j. 173. a. Vlaglwedde. 178. b. SellingenlZuidveld, kaartblad 130, coordinalen 273.3/550. 1. a. Onbekend. c. Ca. 1979; gevonden op de aardappelrooimachine na ruilverka­ b. Provincie Groningen. veling, waarbij egalisalie van een hoge kop en opvulling van een c. 1920/ 1 930; vemlOedelijk gevonden lijdens inpolderingswerk- venige laagle plaalsvond. Hel hogere deel van hel perceel bevond zaamheden van de Dollard, mogelijk ook uil Weslerwolde. zich vooraan legen de weg die nu de noordooslelijke begrenzing d. Hielbijl, 1.l4.7, s.5.2. vomll van hel nieuwe verkavelde perceel. e. Hielbijl van lokaal lype (AXP:AFS). d. Bronzen hielbijl, 1.14.9, s.4. I. f. Midden-bronslijd. e. Hielbijl van lokaal lype (AXP:PS). g. Zwarte patina. Recenle schade: uileinde en snede bijgevijld, 7- f. Midden-bronslijd. mm grote boorgalen op elke kant, de ene gevuld mel ijzermassa, g. Top beschadigd, slerk gecorrodeerd. de andere mel de afgebroken 10p van een ijzeren boor. h. Enkelvoudige vondsl, conlexl onbekend. h. Enkelvoudige vondsl uil natte conlexl. i. Prive-colleclie. i. Prive-colleclie. j. Groenendijk map Vlaglwedde nr. 17. j.

174. 179. a. Vlaglwedde. a. Onbekend. b. Ter Apel, kaartblad 18A, coordinalen 268.77/544.57. b. Mogelijk provincie Groningen. c. 1985; mel de melaaldeleclor gevonden in los geslort zand, naasl c. Aangelroffen in een kabinel in de Empire-slijlkamer in hel Gro­ hel Nederlandse grenskanloor Ter Apel-Rielenbrock, op hel ler­ ninger Museum. rein van een nieuw gebouwd reslauranl. De grond was afkomslig d. Bronzen randbijl mel hoge randen, versierd mel drie evenwijdig van hel loen in aanleg zijnde parkeerterrein len zuiden van hel ingegroefde, overdwarse lijnen lussen de opslaande randen, 1.7.4, reslauranl Hel Boschhuis in Ter Apel. s.3.85. d. Bronzen hielbijl mel oortje, 1.9.8, s.2.6. e. Randbijl,lype Oldendorf. e. Hielbijl van lokaal lype (AXPL:PH<» . f. Midden-bronslijd. f. Lale bronslijd. Rituele depositie van bronzen voO/werpen il! Noord-Nederland 30 1

g. Oppervlak enigszins aangetast en blijkbaar hardhandig schoon- 184. gemaakt. a. Ooststellingwerf. h. Enkelvoudige vondst, mogelijk uit natte context. b. Donkerbroek, kaartblad IIH, coordinalen 213.4/562.4. i. GM 1959/X I. c. Voor 1904; gevonden te Donkerbroek, bij de voormalige schans j. Butler, 1963a: p. 209. Breeberg, in het veen. d. Hielbijl, 1.16.2, s.5.7. 180. e. Hielbijl van lokaal type (AXP:AFS). a. Onbekend. f. Midden-bronslijd. b. Mogelijk provincie Groningen. g. Zwarte veen patina, ten dele verwijderd. c. Gevonden bij inventarisatie van het magazijn van het Groninger h. Enkelvoudige vondst uit natte conlext. Museum. i. FM 1-2. d. Lange kokerbijl, met een versiering van vierknobbels op eik vlak, j. Boeles, 1951: p. 482, PI. VI, nr. 6; Fokkens, 1991: p. 197; BUller, waarboven en -onder twee omlopende ribbeIs, versierd met in­ 1963a: p. 212. gegroefde kerven, 1.13.45, s.4.6. e. Kokerbijl met rijk geprofileerde mond. 185. f. Late bronstijd. a. Ooststellingwerf. g. Zwarte patina, de bijl is rigoreus schoongemaakt, waardoor de b. De Weper, kaartblad IIH, coordinaten 217/558. versiering nauwelijks nog zichtbaar is. c. 1919; gevonden in een hoogle onder vroeger aanwezig veen "op h. Enkelvoudige vondst, mogelijk uit natte context. ca. 1,50 m diepte in het zand" in de Weperpolder. i. GM 1964/X 2. d. Vrij smalle langwerpige bijl, 1. 1 5.5. j. Glasbergen, 1957: PI. VIII:3. e. '· Hielbijl �an lolaal type (AXP:AFS). f. Midden-bronstijd. Provincie Friesland g. Bronskleurig mel groene pal ina en gielgaaljes. h. Enkelvoudige vondst uil natte conlext. 181. i. FM I 973-VIII-2. a. Heerenveen. j. Fokkens, 1991: p. 204. b. Oudeschoot, in de Tj onger ten westen van Mildam, kaartblad 16B, coordinaten 193.15-70/548.93-548. 15 . 186. c. 1956; gevonden bij baggerwerk in de Tjonger. a. Ooststellingwerf. d. Geoorde kokerbijl mel vleugelversiering. b. Donkerbroek, kaartblad 11H. e. Kokerbijl met vleugelversiering. c. Gevonden in hel veen, bij het baggeren op ca. 7 m diepte. f. Late bronstijd. d. Randbijl, 1. I0.7, s.4.5. g. Gereinigd, glanzend, goudkleurig. Onder in de koker nog klein e. Randbijl met lage randen, Iype Emmen. blokje van toegespitste steel (was oorspronkelijk veel groter, maar f. Vroege bronstijd. door vinders afgebroken). g. Door R.M.O. gereinigd en van patina onldaan, nu verweerd koper- h. Enkelvoudige vondst uit natte context. kleurig. i. FM 4A- 12. h. Enkelvoudige vondst uit natte conlext. j. Lee//lVarder Couralll 27-3-1956; Elzinga, 1964: p. 33; H. Hal­ i. FM 1-3. bertsma, een niet-alledaagse vondst uit de Tjonger, Slleeker j. Boeles, 1951: p. 482, PI. VI, 4; Butler, 1963a: p. 208; Fokkens, NieulVsbllld 19 110 no. II: pp. 2, 19; Fokkens, 1991: p. 197. 1991: p. 196.

182. 187. a. Leeuwarden. a. Opslerland. b. Leeuwarden, kaartblad 6C, coordinaten 184.37/579.75. b. Bakkeveen, kaartblad IIF, coordinaten 213.5/566.5. c. Ca. 1962- 1 963; gevonden te Leeuwarden, aan de westrand op het c. Gevonden te Bakkeveen, precieze omslandigheden onbekend. plateau van het schakelstation Schildkampen van het P.E.B. aan d. Slanke hielbijl, 1. 14.3, s.3.65. de Schieringerweg, noord van het trapje, plateau bestaat vermoe­ e. Hielbijl van lokaal lype (AXP:MS<» . delijk uit opgebrachte grond. f. M idden-bronstijd. d. Snedegedeelte van vlakke bijl (bijlfragment). g. Donker met witte vlekken, zijkanten zijn don ker over goud- e. ? kleurig. f. Bronstijd. h. Enkelvoudige vondsl uil natte conlext. g. Vrij sterk gecorrodeerd, helder groen, ook het breukvlak vertoont i. FM 7A-1. dezelfde patina, is dus niet recent. j. Boeles, 1951: p. 482, fig. 13;2; Fokkens, 1991: p. 195. h. Enkelvoudige vondst, context onbekend. i. FM 1965-V-5. 188. j. Butler, 1992. a. Opslerland. b. Duurswoude, kaartblad IIF, coordinalen 210.5/564.0. 183. c. Gevonden te Duurswoude, precieze omslandigheden onbekend. a. Leeuwarden. d. Hielbijl, 1.1 1.7, s.5.3. b. Leeuwarden, kaartblad 6C, coordinaten 180.42/577.98. e. Hielbijl van lokaal type (AXP:FSW). c. 1985; gevonden bij werkzaamheden in een bloemperkje langs de f. Midden-bronslijd. Zwettestraat tegenover de onttinningsfabriek. g. Zwaar gecorrodeerd, mel puljes. Originele oppervlak gedeellelijk d. Kleine kokerbijl met oor en twee omlopende ribbe Is, 1.8.4, s.4.9. bewaard, zwartglim mende palina. e. Kokerbijl, type Obernbeck. h. Enkelvoudige vondsl uil natte conlext. f. Late bronstijd. i. Prive-collectie. g. In de sleel zat nog hou t. j. Fokkens, 1991: p. 194. h. Enkelvoudige vondst uit natte conlext. i. FM 1985-V-1. 189. j. BUller, 1986: fig. 13. a. Tietjerksleradeel. b. Suawoude, kaartblad 6D, coordinalen 191.80/576.45. 302 M. ESSINK & J. HIELKEMA c. 1938; gevonden in het veen, 50 cm -NAP, op gronddepot ten i. DM 19241X 14. westen van Suawoude. Grond was gebaggerd ca. I km ten westen j. Butler, 1960c: p. 108. van de uitmonding van de Fonejacht (meer/sloot) (tot 3 m -F.2P) bij het bakkershuis. 194. d. Randbijl met lage rand en vrij wijd uitwaaierende snede en af- a. Borger. geronde top, 1. 11.7, s.5.35. b. Drouwen, kaartblad 12G, coordinaten 247.000/551.700. e. Randbijl met lage randen, type Emmen. c. 1984; gevonden met een groot aantal andere bronzen voorwerpen f. Vroege bronstijd. in de scherven van een door de ploeg geraakt potje in het Drou­ g. Donkerbronskleurige patina, oorspronkelijke patina is verwijderd. wenerveld. Deze voorwerpen zijn grotendeels afkomslig uit Noord­ h. Enkelvoudige vondst uit natte context. Duitsland/Zuid-Scandinavie. i. FM 229-34. d. Zeven bronzen lanspunten. j. Boeles, 1951: p. 482, fig. 13: I; Fokkens, 1991: p. 185. e. Speerpunt zonder pingaatjes. f. Late bronstijd. 190. g. Groen geoxideerd. a. Westdongeradeel. h. Meervoudige vondst uit droge context. b. Bomwerd, kaartblad 6B . i. DM 19841XII I, IO 11,20, 27, 52, 67. c. Gevonden te Bomwerd, precieze omstandigheden onbekend. j. Butler, 1986: pp. 133-168, fig. 5; Hielkema, 1994: p. 9; Kooi, d. Vleugelbijl, 1.4.4. 1986a: pp. 62-63; Kooi, 1986b: pp. 146- 1 50. e. Vleugelbijl Italiaans type. f. Late bronstijd. 195. g. Donkerbrons, gedeeltelijk schoongemaakt, binnenzijde vleugels a. Borger. aan een kant grijs-groen, aan de andere afzettingen van ijzer­ b. Westdorp, kaartblad 17 , coordinaten 246. 1 00/547.100. houdend zand. c. 1993; gevonden tijdens het aardappelrooien ten \Vestenvan West­ h. Enkelvoudige vondst, context onbekend. dorp, in het gebied met de naam 'Poelkampen'. i. RMO aI92411.1. d. Bronzen speerpunt. Het voorwerp is ondesk"Undigschoongemaakt j. (geschuurd). e. ? 191. r. Bronstijd. a. Onbekend. g. Donkerbruine patina, oppervlak gekrast en met putjes. b. Provincie Friesland. h. Enkelvoudige vondst, mogelijk uit natte context. c. Onbekend. i. DM I 9941XI 5. d. Hielbijl, 1. 1 .42, s.5.4. j. e. Hielbijl van lokaal type (AXP:FSJ). f. Midden-bronstijd. 196. g. Zwart patina. a. Emmen. h. Enkelvoudige vondst, mogelijk uit natte context. b. Bargeroosterveen. i. FM 87-4. c. 1916; gevonden op veenplaats 28 van het Bargeroosterveen, 1,5 j. Boeles, 1951: PI. VI 5; Butler, 1963a: p. 210. m diep in de zwarte veenlaag of dargo d. Bronzen lanspunt met laurierbladvormig blad en kegelvormige Lans- en speerpunten schachtkoker die tot de punt doorloopt, met twee pingaatjes (afgietsel, origineel?). Provinde Drenthe e. Speerpunt met pingaatjes. f. Bronstijd. g. Origineel object niet gezien. 192. h. Enkelvoudige vondst uit natte context. a. Borger. i. Afgietsel DM I 924/VI 7. b. Borger. j. - c. 1997; gevonden tijdens een opgraving in het gebied 'DaaI­ kampen' bij Borger, onderin de vulling van een grote afvalgreppel 197. in een bronstijdnederzetting. a. Emmen. d. Gaaf bronzen lanspuntje met lange schachtkoker met tweegaat- b. Bargeroosterveld. jes en relatief klein blad. C. 1898; gevonden 30 cm onder het oppervlak in een heideveld te e. Speerpunt met pingaatjes, type Llineburg. Bargeroosterveld bij Bamar's Bos. f. Midden-bronstijd. d. Grote, sterk geerodeerde, in drie stukken gebroken, groen geoxi­ g. Groen geoxideerd, stukje hout aanwezig in de schacht en pinnetje deerde bronzen lanspunt met laurierbladvomlig blad, twee gaatjes in de pingaatjes (verpulverd). in de bladbasis en een kegelvonnige schachtkoker. h. Nederzettingsvondst. e. Speerpunt met oogjes in de basis van het blad, lers ofEngels type. i. Momenteel Vakgroep Archeologie, Rijksuniversiteit Groningen. r. Midden-bronstijd (tweede helft). j. g. Sterk geerodeerd, groen geoxideerd (oorspronkelijk vuilkoper­ kleurig), beschadigd, gebroken, putjes in het oppervlak door cor- 193. rosie. a. Borger. h. Enkelvoudige vondst uit droge context. b. Buine!!. i. DM 1898/11 3. c. Ca. 1924; gevonden bij het aardappelrooien op het land van een j. Butler, 1963b: pp. 98-100, 109, 217; Butler, 1987: p. 32, fig. 9: I; landbouwer uit Buinen. Jacob-Friesen, 1967: p. 379, Tafel 108:5. d. Een bronzen lanspunt met lauriervormig blad en spitskegelvor- , mige schachtkoker met twee pingaatjes in het midden. 198. e. Speerpunt met pingaatjes, type Liineburg. a. Emmen. f. Bronstijd. b. Bargeroosterveld. g. Donkerbruine tot zwartepatina, kleine corrosieplekjes, beschadigd. C. Ca. 1916; gevonden ten oosten van Bargeroosterveld op veen- h. Enkelvoudige vondst, mogelijk uit natte context. Ritue/e depositie van bronzen voonverpen in Noord-Neder/and 303

plaats 57, ca. 320 m ten westen van het Scholtenskanaal, ca. 1,2 e. Speerpunt met pingaatjes. m onder het maaiveld in het zogenaamde bovenveen, onder f. Bronstijd. grauwveen, op de scheiding van het zwartveen. g. Bruin/donkerkoperkleurig met donkerbruine patina. d. Bronzen lanspunt met in de schacht aan twee zijden een doorboring, h. Enkelvoudige vondst uit natte context. een vrij smal blad met een kleine beschadiging aan een zijde van i. DM 1922JV 2. het schachtverlengde, gietnaad op schacht aan een zijde niet j. Jacob-Friesen, 1967: p. 379, Tafel 9S: 14. geheel weggewerkt. e. Speerpunt met pingaatjes. 203. f. Bronstijd. a. Emmen. g. Object niet gezien. b. Nieuw-Weerdinge. h. Enkelvoudige vondst uit natte context. c. Gevonden in het veen bij Nieuw-Weerdinge, samen met een i. Collectie NV Veenderij en Turfstrooiselfabriek 'Klazienaveen' te andere speerpunt. Groningen. d. Bronzen speerpunt met schachtkoker met drie ribbels rond de j. Kok, 1973: pp. 237-242. kokermond. e. ? 199. f. Late bronstijd. a. Emmen. g. Donkere veen patina. b. Emmen. h. Meervoudige vondst uit natte context. c. Gevonden te Emmen. i. RMO c 1925/11.1. d. Koperkleurige, beschadigde bronzen lanspunt met laurierblad­ j. Jacob-Friesen, 1967: p. 379, Tafel 132:7. vormig blad en kegelvormige, tot in de punt doorlopende schacht­ koker met twee pingaten en verder meerdere erosiegaten. 204. e. Speerpunt met pingaatjes. a. Emmen. f. Bronstijd. b. Nieuw-Weerdinge. g. Meerdere erosiegaten, voomamelijk in de koker restanten van c. Gevonden in het veen bij N ieuw-Weerd inge, sanlen met een bruinzwarte patina. andere speerpunt. h. Enkelvoudige vondst, mogelijk uit natte context. d. Bronzen speerpunt met schachtkoker. i. DM 1855/1 SS. e. ? j. f. Late bronstijd. g. Donkere veen patina. 200. h. Meervoudige vondst uit natte context. a. Emmen. i. RMO c 1925/ 1 1.2. b. Erica. j. c. Gevonden I m onder het vaste hoogveenoppervlak op de zand­ grond te Erica. 205. d. Enigszins ingevreten bronzen lanspunt met lauriervormig blad en a. Emmen. kegelvormige, tot in de punt doorlopende schacht met twee b. Nieuw-Weerdinge. pingaten en twee richels vlak onder de rand van de schacht. c. Gevonden in het veen bij Nieuw-Weerdinge. e. Speerpunt met pingaatjes. d. Bronzen speerpunt met schachtkoker. f. Late bronstijd. e. Speerpunt met pingaatjes, type Treboul. g. BruinJdonkerkoperkleurig, putjes in het oppervlak. f. Midden-bronstijd. h. Enkelvoudige vondst uit natte context. g. Vuilkoperkleurig met restjes van donkere patina, twee gaten in de i. DM 1922/VIII I. koker. j. Museumverslag DM 1922: pp. IO-II; Jacob-Friesen, 1967: p. h. Enkelvoudige vondst uit natte context. 379, Tafel 132:8. i. RMO cl926/l2.1. j. Butler, 1987: p. 31, fig. 1:6. 201. a. Emmen. 206. b. Erica. a. Emmen. c. 1934; gevonden aan de Noorderstraat (grens Erica-Amsterdamse­ b. Noordbarge, kaartblad 17H, coordinaten 252.830/53 1.600. veld), 1,2 m diep in losgemaakte grond, waar vroeger blijkbaar c. Gevonden als oppervlaktevondst op akkerland ca. 200 m ten een stroompje had gelopen, op de bodem waarvan het voorwerp noordwesten van de Klinkmolenbrug, ca. 4 km ten westzuidwes­ lag. ten van Noordbarge. d. Bronzen speerpunt met lang blad en kegelvormige schachtkoker d. Bronzen lanspunt. met twee pingaatjes, waarin resten van de hou ten steel . e. ? e. Speerpunt met pingaatjes. f. Bronstijd. f. Bronstijd. g. Object niet gezien. g. Donkerbruin, met stukken zwart,e patina en donkergroene oxi­ h. Enkelvoudige vondst, context onbekend. datieplekken, stukje hou t van de steel nog in de schachtkoker i. Prive-collectie. aanwezig. j. h. Enkelvoudige vondst uit natte context. i. DM 1934111I 4. 207. j. Museumverslag DM 1934: p. 21. a. Emmen. b. Qranjedorp. 202. c. Gevonden te . a. Emmen. d. Bronzen lanspunt met zeer lange schachtkoker met twee pingaten b. Nieuw-Weerdinge. en relatief klein, enigszins ruitvormig blad, de vleugels van het c. Gevonden ca. 3 m diep even boven de darg in het vaste hoogveen blad aan beide zijden aan het einde (secundair) omgebogen, de van plaats 66 aan de Weerdingerdijk bij Nieuw-Weerdinge. schachtkoker iets krom, fraaidonkervee npatina. d. Bronzen lans- ofspeerpunt met afgerond-ruitvomlig blad en tot de e. Speerpunt met pingaatjes, type Liineburg. punt doorlopende, kegelvomlige schachtkoker met twee pingaten. f. Midden-bronstijd. 304 M. ESSINK & J. HIELKEMA g. Zwarte veenpatina. c. 1859; gevonden inde omgeving van Odoom, preciezeomstandig- h. Enkelvoudige vondst uit natte context. heden onbekend. i. DM 1962/11 40. d. Bronzen speerpunt. j. e. ? f. Bronstijd. 208. g. Grotendeels groen geoxideerd, oorspronkelijk oppervlak sterk a. Emmen. aangetast. b. Weerdingerveen. h. Enkelvoudige vondst, mogelijk uit droge context. c. 1923; gevonden in het Weerdingerveen op een diepte van ruim 3 i. DM 1863/1 8. m in de darg aan de Weerdingerdijk. d. verweerde, koperkleurige, smalle lanspunt met smal, spits laurier­ 213. bladvormig blad en kegelvormige tot in de punt doorlopende a. Odoom. schachtkoker zonder pingaten. b. Odoom. e. Speerpunt zonder pingaatjes, type Hulterstad. c. Gevonden ten zuiden van Odoom, precieze omstandigheden on­ f. vroege bronstijd. bekend. g. Koperkleurig met gedeeltelijk zwarte patina. d. Beschadigde, lichtgroen geoxideerde, bronzen lanspunt met klein, h. Enkelvoudige vondst uit natte context. laurierbladvormig blad en kegelvom1ige, tot in de punt doorlo­ i. DM 1923/V1II I. pende schachtkoker met twee pingaten. j. Museumverslag DM 1923: pp. 22-23; Jacob-Friesen, 1967: p. e. Speerpunt met pingaatjes. 379, Tafel 91:9. f. Bronstijd. g. voomamelijk van binnen lichtgroen geoxideerd, van buiten 209. donkergroenzwart, glanzend, schachtkokeren cen pingat bescha­ a. Odoom. digd. b. Brammershoopveen. h. Enkelvoudige vondst, mogelijk uit natte context. c. Gevonden op ca. 50 cm diepte in het turfveen te Brammershoop­ i. DM 1863/1 17. veen. j. - d. Klein, sterk beschadigd, donkerkleUlig lans- of speerpuntje van brons met smal langwerpig blad en kegelvom1ige, doorlopende 214. schacht met twee grote pingaten. a. Odoom. e. Speerpunt met pingaatjes. b. Odoomerveld. f. Bronstijd. c. Gevonden bij turfgraven in het Odoomerveld, waar weinig veen g. Donkerbruine patina, sterk beschadigd. zat, tegen het zand van de Wallertswal (tussen het veen en het bos h. Enkelvoudige vondst uit natte context. van Staatsbosbeheer). i. DM I 922/VlI 3. d. Fragment van een lanspuntje, de koker vrijwel geheel uitge- j. Museumverslag DM 1922: pp. 11-12; Jacob-Friesen, 1967: p. broken. 379, Tafel 179: IO. e. ? f. Bronstijd. 210. g. Object niet gezien. a. Odoom. h. Enkelvoudige vondst, mogelijk uit natte context. b. Exloermond. i. Prive-collectie. c. 1906; gevonden bij het turfgraven. j. d. Grote, geelkoperkleurige lanspunt met laurierbladvonnig blad met twee oogjes in de bladbasis en kegelvormige, tot in de punt 215. doorlopende schachtkoker zonder pingaten. a. Odoom. e. Speerpunt met oogjes in de basis van het blad, lers ofEngels type. b. Weerdinger Achterdiep. f. Midden-bronstijd (tweede helft). c. Gevonden door oergravers aan het Weerdinger Achterdiep, ca. 1- g. Object niet gezien. l,S km van de straatweg valthermond-WeerdingemlOnd. h. Enkelvoudige vondst uit natte context. d. Bronzen speerpunt met twee pingaatjes. i. DM 1908/XlI I. e. Speerpunt met pingaatjes. j. Butler, 1960c: p. 108; Butler, 1963b: pp. 98- 100, 109, fig. 28b; f. Bronstijd. Butler, 1987: p. 32, fig. 9:2; De Laet & Glasbergen, 1959: p. 152; g. Zwarte patina over bijna het gehele oppervlak. Jacob-Friesen, 1967: p. 379,TafeI I08:6; Kymmel, 1908: pp. 202- h. Enkelvoudige vondst uit natte context. 204. i. DM 1941/XI 8. j. 211. a. Odoom. 216. b. Ex loerveen . a. Rolde. c. 1883; gevonden in het Exloerveen. b. Eldersloo, kaartblad 12D. d. Roodkoperkleurige bronzen lanspunt met zeer klein afgerond­ c. 1909; gevonden in een veenpias aan de westzijde van het diepje spitsdriehoekig blad en lange, tot in de punt doorlopende schacht­ bij Eldersloo, samen met een slijpsteen en een bronzen hielbijl. koker. d. Sterk beschadigde, donkerkoperkleurige bronzen lanspunt met e. Speerpunt zonder pingaatjes. lauriervormig blad en tot in de punt doorlopende schachtkoker f. Bronstijd. met twee pingaten, na vinden bijgewerkt. g. Object niet gezien. e. Speerpunt met pingaatjes. h. Enkelvoudige vondst uit natte context. f. Midden-bronstijd. i. DM I 883/VIII 2. g. Donk�r van kleur, pokdalig oppervlak, beschadigd. j. h. Meervoudige vondst uit natte context. i. DM 1909/VI 3. 212. j. VanderSanden & Van Vilsteren, 1993: p. 37, fig. 1.10; Hielkema, a. Odoom. 1994: p. 6, fig. 6:I. b. Odoom. Ri/uele depositie van bronzen voorwerpen in Noord-Nederland 305

217. 22 1. a. Rolde. a. Schoonebeek. b. Ekehaar/Amen. b. Schoonebeekerdiep. c. 1944; gevonden in een perceel groenland aan de zandweg van c. 1978 of 1979; gevonden bij reconstructiewerkzaamheden aan het Ekehaar naar het Amerbrugje. Schoonebeekerdiep. d. Bronzen speerpunt met hartvomlig blad en kegelvomlige schacht d. Bronzen speerpunt met lang, ogivaal blad en schachtkoker tot aan koker met twee pingaatjes en erin het uiteinde van de hou ten de punt, lOnder doorboringen, met erin resten van de hou ten steel. schacht. e. Speerpunt lOnder pingaatjes. e. Speerpunt met pingaatjes. f. Bronstijd. f. Vroege bronstijd. g. Koperkleurig met resten van zwarte patina. g. Donkerbruin van kleur. h. Enkelvoudige vondst uit natte context. h. Enkelvoudige vondst, mogelijk uit natte context. i. RMO 198212.2. i. DM 19441III I. j. j. Van der Sanden & Van Vilsteren, 1993: p. 37. 222. 218. a. Vledder. a. Rolde. b. Vledder. b. Papenvoort. c. 1937; gevonden in het kringgrepumenveld ten oosten van de weg c. Gevonden bij het leggen van buizen voor de waterleiding nabij Vledder-Doldersum bij Vledder, in een graf onder tumulus Va Papenvoort, in verband met de aanleg van de 'kunstweg' Borger­ (een langbe� met paalzetting). Rolde. d. Bronzen lans- of speerpuntje. d. DonkerroodkoperkJeurig bronzen lanspuntje met spits-bladvomlig e. ? blad en kegelvomlige, tot in de punt doorlopende lange schacht­ f. Late bronstijd. koker lOnder pingaten, twee platte oortjes midden op het steel­ g. Zeer sterk beschadigd (mogelijk door verbranding), meerdere gedeelte. stukken afgebroken, krom, grijsachtig van kleur. e. Speerpunt met oogjes op de schacht, lers of Engels type. h. Grafvondst. f. Midden-bronstijd (eerste helft). i. DM I 937/V1I 318. g. Object niet gezien. j. h. Enkelvoudige vondst, mogelijk uit natte context. i. DM 1923/11 I. 223. j. Museumverslag 1923: p. 23; Butler, 1963b: pp. 102- 103, 109; a. Vledder. Jacob-Friesen, 1967: p. 379, Tafel 108:4. b. Steenwijker Aa. c. Gevonden bij het vissen in de Steenwijker Aa, op de oever in het 219. veen, direct ten noorden van de samenvloeiing van de Vledder Aa a. Schoonebeek. en de Wapserveense Aa. b. Schoonebeek. d. Beschadigde bronzen lanspunt met kegelvomlige, tot de punt door- c. 1894; gevonden samen met twee kokermessen, twee kokerbijlen lopende schacht met twee pingaatjes. en een kokersierstuk, op een stuk groenland op la ag veenin het dal e. Speerpunt met pingaatjes. van de Barger- of Westerbeek, ten westen van de beek, ca. I,S km f. Late bronstijd. ten noordoosten van Schoonebeek, ca. 50 cm onder het veen op g. Bruinzwarte patina. zand. h. Enkelvoudige vondst uit natte context. d. Vuilkoperkleurige bronzen lanspunt met laurierbladvomlig blad i. DM 1946/X I. en kegelvomlige, tot in de punt doorlopende schachtkoker met j. twee pingaten. e. Speerpunt met pingaatjes. 224. f. Late bronstijd. a. Vries. g. Vuilkoperkleurig met gedeeltelijk zwarte patina. b. Vries, kaartblad 12B, coordinaten 233.400/565.200. h. Meervoudige vondst uit natte context. c. 1981; gevonden bij het aardappelrooien met de rooimachine, ca. i. DM 1894/XII Ic. 750 m ten oosten van de Hooidijk, ca. 1550 m ten zuidwesten van j. De Laet & Glasbergen, 1959: PI. 32; Butler, 1961: fig. 21; Butler, Vries. 1965: p. 175; Butler, 1969: afb. 28, afb. 44; Eischveld Bosch, d. Fraaie bronzen lanspunt. 1980: pp. 135- 148; Hielkema, 1994: p. 8, fig. 9; Jacob-Friesen, e. ? 1967: p. 379, Tafel l72: 8-13. f. Bronstijd. g. Object niet gezien. 220. h. Enkelvoudige vondst, context onbekend. a. Schoonebeek. i. Prive-collectie. b. Schoonebeek. j. c. 1896; gevonden bij het zandgraven in de veenlaag te Schoone­ beek. 225. d. Beschadigde bronzen lanspunt met kort eivomlig blad en kegel- a. Westerbork. vOmlige, tot in de punt doorlopende schachtkoker met een gat. b. Elp. e. Speerpunt met pingaatje. c. Gevonden in zandgrond ten zuiden van Elp. f. Bronstijd. d. Bronzen lanspunt. g. Beschadigd, oorspronkelijk koperkleurig, nu met gedeeltelijk e. ? donkerbruin tot zwarte patina, beetje groene oxidatie binnenin de f. Bronstijd. koker. g. Niet gezien. h. Enkelvoudige vondst uit natte context. h. Enkelvoudige vondst uit droge context. i. DM I 896/XI 2. i. DM 1909/VIII 8. j. j. M. ESSINK & J. HIELKEMA

Boerakker, ten noorden van de Matsloot, in een 'spitveen' in het veen te Boerakker. d. Bronzen speerpunt met geprofileerde kokermond met daarboven 226. kend. een lijn- en puntversiering, een klein pingaatje in de koker, op het be ren n. n e p theo oeoxideerde bronzen lans- blad de patina plaatselijk door schuren verwijderd. o VIn e t"oroen " pro i e, \Ieh kege I vormlge, tot Speerpunt met pingaatje. b. I;end · hadio d l"o bind en e. be bese ' '" nbladvo e. On I; " " rmoebroken. f. Overgang midden-/Iate bronstijd. ster o llge � o� er ," af I;e, W plo w se hae I lt Sl' l n t lafl° er g. Donkerbruine patina. d . e o de nt I P o lopen h. Enkelvoudige vondst uit natte context. ;u to do r n de i. GM I 955/VII 3. . . ehadlgd. t. j. Fomlsma, 1981: p. 22; Glasbergen, 1957: p. 136; Jacob-Friesen, eerd, erk b' es droge eontex e .jd. eoxid sto k uit f.· �B onstl o li 1967: pp. 267, 380, Taf. 159:5. r O n o e j !.-Ie. I l oroe dst mOo t dioe von ' �'. � 58. nI;e 232. E M Il�� !1 i. p a. Stadskanaal. j. b. B lekslage. c. 1918; gevonden 12cm diep in lemigzandonderdehumus ineen hoog 227. . nd. stuk land bij Blekslage, ten westen van de dijk - Kopstukken - I;e onbe el p entlIe. sehaehtkoker. of derde veenweg, ten oosten van de Mussel Aa. n JIl e r h a " · v d diode d. Geelbronzen lanspunt met lauriervomlig blad met twee oogjes in pro t bese b . en et \Ich e . n beI; · un t m de bladbasis en kegelvormige, holle sehachtkoker, met daarin een o laflSp zen B ron stukje van de houten steel. d. a con tex t. e. Speerpunt met oogjes in de basis van het blad, Brits-lers type. e ? "dlj . e patin f: ronst bruin Ij uit natte f. Midden-bronstijd (tweede helft). B n ka: r gej "k es do st, ma Restj vond g. Donkerbruine tot zwarte patina over gro te delen van het opper- g. Oudlo h. �kelv vlak, licht beschadigd. M 5f\1 6. i. 190 h. Enkelvoudige vondst, mogelijk uit natte context. j. i. GM 1918/V I. j. Butler, 1963b: pp. 98- 100, 109, 217,221, fig. 28a; Butler, 1987: 228. p. 32, fig. 9:3; De Laet & G lasbergen , 1959: p. 152; Glasbergen, n d . . beI;e e on p rentlI . met twee pmga. atjes. 1957: pp. 136, 169, PI. IX:2; Jacob-Friesen, 1967: p. 380, Tafel a· incIe oker prov schaehtk 108:3. b nd. unt met e · beI;e peerp on zen s . . bron tjes . Ieine in"o aa " met p groene p I ek' ·jes. 233 . d". pu nt peer ta, l kleine S een aan tt context. a. Vlagtwedde. e. st"dlj a Ole t f. Bron · . patin Ij uit na e b. Ter Apel. rtUne oger k kerb dst, OI Don e va n c. 1917; gevonden in het veen te Ter Apel. g. oudlg f 112 .8.. k. e Iv r e En e 3. 79 a l d. Beschadigde, kleine bronzen lanspunt met spits-eivormig blad en h. Rrvl0 1950/3.. 7 p 3 ' 196 : . i. eSen , bijna tot in de punt doorlopende schachtkoker met twee pingaten. e b-Frt Ja o e. Speerpunt met pingaatjes. j. Nieuw-Weerdmge). f. Bronstijd. t I t 2 9 Ul Ie veen blj 2 d tlle jk g. Object niet gezien. eken . 0I0geh . Onb n ( a eie Dre daann een". pmgaa tje. h. Enkelvoudige vondst uit natte context. · oVIn et pr t ko ker m i. GM 1917/V1 2. b kend. t schach · onbe unt me c laIIsp . j. . zen aatjc. Bron t plng d. �nt' Olc . peerp a e S e nt xt. Provincie Fries/and · stl d' hadl e Bron J d, bCsc "�:'Ij it natte o ekleur e k u r. kerg 'a st, mog Don e vond 1-'54 tot 1-2-'57, d.d. g. lvoU d;\'1 84. 8- 1 234. Enke 621 Assen 19 D . cn p.M. a. Ooststellingw�rf. \1. DiV1 lasberg ,lal G b. Donkerbroek, kaartblad I I H, coordinaten 212.000/559.000. en1on j rvl . 1\-7-,55. c. Gevonden door arbeiders te Donkerbroek. d. Vrij lange, spitse speerpunt met smal blad en tot in de punt door­

. bij Nieuw Weerdinge). ,o U'lt het veen lopende schacht met twee pingaten, oppervlak enigszins gecor­ 130. d l jk rodeerd. beken . I Ologch . on . ' ent e ( -a. cle Dr voor bevestlging. e. Speerpunt met pingaatjes. ro\'ln "aat( en) b . p zondc r O kend. anspunt f. Late bronstijd. nb e . nZcn l' . c. le bro jes r fraa pingaat . g. Oorspronkelijk bronskleurige, nu gedeeltelijkdonkerbruine patina, Zee nd e r d. unt zo putjes op het oppervlak. pCcrp , e S t r. stljd. . con tex . h. Enkelvoudige vondst, mogelijk uit natte context. Bra n patina. rI) ! natte · r ine e k ui nkerb \ st, Olog i. FM 1-16. Do e vond ' �'. v � 8-11-'54 tot 1-2- 57, d.d. j. Boeles, 1951: pp. 52, 482, PI. 6, fig. 13; Fokkens, 1991: 197. nkel 9� ;\'18 p E 5. D Assen . cn p .M . . DM . G lasberg onaal . Melll 5. 1\-7-'5 235. , )- ningen a. Opsterland. cI' e Gro provI. n b. Bakkeveen, kaartblad l iF, coordinaten 214.000/567.800. c. 1918; gevonden te Bakkeveen (Mieuwmeerswijk). ca. 218.050/579.950. d. Speerpunt met vrij smal, iets afgerond blad, ondereinde van de 23 \ . I ' . O'ate n 6H c oordl tenvandeweg Kuzemer- schacht afgebroken, blad vlij sterk omgebogen. eek _ ,. ,. ad a'tenoos a, L I kaartb ilN "e r verventn., Boef s 'natte b. n ujden Gevond e c. Rituele depositie van bronzen voorwelpen in Noord-Nederland 307

e. Speerpunt met pingaatjes, type Liineburg. een hondenschedel (mogelijk op dezelfde plaats als DM 1960/11 f. Late bronstijd. 2). g. Donkergrijze patina, oorspronkelijkdonkerkoperkleurig, schacht d. Smalle, onbeschadigde, matte bronzen dolkkling met in het bo­ direct onder het blad afgebroken, blad vrij sterk omgebogen. venstuk vier klinknageIs,waarvan drie met gro te kop (Rillgkopj­ h. Enkelvoudige vondst, context onbekend. IIiele). i. FM 7B- 1. e. Ringnietendolk, type Sogel. j. Boeles, 1920: p. 293; Boeles, 1951: pp. 52, 482, PI. VI, fig. 13; f. Begin midden-bronstijd. Fokkens, 1991: p. 195. g. Object niet gezien. h. Enkelvoudige vondst uit natte context (de dolk is niet gecombi­ 236. neerd met een ander bronzen voorwerpen bovendien is de associatie a. Opsterland (SmallingerIand). met de hondenschedel niet zeker). b. Ureterp (Drachten), kaartblad IIE, coordinaten 202.660/567.660. i. DM 1922/VII I. c. Ca. 1960; gevonden in grind gebruikt bij de aanleg van Rijksweg j. Museumverslag DM 1922: p. IO. 43, ter hoogte van het verpleeghuis Bertilla, waareen materialen­ opslag voor de Rijksweg was. Volgens de vinder zou het grind 240. afkomstig zijn u;t Duitsland, Ureterp, gerneen te Opsterland of a. Borger. mogelijk Drachten, gemeenteSmallingerland (in F.M. geinventa­ b. Drouwenemlond. riseerd onder Drachten). c. 1884; gevonden in het veen aan de DrouwenemlOnd in de zoge­ d. Vrij lange speerpunt met lancetvomlig blad en sterk conische, tot naamde '60 roeden', IO voet (ca. 3 m)diep onder het veen op de de punt toelopende schacht met twee pingaten, onversierd. zandbodem. e. Speerpunt met pingaatjes. d. Weinig beschadigde bronzen dolk met twee volledige en tweeon- f. Late bronstijd (datering volgens Fokkens, 1991: p. 192). volledige klinkboutgaatjes, punt afgebroken. g. Resten donkerbruine patina aanwezig, krassen op de vleugel­ e. Nietendolk, type Sogel. bladen, evenwijdig met de koker, onderste deel van de schacht f. Begin midden-bronstijd. ingedeukt en groen geoxideerd, ook aan de binnenkanL g. Niet gezien. h. Enkelvoudige vondst, mogelijk uit natte con tex t (grind wordt h. Enkelvoudige vondst uit natte contexL vaak opgebaggerd uit rivieren). i. GM 188411 Il. i. FM I 967/VIII 2. j. j. Fokkens, 1991: p. 192. 24 1. Dolken a. Borger. b. Oostemloerse Vaart. Provincie Drenthe c. Gevonden bij het over het land verspreiden van bagger afkomstig uit de Oostemloerse Vaart, ter hoogte van de oude brug in de Drouwenerdijk, bij de huidige samenvloeiing van het Voorste 237. Diep en het Groote Diep (mogelijk op dezelfde plaats als DM a. Anloo. 19221VII I). b. Eext/Anderen, kaartblad 120, coordinaten 242.070/558.400. d. Bronzen dolk met oorspronkelijk vier nieten, waarvan vier be- c. 1928; gevonden in het hoofdgraf van een grafheuvel ten westen waard, top beschadigd, ongepatineerd. van de Eexter grafkelder en ten zuiden van de zandweg Eext­ e. Nietendolk. Anderen. f. Bronstijd. d. Fragmenten van een bronzen dolkkling. g. Object niet gezien. e. Type Sogel. h. Enkelvoudige vondst uit natte contexL f. Begin midden-bronstijd. i. DM 1960/11 2. g. Groen geoxideerd. j. Museumverslag DM 1960: p. 355. h. GrafvondsL i. DM 1928/VII 6. 242. j. Lohof, 1991 (II): p. 7, nr. 015-0. a. Emmen. b. Bargeroosterveld. 238. c. 1953; gevonden in het veen, op ca. 60 cm onder het maaiveld, bij a. Anloo. herontginning, gedeeltelijk ontginning, van een stuk land, ca. 250 b. Gasteren, kaartblad 120, coordinaten 241.430/56 1.67. m ten noorden van de zogenaamde 'Tramsplitting' bij Barger­ c. 1964; gevonden te Gasteren, in de nabijheid van tumulus 43, oosterveld. binnen een straal van ca. 20 m vanuit het heuvelcentrum, maar niet d. Bronzen dolk, bestaande uit een gegoten bronzen kling, oor­ met zekerheid afkomstig uit de heuvel. spronkelijk met vier klinknageIs, waarvan er nog twee bewaard d. Bronzen, donkergroen gepatineerde dolk, plaats der nieten du ide- zijn, bevestigd in een hoomen greep, welke grotendeels bewaard lijk te zien. is gebleven. Ingesneden versiering en versieringen door reeksen­ e. Nietendolk. tinnen nageltjes. f. Midden-bronstijd. e. Type Unetice/Adler berg. g. Donkergroen, sneden beschadigd. f. Vroege bronstijd. h. Enkelvoudige vondst uit drogecontext (het staat niet vastdat deze g. Object niet gezien. vondst uit de grafheuvel kom!, laat staan dat het een grafgift is). h. Enkelvoudige vondst, mogelijk uit natte contexL i. DM 19841IV I. i. DM 1955/VIII I. j. Harsema & Ruiter, 1966; 195-196, fig. 8; Lohof, 1991 (II): p. 14, j. B\uler, 1960c: p. 101; Butler, 1963b: p. 20 1; Butler & Van der nr. 029- 1; Kooi, 1986b: p. 147. Waals, 1966: pp. 87, 109, 112, 121, fig. 25; De Laet & Glasbergen, 1959: p. 118, PI. 25; Glasbergen, 1956: pp. 191-198, fig. 2-4; 239. Glasbergen, 1960: pp. 190-198, fig. 4-5; Heringa et al., 1985: p. a. Borger. 56; Van der Sanden, 1990: hfdsL 20, fig. IO. b. DrouwenlBuinerveen. c. 1922; gevonden bij de nOmlalisering van de OostemlOerse Vaart tussen station Dromven en Buinerveen in veengrond, samen met 308 M. ESSINK & J. HIELKEMA

243. f. Begin midden-bronstijd. a. Emmen. g. Object niet gezien. b. WeerdingelValthe. h. Enkelvoudige vondst uit natte context. c. 1920; gevonden in heuvelgrond van de meest westelijke heuvel in i. OM 1914/VJIl I. het tumuliveld ten westen van het 'Kamperesje', tussen Weerdinge j. Olasbergen, 1957: p. 169, PI. IX: I. en Valthe. d. Plat, afgeknot, semi-Iancetvormig fragment van een dolk, sterk Zwaarden geoxideerd, lichtgroen. e. ? f. Bronstijd. Provincie Drenthe g. Sterk geoxideerd, lichtgroen. h. Enkelvoudige vondst uit droge context. 248. i. DM I 920/VJIl 5. a. Borger. j. Museumverslag DM 1920: p. 17. b. Drouwen, kaartblad 120, coiirdinaten249.2 50/551 .950. c. 1927; gevonden in het restant van de grafheuvel met ringsloot in 244. het vroeg-middeleeuwse grafveldte Drouwen, in het hoofdgraf, a. Oasselte. samen met een bronzen scheermes, een geknikte bronzen randbijl, b. Oostermoerse Vaart. twee gouden spiraalringen, een silex vuurslag en negen silex c. Oevonden in de OostemlOerse Vaart, ongeveer halvef\vege de pijlpunten, graf 'stamhoofd van Drouwen'. Cholerasloot en de Drouwenerdijk. d. Kort, enigszins gebogen, laurierbladvormig Z\vaard (of dolkje)met d. Bronzen dolk. drievoudige, niet geheel tot het midden doorlopende driehoek­ e. ? versiering evenwijdig aan de rand, mediaan afgezet met verdiepte f. Bronstijd. bogen ofhalve kringen. g. Bronskleurig met donkere plekken (volgens documentatie But- e. Type Siigel. ler). f. Begin midden-bronstijd. h. Enkelvoudige vondst uit natte context. g. Oroen geoxideerd. i. Prive-collectie. h. Orafvondst. j. i. DM 1927/VJIl 40c. j. Museumverslag DM 1927: p. 17; Butler, 1963b: pp. 115-117; 245. Butler, 1969: pp. 107-1 10, fig. 48-49; Butler, 1971: NL 12; Butler, a. Vries. 1982: fig. 8.3:5; Butler, 1986: pp. 149- 1 50, fig. 16a, fig. 16c; b. Zeijen, kaartblad 12A, coiirdinaten23 1 .220/565.040. Butler, 1990: pp. 71-73, fig. 14; Byvanck, 1946: pp. 162, 168; De c. Oevonden in tumulus 114 in het Noordsche Veld bij Zeijen, Laet & Olasbergen, 1959: pp. 116, 121, fig. 47; Heringa et al., samen met aardewerk, een zandstenen slijpsteentje en crematie­ 1985: p. 51; Hielkema, 1994: p. 7, fig. 5:2; Lohof, 1991 (II): pp. resten. 28 -29, nr. 061 -0. d. Bronzen dolk met houtresten. e. Nietendolk. 249. f. Begin midden-bronstijd. a. Borger. g. Object niet gezien. b. Drouwen. h. Orafvondst. c. Ca. 1941; opgeploegd, ca. 2 kmten zuidwesten van het umenveld i. DM 1919/VII 40. te Drouwen, blijkbaar in een lage venige plek, bij vondst was nog j. een stuk van een hou ten handvat aanwezig, dat nu verloren is. d. Bronzen zwaard. 246. e. Oreeptongzwaard, Scandinavisch type. a. Zuidlaren. f. Late bronstijd. b. Annertol/Schuilingsoord. g. Object niet gezien. c. 1921; gevonden in de boomkist van het hoofdgraf in tumulus JIl h. Enkelvoudige vondst uit natte context. bij Annertol te Schuilingsoord. i. Prive-collectie. d. Oeheel geoxideerde, groenachtige bronzen dolk met houtresten j. Butler, 1986: pp. 157-158, fig. 23. en drie klinkboutjes aan de bovemand. e. Nietendolk. 250. f. Vroege bronstijd. a. Emmen. g. Object niet gezien. b. Mussel Aa. h. Orafvondst. c. Volgens de inventaris in het R.M.O. gevonden aan de Mussel Aa i. DM 192 1/VII 12. op de grens van de gemeenten Emmen en Odoom, maar dit kan j. Museumverslag DM 1931: pp. IO-I I; Butler, Lanting & niet kloppen. Precieze vindplaats niet duidelijk. Van der Waals, 1972: pp. 227, 239, fig. 8. d. Langwerpig, bronzen zwaard, nog voorzien van twee klinkbou- ten. Provincie Groningen e. Brits type. f. Midden-bronstijd. 247. g. Sterk gecorrodeerd. Bovenste deel goudkleurig, verder veel groene a. Haren. oxidatie, maar ook stukjes zwarte patina. Slecht geconserveerd. b. Onnen. h. Enkelvoudige vondst, mogelijk uit natte context. c. 1914; gevonden te Onnen, ca. I m diep in veen land. i. RMO cI928/9. 1. d. Ooudkleurige bronzen dolkkling met vier klinknagelgaatjes (aan j. Butler, 1960a: p. 222; Butler, 1963b: pp. 114, 217. vankelijk blijkbaar met nog een sindsdien verloren gegaan klink­ 251. boutje), waarvan de twee midde1ste uitgebroken. Boven, onder en a. Havelte. tussen de klinkboutgaatjes duidelijke afdruk van de organische b. Uffelte, kaartblad 16H. handvatbasis. c. 1937; gevonden in de midde1ste van een drietal tumuli aan de e. Nietendolk, type Siigel. Studentenkampweg van Uffe1te naar Wapserveen, nabij het cen- Ritue/e deposifie van bronzen voorwetpen in Noord-Neder/and 309

tmm van de heuvel. Uit dezelfde heuvel, maar op een andere dag h. Enkelvoudige vondst uit natte context. gevonden, komen vier fragmentenvaneen bronzen schijfkopoaald. i. GM 1896/1 4. Deze naald is mogelijk jonger dan het zwaard. j. Boeles, 1920: p. 294; De Laet & Glasbergen, 1959: p. 167; d. Twee fragmenten van het lemmet van een bronzen zwaard. Glasbergen, 1957: pp. 140, 169, PI. XI; Roymans, 1991: pp. 24, e. ? 26, 76. f. Midden-bronstijd. g. Object niet gezien. 256. h. Grafvondst. a. Vlagtwedde. i. DM 1937/IV 7b . . b. Ter Apel. j. c. Ca. 1955; gevonden bij het aardappelrooien ca. 1750 m ten oost­ zuidoosten van de Kloosterkerk te Ter Apel, direct ten westen van 252. het Ruiten Aa-kanaal en even ten noorden van een uitloper van de a. Odoom. Vosseberg in de koie van genoemd kanaal, bl ijkbaar opgeploegd b. Exloerkijl. uit onderliggend veen. c. 1923; gevonden opveenplaats 21 te Exloerkijl, opca. 1,2 m onder d. Groot bronzen zwaard, versierd met groeflijnen en ricasso, met het veenoppervlak. drie beschadigde nietgaten op de schouder en een groot aantal d. Bronzen zwaard (of dolk) met twee paar klinkoagelgaten boven elkaar oversnijdende nietgaten op de greeptong, gereinigd na elkaar. vondst (door vinder?). e. Type Rosnoen. e. GrijfZl/ngenscl/lvert, Erbenheimer type, Hallstatt. f. Midden-bronstijd. f. Late bron�tijd. g. Bminldonkerkoperkleurig met donkerbmine patina. g. Van het oorspronkelijke patina is door grondige reiniging vrijwel h. Enkelvoudige vondst uit natte context. niets bewaard gebleven, maar nog wel wat donkerbruine vlekken i. DM 1923/V 2. zichtbaar, verder plekken met groene corrosie, licht beschadigd, j. Museumverslag DM 1923: pp. 21-22; Butler, 1987: p. 32, fig. 12. uiterste puotje en helft van de greeptong afgebroken. h. Enkelvoudige vondst, mogelijk uit natte con tex t. 253. i. GM 1959/XII I. a. Odoom. j. Van der Waals, 1962: pp. 118-12I,fig. 2-3. b. Exloerveen, kaartblad 17F. c. 1895; gevonden samen met een kokerbijl, twee voet (ca. 60 cm) ProvinGie Fries/and onder het oppervlak te Exloerveen, in rood zand. d. Fragment van een tweesnijdend bronzen zwaard. 257. e. ? a. Heerenveen (voorheen Schoterland). f. Late bronstijd. b. Heerenveen. g. Oorspronkelijk koperkleurig, nu groen geoxideerd. c. Gevonden bij kanalisatie van de rivier de Tjonger of Kuinder, h. Meervoudige vondst uit droge context. precieze vindplaats onbekend, maar vermoedelijk in de omgeving i. DM 189511 2. van Heerenveen. j. d. Vrij breed bronzen zwaard,langs de snede versierd met richel en groef. Langs de schouder, in het midden van het heft en in het ProvinGie Groningen uiteinde respectievelijk twee keer twee, twee en een nietgaatje. e. Type Giindlingen, Hallstatt. 254. f. Vroege ijzertijd. a. Bellingwolde. g. Bronskleurig met gedeeltelijk donkere patina, glad, zeer goed b. Wedde. geconserveerd, onbeschadigd, alleen oppervlak licht gekrast. c. 1875; gevonden in het veen ten noorden van Wedde, ca. 3,5 voet h. Enkelvoudige vondst uit natte con tex t. (ca. 10,5 m) diep. i. FM 4A- 1. d. Dun, rapiervonnig bronzen zwaard met twee grote klinknagel­ j. Boeles, 1920: p. 294; Boeles, 1951: pp. 54, 482, PI. VI; Byvanck, gaten, punt afgebroken. Volgens de vroegere opgaven zou aan­ 1946: p. 161; Roymans, 1991: p. 77. vankelijk een hou ten of benen, ca. IO cm lang handvat aanwezig geweest zijn, doch te veel vergaan om bewaard te worden, dit­ Messen zelfde geldt voor de punt, deze zou nanlelijk te zeer geoxideerd zijn geweest. e. ? Provincie Drenfhe f. Late bronstijd. g. Oorspronkelijk koperkleurig, nu met vrij egaal overhet oppervlak 258. verdeeide bminige patina, putjes in oppervlak. a. Borger. h. Enkelvoudige vondst uit natte context. b. Drouwen, kaartblad 12G, coordinaten 249.000/55 1.700. i. GM I 875/V1 2. c. 1984; gevonden met een groot aantal andere bronzen voorwerpen j. in de scherven van een door de ploeg geraakt potje in het Drou­ wenerveld. Deze voorwerpen zijn grotendeels afkomstig uit Noord­ 255. DuitslandlZuid-Scandinavie. a. Haren. d. Bronzen kokemles. b. Onnen. e. Socketed knife. c. Gevonden op 1,5 m diepte in het veen ten oosten van Owen. f. Late bronstijd. d. Onbeschadigd, roodkoperkleurig bronzen zogenaanlde antewe­ g. Grqen geoxideerd. zwaard met afzonderlijk gegoten, door een plug vastgezet gevest h. Meervoudige vondst, mogelijk uit droge context. met antewevomlig uiteinde. Versiering met groeven en ribbeis. i. DM I 984/XII 30. e. VolIgrijfschlVert, alllennae-pollllllel sIVord, Hallstatt. j. Butler, 1986: pp. 133- 168, fig. 4; Hielkema, 1994: p. 9; Kooi, f. Late bronstijd. 1986a: pp. 62-63; Kooi, 1986b: pp. 146- 150. g. Oorspronkelijke kleur roodkoper, nu bmine patina, op sommige plekjes roodkoper nog zichtbaar. 310 M. ES SINK & J. HIELKEMA

259. d. Vuilgroenachtig-koperkleurig, sterk gekromd, gegoten bronzen a. Borger. mes (ofsikkel). b. Drouwen, kaartblad 12G, coordinaten 249.000/55 1 .700. e. ? c. 1984; gevonden met een groot aantal andere bronzen voorwerpen f. Bronstijd. in de scherven van een door de ploeg geraakt potje in het Drou­ g. Object niet gezien. wenerveld. Deze voorwerpen zijn grotendeels afkomstig uit N oord­ h. Enkelvoudige vondst uit natte context. Duitsland/Zuid-Scandinavie. i. DM 190811X I. d. Bronzen mes. j. Museumverslag DM 1908: p. 7. e. Ta nged knife . f. Late bronstijd. 264. g. Groen geoxideerd. a. Havelte. h. Meervoudige vondst, mogelijk uit droge context. b. Havelte, 'Het Lok',kaartblad 16H,coordinaten 21 1 .000/530.500. i. DM 19841XII 15. c. 1872; gevonden bij het pioegen in zand in het zogenaamde 'Lok' j. Butler, 1986: pp. 133- 168, fig. 4; Hielkema, 1994: p. 9; Kooi, ten widen van Havelte, samen met een kokerbijl met een gietprop 1986a: pp. 62-63; Kooi, 1986b: pp. 146-1 50. en een tweede kokerbijl. De vindplaats ligt aan de rand van een laagte en was mogelijk vroeger veel natter dan nu. 260. d. Beschadigd, lichtgroen geoxideerd, bronzen kokermes, uiteinde a. Emmen. afgebroken, met twee pingaten in de schachtkoker, die overigens b. Bargeroosterveld. gescheurd is. Versiering met parelmoerrandjes, ribbeltjes, half­ c. Gevonden in het Bargeroosterveld, samen met een bronzen scheer­ cirkelvorrnigeboogl ijntjes en groeflijnen. mesje. e. Socketed knife , Hunze-Eems Industrie. d. Beschadigd, lichtgroen geoxideerd bronzen Olesmet afgebroken f. Late bronstijd. punt. g. Oorspronkelijk koperkleurig, nu lichtgroen geoxideerd. Volgens e. Tanged IIrnfield kniJe . Hielkema hebben de vondsten een veen patina. f. Late bronstijd. h. Meervoudige vondst, mogelijk uit natte context. g. Groen geoxideerd. i. DM 1872/1 16. h. Meervoudige vondst, mogelijk uit droge context (in theorie zou j. Butler, 1961a: pp. 207-208, 210-211,fig. 14, Pl. IV; Butler, 1965: dit een grafvondst kunnen zijn, aangezien scheermesjes vaak p. 175; Butler, 1968: pp. 215, 223; Butler, 1969: afb. 43; Butler, voorkomen als grafgiften). 1986: p. 167, fig.25, fig. 29; Fokkens, 1991: p. 212; Hielkema, i. DM I 899/XI 23. 1994: p. 8, fig. 8: I. j. Butler, 1960c: pp. IO 1- 102, 105- 106, III, 123, fig. 50, PI. XIV; Butler, 1960a: pp. 211-213, 220-222, 226, fig. IO; Butler, 1986: 265. pp. 133-168, fig.4. a. Odoom. b. Odoomerveld. 26 1. c. 1905; gevonden in het Odoomerveld, in een veentje, op een diepte a. Emmen. van 50 cm. b. Bargeroosterveld, kaartblad 17H. d. Koperkleurig bronzen meslemmet. c. 1900; gevonden ongeveer 25 cm diep in een grafheuveltje in e. Ta l/ged IImfield kl/iJe. Bargeroosterveld, nabij Angelsloo, samen met twee bronzen hiel­ f. Bronstijd. bijlen, drie fragmenten van een bronzen armring, een bronzen g. Gedeeltelijk met donkerbruine patina. staafje en twee bronzen ringen. Er zijn echter geen aanwijzingen h. Enkelvoudige vondst uit natte context. dat het hier om grafgiften gaat. i. DM 1905/V1 3. d. Sterk beschadigd en gebroken bronzen mesje. j. Butler, 1960c: p. 109. e. ? f. Late bronstijd. 266. g. Groen geoxideerd. a. Odoom. h. Meervoudige vondst uit droge context. b. ValtheÆmmen. i. DM 1900/III 32. c. 1819; gevonden in een graflleuvel tussen Valthe en Emmen met j. Butler, 1959: pp. 139- 140, fig. IO; Butler, 1960c: pp. 101-102, een hoeveelheid crematieresten (niet sanlen met een naald, zoals 105, 110, 114, 123-124, fig. 49; Butler, 1960c: pp. 106, 207-208, vermeld in de inventaris van het DM). 210-2 1 1,220-222,226, fig. 9; Butler, 1963b: fig. 18; Butler, 1971: d. Lang, fraai versierd, in tweeen gebroken, lichtgroen geoxideerd, NL 16; De Laet & Glasbergen, 1959: p. 148; Hielkema, 1994: pp. groot bronzen mes met dubbel T-vorrnigegreep. Versiering met 8-9. groeflijnen en nopjes. e. Ta nged umfieldkniJ e, VolIgriffmesser, 'offemles'. 262. f. Late bronstijd. a. Emmen. g. Oorspronkelijk koperkleurig, nu lichtgroen geoxideerd, snede b. Emmen. beschadigd. c. Gevonden in Emmen, precieze omstandigheden onbekend. h. Grafvondst. d. Klein bronzen mesje. i. DM 186311 9. e. ? j. BoeJes, 195 1: p. 53; Butler, 1973: pp. 15-27, fig. 6; Byvanck, f. Bronstijd. 1946: p. 180; De Laet & Glasbergen, 1959: p. 150; Westendorp g. Donkergroen gepatineerd. 1819: p. 82; Westendorp, 1822: pp. I l, 326. h. Enkelvoudige vondst, mogelijk uit droge context. i. RMO c 1925/9.3. 267. j. a. Schoonebeek. b. Sch'oonebeek. 263. c. 1894; gevonden sanlen met een speerpunt, twee kokerbijlen, een ' a. Emmen. kokerrnesen een kokersierstuk opeen stuk groenland op laagveen b. Emmercompascuum. in het dal van de Barger- ofWesterbeek, ten westen van de beek, c. 1908; gevonden in nog niet verwerkt moerasijzererts te Emmer­ ca. 1,5 kmten noordoosten van Schoonebeek, ca. 50 cm onder het compascuum (moerasijzererts werd gewoonlijk van elders aange­ veen op zand. voerd). Rirlle/e deposirie vall brollzen voonveJpell in Noord-Neder/and 31 1

d. VuilkoperkJeurige, deels met maiaehiet (= edelroest) aangelopen Provincie Fries/and kokemles met twee pingaten in de koker. e. Socketed IIrnfield kniJe . 27 1. f. Late bronstijd. a. Ooststellingwerf. g. Vuilkoperkleurig met gedeeltelijk zwarte patina. b. Appelscha, kaartblad IIH, coordinaten 219.000/552.000. i. DM 18941XII lb. c. 1933; gevonden door arbeiders bij heideontginning, onder stuif­ h. Meervoudige vondst uit natte context. zand, ca. I m diep in een dunne veenlaag. j. Butler, 1961: fig. 21; Butler, 1965: 1754; Butler, 1968: pp. 215, d. Lang mes, versierd met parelknoppen, driehoekig, met strepen 223; Butler, 1969: afb. 28: afb. 44; Butler, 1986: p. 167, fig. 28; ingevuld geometrisch ornament (op de rug), dubbele lijnen en De Laet & Glasbergen, 1959: pp. 148-149, PI. 32; Eischveld rechthoekjes. Bosch, 1980: pp. 135-148, fig. 3, fig.4, fig. 6; Hielkema, 1994: p. e. Tanged IIrnfield kniJe, VolIgrifflllesser, 'offernles'. 8, fig. 9; Jacob-Friesen, 1967: p. 379, Tafel l72:8- 13. f. Late bronstijd. g. Donkerbruin van kleur, op snede, punt en in aantal krassen oor- 268. spronkelijke koperk le ur zichtbaar. a. Schoonebeek. h. Enkelvoudige vondst uit natte context. b. Schoonebeek. i. FM 218-42. c. 1894; gevonden samen met een speerpunt, twee kokerbijlen, een j. Boeles, 1951: pp. 52-53, 482, PI. VII; Butler, 1973: pp. 15-27, fig. kokemles en een kokersierstuk op een stuk groenland op laagveen 5; Byvanck, 1946: pp. 161, 180, afb. 40; De Laet & Glasbergen, in het dal van de Barger- ofWesterbeek, ten westen van de beek, 1959: p. ISO, PI. 32; Fokkens, 1991: p. 20 I. ca. I,S km ten noordoosten van Schoonebeek, ca. 50 cm onder het veen op zand. 272. d. Bronzen kokermes met twee pingaten, de koker versierd met a. Ooststellingwerf. bandjes, de rug versierd met afwisselend lijnen en kruisen. b. Haule/Weper, kaartblad IIH, coordinaten 217.000/560.000. e. Socketed IIrnfield knife . c. 1935; gevonden door arbeiders bij de verbreding van de rivier de f. Late bronstijd. Tjonger/Kuinder tussen Haule en Weper. g. Donkerkoperkleurig met resten van donkerbruine patina, putjes in d. Bronzen kokemles met twee pingaatjes in de koker, punt afgebro- het oppervlak, voorste stuk van het lemmet gebroken. ken, snijkant duidelijk afgeschuind, iets gecorrodeerd. h. Meervoudige vondst uit natte context. e. Socketed kniJe. i. RMO cI894111.1. f. Midden-bronstijd. j. Butler, 1961: fig. 21; Butler, 1969: afb.28, afb. 44; Butler, 1986: g. Bronskleurig, met gedeeltelijk don kere patina, voomamelijk op p. 167, fig. 28; De Laet & Glasbergen, 1959: pp. 148- 149, PI. 32; de koker. Eischveld Bosch, 1980: pp. 135- 148, fig. 3, fig. 4, fig. 6; Hielkema, h. Enkelvoudige vondst uit natte context. 1994: p. 8, fig. 9; Jacob-Friesen, 1967: p. 379, Tafel 172:8- 13. i. FM 218-44. j. Boeles, 1951: pp. 52, 482, PI. VII; Butler, 1986: p. 168, fig. 26; 269. Byvanck, 1946: afb. 40;Fokkens, 1991: p. 196. a. Schoonebeek. b. Schoonebeek. c. 1907; gevonden bij het delven van ijzererts op een perceel nabij 6. ANALYSE V AN HETVERSPR EIDINGSBEELD de zuidoostgrens van Drenthe en Hannover (Duitsland) bij grens­ paal 156, op een diepte van ca. 50 cm. d. Onbeschadigd, koperkleurig, bronzen kokermes, versierd met 6.1. De graf- en meervoudige depotvondsten twee paar parelmoerlijntje en groeflijnen. e. Socketed urnfieldkni fe . In de catalogus zijn 191 bijlen, 45 lanspunten, 11 dolken, f. Late bronstijd. 10 zwaarden en 15 messen opgenomen. Een deel hier­ g. Roodkoperkleurig, gedeeltelijk met bruine patina, snede licht be- van bestaat uit grafvondsten, en uit meervoudige vond­ schadigd, kleine putjes in oppervlak. h. Enkelvoudige vondst, mogelijk uit natte context. sten die gezien de vondstomstandigheden en!of vondst­ i. DM 1907/XI 3. samenstellingen geen grafvondsten kunnen zijn, en dus j. Butler, 1986: p. 167, fig. 27. als meervoudige depotvondsten beschouwd moeten worden. Provincie Groningen Tot de grafvondsten worden gerekend: Cat.nr. 5 Hielbijl, tumulus I Hijken - 1953. 270. a. Stadskanaal. Cat.nr. 17 Geknikterandbijl,tumulusDrouwen- I 927 b. Onstwedde. Cat.nr. 134 Hielbijl, tumulus Sleen-Zweeloo c. Ca. 1960; gevonden (opgeploegd) op een perceel land langs de Cat.nr. 222 Lanspunt, urnenveld VIedder westelijke oever van de Mussel Aa in de 'Hidsmeden' , ca. 2 km Cat.nr. 237 Dolk, tumulus Eext ten zuidwesten van Onstwedde. d. Gebroken en kromgebogen kokemles. Cat.nr. 245 Dolk, tumulus 1 14, Zeijen-Noordse Veld e. Sodeted knife . Cat.nr. 246 Dolk, tumulus III, Schuilingsoord f. Late bronstijd. Cat.nr. 248 Zwaard, tumulus Drouwen - 1927 g. Bruine patina, krassen op het oppervlak, hieronder plaatselijk Cat.nr. 25 1 Fragmenten zwaard, tumulus Uffelte groene oxidatie zichtbaar, in twee stukken gebroken, breukvlak­ Cat.nr. 266 Mes met dubbe l T-vOlmige greep, Valthe ken groen geoxideerd, kromgebogen. h. Enkelvoudige vondst, mogelijk uit natte context. - 1819 i. GM 1964/VIII I. j. Butler, 1968: pp. 206-223, fig. 2; Butler, 1986: p. 168. De randbijl van type Emmen (cat.nr. 103) werd welis­ waar in een verstoven grafheuvel gevonden, maar kan niet als grafgifi worden beschouwd. De bijl wordt hier als losse vondst uit droge context behandeld. Hetzelfde 312 M. ESSINK & J. HIELKEMA

geldt voor het fragment van een dolk (cat.nr. 243) uit een grafheuvel op het Kamperesje bij Weerdinge. De lanspunt van Borger (cat.nr. 192) wordt als nederzettings­ vondst beschouwd.

De volgende meervoudige vondsten zijn bekend: - Nijeveen: twee randbijlen van type Magerkingen (86 en 87) uit dezelfde ontvening. Vrijwel zeker een depotvondst. Natte context (fig. 2); - Sellingersluis: twee randhielbijlen (168 en 169). Natte context (fig. 3); - Emmerdennen: twee hielbijlen, beide misgietsels (65 en 66). Droge context; - Zeegse: twee kokerbijlen (128 en 129). Natte context (fig. 5); - Bargeroosterveld (1896): twee kokerbijlen (34 en 35). Droge context (fig. 4); - Bargeroosterveld (1900): twee hielbijlen, waarvan een fragmentair (39 en 40), mes (261), fragmenten van een armband, twee gesloten ringen en een 'staafje'. Droge context; - Schoonebeek: twee kokerbijlen (120 en 121), twee kokermessen (267 en 268), lanspunt (220) en bronzen handvat. Natte context; Fig. 2. De depotvondst van Nijeveen (Dr.): twee randbijlen van type Magerkingen (cat.nrs 86 en 87). Begin midden-bronstijd, nat - Havelte-Het Lok: twee kokerbijlen (81 en 82) en milieu. Schaal 1:2. kokermes (264). Natte context;

Fig. 3. De depotvondst van Sellingersluis (Gr.): twee randhielbijlen van type Vlagtwedde (cat.nrs 168 en 169). Eerste helft midden-bronstijd, nat milieu. Schaal 1:2. Rifuele deposifie van bronzen voorwerpen in Noord-Nederland 313

-o

Fig. 4. De depotvondst van 1896 uit Bargeroosterveld (Dr.): twee Fig. 5. De depotvondst van Zeegse (Dr.): twee kokerbijlen van de kokerbijlen, een van Seddiner type en een van de Hunze-Eems Hunze-Eems industrie (cat.nrs. 128 en 129). Late bronstijd, nat industrie (cat.nrs. 34 en 35). Late bronstijd, droog milieu. Schaal milieu. Schaal 1:2. 1:2.

- Nieuw-w'eerdinge: twee lanspunten (203 en 204). - Klijndijk: kokerbijl (109) en twee stenen hamers Natte context (fig. 6); van type Muntendam, waarvan een fragmentair. Droge - Eldersloo: lage randbijl (cat.nr. 116), lanspunt context; (216) en slijpsteen. Natte context (fig. 7); - Bargeroosterveld (1899): Griffangelmesser (260) - Exloo: kokerbijl (96) en fragmentair zwaard (253). en bronzen scheermes. Dit zou eventueel ook een graf­ Droge context; vondst kunnen zijn, maarde beschrijving van de vondst­ - Onstwedderholte: kokerbijl (156), twee gescha­ omstandigheden is ontoereikend. Droge context; kelde ringen en vier armbanden. Natte context (fig. 8); - Roswinkelerveen: top van een hielbijl (46), frag­ - De Wilp-Ronde Meer: kokerbijl (154) en slijp­ menten van een dubbelzijdige kam van hoom, 46 bam­ steen. Natte context; stenen kralen en een fragment leer. Natte context; 314 M. ES SINK & J. HIELKEMA

�o o �O O Fig. 6. De depotvondst van Nieuw-Weerdinge (Dr.): twee lans­ � punten (cat.nrs. 203 en 204). Late bronstijd, nat milieu. Schaal 1:2.

- Borger: pot gevuld met deels gebroken en verbogen bronzen voorwerpen en fragmenten van bronzen voor­ werpen, inclusiefkokerbijl (20), Griffangelmesser (259), kokermes (258) en bronzen lanspunt(194). Fragmenten van verschillende andere kokerbijlen, lanspunten en een mes zijn niet in de catalogus opgenomen. Droge context.

Dat betekent, dat 26 bijlen, 7 lanspunten, 3 zwaarden, 3 dolken en 8 messen aan nederzettings-, graf- en depot­ vondsten kunnen worden toegeschreven. Van de 17 meervoudige vondsten met bijlen, lans­ punten, zwaarden, dolken of messen die uit Noord­ Nederland bekend zijn, zijn er tien afkoms tig uit een natte contexten zeven uiteen droge context. Een van die laatste groep is secundair in een grafheuvelgeplaatst. Deze en de meervoudige vondsten uit een natte context zijn te interpreteren als rituele depots, afgaande op de eerder genoemde criteria. Bij de meervoudige vondsten die in een droge context zijn gevonden, valt het op dat er in de meeste gevallen gefragmenteerde voorwerpen in voorkomen, in het geval van Drouwen zelfs een pot v ol. Ook mislukte en onafgemaakte voorwerpen komen voor in meervoudige vondsten uiteen droge context. Al deze dingen zijn kenmerkend voor niet-rituele depots. Het depot van Bargeroosterveld (cat.nrs 34 en 35) is weliswaar gevonden in een droge context, maar er Fig. 7. De depotvondst van Eldersloo (Dr.): lage randbijl (cat.nr. komengeen gefragmenteerde voorwerpen in voor. Deze 116), lanspunt (cat.nr. 216) en slijpsteen. Vroege bronstijd, nat meervoudige vondst in daardoor minder goed aan te milieu. Schaal 1:2. Rituele deposirie van bronzen voonverpen in Noord-Nederland 315

o

Fig. 8. De depolvondsl van Onslwedderholle (Gr.): kokerbijl van Hunze-Eems induslrie (cat.nr. 156), lwee geschakelde ringen en vier amlbanden. Lale bronslijd, nal milieu. Schaal 1 :2.

duiden als wel of niet-ritueel gedeponeerd. deze voorwerpenoverde vondstcontexten 'nat', 'droog' Het is opvallend dat er vier meervoudige vondsten en 'onbekend' . De eerste grafiek (fig. 9) bevat alle losse zijn die bestaan uit twee identieke voorwerpen. Het gaat vondsten en beslaat de hele bronstijd. De tweede gra­ hierbij om bijlen. Drie van deze vondsten stammen uit fiek (fig. 10) bevat alleen de bijlen, en kent een onder­ de midden-bronstijd, de vierde uit de late bronstijd. verdeling in vroege, midde n- en late bronstijd. Voor de Daarnaast zijn er nog zeven meervoudige vondsten, overige voorwerpen waren niet genoeg exemplaren en! waarin twee gelijksoortige voorwerpen voorkomen; of te weinig dateringen bekend voor een dergelijke, deze dateren allen in de late bronstijd. Dit kunnen naast gedetailleerdere indeling. bijlen ook lanspunten of armbanden zijn. Mogelijk had Uit figuur 9 blijkt dat van het totale aantal 'losse' het deponeren van twee gelijke voorwerpen een be­ bijlen iets meer dan 50% gevonden is in een natte paalde bete ken is. context. Slechts 17% is met zekerheid afkoms tig uit een drog� context. Maar zelfs als de bijlen waarvan de vondstcontext niet bekend ofte reconstrueren is alle uit 6.2. De enkelvoudige vondsten zonder context droge context zouden komen, dan is nog steeds het Als 'losse' vondsten blijven dus 165 bijlen, 38 lans­ aantal bijlen uit natte context opvallend groot. Het is punten, 8 dolken, 7 zwaarden en 7 messen over. Aan de immers nauwelijks te verwachten, dat de mens in de hand van de vondstomstandigheden in de catalogus is vroege bronstijd zoveel tijd in vocl1tige gebieden, d. w .z. een tweetal grafieken gemaakt, met een verdeling van rivierda\en en venen, doorbracht dat de kans op verlies 316 M. ESSINK & J. HIELKEMA

90 stige bijlen vormen in de vroege bronstijd bijna 25% (de aantallen zijn echter klein: 3 van de 13!), in de midden­ 80 D nat bronstijd bijna 20%, en in de late bronstijd nog geen IO D droog 13%. Weliswaar is in de midden-bronstijd het totale 60 � onbekend aantal bijlen uit natte, respectievelijk droge context groter dan dat in de late bronstijd (en hetzelfde geldt 50 N= 225 voor 'context onbekend'), maar dat is een gevolg van de 40 verschillende lengtes van beide periodes. W,at wel in­ JO vloed op de percentages kan hebben, is dat onder de bijlen uit droge context uit de midden-bronstijd enkel e 10 niet-herkende grafvondsten schuilgaan. Maar gezien \O het feit dat tot dusverre slechts drie bijlen uit graven n n bekend zijn (zie 6. 1) is het onwaarschijnlijk, dat het om bijlen speerpunten dolken zwaarden messen grote aantallen zou kunnen gaan. De percentuele toe­ Fig. 9. verdeling van alle 'losse' vondsten van bijlen, lanspunten, name van het aantal bijlen uit natte context in de late dolken zwaarden en messen over de vondstcontexten 'nat', bronstijd lijkt dus reeel te zijn. 'droog' en 'onbekend'.

6.3. Factoren die het huidige verspreidingsbeeld Cl nat vertekenen IO Cl droog Ongetwijfeld zijn ook al bronzen voorwerpen gevon­ 60 den v66r dat deze de belangstelling van musea en � onbekend 50 verzamelaars wekten. De vraag is, of diteen factor is die N= 162 40 het verspreidingsbeeld ingrijpend heeft bei'nv loed. Ons inziens is dat niet het geval bij de droge vondsten. JO Grootschalige grondbewerking beperkte zich in Noord­ 10 Nederland van de middeleeuwen tot aan heteind van de

IO 1ge eeuw voornamelijk tot de essen. Het is niet onwaar­ schijnlijk, dat bij de aanleg en eventuele herontginning

vroeg laat van espercelen bronzen voorwerpen zijn gevonden. Maar in de praktijk blijkt telkens weer, dat de diepte van Fig. IO, verdeling van 'losse' vondsten van bijlen lIit de vroege, de grondbewerking op de essen tot voor kort gering midden- en late bronstijd over de vondstcontexten 'nat', 'droog' was. Vaak is een deel van het oude bodemprofiel nog en 'onbekend', Hielbijlen lIit de overgang midden-/late bronstijd zijn bij de midden-bronstijd gerekend. Van drie bijlen staat de intact. Door de plaggenbemesting kwam de ondergrond datering niet vast. bovendien al snel buiten het bereik van de ploeg te liggen. In feite golden essen tot voor kort als plaatsen waar het m'cheologisch bodemarchief goed beschermd in droge en vochtige gebieden vrijwel even groot was. was. In de laatste decennia is dam' echter verandering in Het grote aantal bijlen uit natte context moet dam'om gekomen. Diepe grondbewerking en slinking van de wijzen op bijzondere handel ingen, namelijk het bewust humuslaag door onvoldoende organische meststof spe­ achterlaten van bijlen in nat milieu. Natuurlijk kan niet len hierbij een belangrijke rol. De ondergrond van de uitgesloten worden, dat een deel van de bijlen uit natte essen kom t in toenemende mate binnen het bereik van context simpelweg verloren is, mam' dat kan nietgelden de ploeg, en vondsten uit die ondergrond worden nu voor de grote massa. Hetzelfde geldt kennelijk voor de ornhooggebracht. De toename van het aantal vondsten speerpunten, dolken, zwaarden en messen, al gaat het in de laatste jaren zou hierdoor verklaard kunnen wor­ bij de drie laatsgenoemde groepen wel om kleine aan­ den. De grootschalige ontginningen van de heide in tallen. Overigens kunnen zich onder de 'losse' vond­ Zuidoost-Friesland, Drenthe en Westerwolde hebben sten uitdroge context ook depotvondsten bevinden. Dat pas na 1900 plaatsgevonden. Het grote aantal vondsten is bij de meervoudige depotvondsten immers ook het dat in het begin van deze eeuw de musea bereikte is het geval. resultaat van het omploegen en bewerken van deze Dit figuur 10 blijkt dat in de loop van de bronstijd de gronden, die sinds de vroege middeleeuwen in wezen trend bestond om meer bijlen in een natte omgeving te onaangeroerd wm'en gebleven. deponeren. In de vroege bronstijd is minder dan 40% Een sterke vertekening van het vondstbeeld zal wel van de 'losse' bijlen uit natte context afkomstig. De aanwezig zijn bij de vondsten uit de venen. Grote delen aantallen zijn echter klein (5 van de 13) en voorzichtig­ van de veengebieden in Friesland, Groningen en Dren­ heid is dus geboden. In de midden-bronstijd is bijna the werden al tussen de tweede helft van de 16e eeuw en 50% afkomstig uit een natte context, in de late bronstijd het begin van de 1ge eeuw afgegraven. De belangsteI­ bijna 60%. De met zekerheid uit droge context afkom- ling voor oudheden begint echter, een enkele uit- Rituele depositie van bronzen voonverpell in Noord-Nederland 317 zondering daargelaten, pas in de tweede helft van de 18e Nederland, net als elders in van Europa, tijdens de eeuw op gang te komen. Gesteld kan worden, dat pas op bronstijd (en de ijzertijd) bronzen VOOIwerpen ritueel het moment dat de venen in Zuidoost-Drenthe aan snee werden gedeponeerd, en dat dit voornamelijk werd kwamen, ook oudheden verzameld werden. De concen­ gedaan in veengebieden en in rivieren. Hierbij vormen, tratie van bronzen in de Zuidoost-Drentse venen is dan net zoals in andere delen van Europa, bronzen bijlen de ook verklaarbaar vanuit die late beiangsteIling. Het grootste groep gedeponeerde voorwerpen. De op een na aantal bekende vondstel) uit de venen is ons inziens dus grootste groep wordt in Noord-Nederland gevormd vertekend, in negatieve zin. Over vondsten uit vochtig door de speerpunten, gevolgd door de messen, dolken ofzelfs nat milieu, namelijk de vondsten uitriviertjes en en zwaarden. Dit zijn allemaal wapens, dus VOOIwerpen langs de oevers van riviertjes bestaat minder duidelijk­ die worden geassocieerd met mannen. heid. De stroomdalen zijn nooit grootschalig ontgon­ nen. Weliswaar heeftop vele plaatsen kanalisatie plaats­ gevonden, maar het oppervlak vergraven grond is be­ 8. SUMMARY perkt gebleven in vergelijk met het totale oppervlak aan stroomdallandschap. Waar deze kanalisatie laat plaats­ In the provinces of Groningen, Friesland and Drenthe vond, met zware machinerie, was de kans op ontdek­ a large number of bronze objectsfrom the Bronze Age king bovendien klein. Wel heeft in veel rivierdalen have been fo und during the past 150 years. Most of afgraving van ijzeroer plaatsgevonden (Booij, 1986). these are axes and spearheads, but swords, daggers, Welk effecteen en ander heeft gehad op de vondstberging knives etc. are also known. Many of thesefinds seemed is moeilijk te zeggen, maar waarschijnlijk is deze cate­ to come from a moist or wet context and the question gorie ondergerepresenteerd. was whether they could have been leJtthere deliberately Samenvattend kan gesteld worden, dat de oor­ as ritual hoards ar deposits. spronkelijke verhouding van vondsten over droog en Most aLtfhors consider hoards to be finds af two or nat milieu verschoven is in de richting van een over­ more objects. It is commanly thought that single finds representatie van de droge vondsten. are probably objects that have been lost accidently. Single finds, however, can also be ritual deposits. A ritual deposit can be defined as having been purposely 7. CONCLUSIES deposited, not being a gravefindor settlement find. The number af objects is not important. Uit het onderzoek van de Noord-Nederlandse bijlen, Levy (1982) has suggested a mlmber af criteriafor speerpunten, dolken, zwaarden en messen is gebleken the distinction of ritual and non-ritual hoards an the dat mim de helft van deze voorwerpen afkomstig is uit basis of ethnographic parallels. Her criteria fo r ritual een natte vondstcontext. Ze komen minder vaak voor in hoards are: graven of in een droge context. Bij de bijlen is gebleken l. Special location: in a lVet place, at considerable dat in de loop van de bronstijd procentueel steeds meer depth or covered by a large stone, in a grave mound Ull­ exemplaren in een natte context terechtkomen. associated lVitha burial, in a grove; Het hoge percentage vondsten uit natte context bij 2. Special objects: predominantly ornaments and vOOI·al de bijlen, speerpunten en zwaarden, maar ook bij weapons, objects lVith apparently cosn1OIogical de messen en dolken, wijst er zonder twijfel op, dat een references, predominantly complete ar near complete groot deel van deze voorwerpen bewust in een natte objects; omgeving is gedeponeerd, waarschijnlijk om rituele 3. Association withfood: presenceofanimal remains, redenen. De mogelijke motieven voor het ritueel depo­ pottery (which may have heldfood) alld sickles neren van bronzen voorwerpen zijn besproken in hoofd­ 4. Arrangemellt in a specified order: in a vessel, stuk 2. Het mag echter niet uitgesloten worden dat er encire/ed by stones, objects in parallel rO\vs. onder de vondsten uit natte context enkele toevallig verloren voorwerpen zijn. Her criteria fo r Ilon-ritual hoards are opposed to the Bij vergelijking van het uit ons onderzoek duidelijk criteriafor ritual hoards: geworden beeld met het ons omringende buitenland l. Special locatioll: in dry ground, mari ar gravet blijkt dat Noord-Nederland wat betreft het deponeren lVith no evidence af great depth, beside a stone; van bronzen voorwerpen niet wezenlijk hiervan ver­ 2. Spe ciaI objects: broader range af artifacts, schilt. Het enige duidelijke verschil is dat er hier minder predominantly tools, considerable pre-depositioll depots met meer dan een voorwerp zijn dan in het fragmentation, presellce of ral'vma terial andlor debris buitenland en dat de meervoudige depots minder groot fr om the casting process; zijn. Dit verschil is waarschijnlijk te wijten aan het fe it 3. No association lVith fo od remains; dat Noord-Nederland zelf geen grondstoffen bezit om 4. No special arrangement. bronzen voorwerpen te maken. Daardoor was er minder Other authors (Hoops, 1986; Stein, 1976; Bradley, brons voorhanden om te deponeren. 1990; Hansen, 1991 ; Willroth, 1985) also have similar Afsluitend kan geconcludeerd worden, dat in Noord- criteriafor the distinction between ritual and non-ritual 318 M. ESSINK & J. HIELKEMA hoards. The reasonsfor the ritual deposition or ojfering finds, settlement finds, hoards and lost objects. There ofobjects are unknown, but it may have something to do can be a certain amount of overlap in this division. with the religion of the people who deposited the objects. Grave findsare objects that were buried with a person These ritual deposits were probably mean t as ojfering in the grave. This does not mean that each object from to the gods. a burial mound is a grave find. There are also bronze There are several explanations fo r non-ritual objects that were hidden in an existing burial mound, deposits, such as temporarily hidden personal without the burial of a body Ol' cremated bones at the equipment, stored scrap metal, trader' s merchandise same time. Settlement finds are objects that have been etcetera. In any case, non-ritual hoards were temporarily fo und within a settlement and which were obviously hidden, unlike ritual hoards IVhich were never meant to used there. Often these are refuse, but it is also possibly be recovered. that a useful objectwas accidently thrown out. Settlement Deposition of objects in watery locations occurs in fi nds can also include offe rings made during Europe from the Neolithic until the Middle Ages. It is construction of a dwelling. Hoards consist of objects therefo re a widespread phenomenon, which we think is that have been purposely deposited or hidden. The an indication of ritualmotives. This deposition includes deposition eauld have been meant to be temporary, to objects made ofvarious materials: stone, wood, leather, keep objects safe in times of trouble, or permanent, in horn, wool, pottery,metal and amber. In the Bronze Age which case these fo rm ritual hoards. Hoards can con­ most deposited metal objects were made of bronze, but sist of similar objects, or be mixed. A ritual deposit can in this period there were also gold objects in hoards. As also con sis t of only one object. Stray finds are objects shown above, most of these objects are considered to be which have been accidentally lost by the owner and that ritual ojferings. In the north of the Netherlands peat have not been retrieved. Grave and settlement finds bogs were usedfor these ojferingsJ rom the Neolithic from the Bronze Age in the northem Netherlands can until the Early Middle Ages. only be expected in at that time dry sandy soils. Ritual Information about the objects involved in this study deposits and ritual hoards can occur both in a dry and was collectedfromthe archives in several museums (the in a moist environment, and even in a wet environment, Drents Museum in Assen, the Groninger Museum in i.e. under water. Tempora/Y 110ards were hidden in Groningen, the Fries Museum in Leeuwarden, the Rijks­ more accessible places, fo r instance in Ol' close to a museum van Oudheden in Leiden, the Streekmuseum settlement. Ty tsjerksteradiel in Bergum) andfrom 1.J. Butler and Objects could have been lost at any location where HA Groenendijk. This information has been catalogued objects were used Ol' transported during the Bronze and fo rms the basis fo r the study presented in this Age. This means that an axe fo und in a peat bog or a article. In a relatively large number of cases the mu­ sword in a river does not always have to be a ritual seum inven tories actually recorded whether the objects deposit. It is, however, unlikely that losses occurred had been fo und in dry or wet contexts. In other cases more often in moistlwet environments than on dry patina revealed this. Nevertheless it proved to be ground. Most of the objects treated in this study must be impossible to judge thefind circumstances in about one eansidered as stray finds.The objects that comefrom a quarter of the cases. wet/moist environment have been purposely deposited The Bronze Age in the northem Netherlands lasted Ol' accidentally lost. Objects fr om a dry environment at least 13 centuries. It \\Iould not be right to suppose can be grave or settlementfinds,but probably notmany. that possible pattems of ritual deposition rell/ained the In the whole of the Netherlands scarcely any bronze has same during this entire period. It is therefo re necessary been fo und within a settlement. to make a division. The traditional divisions, Early, Which bronze objects could be ploughed-up grave Middle and Late Bronze Age, have been employed here. goods depends onBronze Age grave ritual. Bronze axes Specialist studies have been used to determine which were only used as grave gifts during the Middle Bronze objects belong to each of these periods. The axes can be Age. This means that only high-jlangedaxes , stopridge easily classified thanks to the work ofIl. Butler. In the axes and palstaves fo und as stray finds, eauld theo­ Early Bronze Age (2000-1700 BC) jlat axes and low­ retical!y be part of disturbed grave contents. Spear­ jlanged axes were used in the northem Netherlands, in heads are only used as grave gifts in the earlier part of the Middle Bronze Age (1700-1 JOO BC) high-jlanged the Middle Bronze Age (Wohlde phase), and in the axes, stopridge axes and palstaves, in the Late Bronze ea/'lier part of the Umfield period (associated with long Age (1100-700 BC) winged axes and socketed axes. For beds). Swords are known from graves in the Middle the spearheads it is much moredifficult.Onl yarestricted Bronze Age, but in the northem and eastern part of the mimbel' of spearheads can be classifiedwith the help of Netherlands only during the first half of the period. In the work of lacob-Friesen (1967). The other categories the southem Netherlands some bronze swords re-occur consist of relatively small numbers of objects, which as grave goods in the Early Iron Age (Ha-C period). eauld be roughly dated with the help of literature. Daggers are fo und in gravesfrom the Early Bronze Age Bronze objects are fo und in dijferent contexts. They and the beginning ofthe MiddleBronzeAge. In adjacent can be divided into the fo llowing categories: grave Westphalia a dagger is knownfrom a burial in a long Rituele depositie van bronzen voorwe/pell in Noord-Nederland 319 bed of the early Umfield period, however. Knifes are 9. LITERATUUR known as grave goods only from the earlier part of the Umfieldperiod. BOELES, P.CJ.A., 1920. Het bronzen tijdperk in GeIderIand en Nevertheless the number of possibIe ploughed-up Friesland. De Gids 1920, pp. 282-306. grave giftsamong the straybronze objects s/1Ould not be BOELES, P.CJ.A., 195 I. Friesland 101 de e/fd e eel/IV, zijn voor- en exaggerated. In the northem Netherlands only 3 axes, vroegsle geschiedenis. 's-Gravenhage, Nijhoff. BOOI1, A.H., 1986. IJzeroer in Drenthe. Ontstaan, voorkomen, l spearhead, 3 daggers, 2 swords and l knife are known s winning en gebruik. NiellIVe Drenlse Volksalll/anak 103, pp. 67- to be grave gift . 74. In the catalogue 191 axes, 45 spearheads, 11 daggers, BRADLEY, R., 1982. The destruetion of wealth in later prehistory. IO swords and 15 knives are recorded. Of these 272 MAN 17, pp. 108- 122. bronze objects 26 axes, 6 spearheads, 3 swords, 3 BRADLEY, R., 1990. The passage of arll/S: All archaeologica/ alla/ysis of prehisloric hoards and vOlive deposils. Cambridge, daggers and 8 knives are grave and hoardfinds. This Cambridge University Press. means that 165 axes, 38 spearheads, 8 daggers, 7 BRUNN, W.A. VON, 1968. Mille/deulsche Horlfl/lu/eder jiillgeren swords and 7 knives are stray finds. From the 17 Bronzezeil (� Romisch-Germanische Forsehungen 29). Berlin, multiple findsfrom the northem Netherlands, 10 come De Gruyter. B UTLER, ].J., 1959. Vergeten schatvondsten uit de bronstijd. In: J .E. a wet context and 7 from a dry context. One of the from Bogaers et al. (red.), Honderd eellwen Neder/and(� Antiquity and latter group was placed in a grave mound. Th ese and Survival II, 5-6). Luctor et emergo, 's-Gravenhage. multiple findsfrom a wet context may be interpreted as BUTLER, J J., I 960a. Drie bronsdepotsvan Bargeroosterveld. Niel/lVe ritual hoards. Most multiple finds from a dry context Drelllse Volksalmanak 78, pp. 205-23 1. contain fr agmented objects and also imperfe ct or BUTLER, ].J., 1960b. Het bronsdepot van Onstwedderholte. Gronillgse Vo/ksalll1anak 1960, pp. 116-121. unfinished objects. Th ese are characteristics of non­ BUTLER, JJ., 1960c. A Bronze Age concentration at Bargeroos­ ritual hom·ds. terveld. Pa/aeohisloria 8, pp. 101-126. One halfofthe stray bronze objectsfrom the north of BUTLER, JJ., 1961. De Noordnederlandse fabrikanten van bijlen in the Netherlands come from a wet find-conte,rt (fi g. 9). de late bronstijd en hun produkten: Een bijdrage tot de omschrij­ Th e high percentage of finds from a wet context is ving van de Hunze-Eems Industrie in de 8e eeuw v.Chr. Niel/lVe Drelllse Volksalll/allak 79, pp. 199-233. remarkable, fo r it is unlikely that Bronze Age people B UTLER, J J., 1963a. Ook in de oudere bronstijd bronsbewerking in spe/lfmore time in wet surroundings than in drier areas, Noord-Nederland? NiellIVe Drelllse Volksalmallak 81, pp. 181- and therefo re lost more bronze objects accidently in wet 212. surroundings. The distribution of bronze axes over BUTLER, JJ., 1963b. Bronze Age connections across the North Sea: A stlldy in prehistoric trade and industrial relations between the contexts 'wet', 'dry' and 'unknown' (fi g. 10) suggests British Isles, the Netherlands, North Germany and Scandinavia c. that during the Bronze Age the percentage of axes 1700-700 Be. Palaeohisloria 9. deposited in wet areas grew. The objects fr om a wet BUTLER, ].J., 1965. Ook eens iets voor dames: Een bijzonder facet context have probably been deposited there out ofritual van de Noordnederlandse bronsbewerking in de 8e eeuw v.Chr. Niell\ve Drelllse Vo/ksalmallak 83, pp. 163- 198. motives, but there could also be some lost objects BUTLER, ].J., 1968. Een Umenvelden-kokermes lIit de Hidsmeden among these finds. There is however some distortion in bij Onstwedde. Grallillgse Volksalmollak 1968- 1 969, pp. 206- the distribution image of thefindsfrom a dry and a wet 233. ellvironment. The original proportion of finds fr om BUTLER, J.J., 1 969. NederialId ill de brol/!'-lijd. Bussum, Fibllla-Van both environments has shiftedto an overrepresentation Dishoeck. BUTLER, JJ., 1971. Brollze Age grave grol/ps alld hoards af Ihe of dry finds, due to the late reclwnation of waste lands Nelherlallds (I) (� Inventaria Archeologica). Bonn, RlIdolfHabelt. in the drier ares and the relatively early exploitation af BUTLER, J.J., 1973. The big bronze kn ife fro m Hardenberg. In: peat bogs. W.A. van Es et al. (red.), Archeologie ell hislorie: OpgedragelI If compw'ed with the deposition of bronze objects in (/{III H. BI'IIII.l'Iillg bij zijll zevellligsre veljaardag. Bussum, Fibula­ Van Dishoeck, pp. 15-27. surrounding parts of Europe, it is clear that in the BUTLER, J.J., 1982. The Bronze Age of barbarian Europe: A study northem Netherlands the picture is similar. Th e only guide. Amsterdam/Groningen, B.A.l./I.P.P. distinct difference is that here there are less hoards BUTLER, J.J., 1986. Drouwen: End of a 'nordic' rainbow. consisting of more than one object. This can be ex­ Palaeohisroria 28, pp. 133-168 (Nederlandse vertaling in Niel/lve Drelllse Volksa/mallak 104, pp. 103- 1 50). plained by thefact that the Netherlands does not possess BUTLER, J.J., 1987. Bronze Age connections: France and the the raw materials to make bronze. Because of this there Netherlands. Palaeohisloria 29, pp. 9-34. was less bronze available to deposit. BUTLER, J.J., 1990. Bronze Age metal and anlber in the Netherlands We can conclude that during the Bronze Age, in the (I). Pa/aeohisroria 32, pp. 47- 1 10. northem Netherlands, just as in other parts of Europe, BUTLER, JJ., 1995/ 1 996. Bronze Age metal and amber in hte Netherlands (part II: I). Catalogue of flat axes, flanged axes and objects were ritually deposited. This was mostly done in stopridge axes. Palaeohisloria 37/38, pp. 159-244. peat bogs and rivers. Just as in other parts of Europe, BUTLER, ].J. & H. STEEGSTRA, 1997/ 1998. Bronze Age metal the biggest group of deposited objects are axes,jollolVed and amber in the Netherlands (11:2): Catalogue of the palstaves. by spearheads, knives, daggers and sIvords. Th ese Palaeohisroria 39/40. types of artifa cts are all associated lVith men. BUTLER,JJ. & J.D. VAN DER WAALS, 1960. Three Late Bronze Age gold bracelets from the Netherlands. Palaeohisloria 8, pp. 91-99. 320 M. ESSINK & J. HIELKEMA

BUTLER, 1.1. & J.D. VAN DER WAALS, 1966. Bell Beakers and Norddelllschlands ulld Skandinaviens (= VerOffentlichungen der early metalworking in the Netherlands. Palaeohisloria 12, 41- urgeschichtlichen Sammiungen des Landesmuseums zu Hannover 139. 17). Hildesheim, Lax. BUTLER, J.J., J.N. LANTING & J.D. VAN DER WAALS, 1972. KIBBERT, K., 1980. Die k,e lindBeile im lllillleren Wesldelllscltlands Annertol III: A four-period Bell Beaker and Bronze Age barrow VII. Miinchen, Beck. at Schuilingsoord, gem. Zuidlaren, Drenthe. Helinium 12, pp. KOK, RJ., 1973. Oudheidkundige veenvondsten in deZ.O.-hoek van 225-241. Drente. Weslerheem 22, pp. 237-242. BYVANCK, A.W., 1946. De voorgeschiedenis van Nederland. Lei­ KOOI, P.B., 1979. Pre-Roman llmfieldsin lhe norlh oflhe Nelherlands. den, Brill. Groningen, Wolters-Noordhoff/B ouma's Boekhuis. EISVELD BOSCH, A., 1980. Het bronsdepot van Schoonebeek, KOOI, P.B., 1986a. Het bronsdepot van het Drouwenerveld. In: gem. Schoonebeek. NiellIVe Drenlse Volksalmanak 97, pp. 135- Vondslen uil hel verleden (= Archeologisch jaarboek 1986). 149. Maastricht, Natuur & Techniek, pp. 62-63. ELZINGA, G., 1964. Fynslen III Fryske graull. Leeuwarden. KOOI, P.B., 1986b. Kroniek van opgravingen en vondsten in Drenthe ESSINK, M., 1996. Rituele depositie van bronzen voorwerpen in in 1984. NiellIVe Drelllse Volksalmanak 103, pp. 145- 1 SO. Noord-Nederland (1)1 Katalogus bronzen voorwerpen in Noord­ KUBACH, W., 1978. Deponierungen in Mooren der Nederland (II). Doctoraalscriptie Rijksuniversiteit Groningen siidhessischen Oberrheinebene. Jahresberichl des Il/slillllS fiir FOKKENS, H., 1991. Verdrinkend landschap: Archeologischonder- Vorgeschichle der Universiliil Frankfllrl am Main 1978-79, pp. zoek van het westelijk Fries-Drents plateau 4400BC tot 500 AD. 189-341. Proefschrift Rijksuniversiteit Groningen. KYMMEL, J.A.R., 1908. Bij de titelplaat. NieulVe Drel/Ise Volks­ FORMSMA, WJ. (red.), 1981. Hislorie van Groningen: Stad en almanak 27, pp. 202-204. land. Groningen, Wolters-Noordhoff. LAET, SJ. DE & W. GLAS BERGEN, 1959. De voorgeschiedel/is GIFFEN, A.E. VAN, 1920. Grafheuvels uit de vroege 'bronstijd' bij der Lage Landel/. Groningen, Wolters. Zeijen. NiellIVe Drenlse Volksalmanak 38, pp. 122-146. LANTING, J.N., 1973. Laat-Neolithicum en Vroege Bronstijd in GIFFEN, A.E. VAN, 1 930. Die Bauarl der Einzelgriiber( = Mannus­ Nederland en NW-Duitsland: continue ontwikkelingen. Bibliothek, 44-45). Curt Kabitsch, Leipzig. PalaeohislOria 15, pp. 215-3 17. GIFFEN, A.E. VAN, 1935. Oudheidkundigen aanteekeningen over LANTING, J.N., 1986. Der Urnenfriedhofvon Neuwarendorf, Stadt Drentsche vondsten (II). NiellIVe Drenlse Volksalmanak 53, pp. Warendorf. AlIsgrablll/gen l/lld FlInde ill Weslfalen-Lippe 4, pp. 67- 122. 105-108. GIFFEN, A.E. VAN, 1939. Een tweeperiodenheuvel en twee steen­ LEVY, J.E., 1982. Social and religioll.� organisalion in Brollze Age kransheuvels bij Eext, gem. Anloo. NiellIVe Drelllse Volksalmanak Denmark: All analysis ofrilllalllOardfillds (= BAR International 57, pp. 124- 127. Series 124). GIFFEN, A. E. VAN et al., 1951. Oudheidkundige aantekeningen LOHOF, E.H., 1991. Grafritueel en sociale verandering in de brons­ over Drentse vondsten (XVIII). NiellIVe Drelllse Volksalmanllk tijd van Noordoost-Nederland (I): Catalogus van brons­ 69, pp. 97- 162. tijdgrafheuvels uit Noordoost-Nederland (II). Proefschrift Uni­ GLASBERGEN, W., 1954. Barrow excavations in the Eight versiteit van Amsterdam. Beatitudes. Proefschrift Groningen (tevens verschenen als Memoriaal van de Conservator van de Prae- en protohistorische Pallleohi.l'loria 2 (1954), pp. 1-134 en 3 (1954), pp. 1-204. afdeling van het Provinciaal Museum Drenthe (= notitieboek W. GLASBERGEN, W., 1956. De dolk van Bargeroosterveld. 1. Vond­ Glasbergen, 0811 111954-01/021 1957; in het bezit van O.H. stomstandigheden & beschrijving. NiellIVe Drelllse Volksalmllnak Harsema). 74, pp. 191-198. MULLER, F., 1993. Argumente zu einer Deutung von "Pfahlbau­ GLASBERGEN, W., 1957. Groningeroudheden: De praehistorische bronzen". Jahrbllch der SchlVeizerischen Gesellschaft fiir Ur­ culturen op de zandgronden. Groningse Volksalmallak 1957, pp. IIl1d Friihgeschichle 76, pp. 71-92. 128-147. NEEDHAM, N.P., 1989. Selective deposition in the British Early GLASBERGEN, W., 1960. De dolk van Bargeroosterveld. II. Her­ Bronze Age. In: H.A. Nordstrom & A. Knape (eds), Brallze Age komst & datering. Niel/lve Drelll.�e Volksalmwwk 78, pp. 190- sllldies. Stockholm, Statens Historika Museum, 45-6 1. 198. RANDSBORG, K., 1974. Social stratification in Early Bronze Age GROENENDIJK, H.A., 1993. Landschapsontwikkeling en bewo­ Denmark: A study in the regulation of cultural systems. ning in het herinrichtingsgebied Oost-Groningen, 8000 BC- I 000 Priihislorische Zeil.l'chriji 49, pp. 38-62. AD. Proefschrift Rijksuniversiteit Groningen. REICHMANN, c., 1982. Ein bronzezeitliches GehOft bei Telgte, Kr. HANSEN, S., 1991. Studien zu den Metalldeponierungen wahrend Warendorf. Archiiologi.l'ches Korrespolldenzblall 12, pp. 437- der Umenfelderzeit im Rhein-Main-Gebiet (Universtatsforschun­ 449. gen zur priiI;listorischenArchaologie). Bonn, Rudolf Habelt. ROYMANS, N., 1991. Late urnfield societies in the norlhwestern HARSEMA, O.H. & J.D. RUITER, 1961. Onderzoek van twee European Plain and the expanding networks ofCentral European Bronstijd-tumuli in Drenthe: De Paasberg bij Exloo en Tumulus Hallstatt groups. In: N. Roymans & F. Theuws (eds),1mages of lhe 43 bij Gasteren. NiellIVe Drenlse Volksalmllnak 84, pp. 179-202. pasl. Amsterdam, Instituut voor Pre- en Protohistorie, pp. 9-89. HENNIG, H., 1970. Die Grab- lind Horlfilllde der Umellfe lderkllllllr SANDEN, W.A.B. VAN DER (red.), 1990. MeliS ell moeras: Veell­ alis Ober- IIl1d Millelfrankell (= Materialhefte zur Bayerische lijkell ill NederialId van de brol/Slijd 101 ell mel de RomeilIse lijd. Vorgeschichte 23). Kallmiinz: Lassleben. Assen, Drents Museum. HERINGA, H. et al. (red.), 1985. Geschiedenis van Drenlhe. Meppell SANDEN, W.A.B. VAN DER, 1992. Archeologie in Drenthe 1989- Amsterdanl, Boom. 1990. NiellIVe Drelllse VolksalmQllak 109, pp. 167- 185. HIELKEMA, J.B., 1994. Bronzen bijlen in Noord-Nederland. SANDEN, W.A.B. VAN DER & V.T. VAN VILSTEREN, 1993. Doctoraalscriptie Rijksuniversiteit Groningen. Roldes oudste verleden. In: P. Brood (red.), Geschieclenis van HOOPS, J. (red.), 1978. Bronzezeit. Reallexikon der Germallischen Rolde. MeppelJAmsterdam, Boom, pp. 21-46. Allerlumskunde 3, pp. 506-540. STEl N , F., 1976. Brollzezeilliche Hortfimde ill Siiddelllschlal/d:

HOOPS, J. (red.), 1986. Depotfund, Hortfund. Reallexikon der Bt;ilriige Zllr IlIlerprelalioll einer QlIellellgallllng (= Saarbriicker Germanischell AI,erllllllskllllde S, pp. 320-338. Beitrage zur Altertumskunde 23). Bonn, Rudolf Habelt. HUNDT, H.-J., 1955. Versuch zur Deutung der Depotfunde der TORBRUGGE, W., 1970- 1971. Vor- und friihgeschichtliche Nordischen jiingeren Bronzezeit. Jahrbllch des Romisch­ Flussfunde. Zur Ordnung und Bestimmung einer Denkmaler­ Germanischen ZenlralmllSel/lllS 2, pp. 95-1 40. gruppe. Berie/1I der romisch-germallischen Kommissioll 51-52, JACOB-FRIESEN, G., 1967. Brollzezeilliche Lanzenspilzen. pp. I-I46. Rituele deposifie van bronzen voorwelpen in Noord-Nederland 321

VEEN, M. VAN DER &J.N. LANTING, 1989. A groupoftumulion WESTENDORP, N., 1819. Eene voor/ezing overdeoude grajheuve­ the 'Hooghalen' estate near Hijkcn (municipality of Beilen, len, lIlel belrekking 101 Drenlhe (� Antiquiteiten: een oudheid­ provinee of Drenlhe, the Nctherlands). Pa/aeohi.l'loria 31, pp. kundig tijdschrift I). 191-234. WESTENDORP, N., 1822. Verhande/ing ler bean/ll'oording der WAALS, J,D. VAN DER, 1962. A bronze sword ofErbenheim type vrage: We/ke vo/keren hebben de zoogenoelIlde hunebedden from Ter Apel (Gr.). HeliniulIl 2, pp. 1 18-121. geslichl? fn we/ke lijden kan men veronderslellen, dal zij deze W AL, A. TER, 1995/ 1 996. Een onderzoek naar de depositie van oorden hebben bewoond? Groningen, Oomkens. vuurslenen bijlen. Pa/ae.ohisloria 37/38, pp. 127-158. WILHELMI, K., 1975. Neue bronzezeitliche Langgraber in West­ WATERBOLK, I-LT. & W. VAN ZEIST, 1961. A Bronze Age falen. Westfii/ische Forse/lili/gen 27, pp. 47-66. sanctuary in the raised bog at Bargeroosterveld (Dr.). He/iniulIl l, WILLROTH, K.-H., 1985. Die Hortfunde der ii/leren Bronzezeil in pp. 5-19. Siidschweden lind auf den diinischen fnse/n. Neumiinster, WEGNER, G., 1976. Die vorgeschichl/ichen F/ussjimde aus dem Wachtholtz. Main und alis dem Rhein bei Mainz. Kallmiinz, Lassleben.